Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
13 APRIL 2019. - Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-04-2019 en tekstbijwerking tot 01-07-2024)
Titre
13 AVRIL 2019. - Code du recouvrement amiable et forcé des créances fiscales et non fiscales(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 30-04-2019 et mise à jour au 01-07-2024)
Informations sur le document
Table des matières
TITEL 1. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied HOOFDSTUK 2. - Definities, modaliteiten en voor... HOOFDSTUK 3. - De ontvanger en de vertegenwoord... HOOFDSTUK 4. - De uitvoerbare titels en hun uit... Afdeling 1. - Algemene bepalingen Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen inzake inko... TITEL 2. - De minnelijke invordering HOOFDSTUK 1. - De aanmaning tot betaling HOOFDSTUK 2. - De betalingen TITEL 3. - De gedwongen invordering HOOFDSTUK 1. - De vervolgingen HOOFDSTUK 2. - De verjaring Afdeling 1. - De verjaringstermijnen Afdeling 2. - De stuiting en schorsing van de v... HOOFDSTUK 3. - De rechten en voorrechten van de... Afdeling 1. - De door sommige schuldenaars van ... Afdeling 2. - Het voorrecht en de wettelijke hy... Afdeling 3. - De aansprakelijkheid en plichten ... Onderafdeling 1. - De aansprakelijkheid en plic... Onderafdeling 2. - De aansprakelijkheid en plic... Onderafdeling 3. - De overige aansprakelijkhede... Afdeling 4. - De hoofdelijke aansprakelijkheid ... Afdeling 5. [1 De hoofdelijke aansprakelijkheid... HOOFDSTUK 4. - De betwiste fiscale en niet-fisc... Afdeling 1. - Algemene bepalingen Afdeling 2. - De zekere en vaststaande schuldvo... HOOFDSTUK 5. - Het onbeperkt uitstel van de inv... HOOFDSTUK 6. - De vrijstelling van nalatigheids... HOOFDSTUK 7. - De fiscale en niet-fiscale bemid... HOOFDSTUK 8. - De wederzijdse bijstand TITEL 4. - De onderzoeksbevoegdheden, de bewijs... HOOFDSTUK 1. - De onderzoeksbevoegdheden en de ... HOOFDSTUK 2. - Het beroepsgeheim TITEL 5. - Sancties HOOFDSTUK 1. - De administratieve geldboeten HOOFDSTUK 2. - De strafrechtelijke en bijzonder...
Table des matières
TITRE 1er. - Dispositions générales CHAPITRE 1er. - Champ d'application CHAPITRE 2. - Définitions, modalités et conditi... CHAPITRE 3. - Du receveur et de la représentati... CHAPITRE 4. - Des titres exécutoires et de leur... Section 1re. - Dispositions générales Section 2. - Dispositions particulières aux imp... TITRE 2. - Du recouvrement amiable CHAPITRE 1er. - De la sommation de payer CHAPITRE 2. - Des paiements TITRE 3. - Du recouvrement forcé CHAPITRE 1er. - Des poursuites CHAPITRE 2. - De la prescription Section 1re. - Des délais de prescription Section 2. - De l'interruption et de la suspens... CHAPITRE 3. - Des droits et privilèges du Trésor Section 1re. - Des garanties à fournir par cert... Section 2. - Du privilège et de l'hypothèque lé... Section 3. - De la responsabilité et des obliga... Sous-section 1re. - De la responsabilité et des... Sous-section 2. - De la responsabilité et des o... Sous-section 3. - Des autres responsabilités et... Section 4. - De la responsabilité solidaire pou... Section 5. [1 De la responsabilité solidaire de... CHAPITRE 4. - Des créances fiscales et non fisc... Section 1re. - Dispositions générales Section 2. - De la créance d'impôts sur les rev... CHAPITRE 5. - De la surséance indéfinie au reco... CHAPITRE 6. - De l'exonération des intérêts de ... CHAPITRE 7. - De la conciliation fiscale et non... CHAPITRE 8. - De l'assistance mutuelle TITRE 4. - Des pouvoirs d'investigation, des mo... CHAPITRE 1er. - Des pouvoirs d'investigation et... CHAPITRE 2. - Du secret professionnel TITRE 5. - Des sanctions CHAPITRE 1er. - Des amendes administratives CHAPITRE 2. - Des sanctions pénales et particul...
Tekst (143)
Texte (143)
TITEL 1. - Algemene bepalingen
TITRE 1er. - Dispositions générales
HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied
CHAPITRE 1er. - Champ d'application
Artikel 1. [1 Dit Wetboek regelt bepaalde aspecten van de inning alsmede de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale schuldvorderingen zoals gedefinieerd in artikel 2, § 1, 7°, en niet-fiscale schuldvorderingen als gedefinieerd in artikel 2, § 1, 8°, waarvan de inning en de invordering worden verzekerd door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.]1
  [1 Onder bepaalde aspecten van de inning, in de zin van het eerste lid, wordt verstaan alle regels betreffende de betaling van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, in welk stadium die zich ook bevinden.]1
  Dit Wetboek regelt evenwel niet de [1 inning en]1 de invordering van:
  1° elke som waarvan de inning en de invordering zijn verzekerd met toepassing van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, behoudens voor wat betreft de bepalingen van dit Wetboek die uitdrukkelijk van toepassing worden verklaard door voormelde wet van 21 februari 2003;
  2° elke strafrechtelijke veroordeling tot een geldboete, tot een verbeurdverklaring van een geldsom die het ontstaan van een op het vermogen van de veroordeelde invorderbare schuldvordering bevat, tot de gerechtskosten of tot een bijdrage, evenals elke andere verplichting tot het betalen van een geldsom in strafzaken, behoudens voor wat betreft de bepalingen van dit Wetboek die uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard door het Strafwetboek, door het Wetboek van Strafvordering of door het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken vastgesteld door het koninklijk besluit van 28 december 1950 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken.
  Dit Wetboek doet geen afbreuk aan de toepassing van de bepalingen opgenomen in de fiscale wetten, in de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot niet-fiscale schuldvorderingen of in het gemeen recht die in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit Wetboek, in het bijzonder het recht van de Staat om het herstel van schade te vorderen die kan bestaan uit de niet-betaling van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, door een burgerlijke partijstelling of door een aansprakelijkheidsvordering.
  In afwijking van het [1 vierde]1 lid zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, Boek III, Titel III, Hoofdstuk V, Afdeling IV met betrekking tot de schuldvergelijking, niet van toepassing.
  
Article 1er. [1 Le présent Code régit certains aspects de la perception ainsi que le recouvrement amiable et forcé des créances fiscales telles que définies par l'article 2, § 1er, 7°, et des créances non fiscales telles que définies par l'article 2, § 1er, 8°, dont la perception et le recouvrement sont assurés par l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales.]1
  [1 Par certains aspects de la perception, au sens de l'alinéa 1er, il est fait référence à l'ensemble des règles qui régissent les paiements des créances fiscales et non fiscales, à quelque stade qu'ils aient lieu.]1
  Toutefois, le présent Code ne régit [1 la perception et]1 le recouvrement :
  1° de toute somme dont la perception et le recouvrement sont assurés en application de la loi du 21 février 2003 créant un Service des créances alimentaires au sein du SPF Finances, qu'en ce qui concerne les dispositions du présent Code qui sont rendues expressément applicables par ladite loi du 21 février 2003 ;
  2° de toute condamnation en matière répressive à une amende, à une confiscation d'une somme d'argent qui comporte la création d'une créance recouvrable sur le patrimoine du condamné, à des frais de justice ou à une contribution, ainsi que de toute autre obligation à payer une somme en matière répressive, qu'en ce qui concerne les dispositions du présent Code qui sont rendues expressément applicables par le Code pénal, par le Code d'instruction criminelle ou par le règlement général sur les frais de justice en matière répressive établi par l'arrêté royal du 28 décembre 1950 portant règlement général sur les frais de justice en matière répressive.
  Le présent Code ne fait pas obstacle à l'application des dispositions prévues par les lois fiscales, par les dispositions légales ou réglementaires afférentes aux créances non fiscales ou par le droit commun compatibles avec celles du présent Code, et notamment au droit pour l'Etat de demander la réparation du dommage pouvant consister dans le non-paiement des créances fiscales et non fiscales par la constitution de partie civile et par l'action en responsabilité.
  Par dérogation à l'alinéa [1 4]1, les dispositions du Code civil, Livre III, Titre III, Chapitre V, Section IV relatives à la compensation, ne sont pas applicables.
  
HOOFDSTUK 2. - Definities, modaliteiten en voorwaarden voor de verzending en kennisgeving van documenten
CHAPITRE 2. - Définitions, modalités et conditions d'envoi et de notification des documents
Art.2. § 1. In de zin van dit Wetboek en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder:
  1° "ontvanger": de rekenplichtige van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, belast met de invordering van de schuldvorderingen bedoeld onder 7° en 8°, en verantwoordelijk ten overstaan van het Rekenhof;
  2° "ambtenaren belast met de invordering": de personeelsleden van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen;
  3° "persoon":
  a) een natuurlijke persoon;
  b) een rechtspersoon;
  c) een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, een fiduciaire, vereniging zonder rechtspersoonlijkheid of om het even welke andere groepering of organisatie;
  4° "echtgenoot": een gehuwd persoon of een wettelijk samenwonende;
  5° "schuldenaar":
  a) de persoon op wiens naam de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen zijn opgenomen in het kohier of in het innings- en invorderingsregister, of tegen wie de rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen werd uitgesproken;
  b) de werkelijke schuldenaar van de onroerende voorheffing in het geval bedoeld in artikel 11, tweede lid;
  6° "medeschuldenaar": onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 11, tweede lid, de persoon die niet in het kohier of in het innings- en invorderingsregister is opgenomen en in de mate dat deze gehouden is tot de betaling van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen op grond van dit Wetboek, de fiscale wetten, de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot niet-fiscale schuldvorderingen of het gemeen recht;
  7° "fiscale schuldvorderingen":
  a) de volgende belastingen, voorheffingen, taksen en rechten:
  i. de inkomstenbelastingen bedoeld in artikel 1 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, hierin begrepen de opcentiemen bedoeld in artikel 463bis van hetzelfde Wetboek alsook de aanvullende belastingen bedoeld in artikel 465 van hetzelfde Wetboek;
  ii. de voorheffingen bedoeld in artikel 249 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, hierin begrepen de opcentiemen bedoeld in artikel 464/1 van hetzelfde Wetboek;
  iii. de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen bedoeld in artikel 1 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, hierin begrepen de opdeciemen bedoeld in artikel 42 van hetzelfde Wetboek;
  iv. de belasting over de toegevoegde waarde ingevoerd door het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;
  v. de taksen bedoeld in Boek II van het Wetboek diverse rechten en taksen;
  vi. het rolrecht bedoeld in Titel III, Hoofdstuk I, Afdeling I van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten;
  [1 vii. de belastingen bedoeld in artikel 2, § 2, van de wet van 19 december 2023, wet houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen. Deze belastingen worden voor de toepassing van de overige bepalingen van dit Wetboek gelijkgesteld met de inkomstenbelastingen bedoeld onder i;]1
  b) de verhogingen, administratieve en fiscale geldboeten en bijbehoren met betrekking tot de belastingen, voorheffingen, taksen en rechten bedoeld onder a), evenals de bijbehoren met betrekking tot deze verhogingen, administratieve en fiscale geldboeten: deze begrippen moeten gelezen worden in de zin van de desbetreffende wetboeken. Onder het begrip "bijbehoren" wordt verstaan de nalatigheidsinteresten, de kosten van tenuitvoerlegging bedoeld in artikel 1024 van het Gerechtelijk Wetboek en de kosten van de schattingsprocedure bedoeld in artikel 59, § 2 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;
  8° "niet-fiscale schuldvorderingen":
  a) elke som van niet-fiscale aard verschuldigd aan de Staat of aan Staatsinstellingen in hoofdsom en bijbehoren, waarvan de invordering wordt verzekerd door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen;
  b) elke som van niet-fiscale aard verschuldigd aan de Gemeenschappen, de Gewesten, evenals aan de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen, in hoofdsom en bijbehoren, waarvan de invordering wordt verzekerd door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen in toepassing van de wet van 18 december 1986;
  c) elke som, in hoofdsom en bijbehoren, waarvan de inning en de invordering wordt verzekerd in toepassing van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën.
  Onder het begrip "bijbehoren" bedoeld in a), b) en c), begrijpt men de nalatigheidsinteresten en de kosten van tenuitvoerlegging bedoeld in artikel 1024 van het Gerechtelijk Wetboek; alsook de werkingskosten bedoeld in artikel 5 van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën.
  9° "fiscale wetten": de fiscale wetboeken met uitzondering van dit Wetboek, de wetten, decreten en ordonnanties die fiscale bepalingen bevatten, alsook de bepalingen genomen in uitvoering van deze Wetboeken, wetten, decreten en ordonnanties;
  10° "wet van 18 december 1986": de wet van 18 december 1986 houdende bevoegdverklaring van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen tot invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor rekening van de Gemeenschappen, de Gewesten en de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen;
  11° "administratief beroep": het voorafgaand administratief beroep georganiseerd door of krachtens de fiscale wetten, in de zin van de artikelen 1385decies en 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek;
  12° "identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid": identificatienummer van het register toegekend in uitvoering van artikel 4, § 2 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
  § 2. Wanneer dit Wetboek er nog niet in voorziet, stelt de Koning de modaliteiten en voorwaarden voor de verzending en kennisgeving van de documenten bedoeld in dit Wetboek vast.
  
Art.2. § 1er. Au sens du présent Code et de ses arrêtés d'exécution, on entend par :
  1° "receveur" : le comptable de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales, chargé du recouvrement des créances visées sous 7° et 8°, responsable devant la Cour des comptes ;
  2° "fonctionnaires chargés du recouvrement" : les membres du personnel de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales ;
  3° "personne" :
  a) une personne physique ;
  b) une personne morale ;
  c) une société non dotée de la personnalité morale, une fiducie, une association sans personnalité juridique ou un groupement ou une organisation quelconque ;
  4° "conjoint" : une personne mariée ou un cohabitant légal ;
  5° "redevable" :
  a) la personne au nom de laquelle les créances fiscales et non fiscales sont reprises au rôle ou au registre de perception et recouvrement, ou à charge de laquelle la décision judiciaire portant condamnation au paiement des créances fiscales et non fiscales est prononcée ;
  b) le débiteur effectif du précompte immobilier dans le cas visé à l'article 11, alinéa 2 ;
  6° "codébiteur" : sous réserve de ce qui est prévu à l'article 11, alinéa 2, la personne qui n'est pas reprise au rôle ou au registre de perception et recouvrement, et dans la mesure où elle est tenue au paiement des créances fiscales et non fiscales en vertu du présent Code, des lois fiscales, des dispositions légales ou réglementaires afférentes aux créances non fiscales ou du droit commun ;
  7° "créances fiscales" :
  a) les impôts, précomptes, taxes et droits suivants :
  i. les impôts sur les revenus visés à l'article 1er du Code des impôts sur les revenus 1992, en ce compris notamment les centimes additionnels visés à l'article 463bis du même Code ainsi que les taxes additionnelles visées à l'article 465 du même Code ;
  ii. les précomptes visés à l'article 249 du Code des impôts sur les revenus 1992, en ce compris les centimes additionnels visés à l'article 464/1 du même Code ;
  iii. les taxes assimilées aux impôts sur les revenus visées à l'article 1er du Code des taxes assimilées aux impôts sur les revenus, en ce compris les additionnels visés à l'article 42 du même Code ;
  iv. la taxe sur la valeur ajoutée établie par le Code de la taxe sur la valeur ajoutée ;
  v. les taxes visées au Livre II du Code des droits et taxes divers ;
  vi. le droit de mise au rôle visé au Titre III, Chapitre Ier, Section Ire du Code des droits d'enregistrement, d'hypothèque et de greffe ;
  [1 vii. les impôts visés à l'article 2, § 2, de la loi du 19 décembre 2023, portant l'introduction d'un impôt minimum pour les groupes d'entreprises multinationales et les groupes nationaux de grande envergure. Ces impôts sont assimilés aux impôts sur les revenus visés sous i pour l'application des autres dispositions du présent Code;]1
  b) les accroissements, amendes administratives et fiscales et accessoires afférents aux impôts, précomptes, taxes et droits visés sous a), ainsi que les accessoires afférents à ces accroissements, amendes administratives et fiscales: ces notions doivent être lues dans le sens des codes concernés. Sous la notion "accessoires", on entend les intérêts de retard, les frais d'exécution visés à l'article 1024 du Code judiciaire ainsi que les frais de la procédure d'expertise visée à l'article 59, § 2 du Code de la taxe sur la valeur ajoutée ;
  8° "créances non fiscales" :
  a) toute somme de nature non fiscale due à l'Etat ou à des organismes d'Etat, en principal et accessoires, dont le recouvrement est assuré par l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales ;
  b) toute somme de nature non fiscale due aux Communautés, aux Régions, ainsi qu'aux organismes d'intérêt public qui en dépendent, en principal et accessoires, dont le recouvrement est assuré par l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales en application de la loi du 18 décembre 1986 ;
  c) toute somme, en principal et accessoires, dont la perception et le recouvrement sont assurés en application de la loi du 21 février 2003 créant un Service des créances alimentaires au sein du SPF Finances.
  Sous la notion d'"accessoires" visés aux a), b) et c), on entend les intérêts de retard et les frais d'exécution visés à l'article 1024 du Code judiciaire ainsi que les frais de fonctionnement visés à l'article 5 de la loi du 21 février 2003 créant un Service des créances alimentaires au sein du SPF Finances ;
  9° "lois fiscales": les codes fiscaux à l'exception du présent Code, les lois, décrets et ordonnances contenant des dispositions fiscales, ainsi que les dispositions prises en exécution de ces codes, lois, décrets et ordonnances ;
  10° "loi du 18 décembre 1986": la loi du 18 décembre 1986 habilitant l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances non fiscales à effectuer le recouvrement des créances non fiscales pour le compte des Communautés, des Régions, ainsi que des organismes d'intérêt public qui en dépendent ;
  11° "recours administratif": le recours administratif préalable organisé par ou en vertu des lois fiscales, au sens des articles 1385decies et 1385undecies du Code judiciaire ;
  12° "numéro d'identification de la Banque-carrefour de la Sécurité Sociale": numéro d'identification du registre attribué en application de l'article 4, § 2, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque-carrefour de la sécurité sociale.
  § 2. Lorsque le présent Code n'en a pas déjà disposé, le Roi fixe les modalités et conditions d'envoi et de notification des documents prévus par ce Code.
  
HOOFDSTUK 3. - De ontvanger en de vertegenwoordiging van de Belgische Staat
CHAPITRE 3. - Du receveur et de la représentation de l'Etat belge
Art.3. De ontvanger is belast met de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.
Art.3. Le receveur est chargé du recouvrement des créances fiscales et non fiscales.
Art.4. Onverminderd de bevoegdheden die hem door dit Wetboek, de fiscale wetten, de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot niet-fiscale schuldvorderingen of andere specifieke wettelijke bepalingen worden toegekend, stelt de ontvanger eveneens de rechtsvorderingen in die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen namens de Belgische Staat, Federale Overheidsdienst Financiën of namens de schuldeiser voor wiens rekening hij optreedt.
Art.4. Sans préjudice des compétences qui lui sont attribuées par le présent Code, les lois fiscales, les dispositions légales ou réglementaires afférentes aux créances non fiscales ou d'autres dispositions légales spécifiques, le receveur intente également les actions en justice liées directement ou indirectement au recouvrement des créances fiscales et non fiscales au nom de l'Etat belge, Service public fédéral Finances ou du créancier pour le compte duquel il intervient.
Art.5. In procedures waarin een ontvanger of een adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen optreedt, kan de verschijning in persoon namens de Belgische Staat, Federale Overheidsdienst Financiën of namens de schuldeiser voor wiens rekening de ontvanger of de adviseur-generaal optreedt, worden gedaan door de betrokken ontvanger of adviseur-generaal of door elke andere daartoe aangestelde ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Financiën.
  Bovendien kunnen in collectieve insolventieprocedures waarin een ontvanger of de Belgische Staat, Federale Overheidsdienst Financiën, betrokken is, de handelingen en de formaliteiten die inherent zijn aan de collectieve insolventieprocedure namens de Belgische Staat, Federale Overheidsdienst Financiën of namens de schuldeiser voor wiens rekening de ontvanger de invordering verzekert, door de betrokken ontvanger of door elke andere daartoe aangestelde ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Financiën uitgevoerd worden.
Art.5. Dans les procédures dans lesquelles un receveur ou un conseiller général de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales intervient, la comparution en personne au nom de l'Etat belge, Service public fédéral Finances ou du créancier pour le compte duquel le receveur ou le conseiller général agit, peut être assurée par le receveur ou le conseiller général concerné ou par tout autre fonctionnaire du Service public fédéral Finances désigné à cette fin.
  En outre, dans les procédures collectives d'insolvabilité dans lesquelles un receveur ou l'Etat belge, Service public fédéral Finances intervient, les actes et formalités inhérents à la procédure collective d'insolvabilité peuvent être accomplis au nom de l'Etat belge, Service public fédéral Finances ou du créancier pour le compte duquel le receveur assure le recouvrement par le receveur concerné ou par tout autre fonctionnaire du Service public fédéral Finances désigné à cette fin.
HOOFDSTUK 4. - De uitvoerbare titels en hun uitvoerbare kracht
CHAPITRE 4. - Des titres exécutoires et de leur force exécutoire
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Section 1re. - Dispositions générales
Art.6. § 1. Onverminderd het nemen van bewarende of waarborgmaatregelen, overeenkomstig dit Wetboek, de fiscale wetten, de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot niet-fiscale schuldvorderingen of het gemeen recht, wordt de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen vervolgd op grond van een uitvoerbaar verklaard kohier of innings- en invorderingsregister of op grond van een rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van fiscale of niet-fiscale schuldvorderingen.
  § 2. Ingeval [1 het kohier]1 of innings- en invorderingsregister bedoeld in de eerste paragraaf op elektronische wijze [1 wordt]1 opgemaakt, wordt de oorsprong en de integriteit van de inhoud van dit kohier of deze innings- en invorderingsregisters verzekerd door middel van geschikte beveiligingstechnieken.
  § 3. De Federale Overheidsdienst Financiën vertegenwoordigd door de Voorzitter van het Directiecomité is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/ EG en in overeenstemming met de wet van 3 augustus 2012 houdende bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens door de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van zijn opdrachten, voor de verwerkingen van persoonsgegevens die nodig zijn voor de uitvoering van de bepalingen van dit Wetboek.
  § 4. De [1 verwerkingsverantwoordelijke]1 publiceert op de website van de Federale [1 Overheidsdienst]1 Financiën de informatie die de personen van wie de gegevens worden verwerkt nodig hebben om hun rechten bepaald in de artikelen 15 tot 22 van de Algemene Verordening 2016/679 van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van [1 persoonsgegevens]1 en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG.
  § 5. Onverminderd de noodzakelijke bewaring voor de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, worden de innings- en invorderingsregisters en kohieren niet langer bewaard [1 dan nodig]1 voor de doeleinden waarvoor zij worden opgesteld of gehouden met een maximale bewaartermijn die verstrijkt op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de verjaring plaatsvindt van alle handelingen die tot de bevoegdheid van de [1 verwerkingsverantwoordelijke]1 bedoeld in paragraaf 3 behoren en, in voorkomend geval, waarin de volledige betaling van alle ermee verbonden bedragen, evenals de definitieve beëindiging van de ermee verbonden procedures en administratieve en gerechtelijke beroepen, is geschied.
  
Art.6. § 1er. Sans préjudice de la mise en oeuvre des mesures conservatoires ou de garantie, conformément au présent Code, aux lois fiscales, aux dispositions légales ou réglementaires afférentes aux créances non fiscales ou au droit commun, le recouvrement des créances fiscales et non fiscales est poursuivi sur base d'un rôle ou d'un registre de perception et recouvrement rendus exécutoires, ou d'une décision judiciaire portant condamnation au paiement des créances fiscales ou non fiscales.
  § 2. En cas d'établissement du rôle ou du registre de perception et recouvrement visés au paragraphe 1er par voie électronique, l'origine et l'intégrité du contenu de ce rôle ou de ce registre de perception et recouvrement sont assurées au moyen de techniques de protection adaptées.
  § 3. Le Service public fédéral Finances représenté par le Président du Comité de direction est le responsable du traitement au sens du Règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données et abrogeant la directive 95/46/CE, conformément à la loi du 3 août 2012 portant dispositions relatives aux traitements de données à caractère personnel réalisées par le Service public fédéral Finances dans le cadre de ses missions, pour les traitements des données à caractère personnel qui sont nécessaires pour la mise en oeuvre des dispositions du présent Code.
  § 4. Le responsable du traitement publie sur le site internet du Service public fédéral Finances les informations nécessaires dont les personnes dont les données sont traitées ont besoin pour pouvoir exercer leurs droits visés aux articles 15 à 22 du Règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE.
  § 5. Sans préjudice de la conservation nécessaire pour le traitement ultérieur à des fins archivistiques dans l'intérêt public, à des fins de recherche scientifique ou historique ou à des fins statistiques visé à l'article 89 du Règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE, les registres de perception et recouvrement et les rôles ne sont pas conservés plus longtemps que nécessaire au regard de la finalité pour laquelle ils sont établis, avec une durée maximale de conservation ne pouvant excéder le 31 décembre de l'année qui suit celle au cours de laquelle sont intervenus la prescription de toutes les actions qui relèvent de la compétence du responsable du traitement visé au paragraphe 3 et, le cas échéant, le paiement intégral de tous les montants y liés, ainsi que la cessation définitive des procédures et recours administratifs et judiciaires y liés.
Art.7. Het kohier en het innings- en invorderingsregister zijn ook uitvoerbaar tegen de medeschuldenaars.
Art.7. Le rôle et le registre de perception et recouvrement sont aussi exécutoires contre les codébiteurs.
Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen inzake inkomstenbelastingen, voorheffingen en met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen
Section 2. - Dispositions particulières aux impôts sur les revenus, précomptes et taxes assimilées aux impôts sur les revenus
Art.8. De inkomstenbelasting of voorheffing ingekohierd op naam van meerdere personen kan slechts ten laste van elk van hen worden ingevorderd voor het gedeelte dat verband houdt met hun eigen inkomsten.
  Het kohier is uitvoerbaar tegen elk van hen in de mate dat de inkomstenbelasting of voorheffing te hunnen laste kan worden ingevorderd op grond van dit Wetboek, de fiscale wetten of het gemeen recht.
Art.8. L'impôt sur les revenus ou le précompte enrôlé au nom de plusieurs personnes ne peut être recouvré à charge de chacune d'elles que pour la quotité afférente à ses revenus.
  Le rôle est exécutoire contre chacune d'elles dans la mesure où l'impôt sur les revenus ou le précompte peut être recouvré à leur charge en vertu du présent Code, des lois fiscales ou du droit commun.
Art.9. De invordering van een inkomstenbelasting gevestigd overeenkomstig artikel 126, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 op de inkomsten van een feitelijk gescheiden echtgenoot mag slechts worden vervolgd ten laste van de andere echtgenoot op voorwaarde dat:
  1° aan de echtgenoot op wiens inkomsten de belasting is gevestigd een aanmaning tot betaling bedoeld in artikel 13, § 1, werd verzonden;
  2° aan de andere echtgenoot een aanmaning tot betaling bedoeld in artikel 13, § 2, werd verzonden binnen een termijn die aanvangt de vijftiende werkdag volgend op die van de verzending van de aanmaning tot betaling aan de echtgenoot op wiens inkomsten de belasting is gevestigd en die verstrijkt op het einde van de vierde maand van deze verzending.
  Geen enkele aanmaning tot betaling mag worden toegezonden aan de andere echtgenoot op wiens inkomen de belasting is gevestigd zolang hij de verplichtingen van het afbetalingsplan dat hem, in voorkomend geval, werd toegekend, naleeft.
Art.9. Le recouvrement d'un impôt sur les revenus établi conformément à l'article 126, § 2, alinéa 1er, 2°, du Code des impôts sur les revenus 1992, sur les revenus d'un conjoint séparé de fait ne peut être poursuivi à charge de l'autre conjoint qu'à la condition :
  1° qu'une sommation de payer visée à l'article 13, § 1er, ait été adressée au conjoint sur les revenus duquel l'impôt a été établi ;
  2° qu'une sommation de payer visée à l'article 13, § 2, ait été adressée à l'autre conjoint dans un délai qui prend cours le quinzième jour ouvrable suivant celui de l'envoi de la sommation de payer au conjoint sur les revenus duquel l'impôt a été établi et se termine à la fin du quatrième mois de cet envoi.
  Aucune sommation de payer ne peut être envoyée au conjoint sur les revenus duquel l'impôt a été établi aussi longtemps qu'il respecte les obligations du plan d'apurement qui lui a, le cas échéant, été consenti.
Art.10. § 1. De inkomstenbelasting of het gedeelte van de inkomstenbelasting in verband met het belastbare inkomen van één van de echtgenoten en de op naam van één van hen beiden ingekohierde voorheffing of met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen mogen, ongeacht het aangenomen huwelijksvermogensstelsel of ongeacht de notariële overeenkomst waarin de modaliteiten van de wettelijke samenwoning worden geregeld, op de eigen en gemeenschappelijke goederen van beide echtgenoten worden ingevorderd.
  De inkomstenbelasting of het gedeelte van de inkomstenbelasting in verband met het belastbare inkomen van één van de echtgenoten, alsook de roerende voorheffing, de bedrijfsvoorheffing en de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen ingekohierd op naam van één van hen, mogen evenwel niet op de eigen goederen van de andere echtgenoot worden ingevorderd wanneer deze laatste aantoont:
  1° dat hij ze bezat vóór het huwelijk of vóór het afleggen van de verklaring van wettelijke samenwoning;
  2° of dat zij voortkomen van een erfenis of van een schenking door een andere persoon dan zijn echtgenoot;
  3° of dat hij ze heeft verkregen door middel van fondsen die voortkomen van de realisatie van dergelijke goederen;
  4° of dat het gaat om inkomsten die hem krachtens het burgerlijk recht eigen zijn of om goederen die hij met zulke inkomsten heeft verworven.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan, in geval van feitelijke scheiding van de echtgenoten, de inkomstenbelasting op de vanaf het tweede kalenderjaar na de feitelijke scheiding verworven inkomsten van één van de echtgenoten, alsook de roerende voorheffing, de bedrijfsvoorheffing en de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen die vanaf hetzelfde kalenderjaar op naam van één van hen wordt ingekohierd, niet meer worden ingevorderd op de inkomsten van de andere echtgenoot of op de goederen die deze met deze inkomsten heeft verworven.
  § 3. Na de ontbinding van het huwelijk of de beëindiging van de wettelijke samenwoning in de zin van artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek kunnen de inkomstenbelastingen en de voorheffingen die betrekking hebben op de inkomsten die de echtgenoten vóór die ontbinding of beëindiging hebben verkregen alsook de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen in verband met de periode vóór die ontbinding of beëindiging, worden ingevorderd op de goederen van de beide echtgenoten, op de wijze omschreven in paragrafen 1 en 2.
  § 4. Paragraaf 1 is niet van toepassing op de inkomstenbelastingen, de voorheffingen en de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen in verband met de periode vóór het huwelijk en vóór het afleggen van de verklaring van wettelijke samenwoning.
Art.10. § 1er. L'impôt sur les revenus ou la quotité de l'impôt sur les revenus afférent au revenu imposable de l'un des conjoints, le précompte et les taxes assimilées aux impôts sur les revenus enrôlés au nom de l'un d'eux peuvent, quel que soit le régime matrimonial ou quelle que soit la convention notariée réglant les modalités de la cohabitation légale, être recouvrés sur les biens propres et sur les biens communs des deux conjoints.
  L'impôt sur les revenus ou la quotité de l'impôt sur les revenus afférent au revenu imposable de l'un des conjoints, ainsi que le précompte mobilier, le précompte professionnel et les taxes assimilées aux impôts sur les revenus enrôlés au nom de l'un d'eux ne peuvent toutefois être recouvrés sur les biens propres de l'autre conjoint lorsque celui-ci peut établir :
  1° qu'il les possédait avant le mariage ou avant la conclusion de la déclaration de cohabitation légale ;
  2° ou qu'ils proviennent d'une succession ou d'une donation faite par une personne autre que son conjoint ;
  3° ou qu'il les a acquis au moyen de fonds provenant de la réalisation de semblables biens ;
  4° ou qu'il s'agit de revenus qui lui sont propres en vertu du droit civil ou de biens acquis au moyen de tels revenus.
  § 2. Par dérogation au paragraphe 1er, en cas de séparation de fait des conjoints, l'impôt sur les revenus afférent aux revenus que l'un d'eux aura perçus à partir de la deuxième année civile suivant celle de la séparation de fait, ainsi que le précompte mobilier, le précompte professionnel et les taxes assimilées aux impôts sur les revenus qui auront été enrôlés au nom de l'un d'eux à partir de cette même année civile, ne peuvent plus être recouvrés sur les revenus de l'autre conjoint ni sur les biens que celui-ci aura acquis au moyen de ces revenus.
  § 3. Après la dissolution du mariage ou la cessation de la cohabitation légale au sens de l'article 1476 du Code civil, les impôts sur les revenus et précomptes afférents à des revenus obtenus avant cette dissolution ou cette cessation par les conjoints, ainsi que les taxes assimilées aux impôts sur les revenus afférentes à la période antérieure à cette dissolution ou à cette cessation, peuvent être recouvrés sur les biens des deux conjoints dans la mesure indiquée aux paragraphes 1er et 2.
  § 4. Le paragraphe 1er n'est pas applicable aux impôts sur les revenus, aux précomptes et aux taxes assimilées aux impôts sur les revenus afférents à la période antérieure au mariage et à la remise de la déclaration de cohabitation légale.
Art.11. Zolang de overgang van een eigendom niet in de stukken van het kadaster is overgeschreven, zijn de vroegere houder van het recht op de belastbare goederen of zijn erfgenamen, tenzij zij bewijzen dat het recht op een andere houder is overgegaan en dat zij de volledige identiteit en adres van de nieuwe houder laten kennen, aansprakelijk voor de betaling van de onroerende voorheffing, behoudens hun verhaal op de nieuwe houder van het recht.
  Ingeval van overlegging van het in het eerste lid bedoelde bewijsstuk of van de vaststelling van de overgang van de eigendom door een ambtenaar belast met de invordering, mag de invordering van de onroerende voorheffing, ingekohierd op naam van de vroegere houder van het recht, krachtens hetzelfde kohier worden voortgezet ten laste van de werkelijke schuldenaar van de voorheffing. Deze schuldenaar ontvangt een nieuw exemplaar van het aanslagbiljet met de vermelding dat het krachtens deze bepaling werd uitgereikt en hij de hoedanigheid van schuldenaar in de zin van dit Wetboek heeft verkregen.
  Onder "overgang van eigendom" wordt verstaan elke verandering die een eigendom ondergaat, ofwel omdat hij van eigenaar verandert, ofwel omdat het goed bezwaard wordt met een recht van erfpacht, vruchtgebruik, opstal, gebruik of bewoning, of omdat één van deze rechten komt uit te doven.
  Onder "houder van het recht" wordt verstaan degene die het zakelijk recht uitoefent krachtens hetwelk de onroerende voorheffing verschuldigd is.
Art.11. Jusqu'à la mutation d'une propriété dans les documents cadastraux, l'ancien titulaire du droit sur les biens imposables ou ses héritiers, à moins qu'ils ne fournissent la preuve du changement de titulaire du droit et qu'ils ne fassent connaître l'identité et l'adresse complètes du nouveau titulaire, sont responsables du paiement du précompte immobilier, sauf leur recours contre le nouveau titulaire du droit.
  En cas de production de la preuve visée à l'alinéa 1er ou de constatation de la mutation de propriété par tout fonctionnaire chargé du recouvrement, le recouvrement du précompte immobilier compris au rôle au nom de l'ancien titulaire du droit peut être poursuivi, en vertu du même rôle, à charge du débiteur effectif du précompte. Ce débiteur reçoit un nouvel exemplaire de l'avertissement-extrait de rôle portant qu'il est délivré en vertu de la présente disposition, et acquiert la qualité de redevable au sens du présent Code.
  Par "mutation d'une propriété", on entend tout changement quelconque subi par une propriété, soit qu'elle change de propriétaire, soit qu'on la grève d'un droit d'emphytéose, d'usufruit, de superficie, d'usage ou d'habitation, ou que l'un de ces droits vienne à s'éteindre.
  Par "titulaire du droit", on entend la personne qui détient le droit réel en vertu duquel le précompte immobilier est dû.
Art.12. De administratie of instelling belast met het beheer van een goed van de Staat, een Gemeenschap of een Gewest is verantwoordelijk voor de betaling van de onroerende voorheffing die op dat goed betrekking heeft.
Art.12. L'administration ou l'organisme gestionnaire d'un bien de l'Etat, d'une Communauté ou d'une Région est responsable du paiement du précompte immobilier relatif à ce bien.
Art. 12/1. [1 De invordering van de inkomstenbelastingen verschuldigd door een vennootschap die het voorwerp heeft uitgemaakt van een fusie, splitsing, verrichting gelijkgesteld met een fusie of andere ontbinding zonder verdeling van het gehele maatschappelijk vermogen, en die is gevestigd ten name van, naargelang het geval, de vennootschap die het voorwerp van de verrichting heeft uitgemaakt, de overnemende of verkrijgende vennootschap of de verkrijgende vennootschappen, wordt ook verricht, naargelang het geval, ten name van de overnemende of verkrijgende vennootschap of van de verkrijgende vennootschappen en, in dit laatste geval, behoudens afwijkende vermeldingen in de akte die de verrichting vaststelt, ten name van de verschillende verkrijgende vennootschappen naar rato van de werkelijke waarde van het netto actief dat ze elk ontvangen hebben.]1
  
Art. 12/1. [1 Le recouvrement des impôts sur les revenus dus par une société ayant fait l'objet d'une fusion, d'une scission, d'une opération assimilée à la fusion ou d'une autre dissolution sans qu'il y ait partage total de l'avoir social et établis, selon le cas, dans le chef de la société qui a fait l'objet de l'opération, de la société absorbante ou bénéficiaire, ou des sociétés bénéficiaires, est effectué aussi, selon le cas, dans le chef de la société absorbante ou bénéficiaire ou des sociétés bénéficiaires et, dans ce dernier cas, sauf mentions contraires dans l'acte constatant l'opération, dans le chef des différentes sociétés bénéficiaires au prorata de la valeur réelle de l'actif net qu'elles ont chacune reçu.]1
  
Art. 12/2. [1 De invordering van de inkomstenbelastingen gevestigd ten name van vennootschappen zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 5°, a, eerste lid, tweede streepje, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 kan rechtstreeks ten laste van de aandeelhouders of vennoten worden vervolgd in zover die belastingen proportioneel overeenstemmen met het aandeel van die aandeelhouders of vennoten in het kapitaal.]1
  
Art. 12/2. [1 Le recouvrement des impôts sur les revenus, établis dans le chef des sociétés visées à l'article 2, § 1er, 5°, a, alinéa 1er, deuxième tiret, du Code des impôts sur les revenus 1992, peut être poursuivi directement à charge des actionnaires ou associés, dans la mesure où ces impôts correspondent proportionnellement à la part de ces actionnaires ou associés dans le capital.]1
  
TITEL 2. - De minnelijke invordering
TITRE 2. - Du recouvrement amiable
HOOFDSTUK 1. - De aanmaning tot betaling
CHAPITRE 1er. - De la sommation de payer
Art.13. § 1. Wanneer de invordering van een fiscale of niet-fiscale schuldvordering wordt vervolgd lastens een schuldenaar, wordt een aanmaning tot betaling, waarin de gegevens van de schuldvordering volledig en ondubbelzinnig zijn opgenomen, bij gewone zending aan de schuldenaar verzonden. De aanmaning tot betaling heeft uitwerking vanaf de derde werkdag die volgt op [1 de datum van haar verzending, behalve wanneer de rechten van de Schatkist in het gedrang komen, in welk geval de aanmaning tot betaling uitwerking heeft vanaf de datum van haar verzending. Behalve wanneer de rechten van de Schatkist in het gedrang komen, mag deze aanmaning]1 niet verzonden worden dan na het verstrijken van een termijn van tien dagen, te rekenen van de eerste dag na het verstrijken van de wettelijke betaaltermijn van de fiscale of niet-fiscale schuldvordering.
  Wanneer de schuldenaar geen gekende woonplaats in België of in het buitenland heeft, wordt deze aanmaning tot betaling aan de procureur des Konings te Brussel verzonden.
  § 2. Wanneer de invordering van een fiscale of niet-fiscale schuldvordering wordt vervolgd lastens een medeschuldenaar, wordt een aanmaning tot betaling, waarin een exemplaar van het aanslagbiljet of een afschrift van het innings- en invorderingsbericht, de wettelijke of reglementaire oorzaken en het bedrag van zijn schuld worden opgenomen, bij gewone zending aan de medeschuldenaar verzonden. De aanmaning tot betaling heeft uitwerking vanaf de derde werkdag die volgt op de datum van haar verzending. [1 Behalve wanneer de rechten van de Schatkist in het gedrang komen, mag deze aanmaning niet verzonden worden]1 dan na het verstrijken van een termijn van tien dagen, te rekenen van de eerste dag na het verstrijken van de wettelijke betaaltermijn van de fiscale of niet-fiscale schuldvordering.
  Wanneer de medeschuldenaar geen gekende woonplaats in België of in het buitenland heeft, wordt deze aanmaning tot betaling aan de procureur des Konings te Brussel verzonden.
  Inzake de inkomstenbelastingen, de voorheffingen en de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, doet de verzending van het exemplaar van het aanslagbiljet overeenkomstig het eerste lid ten voordele van de medeschuldenaar, te rekenen vanaf de datum waarop deze verzending uitwerking heeft, de bezwaartermijn bedoeld in de artikelen 371 en 373 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 lopen.
  § 3. De fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen kunnen slechts worden ingevorderd door een eerste middel tot tenuitvoerlegging na het verstrijken van de termijn van een maand te rekenen vanaf de uitwerkingsdatum van de aanmaning tot betaling bedoeld in paragraaf 1 of in paragraaf 2, volgens dewelke de invordering wordt vervolgd ten laste van een schuldenaar of een medeschuldenaar, behalve indien de rechten van de Schatkist in het gedrang zijn, in welk geval zij mogen worden ingevorderd middels een middel tot tenuitvoerlegging te rekenen vanaf deze uitwerkingsdatum.
  Maken een middel tot tenuitvoerlegging uit in de zin van dit artikel, de middelen tot tenuitvoerlegging bedoeld in het deel V, titel III, van het Gerechtelijk Wetboek alsook het uitvoerend beslag onder derden bedoeld in artikel 21.
  § 4. Behalve indien dit Wetboek anders bepaalt, doet dit artikel geen afbreuk aan het nemen van bewarende of waarborgmaatregelen overeenkomstig dit Wetboek, de fiscale wetten, de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot niet-fiscale schuldvorderingen of het gemeen recht, noch aan het nemen van invorderingsmaatregelen bedoeld in dit Wetboek die geen middelen tot tenuitvoerlegging uitmaken, noch aan de toepassing van artikel 334 van de programmawet van 27 december 2004.
  In afwijking van het eerste lid, mag het nemen van invorderingsmaatregelen bedoeld in dit Wetboek die geen middelen tot tenuitvoerlegging uitmaken evenals de toepassing van artikel 334 van de programmawet van 27 december 2004, met uitzondering van de aanwending ten bewarende titel bedoeld in paragraaf 4, tweede lid van dit artikel 334, ten aanzien van een medeschuldenaar, slechts plaatsvinden vanaf de uitwerkingsdatum van de aanmaning tot betaling die hem werd verzonden overeenkomstig paragraaf 2.
  
Art.13. § 1er. Lorsque le recouvrement d'une créance fiscale ou non fiscale est poursuivi à charge du redevable, une sommation de payer contenant de manière complète et non équivoque les données relatives à la créance est adressée par envoi ordinaire au redevable. La sommation de payer a effet à compter du troisième jour ouvrable qui suit [1 la date de son envoi, sauf lorsque les droits du Trésor sont en péril, auquel cas la sommation de payer a effet à compter de la date de son envoi. Sauf lorsque les droits du Trésor sont en péril, cette sommation]1 ne peut être envoyée qu'à l'expiration d'un délai de dix jours à compter du premier jour suivant l'échéance légale de paiement de la créance fiscale ou non fiscale.
  Lorsque le redevable n'a pas de domicile connu en Belgique ou à l'étranger, cette sommation de payer est adressée au procureur du Roi à Bruxelles.
  § 2. Lorsque le recouvrement d'une créance fiscale ou non fiscale est poursuivi à charge d'un codébiteur, une sommation de payer contenant un exemplaire de l'avertissement-extrait de rôle ou une copie de l'avis de perception et recouvrement, les causes légales ou réglementaires et le montant de la dette à sa charge, est adressée par envoi ordinaire au codébiteur. La sommation de payer a effet à compter du troisième jour ouvrable qui suit la date de son envoi. [1 Sauf lorsque les droits du Trésor sont en péril, cette sommation ne peut être envoyée]1 qu'à l'expiration d'un délai de dix jours à compter du premier jour suivant l'échéance légale de paiement de la créance fiscale ou non fiscale.
  Lorsque le codébiteur n'a pas de domicile connu en Belgique ou à l'étranger, cette sommation de payer est adressée au procureur du Roi à Bruxelles.
  En matière d'impôts sur les revenus, de précomptes et de taxes assimilées aux impôts sur les revenus, l'envoi de l'exemplaire de l'avertissement-extrait de rôle conformément à l'alinéa 1er ouvre au profit du codébiteur, à compter de la date d'effet de cet envoi, le délai de réclamation visé aux articles 371 et 373 du Code des impôts sur les revenus 1992.
  § 3. Les créances fiscales et non fiscales ne peuvent être recouvrées par une première voie d'exécution qu'à l'expiration d'un délai d'un mois à compter de la date d'effet de la sommation de payer visée au paragraphe 1er ou au paragraphe 2, selon que le recouvrement est poursuivi à charge d'un redevable ou d'un codébiteur, sauf si les droits du Trésor sont en péril, auquel cas elles peuvent être recouvrées par voie d'exécution à compter de cette date d'effet.
  Constitue une voie d'exécution au sens du présent article les voies d'exécution visées à la cinquième partie, titre III, du Code judiciaire ainsi que la saisie-arrêt exécution visée à l'article 21.
  § 4. Sauf si le présent Code en dispose autrement, le présent article ne fait obstacle ni à la mise en oeuvre des mesures conservatoires ou de garantie conformément au présent Code, aux lois fiscales, aux dispositions légales ou réglementaires afférentes aux créances non fiscales ou au droit commun, ni à la mise en oeuvre des mesures de recouvrement prévues par le présent Code qui ne constitue pas des voies d'exécution, ni à l'application de l'article 334 de la loi-programme du 27 décembre 2004.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, la mise en oeuvre des mesures de recouvrement prévues par le présent Code qui ne constituent pas des voies d'exécution ainsi que l'application de l'article 334 de la loi-programme du 27 décembre 2004, à l'exception de l'affectation au titre de mesure conservatoire visée au paragraphe 4, alinéa 2 dudit article 334, ne peuvent, à l'égard d'un codébiteur, avoir lieu qu'à compter de la date d'effet de la sommation de payer qui lui est adressée conformément au paragraphe 2.
  
Art.14. De aanmaning tot betaling bedoeld in artikel 13 geldt als ingebrekestelling. Zij doet, vanaf haar uitwerkingsdatum, een nalatigheidsinterest berekend tegen de wettelijke rentevoet in fiscale zaken lopen wanneer de nalatigheidsinteresten niet eerder lopen.
  De nalatigheidsinterest verschuldigd overeenkomstig het eerste lid wordt berekend per kalendermaand voor elke fiscale en niet-fiscale schuldvordering op het resterende verschuldigd bedrag in hoofdsom, verhogingen, administratieve en fiscale geldboeten, afgerond op het dichtstbijzijnde lagere veelvoud van 10 euro. De maand van de uitwerkingsdatum van de aanmaning tot betaling wordt niet gerekend, maar de maand in de loop waarvan de betaling gebeurt wordt gerekend voor een volledige maand. De interest van een maand wordt niet aangerekend wanneer hij geen 5 euro bedraagt.
Art.14. La sommation de payer visée à l'article 13 vaut mise en demeure. Elle fait courir, à compter de sa date d'effet, un intérêt de retard calculé au taux de l'intérêt légal en matière fiscale lorsque des intérêts de retard ne courent pas antérieurement.
  L'intérêt de retard dû en vertu de l'alinéa 1er est calculé par mois civil pour chaque créance fiscale et non fiscale sur le montant restant dû en principal, accroissements, amendes administratives et fiscales, arrondi au multiple inférieur le plus proche de 10 euros. Le mois de la date d'effet de la sommation de payer est négligé, mais le mois au cours duquel a lieu le paiement est compté pour un mois entier. L'intérêt d'un mois n'est réclamé que s'il atteint 5 euros.
HOOFDSTUK 2. - De betalingen
CHAPITRE 2. - Des paiements
Art.15. § 1. Behoudens indien de fiscale wetten of de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot niet-fiscale schuldvorderingen anders bepalen, gebeurt de betaling van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen op een van de volgende manieren:
  1° door storting of overschrijving op de financiële rekening "Inning en Invordering" van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen;
  2° via elk door de minister van Financiën of zijn gemachtigde erkend elektronisch betaalmiddel, teneinde de financiële rekening bedoeld onder 1° rechtstreeks of onrechtstreeks te crediteren;
  3° in handen van de gerechtsdeurwaarder, wanneer de betaling in opdracht van de ontvanger wordt opgevolgd door deze gerechtsdeurwaarder;
  [1 4° door domiciliëring, in de zin van artikel I.9.13° van het Wetboek van economisch recht, die tot gevolg heeft dat de in 1° bedoelde financiële rekening wordt gecrediteerd, wanneer die betalingswijze is toegestaan door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en invordering van fiscale en niet-fiscale schulden voor de categorie van de te betalen schulden. De Koning bepaalt de geldigheidsvoorwaarden die afwijken van die bedoeld in artikel VII.33 van het Wetboek van economisch recht en die eigen zijn aan de wettelijke verplichting die aan de domiciliëring ten grondslag ligt, alsook de modaliteiten voor het activeren van deze domiciliëring door de belastingplichtige of de medeschuldenaar van de verschuldigde bedragen als fiscale of niet-fiscale schuldvorderingen.]1
  De Koning kan andere betalingswijzen toestaan.
  De financiële rekening "Inning en Invordering" bedoeld in het eerste lid wordt door de Koning bepaald.
  § 2. Bij de betaling bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° [1 , 2° en 4°]1, wordt er gebruik gemaakt van de mededeling bepaald door de Federale Overheidsdienst Financiën.
  
Art.15. § 1er. Sauf si les lois fiscales ou les dispositions légales ou réglementaires afférentes aux créances non fiscales en disposent autrement, le paiement des créances fiscales et non fiscales est effectué d'une des manières suivantes :
  1° par versement ou virement sur le compte financier "Perception et Recouvrement" de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales ;
  2° par tout moyen de paiement électronique agréé par le ministre des Finances ou son délégué, ayant pour effet de créditer, directement ou indirectement, le compte financier visé au 1° ;
  3° entre les mains de l'huissier de justice, lorsque le paiement est poursuivi, à la requête du receveur, par cet huissier de justice;
  [1 4° par domiciliation, au sens de l'article I.9.13° du Code de droit économique, ayant pour effet de créditer le compte financier visé au 1°, lorsque ce mode de paiement a été autorisé par l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales pour la catégorie de créances à payer. Le Roi détermine les conditions de validité dérogatoires à celles visées à l'article VII.33 du Code de droit économique et spécifiques à l'obligation légale sous-jacente à la domiciliation ainsi que les modalités d'activation de cette domiciliation par le redevable ou le codébiteur des sommes dues à titre de créances fiscales ou non fiscales.]1
  Le Roi peut autoriser d'autres modes de paiement.
  Le compte financier "Perception et Recouvrement" visé à l'alinéa 1er est fixé par le Roi.
  § 2. Il est fait usage, lors du paiement visé au paragraphe 1er, alinéa 1er, 1° [1 , 2° et 4°]1, de la communication déterminée par le Service public fédéral Finances.
  
Art. 15/1. [1 § 1. In afwijking van artikel 15 kan de Koning bepalen dat de spontane betaling van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen gebeurt op één van de volgende manieren:
   1° door storting of overschrijving op de financiële rekeningen van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, zoals bepaald in functie van de aard van de te betalen schuldvordering;
   2° via elk elektronisch betaalmiddel dat door de minister van Financiën voor de categorie van te betalen schuldvorderingen is erkend en dat rechtstreeks of onrechtstreeks leidt tot het crediteren van de in 1° bedoelde financiële rekeningen;
   3° door domiciliëring, in de zin van artikel I.9.13° van het Wetboek van economisch recht, die tot gevolg heeft dat de in 1° bedoelde financiële rekeningen worden gecrediteerd, wanneer deze betalingswijze is toegestaan door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen voor de categorie van te betalen schuldvorderingen. De Koning bepaalt de geldigheidsvoorwaarden die afwijken van diegene bedoeld in artikel VII.33 van het Wetboek van economisch recht en die eigen zijn aan de wettelijke verplichting die aan de domiciliëring ten grondslag ligt, alsook de modaliteiten voor het activeren van deze domiciliëring door de schuldenaar van de verschuldigde bedragen als fiscale of niet-fiscale schuldvorderingen.
   De Koning kan andere wijzen van betaling toestaan.
   § 2. Bij de betaling bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, wordt gebruik gemaakt van de door de Federale Overheidsdienst Financiën vastgestelde mededeling.]1

  
Art. 15/1. [1 § 1er. Par dérogation à l'article 15, le Roi peut prévoir que le paiement spontané des créances fiscales et non fiscales est effectué d'une des manières suivantes :
   1° par versement ou virement sur les comptes financiers de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales, qu'Il détermine en fonction de la nature de la créance à payer ;
   2° par tout moyen de paiement électronique agréé, pour la catégorie de créances à payer, par le ministre des Finances, ayant pour effet de créditer, directement ou indirectement, les comptes financiers visés au 1° ;
   3° par domiciliation, au sens de l'article I.9.13° du Code de droit économique, ayant pour effet de créditer les comptes financiers visés au 1°, lorsque ce mode de paiement a été autorisé par l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales pour la catégorie de créances à payer. Le Roi détermine les conditions de validité dérogatoires à celles visées à l'article VII.33 du Code de droit économique et spécifiques à l'obligation légale sous-jacente à la domiciliation ainsi que les modalités d'activation de cette domiciliation par le débiteur des sommes dues à titre de créances fiscales ou non fiscales.
   Le Roi peut autoriser d'autres modes de paiement.
   § 2. Il est fait usage, lors du paiement visé au paragraphe 1er, alinéa 1er, de la communication déterminée par le Service public fédéral Finances.]1

  
Art. 15/2. [1 Wanneer de betaling van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen gebeurt via domiciliëring in de zin van artikel I.9.13° van het Wetboek van economisch recht, en in afwijking van artikel VII.33, § 3, van hetzelfde Wetboek, is de voorafgaande kennisgeving van het op te nemen bedrag niet verplicht, wanneer het mandaat wordt gegeven aan de Federale Overheidsdienst Financiën in de volgende gevallen:
   a) door de belastingplichtige, bedoeld in artikel 53, § 1, van het btw-wetboek, met het oog op de betaling van de bedragen die verschuldigd zijn uit hoofde van de aangifte bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, alsmede van de nalatigheidsinteresten, en op voorwaarde dat deze aangifte door de belastingplichtige of zijn gemachtigde vertegenwoordiger is ingediend;
   b) door de in de artikelen 261 en 262 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde schuldenaar van de roerende voorheffing voor de betaling van de krachtens de in artikel 312 van hetzelfde Wetboek bedoelde aangifte verschuldigde bedragen, alsmede van de nalatigheidsinteresten;
   c) door de in de artikelen 270 en 271 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing voor de betaling van de uit hoofde van de in artikel 312 van hetzelfde Wetboek bedoelde aangifte verschuldigde bedragen, alsmede van de nalatigheidsinteresten.]1

  
Art. 15/2. [1 Lorsque le paiement des créances fiscales et non fiscales se fait par domiciliation au sens de l'article I.9.13° du Code de droit économique, et par dérogation à l'article VII.33, § 3, du même Code, la notification préalable du montant à prélever n'est pas obligatoire lorsque le mandat est donné au Service public fédéral Finances dans les cas suivants :
   a) par l'assujetti, visé à l'article 53, § 1er, du Code de la taxe sur la valeur ajoutée, en vue du paiement des montants dus en vertu de la déclaration visée à l'article 53, § 1er, alinéa 1er, 2°, du même Code, ainsi que des intérêts de retard, et à la condition que cette déclaration ait été déposée par l'assujetti ou par son mandataire ;
   b) par le débiteur du précompte mobilier, visé aux articles 261 et 262 du Code des impôts sur les revenus 1992, en vue du paiement des montants dus en vertu de la déclaration visée à l'article 312 du même Code, ainsi que des intérêts de retard ;
   c) par le débiteur du précompte professionnel, visé aux articles 270 et 271 du Code des impôts sur les revenus 1992, en vue du paiement des montants dus en vertu de la déclaration visée à l'article 312 du même Code, ainsi que des intérêts de retard.]1

  
Art.16. Gelden als bewijs van betaling:
  - voor stortingen, de door de naamloze vennootschap van publiek recht bpost gedateerde ontvangstbewijzen;
  - [1 voor overschrijvingen en betalingen via om het even welk door de minister van Financiën erkend elektronisch betaalmiddel en via de domiciliëringen]1, de rekeninguittreksels en de bijbehorende stukken.
  
Art.16. Font foi du paiement :
  - pour les versements, les accusés de réception datés par la société anonyme de droit public bpost ;
  - [1 pour les virements, les paiements par tout moyen de paiement électronique agréé par le ministre des Finances et via les domiciliations]1, les extraits de compte et les pièces y afférentes.
  
Art.17. [1 De betaling van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen heeft uitwerking:
   1° voor betalingen en overschrijvingen, op de valutadatum van de creditering van de in de artikelen 15, § 1, eerste lid, 1° en 15/1, § 1, eerste lid, 1° bedoelde financiële rekeningen;
   2° voor betalingen via om het even welk door de minister van Financiën erkend elektronisch betaalmiddel, op de dag van de verrichting;
   3° voor de in artikel 15, § 1, eerste lid, 3° bedoelde betalingen, op de datum van overhandiging van de gelden in handen van de gerechtsdeurwaarder;
   4° voor de in artikel 15, § 1, eerste lid, 4°, bedoelde domiciliëringen, op de datum van de debitering, op voorwaarde dat de financiële rekening van de schuldenaar op het moment van de opname voldoende gecrediteerd is. De Koning bepaalt de datum waarop de in artikel 15/1, § 1, eerste lid, 3°, bedoelde domiciliëringen uitwerking hebben.
   De Koning bepaalt de datum waarop de betaling uitwerking heeft wanneer hij overeenkomstig artikel 15, § 1, tweede lid en artikel 15/1, § 1, tweede lid, een andere betalingswijze toestaat.]1

  
Art.17. [1 Le paiement des créances fiscales et non fiscales produit ses effets :
   1° pour les versements et pour les virements, à la date valeur du crédit aux comptes financiers visés aux articles 15, § 1er, alinéa 1er, 1° et 15/1, § 1er, alinéa 1er, 1° ;
   2° pour les paiements par tout moyen de paiement électronique agréé par le ministre des Finances, le jour même de l'opération ;
   3° pour les paiements visés à l'article 15, § 1er, alinéa 1er, 3°, à la date de la remise des fonds entre les mains de l'huissier de justice ;
   4° pour les domiciliations visées à l'article 15, § 1er, alinéa 1er, 4°, à la date de prélèvement, à la condition que le compte financier du débiteur soit suffisamment crédité au moment du prélèvement. Le Roi détermine la date à laquelle les domiciliations visées à l'article 15/1, § 1er, alinéa 1er, 3°, produisent leurs effets.
   Le Roi détermine la date à laquelle le paiement produit ses effets lorsqu'Il autorise un autre mode de paiement en vertu des articles 15, § 1er, alinéa 2 et 15/1, § 1er, alinéa 2.]1

  
Art.18. § 1. In afwijking van de aanrekeningsregels die bepaald zijn in de fiscale wetten, kan een persoon, wanneer hij verschillende sommen verschuldigd is uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waarvan de betaling moet gebeuren op de financiële rekening "Inning en Invordering" bedoeld in artikel 15, aangeven welke hij wil aanzuiveren ofwel bij elke betaling die hij verricht via het elektronisch platform dat de Federale Overheidsdienst Financiën hem ter beschikking stelt, ofwel wanneer hij het voorafgaand aan zijn betaling aanvraagt bij de daartoe door de Koning aangewezen dienst.
  Voor elk verschuldigd bedrag uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waarvan deze persoon aangegeven heeft dat hij het wenst aan te zuiveren overeenkomstig het eerste lid, gebeurt de aanrekening, niettegenstaande elke andersluidende aanduiding van deze persoon en onverminderd de toepassing van artikel 23 van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, in de onderstaande volgorde:
  1° op de kosten van alle aard gemaakt door de Federale Overheidsdienst Financiën;
  2° op de nalatigheidsinteresten;
  3° op de verhogingen en de fiscale of administratieve geldboeten;
  4° op de nog verschuldigde fiscale of niet-fiscale schuldvordering in hoofdsom.
  § 2. Bij ontstentenis van dergelijke aanduiding worden de betalingen, onder gelijk welke titel, die uitgevoerd worden op de financiële rekening bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, en die op naam van deze persoon geregistreerd worden, aangerekend volgens de keuze van de bevoegde ambtenaar, onder voorbehoud:
  a) dat, onverminderd de toepassing van artikel 23, 1° en 2°, van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, de betalingen bij voorrang aangerekend worden op de kosten van alle aard gemaakt door de Federale Overheidsdienst Financiën, ongeacht de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waarop ze betrekking hebben;
  b) dat, onverminderd de toepassing van a) en van artikel 23, 3° tot 6°, van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, de aanrekening, voor wat betreft elk van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die de bevoegde ambtenaar wil aanzuiveren, in de volgende volgorde gebeurt: eerst op de nalatigheidsinteresten, vervolgens op de verhogingen en de fiscale of administratieve geldboeten, en ten slotte op de nog verschuldigde fiscale of niet-fiscale schuldvordering in hoofdsom.
Art.18. § 1er. Par dérogation aux règles d'imputation prévues par les lois fiscales, lorsqu'une personne est redevable de différentes sommes à titre de créances fiscales et non fiscales dont le paiement doit être effectué sur le compte financier "Perception et Recouvrement" visé à l'article 15, cette personne peut indiquer ce qu'elle entend apurer soit lors de chaque paiement qu'elle effectue par l'intermédiaire de la plate-forme électronique mise à sa disposition par le Service public fédéral Finances, soit lorsqu'elle le demande préalablement à son paiement auprès du service désigné à cette fin par le Roi.
  En ce qui concerne chacune des sommes dues à titre de créances fiscales et non fiscales que la personne a indiqué vouloir acquitter conformément à l'alinéa 1er, l'imputation est effectuée, nonobstant toute indication contraire de cette personne et sans préjudice de l'application de l'article 23 de la loi du 21 février 2003 créant un Service des créances alimentaires au sein du SPF Finances, selon l'ordre suivant :
  1° sur les frais de toute nature exposés par le Service public fédéral Finances ;
  2° sur les intérêts de retard ;
  3° sur les accroissements et les amendes fiscales ou administratives ;
  4° sur la créance fiscale ou non fiscale en principal restant due.
  § 2. A défaut de cette indication, les paiements effectués, à quelque titre que ce soit, sur le compte financier visé au paragraphe 1er, alinéa 1er et qui sont enregistrés au nom de cette personne, sont imputés au choix du fonctionnaire compétent, sous réserve :
  a) que, sans préjudice de l'application de l'article 23, 1° et 2°, de la loi du 21 février 2003 créant un Service des créances alimentaires au sein du SPF Finances, les paiements sont imputés par priorité sur les frais de toute nature exposés par le Service public fédéral Finances, quelles que soient les créances fiscales et non fiscales auxquelles ils se rapportent ;
  b) que, sans préjudice de l'application du a) et de l'article 23, 3° à 6°, de la loi du 21 février 2003 créant un Service des créances alimentaires au sein du SPF Finances, l'imputation est effectuée, en ce qui concerne chacune des créances fiscales et non fiscales que le fonctionnaire compétent entend apurer, selon l'ordre suivant: d'abord sur les intérêts de retard, ensuite sur les accroissements et les amendes fiscales ou administratives, et enfin sur la créance fiscale ou non fiscale en principal restant due.
TITEL 3. - De gedwongen invordering
TITRE 3. - Du recouvrement forcé
HOOFDSTUK 1. - De vervolgingen
CHAPITRE 1er. - Des poursuites
Art.19. § 1. De tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar verklaard kohier of innings- en invorderingsregister of van een rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen gebeurt in overeenstemming met de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, Deel V, Titel III met betrekking tot de gedwongen tenuitvoerlegging. Titel III met betrekking tot de gedwongen tenuitvoerlegging, behalve indien dit Wetboek, de fiscale wetten en de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot niet fiscale schuldvorderingen anders bepalen.
  De overhandiging door de ontvanger aan de gerechtsdeurwaarder van een uittreksel uit het kohier met vermelding van de datum van uitvoerbaarverklaring van dit kohier, van een afschrift van het innings- en invorderingsbericht of van de uitgifte van de rechterlijke beslissing overeenkomstig artikel 1393 van het Gerechtelijk Wetboek, geldt als volmacht voor alle tenuitvoerleggingen.
  Wanneer op verzoek van de ontvanger, de gerechtsdeurwaarder een bevel tot betaling betekent op basis van een uitvoerbaar verklaard kohier of innings- en invorderingsregister, bevat het bevel bovenaan een kohieruittreksel met vermelding van de datum van uitvoerbaarverklaring van dat kohier of een afschrift van het innings- en invorderingsbericht.
  § 2. Inzake de belasting over de toegevoegde waarde, de diverse taksen, de rolrechten en de niet-fiscale schuldvorderingen, kan de tenuitvoerlegging van het innings- en invorderingsregister slechts worden gestuit door een rechtsvordering.
  Inzake niet-fiscale schuldvorderingen, wordt de rechtsvordering, bij ontstentenis van andere bevoegdheidsbepalingen, ingeleid voor de rechtbank van eerste aanleg.
  Inzake inkomstenbelastingen, voorheffingen en met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, kan de tenuitvoerlegging van het kohier, ingeval van een administratief bezwaar of een rechtsvordering, slechts plaatsvinden inzoverre als bepaald in artikel 61.
Art.19. § 1er. L'exécution d'un rôle ou d'un registre de perception et recouvrement rendus exécutoires ou d'une décision judiciaire portant condamnation au paiement des créances fiscales et non fiscales a lieu conformément aux dispositions du Code judiciaire, Cinquième partie, Titre III relatif aux exécutions forcées, sauf si le présent Code, les lois fiscales et les dispositions légales ou réglementaires afférentes aux créances non fiscales en disposent autrement.
  La remise, par le receveur à l'huissier de justice, d'un extrait du rôle mentionnant la date d'exécutoire de ce rôle, d'une copie de l'avis de perception et recouvrement ou de l'expédition de la décision judiciaire conformément à l'article 1393 du Code judiciaire, vaut pouvoir pour toutes exécutions.
  Lorsque à la requête d'un receveur, l'huissier de justice signifie un commandement de payer sur base d'un rôle ou d'un registre de perception et recouvrement rendu exécutoire, le commandement porte, en tête, un extrait du rôle mentionnant la date d'exécutoire de ce rôle, ou une copie de l'avis de perception et recouvrement.
  § 2. En matière de taxe sur la valeur ajoutée, de taxes diverses, de droits de mise au rôle et de créances non fiscales, l'exécution du registre de perception et recouvrement ne peut être interrompue que par une action en justice.
  En matière de créance non fiscale, à défaut d'autres dispositions attributives de compétence, l'action en justice est introduite devant le tribunal de première instance.
  En matière d'impôts sur les revenus, de précomptes et de taxes assimilées aux impôts sur les revenus, l'exécution du rôle ne peut avoir lieu, en cas de recours administratif ou d'action en justice, que dans la mesure déterminée à l'article 61.
Art.20. De kosten van de in dit Wetboek voorgeschreven aangetekende zendingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar verklaard kohier, een innings- en invorderingsregister of een rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen zijn op grond van artikel 1024 van het Gerechtelijk Wetboek ten laste van de schuldenaar of de medeschuldenaar.
Art.20. Les frais des envois recommandés [1 prévus]1 par le présent Code et [1 relatifs]1 à l'exécution d'un rôle ou d'un registre de perception et recouvrement rendus exécutoires, ou d'une décision judiciaire portant condamnation au paiement des créances fiscales et non fiscales, sont, en application de l'article 1024 du Code judiciaire, à charge du redevable ou du codébiteur.
  
Art.21. § 1. De ontvanger kan, bij aangetekende zending, uitvoerend beslag onder derden leggen op de aan de schuldenaar of de medeschuldenaar verschuldigde of toebehorende sommen en zaken, tot beloop van het geheel of een deel van het bedrag van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen dat door de schuldenaar verschuldigd is of tot betaling van hetgeen waartoe de medeschuldenaar gehouden is.
  Dit beslag heeft uitwerking vanaf de overhandiging van het stuk aan de geadresseerde.
  § 2. Vanaf de datum van de inwerkingtreding van het akkoord dat hiervoor tussen de derde-beslagene en de bevoegde diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën wordt gesloten, kan de ontvanger het in paragraaf 1 bedoelde beslag onder derden leggen op elektronische wijze.
  Dit akkoord blijft van toepassing zolang de derde-beslagene het niet uitdrukkelijk bij aangetekende zending heeft opgezegd. De opzegging gaat in vanaf de eerste dag van de derde maand volgend op de ontvangst van de kennisgeving ervan door de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën.
  In de gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid bedoeld in het eerste lid, heeft het beslag onder derden uitwerking vanaf de datum van ontvangstmelding van het beslag door de derde-beslagene.
  Wanneer eenzelfde beslag onder derden achtereenvolgens wordt gelegd volgens de procedures voorzien respectievelijk in het eerste lid en in § 1, eerste lid, zal het beslag gelegd overeenkomstig paragraaf 1, eerste lid, slechts primeren indien de overhandiging van het stuk aan de geadresseerde zoals bepaald in § 1, tweede lid, de datum van ontvangstmelding van het beslag door de derde-beslagene zoals bepaald in het derde lid, voorafgaat.
  De informatie opgenomen in de kennisgeving van het beslag, bedoeld in deze paragraaf en in paragraaf 1 is dezelfde, ongeacht of ze wordt meegedeeld op elektronische wijze of door een aangetekende zending.
  In geval van verzending op elektronische wijze, worden de oorsprong en de integriteit van de inhoud van de kennisgeving van het beslag verzekerd door middel van aangepaste beveiligingstechnieken.
  Opdat de kennisgeving van het beslag op geldige wijze als beslag onder derden zou gelden, wordt een digitaal certificaat gebruikt.
  Ongeacht de toegepaste techniek, wordt er gegarandeerd dat enkel de gerechtigde personen toegang hebben tot de middelen waarmee het digitaal certificaat wordt gecreëerd.
  De gevolgde procedures laten toe dat de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor de verzending kan worden geïdentificeerd en dat het tijdstip van de verzending kan worden vastgesteld.
  Met als enig doel de in deze paragraaf vermelde bepalingen uit te voeren, wordt de beslagen schuldenaar of de beslagen medeschuldenaar geïdentificeerd ofwel door het identificatienummer van het Rijksregister of, bij gebrek daaraan, het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, wanneer het een natuurlijke persoon betreft, ofwel door het identificatienummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen wanneer het een rechtspersoon betreft.
  § 3. Het beslag onder derden wordt eveneens bij aangetekende zending aan de schuldenaar of de medeschuldenaar aangezegd. Indien de schuldenaar of de medeschuldenaar geen gekende woonplaats heeft, geschiedt de aanzegging van het beslag bij aangetekende zending aan de procureur des Konings te Brussel.
  De schuldenaar of medeschuldenaar kan tegen het beslag onder derden bij aangetekende zending verzet aantekenen bij de ontvanger binnen de vijftien dagen te rekenen vanaf de afgifte bij de aanbieder van de universele postdienst van de aanzegging van het beslag. De schuldenaar of medeschuldenaar licht binnen dezelfde termijn bij aangetekende zending de derde-beslagene in.
  Wanneer het beslag slaat op inkomsten bedoeld in de artikelen 1409, §§ 1 en 1bis, en 1410 van het Gerechtelijk Wetboek, bevat de aanzegging, op straffe van nietigheid, het aangifteformulier voor kind ten laste bedoeld in artikel 1409ter, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
  § 4. Het in paragrafen 1 en 2 bedoelde beslag onder derden geeft aanleiding tot het opmaken en het verzenden, door de ontvanger, van een bericht van beslag zoals voorzien in artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek.
  § 5. Onder voorbehoud van het bepaalde in paragrafen 1, 2 en 3, zijn op dit beslag onder derden de bepalingen toepasselijk van de artikelen 1539, 1540, 1542, eerste en tweede lid en 1543 van het Gerechtelijk Wetboek, met dien verstande dat:
  1° de derde-beslagene zijn verklaring van de sommen of zaken die het voorwerp zijn van het beslag eveneens op elektronische wijze aan de ontvanger kan doen wanneer het beslag onder derden volgens de procedure voorzien in paragraaf 2, eerste lid, werd gelegd; in dit geval is de datum van de verklaring van de sommen of zaken die het voorwerp zijn van het beslag de datum van ontvangstmelding die door de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën wordt meegedeeld;
  2° de derde-beslagene er overeenkomstig artikel 1543 van het Gerechtelijk Wetboek toe gehouden is op overlegging van een afschrift van de aanzegging van het beslag, afgifte te doen van het in § 3, eerste lid bedoelde beslag. Wanneer het beslag onder derden wordt gelegd volgens de in § 2, eerste lid, bepaalde procedure, wordt de overlegging van een afschrift van de aanzegging van het beslag geacht vervuld te zijn door de mededeling aan de derde-beslagene, op elektronische wijze, van de datum van afgifte bij de aanbieder van de universele postdienst van de aanzegging van het beslag;
  3° de afgifte van het bedrag van het beslag geschiedt in handen van de ontvanger.
  Met als enig doel de in deze paragraaf vermelde bepalingen uit te voeren, wordt de beslagen schuldenaar of de beslagen medeschuldenaar geïdentificeerd ofwel door het identificatienummer van het Rijksregister of, bij gebrek daaraan, het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, wanneer het een natuurlijke persoon betreft, ofwel door het identificatienummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen wanneer het een rechtspersoon betreft.
  § 6. De schuldenaar of medeschuldenaar wordt op de hoogte gebracht van de bestemming van de betalingen en van het saldo na de betalingen.
  § 7. Het uitvoerend beslag onder derden geschiedt door middel van een deurwaardersexploot op de wijze bepaald in de artikelen 1539 tot 1544 van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer blijkt:
  1° dat de schuldenaar of medeschuldenaar zich verzet tegen het in de paragrafen 1 en 2 bedoelde beslag onder derden;
  2° dat de derde-beslagene zijn schuld tegenover de schuldenaar of medeschuldenaar betwist;
  3° dat de sommen en zaken het voorwerp zijn van een verzet of beslag onder derden vóór het in paragrafen 1 en 2, bedoelde beslag onder derden gedaan door andere schuldeisers;
  4° dat de zaken te gelde moeten worden gemaakt.
  In deze gevallen blijft het door de ontvanger overeenkomstig paragrafen 1 en 2 gelegde beslag onder derden zijn bewarend effect behouden wanneer een uitvoerend beslag onder derden bij deurwaardersexploot wordt gelegd als bepaald bij artikel 1539 van het Gerechtelijk Wetboek, binnen een maand na:
  1° ofwel de afgifte bij de aanbieder van de universele postdienst van het verzet van de schuldenaar of de medeschuldenaar als bepaald in paragraaf 3, tweede lid, of van de verklaring als bedoeld in artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek;
  2° ofwel de ontvangstmelding van deze verklaring wanneer zij werd verzonden op elektronische wijze als voorzien in § 5, eerste lid, 1°.
Art.21. § 1er. Le receveur peut faire procéder, par envoi recommandé, à la saisie-arrêt-exécution entre les mains d'un tiers sur les sommes et effets dus ou appartenant au redevable ou au codébiteur, à concurrence de tout ou partie du montant des créances fiscales et non fiscales dû par le redevable ou au paiement duquel le codébiteur est tenu.
  Cette saisie sort ses effets à compter de la remise de la pièce au destinataire.
  § 2. A partir de la date d'effet de l'accord conclu à cette fin entre le tiers saisi et les services compétents du Service public fédéral Finances, le receveur peut effectuer la saisie-arrêt visée au paragraphe 1er par voie électronique.
  Cet accord reste d'application tant que le tiers saisi ne l'a pas expressément dénoncé par envoi recommandé. La dénonciation prend effet à partir du premier jour du troisième mois qui suit la réception de sa notification par le service compétent du Service public fédéral Finances.
  Dans les cas où il est fait usage de la faculté prévue à l'alinéa 1er, la saisie-arrêt sort ses effets à compter de la date de l'accusé de réception de la saisie communiqué par le tiers saisi.
  Lorsqu'une même saisie-arrêt est adressée successivement selon les procédures prévues respectivement à l'alinéa 1er et au § 1er, alinéa 1er, la saisie adressée conformément au paragraphe 1er, alinéa 1er, ne prévaut que lorsque la date de remise de la pièce au destinataire visée au § 1er, alinéa 2, est antérieure à la date de l'accusé de réception communiqué par le tiers saisi visée à l'alinéa 3.
  Les informations reprises dans la notification de saisie visée dans ce paragraphe et au paragraphe 1er sont les mêmes qu'elles soient communiquées par voie électronique ou par envoi recommandé.
  En cas d'envoi par voie électronique, l'origine et l'intégrité du contenu de la notification de saisie sont assurées au moyen de techniques de protection adaptées.
  Pour que la notification de saisie soit valable comme saisie-arrêt, un certificat électronique est utilisé.
  Quelle que soit la technique appliquée, il est garanti que seules les personnes habilitées ont accès aux moyens de création du certificat électronique.
  Les procédures mises en oeuvre permettent à la personne physique responsable de l'envoi d'être identifiée, ainsi que d'identifier le moment de l'envoi.
  Dans le seul but d'exécuter les dispositions visées dans ce paragraphe, le redevable saisi ou le codébiteur saisi est identifié soit par le numéro d'identification du Registre national ou, à défaut, le numéro d'identification de la Banque-carrefour de la Sécurité Sociale lorsqu'il s'agit d'une personne physique, soit par le numéro d'identification de la Banque-carrefour des Entreprises lorsqu'il s'agit d'une personne morale.
  § 3. La saisie-arrêt est également dénoncée au redevable ou au codébiteur par envoi recommandé. Lorsque le redevable ou le codébiteur n'a pas de domicile connu, la dénonciation de la saisie est faite par envoi recommandé au procureur du Roi à Bruxelles.
  Le redevable ou le codébiteur peut faire opposition à la saisie-arrêt par envoi recommandé adressée au receveur dans les quinze jours du dépôt auprès du prestataire du service postal universel de la dénonciation de la saisie. Le redevable ou codébiteur en informe le tiers saisi dans le même délai par envoi recommandé.
  Lorsque la saisie porte sur des revenus visés aux articles 1409, §§ 1er et 1erbis, et 1410 du Code judiciaire, la dénonciation contient, à peine de nullité, le formulaire de déclaration d'enfant à charge visé à l'article 1409ter, § 1er, alinéa 1er, du Code judiciaire.
  § 4. La saisie-arrêt visée aux paragraphes 1er et 2 donne lieu à l'établissement et à l'envoi, par le receveur, d'un avis de saisie comme prévu à l'article 1390 du Code judiciaire.
  § 5. Sous réserve de ce qui est prévu aux paragraphes 1er, 2 et 3, les dispositions des articles 1539, 1540, 1542, alinéas 1er et 2, et 1543, du Code judiciaire, sont applicables à cette saisie-arrêt, étant entendu que :
  1° le tiers saisi peut également faire la déclaration des sommes ou effets, objets de la saisie, par voie électronique au receveur lorsque la saisie-arrêt est adressée selon la procédure prévue au paragraphe 2, alinéa 1er; dans ce cas, la date de la déclaration des sommes ou effets, objets de la saisie, est la date de l'accusé de réception communiqué par le service compétent du Service public fédéral Finances ;
  2° le tiers saisi est tenu de vider ses mains conformément à l'article 1543 du Code judiciaire, sur production d'une copie de la dénonciation de la saisie visée au § 3, alinéa 1er. Lorsque la saisie-arrêt est adressée selon la procédure prévue au § 2, alinéa 1er, la production d'une copie de la dénonciation de la saisie est réputée accomplie par la communication au tiers saisi, par voie électronique, de la date de dépôt auprès du prestataire du service postal universel de la dénonciation de la saisie ;
  3° la remise du montant de la saisie se fait entre les mains du receveur.
  Dans le seul but d'exécuter les dispositions visées au présent paragraphe, le redevable saisi ou le codébiteur saisi est identifié soit par le numéro d'identification du Registre national ou, à défaut, le numéro d'identification de la Banque-carrefour de la Sécurité Sociale lorsqu'il s'agit d'une personne physique, soit par le numéro d'identification de la Banque-carrefour des Entreprises lorsqu'il s'agit d'une personne morale.
  § 6. Le redevable ou codébiteur est avisé de la destination des paiements et du solde après paiements.
  § 7. La saisie-arrêt-exécution est pratiquée par exploit d'huissier, de la manière prévue aux articles 1539 à 1544 du Code judiciaire, lorsqu'il apparaît :
  1° que le redevable ou le codébiteur s'oppose à la saisie-arrêt visée aux paragraphes 1er et 2 ;
  2° que le tiers saisi conteste sa dette à l'égard du redevable ou du codébiteur ;
  3° que les sommes et effets font l'objet de la part d'autres créanciers, d'une opposition ou d'une saisie-arrêt antérieure à la saisie-arrêt visée aux paragraphes 1er et 2 ;
  4° que les effets doivent être réalisés.
  Dans ces cas, la saisie-arrêt pratiquée par le receveur en application des paragraphes 1er et 2 garde ses effets conservatoires si le receveur fait procéder par exploit d'huissier, comme prévu à l'article 1539 du Code judiciaire, à une saisie-arrêt-exécution entre les mains du tiers dans le mois qui suit :
  1° soit le dépôt auprès du prestataire du service postal universel de l'opposition du redevable ou du codébiteur visée au paragraphe 3, alinéa 2, ou de la déclaration visée à l'article 1452 du Code judiciaire ;
  2° soit l'accusé de réception de cette déclaration lorsqu'elle a été transmise par voie électronique comme prévu au § 5, alinéa 1er, 1°.
Art.22. De termijnen van verzet, hoger beroep en cassatie, alsmede het verzet, het hoger beroep en de voorziening in cassatie schorsen de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing die, zelfs gedeeltelijk, maatregelen betreffen die ertoe strekken de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen te verwezenlijken of te waarborgen.
Art.22. Les délais d'opposition, d'appel et de cassation, ainsi que l'opposition, l'appel et le pourvoi en cassation sont suspensifs de l'exécution de la décision de justice afférente, même partiellement, à des mesures destinées à effectuer ou à garantir le recouvrement des créances fiscales et non fiscales.
HOOFDSTUK 2. - De verjaring
CHAPITRE 2. - De la prescription
Afdeling 1. - De verjaringstermijnen
Section 1re. - Des délais de prescription
Art.23. § 1. De inkomstenbelastingen, de voorheffingen en de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, evenals de verhogingen en de administratieve geldboeten met betrekking tot deze belastingen en voorheffingen, verjaren door verloop van vijf jaren vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin ze zijn opgenomen overeenkomstig de fiscale wetten.
  § 2. De verjaring van de vordering tot invordering van de belasting over de toegevoegde waarde, de nalatigheidsinteresten en de administratieve geldboeten wordt geregeld door de bepalingen van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde.
  Voor zover de verjaring bedoeld in het eerste lid nog niet verkregen is, verjaren de belasting over de toegevoegde waarde, de [1 nalatigheidsinteresten]1 en de administratieve geldboeten opgenomen in een uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister door verloop van vijf jaren vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister waarin ze zijn opgenomen overeenkomstig de fiscale wetten.
  § 3. De verjaring van de vordering tot invordering van de diverse taksen, de nalatigheidsinteresten en de fiscale geldboeten wordt geregeld door de bepalingen van het [1 Wetboek diverse rechten en taksen]1.
  Voor zover de verjaring bedoeld in het eerste lid nog niet verkregen is, verjaren de taks, de nalatigheidsinteresten en de fiscale geldboeten opgenomen in een uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister door verloop van vijf jaren vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister waarin ze zijn opgenomen overeenkomstig de fiscale wetten.
  § 4. De verjaring van de vordering tot invordering van het rolrecht, de nalatigheidsinteresten en de administratieve geldboeten wordt geregeld door de bepalingen van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, of de uitvoeringsbesluiten ervan.
  Voor zover de verjaring bedoeld in het eerste lid nog niet verkregen is, verjaren het rolrecht, de nalatigheidsinteresten en de administratieve geldboeten opgenomen in een uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister door verloop van vijf jaren vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister waarin ze zijn opgenomen overeenkomstig de fiscale wetten.
  § 5. Onder voorbehoud van de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot niet-fiscale schuldvorderingen, wordt de verjaring van deze schuldvorderingen geregeld door de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, boek III, titel XX, hoofdstuk V.
  Voor zover de verjaring bedoeld in het eerste lid nog niet verkregen is, verjaren de niet-fiscale schuldvorderingen opgenomen in een uitvoerbaar verklaard innings- en invorderingsregister door verloop van vijf jaren vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister waarin ze zijn opgenomen overeenkomstig de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot deze schuldvorderingen.
  
Art.23. § 1er. Les impôts sur les revenus, les précomptes et les taxes assimilées aux impôts sur les revenus, ainsi que les accroissements et amendes administratives afférents à ces impôts, précomptes et taxes, se prescrivent par cinq ans à compter de la date d'exécutoire du rôle auquel ils sont portés conformément aux lois fiscales.
  § 2. La prescription de l'action en recouvrement de la taxe sur la valeur ajoutée, des intérêts de retard et des amendes fiscales est régie par les dispositions du Code de la taxe sur la valeur ajoutée.
  Pour autant que la prescription visée à l'alinéa 1er ne soit pas déjà acquise, la taxe sur la valeur ajoutée, les intérêts de retard et les amendes fiscales repris dans un registre de perception et recouvrement rendu exécutoire se prescrivent par cinq ans à compter de la date d'exécutoire du registre de perception et recouvrement auquel ils sont repris conformément aux lois fiscales.
  § 3. La prescription de l'action en recouvrement des taxes diverses, des intérêts de retard et des amendes fiscales est régie par les dispositions du Code des droits et taxes divers.
  Pour autant que la prescription visée à l'alinéa 1er ne soit pas déjà acquise, la taxe, les intérêts de retard et les amendes fiscales repris dans un registre de perception et recouvrement rendu exécutoire se prescrivent par cinq ans à compter de la date d'exécutoire du registre de perception et recouvrement auquel ils sont repris conformément aux lois fiscales.
  § 4. La prescription de l'action en recouvrement du droit de mise au rôle, des intérêts de retard et des amendes administratives est régie par les dispositions du Code des droits d'enregistrement, d'hypothèque et de greffe, ou de ses arrêtés d'application.
  Pour autant que la prescription visée à l'alinéa 1er ne soit pas déjà acquise, le droit de mise au rôle, les intérêts de retard et les amendes administratives repris dans un registre de perception et recouvrement rendu exécutoire se prescrivent par cinq ans à compter de la date d'exécutoire du registre de perception et recouvrement auquel ils sont repris conformément aux lois fiscales.
  § 5. Sous réserve des dispositions légales ou réglementaires afférentes aux créances non fiscales, la prescription de ces créances est régie par les dispositions du Code civil, livre III, titre XX, chapitre V.
  Pour autant que la prescription visée à l'alinéa 1er ne soit pas déjà acquise, les créances non fiscales reprises dans un registre de perception et recouvrement rendu exécutoire se prescrivent par cinq ans à compter de la date d'exécutoire du registre de perception et recouvrement auquel elles sont reprises conformément aux dispositions légales ou réglementaires afférentes à ces créances.
Afdeling 2. - De stuiting en schorsing van de verjaring
Section 2. - De l'interruption et de la suspension de la prescription
Art.24. De verjaring bedoeld in artikel 23, § 1, § 2, tweede lid, § 3, tweede lid, § 4, tweede lid en § 5, tweede lid, evenals de verjaring van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waartoe een rechterlijke beslissing de schuldenaar tot betaling veroordeelt, wordt gestuit:
  1° op de wijze bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, met uitsluiting van artikel 2244, § 2;
  2° door afstand van de op de verjaring verlopen termijn;
  3° door de verzending bij aangetekende zending van een aanmaning tot betaling, waarin de gegevens van de schuldvordering volledig en ondubbelzinnig zijn opgenomen. De afgifte van het stuk bij de aanbieder van de universele postdienst geldt als kennisgeving vanaf de derde daarop volgende werkdag. Wanneer de schuldenaar of de medeschuldenaar geen gekende woonplaats in België of in het buitenland heeft, wordt deze aanmaning tot betaling bij aangetekende zending aan de procureur des Konings te Brussel verzonden.
  In geval van stuiting van de verjaring treedt een nieuwe verjaring in, die op dezelfde wijze kan worden gestuit, door verloop van vijf jaren na de laatste stuitingsdaad waardoor de vorige verjaring is gestuit.
Art.24. La prescription visée à l'article 23, § 1er, § 2, alinéa 2, § 3, alinéa 2, § 4, alinéa 2 et § 5, alinéa 2, ainsi que la prescription des créances fiscales et non fiscales au paiement desquelles une décision judiciaire condamne le redevable, est interrompue :
  1° de la manière prévue par les articles 2244 et suivants du Code civil, à l'exclusion de l'article 2244, § 2 ;
  2° par une renonciation au temps couru de la prescription ;
  3° par l'envoi, par envoi recommandé, d'une sommation de payer contenant de manière complète et non équivoque les données relatives à la créance. La remise de la pièce au prestataire du service postal universel vaut notification à compter du troisième jour ouvrable suivant. Lorsque le redevable ou le codébiteur n'a pas de domicile connu en Belgique ou à l'étranger, cette sommation de payer est adressée par envoi recommandé au procureur du Roi à Bruxelles.
  En cas d'interruption de la prescription, une nouvelle prescription susceptible d'être interrompue de la même manière, est acquise cinq ans après le dernier acte interruptif de la précédente prescription.
Art.25. § 1. De inleidende akte van een rechtsgeding met betrekking tot de toepassing of de vestiging, de inning of de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die wordt ingesteld door de Belgische Staat, door de schuldenaar van deze schuldvorderingen, door elke medeschuldenaar, alsook door iedere andere persoon die een verkregen en dadelijk belang heeft om in rechte te treden, schorst de verjaring bedoeld in de artikelen 23, § 1, § 2, tweede lid, § 3, tweede lid, § 4, tweede lid, en § 5, tweede lid, alsook de verjaring van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waartoe een rechterlijke beslissing de schuldenaar tot betaling veroordeelt.
  De schorsing eindigt wanneer de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.
  § 2. Het verzoek waarbij het administratief beroep wordt ingeleid, schorst eveneens de verjaring.
  De schorsing eindigt:
  1° wanneer de schuldenaar of de medeschuldenaar een rechtsvordering heeft ingesteld, op de dag dat de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan;
  2° in de andere gevallen, na verloop van de termijn die voor de schuldenaar of de medeschuldenaar openstaat om een beroep in te stellen tegen de administratieve beslissing.
  § 3. Elke daad van onderzoek of van vervolging bedoeld in artikel 22 van de Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de misdrijven bedoeld in de artikelen 449 tot 452 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, 73 en 73bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, 207 en 207bis van het Wetboek diverse rechten en taksen en 85 tot 88 van dit Wetboek, schorst de verjaring van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.
  De schorsing neemt aanvang vanaf het ogenblik dat de strafvordering wordt ingesteld en eindigt wanneer de strafvervolging wordt stopgezet, de strafvordering uitdooft of wanneer het vonnis of het arrest in kracht van gewijsde is getreden voor de misdrijven bedoeld in het eerste lid.
Art.25. § 1er. L'acte introductif d'une instance en justice relative à l'application ou l'établissement, à la perception ou au recouvrement des créances fiscales et non fiscales qui est introduite par l'Etat belge, par le redevable de ces créances, par tout codébiteur, ainsi que par toute autre personne qui a un intérêt né et actuel à agir, suspend le cours de la prescription visée aux articles 23, § 1er, § 2, alinéa 2, § 3, alinéa 2, § 4, alinéa 2, et § 5, alinéa 2, ainsi que la prescription des créances fiscales et non fiscales au paiement desquelles une décision judiciaire condamne le redevable.
  La suspension se termine lorsque la décision judiciaire est coulée en force de chose jugée.
  § 2. La demande introductive du recours administratif suspend également le cours de la prescription.
  La suspension se termine :
  1° lorsque le redevable ou codébiteur a introduit une action en justice, le jour où la décision judiciaire est coulée en force de chose jugée ;
  2° dans les autres cas, à l'expiration du délai ouvert au redevable ou codébiteur pour introduire un recours contre la décision administrative.
  § 3. Tout acte d'instruction ou de poursuite visé à l'article 22 du Titre préliminaire du Code de procédure pénale relative aux infractions visées aux articles 449 à 452 du Code des impôts sur les revenus 1992, 73 et 73bis du Code de la taxe sur la valeur ajoutée, 207 et 207bis du Code des droits et taxes divers et 85 à 88 du présent code, suspend le cours de la prescription des créances fiscales et non fiscales.
  La suspension débute dès que l'action publique est mise en mouvement et se termine par l'abandon des poursuites pénales, l'extinction de l'action publique ou lorsque le jugement ou l'arrêt est coulé en force de chose jugée pour les infractions visées à l'alinéa 1er.
HOOFDSTUK 3. - De rechten en voorrechten van de Schatkist
CHAPITRE 3. - Des droits et privilèges du Trésor
Afdeling 1. - De door sommige schuldenaars van de belasting op de spelen en de weddenschappen te stellen waarborgen
Section 1re. - Des garanties à fournir par certains redevables de la taxe sur les jeux et paris
Art.26. De Koning kan van de schuldenaars van de belasting op de spelen en de weddenschappen bedoeld in titel III van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen een zakelijke waarborg eisen in de gevallen die Hij bepaalt en volgens de voorwaarden die Hij vaststelt.
  De Koning bepaalt het bedrag van deze waarborg, rekening houdend met de aard en de organisatievoorwaarden van de verrichtingen.
  Deze waarborg moet gesteld worden uiterlijk acht dagen voor de aanvang van de verrichtingen.
  De zakelijke waarborg bestaat uit een borgstelling in geld of effecten.
Art.26. Le Roi peut exiger des redevables de la taxe sur les jeux et paris visée au titre III du Code des taxes assimilées aux impôts sur les revenus une garantie réelle dans les cas qu'Il détermine et aux conditions qu'Il fixe.
  Le Roi détermine le montant de cette garantie en tenant compte de la nature et des conditions d'organisation des opérations.
  Cette garantie doit être fournie au plus tard huit jours avant le commencement des opérations.
  La garantie réelle s'entend d'un cautionnement en numéraire ou en fonds publics.
Afdeling 2. - Het voorrecht en de wettelijke hypotheek
Section 2. - Du privilège et de l'hypothèque légale
Art.27. Voor de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen heeft de Schatkist een algemeen voorrecht op de inkomsten en roerende goederen van alle aard van de schuldenaar en de medeschuldenaar, met uitzondering van de schepen en vaartuigen.
Art.27. Pour le recouvrement des créances fiscales et non fiscales, le Trésor a un privilège général sur les revenus et les biens meubles de toute nature du redevable et du codébiteur, à l'exception des navires et des bateaux.
Art.28. Het voorrecht bedoeld in artikel 27 neemt rang onmiddellijk na het voorrecht vermeld in artikel 19, eerste lid, 5°, van de hypotheekwet van 16 december 1851.
  In afwijking van het eerste lid, heeft het voorrecht inzake bedrijfsvoorheffing, roerende voorheffing, belasting over de toegevoegde waarde en de verhogingen, administratieve geldboeten en bijbehoren die betrekking hebben op deze voorheffingen en op deze belasting, evenals het voorrecht inzake de bijbehoren die betrekking hebben op deze verhogingen en administratieve geldboeten, dezelfde rang als het voorrecht vermeld in artikel 19, eerste lid, 4° ter, van de hypotheekwet van 16 december 1851.
  De aanwending bij voorrang, vermeld in artikel 19 in fine van de hypotheekwet van 16 december 1851, is van toepassing op de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen bedoeld in artikel 27.
Art.28. Le privilège visé à l'article 27 prend rang immédiatement après le privilège mentionné à l'article 19, alinéa 1er, 5°, de la loi hypothécaire du 16 décembre 1851.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, le privilège en matière de précompte professionnel, de précompte mobilier, de taxe sur la valeur ajoutée et d'accroissements, d'amendes administratives et fiscales et d'accessoires afférents à ces précomptes et à cette taxe, ainsi qu'en matière d'accessoires afférents à ces accroissements et amendes administratives et fiscales, a le même rang que le privilège qui est visé à l'article 19, alinéa 1er, 4° ter, de la loi hypothécaire du 16 décembre 1851.
  L'affectation par préférence visée à l'article 19 in fine de la loi hypothécaire du 16 décembre 1851 est applicable aux créances fiscales et non fiscales visées à l'article 27.
Art.29. De fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen zijn gewaarborgd door een wettelijke hypotheek op al de aan de schuldenaar en de medeschuldenaar toebehorende goederen, die in België gelegen en daarvoor vatbaar zijn.
  De wettelijke hypotheek neemt rang te rekenen vanaf de dag van de inschrijving die is genomen op verzoek van de ontvanger.
Art.29. Les créances fiscales et non fiscales sont garanties par une hypothèque légale sur tous les biens appartenant au redevable et au codébiteur, situés en Belgique et susceptibles d'hypothèque.
  L'hypothèque légale prend rang à compter du jour de l'inscription qui en est faite à la requête du receveur.
Art.30. De ontvanger kan de inschrijving van de wettelijke hypotheek vorderen vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier of van het innings- en invorderingsregister of vanaf het ogenblik dat de rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van de fiscale of niet-fiscale schuldvordering in kracht van gewijsde is getreden.
  In afwijking van het eerste lid kan de inschrijving van de wettelijke hypotheek lastens een medeschuldenaar slechts gevorderd worden vanaf de uitwerkingsdatum van de aanmaning tot betaling bedoeld in artikel 13, § 2, behalve wanneer de rechten van de Schatkist in het gedrang komen, in welk geval zij gevorderd kan worden vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier of van het innings- en invorderingsregister.
  Artikel XX.113 van het Wetboek van economisch recht is niet van toepassing op de wettelijke hypotheek wat betreft de fiscale of niet-fiscale schuldvordering die is opgenomen in een kohier of een innings- en invorderingsregister dat vóór het vonnis van faillietverklaring uitvoerbaar werd verklaard, of die het voorwerp uitmaakt van een rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van deze schuldvordering die vóór het vonnis van faillietverklaring in kracht van gewijsde is getreden.
Art.30. Le receveur peut requérir l'inscription de l'hypothèque légale à compter de la date d'exécutoire du rôle ou du registre de perception et recouvrement, ou du moment où la décision judiciaire portant condamnation au paiement de la créance fiscale ou non fiscale est coulée en force de chose jugée.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, l'inscription de l'hypothèque légale ne peut être requise à charge d'un codébiteur qu'à compter de la date d'effet de la sommation de payer visée à l'article 13, § 2, sauf lorsque les droits du Trésor sont en péril, auquel cas elle peut être requise à compter de la date d'exécutoire du rôle ou du registre de perception et recouvrement.
  L'article XX.113 du Code de droit économique n'est pas applicable à l'hypothèque légale en ce qui concerne la créance fiscale ou non fiscale reprise dans un rôle ou un registre de perception et recouvrement rendus exécutoires antérieurement au jugement déclaratif de la faillite, ou faisant l'objet d'une décision judiciaire portant condamnation au paiement de celle-ci coulée en force de chose jugée antérieurement au jugement déclaratif de la faillite.
Art.31. [1 De inschrijving van de wettelijke hypotheek heeft plaats niettegenstaande verzet, betwisting of beroep.
   Behalve de vermeldingen bedoeld in artikel 89 van de hypotheekwet van 16 december 1851, vermeldt het borderel, voor elke fiscale of niet-fiscale schuldvordering die gewaarborgd is door de wettelijke hypotheek, de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier of van het innings- en invorderingsregister, of de datum waarop de rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van de fiscale of niet-fiscale schuldvordering in kracht van gewijsde is getreden.]1

  
Art.31. [1 L'inscription de l'hypothèque légale a lieu nonobstant opposition, contestation ou recours.
   Sans préjudice des mentions prescrites par l'article 89 de la loi hypothécaire du 16 décembre 1851, le bordereau mentionne, pour chaque créance fiscale ou non fiscale garantie par l'hypothèque légale, la date d'exécutoire du rôle ou du registre de perception et recouvrement, ou la date à laquelle est coulée en force de chose jugée la décision judiciaire portant condamnation au paiement de la créance fiscale ou non fiscale.]1

  
Art.32. De inschrijving van de wettelijke hypotheek kan worden gevorderd voor een door de ontvanger in het borderel te bepalen bedrag, dat al de bijbehoren vertegenwoordigt die voor de vereffening van de fiscale of niet-fiscale schuldvordering in hoofdsom, opcentiemen, opdeciemen, verhogingen en administratieve en fiscale geldboeten zouden kunnen verschuldigd zijn.
Art.32. L'inscription de l'hypothèque légale peut être requise pour une somme à arbitrer par le receveur, dans le bordereau, en représentation de tous les accessoires qui pourraient être dus avant l'acquittement de la créance fiscale ou non fiscale en principal, additionnels, accroissements, amendes administratives et fiscales.
Art.33. De kosten van de hypothecaire formaliteiten in verband met de wettelijke hypotheek zijn ten laste van de schuldenaar of de medeschuldenaar.
Art.33. Les frais de formalités hypothécaires relatives à l'hypothèque légale sont à charge du redevable ou du codébiteur.
Art.34. § 1. De ontvanger verleent handlichting in de administratieve vorm zonder dat hij, tegenover de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, gehouden is verantwoording van de betaling van de verschuldigde sommen te verstrekken.
  § 2. Zo de betrokkene, alvorens de fiscale of niet-fiscale schuldvordering vereffend te hebben die door de wettelijke hypotheek gewaarborgd is, wenst alle of een deel van de bezwaarde goederen vrij te maken van hypotheek, dient hij daartoe een verzoek in bij de bevoegde ontvanger. Dat verzoek wordt ingewilligd zo de Staat reeds voldoende zekerheid bezit, of zo deze hem wordt gegeven, voor het bedrag van hetgeen hem verschuldigd is.
Art.34. § 1er. Le receveur donne mainlevée dans la forme administrative sans qu'il soit tenu, vis-à-vis de l'Administration générale de la Documentation patrimoniale, de fournir la justification du paiement des sommes dues.
  § 2. Si, avant d'avoir acquitté la créance fiscale ou non fiscale garantie par l'hypothèque légale, l'intéressé désire en affranchir tout ou partie des biens grevés, il en fait la demande au receveur. Cette demande est admise si l'Etat a déjà ou s'il lui est donné sûreté suffisante pour le montant de ce qui lui est dû.
Afdeling 3. - De aansprakelijkheid en plichten van sommige ministeriële officieren, openbare ambtenaren en andere personen
Section 3. - De la responsabilité et des obligations de certains officiers ministériels, fonctionnaires publics et autres personnes
Onderafdeling 1. - De aansprakelijkheid en plichten inzake de opmaak van akten die de vervreemding of hypothecaire aanwending van een voor hypotheek vatbaar goed tot voorwerp hebben
Sous-section 1re. - De la responsabilité et des obligations en matière d'établissement des actes ayant pour objet l'aliénation ou l'affectation hypothécaire d'un bien susceptible d'hypothèque
Art.35. § 1. [1 Om de Schatkist, met het oog op de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, in staat te stellen een wettelijke hypotheek te nemen op een voor hypotheek vatbaar goed dat het voorwerp uitmaakt van een ontwerpakte tot vervreemding of hypothecaire aanwending is de notaris die verzocht is om een akte op te maken die de vervreemding of de hypothecaire aanwending van een voor hypotheek vatbaar goed tot voorwerp heeft, persoonlijk aansprakelijk, in de zin van artikel [3 6.5]3 van het Burgerlijk Wetboek, voor de betaling van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die tot een hypothecaire inschrijving aanleiding kunnen geven, indien hij daarvan geen bericht geeft aan:]1
  1° de dienst belast met de informatie- en communicatietechnologie van de Federale Overheidsdienst Financiën, op elektronische wijze;
  2° de ontvanger waaronder de eigenaar of de houder van een zakelijk recht op het goed dat het voorwerp van de akte is, ressorteert, of de ontvanger van de dienst die door de Koning daarvoor is aangewezen wanneer de eigenaar of de houder van een zakelijk recht op het goed zijn verblijfplaats in het buitenland heeft, wanneer het bericht omwille van overmacht of een technische storing niet kan worden meegedeeld overeenkomstig 1°. In dat geval wordt het bericht bij aangetekende zending verzonden.
  [1 Het bericht vermeldt de identiteit van de afzender, het goed dat het voorwerp is van de akte bedoeld in het eerste lid en de identiteit van de eigenaar of houder van een zakelijk recht op dat goed.
   Voor de toepassing van deze bepaling omvat de identiteit van de afzender, de naam, voornaam, hoedanigheid, adres en ondernemingsnummer.
   Voor de toepassing van deze bepaling omvat de identiteit van de eigenaar of houder van een zakelijk recht:
   a) voor natuurlijke personen: de naam, voornamen en het identificatienummer van het Rijksregister, of bij gebreke daaraan het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, of bij gebreke aan zulke nummers, hun geboortedatum;
   b) voor rechtspersonen: de naam, de rechtsvorm en het ondernemingsnummer.
   Voor de toepassing van deze bepaling omvat de identificatie van het goed dat het voorwerp is van de akte bedoeld in het eerste lid, de aard van het goed, zijn adres, het nummer van de kadastrale legger, en indien deze gegevens gekend zijn, de verkoopprijs en de hypothecaire toestand.]1

  Indien de akte waarvan sprake [1 in het eerste lid]1 niet verleden wordt binnen de drie maanden te rekenen van de verzending van het bericht, wordt het als niet bestaande beschouwd.
  § 2. Wanneer eenzelfde bericht achtereenvolgens verzonden wordt overeenkomstig de procedures voorzien respectievelijk in paragraaf 1, eerste lid, 1° en 2°, dan zal het bericht opgesteld overeenkomstig paragraaf 1, eerste lid, 2°, slechts primeren indien de verzendingsdatum ervan de verzendingsdatum van het bericht opgesteld overeenkomstig paragraaf 1, eerste lid, 1°, voorafgaat.
  § 3. Wanneer het bericht meegedeeld is overeenkomstig § 1, eerste lid, 1°, wordt onder de verzendingsdatum van het bericht verstaan de datum van ontvangstmelding meegedeeld door [2 de dienst belast]2 met informatie- en communicatietechnologie van de Federale Overheidsdienst Financiën.
  § 4. De Koning stelt de praktische toepassingsvoorwaarden van dit artikel vast.
  
Art.35. § 1er. [1 Afin de permettre au Trésor de prendre une hypothèque légale sur un bien qui en est susceptible et qui fait l'objet d'un projet d'acte d'aliénation ou d'affectation hypothécaire, aux fins d'assurer le recouvrement des créances fiscales et non fiscales, le notaire requis de dresser un acte ayant pour objet l'aliénation ou l'affectation hypothécaire d'un bien susceptible d'hypothèque, est personnellement responsable au sens de l'article [2 6.5]2 du Code civil, du paiement des créances fiscales et non fiscales pouvant donner lieu à inscription hypothécaire, s'il n'en avise pas:]1
  1° le service en charge de l'information et de la communication du Service public fédéral Finances, par voie électronique ;
  2° le receveur dont relève le propriétaire ou le titulaire d'un droit réel sur le bien faisant l'objet de l'acte, ou le receveur du service désigné à cette fin par le Roi lorsque le propriétaire ou le titulaire d'un droit réel sur le bien a sa résidence à l'étranger, lorsque la communication de l'avis ne peut, en raison d'un cas de force majeure ou d'un dysfonctionnement technique, être effectuée conformément au 1°. Dans ce cas, l'avis est adressé par envoi recommandé.
  [1 L'avis mentionne l'identité de l'expéditeur, le bien qui fait l'objet de l'acte visé à l'alinéa 1er et l'identité du propriétaire ou du titulaire d'un droit réel sur ce bien.
   Pour l'application de la présente disposition, l'identité de l'expéditeur comprend les nom, prénom, qualité, adresse et numéro d'entreprise.
   Pour l'application de la présente disposition, l'identité du propriétaire ou du titulaire d'un droit réel comprend :
   a) pour les personnes physiques : les nom, prénoms et numéro d'identification du Registre National, ou à défaut, le numéro d'identification de la Banque Carrefour de la Sécurité Sociale, ou en l'absence de tels numéros, leur date de naissance;
   b) pour les personnes morales : le nom, la forme juridique et le numéro d'entreprise.
   Pour l'application de la présente disposition, l'identification du bien qui fait l'objet de l'acte visé à l'alinéa 1er comprend la nature du bien, son adresse, le numéro de la matrice cadastrale, et, si ces données sont connues, le prix de vente et la situation hypothécaire.]1

  Si l'acte envisagé [1 dans l'alinéa 1er]1 n'est pas passé dans les trois mois à compter de l'envoi de l'avis, celui-ci sera considéré comme non avenu.
  § 2. Lorsqu'un même avis est adressé successivement selon les procédures prévues respectivement au paragraphe 1er, alinéa 1er, 1° et 2°, l'avis établi conformément au paragraphe 1er, alinéa 1er, 2°, ne prévaut que lorsque sa date d'envoi est antérieure à la date d'envoi de l'avis établi conformément au paragraphe 1er, alinéa 1er, 1°.
  § 3. Lorsque la communication de l'avis est effectuée conformément au § 1er, alinéa 1er, 1°, la date d'envoi de l'avis s'entend de la date de l'accusé de réception communiqué par le service en charge de la technologie de l'information et de la communication du Service public fédéral Finances.
  § 4. Le Roi fixe les conditions d'application pratiques du présent article.
  
Art.36. Indien het belang van de Schatkist dit vereist, geeft de bevoegde ontvanger aan de notaris, vóór het verstrijken van de [2 tiende]2 werkdag volgend op de verzending van het in artikel 35 bedoelde bericht, kennis van het bedrag van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die aanleiding kunnen geven tot inschrijving van de wettelijke hypotheek van de Schatkist op het goed [1 dat het voorwerp van de akte is en in voorkomend geval dat hij een wettelijke hypotheek op het goed heeft ingeschreven voor het bedrag van deze schulden:]1
  1° op elektronische wijze, volgens de door de Koning bepaalde procedure;
  2° bij aangetekende zending, wanneer de kennisgeving omwille van overmacht of een technische storing niet kan worden meegedeeld overeenkomstig 1°, of wanneer de notaris het bericht bedoeld in artikel 35, § 1, heeft verzonden bij aangetekende zending.
  Wanneer eenzelfde kennisgeving achtereenvolgens wordt verzonden volgens de procedures voorzien respectievelijk in het eerste lid, 1° en 2°, dan zal de kennisgeving opgesteld overeenkomstig het eerste lid, 2°, slechts primeren wanneer de verzendingsdatum ervan de verzendingsdatum van de kennisgeving opgesteld overeenkomstig het eerste lid, 1°, voorafgaat.
  Wanneer de kennisgeving is meegedeeld overeenkomstig het eerste lid, 1°, is de datum van de verzending van de kennisgeving de datum van de ontvangstbevestiging meegedeeld door de dienst informatie- en communicatietechnologie van de afzender van het bericht bedoeld in artikel 35, § 1.
  [1 De inlichtingen hernomen in de kennisgeving beoogd in dit artikel zijn dezelfde ongeacht of ze werden meegedeeld via elektronische weg of via aangetekende zending.
   In geval van een elektronische verzending, worden de herkomst en de integriteit van de inhoud van de kennisgeving verzekerd door middel van gepaste beveiligingstechnieken.
   Opdat de kennisgeving geldig zou zijn, wordt een elektronisch certificaat gebruikt.
   Ongeacht de toegepaste techniek wordt verzekerd dat enkel de gemachtigde personen toegang hebben tot de middelen waarmee het elektronisch certificaat gecreëerd wordt.
   De in werking gestelde procedures laten toe de natuurlijke persoon verantwoordelijk voor de verzending te identificeren, alsook het moment van de verzending.
   Met als enig doel de bepalingen bedoeld in het vierde tot achtste lid uit te voeren, wordt de belastingschuldige geïdentificeerd ofwel door het identificatienummer van het Rijksregister of, bij gebreke daaraan, het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, wanneer het om een natuurlijke persoon gaat, ofwel door het identificatienummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen, wanneer het om een rechtspersoon gaat.]1

  
Art.36. Si l'intérêt du Trésor l'exige, le receveur compétent notifie au notaire, avant l'expiration du [2 dixième]2 jour ouvrable qui suit la date d'envoi de l'avis prévu à l'article 35, le montant des créances fiscales et non fiscales pouvant donner lieu à l'inscription de l'hypothèque légale du Trésor sur le bien [1 faisant l'objet de l'acte et, le cas échéant, qu'il a inscrit une hypothèque légale sur le bien pour le montant de ces dettes]1 :
  1° par voie électronique, selon une procédure déterminée par le Roi ;
  2° par envoi recommandé, lorsque la communication de la notification ne peut, en raison d'un cas de force majeure ou d'un dysfonctionnement technique, être effectuée conformément au 1°, ou lorsque le notaire a adressé l'avis visé à l'article 35, § 1er, par envoi recommandé.
  Lorsqu'une même notification est adressée successivement selon les procédures prévues respectivement à l'alinéa 1er, 1° et 2°, la notification établie conformément à l'alinéa 1er, 2°, ne prévaut que lorsque sa date d'envoi est antérieure à la date d'envoi de la notification établie conformément à l'alinéa 1er, 1°.
  Lorsque la notification est effectuée conformément à l'alinéa 1er, 1°, la date d'envoi de la notification s'entend de la date de l'accusé de réception communiqué par le service Technologie de l'information et de la communication de l'expéditeur de l'avis visé à l'article 35, § 1er.
  [1 Les informations reprises dans la notification visée dans le présent article sont les mêmes qu'elles soient communiquées par voie électronique ou par envoi recommandé.
   En cas d'envoi par voie électronique, l'origine et l'intégrité du contenu de la notification sont assurées au moyen de techniques de protection adaptées.
   Pour que la notification soit valable, un certificat électronique est utilisé.
   Quelle que soit la technique appliquée, il est garanti que seules les personnes habilitées ont accès aux moyens de création du certificat électronique.
   Les procédures mises en oeuvre permettent à la personne physique responsable de l'envoi d'être identifiée, ainsi que d'identifier le moment de l'envoi.
   Dans le seul but d'exécuter les dispositions visées aux alinéas 4 à 8, le redevable est identifié soit par le numéro d'identification du Registre national ou, à défaut, le numéro d'identification de la Banque-Carrefour de la Sécurité Sociale lorsqu'il s'agit d'une personne physique, soit par le numéro d'identification de la Banque-Carrefour des Entreprises lorsqu'il s'agit d'une personne morale.]1

  
Art.37. § 1. Wanneer de in artikel 35 bedoelde akte verleden is, geldt de in artikel 36 bedoelde kennisgeving als beslag onder derden in handen van de notaris op de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening of ten bate van de schuldenaar of de medeschuldenaar en geldt ze als verzet tegen de prijs in de zin van artikel 1642 van het Gerechtelijk Wetboek in de gevallen waarin de notaris gehouden is deze bedragen en waarden overeenkomstig de artikelen 1639 tot 1654 van het Gerechtelijk Wetboek te verdelen.
  Onverminderd de rechten van derden, is de notaris ertoe gehouden, wanneer de in artikel 35 bedoelde akte verleden is, onder voorbehoud van toepassing van de artikelen 1639 tot 1654 van het Gerechtelijk Wetboek, de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening of ten bate van de schuldenaar of de medeschuldenaar, uiterlijk de [2 zevende]2 werkdag die volgt op het verlijden van de akte, aan de in artikel 36 bedoelde ontvanger te storten tot beloop van het bedrag van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die hem in uitvoering van artikel 36 ter kennis werden gebracht en in zoverre deze schuldvorderingen het voorwerp kunnen zijn van middelen tot tenuitvoerlegging.
  Daarenboven, wanneer de aldus door beslag onder derden getroffen sommen en waarden minder bedragen dan het totaal van de sommen verschuldigd aan de ingeschreven schuldeisers en aan de verzetdoende schuldeisers, hierin begrepen de ontvanger, moet de notaris, op straffe van persoonlijke aansprakelijkheid in de zin van artikel [3 6.5]3 van het Burgerlijk Wetboek voor het overschot, uiterlijk de eerste werkdag die volgt op het verlijden van de akte hierover informeren aan:
  1° de dienst belast met informatie- en communicatietechnologie van de Federale Overheidsdienst Financiën, op elektronische wijze;
  2° de ontvanger bedoeld in artikel 36, [1 bij aangetekende zending]1, wanneer de notaris omwille van overmacht of een technische storing de inlichtingen niet kan verstrekken overeenkomstig de bepaling onder 1° of wanneer hij het bericht bedoeld in artikel 35, § 1, bij aangetekende zending heeft verzonden.
  De datum van de inlichting is, naargelang het geval, de datum van ontvangstmelding meegedeeld door [1 de dienst belast]1 met informatie- en communicatietechnologie van de Federale Overheidsdienst Financiën, of de verzendingsdatum van de aangetekende zending.
  § 2. Wanneer eenzelfde inlichting achtereenvolgens gegeven wordt overeenkomstig respectievelijk paragraaf 1, derde lid, 1° en 2°, dan zal de inlichting opgesteld overeenkomstig paragraaf 1, derde lid, 2°, slechts primeren wanneer de verzendingsdatum ervan de verzendingsdatum van de inlichting opgesteld overeenkomstig paragraaf 1, derde lid, 1°, voorafgaat.
  § 3. Onverminderd de rechten van derden, kan de overschrijving of inschrijving van de akte niet aan de Staat worden tegengeworpen indien de inschrijving van de wettelijke hypotheek geschiedt binnen de [2 zeven]2 werkdagen van de datum van de inlichting bedoeld in paragraaf 1, vierde lid.
  Alle niet-ingeschreven schuldvorderingen waarvoor slechts na het verstrijken van de in paragraaf 1, derde lid bepaalde termijn wordt beslag gelegd of verzet aangetekend, zijn zonder uitwerking ten opzichte van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, welke ter uitvoering van artikel 36 werden ter kennis gebracht.
  § 4. De Koning stelt de praktische toepassingsvoorwaarden van dit artikel vast.
  
Art.37. § 1er. Lorsque l'acte visé à l'article 35 est passé, la notification visée à l'article 36 emporte saisie-arrêt entre les mains du notaire sur les sommes et valeurs qu'il détient en vertu de l'acte pour le compte ou au profit du redevable ou du codébiteur et vaut opposition sur le prix au sens de l'article 1642 du Code judiciaire dans les cas où le notaire est tenu de répartir ces sommes et valeurs conformément aux articles 1639 à 1654 du Code judiciaire.
  Sans préjudice des droits des tiers, lorsque l'acte visé à l'article 35 est passé, le notaire est tenu, sous réserve de l'application des articles 1639 à 1654 du Code judiciaire, de verser entre les mains du receveur visé à l'article 36, au plus tard le [1 septième]1 jour ouvrable qui suit la passation de l'acte, les sommes et valeurs qu'il détient en vertu de l'acte pour le compte ou au profit du redevable ou du codébiteur, à concurrence du montant des créances fiscales et non fiscales qui lui ont été notifiées en exécution de l'article 36 et dans la mesure où ces créances peuvent faire l'objet de voies d'exécution.
  En outre, lorsque les sommes et valeurs ainsi saisies-arrêtées sont inférieures à l'ensemble des sommes dues aux créanciers inscrits et aux créanciers opposants, en ce compris le receveur, le notaire doit, sous peine d'être personnellement responsable au sens de l'article [2 6.5]2 du Code civil de l'excédent, en informer au plus tard le premier jour ouvrable qui suit la passation de l'acte :
  1° le service en charge de la technologie de l'information et de la communication du Service public fédéral Finances, par voie électronique ;
  2° le receveur visé à l'article 36, par envoi recommandé, lorsque le notaire ne peut, en raison d'un cas de force majeure ou d'un dysfonctionnement technique, communiquer l'information conformément au 1° ou lorsqu'il a adressé l'avis visé à l'article 35, § 1er, par envoi recommandé.
  Selon le cas, la date de l'information est celle de la date de l'accusé de réception communiqué par le service en charge de la technologie de l'information et de la communication du Service public fédéral Finances, ou de la date d'envoi de l'envoi recommandé.
  § 2. Lorsqu'une même information est adressée successivement selon les procédures prévues respectivement au paragraphe 1er, alinéa 3, 1° et 2°, l'information établie conformément au paragraphe 1er, alinéa 3, 2°, prévaut seulement lorsque sa date d'envoi est antérieure à la date d'envoi de l'information établie conformément au paragraphe 1er, alinéa 3, 1°.
  § 3. Sans préjudice des droits des tiers, la transcription ou l'inscription de l'acte n'est pas opposable à l'Etat, si l'inscription de l'hypothèque légale a lieu dans les [1 sept]1 jours ouvrables de la date de l'information visée au paragraphe 1er, alinéa 4.
  Sont inopérantes au regard des créances fiscales et non fiscales notifiées en exécution de l'article 36, toutes les créances non inscrites pour lesquelles saisie ou opposition n'est pratiquée qu'après l'expiration du délai prévu au paragraphe 1er, alinéa 3.
  § 4. Le Roi fixe les conditions d'application pratiques du présent article.
  
Art. 37/1. [1 De Federale Overheidsdienst Financiën vertegenwoordigd door de voorzitter van het Directiecomité is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, en van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, voor het verzamelen en opslaan van de gegevens die van de notarissen worden ontvangen overeenkomstig artikel 35, het gebruik ervan om na te gaan of de personen die daarin worden vermeld, schuldenaars zijn van een zekere schuld, de kennisgeving van deze schulden, de mededeling van deze schulden aan de betrokken notarissen en, in voorkomend geval, het nemen van de nodige maatregelen voor de inschrijving van de wettelijke hypotheek.
   De gegevens opgenomen in het bericht, de kennisgeving en de inlichting respectievelijk bedoeld in de artikelen 35, 36 en 37 worden door de Federale Overheidsdienst Financiën bewaard tot uiterlijk 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de verjaring plaatsvindt van alle handelingen nodig om de wettelijke hypotheek van de Schatkist te waarborgen of om aansprakelijkheidsvorderingen te kunnen instellen teneinde de invordering te verzekeren van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die tot de bevoegdheid van de verwerkingsverantwoordelijke bedoeld in het eerste lid behoren en, in voorkomend geval, de volledige betaling van alle ermee verbonden bedragen gerealiseerd werd en de ermee verbonden procedures en administratieve en gerechtelijke beroepen definitief afgesloten zijn.]1

  
Art. 37/1. [1 Le Service public fédéral Finances représenté par le Président du Comité de direction est le responsable du traitement au sens du Règlement (UE) 2016/679 du 27 avril 2016 du Parlement européen et du Conseil relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données et abrogeant la directive 95/46/CE, et de la loi du 30 juillet 2018 relative à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel, pour la collecte et la conservation des données reçues des notaires en exécution de l'article 35, leur utilisation en vue de vérifier si les personnes y mentionnées sont redevables d'une dette certaine, la notification de ces dettes, la communication de ces dettes aux notaires concernés et le cas échant, l'adoption de mesures nécessaires pour procéder à l'inscription de l'hypothèque légale.
   Les données contenues dans l'avis, la notification et l'information visés respectivement aux articles 35, 36 et 37 sont conservées par le Service public fédéral Finances jusqu'au 31 décembre au plus tard de l'année suivant celle au cours de laquelle le délai de prescription pour tous les actes nécessaires à préserver l'hypothèque légale du Trésor ou à exercer des actions en responsabilité aux fins d'assurer le recouvrement des créances fiscales et non fiscales relevant des compétences du responsable du traitement visé à l'alinéa 1er est dépassé et, le cas échéant, le paiement intégral des sommes correspondantes est effectué et les procédures et recours administratifs et judiciaires correspondants sont définitivement clôturés.]1

  
Art.38. De inschrijvingen genomen na de in artikel 37, § 3, eerste lid bedoelde termijn, of tot zekerheid van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waarvoor de in artikel 36 bedoelde kennisgeving niet werd gedaan, kunnen niet worden ingeroepen tegen de hypothecaire schuldeiser, noch tegen de verkrijger die handlichting ervan zal kunnen vorderen.
Art.38. Les inscriptions prises après le délai prévu à l'article 37, § 3, alinéa 1er, ou pour sûreté de créances fiscales et non fiscales qui n'ont pas été notifiées conformément à l'article 36, ne sont pas opposables au créancier hypothécaire, ni à l'acquéreur qui pourra en requérir la mainlevée.
Art.39. De aansprakelijkheid door de notaris opgelopen krachtens de artikelen 35 en 37 kan, naar het geval, de waarde van het vervreemde goed of het bedrag van de hypothecaire inschrijving, na aftrek van de sommen en waarden waarop in zijn handen beslag onder derden werd gelegd, niet te bovengaan.
Art.39. La responsabilité encourue par le notaire, en vertu des articles 35 et 37, ne peut excéder, suivant le cas, la valeur du bien aliéné ou le montant de l'inscription hypothécaire, déduction faite des sommes et valeurs saisies-arrêtées entre ses mains.
Art.40. De artikelen [1 35 tot 37 en 38 tot 39]1 zijn van toepassing op elke persoon die bevoegd is om authenticiteit te verlenen aan de in artikel 35 bedoelde akten.
  
Art.40. Les articles [1 35 à 37 et 38 à 39]1 sont applicables à toute personne habilitée à donner l'authenticité aux actes visés à l'article 35.
  
Art.41. Met akkoord van de schuldenaar of de medeschuldenaar zijn de banken, onderworpen aan de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, evenals de kredietgevers en bemiddelaars inzake hypothecair krediet, onderworpen aan boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 van het Wetboek van economisch recht, gemachtigd het in artikel 35 bedoelde bericht te verzenden en zijn zij bevoegd om de in artikel 36 bedoelde kennisgeving te ontvangen.
  De afgifte van een attest door die instellingen aan de notaris betreffende de verzending van het bericht en het gevolg daaraan gegeven door de ontvanger, stelt de aansprakelijkheid van die instellingen in de plaats van die van de notaris.
Art.41. Moyennant l'accord du redevable ou du codébiteur, les banques soumises à la loi du 25 avril 2014 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit, ainsi que les prêteurs en crédit hypothécaire et les intermédiaires en crédit hypothécaire soumis au livre VII, titre 4, chapitre 4 du Code de droit économique, sont autorisés à adresser l'avis prévu à l'article 35 et qualifiés pour recevoir la notification visée à l'article 36.
  La remise d'une attestation par ces organismes au notaire relativement à l'envoi de l'avis et à la suite y donnée par le receveur, substitue la responsabilité de ces organismes à celle du notaire.
Art.42. Geen akte die in het buitenland verleden is en de vervreemding of hypothecaire aanwending van een onroerend goed of een schip tot voorwerp heeft, wordt in België tot overschrijving of inschrijving in de registers van de hypothecaire openbaarmaking, wat de onroerende goederen betreft, of in het Belgisch Scheepsregister, wat de schepen betreft, toegelaten, indien zij niet vergezeld gaat van een attest van de ontvanger bedoeld in artikel 35.
  Dit attest moet vaststellen ofwel dat de eigenaar of de houder van een zakelijk recht geen sommen verschuldigd is uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die tot een hypothecaire inschrijving aanleiding kunnen geven, ofwel dat de wettelijke hypotheek, die de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waarborgt, ingeschreven is.
Art.42. Aucun acte passé à l'étranger et ayant pour objet l'aliénation ou l'affectation hypothécaire d'un immeuble ou d'un bateau ne sera admis en Belgique, à la transcription ou à l'inscription dans les registres de la publicité hypothécaire en ce qui concerne les immeubles, ou dans le Registre naval belge en ce qui concerne les bateaux, s'il n'est accompagné d'un certificat du receveur visé à l'article 35.
  Ce certificat doit attester soit que le propriétaire ou le titulaire du droit réel n'est pas redevable de sommes à titre de créances fiscales et non fiscales pouvant donner lieu à inscription hypothécaire, soit que l'hypothèque légale garantissant ces créances fiscales et non fiscales dues a été inscrite.
Onderafdeling 2. - De aansprakelijkheid en plichten inzake de opmaak van een akte of attest van erfopvolging bedoeld in artikel [2 4.59, § 4, derde lid,]2 van het Burgerlijk Wetboek
Sous-section 2. - De la responsabilité et des obligations en matière d'établissement d'un acte ou d'un certificat d'hérédité visés à l'article [2 4.59, § 4, alinéa 3,]2 du Code civil
Art.43. § 1. [1 Om de inning van zekere en vaststaande fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, die de erflater, zijn erfgenamen en legatarissen of de begunstigden van een door de erflater gemaakte contractuele erfstelling verschuldigd zijn, te verzekeren zijn de notarissen die verzocht zijn om een in artikel [5 4.59, § 4, derde lid,]5 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde akte of attest van erfopvolging op te maken, persoonlijk aansprakelijk in de zin van artikel [6 6.5]6 van het Burgerlijk Wetboek, voor de betaling van de door de erflater, zijn erfgenamen en legatarissen, waarvan de identiteit vermeld is in de akte of het attest, of de begunstigden van een door de erflater gemaakte contractuele erfstelling, verschuldigde sommen uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die ter kennis gebracht kunnen worden overeenkomstig artikel 44, indien zij daarvan geen bericht geven aan:]1
  1° de dienst belast met informatie- en communicatietechnologie van de Federale Overheidsdienst Financiën., en dit op elektronische wijze;
  2° de ontvangers waaronder de erflater en de rechtverkrijgenden waarvan de identiteit vermeld is in de akte of het attest van erfopvolging ressorteren, evenals de ontvanger van de dienst die door de Koning daarvoor is aangewezen, wanneer de erflater en/of een van zijn rechtverkrijgenden in het buitenland verblijven, wanneer het bericht omwille van overmacht of een technische storing niet kan worden meegedeeld overeenkomstig 1°. In dat geval wordt het bericht bij aangetekende zending verzonden.
  Wanneer het gaat om door de erflater verschuldigde sommen, is de aansprakelijkheid bedoeld in het eerste lid beperkt tot de waarde van de nalatenschap.
  Wanneer het gaat om door de rechtverkrijgenden verschuldigde sommen is de aansprakelijkheid bedoeld in het eerste lid beperkt tot de waarde van de tegoeden die toekomen aan de rechtverkrijgende waarvan de identiteit vermeld is in de akte of het attest en betreffende dewelke de notaris aansprakelijk kan worden gesteld.
  § 2. Indien de in § 1, eerste lid, bedoelde akte of het attest niet wordt opgesteld binnen de drie maanden te rekenen van de verzending van het bericht, wordt het als niet bestaande beschouwd.
  § 3. Wanneer eenzelfde bericht achtereenvolgens verzonden wordt overeenkomstig § 1, eerste lid, 1°, en 2°, dan zal het bericht opgesteld overeenkomstig § 1, eerste lid, 2°, slechts primeren wanneer de verzendingsdatum ervan de verzendingsdatum van het bericht opgesteld overeenkomstig § 1, eerste lid, 1°, voorafgaat.
  § 4. Wanneer het bericht meegedeeld is overeenkomstig § 1, eerste lid, 1°, wordt onder de verzendingsdatum van het bericht verstaan de datum van ontvangstmelding meegedeeld door [3 de dienst belast]3 met informatie- en communicatietechnologie van de Federale Overheidsdienst Financiën.
  § 5. Het bericht vermeldt de identiteit van de erflater, van zijn erfgenamen of legatarissen alsook van de eventuele begunstigde van een contractuele erfstelling.
  Voor de toepassing van deze bepaling omvat de identiteit:
  1° voor natuurlijke personen, de naam, de voornaam en, in voorkomend geval, het identificatienummer van het Rijksregister of, bij gebrek daaraan, het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van de betrokkenen, of, bij gebrek aan zulke nummers, hun geboortedatum;
  2° voor rechtspersonen, trusts, fiducieën of gelijkaardige juridische constructies, de maatschappelijke benaming [2 en, in voorkomend geval, de statutaire zetel en]2 het identificatienummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen.
  § 6. De Koning bepaalt de overige voorwaarden en praktische toepassingsmodaliteiten van dit artikel.
  
Art.43. § 1er. [1 Afin de garantir la perception des créances fiscales et non fiscales certaines et liquides et dues par le de cujus, ses héritiers et légataires ou les bénéficiaires d'une institution contractuelle consentie par le de cujus, les notaires requis de rédiger l'acte ou le certificat d'hérédité visés à l'article [4 4.59, § 4, alinéa 3,]4 du Code civil sont personnellement responsables au sens de l'article [5 6.5]5 du Code civil, du paiement des sommes dues à titre de créances fiscales et non fiscales par le de cujus, ses héritiers et légataires dont l'identité est mentionnée dans l'acte ou le certificat, ou les bénéficiaires d'une institution contractuelle consentie par le de cujus, et qui sont susceptibles d'être notifiées conformément à l'article 44, s'ils n'en avisent pas:]1
  1° le service en charge de la technologie de l'information et de la communication du Service public fédéral Finances, par voie électronique ;
  2° les receveurs dont relèvent le de cujus et les ayants droit dont l'identité est mentionnée dans l'acte ou le certificat d'hérédité, ainsi que le receveur du service désigné à cette fin par le Roi lorsque le de cujus et/ou l'un de ses ayants droit ont leur résidence à l'étranger, lorsque la communication de l'avis ne peut, en raison d'un cas de force majeure ou d'un dysfonctionnement technique, être effectuée conformément au 1°. Dans ce cas, l'avis est adressé par envoi recommandé.
  S'agissant de sommes dues par le de cujus, la responsabilité visée à l'alinéa 1er est limitée à la valeur de la succession.
  S'agissant de sommes dues par des ayants droit, la responsabilité visée à l'alinéa 1er est limitée à la valeur des avoirs qui échoient à l'ayant droit dont l'identité est mentionnée dans l'acte ou le certificat et à propos duquel la responsabilité du notaire est engagée.
  § 2. Si l'acte ou le certificat visé au § 1er, alinéa 1er, n'est pas passé dans les trois mois à compter de l'envoi de l'avis, celui-ci est considéré comme non avenu.
  § 3. Lorsqu'un même avis est adressé successivement selon les procédures visées au § 1er, alinéa 1er, 1° et 2°, l'avis établi conformément au § 1er, alinéa 1er, 2°, ne prévaut que lorsque sa date d'envoi est antérieure à la date d'envoi de l'avis établi conformément au § 1er, alinéa 1er, 1°.
  § 4. Lorsque l'avis est communiqué conformément au § 1er, alinéa 1er, 1°, la date d'envoi de l'avis s'entend de la date de l'accusé de réception communiqué par le service en charge de la technologie de l'information et de la communication du Service public fédéral Finances.
  § 5. L'avis mentionne l'identité du de cujus, de ses héritiers ou légataires, ainsi que du bénéficiaire éventuel d'une institution contractuelle.
  Pour l'application de cette disposition, l'identité comprend :
  1° pour les personnes physiques, le nom, le prénom, et, le cas échéant, le numéro d'identification du Registre national ou, à défaut, le numéro d'identification à la Banque-carrefour de la Sécurité Sociale des intéressés, ou, à défaut de tels numéros, leur date de naissance ;
  2° pour les personnes morales, les trusts, les fiducies et les constructions juridiques similaires, la dénomination sociale [2 et, le cas échéant, le siège statutaire et]2 le numéro d'identification à la Banque-carrefour des Entreprises.
  § 6. Le Roi détermine les autres conditions et les modalités pratiques d'application du présent article.
  
Art.44. § 1. De bevoegde ontvanger kan aan de notaris die het in artikel 43 bedoelde bericht verzonden heeft, vóór het verstrijken van de [2 tiende]2 werkdag volgend op de verzendingsdatum van dat bericht, kennisgeven van het bestaan lastens de erflater of een andere persoon vermeld in het bericht, van een som verschuldigd uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, met opgave voor elk van de schuldenaars van het bedrag van de hiervoor bedoelde schuld:
  1° op elektronische wijze, volgens de door de Koning bepaalde procedure;
  2° bij aangetekende zending, wanneer de kennisgeving omwille van overmacht of een technische storing niet kan worden meegedeeld overeenkomstig 1°, of wanneer de notaris het in artikel 43, § 1, bedoelde bericht verzonden heeft bij aangetekende zending.
  Het eerste lid is enkel van toepassing voor zover deze schuld een zekere en vaststaande schuld uitmaakt.
  § 2. Wanneer eenzelfde kennisgeving achtereenvolgens wordt verzonden volgens de procedures voorzien respectievelijk in § 1, eerste lid, 1° en 2°, dan zal de kennisgeving opgesteld overeenkomstig paragraaf 1, eerste lid, 2°, slechts primeren wanneer de verzendingsdatum ervan de verzendingsdatum van de kennisgeving opgesteld overeenkomstig § 1, eerste lid, 1°, voorafgaat.
  § 3. Wanneer de kennisgeving meegedeeld is overeenkomstig § 1, eerste lid, 1°, is de datum van de verzending van de kennisgeving de datum van de ontvangstbevestiging meegedeeld door de dienst informatie- en communicatietechnologie van de afzender van het bericht bedoeld in artikel 43, § 1.
  [1 § 4. De inlichtingen hernomen in de kennisgeving beoogd in dit artikel zijn dezelfde ongeacht of ze werden meegedeeld via elektronische weg of via aangetekende zending.
   In geval van een elektronische verzending, worden de herkomst en de integriteit van de inhoud van de kennisgeving verzekerd door middel van gepaste beveiligingstechnieken.
   Opdat de kennisgeving geldig zou zijn, wordt een elektronisch certificaat gebruikt.
   Ongeacht de toegepaste techniek wordt verzekerd dat enkel de gemachtigde personen toegang hebben tot de middelen waarmee het elektronisch certificaat gecreëerd wordt.
   De in werking gestelde procedures laten toe de natuurlijke persoon verantwoordelijk voor de verzending te identificeren, alsook het moment van de verzending.
   Met als enig doel de bepalingen bedoeld in deze paragraaf uit te voeren, wordt de belastingschuldige geïdentificeerd ofwel door het identificatienummer van het Rijksregister of, bij gebreke daaraan, het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, wanneer het om een natuurlijke persoon gaat, ofwel door het identificatienummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen, wanneer het om een rechtspersoon gaat.]1

  
Art.44. § 1er. Avant l'expiration du [2 dixième]2 jour ouvrable qui suit la date d'envoi de l'avis visé à l'article 43, le receveur compétent, peut notifier au notaire ayant envoyé l'avis, l'existence, dans le chef du de cujus ou d'une autre personne mentionnée dans l'avis, d'une somme due à titre de créances fiscales et non fiscales, ainsi que le montant, dans le chef de chaque débiteur, de la dette susvisée :
  1° par voie électronique, selon une procédure déterminée par le Roi ;
  2° par envoi recommandé, lorsque la communication de la notification ne peut, en raison d'un cas de force majeure ou d'un dysfonctionnement technique, être effectuée conformément au 1°, ou lorsque le notaire a adressé l'avis visé à l'article 43, § 1er, par envoi recommandé.
  L'alinéa 1er s'applique seulement dans la mesure où cette dette constitue une dette certaine et liquide.
  § 2. Lorsqu'une même notification est adressée successivement selon les procédures prévues respectivement au § 1er, alinéa 1er, 1° et 2°, la notification établie conformément au paragraphe 1er, alinéa 1er, 2°, ne prévaut que lorsque sa date d'envoi est antérieure à la date d'envoi de la notification établie conformément au § 1er, alinéa 1er, 1°.
  § 3. Lorsque la communication de la notification est effectuée conformément au § 1er, alinéa 1er, 1°, la date d'envoi de la notification s'entend de la date de l'accusé de réception communiqué par le service Technologie de l'information et de la communication de l'expéditeur de l'avis visé à l'article 43, § 1er.
  [1 § 4. Les informations reprises dans la notification visée dans le présent article sont les mêmes qu'elles soient communiquées par voie électronique ou par envoi recommandé.
   En cas d'envoi par voie électronique, l'origine et l'intégrité du contenu de la notification sont assurées au moyen de techniques de protection adaptées.
   Pour que la notification soit valable, un certificat électronique est utilisé.
   Quelle que soit la technique appliquée, il est garanti que seules les personnes habilitées ont accès aux moyens de création du certificat électronique.
   Les procédures mises en oeuvre permettent à la personne physique responsable de l'envoi d'être identifiée, ainsi que d'identifier le moment de l'envoi.
   Dans le seul but d'exécuter les dispositions visées dans ce paragraphe, le redevable est identifié soit par le numéro d'identification du Registre national ou, à défaut, le numéro d'identification de la Banque-Carrefour de la Sécurité Sociale lorsqu'il s'agit d'une personne physique, soit par le numéro d'identification de la Banque-Carrefour des Entreprises lorsqu'il s'agit d'une personne morale.]1

  
Art.45. In het attest van erfopvolging of onderaan de afgeleverde uitgifte [1 of het uittreksel]1 van de akte van erfopvolging wordt vermeld hetzij dat er geen kennisgeving van schulden bij toepassing van artikel 44 werd gedaan en dit zowel in hoofde van de erflater als in hoofde van één of meerdere personen die vermeld zijn in het bericht en die bestemmeling zijn van het attest [1 , de uitgifte of het uittreksel]1, hetzij dat de schulden waarvan bij toepassing van artikel 44 kennis werd gegeven zijn betaald of, in voorkomend geval zullen worden betaald met de tegoeden gehouden door de schuldenaar van deze fondsen.
  De vermelding van de gedane of van de nog te verrichten betaling wordt door de door de Koning aangewezen ambtenaar onderaan het attest toegevoegd of vervolledigd.
  De notaris die een attest van erfopvolging [1 , een uitgifte of een uittreksel]1 van een akte van erfopvolging aflevert waarin onjuiste vermeldingen staan met betrekking tot het ontbreken van de kennisgeving of de betaling van de schulden waarvan van het bestaan kennis werd gegeven overeenkomstig artikel 44, loopt dezelfde aansprakelijkheid op als deze die de verplichting bepaald in artikel 43, § 1, niet naleeft. Deze aansprakelijkheid is evenwel beperkt tot het bedrag dat als gevolg van die onjuistheden niet kon worden ingevorderd.
  
Art.45. Dans le certificat d'hérédité ou au pied de l'expédition [1 ou de l'extrait]1 de l'acte d'hérédité délivrée, il est fait mention soit de l'absence de notification de dettes en vertu de l'article 44, tant dans le chef du de cujus que dans le chef d'une ou plusieurs personnes mentionnées dans l'avis et destinataires du certificat [1 , de l'expédition ou de l'extrait]1, soit du paiement des dettes notifiées en vertu de l'article 44, le cas échéant à intervenir au moyen des fonds détenus auprès du débiteur de ces fonds.
  La mention du paiement intervenu ou à intervenir est ajoutée ou complétée, au pied du certificat, par le fonctionnaire désigné par le Roi.
  Le notaire qui délivre un certificat d'hérédité [1 , une expédition ou un extrait]1 de l'acte d'hérédité portant des mentions inexactes relatives à l'absence de notification ou au paiement des dettes dont l'existence a été notifiée en vertu de l'article 44, encourt la même responsabilité que celui qui contrevient à l'obligation visée à l'article 43, § 1er. Cette responsabilité est toutefois limitée au montant non recouvré du fait de ces inexactitudes.
  
Art.46. § 1. Op straffe van persoonlijk aansprakelijk te zijn voor de betaling van de schulden waarvan kennis werd gegeven bij toepassing van artikel 44, kan diegene die tegoeden van een overledene vrijgeeft overeenkomstig artikel [2 4.59, § 4, derde lid,]2 van het Burgerlijk Wetboek, dat maar op een bevrijdende wijze doen indien duidelijk uit het attest van erfopvolging [2 , de uitgifte of het uittreksel]2 van de akte van erfopvolging blijkt dat geen enkele kennisgeving als bedoeld in artikel 44 werd gedaan.
  In afwijking van het eerste lid kan het vrijgeven van de tegoeden van de overledene overeenkomstig artikel [2 4.59, § 4, derde lid,]2 van het Burgerlijk Wetboek toch op een bevrijdende wijze gedaan worden aan de erfgenaam, de legataris, de begunstigde van een contractuele erfstelling of een gerechtsmandataris die een attest van erfopvolging [2 , een uitgifte of een uittreksel]2 van de akte van erfopvolging voorlegt, waarin wordt vermeld:
  a) dat alle op naam van de overledene en alle op naam van de erfgenaam, de legataris of de begunstigde van een contractuele erfstelling bestaande schulden waarvan bij toepassing van artikel 44 in voorkomend geval kennis werd gegeven, werden betaald of
  b) dat de tegoeden kunnen worden vrijgegeven aan deze erfgenaam, legataris, begunstigde van een contractuele erfstelling of gerechtsmandataris na betaling van de schulden ter kennis gebracht op naam van de rechtverkrijgende en van zijn deel in de schulden ter kennis gebracht op naam van de erflater, met de tegoeden gehouden door de schuldenaar van deze fondsen.
  § 2. De in § 1, eerste lid, bedoelde aansprakelijkheid is beperkt tot de waarde van de tegoeden die zijn vrijgegeven aan de schuldenaars die zijn vermeld in de kennisgeving bedoeld in artikel 44.
  
Art.46. § 1er. Sous peine d'être personnellement responsable du paiement des dettes notifiées en vertu de l'article 44, celui qui libère des avoirs d'un défunt conformément à l'article [2 4.59, § 4, alinéa 3,]2 du Code civil ne peut le faire de manière libératoire qu'à condition qu'il résulte clairement du certificat d'hérédité [2 , de l'expédition ou de l'extrait]2 de l'acte d'hérédité qu'aucune notification au sens de l'article 44 n'a été faite.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, la libération des avoirs du défunt conformément à l'article [2 4.59, § 4, alinéa 3,]2 du Code civil peut se faire de manière libératoire à l'héritier, au légataire, au bénéficiaire d'une institution contractuelle ou à un mandataire judiciaire qui présente un certificat [2 , une expédition ou un extrait]2 de l'acte d'hérédité mentionnant :
  a) que toutes les dettes éventuellement notifiées conformément à l'article 44 au nom du défunt et au nom de cet héritier, légataire ou bénéficiaire d'une institution contractuelle ont été payées ou
  b) que la libération des avoirs peut avoir lieu au profit de cet héritier, légataire, bénéficiaire d'une institution contractuelle ou mandataire judiciaire, après paiement des dettes notifiées au nom de l'ayant droit et de sa part dans les dettes notifiées au nom du de cujus, au moyen des fonds détenus auprès du débiteur de ces fonds.
  § 2. La responsabilité visée au § 1er, alinéa 1er, est limitée à la valeur des avoirs libérés au profit des débiteurs mentionnés dans la notification visée à l'article 44.
  
Art.47. Het in artikel 43 bedoelde bericht wordt opgemaakt overeenkomstig het door de Koning bepaalde model.
Art.47. L'avis visé à l'article 43 est établi conformément au modèle arrêté par le Roi.
Art. 47/1. [1 De Federale Overheidsdienst Financiën vertegenwoordigd door de voorzitter van het Directiecomité is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG, en van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, voor het verzamelen en opslaan van gegevens die van de notarissen worden ontvangen overeenkomstig artikel 43, het gebruik ervan om na te gaan of de personen die daarin worden vermeld, schuldenaar zijn van een zekere schuld, de kennisgeving van deze schulden, de mededeling van deze schulden aan de betrokken notarissen teneinde de inning van deze schulden te verzekeren.
   De gegevens opgenomen in het bericht en de kennisgeving respectievelijk bedoeld in de artikelen 43 en 44 worden door de Federale Overheidsdienst Financiën bewaard tot uiterlijk 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de verjaring plaatsvindt van alle handelingen nodig om de inning te verzekeren van zekere en vaststaande fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, verschuldigd door de erflater, zijn erfgenamen en legatarissen of de begunstigden van een door de erflater gemaakte contractuele erfstelling of om aansprakelijkheidsvorderingen te kunnen instellen teneinde de invordering van deze schulden te verzekeren, die tot de bevoegdheid van de verwerkingsverantwoordelijke bedoeld in het eerste lid behoren en, in voorkomend geval, de volledige betaling van alle ermee verbonden bedragen gerealiseerd werd en de ermee verbonden procedures en administratieve en gerechtelijke beroepen definitief afgesloten zijn.]1

  
Art. 47/1. [1 Le Service public fédéral Finances représenté par le Président du Comité de direction est le responsable du traitement au sens du Règlement (UE) 2016/679 du 27 avril 2016 du Parlement européen et du Conseil relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données et abrogeant la directive 95/46/CE, et de la loi du 30 juillet 2018 relative à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel, pour la collecte et la conservation des données reçues des notaires en exécution de l'article 43, leur utilisation en vue de vérifier si les personnes y mentionnées sont redevables d'une dette certaine, la notification de ces dettes, la communication de ces dettes aux notaires concernés en vue d'assurer la perception de ces dettes.
   Les données contenues dans l'avis et la notification visés respectivement aux articles 43 et 44 sont conservées par le Service public fédéral Finances jusqu'au 31 décembre au plus tard de l'année suivant celle au cours de laquelle le délai de prescription pour tous les actes visant à garantir la perception des créances fiscales et non fiscales certaines et liquides dues par le de cujus, ses héritiers et légataires ou les bénéficiaires d'une institution contractuelle consentie par le de cujus ou à exercer des actions en responsabilité aux fins d'assurer le recouvrement de ces dettes, relevant des compétences du responsable du traitement visé à l'alinéa 1er est dépassé et, le cas échéant, le paiement intégral des sommes correspondantes est effectué et les procédures et recours administratifs et judiciaires correspondants sont définitivement clôturés.]1

  
Art.48. De artikelen 43 tot 47 zijn van toepassing op elke persoon of dienst die bevoegd is om een in artikel [2 4.59, § 4, derde lid,]2 van het Burgerlijk Wetboek bedoeld attest van erfopvolging op te maken.
  
Art.48. Les articles 43 à 47 sont applicables à toute personne ou service habilité à établir un certificat d'hérédité visé à l'article [2 4.59, § 4, alinéa 3,]2 du Code civil.
  
Onderafdeling 3. - De overige aansprakelijkheden en plichten
Sous-section 3. - Des autres responsabilités et des obligations
Art.49. Openbare ambtenaren of ministeriële officieren, belast met de openbare verkoop van roerende goederen waarvan de waarde ten minste 2 500 euro bedraagt, zijn persoonlijk aansprakelijk in de zin van artikel [2 6.5]2 van het Burgerlijk Wetboek, voor de betaling van de sommen verschuldigd uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die de eigenaar op het ogenblik van de verkoop verschuldigd is, indien zij niet ten minste [1 zeven]1 werkdagen vooraf, bij aangetekende zending, de ontvanger waarvan de eigenaar van die goederen afhangt, ervan verwittigen.
  Wanneer de verkoop heeft plaatsgehad, geldt de kennisgeving van het bedrag van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen door de ontvanger gedaan bij aangetekende zending, uiterlijk daags vóór de verkoop, als beslag onder derden in handen van de in het eerste lid vermelde openbare ambtenaren of ministeriële officieren.
  
Art.49. Les fonctionnaires publics ou les officiers ministériels chargés de vendre publiquement des meubles, dont la valeur atteint au moins 2 500 euros, sont personnellement responsables au sens de l'article [2 6.5]2 du Code civil, du paiement des sommes dues à titre de créances fiscales et non fiscales par le propriétaire au moment de la vente, s'ils n'en avisent pas, par envoi recommandé, au moins [1 sept]1 jours ouvrables à l'avance, le receveur dont relève le propriétaire desdits meubles.
  Lorsque la vente a eu lieu, la notification du montant des créances fiscales et non fiscales faite par le receveur, par envoi recommandé, au plus tard la veille du jour de la vente, emporte saisie-arrêt entre les mains des fonctionnaires publics ou des officiers ministériels visés à l'alinéa 1er.
  
Art.50. § 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 35 tot 41 is de overdracht in eigendom of in vruchtgebruik, van een geheel van goederen, samengesteld uit onder meer elementen die het behoud van de clientèle mogelijk maken, die voor de uitoefening van een vrij beroep, ambt of post of een industrieel, handels- of landbouwbedrijf worden aangewend, evenals de vestiging van een vruchtgebruik op dezelfde goederen, niet tegenstelbaar aan de ontvanger dan na verloop van de maand die volgt op die waarin een met het origineel eensluidend verklaard afschrift van de akte tot overdracht of vestiging ter kennis is gebracht van de voor de overdrager bevoegde ontvanger.
  § 2. De overnemer is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de sommen verschuldigd door de overdrager uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, na verloop van de in paragraaf 1 vermelde termijn, tot beloop van het bedrag dat reeds door hem is betaald of verstrekt, of van een bedrag dat overeenstemt met de werkelijke waarde van de aandelen die in ruil voor de overdracht zijn toegekend vóór de afloop van de voornoemde termijn.
  § 3. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de overdrager bij de akte van overdracht een certificaat voegt dat uitsluitend met dit doel is opgemaakt door de in paragraaf 1 bedoelde ontvanger binnen dertig dagen die de kennisgeving van de overeenkomst voorafgaat.
  Dat certificaat wordt pas uitgereikt wanneer de overdrager daartoe een aanvraag indient bij de voor hem bevoegde ontvanger.
  De ontvanger weigert het certificaat uit te reiken indien de overdrager op de dag van de aanvraag sommen verschuldigd blijft uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen of indien de aanvraag is ingediend na de aankondiging van of tijdens een belastingonderzoek, dan wel na het verzenden van een vraag om inlichtingen met betrekking tot zijn fiscale toestand.
  Het certificaat wordt ofwel uitgereikt ofwel geweigerd binnen dertig dagen na de indiening van de aanvraag van de overdrager.
  § 4. Zijn niet onderworpen aan de bepalingen van dit artikel de overdrachten die worden uitgevoerd door een curator, een gerechtsmandataris gelast met het organiseren en realiseren van een overdracht onder gerechtelijk gezag overeenkomstig artikel XX.85 van het Wetboek van economisch recht of in geval van fusie, splitsing, inbreng van de algemeenheid van goederen of van een tak van werkzaamheid verricht overeenkomstig de bepalingen van [1 het Wetboek van vennootschappen en verenigingen]1.
  § 5. De Koning kan de modellen van de aanvraag en van het certificaat bedoeld in dit artikel bepalen.
  
Art.50. § 1er. Sans préjudice de l'application des articles 35 à 41, la cession, en propriété ou en usufruit, d'un ensemble de biens, composés entre autres d'éléments qui permettent de retenir la clientèle, affectés à l'exercice d'une profession libérale, charge ou office, ou d'une exploitation industrielle, commerciale ou agricole ainsi que la constitution d'un usufruit sur les mêmes biens n'est opposable au receveur qu'à l'expiration du mois qui suit celui au cours duquel une copie de l'acte translatif ou constitutif certifiée conforme à l'original a été notifiée au receveur dont relève le cédant.
  § 2. Le cessionnaire est solidairement responsable du paiement des sommes dues à titre de créances fiscales et non fiscales par le cédant à l'expiration du délai visé au paragraphe 1er, à concurrence du montant déjà payé ou attribué par lui ou d'un montant correspondant à la valeur effective des actions ou parts attribuées en contrepartie de la cession, avant l'expiration dudit délai.
  § 3. Les paragraphes 1er et 2 ne sont pas applicables si le cédant joint à l'acte de cession un certificat établi exclusivement à cette fin par le receveur visé au paragraphe 1er dans les trente jours qui précèdent la notification de la convention.
  La délivrance de ce certificat est subordonnée à l'introduction par le cédant d'une demande auprès du receveur dont il relève.
  Le certificat sera refusé par le receveur si, à la date de la demande, le cédant reste redevable de sommes à titre de créances fiscales et non fiscales ou si la demande est introduite après l'annonce ou au cours d'un contrôle fiscal, ou après l'envoi d'une demande de renseignements relative à sa situation fiscale.
  Le certificat est soit délivré soit refusé dans les trente jours à partir de l'introduction de la demande du cédant.
  § 4. Ne sont pas soumises aux dispositions du présent article les cessions réalisées par un curateur, un mandataire de justice chargé d'organiser et de réaliser un transfert sous autorité de justice conformément à l'article XX.85 du Code de droit économique ou dans le cadre d'une opération de fusion, de scission, d'apport d'une universalité de biens ou d'une branche d'activité réalisée conformément aux dispositions [1 du Code des sociétés et des associations]1.
  § 5. Le Roi peut fixer les modèles de demande et de certificat visés au présent article.
  
Art.51. § 1. In geval van tekortkoming, door een vennootschap of [1 een vereniging zonder winstoogmerk, een internationale vereniging zonder winstoogmerk of een buitenlandse vereniging wanneer deze verenigingen meer dan één van de criteria bedoeld in artikel 3:47, § 2, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen overschrijden]1, aan haar verplichting tot het betalen van de bedrijfsvoorheffing of de belasting over de toegevoegde waarde in haar hoedanigheid van belastingplichtige, zijn de bestuurder of bestuurders van de vennootschap of rechtspersoon die belast zijn met de dagelijkse leiding van de vennootschap of rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de bedrijfsvoorheffing of de belasting over de toegevoegde waarde indien de tekortkoming te wijten is aan een fout in de zin van artikel [2 6.6]2 van het Burgerlijk Wetboek, die ze hebben begaan bij het besturen van de vennootschap of rechtspersoon.
  Deze hoofdelijke aansprakelijkheid kan worden uitgebreid naar de andere bestuurders van de vennootschap of rechtspersoon indien in hun hoofde een fout wordt aangetoond die heeft bijgedragen tot de in het eerste lid bedoelde tekortkoming.
  Onder bestuurders van de vennootschap of van de rechtspersoon in de zin van dit artikel, dient verstaan te worden elke persoon die, in feite of in rechte, de bevoegdheid heeft of heeft gehad om de vennootschap of rechtspersoon te besturen, met uitsluiting van de gerechtsmandatarissen.
  § 2. De herhaalde niet-betaling van de bedrijfsvoorheffing of de belasting over de toegevoegde waarde door de vennootschap of rechtspersoon wordt, behoudens tegenbewijs, vermoed voort te vloeien uit een in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde fout.
  Onder herhaalde inbreuken op de verplichting tot betaling in de zin van dit artikel, wordt verstaan:
  1° inzake bedrijfsvoorheffing, het gebrek aan betaling van ten minste ofwel drie, ofwel twee vervallen schulden binnen een periode van een jaar voor respectievelijk een maandelijkse, dan wel een trimestriële schuldenaar van de voorheffing;
  2° inzake belasting over de toegevoegde waarde, het gebrek aan betaling van ten minste ofwel drie, ofwel twee eisbare schulden binnen een periode van een jaar voor een belastingplichtige die gehouden is tot het indienen van respectievelijk maandelijkse of trimestriële aangiften inzake de belasting over de toegevoegde waarde.
  § 3. Er is geen vermoeden van fout in de zin van § 2, eerste lid, wanneer de niet-betaling het gevolg is van financiële moeilijkheden die aanleiding hebben gegeven tot het openen van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, van faillissement of van gerechtelijke ontbinding.
  § 4. De hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurders van de vennootschap of van de rechtspersoon kan slechts worden ingeroepen voor de betaling, in hoofdsom, nalatigheidsinteresten en bijbehoren, van de schulden inzake bedrijfsvoorheffing of inzake belasting over de toegevoegde waarde.
  § 5. De rechtsvordering tegen aansprakelijke bestuurders is slechts ontvankelijk indien ze wordt ingesteld na het verstrijken van een termijn van één maand te rekenen vanaf een door de ontvanger bij aangetekende zending verzonden kennisgeving, waarin de geadresseerde verzocht wordt de nodige maatregelen te treffen om de tekortkoming te verhelpen of om aan te tonen dat deze niet het gevolg is van een door hen begane fout.
  Deze bepaling verhindert evenwel niet dat de ontvanger, binnen de voormelde termijn, bewarende maatregelen vordert ten laste van het vermogen van de bestuurder of bestuurders van de vennootschap of rechtspersoon aan wie een kennisgeving is toegezonden.
  § 6. Wanneer een insolventieprocedure geopend is, wordt de vordering bedoeld in het huidig artikel, ingesteld voor de insolventierechtbank bedoeld in artikel I.22 van het Wetboek van economisch recht.
  § 7. Indien een vordering bedoeld in artikel XX.225 van het Wetboek van economisch recht is ingesteld, worden de bedragen die op grond van paragraaf 5 aan de fiscale overheid toekomen, toegerekend op het bedrag dat aan de fiscale overheid wordt toegekend op grond van die vordering.
  
Art.51. § 1er. En cas de manquement, par une société ou [1 une association sans but lucratif, une association internationale sans but lucratif ou une association étrangère lorsque ces associations dépassent plus d'un des critères visés à l'article 3:47, § 2, alinéa 1er, du Code des sociétés et des associations]1, à son obligation de paiement du précompte professionnel ou de la taxe sur la valeur ajoutée en sa qualité d'assujetti, le ou les dirigeants de la société ou de la personne morale chargés de la gestion journalière de la société ou de la personne morale sont solidairement responsables du paiement du précompte professionnel ou de la taxe sur la valeur ajoutée si le manquement est imputable à une faute au sens de l'article [2 6.6]2 du Code civil, qu'ils ont commise dans la gestion de la société ou de la personne morale.
  Cette responsabilité solidaire peut être étendue aux autres dirigeants de la société ou de la personne morale lorsqu'une faute ayant contribué au manquement visé à l'alinéa 1er est établie dans leur chef.
  Par dirigeants de la société ou de la personne morale au sens du présent article, il y a lieu d'entendre toutes les personnes qui, en fait ou en droit, détiennent ou ont détenu le pouvoir de gérer la société ou la personne morale, à l'exclusion des mandataires de justice.
  § 2. Le non-paiement répété par la société ou la personne morale du précompte professionnel ou de la taxe sur la valeur ajoutée, est, sauf preuve du contraire, présumé résulter d'une faute visée au paragraphe 1er, alinéa 1er.
  Par inobservation répétée de l'obligation de paiement au sens du présent article, on entend :
  1° en matière de précompte professionnel, le défaut de paiement d'au moins soit trois, soit deux dettes échues au cours d'une période d'un an selon qu'il s'agit respectivement d'un redevable mensuel du précompte ou d'un redevable trimestriel du précompte ;
  2° en matière de taxe sur la valeur ajoutée, le défaut de paiement d'au moins soit trois, soit deux dettes exigibles au cours d'une période d'un an selon qu'il s'agit respectivement d'un assujetti tenu au dépôt de déclarations mensuelles ou d'un assujetti tenu au dépôt de déclarations trimestrielles à la taxe sur la valeur ajoutée.
  § 3. Il n'y a pas présomption de faute au sens du § 2, alinéa 1er, lorsque le non-paiement provient de difficultés financières qui ont donné lieu à l'ouverture de la procédure de réorganisation judiciaire, de faillite ou de dissolution judiciaire.
  § 4. La responsabilité solidaire des dirigeants de la société ou de la personne morale ne peut être engagée que pour le paiement, en principal, intérêts de retard et accessoires, des dettes de précompte professionnel ou de taxe sur la valeur ajoutée.
  § 5. L'action judiciaire contre les dirigeants responsables n'est recevable qu'à l'expiration d'un délai d'un mois à dater d'un avertissement adressé par le receveur par envoi recommandé invitant le destinataire à prendre les mesures nécessaires pour remédier au manquement ou pour démontrer que celui-ci n'est pas imputable à une faute commise par eux.
  Cette disposition ne fait, toutefois, pas obstacle à ce que le receveur puisse requérir, dans le délai précité, des mesures conservatoires à l'égard du patrimoine du ou des dirigeants de la société ou de la personne morale qui ont fait l'objet de l'avertissement.
  § 6. Lorsqu'une procédure d'insolvabilité est ouverte, l'action visée au présent article est portée devant le tribunal de l'insolvabilité visé à l'article I.22 du Code de droit économique.
  § 7. Si une action a été introduite sur base de l'article XX.225 du Code de droit économique, les montants qui reviendraient à l'autorité fiscale sur la base du paragraphe 5 sont imputés sur le montant accordé à l`autorité fiscale sur la base de cette action.
  
Art.52. § 1. Iedere rechtspersoon of natuurlijke persoon die - al dan niet samen met zijn echtgenoot en/of zijn descendenten, ascendenten en zijverwanten tot en met de tweede graad - rechtstreeks of onrechtstreeks minstens 33 percent bezit van de aandelen in een binnenlandse vennootschap, zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 5°, b), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, en deze aandelen, of een gedeelte daarvan ten belope van minstens 75 percent overdraagt uiterlijk in een tijdsspanne van één jaar, is van rechtswege hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de inkomstenbelastingen en voorheffingen verschuldigd door de binnenlandse vennootschap waarvan het actief uiterlijk op de dag van de betaling van de prijs van de aandelen voor ten minste 75 percent bestaat uit vorderingen, financiële vaste activa, geldbeleggingen en/of liquide middelen.
  § 2. De in paragraaf 1 bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid geldt enkel voor de inkomstenbelastingen en voorheffingen, bedoeld in artikel 2, § 1, 7°, a), ii., van dit Wetboek, met inbegrip van de bijbehoren, verhogingen en geldboeten die betrekking hebben op:
  1° het belastbaar tijdperk waarin de overdracht van de aandelen plaatsheeft;
  2° de drie belastbare tijdperken voorafgaand aan deze waarin de overdracht van de aandelen plaatsheeft.
  Als de vennootschap uiterlijk de dag van de overdracht van de aandelen een meerwaarde gerealiseerd heeft op immateriële of materiële vaste activa dewelke het voorwerp kunnen uitmaken van een gespreide taxatie als bedoeld in artikel 47 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 op voorwaarde van herbelegging van de waarde van de vervreemding overeenkomstig paragraaf 2 van dit artikel en tevens de intentie tot herbelegging kenbaar heeft gemaakt in haar fiscale aangifte met betrekking tot het belastbaar tijdperk waarin de meerwaarde gerealiseerd werd, zijn de verkopers van de aandelen bovendien hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting die betrekking heeft op de meerwaarde, als de herbelegging niet geschiedde binnen de wettelijke termijn.
  § 3. Paragraaf 1 is niet van toepassing op de overgedragen aandelen van een genoteerde vennootschap of een onderneming die onder het toezicht staat van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten.
Art.52. § 1er. Toute personne morale ou toute personne physique qui - seule ou avec son conjoint et/ou avec ses descendants, ascendants et collatéraux jusqu'au deuxième degré compris - détient directement ou indirectement au moins 33 pourcent des actions ou parts dans une société résidente, visée à l'article 2, § 1er, 5°, b), du Code sur les revenus 1992, et cède ces actions ou parts ou une partie de celles-ci à concurrence d'au moins 75 pourcent au cours d'une période d'un an, est solidairement et de plein droit responsable du paiement des impôts sur les revenus et des précomptes dus par la société résidente dont l'actif est constitué au minimum de 75 pourcent de créances, immobilisations financières, placements de trésorerie et/ou valeurs disponibles au plus tard le jour du paiement des actions ou parts.
  § 2. La responsabilité solidaire visée au paragraphe 1er ne vaut que pour les impôts sur les revenus et les précomptes, visés à l'article 2, § 1er, 7°, a), ii., du présent Code, en ce compris les accessoires, les accroissements et les amendes, qui se rapportent :
  1° à la période imposable au cours de laquelle a lieu la cession des actions ou parts ;
  2° aux trois périodes imposables précédant celle au cours de laquelle a lieu la cession des actions ou parts.
  En outre, si la société a réalisé au plus tard le jour de la cession des actions ou parts, une plus-value sur des immobilisations corporelles ou incorporelles susceptible de faire l'objet de l'étalement de la taxation visé à l'article 47 du Code des impôts sur les revenus 1992 sous condition du remploi du produit de l'aliénation conformément au paragraphe 2 de cet article et a déclaré son intention de procéder au remploi dans sa déclaration fiscale relative à la période imposable de réalisation de la plus-value, et si le remploi n'est pas réalisé dans le délai légal, les vendeurs des actions ou parts sont solidairement responsables du paiement de l'impôt se rapportant à ladite plus-value.
  § 3. Le paragraphe 1er ne s'applique pas aux cessions des actions ou parts d'une société cotée ou d'une entreprise soumise au contrôle de l'Autorité des services et marchés financiers.
Afdeling 4. - De hoofdelijke aansprakelijkheid voor de fiscale en niet-fiscale schulden van een aannemer of onderaannemer
Section 4. - De la responsabilité solidaire pour les dettes fiscales et non fiscales dues par un entrepreneur ou sous-traitant
Art.53. Voor de toepassing van de artikelen [2 54 tot 59]2, wordt verstaan onder:
  1° "werken":
  a) de werkzaamheden die zijn vermeld in artikel 20, § 2, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde [1 alsook de levering van stortklaar beton als bedoeld in artikel 1, a, vierde lid, achtentwintigste streepje, van het koninklijk besluit van 4 maart 1975 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en tot vaststelling van het aantal leden ervan, met uitzondering van de volgende werkzaamheden:
   1) teelt van granen (met uitzondering van rijst), peulgewassen en oliehoudende zaden;
   2) teelt van rijst;
   3) teelt van groenten, meloenen en wortel- en knolgewassen;
   4) teelt van suikerriet;
   5) teelt van tabak;
   6) teelt van vezelgewassen;
   7) teelt van bloemen;
   8) teelt van andere eenjarige gewassen;
   9) teelt van druiven;
   10) teelt van tropisch en subtropisch fruit;
   11) teelt van citrusvruchten;
   12) teelt van pit- en steenvruchten;
   13) teelt van andere boomvruchten, kleinfruit en noten;
   14) teelt van oliehoudende vruchten;
   15) teelt van gewassen bestemd voor de vervaardiging van dranken;
   16) teelt van specerijgewassen en van aromatische en medicinale gewassen;
   17) teelt van andere meerjarige gewassen;
   18) boomkwekerijen, met uitzondering van bosboomkwekerijen;
   19) overige plantenvermeerdering;
   20) ondersteunende activiteiten in verband met de teelt van gewassen;
   21) voorbereiden van landbouwvelden;
   22) opzetten van een teelt;
   23) besproeien van gewassen ook vanuit de lucht;
   24) snoeien van fruitbomen en van wijnstokken;
   25) overplanten van rijst en uitdunnen van bieten;
   26) verhuur van landbouwmachines en -werktuigen met bedieningspersoneel;
   27) ongediertebestrijding (ook konijnen) met betrekking tot de landbouw;
   28) exploitatie van irrigatiesystemen voor de landbouw;
   29) bosbouw en andere bosbouwactiviteiten;
   30) exploitatie van bossen;
   31) verzamelen van in het wild groeiende producten met uitzondering van hout;
   32) ondersteunende diensten in verband met de bosbouw;
   33) landschapsverzorging]1
;
  b) de door de Koning bepaalde activiteiten of werkzaamheden;
  2° "opdrachtgever": eenieder die de opdracht geeft om tegen een prijs werken uit te voeren of te laten uitvoeren;
  3° "aannemer":
  a) eenieder die zich er toe verbindt om tegen een prijs voor een opdrachtgever werken uit te voeren of te laten uitvoeren;
  b) iedere onderaannemer ten overstaan van de na hem komende onderaannemers;
  c) wanneer de Koning gebruik heeft gemaakt van de delegatie die hem is gegeven in het derde lid, de aannemer die gelijkgesteld wordt met de opdrachtgever.
  4° "onderaannemer": eenieder die er zich toe verbindt, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks, in welk stadium ook, tegen een prijs het aan de aannemer toevertrouwde werk of een onderdeel ervan uit te voeren of te laten uitvoeren of daartoe werknemers ter beschikking te stellen;
  5° "fiscale en niet-fiscale schulden":
  a) de sommen verschuldigd uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, met inbegrip van de niet-betaalde bedragen in het kader van de hoofdelijke aansprakelijkheid bedoeld in artikel 54;
  b) de sommen verschuldigd uit hoofde van buitenlandse fiscale schuldvorderingen waarvoor invorderingsbijstand is gevraagd in het kader van internationale en communautaire rechtsinstrumenten.
  De sommen waarvoor een correct nageleefd afbetalingsplan bestaat en de schulden in de opschorting tijdens de periode van opschorting die wordt bedoeld in het Wetboek van economisch recht, boek XX, titel V, met betrekking tot de gerechtelijke reorganisatie, worden niet beschouwd als schulden in de zin van de artikelen 54 tot 59.
  De Koning kan, voor de in het eerste lid, 1°, b, bedoelde activiteiten of werkzaamheden, na het eenparig advies van de bevoegde paritaire comités of subcomités, de aannemer gelijkstellen met de opdrachtgever. In dat geval neemt de aannemer alle rechten en verplichtingen van de opdrachtgever bedoeld in de artikelen 54 tot 59 over.
  
Art.53. Pour l'application des articles 54 à 59, on entend par :
  1° "travaux" :
  a) les activités visées à l'article 20, § 2, de l'arrêté royal n° 1 du 29 décembre 1992, relatif aux mesures tendant à assurer le paiement de la taxe sur la valeur ajoutée [1 ainsi que celle de la livraison du béton prêt à l'emploi visée à l'article 1er, a, alinéa 4, vingt-huitième tiret, de l'arrêté royal du 4 mars 1975 instituant la Commission paritaire de la construction et fixant sa dénomination et sa compétence et en fixant le nombre de membres, à l'exclusion des activités suivantes :
   1) culture de céréales (à l'exception du riz), de légumineuses et de graines oléagineuses ;
   2) culture du riz ;
   3) culture de légumes, de melons, de racines et de tubercules ;
   4) culture de la canne à sucre ;
   5) culture du tabac ;
   6) culture de plantes à fibres ;
   7) culture de fleurs ;
   8) autres cultures non permanentes ;
   9) culture de la vigne ;
   10) culture de fruits tropicaux et subtropicaux ;
   11) culture d'agrumes ;
   12) culture de fruits à pépins et à noyau ;
   13) culture d'autres fruits d'arbres ou d'arbustes et de fruits à coque ;
   14) culture de fruits oléagineux ;
   15) culture de plantes destinée à la production de boissons ;
   16) culture de plantes à épices, aromatiques, médicinales et pharmaceutiques ;
   17) autres cultures permanentes ;
   18) exploitation de pépinières, sauf pépinières forestières ;
   19) autre reproduction de plantes ;
   20) activités de soutien aux cultures ;
   21) préparation des terres ;
   22) création de cultures ;
   23) pulvérisation des récoltes, y compris par voie aérienne ;
   24) taille des arbres fruitiers et des vignes ;
   25) transplantation du riz et démariage des betteraves ;
   26) location de machines et d'équipements agricoles avec opérateur ;
   27) lutte contre les animaux nuisibles (y compris les lapins) en relation avec l'agriculture ;
   28) exploitation de systèmes d'irrigation pour l'agriculture ;
   29) sylviculture et autres activités forestières ;
   30) exploitation forestière ;
   31) récolte de produits forestiers non ligneux poussant à l'état sauvage ;
   32) services de soutien à l'exploitation forestière ;
   33) services d'aménagement paysager]1
;
  b) les activités ou travaux définis par le Roi ;
  2° "donneur d'ordre": quiconque donne ordre d'exécuter ou de faire exécuter des travaux pour un prix;
  3° "entrepreneur" :
  a) quiconque s'engage, pour un prix, à exécuter ou à faire exécuter des travaux pour un donneur d'ordre ;
  b) chaque sous-traitant par rapport aux sous-traitants suivants ;
  c) lorsque le Roi a fait usage de la délégation qui lui est donnée à l'alinéa 3, l'entrepreneur assimilé au donneur d'ordre.
  4° "sous-traitant" : quiconque s'engage, soit directement, soit indirectement, à quelque stade que ce soit, à exécuter ou à faire exécuter pour un prix, le travail ou une partie du travail confié à l'entrepreneur, ou à mettre des travailleurs à disposition à cet effet ;
  5° "dettes fiscales et non fiscales" :
  a) les sommes dues à titre de créances fiscales et non fiscales, y compris les montants non payés dans le cadre de la responsabilité solidaire visée à l'article 54 ;
  b) les sommes dues à titre de créances fiscales d'origine étrangère pour lesquelles l'assistance au recouvrement est demandée dans le cadre des instruments juridiques internationaux et communautaires.
  Les sommes pour lesquelles il existe un plan d'apurement dûment respecté et les dettes sursitaires pendant la période de sursis visée dans le Code de droit économique, livre XX, titre V, relatif à la réorganisation judiciaire, ne sont pas considérées comme dettes au sens des articles 54 à 59.
  Le Roi peut, pour les activités ou travaux visés à l'alinéa 1er, 1°, b, après avis unanime des commissions ou sous-commissions paritaires compétentes, assimiler l'entrepreneur au donneur d'ordre. Dans ce cas, cet entrepreneur prend en charge tous les droits et obligations du donneur d'ordre visés aux articles 54 à 59.
  
Art.54. § 1. De opdrachtgever die, voor de in artikel 53, eerste lid, 1°, vermelde werken een beroep doet op een aannemer die fiscale en niet-fiscale schulden heeft op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst, is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de schulden van zijn medecontractant.
  § 2. De aannemer die, voor de in artikel 53, eerste lid, 1°, vermelde werken een beroep doet op een onderaannemer die fiscale en niet-fiscale schulden heeft op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst, is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de schulden van zijn medecontractant.
  § 3. De artikelen 1200 tot en met 1216 van het Burgerlijk Wetboek zijn toepasselijk op de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid.
  § 4. De hoofdelijke aansprakelijkheid wordt beperkt tot 35 percent van de totale prijs van de werken toevertrouwd aan de aannemer of onderaannemer, exclusief belasting over de toegevoegde waarde.
  Zij kan worden aangewend voor de betaling van de fiscale en niet-fiscale schulden die bestaan op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst, ongeacht hun datum van vestiging.
  § 5. De in dit artikel vermelde hoofdelijke aansprakelijkheid geldt ook voor de fiscale en niet-fiscale schulden van de vennoten van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid die optreedt als aannemer of onderaannemer.
  § 6. De hoofdelijke aansprakelijkheid bedoeld in dit artikel is eveneens van toepassing op de fiscale en niet-fiscale schulden van de aannemer of onderaannemer die ontstaan in de loop van de uitvoering van de overeenkomst.
  § 7. De in dit artikel bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid in hoofde van de opdrachtgever of aannemer is niet van toepassing wanneer de in artikel 30bis, § 3, of in artikel 30ter, § 2, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid reeds is toegepast in hoofde van dezelfde opdrachtgever of aannemer.
  § 8. Wanneer de betaling van de sommen die van een onderaannemer worden gevorderd bij toepassing van de hoofdelijke aansprakelijkheid bedoeld in de paragrafen 1 en 2, niet of niet volledig werd verricht, zullen de opdrachtgever die de opdracht geeft om tegen een prijs de in artikel 53, eerste lid, 1°, a, bedoelde werken uit te voeren of te laten uitvoeren, de aannemer bedoeld in artikel 53, eerste lid, 3°, a, alsook iedere tussenkomende onderaannemer, hiervoor hoofdelijk aansprakelijk zijn.
  De in het eerste lid vermelde aansprakelijkheid wordt in de eerste plaats toegepast in hoofde van de aannemer die een beroep heeft gedaan op de onderaannemer die de sommen die van hem in toepassing van de paragrafen 1 en 2 worden gevorderd, niet of niet volledig heeft betaald.
  Ze wordt in getrapte volgorde toegepast ten opzichte van de in een voorafgaand stadium tussenkomende aannemers, en in de laatste plaats ten opzichte van de in het eerste lid bedoelde opdrachtgever, wanneer de in het tweede lid vermelde aannemer nagelaten heeft de van hem gevorderde sommen binnen dertig dagen na de betekening van een dwangbevel te vereffenen.
Art.54. § 1er. Le donneur d'ordre qui, pour les travaux visés à l'article 53, alinéa 1er, 1°, fait appel à un entrepreneur qui a des dettes fiscales et non fiscales au moment de la conclusion de la convention, est solidairement responsable du paiement des dettes de son cocontractant.
  § 2. L'entrepreneur qui, pour les travaux visés à l'article 53, alinéa 1er, 1°, fait appel à un sous-traitant qui a des dettes fiscales et non fiscales au moment de la conclusion de la convention, est solidairement responsable du paiement des dettes de son cocontractant.
  § 3. Les articles 1200 à 1216 du Code civil sont applicables à la responsabilité solidaire visée aux paragraphes 1er et 2.
  § 4. La responsabilité solidaire est limitée à 35 pour cent du prix total des travaux, non compris la taxe sur la valeur ajoutée, concédés à l'entrepreneur ou au sous-traitant.
  Elle peut être engagée pour le paiement, quelle que soit leur date d'établissement, des dettes fiscales et non fiscales qui existent au moment de la conclusion de la convention.
  § 5. La responsabilité solidaire visée au présent article s'étend également aux dettes fiscales et non fiscales des associés d'une société non dotée de la personnalité morale, qui agit comme entrepreneur ou sous-traitant.
  § 6. La responsabilité solidaire visée au présent article s'applique également aux dettes fiscales et non fiscales de l'entrepreneur ou du sous-traitant qui prennent naissance en cours d'exécution de la convention.
  § 7. La responsabilité solidaire dans le chef du donneur d'ordre ou de l'entrepreneur visée au présent article ne s'applique pas lorsque la responsabilité solidaire visée à l'article 30bis, § 3, ou à l'article 30ter, § 2, de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, est déjà appliquée dans le chef du même donneur d'ordre ou entrepreneur.
  § 8. Lorsque le paiement des sommes réclamées auprès d'un sous-traitant en application de la responsabilité solidaire visée aux paragraphes 1er et 2, n'a pas ou pas totalement été effectué, le donneur d'ordre qui donne ordre d'exécuter ou de faire exécuter des travaux visés à l'article 53, alinéa 1er, 1°, a, pour un prix, l'entrepreneur visé à l'article 53, alinéa 1er, 3°, a, ainsi que chaque sous-traitant intervenant sont solidairement responsables de celui-ci.
  La responsabilité visée à l'alinéa 1er, s'exerce d'abord dans le chef de l'entrepreneur qui a fait appel au sous-traitant qui n'a pas ou pas totalement payé les sommes exigées de lui en application des paragraphes 1er et 2.
  Elle est engagée successivement à l'égard des entrepreneurs intervenant à un stade précédent, et en dernier lieu à l'égard du donneur d'ordre visé à l'alinéa 1er, lorsque l'entrepreneur visé à l'alinéa 2, s'est abstenu d'acquitter les sommes qui lui sont réclamées, dans les trente jours de la signification d'un commandement.
Art.55. § 1. De opdrachtgever die voor de in artikel 53, eerste lid, 1°, vermelde werken, een deel of het geheel van de prijs betaalt aan een aannemer die op het ogenblik van de betaling fiscale en niet-fiscale schulden heeft, is verplicht bij die betaling 15 percent van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, in te houden en te storten aan de door de Koning aangewezen ambtenaar volgens de door Hem bepaalde modaliteiten.
  § 2. De aannemer die voor de in artikel 53, eerste lid, 1°, vermelde werken, een deel of het geheel van de prijs betaalt aan een onderaannemer die op het ogenblik van de betaling fiscale en niet-fiscale schulden heeft, is verplicht bij die betaling 15 percent van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, in te houden en te storten aan de door de Koning aangewezen ambtenaar volgens de door Hem bepaalde modaliteiten.
  § 3. De in dit artikel bedoelde inhoudingen en stortingen worden in voorkomend geval beperkt tot het bedrag van de schulden van de aannemer of onderaannemer op het ogenblik van de betaling.
  § 4. Wanneer de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde inhouding en storting correct zijn uitgevoerd bij elke betaling van een deel of het geheel van de prijs van de werken aan een aannemer of onderaannemer die op het ogenblik van de betaling fiscale en niet-fiscale schulden heeft, wordt de in artikel 54, §§ 1 en 2, bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid niet toegepast.
  Wanneer de in paragrafen 1 en 2 bedoelde inhouding en storting niet correct zijn uitgevoerd bij elke betaling van een deel of het geheel van de prijs van de werken aan een aannemer of onderaannemer die op het ogenblik van de betaling fiscale en niet-fiscale schulden heeft, worden bij de toepassing van de in artikel 54, §§ 1 en 2, bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid de eventueel gestorte bedragen in mindering gebracht van het bedrag waarvoor de opdrachtgever of de aannemer aansprakelijk wordt gesteld.
  § 5. Teneinde het bestaan van fiscale en niet-fiscale schulden in hoofde van de medecontractant te kunnen vaststellen, stelt de Federale Overheidsdienst Financiën een gegevensbank ter beschikking van het publiek die bewijskracht heeft voor de toepassing van de artikelen 54 en 55.
  Wanneer de opdrachtgever of aannemer met behulp van die gegevensbank vaststelt dat hij de in de paragrafen 1 en 2 vermelde inhoudingen moet doen, en wanneer het bedrag van de factuur die hem is voorgelegd hoger is dan of gelijk aan 7 143 euro, nodigt hij zijn medecontractant uit om hem een attest over te leggen dat het bedrag van de schuld weergeeft. Dit attest houdt rekening met de schuld op de dag waarop het is opgesteld. De Koning bepaalt de geldigheidstermijn van dit attest. Indien zijn medecontractant bevestigt dat de fiscale en niet-fiscale schulden hoger zijn dan de te verrichten inhoudingen of wanneer hij het attest niet binnen de maand na de aanvraag overlegt, is de opdrachtgever of de aannemer ertoe gehouden 15 percent van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, in te houden en te storten.
Art.55. § 1er. Le donneur d'ordre qui effectue le paiement de tout ou partie du prix de travaux visés à l'article 53, alinéa 1er, 1°, à un entrepreneur qui, au moment du paiement, a des dettes fiscales et non fiscales, est tenu, lors du paiement, de retenir et de verser 15 pourcent du montant dont il est redevable, non compris la taxe sur la valeur ajoutée, au fonctionnaire désigné par le Roi et selon les modalités qu'Il détermine.
  § 2. L'entrepreneur qui effectue le paiement de tout ou partie du prix de travaux visés à l'article 53, alinéa 1er, 1°, à un sous-traitant qui, au moment du paiement, a des dettes fiscales et non fiscales, est tenu, lors du paiement, de retenir et de verser 15 pourcent du montant dont il est redevable, non compris la taxe sur la valeur ajoutée, au fonctionnaire désigné par le Roi et selon les modalités qu'Il détermine.
  § 3. Le cas échéant, les retenues et versements visés au présent article sont limités au montant des dettes de l'entrepreneur ou sous-traitant au moment du paiement.
  § 4. Lorsque la retenue et le versement visés aux paragraphes 1er et 2 ont été effectués correctement lors de chaque paiement de tout ou partie du prix des travaux à un entrepreneur ou un sous-traitant qui, au moment du paiement, a des dettes fiscales et non fiscales, la responsabilité solidaire visée à l'article 54, §§ 1er et 2, n'est pas appliquée.
  Lorsque la retenue et le versement visés aux paragraphes 1er et 2 n'ont pas été effectués correctement lors de chaque paiement de tout ou partie du prix des travaux à un entrepreneur ou un sous-traitant qui, au moment du paiement, a des dettes fiscales et non fiscales, les montants éventuellement versés sont déduits, en application de la responsabilité solidaire visée à l'article 54, §§ 1er et 2, du montant pour lequel le donneur d'ordre ou l'entrepreneur est rendu responsable.
  § 5. Afin de pouvoir déterminer l'existence de dettes fiscales et non fiscales dans le chef du cocontractant, le Service public fédéral Finances met une banque de données à disposition du public qui a force probante pour l'application des articles 54 et 55.
  Lorsque le donneur d'ordre ou l'entrepreneur constate, à l'aide de cette banque de données, qu'il doit faire les retenues visées aux paragraphes 1er et 2, et que le montant de la facture qui lui est présentée est supérieur ou égal à 7 143 euros, il invite son cocontractant à lui produire une attestation établissant le montant de sa dette. Cette attestation tient compte de la dette à la date du jour à laquelle elle est établie. Le Roi détermine la durée de validité de ladite attestation. Si son cocontractant affirme que les dettes fiscales et non-fiscales sont supérieures aux retenues à effectuer ou ne lui produit pas l'attestation dans le mois de la demande, le donneur d'ordre ou l'entrepreneur est tenu de retenir et de verser 15 pourcent du montant dont il est redevable, non compris la taxe sur la valeur ajoutée.
Art.56. De vennoten van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid zijn onderling hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de sommen die in uitvoering van de artikelen 54 en 55 door de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid verschuldigd zijn.
Art.56. Les associés d'une société non dotée de la personnalité morale sont solidairement responsables entre eux pour le paiement des sommes dont la société non dotée de la personnalité morale est débitrice en exécution des articles 54 et 55.
Art.57. § 1. Het ter uitvoering van artikel 55 gestorte bedrag wordt aangewend tot aanzuivering van de in artikel 53, eerste lid, 5°, vermelde fiscale en niet-fiscale schulden.
  Voor ieder van de in het eerste lid, bedoelde fiscale en niet-fiscale schulden wordt de aanwending in de navolgende volgorde toegerekend: eerst op de kosten, daarna op de nalatigheidsinteresten, vervolgens op de verhogingen, de administratieve of fiscale geldboeten en tenslotte op de nog verschuldigde hoofdsom, met inbegrip van de opdeciemen en opcentiemen.
  § 2. De Koning bepaalt op welke wijze, onder welke voorwaarden en binnen welke termijn de persoon op wiens schuldvordering het gestorte bedrag werd ingehouden dit bedrag terugkrijgt in de mate dat de stortingen het bedrag van de in paragraaf 1 bedoelde fiscale en niet-fiscale schulden overschrijden.
Art.57. § 1er. Le montant versé en exécution de l'article 55 est affecté à l'apurement des dettes fiscales et non fiscales visées à l'article 53, alinéa 1er, 5°.
  En ce qui concerne chacune des dettes fiscales et non fiscales visées à l'alinéa 1er, l'affectation est imputée dans l'ordre suivant: d'abord sur les frais, ensuite sur les intérêts de retard, puis sur les accroissements, les amendes administratives ou fiscales, et enfin sur le principal, y compris les additionnels, restant dû.
  § 2. Le Roi détermine de quelle manière, sous quelles conditions et dans quel délai, la personne sur la créance de laquelle le montant versé a été retenu récupère ce montant dans la mesure où les versements dépassent le montant des dettes fiscales et non fiscales visées au paragraphe 1er.
Art.58. De artikelen 54 en 55 zijn niet van toepassing op de opdrachtgever-natuurlijke persoon in de mate dat hij voor louter privédoeleinden de in artikel 53, eerste lid, 1°, vermelde werken laat uitvoeren.
Art.58. Les articles 54 et 55 ne sont pas applicables au donneur d'ordre-personne physique dans la mesure où il fait exécuter des travaux visés à l'article 53, alinéa 1er, 1°, à des fins strictement privées.
Art.59. De artikelen 54 tot 58 blijven van toepassing in geval van een procedure van gerechtelijke reorganisatie, faillissement of elke andere samenloop van schuldeisers alsook in geval van overdracht, beslag onder derden, inpandgeving, inbetalinggeving of een in artikel 1798 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde rechtstreekse vordering.
Art.59. Les articles 54 à 58 restent applicables en cas de procédure en réorganisation judiciaire, de faillite ou de tout autre concours de créanciers, de même qu'en cas de cession, saisie-arrêt, nantissement, dation en paiement ou d'action directe visée à l'article 1798 du Code civil.
Afdeling 5. [1 De hoofdelijke aansprakelijkheid van groepsentiteiten voor de minimumbelasting]1
Section 5. [1 De la responsabilité solidaire des entités constitutives pour l'impôt minimum]1
Art. 59/1. [1 Groepsentiteiten als bedoeld in artikel 3, 2°, van de wet van 19 december 2023, houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen, die in België zijn gevestigd zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de sommen die uit hoofde van de in artikelen 28 en 35 van dezelfde wet bedoelde bijheffingen verschuldigd zijn door een in artikel 28, § 3, of artikel 35, § 2, van dezelfde wet, bedoelde groepsentiteit.]1
  
Art. 59/1. [1 Les entités constitutives visées à l'article 3, 2°, de la loi du 19 décembre 2023, portant l'introduction d'un impôt minimum pour les groupes d'entreprises multinationales et les groupes nationaux de grande envergure, qui sont établies en Belgique sont solidairement responsables pour le paiement des sommes qui sont dues en vertu des impôts complémentaires visés aux articles 28 et 35 de la même loi par une entité constitutive visée à l'article 28, § 3, ou à l'article 35, § 2, de la même loi.]1
  
HOOFDSTUK 4. - De betwiste fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen
CHAPITRE 4. - Des créances fiscales et non fiscales contestées
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Section 1re. - Dispositions générales
Art.60. In geval van een administratief beroep of een rechtsvordering, kunnen de aldus betwiste fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, op basis van een uittreksel uit het kohier met vermelding van de datum van uitvoerbaarverklaring van dat kohier of van een afschrift van een innings- en invorderingsbericht, voorwerp zijn van bewarende beslagen of alle andere maatregelen die ertoe strekken de invordering ervan te waarborgen.
Art.60. En cas de recours administratif ou d'action en justice, les créances fiscales et non fiscales ainsi contestées peuvent, sur base d'un extrait du rôle mentionnant la date d'exécutoire de ce rôle ou d'une copie d'un avis de perception et recouvrement, faire l'objet de saisies conservatoires ou de toutes autres mesures destinées à en garantir le recouvrement.
Afdeling 2. - De zekere en vaststaande schuldvordering inzake inkomstenbelastingen, voorheffingen en met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen
Section 2. - De la créance d'impôts sur les revenus, de précomptes et de taxes assimilées aux impôts sur les revenus liquide et certaine
Art.61. In geval van administratief beroep of van een rechtsvordering, worden de betwiste inkomstenbelastingen, de voorheffingen en de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen beschouwd als een zekere en vaststaande schuldvordering en kunnen ze door middelen tot tenuitvoerlegging worden ingevorderd, in de mate dat zij overeenstemmen met het bedrag van de aangegeven inkomsten of, wanneer zij ambtshalve werden gevestigd bij niet-aangifte, voor zover zij niet meer bedragen dan de laatste aanslag welke, voor een vorig aanslagjaar, definitief gevestigd werd ten laste van de schuldenaar.
  Voor de toepassing van het eerste lid worden de inkomsten waaraan de schuldenaar tijdens de procedure van vestiging van de inkomstenbelastingen, voorheffingen en met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen zijn goedkeuring heeft gehecht, gelijkgesteld met de aangegeven inkomsten.
  In bijzondere gevallen kan de adviseur-generaal van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen of zijn gemachtigde de invordering doen uitstellen, in de mate en onder de door hem te bepalen voorwaarden.
Art.61. En cas de recours administratif ou d'action en justice, les impôts sur les revenus, précomptes et taxes assimilées aux impôts sur les revenus contestés sont considérés comme une créance liquide et certaine et peuvent être recouvrés par voies d'exécution dans la mesure où ils correspondent au montant des revenus déclarés ou lorsqu'ils ont été établis d'office à défaut de déclaration, dans la mesure où ils n'excèdent pas la dernière imposition définitivement établie à charge du redevable pour un exercice d'imposition antérieur.
  Pour l'application de l'alinéa 1er, les revenus sur lesquels le redevable a marqué son accord au cours de la procédure d'établissement des impôts sur les revenus, précomptes et taxes assimilées aux impôts sur les revenus sont assimilés aux revenus déclarés.
  Dans les cas spéciaux, le conseiller général de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales ou son délégué peut faire surseoir au recouvrement dans la mesure et aux conditions qu'il détermine.
Art.62. Na invordering van de inkomstenbelastingen, voorheffingen en met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen in de mate bepaald in artikel 61, behoudt het uitvoerend beslag zijn uitwerking ten opzichte van het overschot van de inkomstenbelastingen, voorheffingen en met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen.
Art.62. Après recouvrement des impôts sur les revenus, précomptes et taxes assimilées aux impôts sur les revenus dans la mesure déterminée à l'article 61, la saisie-exécution conserve ses effets à l'égard du reliquat des impôts sur les revenus, précomptes et taxes assimilées aux impôts sur les revenus.
HOOFDSTUK 5. - Het onbeperkt uitstel van de invordering
CHAPITRE 5. - De la surséance indéfinie au recouvrement
Art.63. § 1. Op verzoek van een schuldenaar of een medeschuldenaar, natuurlijke persoon, kan de adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen of zijn gemachtigde aan hem onbeperkt uitstel van de invordering verlenen voor de door hem uit hoofde van fiscale of niet-fiscale schuldvorderingen verschuldigde sommen.
  De adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen of zijn gemachtigde bepaalt de voorwaarden waaronder hij, geheel of gedeeltelijk, het onbeperkt uitstel van de invordering van een of meerdere verschuldigde sommen bedoeld in het eerste lid verleent. Hij verbindt zijn beslissing aan de voorwaarde dat de verzoeker onmiddellijk of gespreid een betaling doet van een som die bestemd is om te worden aangewend op de sommen verschuldigd uit hoofde van de fiscale of niet-fiscale schuldvorderingen en waarvan het bedrag door hem wordt bepaald.
  Het onbeperkt uitstel van de invordering zal slechts uitwerking hebben na de betaling van de in het tweede lid vermelde som.
  § 2. Het verzoek tot onbeperkt uitstel van de invordering is enkel ontvankelijk voor zover:
  1° de verzoeker, die niet kennelijk zijn onvermogen heeft bewerkstelligd, zich in een toestand bevindt waarin hij niet in staat is om, op duurzame wijze, de opeisbare of nog te vervallen sommen verschuldigd uit hoofde van fiscale of niet-fiscale schuldvorderingen, waarvan hij schuldenaar is, te betalen;
  2° de verzoeker geen beslissing tot onbeperkt uitstel van de invordering heeft verkregen binnen vijf jaar voorafgaand aan het verzoek.
  § 3. Het onbeperkt uitstel van de invordering kan eveneens ambtshalve worden verleend aan de schuldenaar of medeschuldenaar, onder de voorwaarden bedoeld in de paragrafen 1 en 2, op voorstel van de ontvanger.
  § 4 De adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen of zijn gemachtigde kan geen onbeperkt uitstel van de invordering verlenen voor sommen verschuldigd uit hoofde van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen die het voorwerp zijn van een administratief beroep of van een rechtsvordering, noch voor sommen verschuldigd uit hoofde van schuldvorderingen gevestigd ten gevolge van de vaststelling van fiscale fraude of in geval van samenloop van schuldeisers.
Art.63. § 1er. A la demande d'un redevable ou d'un codébiteur, personne physique, le conseiller général de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales ou son délégué peut lui accorder la surséance indéfinie au recouvrement des sommes dues à titre de créances fiscales et non fiscales dont il est débiteur.
  Le conseiller général de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales ou son délégué détermine les conditions auxquelles il accorde la surséance indéfinie au recouvrement, totale ou partielle, d'une ou plusieurs sommes dues visées à l'alinéa 1er. Il soumet sa décision à la condition que le demandeur effectue le paiement immédiat ou échelonné d'une somme qui est destinée à être imputée sur les sommes dues à titre de créances fiscales et non fiscales et dont il fixe le montant.
  La surséance indéfinie au recouvrement ne sera effective qu'après le paiement de la somme visée à l'alinéa 2.
  § 2. La demande de surséance indéfinie au recouvrement est recevable pour autant que :
  1° le demandeur, qui n'a pas manifestement organisé son insolvabilité, se trouve dans une situation dans laquelle il n'est pas en état, de manière durable, de payer les sommes dues à titre de créances fiscales et non fiscales exigibles ou encore à échoir, dont il est débiteur ;
  2° le demandeur n'ait pas bénéficié d'une décision de surséance indéfinie au recouvrement dans les cinq ans qui précèdent la demande.
  § 3. La surséance indéfinie au recouvrement peut également être accordée d'office au redevable ou au codébiteur, aux conditions visées aux paragraphes 1er et 2, sur la proposition du receveur.
  § 4. Le conseiller général de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales ou son délégué ne peut accorder la surséance indéfinie au recouvrement des sommes dues à titre de créances fiscales et non fiscales qui font l'objet d'un recours administratif ou d'une action en justice, ni des sommes dues à titre de créances établies à la suite de la constatation d'une fraude fiscale ou en cas de concours de créanciers.
Art.64. Het verzoek tot uitstel moet worden gemotiveerd en moet bewijskrachtige elementen bevatten met betrekking tot de toestand van de verzoeker.
  Het wordt bij aangetekende zending ingediend bij de adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waaronder de schuldenaar ressorteert.
  Aan de verzoeker wordt een ontvangstbewijs uitgereikt met vermelding van de datum van ontvangst van het verzoek.
Art.64. La demande de surséance doit être motivée et contenir des éléments probants relatifs à la situation du demandeur.
  Elle est introduite, par envoi recommandé, auprès du conseiller général de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales dont relève le redevable.
  Un accusé de réception est délivré au demandeur en mentionnant la date de réception de la demande.
Art.65. De behandeling van het verzoek tot onbeperkt uitstel van de invordering wordt toevertrouwd aan de ontvanger.
  Teneinde de behandeling van het verzoek te verzekeren, beschikt hij over de onderzoeksbevoegdheden zoals bedoeld in titel 4.
Art.65. L'instruction de la demande de surséance indéfinie au recouvrement est confiée au receveur.
  Aux fins d'assurer l'instruction de la demande, il dispose des pouvoirs d'investigation visés au titre 4.
Art.66. § 1. De adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen of zijn gemachtigde doet uitspraak binnen de zes maanden na de ontvangst van het verzoek.
  Zijn beslissing wordt ter kennis gebracht van de verzoeker bij aangetekende zending.
  § 2. Ze kan, binnen de maand van de kennisgeving, het voorwerp uitmaken van een beroep bij een commissie samengesteld uit ten minste twee en ten hoogste vier adviseurs-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen aangewezen door de minister die bevoegd is voor Financiën, en onder het voorzitterschap van de administrateur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, of zijn gemachtigde.
  Aan de eiser wordt een ontvangstbewijs uitgereikt met vermelding van de datum van ontvangst van het beroep.
  De commissie doet uitspraak binnen de drie maanden na de ontvangst van het beroep.
  De beslissing van de commissie wordt per aangetekende zending ter kennis van de eiser gebracht.
Art.66. § 1er. Le conseiller général de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales ou son délégué statue dans les six mois de la réception de la demande.
  Sa décision est notifiée au demandeur par envoi recommandé.
  § 2. Elle peut faire l'objet, dans le mois de sa notification, d'un recours auprès d'une commission composée d'au moins deux et d'au plus quatre conseillers généraux de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales désignés par le ministre qui a les Finances dans ses attributions et placée sous la présidence de l'administrateur général de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales, ou de son délégué.
  Un accusé de réception est délivré au requérant en mentionnant la date de réception du recours.
  La commission statue dans les trois mois de la réception du recours.
  La décision de la commission est notifiée au requérant par envoi recommandé.
Art.67. De indiening van het verzoek of van het voorstel tot onbeperkt uitstel van de invordering schorst alle middelen tot tenuitvoerlegging tot op de dag dat de beslissing van de adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen of van zijn gemachtigde definitief is geworden of, in het geval van beroep, tot op de dag van de kennisgeving van de beslissing van de commissie bedoeld in artikel 66, § 2. De reeds gelegde beslagen behouden echter hun bewarende werking.
  Het indienen van het verzoek of van het voorstel tot onbeperkt uitstel van de invordering doet echter geen afbreuk aan andere maatregelen die ertoe strekken de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen te waarborgen, noch aan de kennisgeving van een aanmaning tot betaling om de verjaring te stuiten overeenkomstig artikel 24.
Art.67. L'introduction de la demande ou de la proposition de surséance indéfinie au recouvrement suspend toutes les voies d'exécution jusqu'au jour où la décision du conseiller général de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales ou de son délégué est devenue définitive ou, en cas de recours, jusqu'au jour de la notification de la décision de la commission visée à l'article 66, § 2. Les saisies déjà pratiquées conservent cependant leur caractère conservatoire.
  L'introduction de la demande ou de la proposition de surséance indéfinie au recouvrement ne fait, toutefois, obstacle ni aux autres mesures destinées à garantir le recouvrement des créances fiscales et non fiscales, ni à la notification d'une sommation de payer destinée à interrompre la prescription conformément à l'article 24.
Art.68. De schuldenaar of medeschuldenaar verliest het voordeel van het onbeperkt uitstel van de invordering wanneer hij, hetzij:
  1° onjuiste informatie heeft verstrekt teneinde het voordeel van het onbeperkt uitstel van de invordering te verkrijgen;
  2° de voorwaarden niet eerbiedigt die vastgesteld zijn door de adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen of van zijn gemachtigde in zijn beslissing;
  3° onrechtmatig zijn passief heeft verhoogd of zijn actief heeft verminderd;
  4° zijn onvermogen heeft bewerkstelligd.
Art.68. Le redevable ou le codébiteur perd le bénéfice de la surséance indéfinie au recouvrement lorsque, soit :
  1° il a fourni des informations inexactes en vue d'obtenir le bénéfice de la surséance indéfinie au recouvrement ;
  2° il ne respecte pas les conditions fixées par le conseiller général de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales ou son délégué dans sa décision ;
  3° il a fautivement augmenté son passif ou diminué son actif ;
  4° il a organisé son insolvabilité.
Art.69. De Koning bepaalt de toepassingsvoorwaarden van de artikelen 63 tot 68. Hij kan met name de objectieve voorwaarden bepalen voor het vaststellen van de som die moet worden betaald door de verzoeker, zoals bedoeld in artikel 63, § 1.
Art.69. Le Roi détermine les conditions d'application des articles 63 à 68. Il peut notamment arrêter les conditions objectives à la fixation de la somme, visée à l'article 63, § 1er, à payer par le demandeur.
HOOFDSTUK 6. - De vrijstelling van nalatigheidsinteresten
CHAPITRE 6. - De l'exonération des intérêts de retard
Art.70. In bijzondere gevallen mag de adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen of zijn gemachtigde ambtenaar, onder de door hem bepaalde voorwaarden, vrijstelling verlenen voor al de nalatigheidsinteresten of een deel ervan verschuldigd op de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.
Art.70. Dans les cas spéciaux, le conseiller général de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales ou son délégué peut accorder, aux conditions qu'il détermine, l'exonération de tout ou partie des intérêts de retard afférents aux créances fiscales et non fiscales.
HOOFDSTUK 7. - De fiscale en niet-fiscale bemiddeling
CHAPITRE 7. - De la conciliation fiscale et non fiscale
Art.71. In geval van betwisting met een ambtenaar van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, kunnen de schuldenaar alsook de medeschuldenaar een aanvraag tot bemiddeling indienen bij de fiscale bemiddelingsdienst bedoeld bij artikel 116 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV).
Art.71. En cas de conflit avec un agent de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales, le redevable, ainsi que tout codébiteur, peuvent introduire une demande de conciliation auprès du service de conciliation fiscale visé à l'article 116 de la loi du 25 avril 2007 portant des dispositions diverses (IV).
HOOFDSTUK 8. - De wederzijdse bijstand
CHAPITRE 8. - De l'assistance mutuelle
Art.72. De invordering van Belgische fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen in het buitenland geschiedt op basis van communautaire instrumenten of internationale bilaterale of multilaterale verdragen, waarbij België en de aangezochte buitenlandse Staat partij zijn en die bepalingen inzake invorderingsbijstand bevatten.
Art.72. Le recouvrement des créances fiscales et non fiscales belges se fait à l'étranger sur base des instruments communautaires ou des conventions internationales bilatérales ou multilatérales auxquelles la Belgique et l'Etat étranger requis sont parties et qui renferment des dispositions relatives à l'assistance au recouvrement.
Art.73. De ontvanger is gemachtigd om buitenlandse schuldvorderingen in te vorderen die bedoeld zijn in een communautair instrument of een internationaal bilateraal of multilateraal verdrag, waarbij België en de verzoekende buitenlandse Staat partij zijn en die bepalingen inzake invorderingsbijstand bevatten.
Art.73. Le receveur est autorisé à recouvrer des créances étrangères visées par un instrument communautaire ou par une convention internationale bilatérale ou multilatérale auquel la Belgique et l'Etat étranger requérant sont parties et qui renferme des dispositions relatives à l'assistance au recouvrement.
TITEL 4. - De onderzoeksbevoegdheden, de bewijsmiddelen en het beroepsgeheim van de ambtenaren belast met de invordering
TITRE 4. - Des pouvoirs d'investigation, des moyens de preuve et du secret professionnel des fonctionnaires chargés du recouvrement
HOOFDSTUK 1. - De onderzoeksbevoegdheden en de bewijsmiddelen
CHAPITRE 1er. - Des pouvoirs d'investigation et des moyens de preuve
Art.74. Iedere persoon is gehouden om, zonder verplaatsing, op ieder verzoek van de ambtenaren belast met de invordering, alle boeken en bescheiden voor te leggen die toereikend, ter zake dienend, niet overmatig en noodzakelijk zijn om zijn vermogenssituatie of die van derden te bepalen met het oog op het invorderen van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen in zijn hoofde of in hoofde van derden.
  Wanneer de boeken en bescheiden, geheel of ten dele, door middel van een informaticasysteem worden gehouden, opgesteld, uitgereikt, ontvangen of bewaard, hebben die ambtenaren het recht om zich de op die informatiedragers geplaatste gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm ter inzage te doen voorleggen. Die ambtenaren kunnen eveneens de in het eerste lid bedoelde persoon verzoeken om in hun bijzijn en op zijn uitrusting kopies te maken in de door hen gewenste vorm van het geheel of een deel van de voormelde gegevens, alsook om de informaticabewerkingen te verrichten die nodig worden geacht met het oog op het invorderen van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.
  De ambtenaren belast met de invordering hebben het recht om de boeken en bescheiden bedoeld in het eerste lid, te behouden, telkens wanneer zij menen dat de boeken en bescheiden de vermogenssituatie van de betrokkene of van derden aantonen of ertoe bijdragen die aan te tonen.
  Dat recht bestaat niet ten aanzien van de boeken die niet zijn afgesloten.
  De in het derde lid bedoelde retentie maakt het voorwerp uit van een proces-verbaal van retentie dat bewijs oplevert zolang het tegendeel niet is bewezen. Een afschrift van dit proces-verbaal wordt binnen de vijf werkdagen volgend op de retentie aan de in het derde lid bedoelde persoon uitgereikt.
  De in dit artikel vermelde verplichtingen gelden eveneens wanneer de gegevens waar de ambtenaren belast met de invordering om verzoeken, zich digitaal in België of in het buitenland bevinden.
Art.74. Toute personne est tenue de communiquer, sans déplacement, à toute réquisition des fonctionnaires chargés du recouvrement, tous les livres et documents adéquats, pertinents et non excessifs nécessaires en vue d'établir sa situation patrimoniale ou celle de tiers pour assurer le recouvrement des créances fiscales et non fiscales à sa charge ou à la charge de tiers.
  Lorsque les livres et documents sont tenus, établis, délivrés, reçus ou conservés, en tout ou partie, au moyen d'un système informatisé, ces fonctionnaires ont le droit de se faire communiquer les données enregistrées sur ces supports informatiques sous forme lisible et intelligible. Ces fonctionnaires peuvent également requérir la personne visée à l'alinéa 1er d'effectuer, en leur présence, et sur son matériel, des copies, dans la forme qu'ils souhaitent, de tout ou partie des données précitées, ainsi que les traitements informatiques jugés nécessaires pour assurer le recouvrement des créances fiscales et non fiscales.
  Les fonctionnaires chargés du recouvrement ont le droit de retenir les livres et documents visés à l'alinéa 1er, chaque fois qu'ils estiment que ces livres et documents établissent ou concourent à établir la situation patrimoniale de l'intéressé ou celle de tiers.
  Ce droit ne s'étend pas aux livres qui ne sont pas clôturés.
  La rétention visée à l'alinéa 3 fait l'objet d'un procès-verbal de rétention qui fait foi jusqu'à preuve du contraire. Une copie de ce procès-verbal est délivrée à la personne visée à l'alinéa 3 dans les cinq jours ouvrables qui suivent celui de la rétention.
  Les obligations mentionnées au présent article sont également d'application lorsque les données requises par les fonctionnaires chargés du recouvrement sont situées digitalement en Belgique ou à l'étranger.
Art.75. Onverminderd het recht van de ambtenaren belast met de invordering om mondeling inlichtingen te vragen, is iedere persoon verplicht deze ambtenaren op hun verzoek, binnen de termijn vermeld op de schriftelijke aanvraag, welke termijn wegens wettige redenen kan worden verlengd, schriftelijk alle toereikende, ter zake dienende en niet overmatige inlichtingen te verstrekken die van hem worden gevorderd, teneinde zijn vermogenssituatie of die van derden te bepalen met het oog op het invorderen van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen in zijn hoofde of in hoofde van derden.
  De ontvanger kan, mits machtiging van een ambtenaar met minimum de graad van adviseur-generaal, aan het centraal aanspreekpunt van de Nationale Bank van België de in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde beschikbare gegevens betreffende een schuldenaar of een medeschuldenaar vragen zonder de beperkingen van artikel 322, §§ 2 tot 4, van hetzelfde Wetboek, teneinde de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen te verzekeren.
Art.75. Sans préjudice du droit des fonctionnaires chargés du recouvrement de demander des renseignements verbaux, toute personne a l'obligation, lorsqu'elle en est requise par ces fonctionnaires, de leur fournir, par écrit, dans le délai mentionné dans la demande écrite, ce délai pouvant être prolongé pour de justes motifs, tous renseignements adéquats, pertinents et non excessifs qui lui sont réclamés en vue d'établir sa situation patrimoniale ou celle de tiers pour assurer le recouvrement des créances fiscales et non fiscales à sa charge ou à la charge de tiers.
  Le receveur peut, moyennant autorisation d'un agent doté au minimum du grade de conseiller général, demander au point de contact central de la Banque Nationale de Belgique les données disponibles visées à l'article 322, § 3, alinéa 1er, du Code des impôts sur les revenus 1992 relatives à un redevable ou codébiteur sans les limitations de l'article 322, §§ 2 à 4, du même Code, afin d'assurer le recouvrement des créances fiscales et non fiscales.
Art.76. Teneinde zijn vermogenssituatie of die van een derde te bepalen en met het oog op het invorderen van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen in zijn hoofde of in hoofde van derden is iedere persoon gehouden aan de ambtenaren belast met de invordering, voorzien van hun aanstellingsbewijs, tijdens de uren dat er een werkzaamheid wordt uitgeoefend, vrije toegang te verlenen tot de beroepslokalen of de lokalen waar hij zijn werkzaamheden uitoefent, zoals kantoren, fabrieken, werkhuizen, werkplaatsen, magazijnen, bergplaatsen, garages en als werkplaats, werkhuis of opslagplaats gebruikte terreinen, teneinde deze ambtenaren toe te laten:
  1° om alle toereikende, ter zake dienende en niet overmatige boeken en bescheiden die er zich bevinden, te onderzoeken;
  2° om de aard en de belangrijkheid van de aldaar uitgeoefende werkzaamheden en het daarvoor aangestelde personeel vast te stellen en het bestaan, de aard en de hoeveelheid na te zien van de voorraden en voorwerpen van alle aard die er zich bevinden, met inbegrip van de installaties en het rollend materieel.
  De ambtenaren belast met de invordering, voorzien van hun aanstellingsbewijs, mogen voor hetzelfde doel op elk ogenblik en zonder voorafgaande verwittiging maar op toereikende, ter zake dienende en niet overmatige wijze, vrij binnentreden in alle gebouwen, werkplaatsen, inrichtingen, lokalen of andere plaatsen, die niet in het eerste lid bedoeld zijn en waar werkzaamheden verricht of vermoedelijk verricht worden. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben zij evenwel slechts toegang tussen vijf uur `s morgens en negen uur `s avonds en met de machtiging van de politierechter.
  De voormelde ambtenaren, voorzien van hun aanstellingsbewijs, mogen door middel van de gebruikte uitrusting en met de bijstand van de personen als vermeld in artikel 74, tweede lid, de betrouwbaarheid nagaan van de toereikende, ter zake dienende en niet overmatige geïnformatiseerde inlichtingen, gegevens en bewerkingen, door inzonderheid de voorlegging ter inzage te vorderen van stukken die in het bijzonder zijn opgesteld om de op informatiedragers geplaatste gegevens om te zetten in een leesbare en verstaanbare vorm.
Art.76. En vue d'établir sa situation patrimoniale ou celle d'un tiers pour assurer le recouvrement de ses créances fiscales et non fiscales ou celles d'un tiers, toute personne est tenue d'accorder, aux fonctionnaires chargés du recouvrement, munis de leur commission, le libre accès, à toutes les heures où une activité s'y exerce, aux locaux professionnels ou aux locaux où elle exerce son activité tels que bureaux, fabriques, usines, ateliers, magasins, remises, garages et terrains servant d'usines, d'ateliers ou de dépôts, à l'effet de permettre à ces fonctionnaires:
  1° d'examiner tous les livres et documents adéquats, pertinents et non excessifs qui s'y trouvent ;
  2° de constater la nature et l'importance de l'activité qui s'y exerce et le personnel qui y est affecté, et de vérifier l'existence, la nature et la quantité des marchandises et objets de toute espèce qui s'y trouvent, y compris les moyens de production et de transport.
  Les fonctionnaires chargés du recouvrement, munis de leur commission, peuvent, dans le même but, pénétrer librement, à tout moment et sans avertissement préalable mais de manière adéquate, pertinente et non excessive, dans tous les bâtiments, ateliers, établissements, locaux ou autres lieux qui ne sont pas visés à l'alinéa 1er et où une activité est effectuée ou présumée être effectuée. Toutefois, ils ne peuvent pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et avec l'autorisation du juge de police.
  Les fonctionnaires précités, munis de leur commission, peuvent vérifier, au moyen du matériel utilisé et avec l'assistance des personnes visées à l'article 74, alinéa 2, la fiabilité des informations, données et traitements informatiques adéquats, pertinents et non excessifs en exigeant notamment la communication de documents spécialement établis en vue de présenter les données enregistrées sur les supports informatiques sous une forme lisible et intelligible.
Art.77. § 1. De administratieve diensten van de Staat, de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, de administraties van de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten en de gemeenten evenals de openbare instellingen en inrichtingen, zijn gehouden, wanneer zij daartoe worden aangezocht door een ambtenaar belast met de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, hem alle in hun bezit zijnde toereikende, ter zake dienende en niet overmatige inlichtingen te verstrekken, hem, zonder verplaatsing, van alle in hun bezit zijnde akten, stukken, registers en om het even welke bescheiden inzage te verlenen, en hem alle inlichtingen, afschriften of uittreksels te laten nemen, welke de bedoelde ambtenaar nodig acht om de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen te verzekeren.
  Onder "openbare instellingen of inrichtingen" verstaat men de instellingen, maatschappijen, verenigingen, inrichtingen en diensten welke de Staat, een Gemeenschap of een Gewest mede beheert, waaraan de Staat, een Gemeenschap of een Gewest een waarborg verstrekt, op de werkzaamheden waarvan de Staat, een Gemeenschap of een Gewest toezicht uitoefent of waarvan het bestuurspersoneel wordt aangewezen door de federale regering of een Gemeenschaps- of Gewestregering, op haar voordracht of met haar goedkeuring.
  Van de akten, stukken, registers, bescheiden of inlichtingen in verband met gerechtelijke procedures mag evenwel geen inzage of afschrift worden verleend zonder uitdrukkelijke toelating van het openbaar ministerie.
  § 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op de Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium van de Federale Overheidsdienst Economie, noch op de Gemeenschappen en Gewesten voor de bevoegdheden die voorheen waren toegekend aan het Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand en die overgedragen werden aan de Gemeenschappen en Gewesten wat de individueel verkregen inlichtingen betreft.
  [1 § 3. Teneinde de omvang van het vermogen en het inkomen vast te stellen dat noodzakelijk moet gekend zijn om de invordering van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen te verzekeren, kunnen de verzoeken om inlichtingen en de mededeling van deze inlichtingen bedoeld in paragraaf 1, ook gebeuren door gegevensuitwisseling in bulk via elektronische weg tussen de administratie waarvan de ambtenaar belast met de invordering afhangt, en de administratieve diensten van de Staat, de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, de administraties van de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten en de gemeenten, evenals de openbare instellingen en inrichtingen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.
   In geval van een gegevensuitwisseling via elektronische weg, worden de herkomst en de integriteit van de inhoud van de gegevens verzekerd door middel van gepaste beveiligingstechnieken.
   Conform de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG en de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, blijven de gegevens uitgewisseld met en op het tijdstip van verzoek door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen beperkt tot de gegevens die van verwacht belang zijn en in verhouding tot de afgelijnde invorderingsdoelstellingen van de uitwisseling, overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 3 december 2009 houdende regeling van de operationele diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën.
   Onverminderd de noodzakelijke bewaring voor de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, worden de gegevens ontvangen met toepassing van het eerste lid niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verzameld met een maximale bewaartermijn die verstrijkt op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de verjaring plaatsvindt van alle handelingen die tot de bevoegdheid van de verwerkingsverantwoordelijke, zijnde de FOD Financiën, behoren en, in voorkomend geval, waarin de volledige betaling van alle ermee verbonden bedragen, evenals de definitieve beëindiging van de ermee verbonden procedures en administratieve en gerechtelijke beroepen, is geschied.]1

  
Art.77. § 1er. Les services administratifs de l'Etat, les parquets et les greffes des cours et de toutes les juridictions, les administrations des Communautés, des Régions, des provinces, des agglomérations, des fédérations de communes et des communes, ainsi que les établissements et organismes publics sont tenus, lorsqu'ils en sont requis par un fonctionnaire chargé du recouvrement des créances fiscales et non fiscales, de lui fournir tous renseignements adéquats, pertinents et non excessifs en leur possession, de lui communiquer, sans déplacement, tous actes, pièces, registres et documents quelconques qu'ils détiennent et de lui laisser prendre tous renseignements, copies ou extraits que ledit fonctionnaire juge nécessaires pour assurer le recouvrement des créances fiscales et non fiscales.
  Par "établissements ou organismes publics", on entend les institutions, sociétés, associations, établissements et offices à l'administration desquels l'Etat, une Communauté ou une Région participe, auxquels l'Etat, une Communauté ou une Région fournit une garantie, sur l'activité desquels l'Etat, une Communauté ou une Région exerce une surveillance ou dont le personnel de direction est désigné par le gouvernement fédéral ou un gouvernement de Communauté ou de Région, sur sa proposition ou moyennant son approbation.
  Toutefois, les actes, pièces, registres, documents ou renseignements relatifs à des procédures judiciaires ne peuvent être communiqués ou copiés sans l'autorisation expresse du ministère public.
  § 2. Le paragraphe 1er n'est pas applicable à la Direction générale Statistique - Statistics Belgium du Service public fédéral Economie, ni aux Communautés et Régions pour les compétences qui autrefois étaient concédées à l'Institut d'Etude économique et social des Classes moyennes et qui ont été transférées aux Communautés et Régions pour ce qui concerne les renseignements individuels recueillis.
  [1 § 3. Afin de déterminer l'ampleur des avoirs et des revenus qui doivent impérativement être connus en vue d'assurer le recouvrement des créances fiscales et non-fiscales, les demandes de renseignements et la communication de ces renseignements visées au paragraphe 1er peuvent également être effectuées par échanges en masse de données par voie électronique entre l'administration dont relève le fonctionnaire chargé du recouvrement, et les services administratifs de l'Etat, les parquets et les greffes des cours et de toutes les juridictions, les administrations des Communautés, des Régions, des provinces, des agglomérations, des fédérations de communes et des communes, ainsi que les établissements et organismes publics visés au paragraphe 1er, alinéa 2.
   En cas d'échange de données par voie électronique, l'origine et l'intégrité du contenu des données sont garanties au moyen de techniques de protection adaptées.
   Conformément au Règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE, et à la loi du 30 juillet 2018 relative à la protection des personnes physiques à l'égard des traitements de données à caractère personnel, les données échangées avec l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales au moment de la demande de celle-ci, se limitent aux données vraisemblablement pertinentes et proportionnées au regard des finalités déterminées de recouvrement de l'échange, conformément à l'article 4 de l'arrêté royal organique du 3 décembre 2009 des services opérationnels du Service public fédéral Finances.
   Sans préjudice de la conservation nécessaire pour le traitement ultérieur à des fins archivistiques dans l'intérêt public, à des fins de recherche scientifique ou historique ou à des fins statistiques visé à l'article 89 du Règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE, les données reçues en application de l'alinéa 1er ne sont pas conservées plus longtemps que nécessaire au regard de la finalité pour laquelle elles sont collectées, avec une durée maximale de conservation ne pouvant excéder le 31 décembre de l'année qui suit celle au cours de laquelle sont intervenus la prescription de toutes les actions qui relèvent de la compétence du responsable du traitement, à savoir le SPF Finances, et, le cas échéant, le paiement intégral de tous les montants y liés, ainsi que la cessation définitive des procédures et recours administratifs et judiciaires y liés.]1

  
Art.78. Alle administraties die ressorteren onder de Federale Overheidsdienst [1 Financiën zijn gehouden]1 aan de ambtenaren belast met de invordering, alle in hun bezit zijnde toereikende, ter zake dienende en niet overmatige inlichtingen ter beschikking te stellen, die bijdragen tot de vervulling van de opdracht van die ambtenaren om de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen te verzekeren, onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald door artikel 4 van de wet van 3 augustus 2012 houdende bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens door de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van zijn opdrachten.
  
Art.78. Toutes les administrations [1 qui relèvent]1 du Service public fédéral Finances sont tenues de mettre à disposition des fonctionnaires chargés du recouvrement tous les renseignements adéquats, pertinents et non excessifs en leur possession, qui contribuent à la poursuite de la mission de ces fonctionnaires en vue d'assurer le recouvrement des créances fiscales et non fiscales, aux conditions et modalités fixées par l'article 4 de la loi du 3 août 2012 portant dispositions relatives aux traitements de données à caractère personnel réalisés par le Service public fédéral Finances dans le cadre de ses missions.
  
Art.79. Wanneer een krachtens de artikelen 74 tot 76 aangezochte persoon het beroepsgeheim doet gelden, verzoekt de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen om tussenkomst van de territoriaal bevoegde tuchtoverheid opdat deze zou oordelen of, en gebeurlijk in welke mate, de vraag om inlichtingen of de overlegging van boeken en bescheiden, of het verzoek tot vrije toegang tot de beroepslokalen of de lokalen waar hij werkzaamheden uitoefent verzoenbaar is met het eerbiedigen van het beroepsgeheim.
Art.79. Lorsque la personne requise en vertu des articles 74 à 76 se prévaut du secret professionnel, l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales sollicite l'intervention de l'autorité disciplinaire territorialement compétente à l'effet d'apprécier si et éventuellement dans quelle mesure la demande de production de livres et documents ou de renseignements, ou la demande de libre accès aux locaux professionnels ou aux locaux où s'exerce l'activité, se concilie avec le respect du secret professionnel.
Art.80. Elke inlichting, stuk, proces-verbaal of akte, bij het uitoefenen van zijn functie ontdekt of bekomen door een ambtenaar belast met de invordering, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van één van de in artikel 77 bedoelde administratieve diensten, parketten en griffies, administraties, openbare instellingen of inrichtingen, kan door de Staat worden ingeroepen om elke krachtens de fiscale wetten verschuldigde som op te sporen.
Art.80. Tout renseignement, pièce, procès-verbal ou acte, découvert ou obtenu dans l'exercice de ses fonctions par un fonctionnaire chargé du recouvrement, soit directement, soit par l'entremise d'un des services administratifs, parquets et greffes, administrations, établissements ou organismes publics visés à l'article 77 peut être invoqué par l'Etat pour la recherche de toute somme due en vertu des lois fiscales.
Art.81. [1 § 1. Elk bericht dat onder gesloten omslag wordt verzonden aan de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van de toepassing van dit Wetboek of de ter uitvoering ervan genomen besluiten, de fiscale wetten of de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot niet-fiscale schuldvorderingen wordt [2 door de administratie]2 van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, gereproduceerd, geregistreerd en bewaard [2 ...]2 volgens een informatica- of telegeleidingstechniek.
   Het aldus gedigitaliseerd beeld van het bericht verzonden aan de Federale Overheidsdienst Financiën, verkregen door middel van een informatica- of telegeleidingstechniek, heeft, voor de toepassing van de bepalingen van dit Wetboek of de ter uitvoering ervan genomen besluiten, de fiscale wetten of wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot niet-fiscale schuldvorderingen, bewijskracht voor zover het de getrouwe en duurzame kopie is van het geschrift waarvan het afkomstig is en het voorzien is van een geavanceerd elektronische zegel dat voldoet aan de eisen vermeld in artikel 36 van de verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees parlement en de raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG.
   In dat geval is de vernietiging van het papieren origineel toegestaan.
   De Koning bepaalt welke papieren documenten moeten worden bewaard, zelfs na digitalisering.
   § 2. Elk bericht verzonden in het kader van de toepassing van de bepalingen van dit Wetboek of de ter uitvoering ervan genomen besluiten, de fiscale wetten of de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot niet-fiscale schuldvorderingen, door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen aan schuldenaar, medeschuldenaar of derde, wordt gegenereerd langs elektronische weg en ter beschikking gesteld op het in artikel 97, tweede lid, bedoelde beveiligd elektronisch platform.
   Wanneer de Federale Overheidsdienst Financiën, in toepassing van artikel 99, § 2, met de schuldenaar, de medeschuldenaar of de derde moet communiceren langs de papieren weg, heeft elke materialisatie onder gesloten omslag van een bericht in het kader van de toepassing van de bepalingen van dit Wetboek of de ter uitvoering ervan genomen besluiten, de fiscale wetten of de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot niet-fiscale schuldvorderingen, dezelfde bewijskracht als het elektronische origineel voor zover deze materialisatie onder gesloten omslag de unieke referentie bevat van een geavanceerd elektronisch zegel dat voldoet aan de eisen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid. Elke materialisatie onder gesloten omslag stemt overeen met de inhoud van het elektronisch origineel van het bericht bewaard op het beveiligd platform.]1

  
Art.81. [1 § 1er. Chaque message transmis sous pli fermé au Service Public Fédéral Finances dans le cadre de l'application du présent Code ou des arrêtés pris pour son exécution, des lois fiscales ou des dispositions légales ou réglementaires afférentes aux créances non fiscales, est reproduit, enregistré, et conservé [2 ...]2 [2 par l'administration]2 du Service Public Fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales, selon une technique de l'informatique ou de la télématique.
   L'image ainsi numérisée du message transmis au Service Public Fédéral Finances, obtenue au moyen d'une technique de l'informatique ou de la télématique, a, pour l'application du présent Code ou des arrêtés pris pour son exécution, des lois fiscales ou des dispositions légales ou réglementaires afférentes aux créances non fiscales, force probante pour autant qu'elle soit la copie fidèle et durable de l'écrit dont elle est issue et qu'elle soit munie d'un cachet électronique avancé qui répond aux exigences qui répond aux exigences mentionnées à l'article 36 du règlement (UE) n° 910/2014 du Parlement européen et du Conseil du 23 juillet 2014 sur l'identification électronique et les services de confiance pour les transactions électroniques au sein du marché intérieur et abrogeant la directive 1999/93/CE.
   Dans ce cas, la destruction de l'original papier est autorisée.
   Le Roi détermine quels documents papier doivent être conservés, même après avoir été numérisés.
   § 2. Chaque message transmis, par l'administration du Service Public Fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales, au débiteur, codébiteur ou tiers, dans le cadre de l'application du présent Code ou des arrêtés pris pour son exécution, des lois fiscales ou des dispositions légales ou réglementaires afférentes aux créances non fiscales, est généré par voie électronique et mis à disposition sur la plateforme sécurisée visée à l'article 97, alinéa 2.
   Lorsqu'en application de l'article 99, § 2, le Service Public Fédéral Finances doit communiquer avec le redevable, le codébiteur ou le tiers par voie papier, chaque matérialisation sous pli fermé de message transmis dans le cadre de l'application du présent Code ou des arrêtés pris pour son exécution, des lois fiscales ou des dispositions légales ou réglementaires afférentes aux créances non fiscales, a la même force probante que l'original électronique pour autant que cette matérialisation sous pli fermé contienne la référence unique à un cachet électronique avancé qui répond aux exigences visées au paragraphe 1er, alinéa 2. Chaque matérialisation sous pli fermé correspond au contenu de l'original électronique du message conservé sur la plateforme sécurisée.]1

  
Art.82. Iedere overtreding of elk misbruik van de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, kan door de ambtenaren belast met de invordering worden bewezen volgens de regelen en door alle bewijsmiddelen van het gemeen recht, getuigen en vermoedens inbegrepen, doch uitgezonderd de eed, en daarenboven door de processen-verbaal opgesteld door de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën.
  De processen-verbaal leveren bewijs op zolang het tegendeel niet is bewezen.
Art.82. Les fonctionnaires chargés du recouvrement sont autorisées à prouver selon les règles et par tous les moyens de preuve de droit commun, témoins et présomptions compris, à l'exception du serment, et, en outre, par les procès-verbaux établis par les fonctionnaires du Service public fédéral Finances, toute infraction ou toute pratique abusive aux dispositions du présent Code ou prises pour son exécution.
  Les procès-verbaux font foi jusqu'à preuve du contraire.
HOOFDSTUK 2. - Het beroepsgeheim
CHAPITRE 2. - Du secret professionnel
Art.83. Hij die, in welke hoedanigheid ook, optreedt bij de toepassing van dit Wetboek, de fiscale wetten of wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot niet-fiscale schuldvorderingen, of die toegang heeft tot de ambtsvertrekken van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, is, buiten de uitoefening van zijn ambt, verplicht tot de meest volstrekte geheimhouding aangaande alle zaken waarvan hij wegens de uitvoering van zijn opdracht kennis heeft.
  De ambtenaren van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen oefenen hun ambt uit wanneer zij aan andere administratieve diensten van de Staat, aan de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, aan de administraties van de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten en de gemeenten, evenals aan de in artikel 77, § 1, tweede lid, bedoelde openbare instellingen of inrichtingen, inlichtingen verstrekken welke voor die administratieve diensten, parketten en griffies, administraties, openbare instellingen of inrichtingen nodig zijn om de uitvoering van de hun opgedragen wettelijke of reglementaire bepalingen te verzekeren.
  De ambtenaren van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen oefenen eveneens hun ambt uit wanneer zij, met betrekking tot de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen verschuldigd door een schuldenaar, een vraag om raadpleging, uitleg of mededeling van een medeschuldenaar inwilligen.
  Personen die deel uitmaken van de diensten waaraan de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen ingevolge het tweede lid inlichtingen heeft verstrekt, zijn eveneens tot dezelfde geheimhouding verplicht en mogen de bekomen inlichtingen niet gebruiken buiten het kader van de wettelijke of reglementaire bepalingen voor de uitvoering waarvan zij zijn verstrekt.
Art.83. Celui qui intervient, à quelque titre que ce soit, dans l'application du présent Code, des lois fiscales ou des dispositions légales ou réglementaires afférentes aux créances non fiscales, ou qui a accès dans les bureaux de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales, est tenu de garder, en dehors de l'exercice de ses fonctions, le secret le plus absolu au sujet de tout ce dont il a eu connaissance par suite de l'exécution de sa mission.
  Les fonctionnaires de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales restent dans l'exercice de leurs fonctions lorsqu'ils communiquent aux autres services administratifs de l'Etat, aux parquets et aux greffes des cours et de toutes les juridictions, aux administrations des Communautés, des Régions, des provinces, des agglomérations, des fédérations de communes et des communes, ainsi qu'aux établissements ou organismes publics visés à l'article 77, § 1er, alinéa 2, les renseignements qui sont nécessaires à ces services administratifs, parquets et greffes, administrations, établissements ou organismes publics pour assurer l'exécution des dispositions légales ou réglementaires dont ils sont chargés.
  Les fonctionnaires de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales restent également dans l'exercice de leurs fonctions lorsqu'ils accueillent une demande de consultation, d'explication ou de communication relative aux créances fiscales et non fiscales dues par un redevable, émanant d'un codébiteur.
  Les personnes appartenant aux services à qui l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales a fourni des renseignements en application de l'alinéa 2 sont également tenues au même secret et elles ne peuvent utiliser les renseignements obtenus en dehors du cadre des dispositions légales ou réglementaires pour l'exécution desquelles ils ont été fournis.
TITEL 5. - Sancties
TITRE 5. - Des sanctions
HOOFDSTUK 1. - De administratieve geldboeten
CHAPITRE 1er. - Des amendes administratives
Art.84. De adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen of de door hem gemachtigde ambtenaar kan voor iedere overtreding van de bepalingen van dit Wetboek, evenals van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, een geldboete van 50 euro tot 1 250 euro opleggen.
  De Koning legt de schaal van de administratieve geldboeten vast en regelt hun toepassingsmodaliteiten.
  Deze geldboete wordt gevestigd overeenkomstig artikel 3, §§ 2 tot 4, van de domaniale wet van 22 december 1949.
Art.84. Le conseiller général de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales ou son délégué, peut appliquer pour toute infraction aux dispositions du présent Code, ainsi que des arrêtés pris pour son exécution, une amende de 50 euros à 1 250 euros.
  Le Roi fixe l'échelle des amendes administratives et règle les modalités d'application de celles-ci.
  Cette amende est établie conformément à l'article 3, §§ 2 à 4, de la loi domaniale du 22 décembre 1949.
HOOFDSTUK 2. - De strafrechtelijke en bijzondere sancties
CHAPITRE 2. - Des sanctions pénales et particulières
Art.85. Hij die met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten overtreedt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met een geldboete van 250 euro tot 500 000 euro of met een van die straffen alleen.
Art.85. Sera puni d'un emprisonnement de huit jours à deux ans et d'une amende de 250 euros à 500 000 euros, ou de l'une de ces peines seulement, celui qui, dans une intention frauduleuse ou à dessein de nuire, contrevient aux dispositions du présent Code ou des arrêtés pris pour son exécution.
Art.86. Met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met een geldboete van 250 euro tot 500 000 euro of met één van die straffen alleen wordt gestraft hij die, met het oogmerk om een van de in artikel 85 bedoelde misdrijven te plegen, in openbare geschriften, in handelsgeschriften of in private geschriften valsheid pleegt, of die van een zodanig vals geschrift gebruik maakt.
  Hij die wetens en willens een vals getuigschrift opstelt dat de belangen van de Schatkist kan schaden of die van een dergelijk getuigschrift gebruik maakt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met een geldboete van 250 euro tot 500 000 euro of met één van die straffen alleen.
Art.86. Sera puni d'un emprisonnement d'un mois à cinq ans et d'une amende de 250 euros à 500 000 euros ou l'une de ces peines seulement, celui qui, en vue de commettre une des infractions visées à l'article 85, aura commis un faux en écritures publiques, de commerce ou privées, ou qui aura fait usage d'un tel faux.
  Celui qui, sciemment, établira un faux certificat pouvant compromettre les intérêts du Trésor ou fera usage de pareil certificat, sera puni d'un emprisonnement de huit jours à deux ans et d'une amende de 250 euros à 500 000 euros ou de l'une de ces peines seulement.
Art. 86/1. [1 Ten einde te vermijden dat een veroordeelde aan een onredelijk zware straf zou worden onderworpen, houdt de rechter bij de straftoemeting rekening met de verschuldigde administratieve geldboeten.
   Artikel 42, 3°, van het Strafwetboek vindt geen toepassing op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit de misdrijven bedoeld in de artikelen 85 tot 89 en 91 zijn verkregen, op de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en op de inkomsten uit de belegde voordelen in geval de vordering van de fiscale administratie gegrond wordt verklaard en tot een effectieve betaling van deze volledige vordering heeft geleid.]1

  
Art. 86bis. [1 Afin d'éviter qu'un condamné soit soumis à une peine déraisonnablement lourde, le juge tient compte, dans la fixation de la peine, des amendes administratives dues.
   L'article 42, 3°, du Code pénal n'est pas d'application aux avantages patrimoniaux tirés directement des infractions visées aux articles 85 à 89 et 91, aux biens et valeurs qui leur ont été substitués et aux revenus de ces avantages investis si l'action de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales est déclarée fondée et a donné lieu au paiement effectif de l'entièreté de cette action.]1

  
Art.87. Hij die een valse getuigenis aflegt, als tolk of als deskundige een valse verklaring aflegt, een of meer getuigen, deskundigen of tolken in een van de door de artikelen 74 tot 76 toegelaten onderzoeken verleidt, wordt gestraft overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 220 tot 224 van het Strafwetboek.
Art.87. Celui qui fera un faux témoignage, l'interprète ou l'expert qui fera une fausse déclaration, celui qui subornera un ou plusieurs témoins, experts ou interprètes dans l'un des cas d'enquête autorisés par les articles 74 à 76, sera puni conformément aux dispositions des articles 220 à 224 du Code pénal.
Art.88. De niet-verschijning of de weigering om te getuigen in de door de artikelen 74 tot 76 toegelaten onderzoeken wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een geldboete van 125 euro tot 500 000 euro of met één van die straffen alleen.
Art.88. Le défaut de comparaître ou le refus de témoigner dans les enquêtes autorisées par les articles 74 à 76 sera puni d'un emprisonnement de huit jours à six mois et d'une amende de 125 euros à 500 000 euros ou de l'une de ces peines seulement.
Art.89. De schending van het bij artikel 83 bepaalde beroepsgeheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
Art.89. La violation du secret professionnel, tel qu'il est défini à l'article 83, sera punie conformément à l'article 458 du Code pénal.
Art.90. Onverminderd de toepassing van artikel 84, kunnen de overtredingen van de bepalingen van dit Wetboek, evenals van de ter uitvoering ervan genomen besluiten met betrekking tot de belasting op de spelen en de weddenschappen bedoeld in titel III van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen aanleiding geven tot:
  1° de verbeurdverklaring van de gelden of effecten bij de spelen of de weddenschappen ingezet, alsmede de gelden of effecten bestemd voor de dienst van de spelen of de weddenschappen in het bezit gevonden van de overtreders op het ogenblik dat het misdrijf wordt vastgesteld;
  2° de sluiting van de inrichting of het verbod inzetten of weddenschappen aan te nemen voor een duur van tien tot dertig dagen. Wanneer het gaat om een weigering om de onderzoeksdaden bedoeld in titel 4 te respecteren, een zakelijke waarborg te stellen of de uitstaande schuld te betalen, wordt de sluiting of het verbod gehandhaafd zolang deze weigering blijft duren.
  De sluiting van de inrichting of het verbod inzetten of weddenschappen aan te nemen wordt uitgesproken door de adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen of zijn gemachtigde en wordt ter kennis gebracht van de bevoegde procureur des Konings, die voor de uitvoering ervan zorgt.
  De beslissing tot sluiting van de inrichting of tot verbod om inzetten of weddenschappen aan te nemen kan, binnen tien dagen van haar kennisgeving, het voorwerp zijn van een verhaal bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg zetelend in kortgeding; de bevoegde voorzitter is deze van het ambtsgebied waarvan de gemeente afhangt waar de inrichting gevestigd is of waar de inzetten of de weddenschappen werden aangenomen.
  Het verhaal schorst de uitvoering van de beslissing niet wanneer deze laatste genomen wordt omwille van een weigering om de onderzoeksdaden bedoeld in Titel 4 te respecteren, een zakelijke waarborg te stellen of de uitstaande schuld te betalen.
Art.90. Sans préjudice de l'application de l'article 84, les infractions aux dispositions du présent Code, ainsi que des arrêtés pris pour son exécution concernant la taxe sur les jeux et paris visée au titre III du Code des taxes assimilées aux impôts sur les revenus peuvent entraîner :
  1° la confiscation des fonds ou effets exposés aux jeux ou aux paris, ainsi que des fonds ou effets destinés au service des jeux ou des paris et trouvés en la possession des délinquants au moment de la constatation de la contravention ;
  2° la fermeture de l'établissement ou l'interdiction d'accepter des enjeux ou des paris pour une durée de dix à trente jours. S'il s'agit d'un refus de respecter les devoirs d'enquête visés au titre 4, de fournir une garantie réelle ou de payer la dette échue, la fermeture ou l'interdiction est maintenue aussi longtemps que dure ce refus.
  La fermeture de l'établissement ou l'interdiction d'accepter des enjeux ou des paris est prononcée par le conseiller général de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales ou son délégué et elle est notifiée au procureur du Roi compétent qui en assure l'exécution.
  Dans les dix jours de sa notification, la décision ordonnant la fermeture de l'établissement ou l'interdiction d'accepter des enjeux ou des paris peut faire l'objet d'un recours auprès du président du tribunal de première instance siégeant en référé, le président compétent étant celui du ressort dont dépend la commune dans laquelle est situé l'établissement ou dans laquelle les enjeux ou les paris ont été acceptés.
  Le recours ne suspend pas l'exécution de la décision lorsque cette dernière est prise en raison d'un refus de respecter les devoirs d'enquête visés au Titre 4, de fournir une garantie réelle ou de payer la dette échue.
Art.91. Hij die, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks, hetzij door een tussenpersoon, de sluiting of het verbod uitgesproken krachtens artikel 90, schendt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met een geldboete van 250 euro tot 12 500 euro of met één van die straffen alleen.
Art.91. Celui qui, soit directement, soit indirectement, soit par l'interposition de personnes, enfreint la fermeture ou l'interdiction prononcée en vertu de l'article 90, est puni d'un emprisonnement de huit jours à deux ans et d'une amende de 250 euros à 12 500 euros ou de l'une de ces peines seulement.
Art.92. Alle bepalingen van boek I, van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 81 zijn van toepassing op de in de artikelen 85 tot 89 en 91 bedoelde misdrijven.
  De wet van 5 maart 1952 betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten, is van toepassing op de misdrijven bedoeld in de [1 artikelen 85, 86, 88 en 91]1.
  
Art.92. Toutes les dispositions du livre premier du Code pénal, y compris le chapitre VII et l'article 81, sont applicables aux infractions visées par les articles 85 à 89 et 91.
  La loi du 5 mars 1952 relative aux décimes additionnels sur les amendes pénales est applicable aux infractions visées aux articles 85, 86, 88 et 91.
Art.93. § 1. Personen die als daders of als medeplichtigen van misdrijven bedoeld in de artikelen 85 tot 88 werden veroordeeld, zijn hoofdelijk gehouden tot betaling van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, met uitsluiting van de verhogingen, de administratieve en fiscale geldboeten bedoeld in artikel 2, § 1, 7°, en de op deze verhogingen en geldboeten betrekking hebbende bijbehoren, waarvan de betaling werd ontdoken.
  De hoofdelijkheid bedoeld in het eerste lid is eveneens van toepassing op de personen die, als daders of als medeplichtigen worden beschuldigd van misdrijven bedoeld in de [1 artikelen 85 tot 88]1, wanneer de feiten die de misdrijven opleveren bewezen verklaard zijn, wanneer zij genieten van:
  1° een opschorting van de uitspraak van de veroordeling of van een uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen voorzien in de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie;
  2° een eenvoudige schuldigverklaring bedoeld in [2 artikel 27]2 van de Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering;
  3° de procedure van voorafgaande erkenning van schuld, bedoeld in artikel 216 van het Wetboek van Strafvordering;
  4° de verjaring van de strafvordering.
  § 2. De natuurlijke personen of rechtspersonen zijn burgerlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de geldboeten en kosten die het gevolg zijn van de veroordelingen welke krachtens de artikelen 85 tot 89 en 91 tegen hun aangestelden of hun bestuurders, zaakvoerders of vereffenaars, in het kader van de uitoefening van hun functies in rechte of in feite, zijn uitgesproken.
  
Art.93. § 1er. Les personnes qui auront été condamnées comme auteurs ou complices d'infractions visées aux articles 85 à 88 seront solidairement tenues au paiement des créances fiscales et non fiscales, à l'exclusion des accroissements, amendes administratives et fiscales visés à l'article 2, § 1er, 7°, et accessoires afférents à ces accroissements et amendes, dont le paiement a été éludé.
  La solidarité prévue à l'alinéa 1er est également applicable aux personnes prévenues comme auteurs ou complices d'infractions visées aux articles 85 à 88, lorsque les faits constitutifs des préventions sont déclarés établis, lorsqu'elles bénéficient :
  1° d'une suspension du prononcé de la condamnation ou d'un sursis à l'exécution des peines prévus par la loi du 29 juin 1964 concernant la suspension, le sursis et la probation ;
  2° d'une condamnation par simple déclaration de culpabilité prévue à l'[1 article 27]1 du Titre préliminaire du Code d'instruction criminelle ;
  3° de la procédure de déclaration préalable de culpabilité prévue à l'article 216 du Code d'instruction criminelle ;
  4° de la prescription de l'action publique.
  § 2. Les personnes physiques ou morales seront civilement et solidairement responsables des amendes et frais résultant des condamnations prononcées en vertu des articles 85 à 89 et 91 contre leurs préposés ou leurs administrateurs, gérants ou liquidateurs dans le cadre de l'exercice de leurs fonctions, en droit ou en fait.
  
Art.94. § 1. De strafvordering wordt uitgeoefend door het openbaar ministerie.
  § 2. Het openbaar ministerie kan echter geen vervolgingen instellen, indien het kennis heeft gekregen van de feiten enkel ten gevolge van een klacht of een aangifte van een ambtenaar die niet de machtiging had waarvan sprake is in [1 artikel 29, § 2]1, van het Wetboek van Strafvordering.
  [1 Het openbaar ministerie beslist om al dan niet de strafvordering in te stellen van de feiten waarvan het kennis heeft genomen gedurende het overleg bedoeld in artikel 29, § 3, tweede lid van het Wetboek van strafvordering binnen de drie maanden na de initiële aangifte bedoeld in artikel 29, § 3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek.]1
  § 3. Onverminderd het in [1 artikel 29, § 3, tweede lid]1, van het Wetboek van Strafvordering bedoelde overleg kan de procureur des Konings, indien hij een vervolging instelt wegens feiten die strafrechtelijk strafbaar zijn ingevolge de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, het advies vragen van de bevoegde adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen. De procureur des Konings voegt het feitenmateriaal waarover hij beschikt bij zijn verzoek om advies. De adviseur-generaal antwoordt op dit verzoek binnen vier maanden na de ontvangst ervan.
  In geen geval schorst het verzoek om advies de strafvordering.
  
Art.94. § 1er. L'action publique est exercée par le ministère public.
  § 2. Toutefois, le ministère public ne pourra engager de poursuites si les faits sont uniquement venus à sa connaissance à la suite d'une plainte ou d'une dénonciation d'un fonctionnaire dépourvu de l'autorisation dont il est question à [1 l'article 29, § 2]1, du Code d'instruction criminelle.
  [1 Le ministère public décide d'intenter ou non les poursuites pénales des faits dont il a pris connaissance au cours de la concertation visée à l'article 29, § 3, alinéa 2, du Code d'instruction criminelle, dans les 3 mois de la dénonciation initiale visée à l'article 29, § 3, alinéa 1er, du même Code.]1
  § 3. Sans préjudice de la concertation visée à [1 l'article 29, § 3, alinéa 2]1, du Code d'instruction criminelle, le procureur du Roi peut, s'il engage des poursuites pour des faits pénalement punissables aux termes du présent Code ou des arrêtés pris pour son exécution, demander l'avis du conseiller général compétent de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales compétent. Le procureur du Roi joint à sa demande d'avis les éléments de fait dont il dispose. Le conseiller général répond à cette demande dans les quatre mois de la date de sa réception.
  En aucun cas, la demande d'avis n'est suspensive de l'action publique.
  
Art.95. In het kader van de kennisgeving en het overleg bedoeld in [1 artikel 29, § 2 en § 3, tweede lid]1, van het Wetboek van Strafvordering, deelt de bevoegde adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen of de ambtenaar die hij aanwijst, de gegevens van het dossier met betrekking tot de feiten die strafrechtelijk strafbaar zijn ingevolge de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten mede aan het openbaar ministerie.
  
Art.95. Dans le cadre de la communication et de la concertation visées à [1 l'article 29, § 2 et § 3, alinéa 2]1, du Code d'instruction criminelle, le conseiller général compétent de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales compétent ou le fonctionnaire qu'il désigne, communique au ministère public les éléments du dossier concernant les faits pénalement punissables aux termes du présent Code ou des arrêtés pris pour son exécution.
  
Art. 96. De ambtenaren van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen mogen, op straffe van nietigheid van de akte van rechtspleging, slechts als getuige worden gehoord.
  Het eerste lid is niet van toepassing op de krachtens artikel 71 van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen, bij het parket gedetacheerde ambtenaren van deze administratie.
  Het eerste lid is evenmin van toepassing op de ambtenaren van deze administratie die, krachtens artikel 31 van de wet van 30 maart 1994 tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit, ter beschikking zijn gesteld van de federale politie.
  Het eerste lid is niet van toepassing op de ambtenaren die deelnemen aan het in [1 artikel 29, § 3, tweede lid]1, van het Wetboek van Strafvordering bedoelde overleg.
  
Art. 96. Sous peine de nullité de l'acte de procédure, les fonctionnaires de l'administration du Service public fédéral Finances en charge de la perception et du recouvrement des créances fiscales et non fiscales ne peuvent être entendus que comme témoins.
  L'alinéa 1er n'est pas applicable aux fonctionnaires de cette administration détachés auprès du parquet en vertu de l'article 71 de la loi de 28 décembre 1992 portant des dispositions fiscales, financières et diverses.
  L'alinéa 1er n'est pas non plus applicable aux fonctionnaires de cette administration mis à la disposition de la police fédérale, en vertu de l'article 31 de la loi du 30 mars 1994 portant exécution du plan global en matière de fiscalité.
  L'alinéa 1er n'est pas applicable aux fonctionnaires qui participent à la concertation visée à [1 l'article 29, § 3, alinéa 2]1, du Code d'instruction criminelle.