Art. 1. Gebruik van de termen en toepassingsgebied
1. De termen die in dit Voorschrift gebruikt worden, worden geïnterpreteerd volgens de betekenis die er in het Verdrag aan gegeven is.
2. Overeenkomstig de Overeenkomst met betrekking tot de toepassing van deel XI van het Verdrag ("de Overeenkomst") moeten de bepalingen van de Overeenkomst en deel XI van het Verdrag samen als eenzelfde instrument worden geïnterpreteerd en toegepast; dit Voorschrift en de verwijzingen naar het Verdrag die erin gedaan worden, moeten navenant worden geïnterpreteerd en toegepast.
3. Voor de toepassing van dit Voorschrift wordt verstaan onder :
a) " kobalt-rijke korsten ": de afzettingen kobalt-rijke ijzer/mangaan (ferromangaan) oxides/hydroxides, gevormd door directe neerslag van mineralen uit het zeewater op vaste substraten met kleine maar significante concentraties kobalt, titanium, nikkel, platina, molybdeen, tellurium, cerium en andere zeldzame aardmetalen;
b) " exploitatie ": de inzameling voor handelsdoeleinden van kobalt-rijke korsten in het Gebied en de extractie van de delfstoffen die ze bevatten, met name de bouw en exploitatie van ontginnings-, verwerkings- en transportsystemen voor de productie en verkoop van delfstoffen;
c) " exploratie ": het onderzoek, dat onderworpen is aan exclusieve rechten inzake afzettingen van kobalt-rijke korsten in het Gebied, de analyse van deze afzettingen, het gebruik en het testen van de procedés en van het extractiemateriaal, van de verwerkingsinstallaties en de transportsystemen, en de opstelling van studies over de milieu gerelateerde, technische, economische, commerciële en andere factoren die bij de exploitatie in aanmerking genomen dienen te worden;
d) " mariene milieu ": onder andere de fysische, chemische, geologische en biologische elementen en factoren die op elkaar inwerken alsook de productiviteit, de staat, de toestand en de kwaliteit van het marien ecosysteem, de zee- en oceaanwateren, het bovenliggende luchtruim alsook de zeebodem en de ondergrond ervan bepalen;
e) " prospectie ": het onderzoek, zonder exclusieve rechten, naar afzettingen van kobalt-rijke korsten in het Gebied, met name de evaluatie van de samenstelling, grootte en spreiding van de afzettingen van kobalt-rijke korsten alsook van hun economische waarde;
f) " ernstige schade die het mariene milieu aantast ": elk effect op het mariene milieu van werkzaamheden in het Gebied, welk effect geconcretiseerd wordt door een aanzienlijke ongunstige wijziging van het mariene milieu die bepaald wordt overeenkomstig de regels, voorschriften, procedures en richtlijnen die door de Autoriteit goedgekeurd zijn op basis van de internationaal erkende normen en praktijken.
4. Dit Voorschrift heeft geen enkele invloed op de vrijheid van het wetenschappelijk onderzoek, overeenkomstig artikel 87 van het Verdrag, noch op het recht om in het Gebied aan wetenschappelijk zeeonderzoek te doen overeenkomstig artikelen 143 en 256 van het Verdrag. Geen enkele bepaling van dit Voorschrift mag worden geïnterpreteerd als een beperking door de Staten van de vrijheid van de open zee in de zin van artikel 87 van het Verdrag.
5. Dit Voorschrift mag met andere regels, voorschriften en procedures worden aangevuld, met name wat de bescherming en het behoud van het mariene milieu betreft. Het is onderworpen aan het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de Zee, aan de Overeenkomst met betrekking tot de toepassing van deel XI van dit Verdrag en aan elke andere norm van het internationaal recht die niet onverenigbaar met het Verdrag is.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
27 JULI 2012. - Voorschrift met betrekking tot de prospectie en de exploratie van kobalt-rijke ferromangaan korsten in het Gebied, en, Bijlagen 1 tot 4, goedgekeurd te Kingston (Jamaica) op 27 juli 2012(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-10-2013 en tekstbijwerking tot 22-01-2016)
Titre
27 JUILLET 2012. - Règlement relatif à la prospection et à l'exploration des encroûtements cobaltifères de ferromanganèse dans la Zone, et, Annexes 1 à 4, approuvés à Kingston (Jamaïque) le 27 juillet 2012. (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 15-10-2013 et mise à jour au 22-01-2016)
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
Deel I. - Inleiding
Deel II. - Prospectie
Deel III. - Aanvragen tot goedkeuring van werkp...
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 2. - Reikwijdte van de aanvragen
Afdeling 3. - Vergoedingen
Afdeling 4. - Verwerking van de aanvragen
Deel IV. - Contracten met betrekking tot de exp...
Deel V. - Bescherming en behoud van het mariene...
Deel VI. - Vertrouwelijk karakter
Deel VII. - Procedures van algemene aard
Deel VIII. - Regeling van geschillen
Deel IX. - Ander materiaal dan de kobalt-rijke ...
Deel X. - Herziening
BIJLAGEN.
Table des matières
Partie I. - Introduction
Partie II. - Prospection
Partie III. - Demandes d'approbation de plans d...
Section 1re. - Dispositions générales
Section 2. - Teneur des demandes
Section 3. - Droits
Section 4. - Traitement des demandes
Partie IV. - Contrats relatifs à l'exploration
Partie V. - Protection et préservation du milie...
Partie VI. - Confidentialité
Partie VII. - Procédures de caractère général
Partie VIII. - Règlement des différends
Partie IX. - Ressources autres que les encroûte...
Partie X. - Révision
ANNEXES.
Tekst (63)
Texte (63)
Deel I. - Inleiding
Partie I. - Introduction
Article 1. Emploi des termes et champ d'application
1. Les termes utilisés dans le présent Règlement s'entendent dans le sens qui leur est donné dans la Convention.
2. Conformément à l'Accord relatif à l'application de la partie XI de la Convention (" l'Accord "), les dispositions de l'Accord et la partie XI de la Convention doivent être interprétées et appliquées ensemble comme un seul et même instrument; le présent Règlement et les renvois à la Convention qui y figurent doivent être interprétés et appliqués en conséquence.
3. Aux fins du présent Règlement, on entend par :
a) " Encroûtements cobaltifères " les gisements d'encroûtements d'oxydes/hydroxydes de ferromanganèse enrichi en cobalt, formés par précipitation directe des minéraux de l'eau de mer sur des substrats solides contenant des concentrations mineures mais non négligeables de cobalt, de titane, de nickel, de platine, de molybdène, de tellurium, de cérium, d'autres métaux et de terres rares;
b) " Exploitation " la collecte à des fins commerciales d'encroûtements cobaltifères dans la Zone et l'extraction des minéraux qu'ils contiennent, notamment la construction et l'exploitation de systèmes d'extraction minière, de traitement et de transport pour la production et la vente de minéraux;
c) " Exploration " la recherche, faisant l'objet de droits exclusifs de gisements d'encroûtements cobaltifères dans la Zone, l'analyse de ces gisements, l'utilisation et l'essai des procédés et du matériel d'extraction, des installations de traitement et des systèmes de transport, et l'établissement d'études des facteurs environnementaux, techniques, économiques, commerciaux et autres à prendre en considération dans l'exploitation;
d) " Milieu marin " les éléments et facteurs physiques, chimiques, géologiques et biologiques, entre autres, qui agissent les uns sur les autres et déterminent la productivité, l'état, la condition et la qualité de l'écosystème marin, les eaux des mers et des océans et l'espace aérien surjacent ainsi que les fonds marins et leur sous-sol;
e) " Prospection " la recherche, sans droits exclusifs, de gisements d'encroûtements cobaltifères dans la Zone, notamment l'évaluation de la composition, de la taille et de la répartition des gisements d'encroûtements cobaltifères et de leur valeur économique;
f) " Dommage grave au milieu marin " tout effet d'activités menées dans la Zone sur le milieu marin se traduisant par une modification défavorable considérable du milieu marin déterminée conformément aux règles, règlements, procédures et directives adoptés par l'Autorité, sur la base des normes et des pratiques internationalement reconnues.
4. Le présent Règlement n'affecte d'aucune façon ni la liberté de la recherche scientifique, conformément à l'article 87 de la Convention, ni le droit de faire de la recherche scientifique marine dans la Zone conformément aux articles 143 et 256 de la Convention. Aucune disposition du présent Règlement ne peut être interprétée comme restreignant l'exercice par les Etats de la liberté de la haute mer au sens de l'article 87 de la Convention.
5. Le présent Règlement pourra être complété par d'autres règles, règlements et procédures, notamment en ce qui concerne la protection et la préservation du milieu marin. Il est assujetti à la Convention des Nations Unies sur le droit de la mer, à l'Accord relatif à l'application de la partie XI de ladite Convention et à toute autre norme de droit international qui n'est pas incompatible avec la Convention.
1. Les termes utilisés dans le présent Règlement s'entendent dans le sens qui leur est donné dans la Convention.
2. Conformément à l'Accord relatif à l'application de la partie XI de la Convention (" l'Accord "), les dispositions de l'Accord et la partie XI de la Convention doivent être interprétées et appliquées ensemble comme un seul et même instrument; le présent Règlement et les renvois à la Convention qui y figurent doivent être interprétés et appliqués en conséquence.
3. Aux fins du présent Règlement, on entend par :
a) " Encroûtements cobaltifères " les gisements d'encroûtements d'oxydes/hydroxydes de ferromanganèse enrichi en cobalt, formés par précipitation directe des minéraux de l'eau de mer sur des substrats solides contenant des concentrations mineures mais non négligeables de cobalt, de titane, de nickel, de platine, de molybdène, de tellurium, de cérium, d'autres métaux et de terres rares;
b) " Exploitation " la collecte à des fins commerciales d'encroûtements cobaltifères dans la Zone et l'extraction des minéraux qu'ils contiennent, notamment la construction et l'exploitation de systèmes d'extraction minière, de traitement et de transport pour la production et la vente de minéraux;
c) " Exploration " la recherche, faisant l'objet de droits exclusifs de gisements d'encroûtements cobaltifères dans la Zone, l'analyse de ces gisements, l'utilisation et l'essai des procédés et du matériel d'extraction, des installations de traitement et des systèmes de transport, et l'établissement d'études des facteurs environnementaux, techniques, économiques, commerciaux et autres à prendre en considération dans l'exploitation;
d) " Milieu marin " les éléments et facteurs physiques, chimiques, géologiques et biologiques, entre autres, qui agissent les uns sur les autres et déterminent la productivité, l'état, la condition et la qualité de l'écosystème marin, les eaux des mers et des océans et l'espace aérien surjacent ainsi que les fonds marins et leur sous-sol;
e) " Prospection " la recherche, sans droits exclusifs, de gisements d'encroûtements cobaltifères dans la Zone, notamment l'évaluation de la composition, de la taille et de la répartition des gisements d'encroûtements cobaltifères et de leur valeur économique;
f) " Dommage grave au milieu marin " tout effet d'activités menées dans la Zone sur le milieu marin se traduisant par une modification défavorable considérable du milieu marin déterminée conformément aux règles, règlements, procédures et directives adoptés par l'Autorité, sur la base des normes et des pratiques internationalement reconnues.
4. Le présent Règlement n'affecte d'aucune façon ni la liberté de la recherche scientifique, conformément à l'article 87 de la Convention, ni le droit de faire de la recherche scientifique marine dans la Zone conformément aux articles 143 et 256 de la Convention. Aucune disposition du présent Règlement ne peut être interprétée comme restreignant l'exercice par les Etats de la liberté de la haute mer au sens de l'article 87 de la Convention.
5. Le présent Règlement pourra être complété par d'autres règles, règlements et procédures, notamment en ce qui concerne la protection et la préservation du milieu marin. Il est assujetti à la Convention des Nations Unies sur le droit de la mer, à l'Accord relatif à l'application de la partie XI de ladite Convention et à toute autre norme de droit international qui n'est pas incompatible avec la Convention.
Deel II. - Prospectie
Partie II. - Prospection
Art.2. Prospectie
1. De prospectie wordt verwezenlijkt overeenkomstig het Verdrag en dit Voorschrift. Ze mag pas starten nadat de prospector door de Secretaris-generaal over de registratie van zijn kennisgeving geïnformeerd werd overeenkomstig artikel 4, 2.
2. De prospectors en de Autoriteit passen het voorzorgsbeginsel toe zoals opgelegd door principe 15 van de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling .
3. Men mag geen prospectie uitvoeren als men gegronde redenen heeft om ernstige schade aan het mariene milieu te vrezen.
4. Men mag geen prospectie uitvoeren in een gebied die beoogd wordt door een goedgekeurd werkplan met betrekking tot de exploratie van kobalt-rijke korsten, noch in een voorbehouden gebied, noch in een gebied waarvoor de Raad de exploitatie uitgesloten heeft wegens een risico op ernstige schade aan het mariene milieu.
5. De prospectie verleent de prospector geen enkel recht op het materiaal. De prospector mag echter een redelijke hoeveelheid delfstoffen winnen, namelijk de hoeveelheid die nodig is om experimenten te voeren; hij mag geen delfstoffen winnen voor handelsdoeleinden.
6. De prospectie is niet aan een tijdslimiet onderworpen; ze wordt echter beëindigd wanneer de Secretaris-generaal de prospector er schriftelijk van op de hoogte brengt dat het werkplan met betrekking tot de exploratie aangaande het geprospecteerde gebied goedgekeurd werd.
7. De prospectie kan tegelijkertijd door meer dan een prospector in hetzelfde gebied of dezelfde gebieden worden verricht.
1. De prospectie wordt verwezenlijkt overeenkomstig het Verdrag en dit Voorschrift. Ze mag pas starten nadat de prospector door de Secretaris-generaal over de registratie van zijn kennisgeving geïnformeerd werd overeenkomstig artikel 4, 2.
2. De prospectors en de Autoriteit passen het voorzorgsbeginsel toe zoals opgelegd door principe 15 van de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling .
3. Men mag geen prospectie uitvoeren als men gegronde redenen heeft om ernstige schade aan het mariene milieu te vrezen.
4. Men mag geen prospectie uitvoeren in een gebied die beoogd wordt door een goedgekeurd werkplan met betrekking tot de exploratie van kobalt-rijke korsten, noch in een voorbehouden gebied, noch in een gebied waarvoor de Raad de exploitatie uitgesloten heeft wegens een risico op ernstige schade aan het mariene milieu.
5. De prospectie verleent de prospector geen enkel recht op het materiaal. De prospector mag echter een redelijke hoeveelheid delfstoffen winnen, namelijk de hoeveelheid die nodig is om experimenten te voeren; hij mag geen delfstoffen winnen voor handelsdoeleinden.
6. De prospectie is niet aan een tijdslimiet onderworpen; ze wordt echter beëindigd wanneer de Secretaris-generaal de prospector er schriftelijk van op de hoogte brengt dat het werkplan met betrekking tot de exploratie aangaande het geprospecteerde gebied goedgekeurd werd.
7. De prospectie kan tegelijkertijd door meer dan een prospector in hetzelfde gebied of dezelfde gebieden worden verricht.
Art.2. Prospection
1. La prospection est réalisée conformément à la Convention et au présent Règlement et ne peut démarrer qu'après que le prospecteur a été informé par le Secrétaire général de l'enregistrement de sa notification conformément à l'article 4 2).
2. Les prospecteurs et l'Autorité appliquent le principe de précaution posé par le Principe 15 de la Déclaration de Rio sur l'environnement et le développement .
3. Il ne doit pas être entrepris de prospection s'il y a de bonnes raisons de craindre un dommage grave au milieu marin.
4. Il ne doit pas être entrepris de prospection dans une zone visée par un plan de travail relatif à l'exploration d'encroûtements cobaltifères approuvé ni dans un secteur réservé et il ne peut non plus en être entrepris dans une zone dont le Conseil de l'Autorité internationale des fonds marins a exclu la mise en exploitation en raison d'un risque de dommage grave au milieu marin.
5. La prospection ne confère au prospecteur aucun droit sur les ressources. Le prospecteur peut toutefois extraire une quantité raisonnable de minéraux, à savoir la quantité nécessaire aux fins d'expérimentation et non à des fins commerciales.
6. La prospection n'est pas limitée dans le temps; toutefois, il y est mis un terme lorsque le Secrétaire général notifie par écrit au prospecteur qu'un plan de travail relatif à l'exploration portant sur la zone prospectée a été approuvé.
7. La prospection peut être réalisée simultanément par plusieurs prospecteurs dans la même zone ou les mêmes zones.
1. La prospection est réalisée conformément à la Convention et au présent Règlement et ne peut démarrer qu'après que le prospecteur a été informé par le Secrétaire général de l'enregistrement de sa notification conformément à l'article 4 2).
2. Les prospecteurs et l'Autorité appliquent le principe de précaution posé par le Principe 15 de la Déclaration de Rio sur l'environnement et le développement .
3. Il ne doit pas être entrepris de prospection s'il y a de bonnes raisons de craindre un dommage grave au milieu marin.
4. Il ne doit pas être entrepris de prospection dans une zone visée par un plan de travail relatif à l'exploration d'encroûtements cobaltifères approuvé ni dans un secteur réservé et il ne peut non plus en être entrepris dans une zone dont le Conseil de l'Autorité internationale des fonds marins a exclu la mise en exploitation en raison d'un risque de dommage grave au milieu marin.
5. La prospection ne confère au prospecteur aucun droit sur les ressources. Le prospecteur peut toutefois extraire une quantité raisonnable de minéraux, à savoir la quantité nécessaire aux fins d'expérimentation et non à des fins commerciales.
6. La prospection n'est pas limitée dans le temps; toutefois, il y est mis un terme lorsque le Secrétaire général notifie par écrit au prospecteur qu'un plan de travail relatif à l'exploration portant sur la zone prospectée a été approuvé.
7. La prospection peut être réalisée simultanément par plusieurs prospecteurs dans la même zone ou les mêmes zones.
Art.3. Kennisgeving van de prospectie
1. De toekomstige prospector moet de Autoriteit verwittigen dat hij van plan is om prospectieactiviteiten uit te voeren.
2. Elke kennisgeving inzake prospectie moet worden voorgelegd onder de vormen die in bijlage I van dit Voorschrift voorgeschreven zijn, aan de Secretaris-generaal worden gericht en voldoen aan de voorwaarden die in dit Voorschrift vermeld zijn.
3. Elke kennisgeving wordt voorgelegd:
a) In geval van een Staat, door de Autoriteit die deze Staat hiertoe aangeduid heeft;
b) In geval van een entiteit, door de vertegenwoordigers die ze aangeduid heeft;
c) In geval van de Onderneming, door de Autoriteit die voor deze bevoegd is.
4. Elke kennisgeving wordt voorgelegd in één van de talen van de Autoriteit en moet het volgende vermelden:
a) De naam, de nationaliteit en het adres van de toekomstige prospector en van de vertegenwoordiger die hij aangeduid heeft;
b) De gegevens van het of de grote gebieden die geprospecteerd moeten worden overeenkomstig de algemeen aanvaarde en meest recente internationale normen die de Autoriteit toepast;
c) Een algemene beschrijving van het prospectieprogramma, met name de geplande opstartdatum en de vermoedelijke duur ervan;
d) Een bevredigende schriftelijke verbintenis van de toekomstige prospector waarin hij verklaart:
i) dat hij het Verdrag en de regels, alsook de voorschriften en procedures van de Autoriteit zal naleven betreffende:
a. de medewerking aan de opleidingsprogramma's inzake wetenschappelijk zeeonderzoek en overdracht van de technieken beoogd in artikelen 143 en 144 van het Verdrag; en
b. de bescherming en het behoud van het mariene milieu;
ii) dat hij zal aanvaarden dat de Autoriteit controleert of deze verbintenis nageleefd wordt.
iii) dat hij, in de mate van het mogelijke, de Autoriteit de gegevens zal bezorgen die nuttig kunnen zijn voor de bescherming en het behoud van het mariene milieu.
1. De toekomstige prospector moet de Autoriteit verwittigen dat hij van plan is om prospectieactiviteiten uit te voeren.
2. Elke kennisgeving inzake prospectie moet worden voorgelegd onder de vormen die in bijlage I van dit Voorschrift voorgeschreven zijn, aan de Secretaris-generaal worden gericht en voldoen aan de voorwaarden die in dit Voorschrift vermeld zijn.
3. Elke kennisgeving wordt voorgelegd:
a) In geval van een Staat, door de Autoriteit die deze Staat hiertoe aangeduid heeft;
b) In geval van een entiteit, door de vertegenwoordigers die ze aangeduid heeft;
c) In geval van de Onderneming, door de Autoriteit die voor deze bevoegd is.
4. Elke kennisgeving wordt voorgelegd in één van de talen van de Autoriteit en moet het volgende vermelden:
a) De naam, de nationaliteit en het adres van de toekomstige prospector en van de vertegenwoordiger die hij aangeduid heeft;
b) De gegevens van het of de grote gebieden die geprospecteerd moeten worden overeenkomstig de algemeen aanvaarde en meest recente internationale normen die de Autoriteit toepast;
c) Een algemene beschrijving van het prospectieprogramma, met name de geplande opstartdatum en de vermoedelijke duur ervan;
d) Een bevredigende schriftelijke verbintenis van de toekomstige prospector waarin hij verklaart:
i) dat hij het Verdrag en de regels, alsook de voorschriften en procedures van de Autoriteit zal naleven betreffende:
a. de medewerking aan de opleidingsprogramma's inzake wetenschappelijk zeeonderzoek en overdracht van de technieken beoogd in artikelen 143 en 144 van het Verdrag; en
b. de bescherming en het behoud van het mariene milieu;
ii) dat hij zal aanvaarden dat de Autoriteit controleert of deze verbintenis nageleefd wordt.
iii) dat hij, in de mate van het mogelijke, de Autoriteit de gegevens zal bezorgen die nuttig kunnen zijn voor de bescherming en het behoud van het mariene milieu.
Art.3. Notification de prospection
1. Le futur prospecteur doit notifier à l'Autorité son intention d'entreprendre des activités de prospection.
2. Chaque notification de prospection est présentée dans les formes prescrites à l'annexe I du présent Règlement, est adressée au Secrétaire général et doit satisfaire aux conditions énoncées dans le présent Règlement.
3. Chaque notification est présentée :
a) Dans le cas d'un Etat, par l'autorité désignée à cet effet par ledit Etat;
b) Dans le cas d'une entité, par les représentants désignés de celle-ci;
c) Dans le cas de l'Entreprise, par l'autorité compétente de celle-ci.
4. Chaque notification est présentée dans l'une des langues de l'Autorité et doit comporter :
a) Le nom, la nationalité et l'adresse du futur prospecteur et de son représentant désigné;
b) Les coordonnées de la ou des grandes zones devant être prospectées, conformément aux normes internationales généralement acceptées les plus récentes utilisées par l'Autorité;
c) Une description générale du programme de prospection, notamment la date de démarrage prévue et la durée approximative du programme;
d) Un engagement écrit satisfaisant du futur prospecteur indiquant :
i) Qu'il respectera la Convention et les règles, règlements et procédures de l'Autorité concernant :
a. La coopération aux programmes de formation en matière de recherche scientifique marine et de transfert des techniques visés aux articles 143 et 144 de la Convention; et
b. La protection et la préservation du milieu marin;
ii) Qu'il acceptera la vérification par l'Autorité du respect dudit engagement; et
iii) Qu'il mettra à la disposition de l'Autorité, dans la mesure du possible, les données pouvant être utiles à la protection et à la préservation du milieu marin.
1. Le futur prospecteur doit notifier à l'Autorité son intention d'entreprendre des activités de prospection.
2. Chaque notification de prospection est présentée dans les formes prescrites à l'annexe I du présent Règlement, est adressée au Secrétaire général et doit satisfaire aux conditions énoncées dans le présent Règlement.
3. Chaque notification est présentée :
a) Dans le cas d'un Etat, par l'autorité désignée à cet effet par ledit Etat;
b) Dans le cas d'une entité, par les représentants désignés de celle-ci;
c) Dans le cas de l'Entreprise, par l'autorité compétente de celle-ci.
4. Chaque notification est présentée dans l'une des langues de l'Autorité et doit comporter :
a) Le nom, la nationalité et l'adresse du futur prospecteur et de son représentant désigné;
b) Les coordonnées de la ou des grandes zones devant être prospectées, conformément aux normes internationales généralement acceptées les plus récentes utilisées par l'Autorité;
c) Une description générale du programme de prospection, notamment la date de démarrage prévue et la durée approximative du programme;
d) Un engagement écrit satisfaisant du futur prospecteur indiquant :
i) Qu'il respectera la Convention et les règles, règlements et procédures de l'Autorité concernant :
a. La coopération aux programmes de formation en matière de recherche scientifique marine et de transfert des techniques visés aux articles 143 et 144 de la Convention; et
b. La protection et la préservation du milieu marin;
ii) Qu'il acceptera la vérification par l'Autorité du respect dudit engagement; et
iii) Qu'il mettra à la disposition de l'Autorité, dans la mesure du possible, les données pouvant être utiles à la protection et à la préservation du milieu marin.
Art.4. Nazicht van de kennisgevingen
1. De Secretaris-generaal bevestigt schriftelijk de ontvangst van elke kennisgeving die krachtens artikel 3 gegeven werd, waarbij hij de ontvangstdatum vermeldt.
2. De Secretaris-generaal onderzoekt de kennisgeving binnen een termijn van 45 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst ervan. Als de kennisgeving aan de voorwaarden van het Verdrag en van dit Voorschrift voldoet, noteert hij de inlichtingen die ze bevat in het register dat hiertoe bijgehouden wordt en informeert hij de prospector schriftelijk dat de kennisgeving naar behoren geregistreerd werd.
3. De Secretaris-generaal informeert de toekomstige prospector schriftelijk, binnen een termijn van 45 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de kennisgeving, of deze betrekking heeft op een deel van een gebied die beoogd wordt door een goedgekeurd werkplan met betrekking tot de exploratie of exploitatie van gelijk welke categorie van materiaal, of op gelijk welk deel van een voorbehouden gebied, of op het volledige deel van een gebied waarvoor de Raad de exploitatie uitgesloten heeft wegens een risico op ernstige schade aan het mariene milieu, en wanneer de schriftelijke verbintenis niet volstaat, en informeert de toekomstige prospector schriftelijk over de redenen hiervoor. Deze laatste mag dan zijn kennisgeving binnen een termijn van 90 dagen wijzigen. De Secretaris-generaal onderzoekt de kennisgeving opnieuw en spreekt er zich binnen een termijn van 45 dagen over uit.
4. De prospector informeert de Secretaris-generaal schriftelijk over elke wijziging van de informatie die in de kennisgeving opgenomen is.
5. De Secretaris-generaal zal de informatie die in de kennisgeving opgenomen is, niet verspreiden tenzij met de schriftelijke toestemming van de prospector. Hij informeert echter regelmatig alle leden van de Autoriteit over de identiteit van de prospectors en over de geprospecteerde gebieden.
1. De Secretaris-generaal bevestigt schriftelijk de ontvangst van elke kennisgeving die krachtens artikel 3 gegeven werd, waarbij hij de ontvangstdatum vermeldt.
2. De Secretaris-generaal onderzoekt de kennisgeving binnen een termijn van 45 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst ervan. Als de kennisgeving aan de voorwaarden van het Verdrag en van dit Voorschrift voldoet, noteert hij de inlichtingen die ze bevat in het register dat hiertoe bijgehouden wordt en informeert hij de prospector schriftelijk dat de kennisgeving naar behoren geregistreerd werd.
3. De Secretaris-generaal informeert de toekomstige prospector schriftelijk, binnen een termijn van 45 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de kennisgeving, of deze betrekking heeft op een deel van een gebied die beoogd wordt door een goedgekeurd werkplan met betrekking tot de exploratie of exploitatie van gelijk welke categorie van materiaal, of op gelijk welk deel van een voorbehouden gebied, of op het volledige deel van een gebied waarvoor de Raad de exploitatie uitgesloten heeft wegens een risico op ernstige schade aan het mariene milieu, en wanneer de schriftelijke verbintenis niet volstaat, en informeert de toekomstige prospector schriftelijk over de redenen hiervoor. Deze laatste mag dan zijn kennisgeving binnen een termijn van 90 dagen wijzigen. De Secretaris-generaal onderzoekt de kennisgeving opnieuw en spreekt er zich binnen een termijn van 45 dagen over uit.
4. De prospector informeert de Secretaris-generaal schriftelijk over elke wijziging van de informatie die in de kennisgeving opgenomen is.
5. De Secretaris-generaal zal de informatie die in de kennisgeving opgenomen is, niet verspreiden tenzij met de schriftelijke toestemming van de prospector. Hij informeert echter regelmatig alle leden van de Autoriteit over de identiteit van de prospectors en over de geprospecteerde gebieden.
Art.4. Examen des notifications
1. Le Secrétaire général accuse par écrit réception de chaque notification donnée en vertu de l'article 3, en spécifiant la date de réception.
2. Le Secrétaire général examine la notification dans un délai de 45 jours à compter de sa réception. Si la notification satisfait aux conditions de la Convention et du présent Règlement, il inscrit les renseignements qu'elle contient dans le registre tenu à cet effet et informe par écrit le prospecteur que la notification a été dûment enregistrée.
3. Le Secrétaire général fait savoir par écrit au futur prospecteur, dans un délai de 45 jours à compter de la réception de la notification, si celle-ci porte sur une partie d'une zone visée par un plan de travail approuvé relatif à l'exploration ou à l'exploitation de l'une quelconque des catégories de ressources, ou sur une partie quelconque d'un secteur réservé, ou sur toute partie d'une zone dont le Conseil a exclu la mise en exploitation en raison d'un risque de dommage grave au milieu marin, ou si l'engagement écrit n'est pas satisfaisant, et en fait connaître les raisons par écrit au futur prospecteur. Ce dernier peut alors modifier sa notification dans un délai de 90 jours. Le Secrétaire général examine à nouveau la notification et statue sur elle dans un délai de 45 jours.
4. Le prospecteur informe le Secrétaire général par écrit de toute modification des informations figurant dans la notification.
5. Le Secrétaire général s'abstient de divulguer les informations contenues dans la notification, si ce n'est avec le consentement écrit du prospecteur. Toutefois, il informe de temps à autre tous les membres de l'Autorité de l'identité des prospecteurs et des zones prospectées.
1. Le Secrétaire général accuse par écrit réception de chaque notification donnée en vertu de l'article 3, en spécifiant la date de réception.
2. Le Secrétaire général examine la notification dans un délai de 45 jours à compter de sa réception. Si la notification satisfait aux conditions de la Convention et du présent Règlement, il inscrit les renseignements qu'elle contient dans le registre tenu à cet effet et informe par écrit le prospecteur que la notification a été dûment enregistrée.
3. Le Secrétaire général fait savoir par écrit au futur prospecteur, dans un délai de 45 jours à compter de la réception de la notification, si celle-ci porte sur une partie d'une zone visée par un plan de travail approuvé relatif à l'exploration ou à l'exploitation de l'une quelconque des catégories de ressources, ou sur une partie quelconque d'un secteur réservé, ou sur toute partie d'une zone dont le Conseil a exclu la mise en exploitation en raison d'un risque de dommage grave au milieu marin, ou si l'engagement écrit n'est pas satisfaisant, et en fait connaître les raisons par écrit au futur prospecteur. Ce dernier peut alors modifier sa notification dans un délai de 90 jours. Le Secrétaire général examine à nouveau la notification et statue sur elle dans un délai de 45 jours.
4. Le prospecteur informe le Secrétaire général par écrit de toute modification des informations figurant dans la notification.
5. Le Secrétaire général s'abstient de divulguer les informations contenues dans la notification, si ce n'est avec le consentement écrit du prospecteur. Toutefois, il informe de temps à autre tous les membres de l'Autorité de l'identité des prospecteurs et des zones prospectées.
Art.5. Bescherming en behoud van het mariene milieu tijdens de prospectie
1. Elke prospector neemt de nodige maatregelen om de vervuiling van het mariene milieu en de andere risico's die uit de prospectie voortvloeien, zoveel mogelijk te voorkomen, te beperken en te beheersen, door het voorzorgsbeginsel alsook de beste ecologische praktijken toe te passen. In het bijzonder moet elke prospector het volgende elimineren of zoveel mogelijk beperken:
a) de schadelijke effecten op het leefmilieu van de prospectie; en
b) de effectieve of mogelijke conflicten met reeds opgestarte of geplande activiteiten inzake wetenschappelijk zeeonderzoek, of de belemmering van deze activiteiten, overeenkomstig de toekomstige relevante richtlijnen.
2. De prospectors werken samen met de Autoriteit met het oog op de invoering en uitvoering van programma's voor het toezicht op en de evaluatie van de mogelijke effecten op het mariene milieu van de exploratie en exploitatie van kobalt-rijke korsten.
3. De prospector stelt de Secretaris-generaal onmiddellijk, schriftelijk en zo efficiënt mogelijk in kennis van elk incident dat uit de prospectie voortvloeit en ernstige schade aan het mariene milieu toebrengt, toegebracht heeft of dreigt toe te brengen. Zodra de Secretaris-generaal een dergelijke kennisgeving ontvangt, zal hij handelen overeenkomstig artikel 35.
1. Elke prospector neemt de nodige maatregelen om de vervuiling van het mariene milieu en de andere risico's die uit de prospectie voortvloeien, zoveel mogelijk te voorkomen, te beperken en te beheersen, door het voorzorgsbeginsel alsook de beste ecologische praktijken toe te passen. In het bijzonder moet elke prospector het volgende elimineren of zoveel mogelijk beperken:
a) de schadelijke effecten op het leefmilieu van de prospectie; en
b) de effectieve of mogelijke conflicten met reeds opgestarte of geplande activiteiten inzake wetenschappelijk zeeonderzoek, of de belemmering van deze activiteiten, overeenkomstig de toekomstige relevante richtlijnen.
2. De prospectors werken samen met de Autoriteit met het oog op de invoering en uitvoering van programma's voor het toezicht op en de evaluatie van de mogelijke effecten op het mariene milieu van de exploratie en exploitatie van kobalt-rijke korsten.
3. De prospector stelt de Secretaris-generaal onmiddellijk, schriftelijk en zo efficiënt mogelijk in kennis van elk incident dat uit de prospectie voortvloeit en ernstige schade aan het mariene milieu toebrengt, toegebracht heeft of dreigt toe te brengen. Zodra de Secretaris-generaal een dergelijke kennisgeving ontvangt, zal hij handelen overeenkomstig artikel 35.
Art.5. Protection et préservation du milieu marin pendant la prospection
1. Chaque prospecteur prend les mesures nécessaires pour prévenir, réduire et maîtriser autant que raisonnablement possible la pollution du milieu marin et les autres risques découlant de la prospection, en appliquant le principe de précaution ainsi que les meilleures pratiques écologiques. En particulier, chaque prospecteur réduit au minimum ou élimine :
a) Les effets néfastes de la prospection sur l'environnement; et
b) Les conflits effectifs ou potentiels avec des activités de recherche scientifique marine déjà engagées ou prévues, ou la perturbation de ces activités, conformément aux futures directives pertinentes.
2. Les prospecteurs coopèrent avec l'Autorité à la mise en place et à l'exécution de programmes de surveillance et d'évaluation des effets potentiels sur le milieu marin de l'exploration et de l'exploitation d'encroûtements cobaltifères.
3. Le prospecteur notifie immédiatement par écrit au Secrétaire général, en utilisant les recours aux moyens les plus efficaces, tout incident résultant de la prospection qui a causé, qui cause ou qui menace de causer un dommage grave au milieu marin. Dès réception d'une telle notification, le Secrétaire général agit conformément à l'article 35.
1. Chaque prospecteur prend les mesures nécessaires pour prévenir, réduire et maîtriser autant que raisonnablement possible la pollution du milieu marin et les autres risques découlant de la prospection, en appliquant le principe de précaution ainsi que les meilleures pratiques écologiques. En particulier, chaque prospecteur réduit au minimum ou élimine :
a) Les effets néfastes de la prospection sur l'environnement; et
b) Les conflits effectifs ou potentiels avec des activités de recherche scientifique marine déjà engagées ou prévues, ou la perturbation de ces activités, conformément aux futures directives pertinentes.
2. Les prospecteurs coopèrent avec l'Autorité à la mise en place et à l'exécution de programmes de surveillance et d'évaluation des effets potentiels sur le milieu marin de l'exploration et de l'exploitation d'encroûtements cobaltifères.
3. Le prospecteur notifie immédiatement par écrit au Secrétaire général, en utilisant les recours aux moyens les plus efficaces, tout incident résultant de la prospection qui a causé, qui cause ou qui menace de causer un dommage grave au milieu marin. Dès réception d'une telle notification, le Secrétaire général agit conformément à l'article 35.
Art.6. Jaarverslag
1. Binnen de 90 dagen die op het einde van het burgerlijk jaar volgen, moet de prospector de Autoriteit een verslag over de vorderingsstaat van de prospectie voorleggen. Deze verslagen worden door de Secretaris-generaal aan de Juridische en Technische Commissie voorgelegd. Elk verslag moet het volgende inhouden:
a) een algemene beschrijving van de vorderingsstaat van de prospectie en van de verkregen resultaten;
b) informatie over de manier waarop de prospector de verbintenis naleeft die beoogd wordt in paragraaf 4 d) van artikel 3; en
c) informatie over de manier waarop de prospector zich schikt naar de toekomstige richtlijnen die in dit opzicht relevant zijn.
2. Als hij de prospectie-uitgaven wenst in te brengen als ontginningskosten die vóór de opstart van de handelsproductie gemaakt werden, moet de prospector een jaaroverzicht voorleggen dat opgesteld is overeenkomstig de internationaal erkende boekhoudprincipes en gecertificeerd is door een naar behoren erkend accountantskantoor, van de rechtstreekse en effectieve uitgaven die hij in het kader van de prospectie gedaan heeft.
1. Binnen de 90 dagen die op het einde van het burgerlijk jaar volgen, moet de prospector de Autoriteit een verslag over de vorderingsstaat van de prospectie voorleggen. Deze verslagen worden door de Secretaris-generaal aan de Juridische en Technische Commissie voorgelegd. Elk verslag moet het volgende inhouden:
a) een algemene beschrijving van de vorderingsstaat van de prospectie en van de verkregen resultaten;
b) informatie over de manier waarop de prospector de verbintenis naleeft die beoogd wordt in paragraaf 4 d) van artikel 3; en
c) informatie over de manier waarop de prospector zich schikt naar de toekomstige richtlijnen die in dit opzicht relevant zijn.
2. Als hij de prospectie-uitgaven wenst in te brengen als ontginningskosten die vóór de opstart van de handelsproductie gemaakt werden, moet de prospector een jaaroverzicht voorleggen dat opgesteld is overeenkomstig de internationaal erkende boekhoudprincipes en gecertificeerd is door een naar behoren erkend accountantskantoor, van de rechtstreekse en effectieve uitgaven die hij in het kader van de prospectie gedaan heeft.
Art.6. Rapport annuel
1. Le prospecteur doit présenter à l'Autorité, dans les 90 jours qui suivent la fin de l'année civile, un rapport sur l'état d'avancement de la prospection. Ces rapports sont soumis à la Commission juridique et technique par le Secrétaire général. Chaque rapport doit comporter :
a) Une description générale de l'état d'avancement de la prospection et des résultats obtenus;
b) Des informations sur la façon dont le prospecteur remplit l'engagement visé à l'article 3 4) d); et
c) Des informations sur la façon dont le prospecteur se conforme aux directives pertinentes à cet égard.
2. S'il entend inclure les dépenses de prospection dans les dépenses de mise en valeur encourues avant le démarrage de la production commerciale, le prospecteur soumet un état annuel, établi conformément aux principes comptables internationalement reconnus et certifié par un cabinet d'experts comptables dûment agréé, des dépenses directes et effectives qu'il a encourues dans le cadre de la prospection.
1. Le prospecteur doit présenter à l'Autorité, dans les 90 jours qui suivent la fin de l'année civile, un rapport sur l'état d'avancement de la prospection. Ces rapports sont soumis à la Commission juridique et technique par le Secrétaire général. Chaque rapport doit comporter :
a) Une description générale de l'état d'avancement de la prospection et des résultats obtenus;
b) Des informations sur la façon dont le prospecteur remplit l'engagement visé à l'article 3 4) d); et
c) Des informations sur la façon dont le prospecteur se conforme aux directives pertinentes à cet égard.
2. S'il entend inclure les dépenses de prospection dans les dépenses de mise en valeur encourues avant le démarrage de la production commerciale, le prospecteur soumet un état annuel, établi conformément aux principes comptables internationalement reconnus et certifié par un cabinet d'experts comptables dûment agréé, des dépenses directes et effectives qu'il a encourues dans le cadre de la prospection.
Art.7. Vertrouwelijk karakter van de gegevens en inlichtingen die opgenomen zijn in het jaarverslag
1. De Secretaris-generaal vrijwaart het vertrouwelijk karakter van alle gegevens en inlichtingen in de verslagen die krachtens artikel 6 ingediend worden, door mutatis mutandis de bepalingen van artikelen 38 en 39 toe te passen, aangezien de gegevens en inlichtingen met betrekking tot de bescherming en het behoud van het mariene milieu, in het bijzonder die welke uit programma's voor toezicht op het leefmilieu voortvloeien, niet als vertrouwelijk beschouwd worden. De prospector mag vragen dat deze gegevens niet verspreid worden gedurende een termijn van maximum drie jaar, te rekenen vanaf de datum waarop het verslag die deze bevat, ingediend werd.
2. De Secretaris-generaal mag, gelijk wanneer en met de toestemming van de betrokken prospector, de gegevens en inlichtingen verspreiden over de prospectie in het gebied waarvoor hij een kennisgeving ontvangen heeft. Als de Secretaris-generaal, nadat hij gedurende minstens twee jaar alle redelijkerwijs mogelijke inspanningen geleverd heeft om met de prospector te communiceren, vaststelt dat deze laatste niet meer bestaat of niet gelokaliseerd kan worden, mag hij deze gegevens en inlichtingen verspreiden.
1. De Secretaris-generaal vrijwaart het vertrouwelijk karakter van alle gegevens en inlichtingen in de verslagen die krachtens artikel 6 ingediend worden, door mutatis mutandis de bepalingen van artikelen 38 en 39 toe te passen, aangezien de gegevens en inlichtingen met betrekking tot de bescherming en het behoud van het mariene milieu, in het bijzonder die welke uit programma's voor toezicht op het leefmilieu voortvloeien, niet als vertrouwelijk beschouwd worden. De prospector mag vragen dat deze gegevens niet verspreid worden gedurende een termijn van maximum drie jaar, te rekenen vanaf de datum waarop het verslag die deze bevat, ingediend werd.
2. De Secretaris-generaal mag, gelijk wanneer en met de toestemming van de betrokken prospector, de gegevens en inlichtingen verspreiden over de prospectie in het gebied waarvoor hij een kennisgeving ontvangen heeft. Als de Secretaris-generaal, nadat hij gedurende minstens twee jaar alle redelijkerwijs mogelijke inspanningen geleverd heeft om met de prospector te communiceren, vaststelt dat deze laatste niet meer bestaat of niet gelokaliseerd kan worden, mag hij deze gegevens en inlichtingen verspreiden.
Art.7. Confidentialité des données et informations contenues dans le rapport annuel
1. Le Secrétaire général garantit la confidentialité de toutes les données et informations figurant dans les rapports soumis en vertu de l'article 6, en appliquant mutatis mutandis les dispositions des articles 38 et 39, étant entendu que les données et informations relatives à la protection et la préservation du milieu marin, en particulier celles qui émanent de programmes de surveillance de l'environnement, ne sont pas considérées comme confidentielles. Le prospecteur peut demander que ces données ne soient pas divulguées pendant un délai pouvant aller jusqu'à trois ans à compter de la date où le rapport les contenant a été soumis.
2. Le Secrétaire général peut, à tout moment, avec le consentement du prospecteur concerné, divulguer les données et informations concernant la prospection dans la zone pour laquelle il a reçu une notification. Si après avoir fait pendant au moins deux ans tous les efforts raisonnablement possibles pour communiquer avec le prospecteur, le Secrétaire général constate que celui-ci n'existe plus ou ne peut être localisé, il peut divulguer ces données et informations.
1. Le Secrétaire général garantit la confidentialité de toutes les données et informations figurant dans les rapports soumis en vertu de l'article 6, en appliquant mutatis mutandis les dispositions des articles 38 et 39, étant entendu que les données et informations relatives à la protection et la préservation du milieu marin, en particulier celles qui émanent de programmes de surveillance de l'environnement, ne sont pas considérées comme confidentielles. Le prospecteur peut demander que ces données ne soient pas divulguées pendant un délai pouvant aller jusqu'à trois ans à compter de la date où le rapport les contenant a été soumis.
2. Le Secrétaire général peut, à tout moment, avec le consentement du prospecteur concerné, divulguer les données et informations concernant la prospection dans la zone pour laquelle il a reçu une notification. Si après avoir fait pendant au moins deux ans tous les efforts raisonnablement possibles pour communiquer avec le prospecteur, le Secrétaire général constate que celui-ci n'existe plus ou ne peut être localisé, il peut divulguer ces données et informations.
Art.8. Voorwerpen van archeologische of historische aard
De prospector stelt de Secretaris-generaal onmiddellijk en schriftelijk in kennis van elke ontdekking, in het Gebied, van voorwerpen van (mogelijk) archeologische of historische aard en van de plaats waar deze zich bevinden. De Secretaris-generaal brengt de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur hiervan op de hoogte.
De prospector stelt de Secretaris-generaal onmiddellijk en schriftelijk in kennis van elke ontdekking, in het Gebied, van voorwerpen van (mogelijk) archeologische of historische aard en van de plaats waar deze zich bevinden. De Secretaris-generaal brengt de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur hiervan op de hoogte.
Art.8. Objets ayant un caractère archéologique ou historique
Le prospecteur notifie immédiatement par écrit au Secrétaire général toute découverte dans la Zone d'objets ayant ou susceptibles d'avoir un caractère archéologique ou historique et leur emplacement. Le Secrétaire général en avise le Directeur général de l'Organisation des Nations Unies pour l'éducation, la science et la culture.
Le prospecteur notifie immédiatement par écrit au Secrétaire général toute découverte dans la Zone d'objets ayant ou susceptibles d'avoir un caractère archéologique ou historique et leur emplacement. Le Secrétaire général en avise le Directeur général de l'Organisation des Nations Unies pour l'éducation, la science et la culture.
Deel III. - Aanvragen tot goedkeuring van werkplannen met betrekking tot de exploratie onder de vorm van contracten
Partie III. - Demandes d'approbation de plans de travail relatifs à l'exploration revêtant la forme de contrats
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Section 1re. - Dispositions générales
Art.9. Algemene bepalingen
Onverminderd de bepalingen van het Verdrag kunnen de onderstaande entiteiten de Autoriteit aanvragen tot goedkeuring van werkplannen met betrekking tot de exploratie voorleggen:
a) De Onderneming, in eigen naam of in het kader van een overeenkomst tot joint venture;
b) De Verdragsluitende Staten, de Staatsondernemingen of de natuurlijke personen en rechtspersonen die de nationaliteit van de Staten die Partij zijn hebben of effectief door deze Staten of hun onderdanen gecontroleerd worden, wanneer voor hen borg gestaan wordt door deze Staten, of elke groep uit de voornoemde categorieën die voldoet aan de voorwaarden die in dit Voorschrift bepaald zijn.
Onverminderd de bepalingen van het Verdrag kunnen de onderstaande entiteiten de Autoriteit aanvragen tot goedkeuring van werkplannen met betrekking tot de exploratie voorleggen:
a) De Onderneming, in eigen naam of in het kader van een overeenkomst tot joint venture;
b) De Verdragsluitende Staten, de Staatsondernemingen of de natuurlijke personen en rechtspersonen die de nationaliteit van de Staten die Partij zijn hebben of effectief door deze Staten of hun onderdanen gecontroleerd worden, wanneer voor hen borg gestaan wordt door deze Staten, of elke groep uit de voornoemde categorieën die voldoet aan de voorwaarden die in dit Voorschrift bepaald zijn.
Art.9. Dispositions générales
Sous réserve des dispositions de la Convention, les entités ci-après peuvent présenter à l'Autorité des demandes d'approbation de plans de travail relatifs à l'exploration :
a) L'Entreprise, en son nom propre, ou dans le cadre d'un accord de coentreprise;
b) Les Etats Parties, les entreprises d'Etat ou les personnes physiques ou morales possédant la nationalité d'Etats Parties ou effectivement contrôlées par eux ou leurs ressortissants, lorsqu'elles sont patronnées par ces Etats, ou tout groupe des catégories précitées qui satisfait aux conditions stipulées dans le présent Règlement.
Sous réserve des dispositions de la Convention, les entités ci-après peuvent présenter à l'Autorité des demandes d'approbation de plans de travail relatifs à l'exploration :
a) L'Entreprise, en son nom propre, ou dans le cadre d'un accord de coentreprise;
b) Les Etats Parties, les entreprises d'Etat ou les personnes physiques ou morales possédant la nationalité d'Etats Parties ou effectivement contrôlées par eux ou leurs ressortissants, lorsqu'elles sont patronnées par ces Etats, ou tout groupe des catégories précitées qui satisfait aux conditions stipulées dans le présent Règlement.
Afdeling 2. - Reikwijdte van de aanvragen
Section 2. - Teneur des demandes
Art.10. Vorm van de aanvragen
1. Elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie moet worden voorgelegd in de vormen die in bijlage II van dit Voorschrift voorgeschreven zijn, aan de Secretaris-generaal worden gericht en voldoen aan de voorwaarden die in dit Voorschrift opgenomen zijn.
2. Elke aanvraag wordt voorgelegd:
a) Wanneer ze van een Staat die Partij is uitgaat, door de autoriteit die deze Staat hiertoe aangeduid heeft;
b) Wanneer ze van een entiteit uitgaat, door de vertegenwoordiger die ze aangeduid heeft of door de autoriteit die hiertoe is aangeduid door die de Staat/Staten die borg staat/staan; en
c) Wanneer ze van de Onderneming uitgaat, door de bevoegde autoriteit ervan.
3. Elke aanvraag die uitgaat van een Staatsonderneming of van een van de entiteiten die beoogd worden in lid b) van artikel 9 moet eveneens het volgende inhouden:
a) inlichtingen waarmee men de nationaliteit van de aanvrager of de identiteit van de Staat/Staten of van hun onderdanen die de aanvrager effectief controleren, kan bepalen; en
b) De hoofdvestiging of domicilie en, in voorkomend geval, de plaats van inschrijving van de aanvrager.
4. Elke aanvraag die van een vereniging of een consortium van entiteiten uitgaat, moet de inlichtingen bevatten die vereist zijn betreffende elk lid van de vereniging of het consortium.
1. Elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie moet worden voorgelegd in de vormen die in bijlage II van dit Voorschrift voorgeschreven zijn, aan de Secretaris-generaal worden gericht en voldoen aan de voorwaarden die in dit Voorschrift opgenomen zijn.
2. Elke aanvraag wordt voorgelegd:
a) Wanneer ze van een Staat die Partij is uitgaat, door de autoriteit die deze Staat hiertoe aangeduid heeft;
b) Wanneer ze van een entiteit uitgaat, door de vertegenwoordiger die ze aangeduid heeft of door de autoriteit die hiertoe is aangeduid door die de Staat/Staten die borg staat/staan; en
c) Wanneer ze van de Onderneming uitgaat, door de bevoegde autoriteit ervan.
3. Elke aanvraag die uitgaat van een Staatsonderneming of van een van de entiteiten die beoogd worden in lid b) van artikel 9 moet eveneens het volgende inhouden:
a) inlichtingen waarmee men de nationaliteit van de aanvrager of de identiteit van de Staat/Staten of van hun onderdanen die de aanvrager effectief controleren, kan bepalen; en
b) De hoofdvestiging of domicilie en, in voorkomend geval, de plaats van inschrijving van de aanvrager.
4. Elke aanvraag die van een vereniging of een consortium van entiteiten uitgaat, moet de inlichtingen bevatten die vereist zijn betreffende elk lid van de vereniging of het consortium.
Art.10. Forme des demandes
1. Toute demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration est présentée dans les formes prescrites à l'annexe II du présent Règlement, est adressée au Secrétaire général et doit satisfaire aux conditions énoncées dans le présent Règlement.
2. Toute demande est présentée :
a) Lorsqu'elle émane d'un Etat partie, par l'autorité désignée à cet effet par ledit Etat;
b) Lorsqu'elle émane d'une entité, par le représentant désigné par celle-ci ou l'autorité désignée à cet effet par l'Etat ou les Etats patronnant la demande; et
c) Lorsqu'elle émane de l'Entreprise, par l'autorité compétente de celle-ci.
3. Toute demande émanant d'une entreprise d'Etat ou de l'une des entités visées à l'article 9 b) doit comporter également :
a) Des renseignements permettant de déterminer la nationalité du demandeur ou l'identité de l'Etat ou des Etats, ou de leurs ressortissants, qui contrôlent effectivement le demandeur; et
b) L'établissement principal ou le domicile et, le cas échéant, le lieu d'immatriculation du demandeur.
4. Toute demande émanant d'une association ou d'un consortium d'entités doit comporter les renseignements requis concernant chaque membre de l'association ou du consortium.
1. Toute demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration est présentée dans les formes prescrites à l'annexe II du présent Règlement, est adressée au Secrétaire général et doit satisfaire aux conditions énoncées dans le présent Règlement.
2. Toute demande est présentée :
a) Lorsqu'elle émane d'un Etat partie, par l'autorité désignée à cet effet par ledit Etat;
b) Lorsqu'elle émane d'une entité, par le représentant désigné par celle-ci ou l'autorité désignée à cet effet par l'Etat ou les Etats patronnant la demande; et
c) Lorsqu'elle émane de l'Entreprise, par l'autorité compétente de celle-ci.
3. Toute demande émanant d'une entreprise d'Etat ou de l'une des entités visées à l'article 9 b) doit comporter également :
a) Des renseignements permettant de déterminer la nationalité du demandeur ou l'identité de l'Etat ou des Etats, ou de leurs ressortissants, qui contrôlent effectivement le demandeur; et
b) L'établissement principal ou le domicile et, le cas échéant, le lieu d'immatriculation du demandeur.
4. Toute demande émanant d'une association ou d'un consortium d'entités doit comporter les renseignements requis concernant chaque membre de l'association ou du consortium.
Art.11. Borgstellingscertificaat
1. Elke aanvraag die uitgaat van een Staatsonderneming of van een van de entiteiten die beoogd worden in artikel 9, b) moet worden vergezeld van een borgstellingscertificaat dat uitgereikt wordt door de Staat waarvan de aanvrager onderdaan is of waardoor hij effectief gecontroleerd wordt. De aanvrager kan ook door de onderdanen van deze Staat effectief gecontroleerd worden. Als de aanvrager meer dan één nationaliteit heeft, wat het geval is voor een vereniging die of een consortium van entiteiten dat uit verschillende Staten samengesteld is, dienen al deze Staten een borgstellingscertificaat uit te reiken.
2. Als de aanvrager de nationaliteit van een Staat heeft, maar effectief gecontroleerd wordt door een andere Staat of door de onderdanen ervan, dienen al deze Staten een borgstellingscertificaat uit te reiken.
3. Elk borgstellingscertificaat moet naar behoren worden ondertekend in naam van de Staat die het voorlegt en moet onderstaande elementen bevatten:
a) De naam van de aanvrager;
b) De naam van de Staat die borg staat voor de aanvraag;
c) Een verklaring waarin staat dat de aanvrager:
i) onderdaan is van de Staat die borg staat voor de aanvraag; of
ii) effectief gecontroleerd wordt door de Staat die borg staat voor de aanvraag of door de onderdanen ervan;
d) een verklaring waarin staat dat de Staat borg staat voor de aanvrager;
e) de datum waarop de Staat die borg staat voor de aanvraag, zijn tool voor de bekrachtiging van, toetreding tot of opvolging van het Verdrag ingediend heeft;
f) een verklaring waarin staat dat de Staat die borg staat voor de aanvraag, zorgt voor de verantwoordelijkheden die voorzien zijn in artikel 139 en in artikel 153, 4 van de Conventie en in artikel 4, 4 van bijlage III bij het Verdrag.
4. De Staten of entiteiten die een overeenkomst tot joint venture met de Onderneming afgesloten hebben, dienen zich eveneens naar de bepalingen van dit artikel te schikken.
1. Elke aanvraag die uitgaat van een Staatsonderneming of van een van de entiteiten die beoogd worden in artikel 9, b) moet worden vergezeld van een borgstellingscertificaat dat uitgereikt wordt door de Staat waarvan de aanvrager onderdaan is of waardoor hij effectief gecontroleerd wordt. De aanvrager kan ook door de onderdanen van deze Staat effectief gecontroleerd worden. Als de aanvrager meer dan één nationaliteit heeft, wat het geval is voor een vereniging die of een consortium van entiteiten dat uit verschillende Staten samengesteld is, dienen al deze Staten een borgstellingscertificaat uit te reiken.
2. Als de aanvrager de nationaliteit van een Staat heeft, maar effectief gecontroleerd wordt door een andere Staat of door de onderdanen ervan, dienen al deze Staten een borgstellingscertificaat uit te reiken.
3. Elk borgstellingscertificaat moet naar behoren worden ondertekend in naam van de Staat die het voorlegt en moet onderstaande elementen bevatten:
a) De naam van de aanvrager;
b) De naam van de Staat die borg staat voor de aanvraag;
c) Een verklaring waarin staat dat de aanvrager:
i) onderdaan is van de Staat die borg staat voor de aanvraag; of
ii) effectief gecontroleerd wordt door de Staat die borg staat voor de aanvraag of door de onderdanen ervan;
d) een verklaring waarin staat dat de Staat borg staat voor de aanvrager;
e) de datum waarop de Staat die borg staat voor de aanvraag, zijn tool voor de bekrachtiging van, toetreding tot of opvolging van het Verdrag ingediend heeft;
f) een verklaring waarin staat dat de Staat die borg staat voor de aanvraag, zorgt voor de verantwoordelijkheden die voorzien zijn in artikel 139 en in artikel 153, 4 van de Conventie en in artikel 4, 4 van bijlage III bij het Verdrag.
4. De Staten of entiteiten die een overeenkomst tot joint venture met de Onderneming afgesloten hebben, dienen zich eveneens naar de bepalingen van dit artikel te schikken.
Art.11. Certificat de patronage
1. Toute demande émanant d'une entreprise d'Etat ou de l'une des entités visées à l'article 9 b) doit être accompagnée d'un certificat de patronage délivré par l'Etat dont le demandeur est ressortissant ou par lequel ou les ressortissants duquel il est effectivement contrôlé. Si le demandeur a plus d'une nationalité, ce qui est le cas d'une association ou d'un consortium d'entités relevant de plusieurs Etats, chacun de ces Etats délivre un certificat de patronage.
2. Si le demandeur a la nationalité d'un Etat mais est effectivement contrôlé par un autre Etat ou par ses ressortissants, chacun de ces Etats délivre un certificat de patronage.
3. Tout certificat de patronage doit être dûment signé au nom de l'Etat qui le présente et doit comporter les éléments ci-après :
a) Le nom du demandeur;
b) Le nom de l'Etat patronnant la demande;
c) Une attestation indiquant que le demandeur est :
i) Ressortissant de l'Etat patronnant la demande; ou
ii) Sous le contrôle effectif de l'Etat patronnant la demande ou de ses ressortissants;
d) Une déclaration indiquant que l'Etat patronne le demandeur;
e) La date du dépôt de son instrument de ratification de la Convention, ou d'adhésion ou de succession à celle-ci, par l'Etat patronnant la demande;
f) Une déclaration indiquant que l'Etat patronnant la demande assume les responsabilités prévues aux articles 139 et 153 4) de la Convention et à l'annexe III, article 4 4) de la Convention.
4. Les Etats ou entités ayant passé un accord de coentreprise avec l'Entreprise sont également tenus de se conformer aux dispositions du présent article.
1. Toute demande émanant d'une entreprise d'Etat ou de l'une des entités visées à l'article 9 b) doit être accompagnée d'un certificat de patronage délivré par l'Etat dont le demandeur est ressortissant ou par lequel ou les ressortissants duquel il est effectivement contrôlé. Si le demandeur a plus d'une nationalité, ce qui est le cas d'une association ou d'un consortium d'entités relevant de plusieurs Etats, chacun de ces Etats délivre un certificat de patronage.
2. Si le demandeur a la nationalité d'un Etat mais est effectivement contrôlé par un autre Etat ou par ses ressortissants, chacun de ces Etats délivre un certificat de patronage.
3. Tout certificat de patronage doit être dûment signé au nom de l'Etat qui le présente et doit comporter les éléments ci-après :
a) Le nom du demandeur;
b) Le nom de l'Etat patronnant la demande;
c) Une attestation indiquant que le demandeur est :
i) Ressortissant de l'Etat patronnant la demande; ou
ii) Sous le contrôle effectif de l'Etat patronnant la demande ou de ses ressortissants;
d) Une déclaration indiquant que l'Etat patronne le demandeur;
e) La date du dépôt de son instrument de ratification de la Convention, ou d'adhésion ou de succession à celle-ci, par l'Etat patronnant la demande;
f) Une déclaration indiquant que l'Etat patronnant la demande assume les responsabilités prévues aux articles 139 et 153 4) de la Convention et à l'annexe III, article 4 4) de la Convention.
4. Les Etats ou entités ayant passé un accord de coentreprise avec l'Entreprise sont également tenus de se conformer aux dispositions du présent article.
Art.12. Totaal oppervlakte van het gebied beoogd door de aanvraag
1. Voor de toepassing van dit Voorschrift, wordt verstaan onder " kobalt korst blok ": één of meerdere cellen van een rooster, zoals gedefinieerd door de Autoriteit, die rechthoekig of vierkant kunnen zijn, met een oppervlakte van maximum 20 vierkante kilometer.
2. Het gebied, beoogd door elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie van kobalt-rijke korsten, mag niet meer dan 150 blokken van kobalt-rijke korsten omvatten, welke door de aanvrager in clusters worden georganiseerd, zoals uiteengezet in paragraaf 3 hieronder.
3. Vijf aaneengesloten kobalt korst blokken vormen een cluster van kobalt korst blokken. Twee van dergelijke blokken die druk op elk punt beschouwd aaneengesloten. Twee blokken die elkaar op een willekeurig punt raken, worden als aangrenzend beschouwd. De clusters van kobalt korst blokken hoeven niet noodzakelijkerwijs aangrenzend zijn, maar moeten dicht bij elkaar liggen en volledig gelegen zijn binnen een geografisch gebied het meten van niet meer dan 550 kilometers door 550 kilometer.
4. Niettegenstaande de bepalingen van bovenstaande paragraaf 2, wanneer de aanvrager ervoor gekozen heeft een gebied die voorbehouden is voor de activiteiten die uitgevoerd moeten worden krachtens bijlage III, artikel 9 van het Verdrag, overeenkomstig Artikel 17 van dit Voorschrift, is de totaaloppervlakte van de zone die door zijn aanvraag beoogd wordt, beperkt tot 300 kobalt korst blokken. Deze blokken worden verdeeld in twee groepen met eenzelfde geraamde handelswaarde en elke van deze twee groepen van kobalt korsten blokken is door de aanvrager in trossen verdeeld zoals aangeduid in paragraaf 3 hierboven.
1. Voor de toepassing van dit Voorschrift, wordt verstaan onder " kobalt korst blok ": één of meerdere cellen van een rooster, zoals gedefinieerd door de Autoriteit, die rechthoekig of vierkant kunnen zijn, met een oppervlakte van maximum 20 vierkante kilometer.
2. Het gebied, beoogd door elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie van kobalt-rijke korsten, mag niet meer dan 150 blokken van kobalt-rijke korsten omvatten, welke door de aanvrager in clusters worden georganiseerd, zoals uiteengezet in paragraaf 3 hieronder.
3. Vijf aaneengesloten kobalt korst blokken vormen een cluster van kobalt korst blokken. Twee van dergelijke blokken die druk op elk punt beschouwd aaneengesloten. Twee blokken die elkaar op een willekeurig punt raken, worden als aangrenzend beschouwd. De clusters van kobalt korst blokken hoeven niet noodzakelijkerwijs aangrenzend zijn, maar moeten dicht bij elkaar liggen en volledig gelegen zijn binnen een geografisch gebied het meten van niet meer dan 550 kilometers door 550 kilometer.
4. Niettegenstaande de bepalingen van bovenstaande paragraaf 2, wanneer de aanvrager ervoor gekozen heeft een gebied die voorbehouden is voor de activiteiten die uitgevoerd moeten worden krachtens bijlage III, artikel 9 van het Verdrag, overeenkomstig Artikel 17 van dit Voorschrift, is de totaaloppervlakte van de zone die door zijn aanvraag beoogd wordt, beperkt tot 300 kobalt korst blokken. Deze blokken worden verdeeld in twee groepen met eenzelfde geraamde handelswaarde en elke van deze twee groepen van kobalt korsten blokken is door de aanvrager in trossen verdeeld zoals aangeduid in paragraaf 3 hierboven.
Art.12. Superficie totale de la zone visée par la demande
1. Aux fins du présent Règlement, on entend par " bloc d'encroûtements cobaltifères " une ou plusieurs cellules d'un maillage ainsi que défini par l'Autorité, qui peut être carrée ou rectangulaire, d'une superficie de 20 kilomètres carrés au maximum.
2. La zone couverte par chaque demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration d'encroûtements cobaltifères ne doit pas comprendre plus de 150 blocs d'encroûtements cobaltifères, que le demandeur organise en grappes comme indiqué au paragraphe 3 ci-dessous.
3. Cinq blocs d'encroûtements cobaltifères contigus forment une grappe de blocs d'encroûtements cobaltifères. Deux blocs qui se touchent en un point quelconque sont considérés comme contigus. Les grappes de blocs d'encroûtements cobaltifères ne doivent pas nécessairement être contiguës, mais elles doivent être proches les unes des autres et entièrement situées dans une zone géographique ne dépassant pas 550 kilomètres sur 550 kilomètres.
4. Nonobstant les dispositions du paragraphe 2 ci-dessus, lorsque le demandeur a choisi de remettre un secteur réservé pour les activités devant être menées au titre de l'article 9 de l'annexe III de la Convention, conformément à l'article 17 du présent Règlement, la superficie totale de la zone couverte par sa demande est limitée à 300 blocs d'encroûtements cobaltifères. Ces blocs sont répartis en deux groupes de même valeur commerciale estimative, et chacun de ces deux groupes de blocs d'encroûtements cobaltifères est réparti en grappes par le demandeur comme indiqué au paragraphe 3 ci-dessus.
1. Aux fins du présent Règlement, on entend par " bloc d'encroûtements cobaltifères " une ou plusieurs cellules d'un maillage ainsi que défini par l'Autorité, qui peut être carrée ou rectangulaire, d'une superficie de 20 kilomètres carrés au maximum.
2. La zone couverte par chaque demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration d'encroûtements cobaltifères ne doit pas comprendre plus de 150 blocs d'encroûtements cobaltifères, que le demandeur organise en grappes comme indiqué au paragraphe 3 ci-dessous.
3. Cinq blocs d'encroûtements cobaltifères contigus forment une grappe de blocs d'encroûtements cobaltifères. Deux blocs qui se touchent en un point quelconque sont considérés comme contigus. Les grappes de blocs d'encroûtements cobaltifères ne doivent pas nécessairement être contiguës, mais elles doivent être proches les unes des autres et entièrement situées dans une zone géographique ne dépassant pas 550 kilomètres sur 550 kilomètres.
4. Nonobstant les dispositions du paragraphe 2 ci-dessus, lorsque le demandeur a choisi de remettre un secteur réservé pour les activités devant être menées au titre de l'article 9 de l'annexe III de la Convention, conformément à l'article 17 du présent Règlement, la superficie totale de la zone couverte par sa demande est limitée à 300 blocs d'encroûtements cobaltifères. Ces blocs sont répartis en deux groupes de même valeur commerciale estimative, et chacun de ces deux groupes de blocs d'encroûtements cobaltifères est réparti en grappes par le demandeur comme indiqué au paragraphe 3 ci-dessus.
Art.13. Financiële en technische capaciteit
1. Elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie moet voldoende nauwkeurige informatie bevatten om de Raad ervan te overtuigen dat de aanvrager zowel financieel als technisch is staat is om het voorgestelde werkplan uit te voeren en zijn financiële verplichtingen jegens de Autoriteit na te komen.
2. Elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie die van de Onderneming uitgaat, moet worden vergezeld van een verklaring door de bevoegde Autoriteit ervan waarin bevestigd wordt dat de Onderneming over de nodige financiële middelen beschikt om de geraamde kostprijs van het voorgestelde werkplan te dekken.
3. Elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie die van een Staat of van een Staatsonderneming uitgaat, moet worden vergezeld van een verklaring waarin deze Staat of de Staat die borg staat voor de aanvraag, bevestigt dat de aanvrager beschikt over de nodige financiële middelen om de geraamde kostprijs van het voorgestelde werkplan te dekken.
4. Elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie die van een entiteit uitgaat, moet worden vergezeld van kopieën van de nagekeken financiële staten ervan, met inbegrip van de balansen alsook de verlies- en winstrekeningen die overeenstemmen met de drie voorgaande jaren en opgesteld werden overeenkomstig de internationaal erkende boekhoudprincipes en gecertificeerd zijn door een naar behoren erkend accountantskantoor.
5. Als de aanvrager een onlangs opgerichte entiteit is en er geen nagekeken balans beschikbaar is, moet de aanvraag een pro forma balans bevatten die gecertificeerd is door een bevoegde vertegenwoordiger van de aanvrager.
6. Als de aanvrager een filiaal van een andere entiteit is, moet de aanvraag kopieën van diezelfde financiële staten betreffende deze entiteit en van een verklaring van deze entiteit bevatten, opgesteld overeenkomstig de internationaal erkende boekhoudprincipes en gecertificeerd door een naar behoren erkend accountantskantoor, waarin bevestigd wordt dat de aanvrager beschikt over de nodige financiële middelen om het werkplan met betrekking tot de exploratie uit te voeren.
7. Als de aanvrager gecontroleerd wordt door een Staat of een Staatsonderneming, moet de aanvraag een verklaring van de Staat of van de Staatsonderneming bevatten, waarin bevestigd wordt dat de aanvrager beschikt over de nodige financiële middelen om het voorgestelde werkplan uit te voeren.
8. Als een aanvrager, die goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie aanvraagt, het voorgestelde werkplan met behulp van leningen wil financieren, moet zijn aanvraag het bedrag, het tijdschema en de rentevoet van deze leningen vermelden.
9. Elke aanvraag moet het volgende bevatten:
a) een algemene beschrijving van de technische ervaring, kennis, vaardigheden en knowhow die nuttig zijn voor de uitvoering van het voorgestelde werkplan dat eerder door de aanvrager verworven werd;
b) een algemene beschrijving van het materiaal en de methodes die men wil gebruiken om het voorgestelde werkplan uit te voeren alsook van de andere nuttige informatie, die geen industriële eigendom is, betreffende de kenmerken van de beoogde technieken; en
c) een algemene beschrijving van de financiële en technische capaciteit waarover de aanvrager beschikt om het hoofd te bieden aan gelijk welk incident dat of gelijk welke activiteit die ernstige schade aan het mariene milieu toebrengt.
10. Als de aanvrager een vereniging is of een consortium van entiteiten die onderling gebonden zijn door een overeenkomst tot joint venture, moet elk lid van de vereniging of het consortium de inlichtingen verschaffen die in dit artikel vereist worden.
1. Elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie moet voldoende nauwkeurige informatie bevatten om de Raad ervan te overtuigen dat de aanvrager zowel financieel als technisch is staat is om het voorgestelde werkplan uit te voeren en zijn financiële verplichtingen jegens de Autoriteit na te komen.
2. Elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie die van de Onderneming uitgaat, moet worden vergezeld van een verklaring door de bevoegde Autoriteit ervan waarin bevestigd wordt dat de Onderneming over de nodige financiële middelen beschikt om de geraamde kostprijs van het voorgestelde werkplan te dekken.
3. Elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie die van een Staat of van een Staatsonderneming uitgaat, moet worden vergezeld van een verklaring waarin deze Staat of de Staat die borg staat voor de aanvraag, bevestigt dat de aanvrager beschikt over de nodige financiële middelen om de geraamde kostprijs van het voorgestelde werkplan te dekken.
4. Elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie die van een entiteit uitgaat, moet worden vergezeld van kopieën van de nagekeken financiële staten ervan, met inbegrip van de balansen alsook de verlies- en winstrekeningen die overeenstemmen met de drie voorgaande jaren en opgesteld werden overeenkomstig de internationaal erkende boekhoudprincipes en gecertificeerd zijn door een naar behoren erkend accountantskantoor.
5. Als de aanvrager een onlangs opgerichte entiteit is en er geen nagekeken balans beschikbaar is, moet de aanvraag een pro forma balans bevatten die gecertificeerd is door een bevoegde vertegenwoordiger van de aanvrager.
6. Als de aanvrager een filiaal van een andere entiteit is, moet de aanvraag kopieën van diezelfde financiële staten betreffende deze entiteit en van een verklaring van deze entiteit bevatten, opgesteld overeenkomstig de internationaal erkende boekhoudprincipes en gecertificeerd door een naar behoren erkend accountantskantoor, waarin bevestigd wordt dat de aanvrager beschikt over de nodige financiële middelen om het werkplan met betrekking tot de exploratie uit te voeren.
7. Als de aanvrager gecontroleerd wordt door een Staat of een Staatsonderneming, moet de aanvraag een verklaring van de Staat of van de Staatsonderneming bevatten, waarin bevestigd wordt dat de aanvrager beschikt over de nodige financiële middelen om het voorgestelde werkplan uit te voeren.
8. Als een aanvrager, die goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie aanvraagt, het voorgestelde werkplan met behulp van leningen wil financieren, moet zijn aanvraag het bedrag, het tijdschema en de rentevoet van deze leningen vermelden.
9. Elke aanvraag moet het volgende bevatten:
a) een algemene beschrijving van de technische ervaring, kennis, vaardigheden en knowhow die nuttig zijn voor de uitvoering van het voorgestelde werkplan dat eerder door de aanvrager verworven werd;
b) een algemene beschrijving van het materiaal en de methodes die men wil gebruiken om het voorgestelde werkplan uit te voeren alsook van de andere nuttige informatie, die geen industriële eigendom is, betreffende de kenmerken van de beoogde technieken; en
c) een algemene beschrijving van de financiële en technische capaciteit waarover de aanvrager beschikt om het hoofd te bieden aan gelijk welk incident dat of gelijk welke activiteit die ernstige schade aan het mariene milieu toebrengt.
10. Als de aanvrager een vereniging is of een consortium van entiteiten die onderling gebonden zijn door een overeenkomst tot joint venture, moet elk lid van de vereniging of het consortium de inlichtingen verschaffen die in dit artikel vereist worden.
Art.13. Capacité financière et technique
1. Toute demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration doit comporter des informations précises et suffisantes pour permettre au Conseil de s'assurer que le demandeur est financièrement et techniquement capable d'exécuter le plan de travail proposé et de s'acquitter de ses obligations financières vis-à-vis de l'Autorité.
2. Toute demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration émanant de l'Entreprise doit être accompagnée d'une déclaration de l'autorité compétente de celle-ci certifiant que l'Entreprise a les ressources financières nécessaires pour couvrir le coût estimatif du plan de travail proposé.
3. Toute demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration émanant d'un Etat ou d'une entreprise d'Etat doit être accompagnée d'une déclaration par laquelle ledit Etat ou l'Etat patronnant la demande certifie que le demandeur dispose des ressources financières nécessaires pour couvrir le coût estimatif du plan de travail proposé.
4. Toute demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration émanant d'une entité doit être accompagnée de copies des états financiers vérifiés de l'entité, y compris les bilans et les comptes de profits et pertes correspondant aux trois années précédentes, établis conformément aux principes comptables internationalement reconnus et certifiés par un cabinet d'experts comptables dûment agréé.
5. Si le demandeur est une entité nouvellement créée et qu'un bilan vérifié n'est pas disponible, la demande d'approbation doit être accompagnée d'un bilan pro forma certifié par un représentant compétent du demandeur.
6. Si le demandeur est une filiale d'une autre entité, la demande d'approbation doit être accompagnée de copies de ces mêmes états financiers concernant cette entité et d'une déclaration de cette entité, établie conformément aux principes comptables internationalement reconnus et certifiée par un cabinet d'experts comptables dûment agréé, attestant que le demandeur disposera des ressources financières nécessaires pour exécuter le plan de travail relatif à l'exploration.
7. Si le demandeur est placé sous le contrôle d'un Etat ou d'une entreprise d'Etat, la demande d'approbation doit être accompagnée d'une déclaration de l'Etat ou de l'entreprise d'Etat attestant que le demandeur disposera des ressources financières nécessaires pour exécuter le plan de travail proposé.
8. Si un demandeur qui demande l'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration a l'intention de financer le plan de travail proposé grâce à des emprunts, sa demande doit comporter une déclaration indiquant le montant, l'échéancier et le taux d'intérêt de ces emprunts.
9. Toute demande doit comprendre :
a) Une description générale de l'expérience, des connaissances, des compétences et du savoir-faire techniques utiles pour l'exécution du plan de travail proposé acquis antérieurement par le demandeur;
b) Une description générale du matériel et des méthodes qu'il est prévu d'utiliser pour exécuter le plan de travail proposé et d'autres informations utiles, qui ne sont pas propriété industrielle, portant sur les caractéristiques des techniques envisagées; et
c) Une description générale de la capacité financière et technique dont dispose le demandeur pour faire face à tout incident ou activité causant un dommage grave au milieu marin.
10. Si le demandeur est une association ou un consortium d'entités liées entre elles par un accord de coentreprise, chaque membre de l'association ou du consortium doit fournir les renseignements exigés dans le présent article.
1. Toute demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration doit comporter des informations précises et suffisantes pour permettre au Conseil de s'assurer que le demandeur est financièrement et techniquement capable d'exécuter le plan de travail proposé et de s'acquitter de ses obligations financières vis-à-vis de l'Autorité.
2. Toute demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration émanant de l'Entreprise doit être accompagnée d'une déclaration de l'autorité compétente de celle-ci certifiant que l'Entreprise a les ressources financières nécessaires pour couvrir le coût estimatif du plan de travail proposé.
3. Toute demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration émanant d'un Etat ou d'une entreprise d'Etat doit être accompagnée d'une déclaration par laquelle ledit Etat ou l'Etat patronnant la demande certifie que le demandeur dispose des ressources financières nécessaires pour couvrir le coût estimatif du plan de travail proposé.
4. Toute demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration émanant d'une entité doit être accompagnée de copies des états financiers vérifiés de l'entité, y compris les bilans et les comptes de profits et pertes correspondant aux trois années précédentes, établis conformément aux principes comptables internationalement reconnus et certifiés par un cabinet d'experts comptables dûment agréé.
5. Si le demandeur est une entité nouvellement créée et qu'un bilan vérifié n'est pas disponible, la demande d'approbation doit être accompagnée d'un bilan pro forma certifié par un représentant compétent du demandeur.
6. Si le demandeur est une filiale d'une autre entité, la demande d'approbation doit être accompagnée de copies de ces mêmes états financiers concernant cette entité et d'une déclaration de cette entité, établie conformément aux principes comptables internationalement reconnus et certifiée par un cabinet d'experts comptables dûment agréé, attestant que le demandeur disposera des ressources financières nécessaires pour exécuter le plan de travail relatif à l'exploration.
7. Si le demandeur est placé sous le contrôle d'un Etat ou d'une entreprise d'Etat, la demande d'approbation doit être accompagnée d'une déclaration de l'Etat ou de l'entreprise d'Etat attestant que le demandeur disposera des ressources financières nécessaires pour exécuter le plan de travail proposé.
8. Si un demandeur qui demande l'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration a l'intention de financer le plan de travail proposé grâce à des emprunts, sa demande doit comporter une déclaration indiquant le montant, l'échéancier et le taux d'intérêt de ces emprunts.
9. Toute demande doit comprendre :
a) Une description générale de l'expérience, des connaissances, des compétences et du savoir-faire techniques utiles pour l'exécution du plan de travail proposé acquis antérieurement par le demandeur;
b) Une description générale du matériel et des méthodes qu'il est prévu d'utiliser pour exécuter le plan de travail proposé et d'autres informations utiles, qui ne sont pas propriété industrielle, portant sur les caractéristiques des techniques envisagées; et
c) Une description générale de la capacité financière et technique dont dispose le demandeur pour faire face à tout incident ou activité causant un dommage grave au milieu marin.
10. Si le demandeur est une association ou un consortium d'entités liées entre elles par un accord de coentreprise, chaque membre de l'association ou du consortium doit fournir les renseignements exigés dans le présent article.
Art.14. Vorige contracten met de Autoriteit
Als de aanvrager of, wanneer de aanvraag uitgaat van een vereniging of van een consortium van entiteiten die onderling gebonden zijn door een joint venture-overeenkomst, een lid van de vereniging of het consortium of een aanverwante entiteit, eerder een contract gesloten heeft met de Autoriteit, moet de aanvraag vermelden:
a) de datum van het contract of van de vorige contracten;
b) de datum, het referentienummer en de titel van elk verslag met betrekking tot het(de) contract(en) dat(die) aan de Autoriteit voorgelegd is(zijn); en
c) de datum waarop het contract/de contracten ontbonden is/zijn, in voorkomend geval.
Als de aanvrager of, wanneer de aanvraag uitgaat van een vereniging of van een consortium van entiteiten die onderling gebonden zijn door een joint venture-overeenkomst, een lid van de vereniging of het consortium of een aanverwante entiteit, eerder een contract gesloten heeft met de Autoriteit, moet de aanvraag vermelden:
a) de datum van het contract of van de vorige contracten;
b) de datum, het referentienummer en de titel van elk verslag met betrekking tot het(de) contract(en) dat(die) aan de Autoriteit voorgelegd is(zijn); en
c) de datum waarop het contract/de contracten ontbonden is/zijn, in voorkomend geval.
Art.14. Précédents contrats avec l'Autorité
Si le demandeur ou, lorsque la demande émane d'une association ou d'un consortium d'entités liées entre elles par un accord de coentreprise, si un membre de l'association ou du consortium a précédemment obtenu un contrat de l'Autorité, sont indiqués dans la demande :
a) La date du contrat ou des contrats précédents;
b) La date, le numéro de référence et le titre de tout rapport relatif au(x) contrat(s) soumis à l'Autorité; et
c) La date de résiliation du contrat ou des contrats, le cas échéant.
Si le demandeur ou, lorsque la demande émane d'une association ou d'un consortium d'entités liées entre elles par un accord de coentreprise, si un membre de l'association ou du consortium a précédemment obtenu un contrat de l'Autorité, sont indiqués dans la demande :
a) La date du contrat ou des contrats précédents;
b) La date, le numéro de référence et le titre de tout rapport relatif au(x) contrat(s) soumis à l'Autorité; et
c) La date de résiliation du contrat ou des contrats, le cas échéant.
Art.15. Verbintenissen
In zijn aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie verbindt elke aanvrager, met inbegrip van de Onderneming, zich er schriftelijk toe jegens de Autoriteit:
a) de verplichtingen die hem opgelegd worden krachtens het Verdrag en de regels, voorschriften, procedures van de Autoriteit, de beslissingen van de bevoegde organen van de Autoriteit en van de clausules van de contracten die hij met deze afgesloten heeft, als uitvoerbaar te aanvaarden en na te leven;
b) te aanvaarden dat de Autoriteit op de activiteiten die in het Gebied uitgevoerd worden, de controle uitoefent die door het Verdrag toegelaten is; en
c) de Autoriteit schriftelijk te verzekeren dat hij de verplichtingen die hem krachtens het contract opgelegd worden, in eer en geweten zal nakomen.
In zijn aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie verbindt elke aanvrager, met inbegrip van de Onderneming, zich er schriftelijk toe jegens de Autoriteit:
a) de verplichtingen die hem opgelegd worden krachtens het Verdrag en de regels, voorschriften, procedures van de Autoriteit, de beslissingen van de bevoegde organen van de Autoriteit en van de clausules van de contracten die hij met deze afgesloten heeft, als uitvoerbaar te aanvaarden en na te leven;
b) te aanvaarden dat de Autoriteit op de activiteiten die in het Gebied uitgevoerd worden, de controle uitoefent die door het Verdrag toegelaten is; en
c) de Autoriteit schriftelijk te verzekeren dat hij de verplichtingen die hem krachtens het contract opgelegd worden, in eer en geweten zal nakomen.
Art.15. Engagements
Dans sa demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration, tout demandeur, y compris l'Entreprise, s'engage par écrit vis-à-vis de l'Autorité à :
a) Accepter comme exécutoires et respecter les obligations qui lui incombent en vertu de la Convention et des règles, règlements et procédures de l'Autorité, des décisions des organes de l'Autorité et des clauses des contrats qu'il a conclus avec celle-ci;
b) Accepter que l'Autorité exerce sur les activités menées dans la Zone le contrôle autorisé par la Convention; et
c) Fournir à l'Autorité l'assurance écrite qu'il s'acquittera de bonne foi des obligations qui lui incombent en vertu du contrat.
Dans sa demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration, tout demandeur, y compris l'Entreprise, s'engage par écrit vis-à-vis de l'Autorité à :
a) Accepter comme exécutoires et respecter les obligations qui lui incombent en vertu de la Convention et des règles, règlements et procédures de l'Autorité, des décisions des organes de l'Autorité et des clauses des contrats qu'il a conclus avec celle-ci;
b) Accepter que l'Autorité exerce sur les activités menées dans la Zone le contrôle autorisé par la Convention; et
c) Fournir à l'Autorité l'assurance écrite qu'il s'acquittera de bonne foi des obligations qui lui incombent en vertu du contrat.
Art.16. Keuze van de aanvrager tussen de indiening van een voorbehouden gebied of de deelname in het kapitaal van een joint venture
In zijn aanvraag heeft de aanvrager de keuze tussen de volgende opties:
a) een voorbehouden gebied indienen voor de activiteiten die uitgevoerd moeten worden krachtens bijlage III, artikel 9 van het Verdrag, overeenkomstig artikel 17 van dit Voorschrift; of
b) een deelname in het kapitaal van een joint venture aanbieden overeenkomstig artikel 19 van dit Voorschrift.
In zijn aanvraag heeft de aanvrager de keuze tussen de volgende opties:
a) een voorbehouden gebied indienen voor de activiteiten die uitgevoerd moeten worden krachtens bijlage III, artikel 9 van het Verdrag, overeenkomstig artikel 17 van dit Voorschrift; of
b) een deelname in het kapitaal van een joint venture aanbieden overeenkomstig artikel 19 van dit Voorschrift.
Art.16. Choix du demandeur entre la remise d'un secteur réservé ou une participation au capital d'une entreprise conjointe
Dans sa demande, le demandeur choisit entre les options suivantes :
a) Remettre un secteur réservé pour les activités devant être menées au titre de l'annexe III, article 9, de la Convention, conformément à l'article 17 du présent Règlement; ou
b) Offrir une participation au capital d'une entreprise conjointe conformément à l'article 19 du présent Règlement.
Dans sa demande, le demandeur choisit entre les options suivantes :
a) Remettre un secteur réservé pour les activités devant être menées au titre de l'annexe III, article 9, de la Convention, conformément à l'article 17 du présent Règlement; ou
b) Offrir une participation au capital d'une entreprise conjointe conformément à l'article 19 du présent Règlement.
Art.17. Gegevens en inlichtingen die verschaft moeten worden voor de aanduiding van een voorbehouden gebied
1. Wanneer de aanvrager kiest voor de indiening van een voorbehouden gebied voor de activiteiten die uitgevoerd moeten worden krachtens bijlage III, artikel 9 van het Verdrag, moet het gebied die door zijn aanvraag gedekt wordt, voldoende uitgebreid zijn en een geraamde handelswaarde hebben die volstaat om twee mijnontginningsoperaties mogelijk te maken en door de aanvrager geconfigureerd zijn overeenkomstig artikel 12, 4.
2. Een dergelijke aanvraag moet voldoende gegevens en inlichtingen bevatten zoals voorgeschreven in bijlage II, afdeling II van dit Voorschrift met betrekking tot de zone die ze dekt, opdat de Raad, op aanbeveling van de Juridische en Technische Commissie, een voorbehouden gebied kan aanduiden door zich op de geraamde handelswaarde van elk deel te baseren. Deze gegevens en inlichtingen zijn die waarover de aanvrager beschikt op de twee delen van de zone die de aanvraag dekt, met name de gegevens die gebruikt worden om hun handelswaarde te bepalen.
3. De Raad, die zich op de gegevens en inlichtingen baseert die verschaft zijn door de aanvrager overeenkomstig in bijlage II, afdeling II van dit Voorschrift - welke gegevens en inlichtingen hij voldoende moet achten - en rekening houdend met de aanbeveling van de Juridische en Technische Commissie, duidt het deel aan van de zone die door de aanvraag gedekt wordt, dat voorbehouden zal worden. Het deel dat aldus aangeduid is, wordt het voorbehouden gebied zodra het werkplan met betrekking tot de exploratie van de niet-voorbehouden gebied goedgekeurd is en het contract ondertekend is. Als de Raad oordeelt dat hij, overeenkomstig dit Voorschrift en bijlage II, over bijkomende informatie moet beschikken om het voorbehouden gebied aan te duiden, verwijst hij de vraag door naar de Commissie opdat ze deze zou herbekijken, en duidt hij hierbij aan welke bijkomende informatie vereist is.
4. Zodra het werkplan met betrekking tot de exploratie goedgekeurd is en een contract opgesteld is, kan de informatie die de aanvrager in verband met het voorbehouden gebied aan de Autoriteit verschaft heeft, door deze laatste worden meegedeeld overeenkomstig artikel 14, 3 van bijlage III bij het Verdrag.
1. Wanneer de aanvrager kiest voor de indiening van een voorbehouden gebied voor de activiteiten die uitgevoerd moeten worden krachtens bijlage III, artikel 9 van het Verdrag, moet het gebied die door zijn aanvraag gedekt wordt, voldoende uitgebreid zijn en een geraamde handelswaarde hebben die volstaat om twee mijnontginningsoperaties mogelijk te maken en door de aanvrager geconfigureerd zijn overeenkomstig artikel 12, 4.
2. Een dergelijke aanvraag moet voldoende gegevens en inlichtingen bevatten zoals voorgeschreven in bijlage II, afdeling II van dit Voorschrift met betrekking tot de zone die ze dekt, opdat de Raad, op aanbeveling van de Juridische en Technische Commissie, een voorbehouden gebied kan aanduiden door zich op de geraamde handelswaarde van elk deel te baseren. Deze gegevens en inlichtingen zijn die waarover de aanvrager beschikt op de twee delen van de zone die de aanvraag dekt, met name de gegevens die gebruikt worden om hun handelswaarde te bepalen.
3. De Raad, die zich op de gegevens en inlichtingen baseert die verschaft zijn door de aanvrager overeenkomstig in bijlage II, afdeling II van dit Voorschrift - welke gegevens en inlichtingen hij voldoende moet achten - en rekening houdend met de aanbeveling van de Juridische en Technische Commissie, duidt het deel aan van de zone die door de aanvraag gedekt wordt, dat voorbehouden zal worden. Het deel dat aldus aangeduid is, wordt het voorbehouden gebied zodra het werkplan met betrekking tot de exploratie van de niet-voorbehouden gebied goedgekeurd is en het contract ondertekend is. Als de Raad oordeelt dat hij, overeenkomstig dit Voorschrift en bijlage II, over bijkomende informatie moet beschikken om het voorbehouden gebied aan te duiden, verwijst hij de vraag door naar de Commissie opdat ze deze zou herbekijken, en duidt hij hierbij aan welke bijkomende informatie vereist is.
4. Zodra het werkplan met betrekking tot de exploratie goedgekeurd is en een contract opgesteld is, kan de informatie die de aanvrager in verband met het voorbehouden gebied aan de Autoriteit verschaft heeft, door deze laatste worden meegedeeld overeenkomstig artikel 14, 3 van bijlage III bij het Verdrag.
Art.17. Données et informations à fournir avant la désignation d'un secteur réservé
1. Lorsque le demandeur choisit de remettre un secteur réservé pour les activités devant être menées au titre de l'annexe III, article 9 de la Convention, la zone couverte par sa demande doit être suffisamment étendue et avoir une valeur commerciale estimative suffisante pour permettre deux opérations d'extraction minière et est configurée par le demandeur conformément à l'article 12 4).
2. Une telle demande doit contenir suffisamment de données et informations prescrites à l'annexe II, section II, du présent Règlement relatives à la zone qu'elle couvre pour permettre au Conseil de désigner, sur la recommandation de la Commission juridique et technique, un secteur réservé en se fondant sur la valeur commerciale estimative de chaque partie. Ces données et informations sont celles dont dispose le demandeur sur les deux parties de la zone couverte par la demande, notamment les données utilisées pour déterminer la valeur commerciale de celles-ci.
3. Le Conseil, se fondant sur les données et informations fournies par le demandeur conformément à l'annexe II, section II, du présent Règlement, s'il les juge satisfaisantes, et compte tenu de la recommandation de la Commission juridique et technique, désigne la partie de la zone couverte par la demande qui sera réservée. La partie ainsi désignée devient le secteur réservé dès que le plan de travail relatif à l'exploration du secteur non réservé est approuvé et le contrat signé. Si le Conseil estime devoir disposer d'informations supplémentaires, en conformité avec le présent Règlement et l'annexe II, pour désigner le secteur réservé, il renvoie la question à la Commission pour qu'elle la réexamine, en indiquant les informations supplémentaires requises.
4. Une fois le plan de travail relatif à l'exploration approuvé et un contrat passé, les informations fournies à l'Autorité par le demandeur au sujet du secteur réservé peuvent être communiquées par celle-ci conformément à l'article 14 3) de l'annexe III de la Convention.
1. Lorsque le demandeur choisit de remettre un secteur réservé pour les activités devant être menées au titre de l'annexe III, article 9 de la Convention, la zone couverte par sa demande doit être suffisamment étendue et avoir une valeur commerciale estimative suffisante pour permettre deux opérations d'extraction minière et est configurée par le demandeur conformément à l'article 12 4).
2. Une telle demande doit contenir suffisamment de données et informations prescrites à l'annexe II, section II, du présent Règlement relatives à la zone qu'elle couvre pour permettre au Conseil de désigner, sur la recommandation de la Commission juridique et technique, un secteur réservé en se fondant sur la valeur commerciale estimative de chaque partie. Ces données et informations sont celles dont dispose le demandeur sur les deux parties de la zone couverte par la demande, notamment les données utilisées pour déterminer la valeur commerciale de celles-ci.
3. Le Conseil, se fondant sur les données et informations fournies par le demandeur conformément à l'annexe II, section II, du présent Règlement, s'il les juge satisfaisantes, et compte tenu de la recommandation de la Commission juridique et technique, désigne la partie de la zone couverte par la demande qui sera réservée. La partie ainsi désignée devient le secteur réservé dès que le plan de travail relatif à l'exploration du secteur non réservé est approuvé et le contrat signé. Si le Conseil estime devoir disposer d'informations supplémentaires, en conformité avec le présent Règlement et l'annexe II, pour désigner le secteur réservé, il renvoie la question à la Commission pour qu'elle la réexamine, en indiquant les informations supplémentaires requises.
4. Une fois le plan de travail relatif à l'exploration approuvé et un contrat passé, les informations fournies à l'Autorité par le demandeur au sujet du secteur réservé peuvent être communiquées par celle-ci conformément à l'article 14 3) de l'annexe III de la Convention.
Art.18. Aanvragen tot goedkeuring van de werkplannen met betrekking tot een voorbehouden gebied
1. Elke ontwikkelingsstaat of elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die erdoor ondersteund wordt en er effectief door gecontroleerd wordt of door een andere ontwikkelingsstaat gecontroleerd wordt, of elke groep uit voornoemde categorieën, kan de Autoriteit in kennis brengen van het feit dat hij/zij een werkplan met betrekking tot de exploratie van een voorbehouden gebied wil indienen. De Secretaris-generaal bezorgt deze kennisgeving aan de Onderneming die, binnen de zes maanden, schriftelijk laat weten aan de Secretaris-generaal of ze al dan niet activiteiten in dit gebied wenst uit te voeren; als ze activiteiten in het gebied wenst uit te voeren, laat ze dit ook schriftelijk weten, in toepassing van paragraaf 4, aan de contractant waarvan de aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie dit gebied aanvankelijk dekte.
2. Elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie van een voorbehouden gebied mag gelijk wanneer worden voorgelegd nadat een dergelijke gebied beschikbaar wordt ten gevolge van een beslissing van de Onderneming om er geen activiteiten uit te voeren of als, binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de kennisgeving door de Secretaris-generaal, de Onderneming niet beslist heeft of ze in dit gebied activiteiten wenst uit te voeren, noch de Secretaris-generaal schriftelijk ingelicht heeft dat ze over een mogelijke joint venture aan het onderhandelen is. In dit laatste geval beschikt de Onderneming over één jaar tijd, te rekenen vanaf de datum van deze kennisgeving, om te beslissen of ze activiteiten in het gebied wenst uit te voeren.
3. Wanneer de Onderneming, de ontwikkelingsstaten of de entiteiten beoogd in paragraaf 1 geen aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie van een voorbehouden gebied indienen binnen een termijn van 15 jaar nadat de Onderneming haar functies is beginnen uit te oefenen, los van het Secretariaat van de Autoriteit of binnen een termijn van 15 jaar te rekenen vanaf de datum waarop dit gebied bij de Autoriteit voorbehouden werd, mag de contractant waarvan de aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie oorspronkelijk dit gebied betrof, als deze datum later valt, een aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie van dit gebied indienen op voorwaarde dat ze in eer en geweten voorstelt om de Onderneming bij haar activiteiten te betrekken in het kader van een joint venture.
4. De contractant heeft een voorrangsrecht om met de Onderneming een akkoord tot gezamenlijke Onderneming af te sluiten met het oog de exploratie van het gebied die in haar aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie opgenomen is en door de Raad als een voorbehouden gebied aangeduid is.
1. Elke ontwikkelingsstaat of elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die erdoor ondersteund wordt en er effectief door gecontroleerd wordt of door een andere ontwikkelingsstaat gecontroleerd wordt, of elke groep uit voornoemde categorieën, kan de Autoriteit in kennis brengen van het feit dat hij/zij een werkplan met betrekking tot de exploratie van een voorbehouden gebied wil indienen. De Secretaris-generaal bezorgt deze kennisgeving aan de Onderneming die, binnen de zes maanden, schriftelijk laat weten aan de Secretaris-generaal of ze al dan niet activiteiten in dit gebied wenst uit te voeren; als ze activiteiten in het gebied wenst uit te voeren, laat ze dit ook schriftelijk weten, in toepassing van paragraaf 4, aan de contractant waarvan de aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie dit gebied aanvankelijk dekte.
2. Elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie van een voorbehouden gebied mag gelijk wanneer worden voorgelegd nadat een dergelijke gebied beschikbaar wordt ten gevolge van een beslissing van de Onderneming om er geen activiteiten uit te voeren of als, binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de kennisgeving door de Secretaris-generaal, de Onderneming niet beslist heeft of ze in dit gebied activiteiten wenst uit te voeren, noch de Secretaris-generaal schriftelijk ingelicht heeft dat ze over een mogelijke joint venture aan het onderhandelen is. In dit laatste geval beschikt de Onderneming over één jaar tijd, te rekenen vanaf de datum van deze kennisgeving, om te beslissen of ze activiteiten in het gebied wenst uit te voeren.
3. Wanneer de Onderneming, de ontwikkelingsstaten of de entiteiten beoogd in paragraaf 1 geen aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie van een voorbehouden gebied indienen binnen een termijn van 15 jaar nadat de Onderneming haar functies is beginnen uit te oefenen, los van het Secretariaat van de Autoriteit of binnen een termijn van 15 jaar te rekenen vanaf de datum waarop dit gebied bij de Autoriteit voorbehouden werd, mag de contractant waarvan de aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie oorspronkelijk dit gebied betrof, als deze datum later valt, een aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie van dit gebied indienen op voorwaarde dat ze in eer en geweten voorstelt om de Onderneming bij haar activiteiten te betrekken in het kader van een joint venture.
4. De contractant heeft een voorrangsrecht om met de Onderneming een akkoord tot gezamenlijke Onderneming af te sluiten met het oog de exploratie van het gebied die in haar aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie opgenomen is en door de Raad als een voorbehouden gebied aangeduid is.
Art.18. Demandes d'approbation de plans de travail concernant un secteur réservé
1. Tout Etat en développement ou toute personne physique ou morale patronnée par lui et effectivement contrôlée par lui ou par un autre Etat en développement, ou tout groupe des catégories précitées, peut notifier à l'Autorité son désir de soumettre un plan de travail relatif à l'exploration d'un secteur réservé. Le Secrétaire général transmet ladite notification à l'Entreprise qui, dans les six mois, fait savoir par écrit au Secrétaire général si elle a l'intention ou non de mener des activités dans le secteur; si elle a l'intention de mener des activités dans le secteur, elle en informe aussi par écrit, en application du paragraphe 4, le contractant dont la demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration couvrait initialement ce secteur.
2. Toute demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration d'un secteur réservé peut être présentée à tout moment après qu'un tel secteur devient disponible à la suite d'une décision de l'Entreprise de ne pas y mener d'activités ou lorsque l'Entreprise, dans les six mois de la notification par le Secrétaire général, n'a ni décidé si elle entend mener des activités dans le secteur ni notifié par écrit au Secrétaire général qu'elle est en pourparlers au sujet d'une entreprise conjointe potentielle. Dans ce dernier cas, l'Entreprise dispose d'un an à compter de la date de la notification pour décider si elle entend mener des activités dans le secteur.
3. Lorsque ni l'Entreprise ni aucun Etat en développement ou aucune des entités visées au paragraphe 1er ne présente une demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration d'un secteur réservé dans un délai de 15 ans après que l'Entreprise a commencé d'exercer ses fonctions indépendamment du Secrétariat de l'Autorité ou dans un délai de 15 ans à compter de la date à laquelle ledit secteur a été réservé à l'Autorité, si cette date est postérieure, le contractant dont la demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration couvrait initialement ce secteur a le droit de présenter une demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration de celui-ci, à charge pour lui d'offrir de bonne foi d'associer l'Entreprise à ses activités dans le cadre d'une entreprise conjointe.
4. Le contractant a un droit de priorité pour conclure avec l'Entreprise un accord d'entreprise conjointe en vue de l'exploration du secteur compris dans sa demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration et désigné par le Conseil comme secteur réservé.
1. Tout Etat en développement ou toute personne physique ou morale patronnée par lui et effectivement contrôlée par lui ou par un autre Etat en développement, ou tout groupe des catégories précitées, peut notifier à l'Autorité son désir de soumettre un plan de travail relatif à l'exploration d'un secteur réservé. Le Secrétaire général transmet ladite notification à l'Entreprise qui, dans les six mois, fait savoir par écrit au Secrétaire général si elle a l'intention ou non de mener des activités dans le secteur; si elle a l'intention de mener des activités dans le secteur, elle en informe aussi par écrit, en application du paragraphe 4, le contractant dont la demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration couvrait initialement ce secteur.
2. Toute demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration d'un secteur réservé peut être présentée à tout moment après qu'un tel secteur devient disponible à la suite d'une décision de l'Entreprise de ne pas y mener d'activités ou lorsque l'Entreprise, dans les six mois de la notification par le Secrétaire général, n'a ni décidé si elle entend mener des activités dans le secteur ni notifié par écrit au Secrétaire général qu'elle est en pourparlers au sujet d'une entreprise conjointe potentielle. Dans ce dernier cas, l'Entreprise dispose d'un an à compter de la date de la notification pour décider si elle entend mener des activités dans le secteur.
3. Lorsque ni l'Entreprise ni aucun Etat en développement ou aucune des entités visées au paragraphe 1er ne présente une demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration d'un secteur réservé dans un délai de 15 ans après que l'Entreprise a commencé d'exercer ses fonctions indépendamment du Secrétariat de l'Autorité ou dans un délai de 15 ans à compter de la date à laquelle ledit secteur a été réservé à l'Autorité, si cette date est postérieure, le contractant dont la demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration couvrait initialement ce secteur a le droit de présenter une demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration de celui-ci, à charge pour lui d'offrir de bonne foi d'associer l'Entreprise à ses activités dans le cadre d'une entreprise conjointe.
4. Le contractant a un droit de priorité pour conclure avec l'Entreprise un accord d'entreprise conjointe en vue de l'exploration du secteur compris dans sa demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration et désigné par le Conseil comme secteur réservé.
Art.19. Deelname aan een joint venture
1. Een aanvrager die voor een aanbieding inzake de deelname in het kapitaal van een joint venture opteert, moet de gegevens en inlichtingen voorleggen die in artikel 20 van dit Voorschrift gespecificeerd zijn. Het gebied die hem toegekend moet worden, zal door de bepalingen van onderstaand artikel 27 worden geregeld.
2. De overeenkomst tot joint venture, die aanvangt wanneer de aanvrager een exploitatiecontract afsluit, moet onderstaande elementen omvatten:
a) De Onderneming moet minstens een deelname van 20 % in het kapitaal van de joint venture verkrijgen, onder de volgende voorwaarden:
i) De helft van deze deelname moet worden verkregen zonder enige rechtstreekse of onrechtstreekse betaling aan de aanvrager en moet voor alle doeleinden worden verwerkt op voet van gelijkheid met de deelname van deze laatste;
ii) De rest van de deelname moet worden verwerkt voor alle doeleinden op voet van gelijkheid met de deelname van de aanvrager, maar de Onderneming zal geen enkel dividend ontvangen voor dit deel van haar deelname zolang de aanvrager zijn volledige inbreng in het kapitaal van de joint venture niet geïnd zal hebben;
b) Niettegenstaande lid a) hierboven, zal de aanvrager de Onderneming de mogelijkheid bieden om een nieuwe schijf van 30 % van het kapitaal van de joint venture te verwerven of gelijk welke nieuwe schijf van een bedrag dat lager is dan 30 % van het kapitaal dat ze zou willen verwerven, voor alle doeleinden op voet van gelijkheid met de aanvrager (2);
c) Behoudens uitdrukkelijke bepaling van de Overeenkomst tussen de aanvrager en de Onderneming, legt het feit dat ze in het kapitaal van de joint venture deelneemt, haar niet de verplichting op om fondsen of kredieten te verschaffen, garant te staan of gelijk welke andere financiële verplichting te aanvaarden voor de joint venture of in eigen naam, noch op bijkomende aandelen in het kapitaal van deze onderneming in te tekenen om hetzelfde percentage van dit kapitaal te behouden.
1. Een aanvrager die voor een aanbieding inzake de deelname in het kapitaal van een joint venture opteert, moet de gegevens en inlichtingen voorleggen die in artikel 20 van dit Voorschrift gespecificeerd zijn. Het gebied die hem toegekend moet worden, zal door de bepalingen van onderstaand artikel 27 worden geregeld.
2. De overeenkomst tot joint venture, die aanvangt wanneer de aanvrager een exploitatiecontract afsluit, moet onderstaande elementen omvatten:
a) De Onderneming moet minstens een deelname van 20 % in het kapitaal van de joint venture verkrijgen, onder de volgende voorwaarden:
i) De helft van deze deelname moet worden verkregen zonder enige rechtstreekse of onrechtstreekse betaling aan de aanvrager en moet voor alle doeleinden worden verwerkt op voet van gelijkheid met de deelname van deze laatste;
ii) De rest van de deelname moet worden verwerkt voor alle doeleinden op voet van gelijkheid met de deelname van de aanvrager, maar de Onderneming zal geen enkel dividend ontvangen voor dit deel van haar deelname zolang de aanvrager zijn volledige inbreng in het kapitaal van de joint venture niet geïnd zal hebben;
b) Niettegenstaande lid a) hierboven, zal de aanvrager de Onderneming de mogelijkheid bieden om een nieuwe schijf van 30 % van het kapitaal van de joint venture te verwerven of gelijk welke nieuwe schijf van een bedrag dat lager is dan 30 % van het kapitaal dat ze zou willen verwerven, voor alle doeleinden op voet van gelijkheid met de aanvrager (2);
c) Behoudens uitdrukkelijke bepaling van de Overeenkomst tussen de aanvrager en de Onderneming, legt het feit dat ze in het kapitaal van de joint venture deelneemt, haar niet de verplichting op om fondsen of kredieten te verschaffen, garant te staan of gelijk welke andere financiële verplichting te aanvaarden voor de joint venture of in eigen naam, noch op bijkomende aandelen in het kapitaal van deze onderneming in te tekenen om hetzelfde percentage van dit kapitaal te behouden.
Art.19. Participation au capital d'une entreprise conjointe
1. Un demandeur qui opte pour une offre de participation au capital d'une entreprise conjointe doit soumettre les données et informations spécifiées à l'article 20 du présent Règlement. Le secteur devant lui être attribué sera régi par les dispositions de l'article 27.
2. L'accord d'entreprise conjointe, qui prend effet au moment où le demandeur conclut un contrat d'exploitation, doit comporter les éléments ci-après :
a) L'Entreprise obtiendra au minimum une participation de 20 % du capital de l'entreprise conjointe dans les conditions suivantes :
i) La moitié de cette participation sera obtenue sans aucun paiement, direct ou indirect, au demandeur et sera traitée à toutes fins sur un pied d'égalité avec la participation de celui-ci;
ii) Le reste de la participation sera traité à toutes fins sur un pied d'égalité avec la participation du demandeur, si ce n'est que l'Entreprise ne touchera aucun dividende pour cette partie de sa participation tant que le demandeur n'aura pas recouvré la totalité de son apport au capital de l'entreprise conjointe;
b) Nonobstant l'alinéa a) ci-dessus, le demandeur offrira à l'Entreprise la possibilité d'acquérir une nouvelle participation de 30 % du capital de l'entreprise conjointe ou toute nouvelle participation inférieure à 30 % du capital qu'elle souhaiterait acquérir, à toutes fins sur un pied d'égalité avec le demandeur (2);
c) Sauf disposition expresse de l'accord entre le demandeur et l'Entreprise, le fait que celle-ci participe au capital de l'entreprise conjointe ne lui impose aucunement l'obligation de fournir des fonds ou des crédits, de se porter garante ou d'accepter aucune autre obligation financière pour l'entreprise conjointe ou en son nom, ni de souscrire des parts supplémentaires du capital de cette entreprise pour conserver le même pourcentage de ce capital.
1. Un demandeur qui opte pour une offre de participation au capital d'une entreprise conjointe doit soumettre les données et informations spécifiées à l'article 20 du présent Règlement. Le secteur devant lui être attribué sera régi par les dispositions de l'article 27.
2. L'accord d'entreprise conjointe, qui prend effet au moment où le demandeur conclut un contrat d'exploitation, doit comporter les éléments ci-après :
a) L'Entreprise obtiendra au minimum une participation de 20 % du capital de l'entreprise conjointe dans les conditions suivantes :
i) La moitié de cette participation sera obtenue sans aucun paiement, direct ou indirect, au demandeur et sera traitée à toutes fins sur un pied d'égalité avec la participation de celui-ci;
ii) Le reste de la participation sera traité à toutes fins sur un pied d'égalité avec la participation du demandeur, si ce n'est que l'Entreprise ne touchera aucun dividende pour cette partie de sa participation tant que le demandeur n'aura pas recouvré la totalité de son apport au capital de l'entreprise conjointe;
b) Nonobstant l'alinéa a) ci-dessus, le demandeur offrira à l'Entreprise la possibilité d'acquérir une nouvelle participation de 30 % du capital de l'entreprise conjointe ou toute nouvelle participation inférieure à 30 % du capital qu'elle souhaiterait acquérir, à toutes fins sur un pied d'égalité avec le demandeur (2);
c) Sauf disposition expresse de l'accord entre le demandeur et l'Entreprise, le fait que celle-ci participe au capital de l'entreprise conjointe ne lui impose aucunement l'obligation de fournir des fonds ou des crédits, de se porter garante ou d'accepter aucune autre obligation financière pour l'entreprise conjointe ou en son nom, ni de souscrire des parts supplémentaires du capital de cette entreprise pour conserver le même pourcentage de ce capital.
Art.20. Gegevens en inlichtingen die verschaft moeten worden voor de goedkeuring van het werkplan met betrekking tot de exploratie
1. Om de goedkeuring van zijn werkplan met betrekking tot de exploratie onder de vorm van een contract te verkrijgen, moet elke aanvrager de volgende informatie voorleggen:
a) De algemene beschrijving en de kalender van het voorgestelde exploratieprogramma, met inbegrip van het programma van de activiteiten voor de komende vijf jaren zoals de studies die verwezenlijkt moeten worden betreffende de ecologische, technische, economische en andere geschikte factoren die voor de exploratie in aanmerking genomen dienen te worden;
b) De beschrijving van het programma voor oceanografische en ecologische studies, voorgeschreven door dit Voorschrift en de regels, voorschriften en procedures inzake leefmilieu die de Autoriteit opgesteld heeft en die zouden toelaten om de mogelijke impact op het leefmilieu - onder andere met inbegrip van de impact op de biodiversiteit - van de voorgestelde exploratieactiviteiten te evalueren, rekening houdend met alle aanbevelingen die de Juridische en Technische Commissie geformuleerd heeft;
c) De voorafgaande evaluatie van de mogelijke impact op het mariene milieu van de voorgestelde exploratieactiviteiten;
d) De beschrijving van de maatregelen die voorgesteld worden om de vervuiling en andere risico's evenals de mogelijke impact op het mariene milieu te voorkomen, te beperken en te beheersen;
e) De gegevens die nodig zijn opdat de Raad zou kunnen overgaan tot de controles die beoogd worden in artikel 13, 1); en
f) De kalender van de jaarlijkse uitgaven die voorzien zijn voor het programma van de activiteiten van de eerste vijf jaren.
2. Wanneer de aanvrager ervoor kiest een voorbehouden gebied terug te geven, dient hij de Autoriteit de gegevens en inlichtingen met betrekking tot dit gebied mee te delen zodra de Raad dit gebied aangeduid heeft overeenkomstig artikel 17, paragraaf 3.
3. Wanneer de aanvrager ervoor kiest een deelname in het kapitaal van een joint venture aan te bieden, dient hij de Autoriteit de gegevens en inlichtingen mee te delen met betrekking tot het gebied die beschouwd wordt wanneer hij zijn keuze maakt.
1. Om de goedkeuring van zijn werkplan met betrekking tot de exploratie onder de vorm van een contract te verkrijgen, moet elke aanvrager de volgende informatie voorleggen:
a) De algemene beschrijving en de kalender van het voorgestelde exploratieprogramma, met inbegrip van het programma van de activiteiten voor de komende vijf jaren zoals de studies die verwezenlijkt moeten worden betreffende de ecologische, technische, economische en andere geschikte factoren die voor de exploratie in aanmerking genomen dienen te worden;
b) De beschrijving van het programma voor oceanografische en ecologische studies, voorgeschreven door dit Voorschrift en de regels, voorschriften en procedures inzake leefmilieu die de Autoriteit opgesteld heeft en die zouden toelaten om de mogelijke impact op het leefmilieu - onder andere met inbegrip van de impact op de biodiversiteit - van de voorgestelde exploratieactiviteiten te evalueren, rekening houdend met alle aanbevelingen die de Juridische en Technische Commissie geformuleerd heeft;
c) De voorafgaande evaluatie van de mogelijke impact op het mariene milieu van de voorgestelde exploratieactiviteiten;
d) De beschrijving van de maatregelen die voorgesteld worden om de vervuiling en andere risico's evenals de mogelijke impact op het mariene milieu te voorkomen, te beperken en te beheersen;
e) De gegevens die nodig zijn opdat de Raad zou kunnen overgaan tot de controles die beoogd worden in artikel 13, 1); en
f) De kalender van de jaarlijkse uitgaven die voorzien zijn voor het programma van de activiteiten van de eerste vijf jaren.
2. Wanneer de aanvrager ervoor kiest een voorbehouden gebied terug te geven, dient hij de Autoriteit de gegevens en inlichtingen met betrekking tot dit gebied mee te delen zodra de Raad dit gebied aangeduid heeft overeenkomstig artikel 17, paragraaf 3.
3. Wanneer de aanvrager ervoor kiest een deelname in het kapitaal van een joint venture aan te bieden, dient hij de Autoriteit de gegevens en inlichtingen mee te delen met betrekking tot het gebied die beschouwd wordt wanneer hij zijn keuze maakt.
Art.20. Données et informations à fournir pour l'approbation du plan de travail relatif à l'exploration
1. Tout demandeur soumet, en vue d'obtenir l'approbation de son plan de travail relatif à l'exploration sous la forme d'un contrat, les informations suivantes :
a) La description générale et le calendrier du programme d'exploration proposé, y compris le programme d'activités pour les cinq années à venir, telles que les études à réaliser concernant les facteurs écologiques, techniques, économiques et autres facteurs appropriés à prendre en compte pour l'exploration;
b) La description du programme d'études océanographiques et écologiques prescrite par le présent Règlement et les règles, règlements et procédures d'ordre environnemental établis par l'Autorité, qui permettraient d'évaluer l'impact environnemental potentiel - y compris, sans y être limité, l'impact sur la diversité biologique - des activités d'exploration proposées, compte tenu de toutes recommandations formulées par la Commission juridique et technique;
c) L'évaluation préliminaire de l'impact que les activités d'exploration proposées sont susceptibles d'avoir sur le milieu marin;
d) La description des mesures proposées pour la prévention, la réduction et la maîtrise de la pollution et autres risques ainsi que de l'impact possible sur le milieu marin;
e) Les données nécessaires pour permettre au Conseil de procéder aux vérifications visées à l'article 13 1); et
f) Le calendrier des dépenses annuelles prévues pour le programme d'activités des cinq années à venir.
2. Lorsque le demandeur choisit de remettre un secteur réservé, il communique à l'Autorité les données et informations relatives à ce secteur une fois que le Conseil a désigné ce secteur conformément à l'article 17 3).
3. Lorsque le demandeur choisit d'offrir une participation au capital d'une entreprise conjointe, il communique à l'Autorité les données et informations relatives au secteur considéré au moment où il fait son choix.
1. Tout demandeur soumet, en vue d'obtenir l'approbation de son plan de travail relatif à l'exploration sous la forme d'un contrat, les informations suivantes :
a) La description générale et le calendrier du programme d'exploration proposé, y compris le programme d'activités pour les cinq années à venir, telles que les études à réaliser concernant les facteurs écologiques, techniques, économiques et autres facteurs appropriés à prendre en compte pour l'exploration;
b) La description du programme d'études océanographiques et écologiques prescrite par le présent Règlement et les règles, règlements et procédures d'ordre environnemental établis par l'Autorité, qui permettraient d'évaluer l'impact environnemental potentiel - y compris, sans y être limité, l'impact sur la diversité biologique - des activités d'exploration proposées, compte tenu de toutes recommandations formulées par la Commission juridique et technique;
c) L'évaluation préliminaire de l'impact que les activités d'exploration proposées sont susceptibles d'avoir sur le milieu marin;
d) La description des mesures proposées pour la prévention, la réduction et la maîtrise de la pollution et autres risques ainsi que de l'impact possible sur le milieu marin;
e) Les données nécessaires pour permettre au Conseil de procéder aux vérifications visées à l'article 13 1); et
f) Le calendrier des dépenses annuelles prévues pour le programme d'activités des cinq années à venir.
2. Lorsque le demandeur choisit de remettre un secteur réservé, il communique à l'Autorité les données et informations relatives à ce secteur une fois que le Conseil a désigné ce secteur conformément à l'article 17 3).
3. Lorsque le demandeur choisit d'offrir une participation au capital d'une entreprise conjointe, il communique à l'Autorité les données et informations relatives au secteur considéré au moment où il fait son choix.
Afdeling 3. - Vergoedingen
Section 3. - Droits
Art.21. Vergoeding aangaande de aanvragen
1. De vergoeding dat betaald moet worden voor de bestudering van de aanvragen tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie van kobalt-rijke korsten is een vast bedrag van 500.000 Amerikaanse dollar, of het equivalent ervan in een vrij converteerbare munteenheid, dat de aanvrager moet betalen wanneer hij zijn aanvraag voorlegt.
2. Als de administratieve kosten van de Autoriteit voor de behandeling van een aanvraag lager is dan de vaste vergoeding vermeld in paragraaf 1 hierboven, dan zal de Autoriteit het verschil terugbetalen aan de aanvrager. Als de administratieve kosten van de Autoriteit voor het verwerken van een aanvraag hoger zijn dan de hoger vermelde vaste vergoeding, dan moet de aanvrager het verschil betalen aan de Autoriteit, mits het bijkomend bedrag dat de aanvrager hiervoor moet betalen beperkt is tot 10 procent van deze vaste vergoeding.
3. Rekening houdend met alle criteria die voor dit doel door de Financiële Commissie kunnen worden opgesteld, bepaalt de Secretaris-Generaal het bedrag van de verschillen, zoals aangegeven in paragraaf 2 hierboven, en brengt hij de aanvrager hiervan op de hoogte. De kennisgeving omvat een overzicht van de uitgaven van de Autoriteit. Het verschuldigde bedrag wordt betaald door de aanvrager of vergoed door de Autoriteit binnen drie maanden na de ondertekening van het contract bedoeld in artikel 25 hieronder.
4. De Raad evalueert op gezette tijden het bedrag van de vaste vergoeding, bedoeld in paragraaf 1 hierboven, om te zorgen dat de administratieve kosten voorzien in de verwerking van de aanvragen gedekt zijn en om te vermijden dat de aanvragers, in overeenstemming met paragraaf 2 hierboven, bijkomende bedragen moeten betalen.
1. De vergoeding dat betaald moet worden voor de bestudering van de aanvragen tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie van kobalt-rijke korsten is een vast bedrag van 500.000 Amerikaanse dollar, of het equivalent ervan in een vrij converteerbare munteenheid, dat de aanvrager moet betalen wanneer hij zijn aanvraag voorlegt.
2. Als de administratieve kosten van de Autoriteit voor de behandeling van een aanvraag lager is dan de vaste vergoeding vermeld in paragraaf 1 hierboven, dan zal de Autoriteit het verschil terugbetalen aan de aanvrager. Als de administratieve kosten van de Autoriteit voor het verwerken van een aanvraag hoger zijn dan de hoger vermelde vaste vergoeding, dan moet de aanvrager het verschil betalen aan de Autoriteit, mits het bijkomend bedrag dat de aanvrager hiervoor moet betalen beperkt is tot 10 procent van deze vaste vergoeding.
3. Rekening houdend met alle criteria die voor dit doel door de Financiële Commissie kunnen worden opgesteld, bepaalt de Secretaris-Generaal het bedrag van de verschillen, zoals aangegeven in paragraaf 2 hierboven, en brengt hij de aanvrager hiervan op de hoogte. De kennisgeving omvat een overzicht van de uitgaven van de Autoriteit. Het verschuldigde bedrag wordt betaald door de aanvrager of vergoed door de Autoriteit binnen drie maanden na de ondertekening van het contract bedoeld in artikel 25 hieronder.
4. De Raad evalueert op gezette tijden het bedrag van de vaste vergoeding, bedoeld in paragraaf 1 hierboven, om te zorgen dat de administratieve kosten voorzien in de verwerking van de aanvragen gedekt zijn en om te vermijden dat de aanvragers, in overeenstemming met paragraaf 2 hierboven, bijkomende bedragen moeten betalen.
Art.21. Droit afférent aux demandes
1. Le droit à acquitter pour l'étude des demandes d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration d'encroûtements cobaltifères est d'un montant fixe de 500 000 dollars des Etats-Unis ou l'équivalent dans une monnaie librement convertible, payable intégralement au moment de la présentation de la demande.
2. Si les dépenses d'administration engagées par l'Autorité afin de traiter une demande sont inférieures au droit fixe indiqué au paragraphe 1er ci-dessus, l'Autorité rembourse la différence au demandeur. Si les dépenses d'administration engagées par l'Autorité afin de traiter une demande sont supérieures au droit fixe susmentionné, le demandeur verse la différence à l'Autorité; tout montant complémentaire versé à ce titre par le demandeur est limité à 10 % dudit droit fixe.
3. Compte tenu des critères éventuellement établis à cette fin par la Commission des finances, le Secrétaire général détermine le montant des différences mentionnées au paragraphe 2 ci-dessus et en fait notification au demandeur. La notification inclut un état des dépenses engagées par l'Autorité. Le montant dû est payé par le demandeur ou remboursé par l'Autorité dans les trois mois de la signature du contrat mentionné à l'article 25 ci-dessous.
4. Le Conseil réexamine périodiquement le montant du droit fixe mentionné au paragraphe 1er ci-dessus pour s'assurer qu'il couvre les dépenses d'administration à prévoir pour le traitement des demandes et éviter que les demandeurs aient à verser des droits complémentaires conformément au paragraphe 2 ci-dessus.
1. Le droit à acquitter pour l'étude des demandes d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration d'encroûtements cobaltifères est d'un montant fixe de 500 000 dollars des Etats-Unis ou l'équivalent dans une monnaie librement convertible, payable intégralement au moment de la présentation de la demande.
2. Si les dépenses d'administration engagées par l'Autorité afin de traiter une demande sont inférieures au droit fixe indiqué au paragraphe 1er ci-dessus, l'Autorité rembourse la différence au demandeur. Si les dépenses d'administration engagées par l'Autorité afin de traiter une demande sont supérieures au droit fixe susmentionné, le demandeur verse la différence à l'Autorité; tout montant complémentaire versé à ce titre par le demandeur est limité à 10 % dudit droit fixe.
3. Compte tenu des critères éventuellement établis à cette fin par la Commission des finances, le Secrétaire général détermine le montant des différences mentionnées au paragraphe 2 ci-dessus et en fait notification au demandeur. La notification inclut un état des dépenses engagées par l'Autorité. Le montant dû est payé par le demandeur ou remboursé par l'Autorité dans les trois mois de la signature du contrat mentionné à l'article 25 ci-dessous.
4. Le Conseil réexamine périodiquement le montant du droit fixe mentionné au paragraphe 1er ci-dessus pour s'assurer qu'il couvre les dépenses d'administration à prévoir pour le traitement des demandes et éviter que les demandeurs aient à verser des droits complémentaires conformément au paragraphe 2 ci-dessus.
Afdeling 4. - Verwerking van de aanvragen
Section 4. - Traitement des demandes
Art.22. Ontvangst, ontvangstbewijs en bewaring van de aanvragen
De Secretaris-generaal:
a) bevestigt, binnen de 30 dagen na ontvangst, schriftelijk de ontvangst van elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie, dat ingediend wordt overeenkomstig dit deel, waarbij de datum van ontvangst vermeld wordt;
b) dient de aanvraag met de bijhorende stukken en bijlagen in op een veilige plaats en ziet erop toe dat het vertrouwelijk karakter van alle vertrouwelijke gegevens en inlichtingen die in de aanvraag verschaft zijn, beschermd is; en
c) verwittigt de leden van de Autoriteit in verband met de ontvangst van de aanvraag en deelt hen de desbetreffende niet-vertrouwelijke inlichtingen van algemene aard mee.
De Secretaris-generaal:
a) bevestigt, binnen de 30 dagen na ontvangst, schriftelijk de ontvangst van elke aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie, dat ingediend wordt overeenkomstig dit deel, waarbij de datum van ontvangst vermeld wordt;
b) dient de aanvraag met de bijhorende stukken en bijlagen in op een veilige plaats en ziet erop toe dat het vertrouwelijk karakter van alle vertrouwelijke gegevens en inlichtingen die in de aanvraag verschaft zijn, beschermd is; en
c) verwittigt de leden van de Autoriteit in verband met de ontvangst van de aanvraag en deelt hen de desbetreffende niet-vertrouwelijke inlichtingen van algemene aard mee.
Art.22. Réception, accusé de réception et garde des demandes
Le Secrétaire général :
a) Accuse réception par écrit, dans les 30 jours de sa réception, de toute demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration soumis conformément à la présente Partie, en spécifiant la date de la réception;
b) Dépose la demande avec ses pièces jointes et annexes en lieu sûr et veille à ce que la confidentialité de toutes les données et informations confidentielles fournies dans la demande soit protégée; et
c) Avise les membres de l'Autorité de la réception de la demande et leur communique les renseignements non confidentiels d'ordre général y relatifs.
Le Secrétaire général :
a) Accuse réception par écrit, dans les 30 jours de sa réception, de toute demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration soumis conformément à la présente Partie, en spécifiant la date de la réception;
b) Dépose la demande avec ses pièces jointes et annexes en lieu sûr et veille à ce que la confidentialité de toutes les données et informations confidentielles fournies dans la demande soit protégée; et
c) Avise les membres de l'Autorité de la réception de la demande et leur communique les renseignements non confidentiels d'ordre général y relatifs.
Art.23. Nazicht van de aanvragen door de Juridische en Technische Commissie
1. Zodra de Secretaris-generaal een aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie ontvangt, dient hij de leden van de Juridische en Technische Commissie te verwittigen en schrijft hij het nazicht ervan in op de dagorde van de volgende vergadering van de Commissie. De Commissie onderzoekt enkel de aanvragen waarover de Secretaris-generaal haar ingelicht heeft overeenkomstig lid c) van artikel 22, minstens 30 dagen voor de aanvang van de vergadering tijdens dewelke ze onderzocht moeten worden.
2. De Commissie onderzoekt de aanvragen volgens de volgorde waarin ze deze ontvangt.
3. De Commissie verzekert zich ervan dat de aanvrager:
a) zich geschikt heeft naar de bepalingen van dit Voorschrift;
b) de verbintenissen aangegaan is en de waarborgen verschaft heeft die in artikel 15 beoogd worden;
c) beschikt over de financiële en technische capaciteit die nodig is om het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie uit te voeren en haar gedetailleerde informatie meegedeeld heeft waarbij zijn capaciteit om snel dringende opdrachten uit te voeren, bevestigd wordt; en
d) de verplichtingen die hem opgelegd werden krachtens elk contract dat eerder met de Autoriteit afgesloten werd, naar behoren vervuld heeft.
4. Overeenkomstig de bepalingen van het voorschrift en de procedures ervan bepaalt de Commissie of het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie:
a) zorgt voor de effectieve bescherming van de gezondheid en veiligheid van de mens;
b) effectief voor de bescherming en het behoud van het mariene milieu zorgt, onder andere vanuit het standpunt van zijn impact op de biodiversiteit;
c) garandeert dat de installaties niet geplaatst zullen worden waar ze het gebruik van de erkende vaarstroken die essentieel zijn voor de internationale scheepvaart, dreigen te belemmeren, noch in zones waarin er intensief gevist wordt.
5. Als de Commissie besluit dat de voorwaarden vermeld in paragraaf 3 vervuld zijn en dat het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie aan de voorschriften van paragraaf 4 voldoet, beveelt ze de Raad aan het werkplan met betrekking tot de exploratie goed te keuren.
6. De Commissie zal de goedkeuring van het werkplan met betrekking tot de exploratie niet aanbevelen als de zone die door het voorgestelde plan beoogd wordt, geheel of gedeeltelijk inbegrepen is:
a) in een werkplan met betrekking tot de exploratie van kobalt-rijke korsten dat door de Raad goedgekeurd is;
b) in een werkplan met betrekking tot de exploratie of exploitatie van andere rijkdommen, dat door de Raad goedgekeurd is, als het werkplan dat voor de exploratie van kobalt-rijke korsten voorgesteld wordt, op ongeoorloofde wijze de activiteiten dreigt te belemmeren die uitgevoerd worden in het kader van het plan dat voor ander materiaal goedgekeurd is; of
c) in een gebied waarvan de Raad de exploitatie uitgesloten heeft omdat wezenlijke elementen bevestigen dat er een risico bestaat om ernstige schade aan het mariene milieu toe te brengen.
7. De Commissie kan de goedkeuring van een werkplan aanbevelen, indien zij oordeelt dat deze goedkeuring niet zal toestaan dat een Staat die partij is, of de entiteiten gesponsord door deze Staat, het verrichten van werkzaamheden in het gebied voor kobalt korsten monopoliseren of voorkomen dat andere Staten die partij zijn dergelijke activiteiten uitvoeren in het Gebied.
8. Behoudens in geval van de aanvragen die door de Onderneming voorgelegd worden, in eigen naam of in naam van een joint venture, en van de aanvragen die onder artikel 18 vallen, zal de Commissie de goedkeuring van het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie niet aanbevelen als het gebied waarop dit plan betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk begrepen is in een voorbehouden gebied of een gebied die de Raad aangeduid heeft als een gebied die voorbehouden moet worden.
9. Als de Commissie besluit dat een aanvraag niet met dit Voorschrift overeenstemt, zal ze de aanvrager, via de Secretaris-generaal, een gemotiveerde schriftelijke kennisgeving bezorgen. De aanvrager mag zijn aanvraag wijzigen binnen een termijn van 45 dagen, te rekenen vanaf deze kennisgeving. Als de Commissie, na de gewijzigde aanvraag onderzocht te hebben, oordeelt dat ze de goedkeuring van het plan met betrekking tot de exploratie niet moet aanbevelen, informeert ze de aanvrager, die dan over een termijn van 30 dagen beschikt om zijn opmerkingen voor te leggen. De Commissie houdt rekening met deze opmerkingen in haar verslag en haar aanbeveling aan de Raad.
10. Wanneer ze een werkplan met betrekking tot de exploratie onderzoekt, houdt de Commissie rekening met de principes, beleidslijnen en doelstellingen met betrekking tot de activiteiten die uitgevoerd worden in het Gebied die opgenomen is in deel XI en bijlage III bij het Verdrag en in de Overeenkomst.
11. De Commissie onderzoekt de aanvragen spoedig en bezorgt de Raad zo snel mogelijk, rekening houdend met de kalender van de vergaderingen van de Autoriteit, haar verslag en aanbevelingen inzake de aanduiding van de gebieden en het werkplan met betrekking tot de exploratie.
12. In de uitoefening van haar bevoegdheden past de Commissie dit Voorschrift alsook de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit toe, op een eenvormige en niet-discriminerende manier.
1. Zodra de Secretaris-generaal een aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie ontvangt, dient hij de leden van de Juridische en Technische Commissie te verwittigen en schrijft hij het nazicht ervan in op de dagorde van de volgende vergadering van de Commissie. De Commissie onderzoekt enkel de aanvragen waarover de Secretaris-generaal haar ingelicht heeft overeenkomstig lid c) van artikel 22, minstens 30 dagen voor de aanvang van de vergadering tijdens dewelke ze onderzocht moeten worden.
2. De Commissie onderzoekt de aanvragen volgens de volgorde waarin ze deze ontvangt.
3. De Commissie verzekert zich ervan dat de aanvrager:
a) zich geschikt heeft naar de bepalingen van dit Voorschrift;
b) de verbintenissen aangegaan is en de waarborgen verschaft heeft die in artikel 15 beoogd worden;
c) beschikt over de financiële en technische capaciteit die nodig is om het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie uit te voeren en haar gedetailleerde informatie meegedeeld heeft waarbij zijn capaciteit om snel dringende opdrachten uit te voeren, bevestigd wordt; en
d) de verplichtingen die hem opgelegd werden krachtens elk contract dat eerder met de Autoriteit afgesloten werd, naar behoren vervuld heeft.
4. Overeenkomstig de bepalingen van het voorschrift en de procedures ervan bepaalt de Commissie of het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie:
a) zorgt voor de effectieve bescherming van de gezondheid en veiligheid van de mens;
b) effectief voor de bescherming en het behoud van het mariene milieu zorgt, onder andere vanuit het standpunt van zijn impact op de biodiversiteit;
c) garandeert dat de installaties niet geplaatst zullen worden waar ze het gebruik van de erkende vaarstroken die essentieel zijn voor de internationale scheepvaart, dreigen te belemmeren, noch in zones waarin er intensief gevist wordt.
5. Als de Commissie besluit dat de voorwaarden vermeld in paragraaf 3 vervuld zijn en dat het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie aan de voorschriften van paragraaf 4 voldoet, beveelt ze de Raad aan het werkplan met betrekking tot de exploratie goed te keuren.
6. De Commissie zal de goedkeuring van het werkplan met betrekking tot de exploratie niet aanbevelen als de zone die door het voorgestelde plan beoogd wordt, geheel of gedeeltelijk inbegrepen is:
a) in een werkplan met betrekking tot de exploratie van kobalt-rijke korsten dat door de Raad goedgekeurd is;
b) in een werkplan met betrekking tot de exploratie of exploitatie van andere rijkdommen, dat door de Raad goedgekeurd is, als het werkplan dat voor de exploratie van kobalt-rijke korsten voorgesteld wordt, op ongeoorloofde wijze de activiteiten dreigt te belemmeren die uitgevoerd worden in het kader van het plan dat voor ander materiaal goedgekeurd is; of
c) in een gebied waarvan de Raad de exploitatie uitgesloten heeft omdat wezenlijke elementen bevestigen dat er een risico bestaat om ernstige schade aan het mariene milieu toe te brengen.
7. De Commissie kan de goedkeuring van een werkplan aanbevelen, indien zij oordeelt dat deze goedkeuring niet zal toestaan dat een Staat die partij is, of de entiteiten gesponsord door deze Staat, het verrichten van werkzaamheden in het gebied voor kobalt korsten monopoliseren of voorkomen dat andere Staten die partij zijn dergelijke activiteiten uitvoeren in het Gebied.
8. Behoudens in geval van de aanvragen die door de Onderneming voorgelegd worden, in eigen naam of in naam van een joint venture, en van de aanvragen die onder artikel 18 vallen, zal de Commissie de goedkeuring van het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie niet aanbevelen als het gebied waarop dit plan betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk begrepen is in een voorbehouden gebied of een gebied die de Raad aangeduid heeft als een gebied die voorbehouden moet worden.
9. Als de Commissie besluit dat een aanvraag niet met dit Voorschrift overeenstemt, zal ze de aanvrager, via de Secretaris-generaal, een gemotiveerde schriftelijke kennisgeving bezorgen. De aanvrager mag zijn aanvraag wijzigen binnen een termijn van 45 dagen, te rekenen vanaf deze kennisgeving. Als de Commissie, na de gewijzigde aanvraag onderzocht te hebben, oordeelt dat ze de goedkeuring van het plan met betrekking tot de exploratie niet moet aanbevelen, informeert ze de aanvrager, die dan over een termijn van 30 dagen beschikt om zijn opmerkingen voor te leggen. De Commissie houdt rekening met deze opmerkingen in haar verslag en haar aanbeveling aan de Raad.
10. Wanneer ze een werkplan met betrekking tot de exploratie onderzoekt, houdt de Commissie rekening met de principes, beleidslijnen en doelstellingen met betrekking tot de activiteiten die uitgevoerd worden in het Gebied die opgenomen is in deel XI en bijlage III bij het Verdrag en in de Overeenkomst.
11. De Commissie onderzoekt de aanvragen spoedig en bezorgt de Raad zo snel mogelijk, rekening houdend met de kalender van de vergaderingen van de Autoriteit, haar verslag en aanbevelingen inzake de aanduiding van de gebieden en het werkplan met betrekking tot de exploratie.
12. In de uitoefening van haar bevoegdheden past de Commissie dit Voorschrift alsook de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit toe, op een eenvormige en niet-discriminerende manier.
Art.23. Examen des demandes par la Commission juridique et technique
1. Dès réception d'une demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration, le Secrétaire général en avise les membres de la Commission juridique et technique et en inscrit l'examen à l'ordre du jour de la réunion suivante de la Commission. La Commission n'examine que les demandes qui ont été notifiées et au sujet desquelles des renseignements ont été communiqués par le Secrétaire général conformément à l'alinéa c) de l'article 22 au moins 30 jours avant le commencement de la réunion de la Commission lors de laquelle elles doivent être examinées.
2. La Commission examine les demandes dans l'ordre de leur réception.
3. La Commission s'assure que le demandeur :
a) S'est conformé aux dispositions du présent Règlement;
b) A pris les engagements et donné les assurances visés à l'article 15;
c) Dispose de la capacité financière et technique nécessaire pour exécuter le plan de travail relatif à l'exploration proposé et lui a communiqué des informations détaillées attestant sa capacité à exécuter rapidement des ordres émis en cas d'urgence; et
d) S'est dûment acquitté des obligations qui lui incombaient en vertu de tout contrat conclu antérieurement avec l'Autorité.
4. Conformément aux dispositions du Règlement et à ses procédures, la Commission détermine si le plan de travail relatif à l'exploration proposé :
a) Assure une protection effective de la santé et de la sécurité des êtres humains;
b) Assure une protection et une préservation effectives du milieu marin, y compris mais sans s'y limiter, du point de vue de son impact sur la diversité biologique;
c) Apporte la garantie que des installations ne seront pas mises en place là où elles risqueraient d'entraver l'utilisation de voies de circulation reconnues essentielles à la navigation internationale ni dans des zones où se pratique une pêche intensive.
5. Si elle conclut que les conditions énoncées au paragraphe 3 sont remplies et que le plan de travail relatif à l'exploration proposé satisfait à celles posées au paragraphe 4, la Commission recommande au Conseil d'approuver le plan de travail relatif à l'exploration.
6. La Commission ne recommande pas l'approbation du plan de travail relatif à l'exploration si une partie ou la totalité de la zone visée par le plan proposé est comprise :
a) Dans un plan de travail relatif à l'exploration d'encroûtements cobaltifères approuvé par le Conseil;
b) Dans un plan de travail relatif à l'exploration ou l'exploitation d'autres ressources approuvé par le Conseil, si le plan de travail proposé pour l'exploration d'encroûtements cobaltifères risque d'entraver indûment les activités menées dans le cadre du plan approuvé pour d'autres ressources; ou
c) Dans une zone dont le Conseil a exclu l'exploitation parce que des éléments substantiels attestent qu'il existe un risque de causer un dommage grave au milieu marin.
7. La Commission peut recommander l'approbation d'un plan de travail si elle estime que cette approbation ne permettra pas à un Etat partie ou à des entités parrainées par lui de monopoliser la conduite dans la Zone d'activités concernant des encroûtements cobaltifères ou d'empêcher d'autres Etats Parties de mener de telles activités dans la Zone.
8. Sauf dans le cas de demandes présentées par l'Entreprise en son nom propre ou au nom d'une entreprise conjointe et de demandes relevant de l'article 18, la Commission ne recommande pas l'approbation du plan de travail relatif à l'exploration proposé si une partie ou la totalité de la zone sur laquelle il porte est comprise dans un secteur réservé ou un secteur désigné par le Conseil comme devant être réservé.
9. Si elle conclut qu'une demande n'est pas conforme au présent Règlement, la Commission adresse au demandeur, par l'intermédiaire du Secrétaire général, une notification écrite motivée. Le demandeur peut modifier sa demande dans un délai de 45 jours à compter de ladite notification. Si la Commission estime, après examen de la demande modifiée, qu'elle ne doit pas recommander l'approbation du plan de travail relatif à l'exploration, elle en informe le demandeur, lequel dispose alors d'un délai de 30 jours pour présenter des observations. La Commission tient compte de ces observations dans son rapport et sa recommandation au Conseil.
10. Lorsqu'elle examine un plan de travail relatif à l'exploration, la Commission tient compte des principes, politiques et objectifs concernant les activités menées dans la Zone énoncés dans la partie XI et l'annexe III de la Convention et dans l'Accord.
11. La Commission examine les demandes avec diligence et soumet au Conseil dès que possible, compte tenu du calendrier des réunions de l'Autorité, son rapport et ses recommandations concernant la désignation des secteurs et le plan de travail relatif à l'exploration.
12. Dans l'exercice de ses attributions, la Commission applique le présent Règlement et les règles, règlements et procédures de l'Autorité de façon uniforme et non discriminatoire.
1. Dès réception d'une demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration, le Secrétaire général en avise les membres de la Commission juridique et technique et en inscrit l'examen à l'ordre du jour de la réunion suivante de la Commission. La Commission n'examine que les demandes qui ont été notifiées et au sujet desquelles des renseignements ont été communiqués par le Secrétaire général conformément à l'alinéa c) de l'article 22 au moins 30 jours avant le commencement de la réunion de la Commission lors de laquelle elles doivent être examinées.
2. La Commission examine les demandes dans l'ordre de leur réception.
3. La Commission s'assure que le demandeur :
a) S'est conformé aux dispositions du présent Règlement;
b) A pris les engagements et donné les assurances visés à l'article 15;
c) Dispose de la capacité financière et technique nécessaire pour exécuter le plan de travail relatif à l'exploration proposé et lui a communiqué des informations détaillées attestant sa capacité à exécuter rapidement des ordres émis en cas d'urgence; et
d) S'est dûment acquitté des obligations qui lui incombaient en vertu de tout contrat conclu antérieurement avec l'Autorité.
4. Conformément aux dispositions du Règlement et à ses procédures, la Commission détermine si le plan de travail relatif à l'exploration proposé :
a) Assure une protection effective de la santé et de la sécurité des êtres humains;
b) Assure une protection et une préservation effectives du milieu marin, y compris mais sans s'y limiter, du point de vue de son impact sur la diversité biologique;
c) Apporte la garantie que des installations ne seront pas mises en place là où elles risqueraient d'entraver l'utilisation de voies de circulation reconnues essentielles à la navigation internationale ni dans des zones où se pratique une pêche intensive.
5. Si elle conclut que les conditions énoncées au paragraphe 3 sont remplies et que le plan de travail relatif à l'exploration proposé satisfait à celles posées au paragraphe 4, la Commission recommande au Conseil d'approuver le plan de travail relatif à l'exploration.
6. La Commission ne recommande pas l'approbation du plan de travail relatif à l'exploration si une partie ou la totalité de la zone visée par le plan proposé est comprise :
a) Dans un plan de travail relatif à l'exploration d'encroûtements cobaltifères approuvé par le Conseil;
b) Dans un plan de travail relatif à l'exploration ou l'exploitation d'autres ressources approuvé par le Conseil, si le plan de travail proposé pour l'exploration d'encroûtements cobaltifères risque d'entraver indûment les activités menées dans le cadre du plan approuvé pour d'autres ressources; ou
c) Dans une zone dont le Conseil a exclu l'exploitation parce que des éléments substantiels attestent qu'il existe un risque de causer un dommage grave au milieu marin.
7. La Commission peut recommander l'approbation d'un plan de travail si elle estime que cette approbation ne permettra pas à un Etat partie ou à des entités parrainées par lui de monopoliser la conduite dans la Zone d'activités concernant des encroûtements cobaltifères ou d'empêcher d'autres Etats Parties de mener de telles activités dans la Zone.
8. Sauf dans le cas de demandes présentées par l'Entreprise en son nom propre ou au nom d'une entreprise conjointe et de demandes relevant de l'article 18, la Commission ne recommande pas l'approbation du plan de travail relatif à l'exploration proposé si une partie ou la totalité de la zone sur laquelle il porte est comprise dans un secteur réservé ou un secteur désigné par le Conseil comme devant être réservé.
9. Si elle conclut qu'une demande n'est pas conforme au présent Règlement, la Commission adresse au demandeur, par l'intermédiaire du Secrétaire général, une notification écrite motivée. Le demandeur peut modifier sa demande dans un délai de 45 jours à compter de ladite notification. Si la Commission estime, après examen de la demande modifiée, qu'elle ne doit pas recommander l'approbation du plan de travail relatif à l'exploration, elle en informe le demandeur, lequel dispose alors d'un délai de 30 jours pour présenter des observations. La Commission tient compte de ces observations dans son rapport et sa recommandation au Conseil.
10. Lorsqu'elle examine un plan de travail relatif à l'exploration, la Commission tient compte des principes, politiques et objectifs concernant les activités menées dans la Zone énoncés dans la partie XI et l'annexe III de la Convention et dans l'Accord.
11. La Commission examine les demandes avec diligence et soumet au Conseil dès que possible, compte tenu du calendrier des réunions de l'Autorité, son rapport et ses recommandations concernant la désignation des secteurs et le plan de travail relatif à l'exploration.
12. Dans l'exercice de ses attributions, la Commission applique le présent Règlement et les règles, règlements et procédures de l'Autorité de façon uniforme et non discriminatoire.
Art.24. Onderzoek en goedkeuring door de Raad van de werkplannen met betrekking tot de exploratie
De Raad onderzoekt de verslagen en aanbevelingen van de Commissie met betrekking tot de goedkeuring van de werkplannen met betrekking tot de exploratie overeenkomstig paragrafen 11 en 12 van Afdeling 3 van de bijlage bij de Overeenkomst.
De Raad onderzoekt de verslagen en aanbevelingen van de Commissie met betrekking tot de goedkeuring van de werkplannen met betrekking tot de exploratie overeenkomstig paragrafen 11 en 12 van Afdeling 3 van de bijlage bij de Overeenkomst.
Art.24. Examen et approbation par le Conseil des plans de travail relatifs à l'exploration
Le Conseil examine les rapports et recommandations de la Commission juridique et technique concernant l'approbation des plans de travail relatifs à l'exploration, conformément aux paragraphes 11 et 12 de la section 3 de l'annexe de l'Accord.
Le Conseil examine les rapports et recommandations de la Commission juridique et technique concernant l'approbation des plans de travail relatifs à l'exploration, conformément aux paragraphes 11 et 12 de la section 3 de l'annexe de l'Accord.
Deel IV. - Contracten met betrekking tot de exploratie
Partie IV. - Contrats relatifs à l'exploration
Art.25. Het contract
1. Zodra het goedgekeurd is door de Raad, wordt het werkplan met betrekking tot de exploratie opgenomen in een contract dat afgesloten wordt tussen de Autoriteit en de aanvrager overeenkomstig bijlage III van dit Voorschrift. Elk contract moet de typeclausules bevatten die in bijlage IV vermeld zijn en van kracht zijn op de datum waarop het contract aanvangt.
2. Het contract wordt ondertekend door de aanvrager en door de Secretaris-generaal die in naam van de Autoriteit handelt. De Secretaris-generaal licht alle leden van de Autoriteit schriftelijk in over de afsluiting van elk contract.
1. Zodra het goedgekeurd is door de Raad, wordt het werkplan met betrekking tot de exploratie opgenomen in een contract dat afgesloten wordt tussen de Autoriteit en de aanvrager overeenkomstig bijlage III van dit Voorschrift. Elk contract moet de typeclausules bevatten die in bijlage IV vermeld zijn en van kracht zijn op de datum waarop het contract aanvangt.
2. Het contract wordt ondertekend door de aanvrager en door de Secretaris-generaal die in naam van de Autoriteit handelt. De Secretaris-generaal licht alle leden van de Autoriteit schriftelijk in over de afsluiting van elk contract.
Art.25. Le contrat
1. Une fois approuvé par le Conseil, le plan de travail relatif à l'exploration est consigné dans un contrat conclu entre l'Autorité et le demandeur conformément à l'annexe III du présent Règlement. Chaque contrat doit contenir les clauses types énoncées à l'annexe IV, en vigueur à la date de prise d'effet du contrat.
2. Le contrat est signé par le Secrétaire général agissant au nom de l'Autorité et par le demandeur. Le Secrétaire général avise par écrit tous les membres de l'Autorité de la conclusion de chaque contrat.
1. Une fois approuvé par le Conseil, le plan de travail relatif à l'exploration est consigné dans un contrat conclu entre l'Autorité et le demandeur conformément à l'annexe III du présent Règlement. Chaque contrat doit contenir les clauses types énoncées à l'annexe IV, en vigueur à la date de prise d'effet du contrat.
2. Le contrat est signé par le Secrétaire général agissant au nom de l'Autorité et par le demandeur. Le Secrétaire général avise par écrit tous les membres de l'Autorité de la conclusion de chaque contrat.
Art.26. Rechten van de contractant
1. De contractant geniet het exclusieve recht om het gebied die door het werkplan met betrekking tot de exploratie van kobalt-rijke korsten beoogd wordt, te exploreren. De Autoriteit garandeert dat geen enkele andere entiteit in hetzelfde gebied activiteiten uitoefent die betrekking hebben op andere rijkdommen, op een manier die de activiteiten van de contractant zou kunnen hinderen.
2. Een contractant die een werkplan heeft laten goedkeuren dat enkel betrekking heeft op de exploratie, geniet de voorkeur en krijgt voorrang op de aanvragers die een werkplan indienen dat betrekking heeft op de exploitatie van hetzelfde gebied en dezelfde rijkdommen. Deze voorkeur en voorrang kunnen echter door de Raad worden ingetrokken als ze zich niet schikt naar de bepalingen van het werkplan met betrekking tot de exploratie dat goedgekeurd is binnen de termijn die vastgesteld is in de kennisgevingen die de Raad haar schriftelijk bezorgd heeft om haar te melden aan welke bepalingen ze zich niet gehouden heeft. De termijn die in een dergelijke kennisgeving voorgeschreven is, mag niet onredelijk zijn. De contractant krijgt de redelijke mogelijkheid om haar argumenten te laten gelden voordat de beslissing om haar de voorkeur of voorrang te ontzeggen, definitief wordt. De Raad motiveert zijn beslissing tot intrekking en analyseert alle antwoorden van de contractant. De beslissing van de Raad houdt rekening met dit antwoord en steunt op afdoende bewijzen.
3. De intrekking van een voorkeur of voorrang mag niet effectief worden zolang de contractant niet redelijkerwijs de mogelijkheid gehad heeft om alle rechtsmiddelen te gebruiken waarover ze beschikt overeenkomstig Afdeling 5 van deel XI van het Verdrag.
1. De contractant geniet het exclusieve recht om het gebied die door het werkplan met betrekking tot de exploratie van kobalt-rijke korsten beoogd wordt, te exploreren. De Autoriteit garandeert dat geen enkele andere entiteit in hetzelfde gebied activiteiten uitoefent die betrekking hebben op andere rijkdommen, op een manier die de activiteiten van de contractant zou kunnen hinderen.
2. Een contractant die een werkplan heeft laten goedkeuren dat enkel betrekking heeft op de exploratie, geniet de voorkeur en krijgt voorrang op de aanvragers die een werkplan indienen dat betrekking heeft op de exploitatie van hetzelfde gebied en dezelfde rijkdommen. Deze voorkeur en voorrang kunnen echter door de Raad worden ingetrokken als ze zich niet schikt naar de bepalingen van het werkplan met betrekking tot de exploratie dat goedgekeurd is binnen de termijn die vastgesteld is in de kennisgevingen die de Raad haar schriftelijk bezorgd heeft om haar te melden aan welke bepalingen ze zich niet gehouden heeft. De termijn die in een dergelijke kennisgeving voorgeschreven is, mag niet onredelijk zijn. De contractant krijgt de redelijke mogelijkheid om haar argumenten te laten gelden voordat de beslissing om haar de voorkeur of voorrang te ontzeggen, definitief wordt. De Raad motiveert zijn beslissing tot intrekking en analyseert alle antwoorden van de contractant. De beslissing van de Raad houdt rekening met dit antwoord en steunt op afdoende bewijzen.
3. De intrekking van een voorkeur of voorrang mag niet effectief worden zolang de contractant niet redelijkerwijs de mogelijkheid gehad heeft om alle rechtsmiddelen te gebruiken waarover ze beschikt overeenkomstig Afdeling 5 van deel XI van het Verdrag.
Art.26. Droits du contractant
1. Le contractant a le droit exclusif d'explorer le secteur visé par le plan de travail relatif à l'exploration d'encroûtements cobaltifères. L'Autorité garantit qu'aucune autre entité n'exerce dans le même secteur des activités portant sur d'autres ressources d'une façon qui puisse gêner les activités du contractant.
2. Un contractant qui a fait approuver un plan de travail portant uniquement sur l'exploration a préférence et priorité sur les demandeurs qui soumettent un plan de travail portant sur l'exploitation du même secteur et des mêmes ressources. Cette préférence et ce rang de priorité peuvent toutefois lui être retirés par le Conseil s'il ne s'est pas conformé aux stipulations du plan de travail relatif à l'exploration approuvé dans le délai fixé dans la ou les notifications que le Conseil lui a adressées par écrit pour lui signaler les stipulations non respectées. Le délai prescrit dans une telle notification ne doit pas être déraisonnable. La possibilité raisonnable de faire valoir ses arguments est donnée au contractant avant que la décision de retirer à celui-ci la préférence ou le rang de priorité ne devienne définitive. Le Conseil motive sa décision de retrait et examine toute réponse du contractant. La décision du Conseil tient compte de cette réponse et est fondée sur des preuves suffisantes.
3. Le retrait d'une préférence ou d'un rang de priorité ne peut devenir effectif tant que le contractant n'a pas eu raisonnablement la possibilité d'épuiser les recours judiciaires dont il dispose conformément à la section 5 de la partie XI de la Convention.
1. Le contractant a le droit exclusif d'explorer le secteur visé par le plan de travail relatif à l'exploration d'encroûtements cobaltifères. L'Autorité garantit qu'aucune autre entité n'exerce dans le même secteur des activités portant sur d'autres ressources d'une façon qui puisse gêner les activités du contractant.
2. Un contractant qui a fait approuver un plan de travail portant uniquement sur l'exploration a préférence et priorité sur les demandeurs qui soumettent un plan de travail portant sur l'exploitation du même secteur et des mêmes ressources. Cette préférence et ce rang de priorité peuvent toutefois lui être retirés par le Conseil s'il ne s'est pas conformé aux stipulations du plan de travail relatif à l'exploration approuvé dans le délai fixé dans la ou les notifications que le Conseil lui a adressées par écrit pour lui signaler les stipulations non respectées. Le délai prescrit dans une telle notification ne doit pas être déraisonnable. La possibilité raisonnable de faire valoir ses arguments est donnée au contractant avant que la décision de retirer à celui-ci la préférence ou le rang de priorité ne devienne définitive. Le Conseil motive sa décision de retrait et examine toute réponse du contractant. La décision du Conseil tient compte de cette réponse et est fondée sur des preuves suffisantes.
3. Le retrait d'une préférence ou d'un rang de priorité ne peut devenir effectif tant que le contractant n'a pas eu raisonnablement la possibilité d'épuiser les recours judiciaires dont il dispose conformément à la section 5 de la partie XI de la Convention.
Art.27. Grootte van het gebied en afstand
1. De contractant moet afstand doen van het gebied dat is toegewezen overeenkomstig paragraaf 1 van dit artikel. De gedeelten van gebied die moeten worden afgestaan hoeven niet aaneengesloten te zijn en worden gedefinieerd door de contractant in de vorm van subblokken, welke een of meer cellen omvatten van een raster gedefinieerd door de Autoriteit. Tegen het einde van het achtste jaar na de datum van sluiting van het contract, moet de contractant ten minste een derde van het gebied dat hem oorspronkelijk werd toegewezen afstaan; tegen het einde van het tiende jaar vanaf de datum van sluiting van het contract, moet de contractant ten minste twee derde van het gebied dat hem oorspronkelijk werd toegewezen teruggeven; aan het einde van het vijftiende jaar na de datum van sluiting van het contract of, wanneer de contractant exploitatierechten aanvraagt indien dit zich eerder voordoet, duid de contractant, in het overgebleven gebied, een gebied aan dat hij van plan is te houden met het oog op exploitatie.
2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1, zal de contractant niet gevraagd worden een bijkomend deel van het gebied dat hem is toegewezen af te staan, indien de grootte van het gebied dat na teruggave aan hem toegekend blijft niet meer dan 1000 vierkante kilometer is.
3. De contractant mag op elk ogenblik, voorlopend op het tijdsschema opgegeven in paragraaf 1, delen van het gebied dat hem oorspronkelijk werd toegewezen afstaan.
4. De delen die werden afgestaan maken terug deel uit van de Gebied.
5. Op verzoek van de contractant en op aanbeveling van de Commissie, kan de Raad, in uitzonderlijke omstandigheden, de uitvoering van het schema van afstand uitstellen. Deze uitzonderlijke omstandigheden worden door de Raad bepaald en bevatten met name de economische omstandigheden van het moment of andere onvoorziene uitzonderlijke omstandigheden die met de operationele activiteiten van de contractant verband houden.
1. De contractant moet afstand doen van het gebied dat is toegewezen overeenkomstig paragraaf 1 van dit artikel. De gedeelten van gebied die moeten worden afgestaan hoeven niet aaneengesloten te zijn en worden gedefinieerd door de contractant in de vorm van subblokken, welke een of meer cellen omvatten van een raster gedefinieerd door de Autoriteit. Tegen het einde van het achtste jaar na de datum van sluiting van het contract, moet de contractant ten minste een derde van het gebied dat hem oorspronkelijk werd toegewezen afstaan; tegen het einde van het tiende jaar vanaf de datum van sluiting van het contract, moet de contractant ten minste twee derde van het gebied dat hem oorspronkelijk werd toegewezen teruggeven; aan het einde van het vijftiende jaar na de datum van sluiting van het contract of, wanneer de contractant exploitatierechten aanvraagt indien dit zich eerder voordoet, duid de contractant, in het overgebleven gebied, een gebied aan dat hij van plan is te houden met het oog op exploitatie.
2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1, zal de contractant niet gevraagd worden een bijkomend deel van het gebied dat hem is toegewezen af te staan, indien de grootte van het gebied dat na teruggave aan hem toegekend blijft niet meer dan 1000 vierkante kilometer is.
3. De contractant mag op elk ogenblik, voorlopend op het tijdsschema opgegeven in paragraaf 1, delen van het gebied dat hem oorspronkelijk werd toegewezen afstaan.
4. De delen die werden afgestaan maken terug deel uit van de Gebied.
5. Op verzoek van de contractant en op aanbeveling van de Commissie, kan de Raad, in uitzonderlijke omstandigheden, de uitvoering van het schema van afstand uitstellen. Deze uitzonderlijke omstandigheden worden door de Raad bepaald en bevatten met name de economische omstandigheden van het moment of andere onvoorziene uitzonderlijke omstandigheden die met de operationele activiteiten van de contractant verband houden.
Art.27. Superficie du secteur et restitution
1. Le contractant restitue le secteur qui lui a été attribué conformément au paragraphe 1er du présent article. Les portions de secteur à restituer n'ont pas besoin d'être contiguës et sont définies par le contractant sous la forme de sous-blocs comprenant une ou plusieurs cellules d'un maillage ainsi que défini par l'Autorité. Huit ans au plus à compter de la date de conclusion du contrat, le contractant doit avoir restitué au moins un tiers du secteur qui lui a initialement été attribué; 10 ans au plus à compter de la date de la conclusion du contrat, le contractant doit avoir restitué au moins deux tiers du secteur qui lui a été initialement attribué; 15 ans à compter de la date de conclusion du contrat ou lorsque le contractant sollicite des droits d'exploitation si cela intervient avant, le contractant désigne, dans le secteur qui lui reste attribué, une zone qu'il entend conserver aux fins de l'exploitation.
2. Nonobstant les dispositions du paragraphe 1er, il ne sera demandé au contractant de restituer aucune portion supplémentaire du secteur qui lui a été attribué si la superficie du secteur qui lui reste attribué après restitution ne dépasse pas 1 000 kilomètres carrés.
3. Le contractant peut à tout moment restituer, par anticipation du calendrier exposé au paragraphe 1, des portions du secteur qui lui a été attribué.
4. Les portions restituées redeviennent partie intégrante de la Zone.
5. A la demande du contractant et sur recommandation de la Commission, le Conseil peut, à titre exceptionnel, différer l'exécution du calendrier de restitution. Les circonstances exceptionnelles sont déterminées par le Conseil et comprennent, notamment, la situation économique du contractant ou d'autres situations imprévisibles survenant à l'occasion de ses activités opérationnelles.
1. Le contractant restitue le secteur qui lui a été attribué conformément au paragraphe 1er du présent article. Les portions de secteur à restituer n'ont pas besoin d'être contiguës et sont définies par le contractant sous la forme de sous-blocs comprenant une ou plusieurs cellules d'un maillage ainsi que défini par l'Autorité. Huit ans au plus à compter de la date de conclusion du contrat, le contractant doit avoir restitué au moins un tiers du secteur qui lui a initialement été attribué; 10 ans au plus à compter de la date de la conclusion du contrat, le contractant doit avoir restitué au moins deux tiers du secteur qui lui a été initialement attribué; 15 ans à compter de la date de conclusion du contrat ou lorsque le contractant sollicite des droits d'exploitation si cela intervient avant, le contractant désigne, dans le secteur qui lui reste attribué, une zone qu'il entend conserver aux fins de l'exploitation.
2. Nonobstant les dispositions du paragraphe 1er, il ne sera demandé au contractant de restituer aucune portion supplémentaire du secteur qui lui a été attribué si la superficie du secteur qui lui reste attribué après restitution ne dépasse pas 1 000 kilomètres carrés.
3. Le contractant peut à tout moment restituer, par anticipation du calendrier exposé au paragraphe 1, des portions du secteur qui lui a été attribué.
4. Les portions restituées redeviennent partie intégrante de la Zone.
5. A la demande du contractant et sur recommandation de la Commission, le Conseil peut, à titre exceptionnel, différer l'exécution du calendrier de restitution. Les circonstances exceptionnelles sont déterminées par le Conseil et comprennent, notamment, la situation économique du contractant ou d'autres situations imprévisibles survenant à l'occasion de ses activités opérationnelles.
Art.28. Duur van de contracten
1. De werkplannen met betrekking tot de exploratie worden goedgekeurd voor 15 jaar. Wanneer een werkplan met betrekking tot de exploratie verstrijkt, moet de contractant, als ze dit nog niet gedaan heeft of als het plan niet verlengd werd, een aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploitatie voorleggen, tenzij ze beslist heeft om geen afstand te doen van haar rechten in het Gebied die door het plan beoogd wordt.
2. Ten laatste binnen de zes maanden vóór het verstrijken van een werkplan met betrekking tot de exploratie mag de contractant er de verlenging van aanvragen voor periodes van telkens maximum vijf jaar. Deze verlengingen worden goedgekeurd door de Raad, op aanbeveling van de Commissie, als de contractant in eer en geweten haar best gedaan heeft om zich te schikken naar de bepalingen van het werkplan maar wegens redenen buiten haar wil om, de voorbereidende werken die nodig zijn om tot de exploitatiefase over te gaan, niet heeft kunnen voltooien of als de economische omstandigheden van het moment de overgang tot deze fase niet rechtvaardigen.
1. De werkplannen met betrekking tot de exploratie worden goedgekeurd voor 15 jaar. Wanneer een werkplan met betrekking tot de exploratie verstrijkt, moet de contractant, als ze dit nog niet gedaan heeft of als het plan niet verlengd werd, een aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploitatie voorleggen, tenzij ze beslist heeft om geen afstand te doen van haar rechten in het Gebied die door het plan beoogd wordt.
2. Ten laatste binnen de zes maanden vóór het verstrijken van een werkplan met betrekking tot de exploratie mag de contractant er de verlenging van aanvragen voor periodes van telkens maximum vijf jaar. Deze verlengingen worden goedgekeurd door de Raad, op aanbeveling van de Commissie, als de contractant in eer en geweten haar best gedaan heeft om zich te schikken naar de bepalingen van het werkplan maar wegens redenen buiten haar wil om, de voorbereidende werken die nodig zijn om tot de exploitatiefase over te gaan, niet heeft kunnen voltooien of als de economische omstandigheden van het moment de overgang tot deze fase niet rechtvaardigen.
Art.28. Durée des contrats
1. Les plans de travail relatifs à l'exploration sont approuvés pour 15 ans. Lorsqu'un plan de travail relatif à l'exploration arrive à expiration, le contractant doit, à moins qu'il ne l'ait déjà fait, que le plan n'ait été prorogé ou qu'il ne décide de renoncer à ses droits dans la zone visée par le plan, présenter une demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploitation.
2. Au plus tard six mois avant l'expiration d'un plan de travail relatif à l'exploration, le contractant peut en demander la prorogation pour des périodes ne dépassant pas cinq ans chacune. Ces prorogations sont approuvées par le Conseil, sur recommandation de la Commission, si le contractant s'est efforcé de bonne foi de se conformer aux stipulations du plan de travail mais n'a pas pu, pour des raisons indépendantes de sa volonté, achever les travaux préparatoires nécessaires pour passer à la phase d'exploitation ou si les circonstances économiques du moment ne justifient pas le passage à cette phase.
1. Les plans de travail relatifs à l'exploration sont approuvés pour 15 ans. Lorsqu'un plan de travail relatif à l'exploration arrive à expiration, le contractant doit, à moins qu'il ne l'ait déjà fait, que le plan n'ait été prorogé ou qu'il ne décide de renoncer à ses droits dans la zone visée par le plan, présenter une demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploitation.
2. Au plus tard six mois avant l'expiration d'un plan de travail relatif à l'exploration, le contractant peut en demander la prorogation pour des périodes ne dépassant pas cinq ans chacune. Ces prorogations sont approuvées par le Conseil, sur recommandation de la Commission, si le contractant s'est efforcé de bonne foi de se conformer aux stipulations du plan de travail mais n'a pas pu, pour des raisons indépendantes de sa volonté, achever les travaux préparatoires nécessaires pour passer à la phase d'exploitation ou si les circonstances économiques du moment ne justifient pas le passage à cette phase.
Art.29. Opleiding
In toepassing van artikel 15 van bijlage III bij het Verdrag, bevat elk contract als bijlage een programma voor de praktische opleiding van het personeel van de Autoriteit en van de Ontwikkelingsstaten, dat opgesteld is door de contractant in samenwerking met de Autoriteit en de Staat/Staten die borg staat/staan voor de aanvraag. De programma's zijn gericht op de opleiding inzake exploratie en moeten dit personeel toelaten ten volle deel te nemen aan alle activiteiten waarop het contract betrekking heeft. De opleidingsprogramma's mogen regelmatig met wederzijdse toestemming worden gewijzigd en uitgewerkt, naargelang de behoefte.
In toepassing van artikel 15 van bijlage III bij het Verdrag, bevat elk contract als bijlage een programma voor de praktische opleiding van het personeel van de Autoriteit en van de Ontwikkelingsstaten, dat opgesteld is door de contractant in samenwerking met de Autoriteit en de Staat/Staten die borg staat/staan voor de aanvraag. De programma's zijn gericht op de opleiding inzake exploratie en moeten dit personeel toelaten ten volle deel te nemen aan alle activiteiten waarop het contract betrekking heeft. De opleidingsprogramma's mogen regelmatig met wederzijdse toestemming worden gewijzigd en uitgewerkt, naargelang de behoefte.
Art.29. Formation
En application de l'article 15 de l'annexe III de la Convention, chaque contrat comporte en annexe un programme de formation pratique du personnel de l'Autorité et d'Etats en développement, établi par le contractant en coopération avec l'Autorité et le ou les Etats patronnant la demande. Les programmes sont axés sur la formation à l'exploration et doivent permettre la pleine participation de ce personnel à toutes les activités sur lesquelles porte le contrat. Les programmes de formation peuvent être modifiés et développés de temps à autre, selon que de besoin, par consentement mutuel.
En application de l'article 15 de l'annexe III de la Convention, chaque contrat comporte en annexe un programme de formation pratique du personnel de l'Autorité et d'Etats en développement, établi par le contractant en coopération avec l'Autorité et le ou les Etats patronnant la demande. Les programmes sont axés sur la formation à l'exploration et doivent permettre la pleine participation de ce personnel à toutes les activités sur lesquelles porte le contrat. Les programmes de formation peuvent être modifiés et développés de temps à autre, selon que de besoin, par consentement mutuel.
Art.30. Periodiek nazicht van de uitvoering van het werkplan met betrekking tot de exploratie
1. De contractant en de Secretaris-generaal controleren samen om de vijf jaar de uitvoering van het werkplan met betrekking tot de exploratie. De Secretaris-generaal mag de contractant vragen hem alle bijkomende gegevens en inlichtingen mee te delen die met het oog op dit nazicht vereist kunnen worden.
2. Met het oog op het nazicht vermeldt de contractant haar activiteitenprogramma voor de komende vijf jaren, door haar vroegere activiteitenprogramma aan te passen zoals het hoort.
3. De Secretaris-generaal brengt verslag uit over dit nazicht aan de Commissie en de Raad. In zijn verslag geeft hij aan of er, met het oog op het nazicht, rekening gehouden werd met opmerkingen die de Staten die Partij zijn hem meegedeeld zouden kunnen hebben over de manier waarop de contractant zich gehouden heeft aan de verplichtingen die haar opgelegd worden krachtens dit Voorschrift betreffende de bescherming en het behoud van het mariene milieu.
1. De contractant en de Secretaris-generaal controleren samen om de vijf jaar de uitvoering van het werkplan met betrekking tot de exploratie. De Secretaris-generaal mag de contractant vragen hem alle bijkomende gegevens en inlichtingen mee te delen die met het oog op dit nazicht vereist kunnen worden.
2. Met het oog op het nazicht vermeldt de contractant haar activiteitenprogramma voor de komende vijf jaren, door haar vroegere activiteitenprogramma aan te passen zoals het hoort.
3. De Secretaris-generaal brengt verslag uit over dit nazicht aan de Commissie en de Raad. In zijn verslag geeft hij aan of er, met het oog op het nazicht, rekening gehouden werd met opmerkingen die de Staten die Partij zijn hem meegedeeld zouden kunnen hebben over de manier waarop de contractant zich gehouden heeft aan de verplichtingen die haar opgelegd worden krachtens dit Voorschrift betreffende de bescherming en het behoud van het mariene milieu.
Art.30. Examen périodique de l'exécution du plan de travail relatif à l'exploration
1. Le contractant et le Secrétaire général procèdent en commun tous les cinq ans à un examen de l'exécution du plan de travail relatif à l'exploration. Le Secrétaire général peut demander au contractant de lui communiquer toutes données et informations supplémentaires qui peuvent être nécessaires aux fins de cet examen.
2. A la lumière de l'examen, le contractant indique son programme d'activités pour les cinq années suivantes en ajustant son programme d'activités antérieur comme nécessaire.
3. Le Secrétaire général rend compte de cet examen à la Commission et au Conseil. Il indique dans son rapport s'il a été tenu compte, aux fins de l'examen, des observations qui auront pu lui être communiquées par des Etats Parties à la Convention sur la manière dont le contractant s'est acquitté des obligations qui lui incombent en vertu du présent Règlement concernant la protection et la préservation du milieu marin.
1. Le contractant et le Secrétaire général procèdent en commun tous les cinq ans à un examen de l'exécution du plan de travail relatif à l'exploration. Le Secrétaire général peut demander au contractant de lui communiquer toutes données et informations supplémentaires qui peuvent être nécessaires aux fins de cet examen.
2. A la lumière de l'examen, le contractant indique son programme d'activités pour les cinq années suivantes en ajustant son programme d'activités antérieur comme nécessaire.
3. Le Secrétaire général rend compte de cet examen à la Commission et au Conseil. Il indique dans son rapport s'il a été tenu compte, aux fins de l'examen, des observations qui auront pu lui être communiquées par des Etats Parties à la Convention sur la manière dont le contractant s'est acquitté des obligations qui lui incombent en vertu du présent Règlement concernant la protection et la préservation du milieu marin.
Art.31. Beëindiging van de borgstelling
1. Elke contractant heeft de vereiste borgstelling gedurende de gehele periode van het contract.
2. Als een Staat zijn borgstelling beëindigt, dient hij onverwijld de Secretaris-generaal een schriftelijke en gemotiveerde kennisgeving te bezorgen. De beëindiging van de borgstelling vangt aan zes maanden nadat de Secretaris-generaal de kennisgeving ontvangen heeft, tenzij er in deze kennisgeving een latere datum vermeld is.
3. Als de borgstelling beëindigd wordt, moet de contractant, binnen de termijn voorzien in paragraaf 2, een nieuwe Staat vinden die voor haar borg wil staan. Deze laatste moet een borgstellingscertificaat voorleggen overeenkomstig artikel 11. Als de contractant binnen de voorgeschreven termijn geen borgstelling verkrijgt, wordt haar contract beëindigd.
4. Een Staat die borg heeft gestaan voor een aanvraag, wordt ten gevolge van de beëindiging van zijn borgstelling, niet vrijgesteld van de verplichtingen die hem opgelegd zijn terwijl hij de hoedanigheid van Staat die borg staat had, en de beëindiging van de borgstelling heeft geen invloed op de rechten en verplichtingen die in de loop van de borgstelling tot stand gekomen zijn.
5. De Secretaris-generaal brengt de leden van de Autoriteit in kennis van elke beëindiging of wijziging van de borgstelling.
1. Elke contractant heeft de vereiste borgstelling gedurende de gehele periode van het contract.
2. Als een Staat zijn borgstelling beëindigt, dient hij onverwijld de Secretaris-generaal een schriftelijke en gemotiveerde kennisgeving te bezorgen. De beëindiging van de borgstelling vangt aan zes maanden nadat de Secretaris-generaal de kennisgeving ontvangen heeft, tenzij er in deze kennisgeving een latere datum vermeld is.
3. Als de borgstelling beëindigd wordt, moet de contractant, binnen de termijn voorzien in paragraaf 2, een nieuwe Staat vinden die voor haar borg wil staan. Deze laatste moet een borgstellingscertificaat voorleggen overeenkomstig artikel 11. Als de contractant binnen de voorgeschreven termijn geen borgstelling verkrijgt, wordt haar contract beëindigd.
4. Een Staat die borg heeft gestaan voor een aanvraag, wordt ten gevolge van de beëindiging van zijn borgstelling, niet vrijgesteld van de verplichtingen die hem opgelegd zijn terwijl hij de hoedanigheid van Staat die borg staat had, en de beëindiging van de borgstelling heeft geen invloed op de rechten en verplichtingen die in de loop van de borgstelling tot stand gekomen zijn.
5. De Secretaris-generaal brengt de leden van de Autoriteit in kennis van elke beëindiging of wijziging van de borgstelling.
Art.31. Cessation du patronage
1. Tout contractant doit être dûment patronné pendant toute la durée du contrat.
2. Si un Etat met fin à son patronage, il adresse sans retard au Secrétaire général une notification écrite et motivée. La cessation du patronage prend effet six mois après la date de réception de la notification par le Secrétaire général, à moins que la notification ne spécifie une date plus tardive.
3. S'il est mis fin à un patronage, le contractant doit, dans le délai prévu au paragraphe 2, trouver un nouvel Etat pour le patronner. Celui-ci doit présenter un certificat de patronage conformément à l'article 11. Si le contractant n'obtient pas de patronage dans le délai prescrit, il est mis fin à son contrat.
4. Un Etat ayant patronné une demande n'est libéré en raison de la cessation de son patronage d'aucune des obligations mises à sa charge pendant qu'il avait la qualité d'Etat patronnant, et la cessation du patronage est sans effet sur les droits et obligations créés en cours de patronage.
5. Le Secrétaire général notifie aux membres de l'Autorité toute cessation ou tout changement de patronage.
1. Tout contractant doit être dûment patronné pendant toute la durée du contrat.
2. Si un Etat met fin à son patronage, il adresse sans retard au Secrétaire général une notification écrite et motivée. La cessation du patronage prend effet six mois après la date de réception de la notification par le Secrétaire général, à moins que la notification ne spécifie une date plus tardive.
3. S'il est mis fin à un patronage, le contractant doit, dans le délai prévu au paragraphe 2, trouver un nouvel Etat pour le patronner. Celui-ci doit présenter un certificat de patronage conformément à l'article 11. Si le contractant n'obtient pas de patronage dans le délai prescrit, il est mis fin à son contrat.
4. Un Etat ayant patronné une demande n'est libéré en raison de la cessation de son patronage d'aucune des obligations mises à sa charge pendant qu'il avait la qualité d'Etat patronnant, et la cessation du patronage est sans effet sur les droits et obligations créés en cours de patronage.
5. Le Secrétaire général notifie aux membres de l'Autorité toute cessation ou tout changement de patronage.
Art.32. Verantwoordelijkheid
De verantwoordelijkheid van de contractant en die van de Autoriteit worden door het Verdrag geregeld. De contractant blijft verantwoordelijk voor elk schadegeval dat voortvloeit uit ongeoorloofde handelingen tijdens de uitvoering van haar operaties, in het bijzonder voor alle schade die aan het mariene milieu toegebracht wordt na de afronding van de exploratiefase.
De verantwoordelijkheid van de contractant en die van de Autoriteit worden door het Verdrag geregeld. De contractant blijft verantwoordelijk voor elk schadegeval dat voortvloeit uit ongeoorloofde handelingen tijdens de uitvoering van haar operaties, in het bijzonder voor alle schade die aan het mariene milieu toegebracht wordt na de afronding van de exploratiefase.
Art.32. Responsabilité
La responsabilité du contractant et celle de l'Autorité sont régies par la Convention. Le contractant demeure responsable de tout dommage résultant d'actes illicites commis dans la conduite de ses opérations, en particulier de tout dommage au milieu marin, après l'achèvement de la phase d'exploration.
La responsabilité du contractant et celle de l'Autorité sont régies par la Convention. Le contractant demeure responsable de tout dommage résultant d'actes illicites commis dans la conduite de ses opérations, en particulier de tout dommage au milieu marin, après l'achèvement de la phase d'exploration.
Deel V. - Bescherming en behoud van het mariene milieu
Partie V. - Protection et préservation du milieu marin
Art.33. Bescherming en behoud van het mariene milieu
1. Overeenkomstig het Verdrag en de Overeenkomst stelt de Autoriteit regels, voorschriften en procedures inzake leefmilieu op die ze op regelmatige tijdstippen herziet om het mariene milieu op efficiënte wijze te beschermen tegen de schadelijke effecten die zouden kunnen voortvloeien uit de activiteiten die in het Gebied uitgevoerd worden.
2. Om het mariene milieu op efficiënte wijze te beschermen tegen de schadelijke effecten die kunnen voortvloeien uit activiteiten die in het Gebied uitgevoerd worden, passen de Autoriteit en de Staten die borg staan voor deze activiteiten, de voorzorgsmaatregel toe die in principe 15 van de Verklaring van Rio en de beste ecologische praktijken opgelegd is.
3. De Juridische en Technische Commissie formuleert aanbevelingen voor de Raad betreffende de toepassing van onderstaande paragrafen 1 en 2.
4. De Commissie formuleert de gewenste procedures en past ze toe om, op basis van de meest betrouwbare wetenschappelijke en technische informatie die beschikbaar is, met name de informatie die in toepassing van artikel 20 van dit Voorschrift meegedeeld wordt, te bepalen of bepaalde exploratieactiviteiten die men in het Gebied wenst uit te voeren, aanzienlijke schadelijke effecten dreigen te veroorzaken op kwetsbare mariene ecosystemen, in het bijzonder hydrothermale bronnen, en om te garanderen dat de voorgestelde exploratieactiviteiten waarvan aldus bepaald zal worden of ze aanzienlijke schadelijke effecten dreigen te veroorzaken op kwetsbare mariene ecosystemen of op een dergelijke manier uitgevoerd worden dat deze schadelijke effecten hetzij voorkomen worden, hetzij niet de vereiste toelating verkrijgen.
5. Overeenkomstig artikel 145 van het Verdrag en paragraaf 2 van dit Artikel moeten alle contractanten de nodige maatregelen nemen om de vervuiling van het mariene milieu te voorkomen, te beperken en zoveel mogelijk te beheersen alsook het hoofd te bieden aan de andere risico's die er een bedreiging voor vormen gezien de werkzaamheden die ze in het Gebied uitvoeren, door het voorzorgsbeginsel en de beste ecologische praktijken toe te passen.
6. De contractanten, de Staten die borg voor hen staan en de andere betrokken Staten of entiteiten werken samen met de Autoriteit met het oog op de uitwerking en uitvoering van programma's inzake het toezicht op en de evaluatie van de impact op het mariene milieu van de mijnontginningsactiviteiten in de diepzeebodem. Wanneer de Raad deze programma's aanvraagt, bevatten ze voorstellen betreffende zones die voorbehouden moeten worden en uitsluitend gebruikt mogen worden als impact- en instandhoudingszones. Onder " impactzone " verstaat men een gebied die men moet gebruiken om de effecten op het mariene milieu te evalueren van de werkzaamheden die in het Gebied uitgevoerd worden en die representatief zijn voor de milieukenmerken van de Zone. Onder " instandhoudingszone " verstaat men een gebied waarin geen enkele mijnontginningsactiviteit uitgesloten wordt om de biota in stand te houden die stabiel en representatief zijn voor de zeebodem en om elke verandering in de biodiversiteit van het mariene milieu te evalueren.
1. Overeenkomstig het Verdrag en de Overeenkomst stelt de Autoriteit regels, voorschriften en procedures inzake leefmilieu op die ze op regelmatige tijdstippen herziet om het mariene milieu op efficiënte wijze te beschermen tegen de schadelijke effecten die zouden kunnen voortvloeien uit de activiteiten die in het Gebied uitgevoerd worden.
2. Om het mariene milieu op efficiënte wijze te beschermen tegen de schadelijke effecten die kunnen voortvloeien uit activiteiten die in het Gebied uitgevoerd worden, passen de Autoriteit en de Staten die borg staan voor deze activiteiten, de voorzorgsmaatregel toe die in principe 15 van de Verklaring van Rio en de beste ecologische praktijken opgelegd is.
3. De Juridische en Technische Commissie formuleert aanbevelingen voor de Raad betreffende de toepassing van onderstaande paragrafen 1 en 2.
4. De Commissie formuleert de gewenste procedures en past ze toe om, op basis van de meest betrouwbare wetenschappelijke en technische informatie die beschikbaar is, met name de informatie die in toepassing van artikel 20 van dit Voorschrift meegedeeld wordt, te bepalen of bepaalde exploratieactiviteiten die men in het Gebied wenst uit te voeren, aanzienlijke schadelijke effecten dreigen te veroorzaken op kwetsbare mariene ecosystemen, in het bijzonder hydrothermale bronnen, en om te garanderen dat de voorgestelde exploratieactiviteiten waarvan aldus bepaald zal worden of ze aanzienlijke schadelijke effecten dreigen te veroorzaken op kwetsbare mariene ecosystemen of op een dergelijke manier uitgevoerd worden dat deze schadelijke effecten hetzij voorkomen worden, hetzij niet de vereiste toelating verkrijgen.
5. Overeenkomstig artikel 145 van het Verdrag en paragraaf 2 van dit Artikel moeten alle contractanten de nodige maatregelen nemen om de vervuiling van het mariene milieu te voorkomen, te beperken en zoveel mogelijk te beheersen alsook het hoofd te bieden aan de andere risico's die er een bedreiging voor vormen gezien de werkzaamheden die ze in het Gebied uitvoeren, door het voorzorgsbeginsel en de beste ecologische praktijken toe te passen.
6. De contractanten, de Staten die borg voor hen staan en de andere betrokken Staten of entiteiten werken samen met de Autoriteit met het oog op de uitwerking en uitvoering van programma's inzake het toezicht op en de evaluatie van de impact op het mariene milieu van de mijnontginningsactiviteiten in de diepzeebodem. Wanneer de Raad deze programma's aanvraagt, bevatten ze voorstellen betreffende zones die voorbehouden moeten worden en uitsluitend gebruikt mogen worden als impact- en instandhoudingszones. Onder " impactzone " verstaat men een gebied die men moet gebruiken om de effecten op het mariene milieu te evalueren van de werkzaamheden die in het Gebied uitgevoerd worden en die representatief zijn voor de milieukenmerken van de Zone. Onder " instandhoudingszone " verstaat men een gebied waarin geen enkele mijnontginningsactiviteit uitgesloten wordt om de biota in stand te houden die stabiel en representatief zijn voor de zeebodem en om elke verandering in de biodiversiteit van het mariene milieu te evalueren.
Art.33. Protection et préservation du milieu marin
1. L'Autorité, conformément à la Convention et à l'Accord, établit et revoit périodiquement des règles, règlements et procédures en matière d'environnement afin de protéger efficacement le milieu marin des effets nocifs pouvant résulter d'activités menées dans la Zone.
2. Afin de protéger efficacement le milieu marin contre les effets nocifs pouvant résulter d'activités menées dans la Zone, l'Autorité et les Etats qui patronnent ces activités leur appliquent le principe de précaution posé dans le Principe 15 de la Déclaration de Rio et les meilleures pratiques écologiques.
3. La Commission juridique et technique fait des recommandations au Conseil concernant l'application des paragraphes 1er et 2 ci-dessus.
4. La Commission formule et applique les procédures voulues pour déterminer, à partir des informations scientifiques et techniques disponibles les plus sûres, notamment les informations communiquées en application de l'article 20 du présent Règlement, si des activités d'exploration qu'il est proposé de mener dans la Zone risquent d'entraîner des effets nocifs importants sur des écosystèmes marins vulnérables, en particulier ceux associés aux monts sous-marins et aux coraux d'eau froide, et pour garantir que les activités d'exploration proposées dont il aura été ainsi déterminé qu'elles risquent d'entraîner des effets nocifs importants sur des écosystèmes marins vulnérables ou bien soient menées de façon à éviter ces effets nocifs ou bien ne reçoivent pas l'autorisation nécessaire.
5. Conformément à l'article 145 de la Convention et au paragraphe 2 du présent article, chaque contractant prend les mesures nécessaires pour prévenir, réduire et maîtriser autant qu'il est raisonnablement possible la pollution du milieu marin et faire face aux autres risques qui menacent celui-ci du fait des activités qu'il mène dans la Zone, en appliquant le principe de précaution ainsi que les meilleures pratiques écologiques.
6. Les contractants, les Etats qui les patronnent et les autres Etats ou entités intéressés coopèrent avec l'Autorité à l'élaboration et à l'exécution de programmes de surveillance et d'évaluation de l'impact sur le milieu marin de l'extraction minière dans les grands fonds marins. Lorsqu'ils sont demandés par le Conseil, ces programmes comprennent des propositions concernant des zones à mettre en réserve et à utiliser exclusivement comme zones témoins d'impact et de préservation. Le terme " zone témoin d'impact " s'entend d'une zone qui doit être utilisée pour évaluer les effets sur le milieu marin des activités menées dans la Zone et qui est représentative des caractéristiques environnementales de la Zone. Le terme " zone témoin de préservation " s'entend d'une zone dans laquelle toute activité d'extraction minière est exclue afin de préserver des biotes stables et représentatifs des fonds marins et d'évaluer tous changements de la diversité biologique du milieu marin.
1. L'Autorité, conformément à la Convention et à l'Accord, établit et revoit périodiquement des règles, règlements et procédures en matière d'environnement afin de protéger efficacement le milieu marin des effets nocifs pouvant résulter d'activités menées dans la Zone.
2. Afin de protéger efficacement le milieu marin contre les effets nocifs pouvant résulter d'activités menées dans la Zone, l'Autorité et les Etats qui patronnent ces activités leur appliquent le principe de précaution posé dans le Principe 15 de la Déclaration de Rio et les meilleures pratiques écologiques.
3. La Commission juridique et technique fait des recommandations au Conseil concernant l'application des paragraphes 1er et 2 ci-dessus.
4. La Commission formule et applique les procédures voulues pour déterminer, à partir des informations scientifiques et techniques disponibles les plus sûres, notamment les informations communiquées en application de l'article 20 du présent Règlement, si des activités d'exploration qu'il est proposé de mener dans la Zone risquent d'entraîner des effets nocifs importants sur des écosystèmes marins vulnérables, en particulier ceux associés aux monts sous-marins et aux coraux d'eau froide, et pour garantir que les activités d'exploration proposées dont il aura été ainsi déterminé qu'elles risquent d'entraîner des effets nocifs importants sur des écosystèmes marins vulnérables ou bien soient menées de façon à éviter ces effets nocifs ou bien ne reçoivent pas l'autorisation nécessaire.
5. Conformément à l'article 145 de la Convention et au paragraphe 2 du présent article, chaque contractant prend les mesures nécessaires pour prévenir, réduire et maîtriser autant qu'il est raisonnablement possible la pollution du milieu marin et faire face aux autres risques qui menacent celui-ci du fait des activités qu'il mène dans la Zone, en appliquant le principe de précaution ainsi que les meilleures pratiques écologiques.
6. Les contractants, les Etats qui les patronnent et les autres Etats ou entités intéressés coopèrent avec l'Autorité à l'élaboration et à l'exécution de programmes de surveillance et d'évaluation de l'impact sur le milieu marin de l'extraction minière dans les grands fonds marins. Lorsqu'ils sont demandés par le Conseil, ces programmes comprennent des propositions concernant des zones à mettre en réserve et à utiliser exclusivement comme zones témoins d'impact et de préservation. Le terme " zone témoin d'impact " s'entend d'une zone qui doit être utilisée pour évaluer les effets sur le milieu marin des activités menées dans la Zone et qui est représentative des caractéristiques environnementales de la Zone. Le terme " zone témoin de préservation " s'entend d'une zone dans laquelle toute activité d'extraction minière est exclue afin de préserver des biotes stables et représentatifs des fonds marins et d'évaluer tous changements de la diversité biologique du milieu marin.
Art.34. Ecologische getuigenprofielen en toezicht op het mariene milieu
1. Elk contract vereist van de contractant dat ze ecologische basisgegevens inzamelt en, rekening houdend met elke aanbeveling die de Juridische en Technische Commissie zou kunnen formuleren in toepassing van artikel 41, ecologische getuigenprofielen opstelt op basis waarvan men de effecten kan evalueren die de werkzaamheden die uitgevoerd worden met het oog op haar werkplan met betrekking tot de exploratie op het mariene milieu kunnen hebben, evenals een programma dat bedoeld is om op deze effecten toe te zien en er verslag van uit te brengen. In haar aanbevelingen mag de Commissie met name de exploratieactiviteiten opsommen die het mariene milieu geen schade kunnen toebrengen. De contractant werkt samen met de Autoriteit en de Staat/Staten die voor hem borg staat/staan, om dit toezichtprogramma uit te werken en toe te passen.
2. Elk jaar moet de contractant aan de Secretaris-generaal schriftelijk verslag uitbrengen over de toepassing en de resultaten van het toezichtprogramma dat beoogd wordt in paragraaf 1 alsook gegevens en inlichtingen verschaffen, rekening houdend met alle aanbevelingen die de Commissie in toepassing van artikel 41 geformuleerd heeft. De Secretaris-generaal bezorgt deze verslagen van de contractanten aan de Commissie met het oog op het nazicht ervan, in toepassing van artikel 165 van het Verdrag.
1. Elk contract vereist van de contractant dat ze ecologische basisgegevens inzamelt en, rekening houdend met elke aanbeveling die de Juridische en Technische Commissie zou kunnen formuleren in toepassing van artikel 41, ecologische getuigenprofielen opstelt op basis waarvan men de effecten kan evalueren die de werkzaamheden die uitgevoerd worden met het oog op haar werkplan met betrekking tot de exploratie op het mariene milieu kunnen hebben, evenals een programma dat bedoeld is om op deze effecten toe te zien en er verslag van uit te brengen. In haar aanbevelingen mag de Commissie met name de exploratieactiviteiten opsommen die het mariene milieu geen schade kunnen toebrengen. De contractant werkt samen met de Autoriteit en de Staat/Staten die voor hem borg staat/staan, om dit toezichtprogramma uit te werken en toe te passen.
2. Elk jaar moet de contractant aan de Secretaris-generaal schriftelijk verslag uitbrengen over de toepassing en de resultaten van het toezichtprogramma dat beoogd wordt in paragraaf 1 alsook gegevens en inlichtingen verschaffen, rekening houdend met alle aanbevelingen die de Commissie in toepassing van artikel 41 geformuleerd heeft. De Secretaris-generaal bezorgt deze verslagen van de contractanten aan de Commissie met het oog op het nazicht ervan, in toepassing van artikel 165 van het Verdrag.
Art.34. Profils écologiques témoins et surveillance du milieu marin
1. Tout contrat requiert du contractant qu'il collecte des données écologiques de base et établisse, en tenant compte de toute recommandation que pourrait formuler la Commission juridique et technique en application de l'article 41, des profils écologiques témoins par rapport auxquels seront évalués les effets que les activités menées au titre de son plan de travail relatif à l'exploration sont susceptibles d'avoir sur le milieu marin, ainsi qu'un programme destiné à surveiller ces effets et à en rendre compte. Dans ses recommandations, la Commission peut notamment énumérer les activités d'exploration qui ne sont pas susceptibles d'avoir des effets nocifs sur le milieu marin. Le contractant coopère avec l'Autorité et l'Etat ou les Etats qui le patronnent pour élaborer et appliquer ce programme de surveillance.
2. Le contractant rend compte chaque année par écrit au Secrétaire général de l'application et des résultats du programme de surveillance visé au paragraphe 1er et soumet des données et informations, compte tenu de toutes recommandations formulées par la Commission en application de l'article 41. Le Secrétaire général transmet ces rapports des contractants à la Commission pour examen en application de l'article 165 de la Convention.
1. Tout contrat requiert du contractant qu'il collecte des données écologiques de base et établisse, en tenant compte de toute recommandation que pourrait formuler la Commission juridique et technique en application de l'article 41, des profils écologiques témoins par rapport auxquels seront évalués les effets que les activités menées au titre de son plan de travail relatif à l'exploration sont susceptibles d'avoir sur le milieu marin, ainsi qu'un programme destiné à surveiller ces effets et à en rendre compte. Dans ses recommandations, la Commission peut notamment énumérer les activités d'exploration qui ne sont pas susceptibles d'avoir des effets nocifs sur le milieu marin. Le contractant coopère avec l'Autorité et l'Etat ou les Etats qui le patronnent pour élaborer et appliquer ce programme de surveillance.
2. Le contractant rend compte chaque année par écrit au Secrétaire général de l'application et des résultats du programme de surveillance visé au paragraphe 1er et soumet des données et informations, compte tenu de toutes recommandations formulées par la Commission en application de l'article 41. Le Secrétaire général transmet ces rapports des contractants à la Commission pour examen en application de l'article 165 de la Convention.
Art.35. Noodbevelen
1. De contractant stelt de Secretaris-generaal onmiddellijk, schriftelijk en zo efficiënt mogelijk in kennis van elk incident dat uit haar activiteiten voortvloeit en ernstige schade aan het mariene milieu toebrengt, toegebracht heeft of dreigt toe te brengen.
2. Wanneer een incident dat uit de werkzaamheden van een contractant in het Gebied voortvloeit of erdoor veroorzaakt wordt, ernstige schade aan het mariene milieu toebrengt, toegebracht heeft of kan toebrengen, aan de Secretaris-generaal meegedeeld wordt door een contractant of op gelijk welke andere manier te zijner kennis gebracht wordt, zorgt deze voor de algemene kennisgeving van het incident, verwittigt hij de contractant alsook de Staat/Staten die voor hem borg staat/staan schriftelijk en brengt hij hier onmiddellijk verslag over uit aan de Juridische en Technische Commissie alsook aan alle andere leden van de Raad. Een kopie van het verslag wordt bezorgd aan alle leden van de Autoriteit, de bevoegde internationale organisaties en de betrokken subregionale, regionale alsook internationale organisaties en organen. Voor alle soortgelijke incidenten moet de Secretaris-generaal de situatie opvolgen en, als hij dit nodig acht, er verslag over uitbrengen aan de Commissie, de Raad en alle andere leden van de Autoriteit.
3. In afwachting van de beslissing van de Raad, neemt de Secretaris-generaal zulke onmiddellijk maatregelen van tijdelijke aard die in dit geval praktische en redelijk genomen kunnen worden, om alle ernstige schade of elk risico op schade aan het mariene milieu te voorkomen, te beheersen en zoveel mogelijk te beperken. Deze maatregelen blijven van kracht gedurende maximum 90 dagen of tot de Raad, tijdens zijn volgende gewone zitting of tijdens een buitengewone zitting, een beslissing neemt over de mogelijke maatregelen die genomen moeten worden in toepassing van paragraaf 6 van dit Artikel.
4. Nadat de Commissie het verslag van de Secretaris-generaal ontvangen heeft, bepaalt ze, op basis van de elementen die haar meegedeeld zijn en rekening houdend met de maatregelen die reeds door de contractant genomen werden, welke maatregelen vereist zijn om op efficiënte wijze het hoofd te bieden aan dit incident en alle schade of elk risico op schade aan het mariene milieu te voorkomen, te beheersen en zoveel mogelijk te beperken, en formuleert ze haar aanbevelingen aan de Raad.
5. De Raad analyseert de aanbevelingen van de Commissie.
6. Rekening houdend met de aanbevelingen van de Commissie, met het verslag van de Secretaris-generaal, met alle informatie die door de contractant verschaft werd en met gelijk welke andere relevante informatie, mag de Raad de noodbevelen uitvaardigen met inbegrip van, in voorkomend geval, het bevel om de operaties op te heffen of te wijzigen die redelijkerwijs vereist zijn om alle schade of elk risico op schade aan het mariene milieu die voortvloeit uit de werkzaamheden die in het Gebied uitgevoerd worden, te voorkomen, te beheersen en zoveel mogelijk te beperken.
7. Als een contractant zich niet snel schikt naar een noodbevel dat bedoeld is om een schadegeval of een risico op ernstige schade aan het mariene milieu dat voortvloeit uit haar werkzaamheden in het Gebied, te voorkomen, te beheersen en zoveel mogelijk te beperken, neemt de Raad zelf of via derden die in zijn naam handelen, de concrete maatregelen die nodig zijn om deze schade of dit risico op ernstige schade aan het mariene milieu te voorkomen, te beheersen en zoveel mogelijk te beperken.
8. Opdat de Raad, indien nodig, onmiddellijk de nodige concrete maatregelen zou kunnen nemen die beoogd worden in paragraaf 7, om de schade of risico op schade aan het mariene milieu te voorkomen, te beheersen en zoveel mogelijk te beperken, moet de contractant, voordat ze met de inzamelings- en verwerkingsprocedés begint te experimenteren, de Raad een bewijs leveren van haar financiële en technische capaciteit om zich snel te schikken naar de bevelen die in noodgevallen gegeven worden of ervoor zorgen dat de Raad noodmaatregelen zou kunnen nemen. Als de contractant de Raad geen dergelijk bewijs kan leveren, neemt/nemen de Staat/Staten voor hem borg staat/staan, als reactie op een verzoek van de Secretaris-generaal en in toepassing van artikelen 139 en 235 van het Verdrag, de vereiste maatregelen opdat de contractant dit bewijs zou kunnen verschaffen of opdat de Autoriteit hulp zou krijgen bij de uitoefening van de verantwoordelijkheden die haar opgelegd worden krachtens paragraaf 7.
1. De contractant stelt de Secretaris-generaal onmiddellijk, schriftelijk en zo efficiënt mogelijk in kennis van elk incident dat uit haar activiteiten voortvloeit en ernstige schade aan het mariene milieu toebrengt, toegebracht heeft of dreigt toe te brengen.
2. Wanneer een incident dat uit de werkzaamheden van een contractant in het Gebied voortvloeit of erdoor veroorzaakt wordt, ernstige schade aan het mariene milieu toebrengt, toegebracht heeft of kan toebrengen, aan de Secretaris-generaal meegedeeld wordt door een contractant of op gelijk welke andere manier te zijner kennis gebracht wordt, zorgt deze voor de algemene kennisgeving van het incident, verwittigt hij de contractant alsook de Staat/Staten die voor hem borg staat/staan schriftelijk en brengt hij hier onmiddellijk verslag over uit aan de Juridische en Technische Commissie alsook aan alle andere leden van de Raad. Een kopie van het verslag wordt bezorgd aan alle leden van de Autoriteit, de bevoegde internationale organisaties en de betrokken subregionale, regionale alsook internationale organisaties en organen. Voor alle soortgelijke incidenten moet de Secretaris-generaal de situatie opvolgen en, als hij dit nodig acht, er verslag over uitbrengen aan de Commissie, de Raad en alle andere leden van de Autoriteit.
3. In afwachting van de beslissing van de Raad, neemt de Secretaris-generaal zulke onmiddellijk maatregelen van tijdelijke aard die in dit geval praktische en redelijk genomen kunnen worden, om alle ernstige schade of elk risico op schade aan het mariene milieu te voorkomen, te beheersen en zoveel mogelijk te beperken. Deze maatregelen blijven van kracht gedurende maximum 90 dagen of tot de Raad, tijdens zijn volgende gewone zitting of tijdens een buitengewone zitting, een beslissing neemt over de mogelijke maatregelen die genomen moeten worden in toepassing van paragraaf 6 van dit Artikel.
4. Nadat de Commissie het verslag van de Secretaris-generaal ontvangen heeft, bepaalt ze, op basis van de elementen die haar meegedeeld zijn en rekening houdend met de maatregelen die reeds door de contractant genomen werden, welke maatregelen vereist zijn om op efficiënte wijze het hoofd te bieden aan dit incident en alle schade of elk risico op schade aan het mariene milieu te voorkomen, te beheersen en zoveel mogelijk te beperken, en formuleert ze haar aanbevelingen aan de Raad.
5. De Raad analyseert de aanbevelingen van de Commissie.
6. Rekening houdend met de aanbevelingen van de Commissie, met het verslag van de Secretaris-generaal, met alle informatie die door de contractant verschaft werd en met gelijk welke andere relevante informatie, mag de Raad de noodbevelen uitvaardigen met inbegrip van, in voorkomend geval, het bevel om de operaties op te heffen of te wijzigen die redelijkerwijs vereist zijn om alle schade of elk risico op schade aan het mariene milieu die voortvloeit uit de werkzaamheden die in het Gebied uitgevoerd worden, te voorkomen, te beheersen en zoveel mogelijk te beperken.
7. Als een contractant zich niet snel schikt naar een noodbevel dat bedoeld is om een schadegeval of een risico op ernstige schade aan het mariene milieu dat voortvloeit uit haar werkzaamheden in het Gebied, te voorkomen, te beheersen en zoveel mogelijk te beperken, neemt de Raad zelf of via derden die in zijn naam handelen, de concrete maatregelen die nodig zijn om deze schade of dit risico op ernstige schade aan het mariene milieu te voorkomen, te beheersen en zoveel mogelijk te beperken.
8. Opdat de Raad, indien nodig, onmiddellijk de nodige concrete maatregelen zou kunnen nemen die beoogd worden in paragraaf 7, om de schade of risico op schade aan het mariene milieu te voorkomen, te beheersen en zoveel mogelijk te beperken, moet de contractant, voordat ze met de inzamelings- en verwerkingsprocedés begint te experimenteren, de Raad een bewijs leveren van haar financiële en technische capaciteit om zich snel te schikken naar de bevelen die in noodgevallen gegeven worden of ervoor zorgen dat de Raad noodmaatregelen zou kunnen nemen. Als de contractant de Raad geen dergelijk bewijs kan leveren, neemt/nemen de Staat/Staten voor hem borg staat/staan, als reactie op een verzoek van de Secretaris-generaal en in toepassing van artikelen 139 en 235 van het Verdrag, de vereiste maatregelen opdat de contractant dit bewijs zou kunnen verschaffen of opdat de Autoriteit hulp zou krijgen bij de uitoefening van de verantwoordelijkheden die haar opgelegd worden krachtens paragraaf 7.
Art.35. Ordres en cas d'urgence
1. Le contractant notifie promptement par écrit au Secrétaire général, en utilisant les moyens les plus efficaces, tout incident résultant de ses activités qui a causé, qui cause ou qui menace de causer un dommage grave au milieu marin.
2. Lorsqu'un incident résultant des activités d'un contractant dans la Zone ou occasionné par celles-ci, qui a causé, cause ou menace de causer un dommage grave au milieu marin, lui est notifié par un contractant ou vient autrement à sa connaissance, le Secrétaire général fait donner notification générale de l'incident, en avise par écrit le contractant et l'Etat ou les Etats qui le patronnent, et fait immédiatement rapport à la Commission juridique et technique, au Conseil et à tous les autres membres de l'Autorité. Copie du rapport est communiquée à tous les membres de l'Autorité, aux organisations internationales compétentes et aux organisations et organes sous-régionaux, régionaux et mondiaux concernés. Dans tous les cas d'incident de ce type, le Secrétaire général suit l'évolution de la situation et, s'il le juge nécessaire, fait rapport à la Commission, au Conseil et à tous les autres membres de l'Autorité.
3. En attendant que le Conseil statue, le Secrétaire général prend immédiatement toutes les mesures conservatoires d'ordre pratique qui peuvent raisonnablement être prises en l'espèce pour prévenir, maîtriser et réduire au minimum tout dommage ou menace de dommage grave au milieu marin. Ces mesures restent en vigueur pendant au maximum 90 jours ou jusqu'à ce que le Conseil décide, à sa prochaine session ordinaire ou à une session extraordinaire, des éventuelles dispositions à prendre en application du paragraphe 6 du présent article.
4. Après avoir reçu le rapport du Secrétaire général, la Commission détermine, sur la base des éléments qui lui sont communiqués et compte tenu des mesures déjà prises par le contractant, les dispositions nécessaires pour faire face efficacement audit incident et prévenir, maîtriser et réduire au minimum tout dommage ou menace de dommage grave au milieu marin, et fait ses recommandations au Conseil.
5. Le Conseil examine les recommandations de la Commission.
6. Le Conseil, compte tenu des recommandations de la Commission, du rapport du Secrétaire général, de toute information fournie par le contractant et de toute autre information pertinente, peut émettre les ordres en cas d'urgence - y compris, le cas échéant, l'ordre de suspendre ou de modifier les opérations - raisonnablement nécessaires pour prévenir, maîtriser et réduire au minimum tout dommage ou menace de dommage grave au milieu marin résultant d'activités menées dans la Zone.
7. Si un contractant ne se conforme pas rapidement à un ordre donné en cas d'urgence pour prévenir, maîtriser et réduire au minimum un dommage ou une menace de dommage grave au milieu marin résultant de ses activités dans la Zone, le Conseil prend, lui-même ou par l'intermédiaire de tiers agissant en son nom, les mesures concrètes nécessaires pour prévenir, maîtriser ou réduire au minimum ce dommage ou cette menace de dommage grave au milieu marin.
8. Afin de permettre au Conseil, si nécessaire, de prendre immédiatement les mesures concrètes visées au paragraphe 7 pour prévenir, maîtriser et réduire au minimum un dommage ou une menace de dommage grave au milieu marin, le contractant, avant de commencer l'expérimentation des procédés de collecte et de traitement, fournit au Conseil une garantie de son aptitude financière et technique à se conformer rapidement aux ordres donnés en cas d'urgence ou à faire en sorte que le Conseil puisse prendre des mesures d'urgence. Si le contractant ne donne pas au Conseil une telle garantie, l'Etat ou les Etats qui le patronnent, en réponse à une demande du Secrétaire général et en application des articles 139 et 235 de la Convention, prennent les dispositions requises pour que le contractant fournisse ladite garantie ou pour qu'une aide soit apportée à l'Autorité dans l'exercice des responsabilités qui lui incombent en vertu du paragraphe 7.
1. Le contractant notifie promptement par écrit au Secrétaire général, en utilisant les moyens les plus efficaces, tout incident résultant de ses activités qui a causé, qui cause ou qui menace de causer un dommage grave au milieu marin.
2. Lorsqu'un incident résultant des activités d'un contractant dans la Zone ou occasionné par celles-ci, qui a causé, cause ou menace de causer un dommage grave au milieu marin, lui est notifié par un contractant ou vient autrement à sa connaissance, le Secrétaire général fait donner notification générale de l'incident, en avise par écrit le contractant et l'Etat ou les Etats qui le patronnent, et fait immédiatement rapport à la Commission juridique et technique, au Conseil et à tous les autres membres de l'Autorité. Copie du rapport est communiquée à tous les membres de l'Autorité, aux organisations internationales compétentes et aux organisations et organes sous-régionaux, régionaux et mondiaux concernés. Dans tous les cas d'incident de ce type, le Secrétaire général suit l'évolution de la situation et, s'il le juge nécessaire, fait rapport à la Commission, au Conseil et à tous les autres membres de l'Autorité.
3. En attendant que le Conseil statue, le Secrétaire général prend immédiatement toutes les mesures conservatoires d'ordre pratique qui peuvent raisonnablement être prises en l'espèce pour prévenir, maîtriser et réduire au minimum tout dommage ou menace de dommage grave au milieu marin. Ces mesures restent en vigueur pendant au maximum 90 jours ou jusqu'à ce que le Conseil décide, à sa prochaine session ordinaire ou à une session extraordinaire, des éventuelles dispositions à prendre en application du paragraphe 6 du présent article.
4. Après avoir reçu le rapport du Secrétaire général, la Commission détermine, sur la base des éléments qui lui sont communiqués et compte tenu des mesures déjà prises par le contractant, les dispositions nécessaires pour faire face efficacement audit incident et prévenir, maîtriser et réduire au minimum tout dommage ou menace de dommage grave au milieu marin, et fait ses recommandations au Conseil.
5. Le Conseil examine les recommandations de la Commission.
6. Le Conseil, compte tenu des recommandations de la Commission, du rapport du Secrétaire général, de toute information fournie par le contractant et de toute autre information pertinente, peut émettre les ordres en cas d'urgence - y compris, le cas échéant, l'ordre de suspendre ou de modifier les opérations - raisonnablement nécessaires pour prévenir, maîtriser et réduire au minimum tout dommage ou menace de dommage grave au milieu marin résultant d'activités menées dans la Zone.
7. Si un contractant ne se conforme pas rapidement à un ordre donné en cas d'urgence pour prévenir, maîtriser et réduire au minimum un dommage ou une menace de dommage grave au milieu marin résultant de ses activités dans la Zone, le Conseil prend, lui-même ou par l'intermédiaire de tiers agissant en son nom, les mesures concrètes nécessaires pour prévenir, maîtriser ou réduire au minimum ce dommage ou cette menace de dommage grave au milieu marin.
8. Afin de permettre au Conseil, si nécessaire, de prendre immédiatement les mesures concrètes visées au paragraphe 7 pour prévenir, maîtriser et réduire au minimum un dommage ou une menace de dommage grave au milieu marin, le contractant, avant de commencer l'expérimentation des procédés de collecte et de traitement, fournit au Conseil une garantie de son aptitude financière et technique à se conformer rapidement aux ordres donnés en cas d'urgence ou à faire en sorte que le Conseil puisse prendre des mesures d'urgence. Si le contractant ne donne pas au Conseil une telle garantie, l'Etat ou les Etats qui le patronnent, en réponse à une demande du Secrétaire général et en application des articles 139 et 235 de la Convention, prennent les dispositions requises pour que le contractant fournisse ladite garantie ou pour qu'une aide soit apportée à l'Autorité dans l'exercice des responsabilités qui lui incombent en vertu du paragraphe 7.
Art.36. Rechten van de Kuststaten
1. Geen enkele bepaling van dit Voorschrift beïnvloedt de rechten van de Kuststaten zoals bepaald in artikel 142 en in de andere relevante bepalingen van het Verdrag.
2. Elke Kuststaat die redenen heeft om te denken dat een activiteit die in het Gebied door een contractant uitgevoerd wordt, ernstige schade aan het mariene milieu kan of dreigt te veroorzaken in zeegebieden waarin hij zijn rechtspraak of zijn soevereiniteit beoefent, mag dit schriftelijk melden aan de Secretaris-generaal om hem deze redenen voor te leggen. De Secretaris-generaal geeft de contractant en de Staat/Staten voor hem borg staat/staan, de redelijke mogelijkheid om de geleverde bewijzen te onderzoeken, in voorkomend geval, door de Kuststaat die haar versie bevestigt. De contractant en de Staat/Staten voor hem borg staat/staan, kunnen hun opmerkingen over de vraag binnen een redelijke termijn aan de Secretaris-generaal voorleggen.
3. Als er ernstige redenen bestaan om te denken dat het mariene milieu ernstige schade dreigt te lijden, neemt de Secretaris-generaal de maatregelen die beschreven zijn in artikel 35 en, indien nodig, neemt hij onmiddellijk maatregelen van tijdelijke aard zoals voorzien in paragraaf 3 van hetzelfde artikel .
4. De contractanten nemen alle nodige maatregelen opdat hun activiteiten uitgevoerd zouden worden op een dergelijke manier dat ze geen ernstige schade toebrengen - onder andere met inbegrip van de vervuiling - aan het mariene milieu dat zich onder het rechtsgebied of de soevereiniteit van de Kuststaten bevindt en opdat de ernstige schade of de vervuiling die voortvloeit uit incidenten die voorgevallen zijn of uit activiteiten die in hun exploratiegebied uitgevoerd werden, zich niet tot buiten dit gebied zouden uitbreiden.
1. Geen enkele bepaling van dit Voorschrift beïnvloedt de rechten van de Kuststaten zoals bepaald in artikel 142 en in de andere relevante bepalingen van het Verdrag.
2. Elke Kuststaat die redenen heeft om te denken dat een activiteit die in het Gebied door een contractant uitgevoerd wordt, ernstige schade aan het mariene milieu kan of dreigt te veroorzaken in zeegebieden waarin hij zijn rechtspraak of zijn soevereiniteit beoefent, mag dit schriftelijk melden aan de Secretaris-generaal om hem deze redenen voor te leggen. De Secretaris-generaal geeft de contractant en de Staat/Staten voor hem borg staat/staan, de redelijke mogelijkheid om de geleverde bewijzen te onderzoeken, in voorkomend geval, door de Kuststaat die haar versie bevestigt. De contractant en de Staat/Staten voor hem borg staat/staan, kunnen hun opmerkingen over de vraag binnen een redelijke termijn aan de Secretaris-generaal voorleggen.
3. Als er ernstige redenen bestaan om te denken dat het mariene milieu ernstige schade dreigt te lijden, neemt de Secretaris-generaal de maatregelen die beschreven zijn in artikel 35 en, indien nodig, neemt hij onmiddellijk maatregelen van tijdelijke aard zoals voorzien in paragraaf 3 van hetzelfde artikel .
4. De contractanten nemen alle nodige maatregelen opdat hun activiteiten uitgevoerd zouden worden op een dergelijke manier dat ze geen ernstige schade toebrengen - onder andere met inbegrip van de vervuiling - aan het mariene milieu dat zich onder het rechtsgebied of de soevereiniteit van de Kuststaten bevindt en opdat de ernstige schade of de vervuiling die voortvloeit uit incidenten die voorgevallen zijn of uit activiteiten die in hun exploratiegebied uitgevoerd werden, zich niet tot buiten dit gebied zouden uitbreiden.
Art.36. Droits des Etats côtiers
1. Aucune disposition du présent Règlement ne porte atteinte aux droits des Etats côtiers tels que définis à l'article 142 et dans les autres dispositions pertinentes de la Convention.
2. Tout Etat côtier qui a des raisons de penser qu'une activité menée dans la Zone par un contractant est susceptible de causer ou de menacer de causer un dommage grave au milieu marin dans des zones maritimes sur lesquelles il exerce sa juridiction ou sa souveraineté peut en aviser par écrit le Secrétaire général pour lui exposer ces raisons. Le Secrétaire général donne au contractant et à l'Etat ou aux Etats qui le patronnent la possibilité raisonnable d'examiner les preuves fournies, le cas échéant, par l'Etat côtier à l'appui de ses dires. Le contractant et l'Etat ou les Etats qui le patronnent peuvent présenter leurs observations sur la question au Secrétaire général dans un délai raisonnable.
3. S'il existe des raisons sérieuses de croire que le milieu marin risque de subir un dommage grave, le Secrétaire général prend les dispositions décrites à l'article 35 et, si nécessaire, prend immédiatement des mesures conservatoires comme prévu au paragraphe 3 dudit article.
4. Les contractants prennent toutes les mesures nécessaires pour que leurs activités soient menées de manière à ne pas causer de dommage grave - y compris, mais sans s'y limiter, de pollution - au milieu marin se trouvant sous la juridiction ou la souveraineté d'Etats côtiers et pour que les dommages graves ou les pollutions résultant d'incidents survenus ou d'activités menées dans leur zone d'exploration ne s'étendent pas au-delà de cette zone.
1. Aucune disposition du présent Règlement ne porte atteinte aux droits des Etats côtiers tels que définis à l'article 142 et dans les autres dispositions pertinentes de la Convention.
2. Tout Etat côtier qui a des raisons de penser qu'une activité menée dans la Zone par un contractant est susceptible de causer ou de menacer de causer un dommage grave au milieu marin dans des zones maritimes sur lesquelles il exerce sa juridiction ou sa souveraineté peut en aviser par écrit le Secrétaire général pour lui exposer ces raisons. Le Secrétaire général donne au contractant et à l'Etat ou aux Etats qui le patronnent la possibilité raisonnable d'examiner les preuves fournies, le cas échéant, par l'Etat côtier à l'appui de ses dires. Le contractant et l'Etat ou les Etats qui le patronnent peuvent présenter leurs observations sur la question au Secrétaire général dans un délai raisonnable.
3. S'il existe des raisons sérieuses de croire que le milieu marin risque de subir un dommage grave, le Secrétaire général prend les dispositions décrites à l'article 35 et, si nécessaire, prend immédiatement des mesures conservatoires comme prévu au paragraphe 3 dudit article.
4. Les contractants prennent toutes les mesures nécessaires pour que leurs activités soient menées de manière à ne pas causer de dommage grave - y compris, mais sans s'y limiter, de pollution - au milieu marin se trouvant sous la juridiction ou la souveraineté d'Etats côtiers et pour que les dommages graves ou les pollutions résultant d'incidents survenus ou d'activités menées dans leur zone d'exploration ne s'étendent pas au-delà de cette zone.
Art.37. Mensenresten, voorwerpen en sites van archeologische of historische aard
De contractant stelt de Secretaris-generaal onmiddellijk en schriftelijk in kennis van elke ontdekking, in het exploratiegebied, van alle mensenresten, voorwerpen of sites van archeologische of historische aard en van de plaats waar deze zich bevinden. De Secretaris-generaal bezorgt deze informatie aan de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur en aan gelijk welke andere bevoegde internationale organisatie. Wanneer dergelijke mensenresten, voorwerpen of sites in een exploratiegebied ontdekt worden, en om te voorkomen dat de staat ervan beschadigd zou worden, mag men geen enkele nieuwe prospectie- of exploratieactiviteit uitvoeren binnen een straal met een redelijke afmeting, zolang de Raad zijn beslissing hierover niet herzien heeft, rekening houdend met de adviezen van de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur of van gelijk welke bevoegde internationale organisatie.
De contractant stelt de Secretaris-generaal onmiddellijk en schriftelijk in kennis van elke ontdekking, in het exploratiegebied, van alle mensenresten, voorwerpen of sites van archeologische of historische aard en van de plaats waar deze zich bevinden. De Secretaris-generaal bezorgt deze informatie aan de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur en aan gelijk welke andere bevoegde internationale organisatie. Wanneer dergelijke mensenresten, voorwerpen of sites in een exploratiegebied ontdekt worden, en om te voorkomen dat de staat ervan beschadigd zou worden, mag men geen enkele nieuwe prospectie- of exploratieactiviteit uitvoeren binnen een straal met een redelijke afmeting, zolang de Raad zijn beslissing hierover niet herzien heeft, rekening houdend met de adviezen van de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur of van gelijk welke bevoegde internationale organisatie.
Art.37. Restes humains, objets et sites présentant un caractère archéologique ou historique
Le contractant notifie immédiatement par écrit au Secrétaire général toute découverte, dans son secteur d'exploration, de tous restes humains, objets ou sites présentant un caractère archéologique ou historique, et leur emplacement, ainsi que toute mesure de conservation ou de protection qu'il a prise. Le Secrétaire général transmet immédiatement ces informations au Directeur général de l'Organisation des Nations Unies pour l'éducation, la science et la culture et à toute autre organisation internationale compétente. Lorsque de tels restes humains, objets ou sites sont découverts dans un secteur d'exploration, et pour éviter d'en altérer l'état, il ne sera mené aucune nouvelle activité de prospection ou d'exploration dans un rayon de dimension raisonnable tant que le Conseil n'en aura pas décidé autrement en tenant compte des avis du Directeur général de l'Organisation des Nations Unies pour l'éducation, la science et la culture ou de toute autre organisation internationale compétente.
Le contractant notifie immédiatement par écrit au Secrétaire général toute découverte, dans son secteur d'exploration, de tous restes humains, objets ou sites présentant un caractère archéologique ou historique, et leur emplacement, ainsi que toute mesure de conservation ou de protection qu'il a prise. Le Secrétaire général transmet immédiatement ces informations au Directeur général de l'Organisation des Nations Unies pour l'éducation, la science et la culture et à toute autre organisation internationale compétente. Lorsque de tels restes humains, objets ou sites sont découverts dans un secteur d'exploration, et pour éviter d'en altérer l'état, il ne sera mené aucune nouvelle activité de prospection ou d'exploration dans un rayon de dimension raisonnable tant que le Conseil n'en aura pas décidé autrement en tenant compte des avis du Directeur général de l'Organisation des Nations Unies pour l'éducation, la science et la culture ou de toute autre organisation internationale compétente.
Deel VI. - Vertrouwelijk karakter
Partie VI. - Confidentialité
Art.38. Vertrouwelijk karakter van de gegevens en inlichtingen
1. Worden vertrouwelijk geacht: de gegevens en inlichtingen die voorgelegd of meegedeeld worden aan de Autoriteit, of aan iedereen die deelneemt aan een programma dat of een activiteit die de Autoriteit in toepassing van dit Voorschrift of van een contract dat krachtens dit Voorschrift opgesteld is, dat/die de contractant, in overleg met de Secretaris-generaal, als dusdanig aangeduid heeft, tenzij het gaat om gegevens en inlichtingen:
a) die algemeen gekend zijn of gemakkelijk toegankelijk zijn bij andere bronnen;
b) die de eigenaar ervan reeds toegankelijk gemaakt heeft zonder verplichting inzake het vertrouwelijk karakter; of
c) waarover de Autoriteit reeds beschikt zonder verplichting inzake het vertrouwelijk karakter.
2. De gegevens en inlichtingen die nodig zijn voor de uitwerking door de Autoriteit van regels, voorschriften en procedures met betrekking tot de bescherming en het behoud van het mariene milieu en tot de veiligheid, die anders zijn dan de gegevens met betrekking tot de conceptie van de uitrusting, die tot de industriële eigendom behoren, worden niet als vertrouwelijk beschouwd.
3. De Secretaris-generaal, het personeel van het Secretariaat dat de toelating van de Secretaris-generaal heeft, alsook de leden van de Juridische en Technische Commissie mogen de vertrouwelijke gegevens en inlichtingen enkel gebruiken in de mate die nodig is voor de effectieve uitoefening van hun bevoegdheden en functies. De Secretaris-generaal geeft enkel toegang aan de leden van het personeel van het Secretariaat alsook van de Juridische en Technische Commissie in het kader van hun functies en bevoegdheden alsook voor een welbepaald gebruik.
4. Tien jaar na de datum waarop de vertrouwelijke gegevens en inlichtingen meegedeeld werden aan de Autoriteit of na de datum waarop het exploratiecontract verstrijkt als deze later valt, en vervolgens om de vijf jaar, overlopen de Secretaris-generaal en de contractant deze gegevens en inlichtingen om te bepalen of ze vertrouwelijk moeten blijven. Blijven vertrouwelijk: die waarvan de contractant denkt dat hun verspreiding onterecht tot een ernstig economisch nadeel zou kunnen leiden. Er mogen geen gegevens of inlichtingen worden verspreid voordat de contractant redelijkerwijs de mogelijkheid gehad heeft om alle rechtsmiddelen te gebruiken waarover ze overeenkomstig Afdeling 5 van deel XI van het Verdrag beschikt.
5. Als de contractant, gelijk wanneer na het verstrijken van het exploratiecontract, een exploitatiecontract met betrekking tot een deel van de exploratiegebied afsluit, blijven de vertrouwelijke gegevens en inlichtingen met betrekking tot dit gebied vertrouwelijk, overeenkomstig het exploitatiecontract.
6. De contractant mag gelijk wanneer het vertrouwelijk karakter van de gegevens en inlichtingen opheffen.
1. Worden vertrouwelijk geacht: de gegevens en inlichtingen die voorgelegd of meegedeeld worden aan de Autoriteit, of aan iedereen die deelneemt aan een programma dat of een activiteit die de Autoriteit in toepassing van dit Voorschrift of van een contract dat krachtens dit Voorschrift opgesteld is, dat/die de contractant, in overleg met de Secretaris-generaal, als dusdanig aangeduid heeft, tenzij het gaat om gegevens en inlichtingen:
a) die algemeen gekend zijn of gemakkelijk toegankelijk zijn bij andere bronnen;
b) die de eigenaar ervan reeds toegankelijk gemaakt heeft zonder verplichting inzake het vertrouwelijk karakter; of
c) waarover de Autoriteit reeds beschikt zonder verplichting inzake het vertrouwelijk karakter.
2. De gegevens en inlichtingen die nodig zijn voor de uitwerking door de Autoriteit van regels, voorschriften en procedures met betrekking tot de bescherming en het behoud van het mariene milieu en tot de veiligheid, die anders zijn dan de gegevens met betrekking tot de conceptie van de uitrusting, die tot de industriële eigendom behoren, worden niet als vertrouwelijk beschouwd.
3. De Secretaris-generaal, het personeel van het Secretariaat dat de toelating van de Secretaris-generaal heeft, alsook de leden van de Juridische en Technische Commissie mogen de vertrouwelijke gegevens en inlichtingen enkel gebruiken in de mate die nodig is voor de effectieve uitoefening van hun bevoegdheden en functies. De Secretaris-generaal geeft enkel toegang aan de leden van het personeel van het Secretariaat alsook van de Juridische en Technische Commissie in het kader van hun functies en bevoegdheden alsook voor een welbepaald gebruik.
4. Tien jaar na de datum waarop de vertrouwelijke gegevens en inlichtingen meegedeeld werden aan de Autoriteit of na de datum waarop het exploratiecontract verstrijkt als deze later valt, en vervolgens om de vijf jaar, overlopen de Secretaris-generaal en de contractant deze gegevens en inlichtingen om te bepalen of ze vertrouwelijk moeten blijven. Blijven vertrouwelijk: die waarvan de contractant denkt dat hun verspreiding onterecht tot een ernstig economisch nadeel zou kunnen leiden. Er mogen geen gegevens of inlichtingen worden verspreid voordat de contractant redelijkerwijs de mogelijkheid gehad heeft om alle rechtsmiddelen te gebruiken waarover ze overeenkomstig Afdeling 5 van deel XI van het Verdrag beschikt.
5. Als de contractant, gelijk wanneer na het verstrijken van het exploratiecontract, een exploitatiecontract met betrekking tot een deel van de exploratiegebied afsluit, blijven de vertrouwelijke gegevens en inlichtingen met betrekking tot dit gebied vertrouwelijk, overeenkomstig het exploitatiecontract.
6. De contractant mag gelijk wanneer het vertrouwelijk karakter van de gegevens en inlichtingen opheffen.
Art.38. Confidentialité des données et informations
1. Sont réputées confidentielles les données et informations présentées ou communiquées à l'Autorité, ou à toute personne participant à un programme ou une activité de l'Autorité en application du présent Règlement ou d'un contrat émis en vertu du présent Règlement, que le contractant, en consultation avec le Secrétaire général, a désignées comme telles, à moins qu'il ne s'agisse de données et informations :
a) Qui sont de notoriété publique ou facilement accessibles auprès d'autres sources;
b) Que leur propriétaire a antérieurement rendues accessibles sans obligation de confidentialité; ou
c) Dont l'Autorité est déjà en possession sans obligation de confidentialité.
2. Les données et informations qui sont nécessaires à l'élaboration par l'Autorité des règles, règlements et procédures relatifs à la protection et à la préservation du milieu marin et à la sécurité, autres que les données relatives à la conception de l'équipement réputées être propriété industrielle, ne sont pas considérées comme confidentielles.
3. Le Secrétaire général, le personnel du Secrétariat, avec l'autorisation du Secrétaire général, et les membres de la Commission juridique et technique peuvent utiliser les données et informations confidentielles uniquement dans la mesure nécessaire à l'exercice effectif de leurs attributions et fonctions. Le Secrétaire général n'en autorise l'accès aux membres du personnel du Secrétariat et de la Commission juridique et technique que dans le cadre de leurs fonctions et attributions et pour un usage précis.
4. Dix ans après la date à laquelle les données et informations confidentielles ont été communiquées à l'Autorité ou la date d'expiration du contrat d'exploration si celle-ci est postérieure, et tous les cinq ans par la suite, le Secrétaire général et le contractant passent en revue ces données et informations pour déterminer si elles doivent demeurer confidentielles. Demeurent confidentielles celles dont le contractant considère que la divulgation serait susceptible de lui causer injustement un grave préjudice économique. Aucune donnée ou information n'est divulguée avant que le contractant n'ait raisonnablement eu la possibilité d'épuiser les recours judiciaires dont il dispose conformément à la section 5 de la partie XI de la Convention.
5. Si, à tout moment après l'expiration du contrat d'exploration, le contractant conclut un contrat d'exploitation relatif à un secteur de la zone d'exploration, les données et informations confidentielles se rapportant à ce secteur restent confidentielles, conformément au contrat d'exploitation.
6. Le contractant peut, à tout moment, lever la confidentialité des données et informations.
1. Sont réputées confidentielles les données et informations présentées ou communiquées à l'Autorité, ou à toute personne participant à un programme ou une activité de l'Autorité en application du présent Règlement ou d'un contrat émis en vertu du présent Règlement, que le contractant, en consultation avec le Secrétaire général, a désignées comme telles, à moins qu'il ne s'agisse de données et informations :
a) Qui sont de notoriété publique ou facilement accessibles auprès d'autres sources;
b) Que leur propriétaire a antérieurement rendues accessibles sans obligation de confidentialité; ou
c) Dont l'Autorité est déjà en possession sans obligation de confidentialité.
2. Les données et informations qui sont nécessaires à l'élaboration par l'Autorité des règles, règlements et procédures relatifs à la protection et à la préservation du milieu marin et à la sécurité, autres que les données relatives à la conception de l'équipement réputées être propriété industrielle, ne sont pas considérées comme confidentielles.
3. Le Secrétaire général, le personnel du Secrétariat, avec l'autorisation du Secrétaire général, et les membres de la Commission juridique et technique peuvent utiliser les données et informations confidentielles uniquement dans la mesure nécessaire à l'exercice effectif de leurs attributions et fonctions. Le Secrétaire général n'en autorise l'accès aux membres du personnel du Secrétariat et de la Commission juridique et technique que dans le cadre de leurs fonctions et attributions et pour un usage précis.
4. Dix ans après la date à laquelle les données et informations confidentielles ont été communiquées à l'Autorité ou la date d'expiration du contrat d'exploration si celle-ci est postérieure, et tous les cinq ans par la suite, le Secrétaire général et le contractant passent en revue ces données et informations pour déterminer si elles doivent demeurer confidentielles. Demeurent confidentielles celles dont le contractant considère que la divulgation serait susceptible de lui causer injustement un grave préjudice économique. Aucune donnée ou information n'est divulguée avant que le contractant n'ait raisonnablement eu la possibilité d'épuiser les recours judiciaires dont il dispose conformément à la section 5 de la partie XI de la Convention.
5. Si, à tout moment après l'expiration du contrat d'exploration, le contractant conclut un contrat d'exploitation relatif à un secteur de la zone d'exploration, les données et informations confidentielles se rapportant à ce secteur restent confidentielles, conformément au contrat d'exploitation.
6. Le contractant peut, à tout moment, lever la confidentialité des données et informations.
Art.39. Bescherming van het vertrouwelijk karakter
1. De Secretaris-generaal ziet erop toe dat het vertrouwelijk karakter van alle gegevens en inlichtingen nageleefd wordt, en onthult deze niet aan personen die buiten de Autoriteit staan, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de contractant. Om het vertrouwelijk karakter van de gegevens en inlichtingen te vrijwaren, stelt hij procedures op punt, overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag die het gebruik van vertrouwelijke informatie door het Secretariaat, de leden van de Juridische en Technische Commissie alsook gelijk welke persoon die aan een activiteit of programma van de Autoriteit deelneemt, regelen. Deze procedures bestaan er met name in:
a) De vertrouwelijke gegevens en inlichtingen op een veilige plaats te bewaren en veiligheidsmaatregelen te voorzien om elke ongeoorloofde toegang tot deze gegevens en inlichtingen of de inbeslagname ervan te voorkomen;
b) Een systeem op punt te stellen voor de klassering, registratie en inventarisatie van alle ontvangen schriftelijke gegevens en inlichtingen, met inbegrip van het type en de oorsprong van deze gegevens en inlichtingen alsook het traject dat ze van de ontvangst tot het laatste gebruik ervan afgelegd hebben.
2. De gemachtigden die krachtens dit Voorschrift toegang hebben tot vertrouwelijke gegevens en inlichtingen, verspreiden deze niet, behalve in de gevallen die door het Verdrag en dit Voorschrift voorzien zijn. De Secretaris-generaal vraagt iedereen die toegang tot deze vertrouwelijke gegevens en inlichtingen heeft, in zijn aanwezigheid of in aanwezigheid van zijn gemachtigde vertegenwoordiger, een schriftelijke verklaring af te leggen krachtens dewelke deze persoon:
a) erkent dat ze, krachtens het Verdrag en dit Voorschrift, de vertrouwelijke gegevens en inlichtingen niet mag verspreiden;
b) zich ertoe verbindt de regels en procedures na te leven die opgesteld zijn om het vertrouwelijk karakter van deze gegevens en inlichtingen te vrijwaren.
3. De Juridische en Technische Commissie beschermt het vertrouwelijk karakter van alle gegevens en inlichtingen die aan haar meegedeeld worden overeenkomstig dit Voorschrift of een contract dat krachtens dit Voorschrift opgesteld is. In toepassing van artikel 163, 8) van het Verdrag mogen de leden van de Commissie, zelfs niet na de beëindiging van hun functies, geen enkel bedrijfsgeheim, geen enkel gegeven dat als industriële eigendom beschouwd wordt en aan de Autoriteit meegedeeld werd in toepassing van artikel 14 van bijlage III bij het Verdrag, noch enige andere vertrouwelijke inlichting waarvan ze kennis genomen hebben tijdens de uitoefening van hun functies ten dienste van de Autoriteit, verspreiden.
4. De Secretaris-generaal en het personeel van de Autoriteit mogen, zelfs niet na de beëindiging van hun functies, geen enkel bedrijfsgeheim, geen enkel gegeven dat als industriële eigendom beschouwd wordt en aan de Autoriteit meegedeeld werd in toepassing van artikel 14 van bijlage III bij het Verdrag, noch enige andere vertrouwelijke inlichting waarvan ze kennis genomen hebben tijdens de uitoefening van hun functies ten dienste van de Autoriteit, verspreiden.
5. Rekening houdend met haar verantwoordelijkheid die beoogd wordt in artikel 22 van bijlage III bij het Verdrag, mag de Autoriteit gepaste maatregelen nemen tegen iedereen die, via de uitoefening van zijn functies ten dienste van de Autoriteit, toegang heeft tot vertrouwelijke gegevens en inlichtingen, en de verplichtingen inzake het vertrouwelijk karakter die in het Verdrag en dit Voorschrift vermeld zijn, niet nageleefd heeft.
1. De Secretaris-generaal ziet erop toe dat het vertrouwelijk karakter van alle gegevens en inlichtingen nageleefd wordt, en onthult deze niet aan personen die buiten de Autoriteit staan, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de contractant. Om het vertrouwelijk karakter van de gegevens en inlichtingen te vrijwaren, stelt hij procedures op punt, overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag die het gebruik van vertrouwelijke informatie door het Secretariaat, de leden van de Juridische en Technische Commissie alsook gelijk welke persoon die aan een activiteit of programma van de Autoriteit deelneemt, regelen. Deze procedures bestaan er met name in:
a) De vertrouwelijke gegevens en inlichtingen op een veilige plaats te bewaren en veiligheidsmaatregelen te voorzien om elke ongeoorloofde toegang tot deze gegevens en inlichtingen of de inbeslagname ervan te voorkomen;
b) Een systeem op punt te stellen voor de klassering, registratie en inventarisatie van alle ontvangen schriftelijke gegevens en inlichtingen, met inbegrip van het type en de oorsprong van deze gegevens en inlichtingen alsook het traject dat ze van de ontvangst tot het laatste gebruik ervan afgelegd hebben.
2. De gemachtigden die krachtens dit Voorschrift toegang hebben tot vertrouwelijke gegevens en inlichtingen, verspreiden deze niet, behalve in de gevallen die door het Verdrag en dit Voorschrift voorzien zijn. De Secretaris-generaal vraagt iedereen die toegang tot deze vertrouwelijke gegevens en inlichtingen heeft, in zijn aanwezigheid of in aanwezigheid van zijn gemachtigde vertegenwoordiger, een schriftelijke verklaring af te leggen krachtens dewelke deze persoon:
a) erkent dat ze, krachtens het Verdrag en dit Voorschrift, de vertrouwelijke gegevens en inlichtingen niet mag verspreiden;
b) zich ertoe verbindt de regels en procedures na te leven die opgesteld zijn om het vertrouwelijk karakter van deze gegevens en inlichtingen te vrijwaren.
3. De Juridische en Technische Commissie beschermt het vertrouwelijk karakter van alle gegevens en inlichtingen die aan haar meegedeeld worden overeenkomstig dit Voorschrift of een contract dat krachtens dit Voorschrift opgesteld is. In toepassing van artikel 163, 8) van het Verdrag mogen de leden van de Commissie, zelfs niet na de beëindiging van hun functies, geen enkel bedrijfsgeheim, geen enkel gegeven dat als industriële eigendom beschouwd wordt en aan de Autoriteit meegedeeld werd in toepassing van artikel 14 van bijlage III bij het Verdrag, noch enige andere vertrouwelijke inlichting waarvan ze kennis genomen hebben tijdens de uitoefening van hun functies ten dienste van de Autoriteit, verspreiden.
4. De Secretaris-generaal en het personeel van de Autoriteit mogen, zelfs niet na de beëindiging van hun functies, geen enkel bedrijfsgeheim, geen enkel gegeven dat als industriële eigendom beschouwd wordt en aan de Autoriteit meegedeeld werd in toepassing van artikel 14 van bijlage III bij het Verdrag, noch enige andere vertrouwelijke inlichting waarvan ze kennis genomen hebben tijdens de uitoefening van hun functies ten dienste van de Autoriteit, verspreiden.
5. Rekening houdend met haar verantwoordelijkheid die beoogd wordt in artikel 22 van bijlage III bij het Verdrag, mag de Autoriteit gepaste maatregelen nemen tegen iedereen die, via de uitoefening van zijn functies ten dienste van de Autoriteit, toegang heeft tot vertrouwelijke gegevens en inlichtingen, en de verplichtingen inzake het vertrouwelijk karakter die in het Verdrag en dit Voorschrift vermeld zijn, niet nageleefd heeft.
Art.39. Protection de la confidentialité
1. Le Secrétaire général veille au respect du caractère confidentiel de toutes les données et informations et ne les divulgue pas à des personnes extérieures à l'Autorité, sauf autorisation écrite préalable du contractant. Pour garantir la confidentialité des données et informations, il met au point des procédures, conformément aux dispositions de la Convention, qui régissent l'utilisation des informations confidentielles par le Secrétariat, les membres de la Commission juridique et technique et toute autre personne participant à une activité ou un programme de l'Autorité. Ces procédures consistent notamment :
a) A conserver en lieu sûr les données et informations confidentielles et à prévoir des mesures de sécurité pour prévenir tout accès non autorisé à ces données et informations ou leur saisie;
b) A mettre au point un système de classement, d'enregistrement et d'inventaire de toutes les données et informations écrites reçues, y compris le type, l'origine et le cheminement de ces données et informations depuis leur réception jusqu'à leur dernière utilisation.
2. Les personnes autorisées à accéder à des données et informations confidentielles en vertu du présent Règlement ne les divulguent pas, sauf dans les cas prévus par la Convention et le présent Règlement. Le Secrétaire général demande à toute personne ayant accès à des données et informations confidentielles de faire une déclaration écrite en sa présence ou en présence de son représentant accrédité, aux termes de laquelle cette personne :
a) Reconnaît qu'elle est juridiquement tenue, en vertu de la Convention et du présent Règlement, de ne pas divulguer les données et informations confidentielles;
b) S'engage à respecter les règles et procédures établies pour garantir le caractère confidentiel de ces données et informations.
3. La Commission juridique et technique protège la confidentialité de toutes les données et informations qui lui sont communiquées conformément au présent Règlement ou à un contrat émis en vertu du présent Règlement. En application de l'article 163 8), de la Convention, les membres de la Commission ne doivent divulguer, même après la cessation de leurs fonctions, aucun secret industriel, aucune donnée qui est propriété industrielle et qui a été communiquée à l'Autorité en application de l'article 14 de l'annexe III de la Convention, ni aucun autre renseignement confidentiel dont ils ont connaissance à raison de leurs fonctions au service de l'Autorité.
4. Le Secrétaire général et le personnel de l'Autorité ne doivent divulguer, même après la cessation de leurs fonctions, aucun secret industriel, aucune donnée qui est propriété industrielle et qui a été communiquée à l'Autorité en application de l'article 14 de l'annexe III de la Convention, ni aucun autre renseignement confidentiel dont ils ont connaissance à raison de leurs fonctions au service de l'Autorité.
5. Compte tenu de sa responsabilité visée à l'article 22 de l'annexe III de la Convention, l'Autorité peut prendre des mesures appropriées contre toute personne qui, à raison de fonctions au service de l'Autorité, a accès à des données et informations confidentielles et n'a pas observé les obligations de confidentialité énoncées dans la Convention et dans le présent Règlement.
1. Le Secrétaire général veille au respect du caractère confidentiel de toutes les données et informations et ne les divulgue pas à des personnes extérieures à l'Autorité, sauf autorisation écrite préalable du contractant. Pour garantir la confidentialité des données et informations, il met au point des procédures, conformément aux dispositions de la Convention, qui régissent l'utilisation des informations confidentielles par le Secrétariat, les membres de la Commission juridique et technique et toute autre personne participant à une activité ou un programme de l'Autorité. Ces procédures consistent notamment :
a) A conserver en lieu sûr les données et informations confidentielles et à prévoir des mesures de sécurité pour prévenir tout accès non autorisé à ces données et informations ou leur saisie;
b) A mettre au point un système de classement, d'enregistrement et d'inventaire de toutes les données et informations écrites reçues, y compris le type, l'origine et le cheminement de ces données et informations depuis leur réception jusqu'à leur dernière utilisation.
2. Les personnes autorisées à accéder à des données et informations confidentielles en vertu du présent Règlement ne les divulguent pas, sauf dans les cas prévus par la Convention et le présent Règlement. Le Secrétaire général demande à toute personne ayant accès à des données et informations confidentielles de faire une déclaration écrite en sa présence ou en présence de son représentant accrédité, aux termes de laquelle cette personne :
a) Reconnaît qu'elle est juridiquement tenue, en vertu de la Convention et du présent Règlement, de ne pas divulguer les données et informations confidentielles;
b) S'engage à respecter les règles et procédures établies pour garantir le caractère confidentiel de ces données et informations.
3. La Commission juridique et technique protège la confidentialité de toutes les données et informations qui lui sont communiquées conformément au présent Règlement ou à un contrat émis en vertu du présent Règlement. En application de l'article 163 8), de la Convention, les membres de la Commission ne doivent divulguer, même après la cessation de leurs fonctions, aucun secret industriel, aucune donnée qui est propriété industrielle et qui a été communiquée à l'Autorité en application de l'article 14 de l'annexe III de la Convention, ni aucun autre renseignement confidentiel dont ils ont connaissance à raison de leurs fonctions au service de l'Autorité.
4. Le Secrétaire général et le personnel de l'Autorité ne doivent divulguer, même après la cessation de leurs fonctions, aucun secret industriel, aucune donnée qui est propriété industrielle et qui a été communiquée à l'Autorité en application de l'article 14 de l'annexe III de la Convention, ni aucun autre renseignement confidentiel dont ils ont connaissance à raison de leurs fonctions au service de l'Autorité.
5. Compte tenu de sa responsabilité visée à l'article 22 de l'annexe III de la Convention, l'Autorité peut prendre des mesures appropriées contre toute personne qui, à raison de fonctions au service de l'Autorité, a accès à des données et informations confidentielles et n'a pas observé les obligations de confidentialité énoncées dans la Convention et dans le présent Règlement.
Deel VII. - Procedures van algemene aard
Partie VII. - Procédures de caractère général
Art.40. Kennisgeving en procedures van algemene aard
1. Elke aanvraag, kennisgeving, goedkeuring, afstand, richtlijn, instructie, toestemming of elk verzoek, verslag met het oog op dit Voorschrift wordt schriftelijk geformuleerd door de Secretaris-generaal, de vertegenwoordiger die de prospector aangeduid heeft, de aanvrager of de contractant, naargelang het geval. De verplichting om informatie te verstrekken schriftelijk op grond van dit Voorschrift is voldaan indien dergelijke informatie wordt verstrekt in een elektronisch document met een digitale handtekening. De kennisgevingen worden uitgevoerd in persoon of via telex, fax, aangetekende brief die per vliegtuig verzonden wordt of e-mail die geauthentifieerd is door een gemachtigde elektronische handtekening, gericht aan de Secretaris-generaal op de hoofdzetel van de Autoriteit of aan de aangeduide vertegenwoordiger.
2. De kennisgeving in persoon vangt aan op het moment waarop ze uitgevoerd wordt. Men gaat ervan uit dat de kennisgeving via telex aanvangt op de werkdag die volgt op de dag waarop de vermelding " antwoord " op het telextoestel van de verzender verschijnt. De kennisgeving via fax vangt aan wanneer de verzender het " ontvangstbewijs " ontvangt waarop de verzending naar het nummer van de gepubliceerde fax van de bestemmeling bevestigd wordt. Men gaat ervan uit dat de kennisgeving via aangetekende brief die per vliegtuig verzonden wordt, uitgevoerd wordt 21 dagen nadat de brief gepost werd. Men gaat ervan uit dat een elektronisch document ontvangen is door zijn bestemmeling wanneer het ingevoerd is in een computersysteem dat door de bestemmeling ontworpen of gebruikt werd om documenten te ontvangen van hetzelfde type als het type dat aan hem gericht werd en het door deze bestemmeling gerecupereerd en verwerkt kan worden.
3. De kennisgeving aan de vertegenwoordiger die de prospector, de aanvrager of de contractant aangeduid heeft, geldt als kennisgeving aan de prospector, aanvrager of contractant met het oog op dit Voorschrift, en de aangeduide vertegenwoordiger is de vertegenwoordiger van de prospector, van de aanvrager of van de contractant met het oog op de betekening of kennisgeving ter gelegenheid van elke instantie voor elke bevoegde rechtbank.
4. De kennisgeving aan de Secretaris-generaal geldt als kennisgeving aan de Autoriteit met het oog op dit Voorschrift, en de Secretaris-generaal is de vertegenwoordiger van deze laatste met het oog op de betekening of kennisgeving ter gelegenheid van elke instantie voor elke bevoegde rechtbank.
1. Elke aanvraag, kennisgeving, goedkeuring, afstand, richtlijn, instructie, toestemming of elk verzoek, verslag met het oog op dit Voorschrift wordt schriftelijk geformuleerd door de Secretaris-generaal, de vertegenwoordiger die de prospector aangeduid heeft, de aanvrager of de contractant, naargelang het geval. De verplichting om informatie te verstrekken schriftelijk op grond van dit Voorschrift is voldaan indien dergelijke informatie wordt verstrekt in een elektronisch document met een digitale handtekening. De kennisgevingen worden uitgevoerd in persoon of via telex, fax, aangetekende brief die per vliegtuig verzonden wordt of e-mail die geauthentifieerd is door een gemachtigde elektronische handtekening, gericht aan de Secretaris-generaal op de hoofdzetel van de Autoriteit of aan de aangeduide vertegenwoordiger.
2. De kennisgeving in persoon vangt aan op het moment waarop ze uitgevoerd wordt. Men gaat ervan uit dat de kennisgeving via telex aanvangt op de werkdag die volgt op de dag waarop de vermelding " antwoord " op het telextoestel van de verzender verschijnt. De kennisgeving via fax vangt aan wanneer de verzender het " ontvangstbewijs " ontvangt waarop de verzending naar het nummer van de gepubliceerde fax van de bestemmeling bevestigd wordt. Men gaat ervan uit dat de kennisgeving via aangetekende brief die per vliegtuig verzonden wordt, uitgevoerd wordt 21 dagen nadat de brief gepost werd. Men gaat ervan uit dat een elektronisch document ontvangen is door zijn bestemmeling wanneer het ingevoerd is in een computersysteem dat door de bestemmeling ontworpen of gebruikt werd om documenten te ontvangen van hetzelfde type als het type dat aan hem gericht werd en het door deze bestemmeling gerecupereerd en verwerkt kan worden.
3. De kennisgeving aan de vertegenwoordiger die de prospector, de aanvrager of de contractant aangeduid heeft, geldt als kennisgeving aan de prospector, aanvrager of contractant met het oog op dit Voorschrift, en de aangeduide vertegenwoordiger is de vertegenwoordiger van de prospector, van de aanvrager of van de contractant met het oog op de betekening of kennisgeving ter gelegenheid van elke instantie voor elke bevoegde rechtbank.
4. De kennisgeving aan de Secretaris-generaal geldt als kennisgeving aan de Autoriteit met het oog op dit Voorschrift, en de Secretaris-generaal is de vertegenwoordiger van deze laatste met het oog op de betekening of kennisgeving ter gelegenheid van elke instantie voor elke bevoegde rechtbank.
Art.40. Notification et procédures de caractère général
1. Toute demande, requête, notification, approbation, renonciation, directive ou instruction ou tout rapport ou consentement aux fins du présent Règlement sont formulés par écrit par le Secrétaire général ou par le représentant désigné du prospecteur, du demandeur ou du contractant, selon le cas. L'obligation de fournir des informations par écrit en application du présent Règlement est satisfaite si ces informations sont fournies dans un document électronique comportant une signature numérique. Les notifications sont faites à personne ou par télex, télécopie, lettre recommandée expédiée par avion ou courrier électronique authentifié par une signature électronique autorisée adressés au Secrétaire général au siège de l'Autorité ou au représentant désigné.
2. La notification à personne prend effet au moment où elle est faite. La notification par télex est réputée effectuée le jour ouvrable suivant le jour où la mention " réponse " apparaît sur l'appareil de télex de l'expéditeur. La notification par télécopie prend effet lorsque l'expéditeur reçoit " l'accusé de réception " confirmant la transmission au numéro de télécopie publié du destinataire. La notification par lettre recommandée expédiée par avion est réputée effectuée 21 jours après que la lettre a été postée. Un document électronique est réputé reçu par son destinataire lorsqu'il entre dans un système informatique conçu ou utilisé par le destinataire pour recevoir des documents du type de celui qui lui est adressé et qu'il peut être récupéré et traité par ce destinataire.
3. La notification au représentant désigné du prospecteur, du demandeur ou du contractant vaut notification au prospecteur, demandeur ou contractant aux fins du présent Règlement, et le représentant désigné est le représentant du prospecteur, du demandeur ou du contractant aux fins de signification ou de notification à l'occasion de toute instance devant toute juridiction compétente.
4. La notification au Secrétaire général vaut notification à l'Autorité aux fins du présent Règlement, et le Secrétaire général est le représentant de celle-ci aux fins de signification ou de notification à l'occasion de toute instance devant toute juridiction compétente.
1. Toute demande, requête, notification, approbation, renonciation, directive ou instruction ou tout rapport ou consentement aux fins du présent Règlement sont formulés par écrit par le Secrétaire général ou par le représentant désigné du prospecteur, du demandeur ou du contractant, selon le cas. L'obligation de fournir des informations par écrit en application du présent Règlement est satisfaite si ces informations sont fournies dans un document électronique comportant une signature numérique. Les notifications sont faites à personne ou par télex, télécopie, lettre recommandée expédiée par avion ou courrier électronique authentifié par une signature électronique autorisée adressés au Secrétaire général au siège de l'Autorité ou au représentant désigné.
2. La notification à personne prend effet au moment où elle est faite. La notification par télex est réputée effectuée le jour ouvrable suivant le jour où la mention " réponse " apparaît sur l'appareil de télex de l'expéditeur. La notification par télécopie prend effet lorsque l'expéditeur reçoit " l'accusé de réception " confirmant la transmission au numéro de télécopie publié du destinataire. La notification par lettre recommandée expédiée par avion est réputée effectuée 21 jours après que la lettre a été postée. Un document électronique est réputé reçu par son destinataire lorsqu'il entre dans un système informatique conçu ou utilisé par le destinataire pour recevoir des documents du type de celui qui lui est adressé et qu'il peut être récupéré et traité par ce destinataire.
3. La notification au représentant désigné du prospecteur, du demandeur ou du contractant vaut notification au prospecteur, demandeur ou contractant aux fins du présent Règlement, et le représentant désigné est le représentant du prospecteur, du demandeur ou du contractant aux fins de signification ou de notification à l'occasion de toute instance devant toute juridiction compétente.
4. La notification au Secrétaire général vaut notification à l'Autorité aux fins du présent Règlement, et le Secrétaire général est le représentant de celle-ci aux fins de signification ou de notification à l'occasion de toute instance devant toute juridiction compétente.
Art.41. Aanbevelingen die voor de contractanten bedoeld zijn
1. De Juridische en Technische Commissie mag regelmatig aanbevelingen van technische of administratieve aard formuleren die voor de contractanten bedoeld zijn, om hen de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit te helpen toepassen.
2. De volledige tekst van deze aanbevelingen wordt aan de Raad meegedeeld. Indien de Raad oordeelt dat een aanbeveling onverenigbaar is met het doel en het voorwerp van dit Voorschrift, mag hij de wijziging of intrekking ervan aanvragen.
1. De Juridische en Technische Commissie mag regelmatig aanbevelingen van technische of administratieve aard formuleren die voor de contractanten bedoeld zijn, om hen de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit te helpen toepassen.
2. De volledige tekst van deze aanbevelingen wordt aan de Raad meegedeeld. Indien de Raad oordeelt dat een aanbeveling onverenigbaar is met het doel en het voorwerp van dit Voorschrift, mag hij de wijziging of intrekking ervan aanvragen.
Art.41. Recommandations à l'intention des contractants
1. La Commission juridique et technique peut formuler de temps à autre des recommandations de caractère technique ou administratif à l'intention des contractants pour aider ceux-ci à appliquer les règles, règlements et procédures de l'Autorité.
2. Le texte intégral de ces recommandations est communiqué au Conseil. S'il estime qu'une recommandation est incompatible avec le but et l'objet du présent Règlement, le Conseil peut en demander la modification ou le retrait.
1. La Commission juridique et technique peut formuler de temps à autre des recommandations de caractère technique ou administratif à l'intention des contractants pour aider ceux-ci à appliquer les règles, règlements et procédures de l'Autorité.
2. Le texte intégral de ces recommandations est communiqué au Conseil. S'il estime qu'une recommandation est incompatible avec le but et l'objet du présent Règlement, le Conseil peut en demander la modification ou le retrait.
Deel VIII. - Regeling van geschillen
Partie VIII. - Règlement des différends
Art.42. Geschillen
1. Elk geschil met betrekking tot de interpretatie of toepassing van dit Voorschrift wordt geregeld overeenkomstig Afdeling 5 van deel XI van het Verdrag.
2. Elke definitieve beslissing van een hof dat of een rechtbank die krachtens het Verdrag bevoegd is om zich uit te spreken over de rechten en plichten van de Autoriteit en van de contractant is uitvoerbaar op het grondgebied van elke Verdragsluitende Staat.
1. Elk geschil met betrekking tot de interpretatie of toepassing van dit Voorschrift wordt geregeld overeenkomstig Afdeling 5 van deel XI van het Verdrag.
2. Elke definitieve beslissing van een hof dat of een rechtbank die krachtens het Verdrag bevoegd is om zich uit te spreken over de rechten en plichten van de Autoriteit en van de contractant is uitvoerbaar op het grondgebied van elke Verdragsluitende Staat.
Art.42. Différends
1. Tout différend relatif à l'interprétation ou à l'application du présent Règlement est réglé conformément à la section 5 de la partie XI de la Convention.
2. Toute décision définitive rendue par une cour ou un tribunal ayant compétence en vertu de la Convention au sujet des droits et obligations de l'Autorité et du contractant est exécutoire sur le territoire de tout Etat partie à la Convention.
1. Tout différend relatif à l'interprétation ou à l'application du présent Règlement est réglé conformément à la section 5 de la partie XI de la Convention.
2. Toute décision définitive rendue par une cour ou un tribunal ayant compétence en vertu de la Convention au sujet des droits et obligations de l'Autorité et du contractant est exécutoire sur le territoire de tout Etat partie à la Convention.
Deel IX. - Ander materiaal dan de kobalt-rijke korsten
Partie IX. - Ressources autres que les encroûtements cobaltifères
Art.43. Ander materiaal dan de kobalt-rijke korsten
Indien een prospector of een contractant in het Gebied ander materiaal dan de kobalt-rijke korsten vindt, wordt de prospectie, exploratie en exploitatie van dit materiaal onderworpen aan de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit met betrekking tot dit materiaal, overeenkomstig het Verdrag en de Overeenkomst. De prospector of de contractant stelt de Autoriteit in kennis van zijn/haar ontdekking.
Indien een prospector of een contractant in het Gebied ander materiaal dan de kobalt-rijke korsten vindt, wordt de prospectie, exploratie en exploitatie van dit materiaal onderworpen aan de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit met betrekking tot dit materiaal, overeenkomstig het Verdrag en de Overeenkomst. De prospector of de contractant stelt de Autoriteit in kennis van zijn/haar ontdekking.
Art.43. Ressources autres que les encroûtements cobaltifères
Si un prospecteur ou un contractant trouve dans la Zone des ressources autres que des encroûtements cobaltifères, la prospection, l'exploration et l'exploitation de ces ressources sont soumises aux règles, règlements et procédures de l'Autorité concernant ces ressources, conformément à la Convention et à l'Accord. Le prospecteur ou le contractant notifie sa découverte à l'Autorité.
Si un prospecteur ou un contractant trouve dans la Zone des ressources autres que des encroûtements cobaltifères, la prospection, l'exploration et l'exploitation de ces ressources sont soumises aux règles, règlements et procédures de l'Autorité concernant ces ressources, conformément à la Convention et à l'Accord. Le prospecteur ou le contractant notifie sa découverte à l'Autorité.
Deel X. - Herziening
Partie X. - Révision
Art.44. Herziening
1. Vijf jaar na de goedkeuring van dit Voorschrift door de Algemene Vergadering of op gelijk welk later tijdstip, controleert de Raad de manier waarop het voorschrift in de praktijk gefunctioneerd heeft.
2. Als uit de vooruitgang van de kennis of van de technieken blijkt dat het voorschrift niet geschikt is, kunnen elke Verdragsluitende Staat, de Juridische en Technische Commissie alsook elke contractant die handelt onder dekking van de Staat die voor hem borg staat, gelijk wanneer, aan de Raad vragen, tijdens zijn volgende gewone zitting, projecten inzake de herziening van het voorschrift te onderzoeken.
3. Met het oog op dit nazicht mag de Raad amendementen van het voorschrift goedkeuren en deze voorlopig toepassen in afwachting van de goedkeuring ervan door de Algemene Vergadering, rekening houdend met de aanbevelingen van de Juridische en Technische Commissie of van de betrokken suborganen. De mogelijke amendementen van het voorschrift brengen de rechten die door een contractant van de Autoriteit verworven zijn krachtens een contract dat afgesloten werd overeenkomstig het voorschrift dat van kracht is op de datum waarop deze amendementen goedgekeurd werden, niet in het gedrang.
4. Indien een van de bepalingen van dit Voorschrift gewijzigd wordt, kunnen de contractant en de Autoriteit het contract herzien overeenkomstig artikel 24 van bijlage IV.
1. Vijf jaar na de goedkeuring van dit Voorschrift door de Algemene Vergadering of op gelijk welk later tijdstip, controleert de Raad de manier waarop het voorschrift in de praktijk gefunctioneerd heeft.
2. Als uit de vooruitgang van de kennis of van de technieken blijkt dat het voorschrift niet geschikt is, kunnen elke Verdragsluitende Staat, de Juridische en Technische Commissie alsook elke contractant die handelt onder dekking van de Staat die voor hem borg staat, gelijk wanneer, aan de Raad vragen, tijdens zijn volgende gewone zitting, projecten inzake de herziening van het voorschrift te onderzoeken.
3. Met het oog op dit nazicht mag de Raad amendementen van het voorschrift goedkeuren en deze voorlopig toepassen in afwachting van de goedkeuring ervan door de Algemene Vergadering, rekening houdend met de aanbevelingen van de Juridische en Technische Commissie of van de betrokken suborganen. De mogelijke amendementen van het voorschrift brengen de rechten die door een contractant van de Autoriteit verworven zijn krachtens een contract dat afgesloten werd overeenkomstig het voorschrift dat van kracht is op de datum waarop deze amendementen goedgekeurd werden, niet in het gedrang.
4. Indien een van de bepalingen van dit Voorschrift gewijzigd wordt, kunnen de contractant en de Autoriteit het contract herzien overeenkomstig artikel 24 van bijlage IV.
Art.44. Révision
1. Cinq ans après l'approbation du présent Règlement par l'Assemblée ou à tout autre moment par la suite, le Conseil procède à un examen de la manière dont le Règlement a fonctionné dans la pratique.
2. Si le progrès des connaissances ou des techniques fait apparaître que le Règlement n'est pas adéquat, tout Etat partie ainsi que la Commission juridique et technique et tout contractant agissant sous couvert de l'Etat qui le patronne ont, à tout moment, la faculté de demander au Conseil d'examiner, à sa prochaine session ordinaire, des projets de révision du Règlement.
3. A la lumière de cet examen, le Conseil peut adopter et appliquer à titre provisoire, en attendant qu'ils soient approuvés par l'Assemblée générale, des amendements au présent Règlement en tenant compte des recommandations de la Commission juridique et technique et des autres organes subsidiaires compétents. De tels amendements ne portent pas atteinte aux droits acquis par un contractant de l'Autorité en vertu d'un contrat conclu conformément au Règlement en vigueur à la date où lesdits amendements ont été adoptés.
4. Au cas où l'une quelconque des dispositions du présent Règlement serait modifiée, le contractant et l'Autorité peuvent réviser le contrat conformément à l'article 24 de l'annexe IV.
1. Cinq ans après l'approbation du présent Règlement par l'Assemblée ou à tout autre moment par la suite, le Conseil procède à un examen de la manière dont le Règlement a fonctionné dans la pratique.
2. Si le progrès des connaissances ou des techniques fait apparaître que le Règlement n'est pas adéquat, tout Etat partie ainsi que la Commission juridique et technique et tout contractant agissant sous couvert de l'Etat qui le patronne ont, à tout moment, la faculté de demander au Conseil d'examiner, à sa prochaine session ordinaire, des projets de révision du Règlement.
3. A la lumière de cet examen, le Conseil peut adopter et appliquer à titre provisoire, en attendant qu'ils soient approuvés par l'Assemblée générale, des amendements au présent Règlement en tenant compte des recommandations de la Commission juridique et technique et des autres organes subsidiaires compétents. De tels amendements ne portent pas atteinte aux droits acquis par un contractant de l'Autorité en vertu d'un contrat conclu conformément au Règlement en vigueur à la date où lesdits amendements ont été adoptés.
4. Au cas où l'une quelconque des dispositions du présent Règlement serait modifiée, le contractant et l'Autorité peuvent réviser le contrat conformément à l'article 24 de l'annexe IV.
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1. Bijlage 1. - Kennisgeving van de intentie tot prospectie
1. Naam of handelsnaam van de prospector:
2. Adres:
3. Postadres (als dit van het adres verschilt):
4. Telefoonnummer:
5. Faxnummer:
6. E-mailadres:
7. Nationaliteit van de prospector:
8. Als de prospector een rechtspersoon is, vermeld dan:
a) zijn plaats van inschrijving;
b) zijn hoofdvestiging/domicilie; en
c) voeg een kopie toe van zijn inschrijvingsbewijs.
9. Naam van de vertegenwoordiger die aangeduid is door de prospector:
10. Adres van de vertegenwoordiger die aangeduid is door de prospector (indien dit van bovenvermeld adres verschilt):
11. Postadres (als dit van het adres verschilt):
12. Telefoonnummer:
13. Faxnummer:
14. E-mailadres:
15. Voeg de gegevens toe van het of de grote gebieden die geprospecteerd moet(en) worden (volgens met het Wereld Geodetisch Systeem WGS84).
16. Voeg een algemene beschrijving toe van het prospectieprogramma, met name de datum waarop het moet starten en de vermoedelijke duur ervan;
17. Voeg een brief waarin de prospector zich ertoe verbindt:
a) de bepalingen van het Verdrag en van de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit na te leven betreffende:
i) de medewerking aan de opleidingsprogramma's inzake wetenschappelijk zeeonderzoek en de overdracht van de technieken beoogd in artikelen 143 en 144 van het Verdrag; en
ii) de bescherming en het behoud van het mariene milieu; en
b) te aanvaarden dat de Autoriteit controleert of de Contractant haar verplichtingen effectief vervuld heeft.
18. Verschaf de lijst van alle bijgevoegde stukken en bijlagen bij deze kennisgeving (alle gegevens en inlichtingen moeten worden voorgelegd op papier en onder de digitale vorm die door de Autoriteit voorgeschreven is):
Datum:
Handtekening van
de vertegenwoordiger die aangeduid is door
de prospector
Verklaring:
Handtekening van de auteur van de verklaring
Naam van de auteur van de verklaring
Hoedanigheid van de auteur van de verklaring
1. Naam of handelsnaam van de prospector:
2. Adres:
3. Postadres (als dit van het adres verschilt):
4. Telefoonnummer:
5. Faxnummer:
6. E-mailadres:
7. Nationaliteit van de prospector:
8. Als de prospector een rechtspersoon is, vermeld dan:
a) zijn plaats van inschrijving;
b) zijn hoofdvestiging/domicilie; en
c) voeg een kopie toe van zijn inschrijvingsbewijs.
9. Naam van de vertegenwoordiger die aangeduid is door de prospector:
10. Adres van de vertegenwoordiger die aangeduid is door de prospector (indien dit van bovenvermeld adres verschilt):
11. Postadres (als dit van het adres verschilt):
12. Telefoonnummer:
13. Faxnummer:
14. E-mailadres:
15. Voeg de gegevens toe van het of de grote gebieden die geprospecteerd moet(en) worden (volgens met het Wereld Geodetisch Systeem WGS84).
16. Voeg een algemene beschrijving toe van het prospectieprogramma, met name de datum waarop het moet starten en de vermoedelijke duur ervan;
17. Voeg een brief waarin de prospector zich ertoe verbindt:
a) de bepalingen van het Verdrag en van de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit na te leven betreffende:
i) de medewerking aan de opleidingsprogramma's inzake wetenschappelijk zeeonderzoek en de overdracht van de technieken beoogd in artikelen 143 en 144 van het Verdrag; en
ii) de bescherming en het behoud van het mariene milieu; en
b) te aanvaarden dat de Autoriteit controleert of de Contractant haar verplichtingen effectief vervuld heeft.
18. Verschaf de lijst van alle bijgevoegde stukken en bijlagen bij deze kennisgeving (alle gegevens en inlichtingen moeten worden voorgelegd op papier en onder de digitale vorm die door de Autoriteit voorgeschreven is):
Datum:
Handtekening van
de vertegenwoordiger die aangeduid is door
de prospector
Verklaring:
Handtekening van de auteur van de verklaring
Naam van de auteur van de verklaring
Hoedanigheid van de auteur van de verklaring
Art. N1. Annexe 1. - Notification d'intention de prospecter
1. Nom ou raison sociale du prospecteur :
2. Domicile :
3. Adresse postale (si elle diffère du domicile) :
4. Numéro de téléphone :
5. Numéro de télécopie :
6. Adresse électronique :
7. Nationalité du prospecteur :
8. Si le prospecteur est une personne morale, indiquer :
a) Son lieu d'immatriculation;
b) Son établissement principal/domicile;
c) Joindre copie de son certificat d'immatriculation.
9. Nom du représentant désigné du prospecteur :
10. Domicile du représentant désigné du prospecteur (s'il diffère du domicile du demandeur) :
11. Adresse postale (si elle diffère du domicile) :
12. Numéro de téléphone :
13. Numéro de télécopie :
14. Adresse électronique :
15. Joindre les coordonnées de la ou des grandes zones devant être prospectées (par référence au Système géodésique mondial WGS 84).
16. Joindre une description générale du programme de prospection, notamment la date à laquelle il doit démarrer et sa durée approximative.
17. Joindre une lettre dans laquelle le prospecteur s'engage à :
a) Respecter les dispositions de la Convention et des règles, règlements et procédures de l'Autorité concernant :
i) La coopération aux programmes de formation en matière de recherche scientifique marine et les transferts de techniques visées aux articles 143 et 144 de la Convention; et
ii) La protection et la préservation du milieu marin; et à
b) Accepter que l'Autorité vérifie qu'il s'acquitte effectivement de ces obligations.
18. Fournir la liste de toutes les pièces jointes et annexes à la présente notification (toutes les données et informations doivent être présentées sur support papier et sous la forme numérique prescrite par l'Autorité).
Date : .............................................................. .......................................................
Signature du
représentant désigné du
prospecteur
Attestation :
Signature de l'auteur de l'attestation
Nom de l'auteur de l'attestation
Qualité de l'auteur de l'attestation
1. Nom ou raison sociale du prospecteur :
2. Domicile :
3. Adresse postale (si elle diffère du domicile) :
4. Numéro de téléphone :
5. Numéro de télécopie :
6. Adresse électronique :
7. Nationalité du prospecteur :
8. Si le prospecteur est une personne morale, indiquer :
a) Son lieu d'immatriculation;
b) Son établissement principal/domicile;
c) Joindre copie de son certificat d'immatriculation.
9. Nom du représentant désigné du prospecteur :
10. Domicile du représentant désigné du prospecteur (s'il diffère du domicile du demandeur) :
11. Adresse postale (si elle diffère du domicile) :
12. Numéro de téléphone :
13. Numéro de télécopie :
14. Adresse électronique :
15. Joindre les coordonnées de la ou des grandes zones devant être prospectées (par référence au Système géodésique mondial WGS 84).
16. Joindre une description générale du programme de prospection, notamment la date à laquelle il doit démarrer et sa durée approximative.
17. Joindre une lettre dans laquelle le prospecteur s'engage à :
a) Respecter les dispositions de la Convention et des règles, règlements et procédures de l'Autorité concernant :
i) La coopération aux programmes de formation en matière de recherche scientifique marine et les transferts de techniques visées aux articles 143 et 144 de la Convention; et
ii) La protection et la préservation du milieu marin; et à
b) Accepter que l'Autorité vérifie qu'il s'acquitte effectivement de ces obligations.
18. Fournir la liste de toutes les pièces jointes et annexes à la présente notification (toutes les données et informations doivent être présentées sur support papier et sous la forme numérique prescrite par l'Autorité).
Date : .............................................................. .......................................................
Signature du
représentant désigné du
prospecteur
Attestation :
Signature de l'auteur de l'attestation
Nom de l'auteur de l'attestation
Qualité de l'auteur de l'attestation
Art. N2. Bijlage 2. - Aanvraag tot goedkeuring van een werkplan met betrekking tot de exploratie met het oog op het verkrijgen van een contract
Afdeling I. - Inlichtingen over de aanvrager
1. Naam of handelsnaam van de aanvrager:
2. Adres:
3. Postadres (als dit van het adres verschilt):
4. Telefoonnummer:
5. Faxnummer:
6. E-mailadres:
7. Naam van de vertegenwoordiger die aangeduid is door de aanvrager:
8. Adres van de vertegenwoordiger die aangeduid is door de aanvrager (indien dit van het adres van de prospector verschilt):
9. adres (als dit van het adres verschilt):
10. Telefoonnummer:
11. Faxnummer:
12. E-mailadres:
13. Als de aanvrager een rechtspersoon is, vermeld dan:
a) zijn plaats van inschrijving;
b) zijn hoofdvestiging/domicilie; en
c) voeg een kopie toe van zijn inschrijvingsbewijs.
14. Duid de Staat/Staten aan die borg staat/staan voor de aanvraag.
15. Vermeld voor elke Staat die borg staat voor de aanvraag, de datum waarop hij zijn tool ingediend heeft voor de bekrachtiging van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de Zee uit 1982 of zijn tool voor de toetreding tot of opvolging van dit Verdrag, alsook de datum waarop hij ermee ingestemd heeft gebonden te zijn door de Overeenkomst met betrekking tot de toepassing van deel XI van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de Zee de dato 10 december 1982.
16. Voeg het borgstellingscertificaat toe dat uitgereikt is door de Staat die borg staat voor de aanvraag. Als de aanvrager meer dan één nationaliteit heeft, wat het geval is voor verenigingen of consortia die samengesteld zijn uit entiteiten van meerdere Staten, voeg dan de steunverleningscertificaten toe die al deze Staten uitgereikt hebben.
Afdeling II. - Informatie met betrekking tot het gebied die door de aanvraag beoogd wordt
17. Baken de blokken, die door de aanvraag beoogd worden, af door een kaart, volgens de schaal en volgens de projectie voorgeschreven door de Autoriteit, alsook een lijst van de geografische coördinaten (volgens het Wereld Geodetisch Systeem WGS 84) toe te voegen.
18. Vermeld of de aanvrager ervoor kiest een voorbehouden gebied terug te geven, overeenkomstig Artikel 17 van het Voorschrift, of een deelname in het kapitaal van een joint venture aan te bieden, overeenkomstig Artikel 19.
19. Als de aanvrager ervoor kiest een voorbehouden gebied terug te geven:
a) Voeg een lijst toe met de coördinaten van de twee delen, met eenzelfde geraamde handelswaarde, van het gebied die door de aanvraag beoogd wordt; en
b) Verschaf, in een bijlage, voldoende informatie op basis waarvan de Raad een voorbehouden gebied kan aanduiden, door te steunen op de geraamde handelswaarde van elk deel van het gebied die door de aanvraag beoogd wordt. Dit stuk moet de gegevens bevatten waarover de aanvrager op de twee delen van deze zone beschikt, met name:
i) de gegevens over de plaats, de opmetingen en de evaluatie van de kobalt-rijke korsten in de gebieden, met inbegrip van:
a. De beschrijving van de technieken voor de inzameling en verwerking van de kobalt-rijke korsten, die nodig is om een voorbehouden gebied aan te duiden;
b. Een kaart waarop de fysische en geologische kenmerken van de zone zoals de topografie van de zeebodem, de bathymetrische gegevens en de onderstromen weergegeven worden, alsook informatie over de betrouwbaarheid van deze gegevens;
c. Een kaart waarop de terreingegevens worden weergegeven die gebruikt worden om de parameters (bijvoorbeeld, de dikte) van de kobalt-rijke korsten te bepalen. Het gaat om de parameters die nodig zijn om het volume in tonnen aan kobalt-rijke korsten te bepalen binnen elke blok en cluster van blokken in het exploratiegebied en het voorbehouden gebied;
d. De gegevens die het gemiddeld volume (in metrische tonnen) van elke cluster van blokken kobalt-rijke korsten weergeven die deel zal uitmaken van de mijnsite, waaraan een kaart moet wordt toegevoegd die de plaats van de staalnamepunten en de overeenkomstige volumes weergeeft;
e. De kaarten die het volume en het gehalte van de kobalt-rijke korsten combineren;
f. De berekeningen die uitgevoerd werden aan de hand van algemeen aanvaarde methodes, met name de statistische analyse, op basis van de ingediende gegevens en van de berekeningshypotheses, die ons laten vermoeden dat de twee gebieden kobalt-rijke korsten bevatten met eenzelfde geraamde handelswaarde, uitgedrukt naargelang de metalen die men in dit gebieden kan ontginnen;
g. Een beschrijving van de technieken die de aanvrager gebruikt;
ii) gegevens over het leefmilieu (zowel seizoensgebonden gegevens, als gegevens die tijdens de proefperiode genoteerd werden), met name de snelheid en richting van de wind, het zoutgehalte, de watertemperatuur alsook de biocenose.
20. Als de zone die door de aanvraag beoogd wordt, gelijk welk deel van een voorbehouden gebied bevat, moet men de lijst toevoegen van de gegevens van de zone die in het voorbehouden gebied gelegen is en de kwalificaties van de aanvrager vermelden overeenkomstig artikel 18 van het Voorschrift.
Afdeling III. - Financiële en technische informatie
21. Verschaf voldoende informatie opdat de Raad zou kunnen bepalen of de aanvrager financieel in staat is om het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie uit te voeren en zijn financiële verplichtingen jegens de Autoriteit na te komen.
a) Als de aanvraag van de Onderneming uitgaat, moet men een verklaring van de bevoegde Autoriteit toevoegen waarin bevestigd wordt dat de Onderneming beschikt over de financiële middelen die nodig zijn om de geraamde kostprijs van het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie te dekken;
b) Als de aanvraag van een Staat of een Staatsonderneming uitgaat, moet men een verklaring toevoegen van de aanvragende Staat of van de Staat die borg staat voor de aanvraag, waarin bevestigd wordt dat de aanvrager beschikt over de financiële middelen die nodig zijn om de geraamde kostprijs van het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie te dekken;
c) Als de aanvraag van een entiteit uitgaat, moet men een kopie toevoegen van de nagekeken financiële staten van de aanvrager, met inbegrip van de balansen en de verlies- en winstrekeningen die overeenstemmen met de drie voorgaande jaren, opgesteld werden overeenkomstig de internationaal erkende boekhoudprincipes en gecertificeerd zijn door een naar behoren erkend accountantskantoor; en
i) Als de aanvrager een onlangs opgerichte entiteit is en er geen nagekeken balans beschikbaar is, een pro forma balans die gecertificeerd is door een bevoegde vertegenwoordiger van de aanvrager;
ii) Als de aanvrager een filiaal van een andere entiteit is, kopieën van diezelfde financiële staten betreffende deze entiteit en een verklaring van deze entiteit, opgesteld overeenkomstig de internationaal erkende boekhoudprincipes en gecertificeerd door een naar behoren erkend accountantskantoor, waarin bevestigd wordt dat de aanvrager beschikt over de nodige financiële middelen om het werkplan met betrekking tot de exploratie uit te voeren;
iii) Als de aanvrager gecontroleerd wordt door een Staat of een Staatsonderneming, een verklaring van de Staat of van de Staatsonderneming waarin bevestigd wordt dat de aanvrager beschikt over de nodige financiële middelen om het werkplan met betrekking tot de exploratie uit te voeren.
22. Als de aanvrager het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie met behulp van leningen wil financieren, moet men een verklaring toevoegen waarin het bedrag, het tijdschema en de interestvoet van deze leningen vermeld worden.
23. Voldoende informatie verschaffen opdat de Raad zou kunnen bepalen of de aanvrager over de nodige technische capaciteit beschikt om het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie uitvoeren, met name:
a) een algemene beschrijving van de technische ervaring, kennis, vaardigheden, knowhow en kwalificaties van de aanvrager met het oog op de uitvoering van het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie;
b) een algemene beschrijving van het materiaal en de methodes die men wil gebruiken om het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie uit te voeren en andere nuttige informatie, die geen industriële eigendom is, betreffende de kenmerken van de beoogde technieken;
c) een algemene beschrijving van de financiële en technische capaciteit van de aanvrager wanneer een incident of activiteit ernstige schade aan het mariene milieu zou toebrengen.
Afdeling IV. - Werkplan met betrekking tot de exploratie
24. Onderstaande informatie verschaffen betreffende het werkplan met betrekking tot de exploratie:
a) de algemene beschrijving en de kalender van het voorgestelde exploratieprogramma, met inbegrip van het programma van de werkzaamheden voor de komende vijf jaren, met name de studies die gevoerd moeten worden over de ecologische, technische, economische en andere factoren die voor de exploratie in aanmerking genomen dienen te worden;
b) de beschrijving van het programma voor oceanografische en ecologische studies, dat oceanografische en ecologische getuigenprofielen beoogt op te stellen overeenkomstig het voorschrift, de regels, voorschriften en procedures inzake leefmilieu van de Autoriteit, waarmee men de mogelijke impact op het leefmilieu - onder andere van de impact op de biodiversiteit - van de voorgestelde exploratieactiviteiten kan evalueren, rekening houdend met alle aanbevelingen van de Juridische en Technische Commissie;
c) Een voorafgaande evaluatie van de mogelijke impact op het mariene milieu van de voorgestelde exploratieactiviteiten;
d) De beschrijving van de maatregelen die voorgesteld worden om de vervuiling en andere risico's evenals hun mogelijke impact op het mariene milieu te voorkomen, te beperken en te beheersen;
e) De kalender van de jaarlijkse uitgaven die voorzien zijn voor het programma van de werkzaamheden van de komende vijf jaren.
Afdeling V. - Verbintenissen
25. Een verklaring toevoegen waarin de aanvrager er zich schriftelijk toe verbindt:
a) de verplichtingen die hem opgelegd worden krachtens het Verdrag en de regels, voorschriften, procedures van de Autoriteit, de beslissingen van de bevoegde organen van de Autoriteit en van de clausules van de contracten die hij met deze afgesloten heeft, als uitvoerbaar te aanvaarden en na te leven;
b) te aanvaarden dat de Autoriteit op de activiteiten die in het Gebied uitgevoerd worden, de controle uitoefent die door het Verdrag toegestaan is;
c) de Autoriteit schriftelijk te verzekeren dat hij zijn contractuele verplichtingen in eer en geweten zal nakomen.
Afdeling VI. - Vorige contracten
26. Als de aanvrager of, wanneer de aanvraag uitgaat van een vereniging of van een consortium van entiteiten die onderling gebonden zijn door een joint venture-overeenkomst, een lid van de vereniging of het consortium of een aanverwante entiteit, eerder een contract gesloten heeft met de Autoriteit, moet de aanvraag vermelden:
a) De datum van het vorige contract of data van de vorige contracten;
b) De data, de referentienummers en de titels van alle verslagen met betrekking tot het (de) vorige contract(en) die voorgelegd werden aan de Autoriteit; en
c) De datum waarop het contract/de contracten ontbonden is/zijn, indien van toepassing.
Afdeling VII. - Bijlagen
27. De lijst verschaffen van alle bijgevoegde stukken en bijlagen bij deze aanvraag (alle gegevens en inlichtingen moeten worden voorgelegd op papier en onder de digitale vorm die door de Autoriteit gespecificeerd is).
Datum:
Handtekening van
de vertegenwoordiger die aangeduid is door
de aanvrager
Verklaring:
Handtekening van de auteur van de verklaring
Naam van de auteur van de verklaring
Hoedanigheid van de auteur van de verklaring
Afdeling I. - Inlichtingen over de aanvrager
1. Naam of handelsnaam van de aanvrager:
2. Adres:
3. Postadres (als dit van het adres verschilt):
4. Telefoonnummer:
5. Faxnummer:
6. E-mailadres:
7. Naam van de vertegenwoordiger die aangeduid is door de aanvrager:
8. Adres van de vertegenwoordiger die aangeduid is door de aanvrager (indien dit van het adres van de prospector verschilt):
9. adres (als dit van het adres verschilt):
10. Telefoonnummer:
11. Faxnummer:
12. E-mailadres:
13. Als de aanvrager een rechtspersoon is, vermeld dan:
a) zijn plaats van inschrijving;
b) zijn hoofdvestiging/domicilie; en
c) voeg een kopie toe van zijn inschrijvingsbewijs.
14. Duid de Staat/Staten aan die borg staat/staan voor de aanvraag.
15. Vermeld voor elke Staat die borg staat voor de aanvraag, de datum waarop hij zijn tool ingediend heeft voor de bekrachtiging van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de Zee uit 1982 of zijn tool voor de toetreding tot of opvolging van dit Verdrag, alsook de datum waarop hij ermee ingestemd heeft gebonden te zijn door de Overeenkomst met betrekking tot de toepassing van deel XI van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de Zee de dato 10 december 1982.
16. Voeg het borgstellingscertificaat toe dat uitgereikt is door de Staat die borg staat voor de aanvraag. Als de aanvrager meer dan één nationaliteit heeft, wat het geval is voor verenigingen of consortia die samengesteld zijn uit entiteiten van meerdere Staten, voeg dan de steunverleningscertificaten toe die al deze Staten uitgereikt hebben.
Afdeling II. - Informatie met betrekking tot het gebied die door de aanvraag beoogd wordt
17. Baken de blokken, die door de aanvraag beoogd worden, af door een kaart, volgens de schaal en volgens de projectie voorgeschreven door de Autoriteit, alsook een lijst van de geografische coördinaten (volgens het Wereld Geodetisch Systeem WGS 84) toe te voegen.
18. Vermeld of de aanvrager ervoor kiest een voorbehouden gebied terug te geven, overeenkomstig Artikel 17 van het Voorschrift, of een deelname in het kapitaal van een joint venture aan te bieden, overeenkomstig Artikel 19.
19. Als de aanvrager ervoor kiest een voorbehouden gebied terug te geven:
a) Voeg een lijst toe met de coördinaten van de twee delen, met eenzelfde geraamde handelswaarde, van het gebied die door de aanvraag beoogd wordt; en
b) Verschaf, in een bijlage, voldoende informatie op basis waarvan de Raad een voorbehouden gebied kan aanduiden, door te steunen op de geraamde handelswaarde van elk deel van het gebied die door de aanvraag beoogd wordt. Dit stuk moet de gegevens bevatten waarover de aanvrager op de twee delen van deze zone beschikt, met name:
i) de gegevens over de plaats, de opmetingen en de evaluatie van de kobalt-rijke korsten in de gebieden, met inbegrip van:
a. De beschrijving van de technieken voor de inzameling en verwerking van de kobalt-rijke korsten, die nodig is om een voorbehouden gebied aan te duiden;
b. Een kaart waarop de fysische en geologische kenmerken van de zone zoals de topografie van de zeebodem, de bathymetrische gegevens en de onderstromen weergegeven worden, alsook informatie over de betrouwbaarheid van deze gegevens;
c. Een kaart waarop de terreingegevens worden weergegeven die gebruikt worden om de parameters (bijvoorbeeld, de dikte) van de kobalt-rijke korsten te bepalen. Het gaat om de parameters die nodig zijn om het volume in tonnen aan kobalt-rijke korsten te bepalen binnen elke blok en cluster van blokken in het exploratiegebied en het voorbehouden gebied;
d. De gegevens die het gemiddeld volume (in metrische tonnen) van elke cluster van blokken kobalt-rijke korsten weergeven die deel zal uitmaken van de mijnsite, waaraan een kaart moet wordt toegevoegd die de plaats van de staalnamepunten en de overeenkomstige volumes weergeeft;
e. De kaarten die het volume en het gehalte van de kobalt-rijke korsten combineren;
f. De berekeningen die uitgevoerd werden aan de hand van algemeen aanvaarde methodes, met name de statistische analyse, op basis van de ingediende gegevens en van de berekeningshypotheses, die ons laten vermoeden dat de twee gebieden kobalt-rijke korsten bevatten met eenzelfde geraamde handelswaarde, uitgedrukt naargelang de metalen die men in dit gebieden kan ontginnen;
g. Een beschrijving van de technieken die de aanvrager gebruikt;
ii) gegevens over het leefmilieu (zowel seizoensgebonden gegevens, als gegevens die tijdens de proefperiode genoteerd werden), met name de snelheid en richting van de wind, het zoutgehalte, de watertemperatuur alsook de biocenose.
20. Als de zone die door de aanvraag beoogd wordt, gelijk welk deel van een voorbehouden gebied bevat, moet men de lijst toevoegen van de gegevens van de zone die in het voorbehouden gebied gelegen is en de kwalificaties van de aanvrager vermelden overeenkomstig artikel 18 van het Voorschrift.
Afdeling III. - Financiële en technische informatie
21. Verschaf voldoende informatie opdat de Raad zou kunnen bepalen of de aanvrager financieel in staat is om het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie uit te voeren en zijn financiële verplichtingen jegens de Autoriteit na te komen.
a) Als de aanvraag van de Onderneming uitgaat, moet men een verklaring van de bevoegde Autoriteit toevoegen waarin bevestigd wordt dat de Onderneming beschikt over de financiële middelen die nodig zijn om de geraamde kostprijs van het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie te dekken;
b) Als de aanvraag van een Staat of een Staatsonderneming uitgaat, moet men een verklaring toevoegen van de aanvragende Staat of van de Staat die borg staat voor de aanvraag, waarin bevestigd wordt dat de aanvrager beschikt over de financiële middelen die nodig zijn om de geraamde kostprijs van het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie te dekken;
c) Als de aanvraag van een entiteit uitgaat, moet men een kopie toevoegen van de nagekeken financiële staten van de aanvrager, met inbegrip van de balansen en de verlies- en winstrekeningen die overeenstemmen met de drie voorgaande jaren, opgesteld werden overeenkomstig de internationaal erkende boekhoudprincipes en gecertificeerd zijn door een naar behoren erkend accountantskantoor; en
i) Als de aanvrager een onlangs opgerichte entiteit is en er geen nagekeken balans beschikbaar is, een pro forma balans die gecertificeerd is door een bevoegde vertegenwoordiger van de aanvrager;
ii) Als de aanvrager een filiaal van een andere entiteit is, kopieën van diezelfde financiële staten betreffende deze entiteit en een verklaring van deze entiteit, opgesteld overeenkomstig de internationaal erkende boekhoudprincipes en gecertificeerd door een naar behoren erkend accountantskantoor, waarin bevestigd wordt dat de aanvrager beschikt over de nodige financiële middelen om het werkplan met betrekking tot de exploratie uit te voeren;
iii) Als de aanvrager gecontroleerd wordt door een Staat of een Staatsonderneming, een verklaring van de Staat of van de Staatsonderneming waarin bevestigd wordt dat de aanvrager beschikt over de nodige financiële middelen om het werkplan met betrekking tot de exploratie uit te voeren.
22. Als de aanvrager het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie met behulp van leningen wil financieren, moet men een verklaring toevoegen waarin het bedrag, het tijdschema en de interestvoet van deze leningen vermeld worden.
23. Voldoende informatie verschaffen opdat de Raad zou kunnen bepalen of de aanvrager over de nodige technische capaciteit beschikt om het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie uitvoeren, met name:
a) een algemene beschrijving van de technische ervaring, kennis, vaardigheden, knowhow en kwalificaties van de aanvrager met het oog op de uitvoering van het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie;
b) een algemene beschrijving van het materiaal en de methodes die men wil gebruiken om het voorgestelde werkplan met betrekking tot de exploratie uit te voeren en andere nuttige informatie, die geen industriële eigendom is, betreffende de kenmerken van de beoogde technieken;
c) een algemene beschrijving van de financiële en technische capaciteit van de aanvrager wanneer een incident of activiteit ernstige schade aan het mariene milieu zou toebrengen.
Afdeling IV. - Werkplan met betrekking tot de exploratie
24. Onderstaande informatie verschaffen betreffende het werkplan met betrekking tot de exploratie:
a) de algemene beschrijving en de kalender van het voorgestelde exploratieprogramma, met inbegrip van het programma van de werkzaamheden voor de komende vijf jaren, met name de studies die gevoerd moeten worden over de ecologische, technische, economische en andere factoren die voor de exploratie in aanmerking genomen dienen te worden;
b) de beschrijving van het programma voor oceanografische en ecologische studies, dat oceanografische en ecologische getuigenprofielen beoogt op te stellen overeenkomstig het voorschrift, de regels, voorschriften en procedures inzake leefmilieu van de Autoriteit, waarmee men de mogelijke impact op het leefmilieu - onder andere van de impact op de biodiversiteit - van de voorgestelde exploratieactiviteiten kan evalueren, rekening houdend met alle aanbevelingen van de Juridische en Technische Commissie;
c) Een voorafgaande evaluatie van de mogelijke impact op het mariene milieu van de voorgestelde exploratieactiviteiten;
d) De beschrijving van de maatregelen die voorgesteld worden om de vervuiling en andere risico's evenals hun mogelijke impact op het mariene milieu te voorkomen, te beperken en te beheersen;
e) De kalender van de jaarlijkse uitgaven die voorzien zijn voor het programma van de werkzaamheden van de komende vijf jaren.
Afdeling V. - Verbintenissen
25. Een verklaring toevoegen waarin de aanvrager er zich schriftelijk toe verbindt:
a) de verplichtingen die hem opgelegd worden krachtens het Verdrag en de regels, voorschriften, procedures van de Autoriteit, de beslissingen van de bevoegde organen van de Autoriteit en van de clausules van de contracten die hij met deze afgesloten heeft, als uitvoerbaar te aanvaarden en na te leven;
b) te aanvaarden dat de Autoriteit op de activiteiten die in het Gebied uitgevoerd worden, de controle uitoefent die door het Verdrag toegestaan is;
c) de Autoriteit schriftelijk te verzekeren dat hij zijn contractuele verplichtingen in eer en geweten zal nakomen.
Afdeling VI. - Vorige contracten
26. Als de aanvrager of, wanneer de aanvraag uitgaat van een vereniging of van een consortium van entiteiten die onderling gebonden zijn door een joint venture-overeenkomst, een lid van de vereniging of het consortium of een aanverwante entiteit, eerder een contract gesloten heeft met de Autoriteit, moet de aanvraag vermelden:
a) De datum van het vorige contract of data van de vorige contracten;
b) De data, de referentienummers en de titels van alle verslagen met betrekking tot het (de) vorige contract(en) die voorgelegd werden aan de Autoriteit; en
c) De datum waarop het contract/de contracten ontbonden is/zijn, indien van toepassing.
Afdeling VII. - Bijlagen
27. De lijst verschaffen van alle bijgevoegde stukken en bijlagen bij deze aanvraag (alle gegevens en inlichtingen moeten worden voorgelegd op papier en onder de digitale vorm die door de Autoriteit gespecificeerd is).
Datum:
Handtekening van
de vertegenwoordiger die aangeduid is door
de aanvrager
Verklaring:
Handtekening van de auteur van de verklaring
Naam van de auteur van de verklaring
Hoedanigheid van de auteur van de verklaring
Art. N2. Annexe 2. - Demande d'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploration aux fins de l'obtention d'un contrat
Section Ire. - Renseignements concernant le demandeur
1. Nom ou raison sociale du demandeur :
2. Domicile :
3. Adresse postale (si elle diffère du domicile) :
4. Numéro de téléphone :
5. Numéro de télécopie :
6. Adresse électronique :
7. Nom du représentant désigné du demandeur :
8. Domicile du représentant désigné du demandeur (s'il diffère du domicile du demandeur) :
9. Adresse postale (si elle diffère du domicile) :
10. Numéro de téléphone :
11. Numéro de télécopie :
12. Adresse électronique :
13. Si le demandeur est une personne morale :
a) Indiquer son lieu d'immatriculation;
b) Indiquer son établissement principal/domicile; et
c) Joindre copie de son certificat d'immatriculation.
14. Indiquer l'Etat ou les Etats patronnant la demande.
15. Pour chaque Etat patronnant la demande, préciser la date à laquelle il a déposé son instrument de ratification de la Convention des Nations Unies sur le droit de la mer du 10 décembre 1982 ou son instrument d'adhésion ou de succession à cette convention, ainsi que la date à laquelle il a consenti à être lié par l'Accord relatif à l'application de la partie XI de la Convention.
16. Joindre un certificat de patronage délivré par l'Etat patronnant la demande. Si le demandeur a plus d'une nationalité, comme dans le cas d'une association ou d'un consortium composé d'entités relevant de plus d'un Etat, joindre les certificats de patronage délivrés par chacun des Etats concernés.
Section II. - Informations relatives à la zone visée par la demande
17. Délimiter les blocs visés par la demande en joignant une carte à l'échelle et selon la projection prescrite par l'Autorité ainsi qu'une liste des coordonnées géographiques (par référence au Système géodésique mondial WGS 84).
18. Indiquer si le demandeur choisit de remettre un secteur réservé conformément à l'article 17 du Règlement ou d'offrir de participer au capital d'une entreprise conjointe conformément à l'article 19.
19. Si le demandeur choisit de remettre un secteur réservé :
a) Joindre les coordonnées des deux parties de valeur commerciale estimative égale de la zone visée par la demande; et
b) Fournir dans une pièce jointe suffisamment d'informations pour permettre au Conseil de désigner un secteur réservé en se fondant sur la valeur estimative commerciale de chaque partie de la zone visée par la demande. Dans cette pièce doivent figurer les données dont dispose le demandeur sur les deux parties de ladite zone, notamment :
i) Des données sur l'emplacement, le relevé et l'évaluation des encroûtements cobaltifères dans les secteurs, y compris :
a. La description des techniques de collecte et de traitement des encroûtements cobaltifères, qui est nécessaire pour désigner un secteur réservé;
b. Une carte indiquant les caractéristiques physiques et géologiques de la zone telles que la topographie des fonds marins, les données bathymétriques et les courants de fond, ainsi que des informations sur la fiabilité de ces données;
c. Une carte indiquant les informations de terrain utilisées pour déterminer les paramètres (par exemple, l'épaisseur) des encroûtements cobaltifères nécessaires pour en déterminer le volume en tonnes dans les limites de chaque bloc et grappe de blocs du secteur d'exploration et du secteur réservé;
d. Des données indiquant le volume moyen (en tonnes métriques) de chaque grappe de blocs d'encroûtements cobaltifères qui fera partie du site minier, auxquelles sera jointe une carte montrant l'emplacement des sites d'échantillonnage et les volumes correspondants;
e. Des cartes combinant le volume et la teneur des encroûtements cobaltifères;
f. Les calculs effectués par des méthodes généralement acceptées, notamment l'analyse statistique, sur la base des données présentées et des hypothèses de calcul, qui autorisent à penser que les deux secteurs contiennent des encroûtements cobaltifères d'une valeur commerciale estimative égale, exprimée en fonction des métaux qu'il est possible d'extraire de ces secteurs;
g. Une description des techniques utilisées par le demandeur;
ii) Des données sur l'environnement (tant saisonnières que relevées au cours de la période d'expérimentation), notamment la vitesse et la direction des vents, la salinité et la température de l'eau et la biocénose.
20. Si la zone visée par la demande comprend une partie quelconque d'un secteur réservé, joindre la liste des coordonnées de la zone comprise dans le secteur réservé et indiquer les qualifications du demandeur conformément à l'article 18 du Règlement.
Section III. - Informations financières et techniques
21. Fournir suffisamment d'informations pour permettre au Conseil de déterminer si le demandeur est financièrement capable d'exécuter le plan de travail relatif à l'exploration proposé et de s'acquitter de ses obligations financières vis-à-vis de l'Autorité :
a) Si la demande émane de l'Entreprise, joindre une attestation de l'autorité compétente certifiant que l'Entreprise dispose des ressources financières nécessaires pour couvrir le coût estimatif du plan de travail relatif à l'exploration proposé;
b) Si la demande émane d'un Etat ou d'une entreprise d'Etat, joindre une attestation de l'Etat demandeur ou de l'Etat qui patronne la demande certifiant que le demandeur dispose des ressources financières nécessaires pour couvrir le coût estimatif du plan de travail relatif à l'exploration proposé;
c) Si la demande émane d'une entité, joindre une copie des états financiers vérifiés du demandeur, y compris les bilans et les comptes de profits et pertes correspondant aux trois années précédentes, établis conformément aux principes comptables internationalement reconnus et certifiés par un cabinet d'experts comptables dûment agréé; et
i) Si le demandeur est une entité nouvellement créée et si l'on ne dispose pas d'un bilan vérifié, un bilan pro forma certifié par un représentant autorisé du demandeur;
ii) Si le demandeur est une filiale d'une autre entité, copie des mêmes états financiers concernant cette entité et une déclaration de la part de celle-ci, établie conformément aux principes comptables internationalement acceptés et certifiée par un cabinet d'experts comptables dûment agréé, attestant que le demandeur disposera des ressources financières nécessaires pour exécuter le plan de travail relatif à l'exploration;
iii) Si le demandeur est sous le contrôle d'un Etat ou d'une entreprise d'Etat, une déclaration de l'Etat ou de l'entreprise d'Etat attestant que le demandeur disposera des ressources financières nécessaires pour exécuter le plan de travail relatif à l'exploration.
22. Si le demandeur a l'intention de financer le plan de travail relatif à l'exploration proposé au moyen d'emprunts, joindre une déclaration indiquant le montant, l'échéancier et le taux d'intérêt de ces emprunts.
23. Fournir suffisamment d'informations pour permettre au Conseil de déterminer si le demandeur possède la capacité technique nécessaire pour exécuter le plan de travail relatif à l'exploration proposé, notamment :
a) Une description générale de l'expérience, des connaissances, des compétences, du savoir-faire et des qualifications techniques du demandeur intéressant l'exécution du plan de travail relatif à l'exploration proposé;
b) Une description générale du matériel et des méthodes qu'il est prévu d'utiliser pour exécuter le plan de travail relatif à l'exploration proposé et d'autres informations utiles, non réputées être propriété industrielle, sur les caractéristiques des techniques envisagées;
c) Une description générale de la capacité de réaction financière et technique du demandeur au cas où un incident ou une activité causerait un dommage grave au milieu marin.
Section IV. - Plan de travail relatif à l'exploration
24. Fournir les informations ci-après concernant le plan de travail relatif à l'exploration :
a) La description générale et le calendrier du programme d'exploration proposé, y compris le programme d'activités des cinq prochaines années, notamment les études à mener sur les facteurs écologiques, techniques et économiques et les autres facteurs à prendre en considération pour l'exploration;
b) La description d'un programme d'études océanographiques et environnementales visant à établir des profils océanographiques et écologiques témoins, conformément au Règlement et aux règles, règlements et procédures de l'Autorité concernant l'environnement, qui permette d'évaluer l'impact potentiel sur l'environnement - y compris, mais sans s'y limiter, l'impact sur la diversité biologique - des activités d'exploration proposées, compte tenu de toutes recommandations de la Commission juridique et technique;
c) Une évaluation préliminaire de l'impact possible des activités d'exploration proposées sur le milieu marin;
d) La description des mesures proposées pour prévenir, réduire et maîtriser la pollution et autres risques, ainsi que de leur impact possible sur le milieu marin;
e) Le calendrier des dépenses annuelles prévues au titre du programme d'activités des cinq prochaines années.
Section V. - Engagements
25. Joindre une déclaration par laquelle le demandeur s'engage par écrit à :
a) Accepter comme exécutoires et respecter les obligations qui lui incombent en vertu de la Convention, des règles, règlements et procédures de l'Autorité, des décisions des organes compétents de celle-ci et des clauses des contrats qu'il a conclus avec l'Autorité;
b) Accepter que l'Autorité exerce sur les activités menées dans la Zone le contrôle autorisé par la Convention;
c) Fournir à l'Autorité l'assurance écrite qu'il s'acquittera de bonne foi de ses obligations contractuelles.
Section VI. - Contrats antérieurs
26. Si le demandeur ou, si la demande émane d'une association ou d'un consortium d'entités liées entre elles par un accord de coentreprise, un membre de l'association ou du consortium ou une entité apparentée a précédemment conclu un contrat avec l'Autorité, la demande doit indiquer :
a) La date du contrat ou des contrats antérieurs;
b) La date, la cote et l'intitulé de chacun des rapports relatifs à ce(s) contrat(s) présentés à l'Autorité; et
c) La date de résiliation de ce(s) contrat(s), le cas échéant.
Section VII. - Pièces jointes
27. Fournir la liste de toutes les pièces et annexes jointes à la présente demande (toutes les données et informations doivent être présentées sur support papier et sous la forme numérique spécifiée par l'Autorité).
Date : .............................................................. .......................................................
Signature du
représentant désigné
du demandeur
Attestation :
Signature de l'auteur de l'attestation
Nom de l'auteur de l'attestation
Qualité de l'auteur de l'attestation
Section Ire. - Renseignements concernant le demandeur
1. Nom ou raison sociale du demandeur :
2. Domicile :
3. Adresse postale (si elle diffère du domicile) :
4. Numéro de téléphone :
5. Numéro de télécopie :
6. Adresse électronique :
7. Nom du représentant désigné du demandeur :
8. Domicile du représentant désigné du demandeur (s'il diffère du domicile du demandeur) :
9. Adresse postale (si elle diffère du domicile) :
10. Numéro de téléphone :
11. Numéro de télécopie :
12. Adresse électronique :
13. Si le demandeur est une personne morale :
a) Indiquer son lieu d'immatriculation;
b) Indiquer son établissement principal/domicile; et
c) Joindre copie de son certificat d'immatriculation.
14. Indiquer l'Etat ou les Etats patronnant la demande.
15. Pour chaque Etat patronnant la demande, préciser la date à laquelle il a déposé son instrument de ratification de la Convention des Nations Unies sur le droit de la mer du 10 décembre 1982 ou son instrument d'adhésion ou de succession à cette convention, ainsi que la date à laquelle il a consenti à être lié par l'Accord relatif à l'application de la partie XI de la Convention.
16. Joindre un certificat de patronage délivré par l'Etat patronnant la demande. Si le demandeur a plus d'une nationalité, comme dans le cas d'une association ou d'un consortium composé d'entités relevant de plus d'un Etat, joindre les certificats de patronage délivrés par chacun des Etats concernés.
Section II. - Informations relatives à la zone visée par la demande
17. Délimiter les blocs visés par la demande en joignant une carte à l'échelle et selon la projection prescrite par l'Autorité ainsi qu'une liste des coordonnées géographiques (par référence au Système géodésique mondial WGS 84).
18. Indiquer si le demandeur choisit de remettre un secteur réservé conformément à l'article 17 du Règlement ou d'offrir de participer au capital d'une entreprise conjointe conformément à l'article 19.
19. Si le demandeur choisit de remettre un secteur réservé :
a) Joindre les coordonnées des deux parties de valeur commerciale estimative égale de la zone visée par la demande; et
b) Fournir dans une pièce jointe suffisamment d'informations pour permettre au Conseil de désigner un secteur réservé en se fondant sur la valeur estimative commerciale de chaque partie de la zone visée par la demande. Dans cette pièce doivent figurer les données dont dispose le demandeur sur les deux parties de ladite zone, notamment :
i) Des données sur l'emplacement, le relevé et l'évaluation des encroûtements cobaltifères dans les secteurs, y compris :
a. La description des techniques de collecte et de traitement des encroûtements cobaltifères, qui est nécessaire pour désigner un secteur réservé;
b. Une carte indiquant les caractéristiques physiques et géologiques de la zone telles que la topographie des fonds marins, les données bathymétriques et les courants de fond, ainsi que des informations sur la fiabilité de ces données;
c. Une carte indiquant les informations de terrain utilisées pour déterminer les paramètres (par exemple, l'épaisseur) des encroûtements cobaltifères nécessaires pour en déterminer le volume en tonnes dans les limites de chaque bloc et grappe de blocs du secteur d'exploration et du secteur réservé;
d. Des données indiquant le volume moyen (en tonnes métriques) de chaque grappe de blocs d'encroûtements cobaltifères qui fera partie du site minier, auxquelles sera jointe une carte montrant l'emplacement des sites d'échantillonnage et les volumes correspondants;
e. Des cartes combinant le volume et la teneur des encroûtements cobaltifères;
f. Les calculs effectués par des méthodes généralement acceptées, notamment l'analyse statistique, sur la base des données présentées et des hypothèses de calcul, qui autorisent à penser que les deux secteurs contiennent des encroûtements cobaltifères d'une valeur commerciale estimative égale, exprimée en fonction des métaux qu'il est possible d'extraire de ces secteurs;
g. Une description des techniques utilisées par le demandeur;
ii) Des données sur l'environnement (tant saisonnières que relevées au cours de la période d'expérimentation), notamment la vitesse et la direction des vents, la salinité et la température de l'eau et la biocénose.
20. Si la zone visée par la demande comprend une partie quelconque d'un secteur réservé, joindre la liste des coordonnées de la zone comprise dans le secteur réservé et indiquer les qualifications du demandeur conformément à l'article 18 du Règlement.
Section III. - Informations financières et techniques
21. Fournir suffisamment d'informations pour permettre au Conseil de déterminer si le demandeur est financièrement capable d'exécuter le plan de travail relatif à l'exploration proposé et de s'acquitter de ses obligations financières vis-à-vis de l'Autorité :
a) Si la demande émane de l'Entreprise, joindre une attestation de l'autorité compétente certifiant que l'Entreprise dispose des ressources financières nécessaires pour couvrir le coût estimatif du plan de travail relatif à l'exploration proposé;
b) Si la demande émane d'un Etat ou d'une entreprise d'Etat, joindre une attestation de l'Etat demandeur ou de l'Etat qui patronne la demande certifiant que le demandeur dispose des ressources financières nécessaires pour couvrir le coût estimatif du plan de travail relatif à l'exploration proposé;
c) Si la demande émane d'une entité, joindre une copie des états financiers vérifiés du demandeur, y compris les bilans et les comptes de profits et pertes correspondant aux trois années précédentes, établis conformément aux principes comptables internationalement reconnus et certifiés par un cabinet d'experts comptables dûment agréé; et
i) Si le demandeur est une entité nouvellement créée et si l'on ne dispose pas d'un bilan vérifié, un bilan pro forma certifié par un représentant autorisé du demandeur;
ii) Si le demandeur est une filiale d'une autre entité, copie des mêmes états financiers concernant cette entité et une déclaration de la part de celle-ci, établie conformément aux principes comptables internationalement acceptés et certifiée par un cabinet d'experts comptables dûment agréé, attestant que le demandeur disposera des ressources financières nécessaires pour exécuter le plan de travail relatif à l'exploration;
iii) Si le demandeur est sous le contrôle d'un Etat ou d'une entreprise d'Etat, une déclaration de l'Etat ou de l'entreprise d'Etat attestant que le demandeur disposera des ressources financières nécessaires pour exécuter le plan de travail relatif à l'exploration.
22. Si le demandeur a l'intention de financer le plan de travail relatif à l'exploration proposé au moyen d'emprunts, joindre une déclaration indiquant le montant, l'échéancier et le taux d'intérêt de ces emprunts.
23. Fournir suffisamment d'informations pour permettre au Conseil de déterminer si le demandeur possède la capacité technique nécessaire pour exécuter le plan de travail relatif à l'exploration proposé, notamment :
a) Une description générale de l'expérience, des connaissances, des compétences, du savoir-faire et des qualifications techniques du demandeur intéressant l'exécution du plan de travail relatif à l'exploration proposé;
b) Une description générale du matériel et des méthodes qu'il est prévu d'utiliser pour exécuter le plan de travail relatif à l'exploration proposé et d'autres informations utiles, non réputées être propriété industrielle, sur les caractéristiques des techniques envisagées;
c) Une description générale de la capacité de réaction financière et technique du demandeur au cas où un incident ou une activité causerait un dommage grave au milieu marin.
Section IV. - Plan de travail relatif à l'exploration
24. Fournir les informations ci-après concernant le plan de travail relatif à l'exploration :
a) La description générale et le calendrier du programme d'exploration proposé, y compris le programme d'activités des cinq prochaines années, notamment les études à mener sur les facteurs écologiques, techniques et économiques et les autres facteurs à prendre en considération pour l'exploration;
b) La description d'un programme d'études océanographiques et environnementales visant à établir des profils océanographiques et écologiques témoins, conformément au Règlement et aux règles, règlements et procédures de l'Autorité concernant l'environnement, qui permette d'évaluer l'impact potentiel sur l'environnement - y compris, mais sans s'y limiter, l'impact sur la diversité biologique - des activités d'exploration proposées, compte tenu de toutes recommandations de la Commission juridique et technique;
c) Une évaluation préliminaire de l'impact possible des activités d'exploration proposées sur le milieu marin;
d) La description des mesures proposées pour prévenir, réduire et maîtriser la pollution et autres risques, ainsi que de leur impact possible sur le milieu marin;
e) Le calendrier des dépenses annuelles prévues au titre du programme d'activités des cinq prochaines années.
Section V. - Engagements
25. Joindre une déclaration par laquelle le demandeur s'engage par écrit à :
a) Accepter comme exécutoires et respecter les obligations qui lui incombent en vertu de la Convention, des règles, règlements et procédures de l'Autorité, des décisions des organes compétents de celle-ci et des clauses des contrats qu'il a conclus avec l'Autorité;
b) Accepter que l'Autorité exerce sur les activités menées dans la Zone le contrôle autorisé par la Convention;
c) Fournir à l'Autorité l'assurance écrite qu'il s'acquittera de bonne foi de ses obligations contractuelles.
Section VI. - Contrats antérieurs
26. Si le demandeur ou, si la demande émane d'une association ou d'un consortium d'entités liées entre elles par un accord de coentreprise, un membre de l'association ou du consortium ou une entité apparentée a précédemment conclu un contrat avec l'Autorité, la demande doit indiquer :
a) La date du contrat ou des contrats antérieurs;
b) La date, la cote et l'intitulé de chacun des rapports relatifs à ce(s) contrat(s) présentés à l'Autorité; et
c) La date de résiliation de ce(s) contrat(s), le cas échéant.
Section VII. - Pièces jointes
27. Fournir la liste de toutes les pièces et annexes jointes à la présente demande (toutes les données et informations doivent être présentées sur support papier et sous la forme numérique spécifiée par l'Autorité).
Date : .............................................................. .......................................................
Signature du
représentant désigné
du demandeur
Attestation :
Signature de l'auteur de l'attestation
Nom de l'auteur de l'attestation
Qualité de l'auteur de l'attestation
Art. N3. Bijlage 3. - Exploratiecontract
DIT CONTRACT is afgesloten op . . . . . tussen de INTERNATIONALE ZEEBODEMAUTORITEIT (hieronder " de Autoriteit " genoemd), vertegenwoordigd door haar SECRETARIS-GENERAAL, en . . . . . (hieronder " de Contractant " genoemd), vertegenwoordigd door . . . . . , BEPAALT wat volgt :
Opname van de typeclausules
1. De typeclausules opgenomen in bijlage IV van het Voorschrift met betrekking tot de prospectie en exploratie van de kobalt-rijke korsten in het Gebied (hierna het "Voorschrift" genoemd) maken deel uit van dit contract en hebben hetzelfde effect dan als ze er integraal in gereproduceerd waren.
Exploratiegebied
2. In dit contract verstaat men onder " exploratiegebied " het deel van het Gebied dat aan de Contractant toegekend is met het oog op de exploratie, afgebakend is door de gegevens die in bijlage 1 bij dit contract vermeld zijn en waarvan de oppervlakte soms beperkt kan worden in toepassing van de typeclausules en van het Voorschrift.
Toewijzing van rechten
3. Gelet a) hun wederzijdse belangen bij de uitvoering van exploratieactiviteiten in de exploratiegebied overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de Zee van 10 december 1982 en de Overeenkomst met betrekking tot de toepassing van deel XI van het Verdrag; b) de verantwoordelijkheid van de Autoriteit om de werkzaamheden die in het Gebied uitgevoerd worden, te organiseren en te controleren, in het bijzonder om de rijkdommen te beheren, overeenkomstig het rechtsstelsel dat in deel XI van het Verdrag, in de Overeenkomst en in deel XII van het Verdrag ingevoerd is; en c) de belangen en de financiële verplichting van de Contractant bij de uitvoering van activiteiten in de exploratie gebied en de wederzijdse convenanten in dit contract, verleent de Autoriteit aan de Contractant het exclusieve recht voor de exploratie kobalt korsten in de exploratie gebied in overeenstemming met de clausules van dit contract.
Inwerkingtreding en duur van het contract
4. Dit contract treedt in werking zodra het door beide partijen ondertekend is en het zal, onverminderd de typeclausules, van kracht blijven gedurende een periode van 15 jaar, te rekenen vanaf deze datum, tenzij:
a) de Contractant geen exploitatiecontract in de exploratiegebied verkrijgt dat aanvangt voor het verstrijken van deze periode van 15 jaar; of
b) het contract vroeger ontbonden wordt, aangezien de duur ervan verlengd mag worden overeenkomstig artikelen 3.2 en 17.2 van de typeclausules.
Bijlagen
5. Voor de toepassing van dit contract, zijn de bijlagen die in de typeclausules beoogd worden, namelijk in artikelen 4 en 8, respectievelijk bijlagen 2 en 3.
Volledigheid van de Overeenkomst
6. Dit contract drukt de gehele overeenkomst tussen de partijen uit, en geen mondelinge afspraken of voorafgaand schrijven wijzigt deze voorwaarden.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, hiertoe naar behoren gemachtigd door de respectievelijke partijen, dit contract ondertekend hebben te . . . . . op . . . . . .
Bijlage 1
[Coördinaten en kaart van het exploratiegebied]
Bijlage 2
[De huidige vijfjarige programma van activiteiten, zoals periodisch herzien]
Bijlage 3
[Het opleidingsprogramma zal een bijlage bij het contract worden, wanneer het is goedgekeurd door de Autoriteit overeenkomstig artikel 8 van de typeclausules.]
DIT CONTRACT is afgesloten op . . . . . tussen de INTERNATIONALE ZEEBODEMAUTORITEIT (hieronder " de Autoriteit " genoemd), vertegenwoordigd door haar SECRETARIS-GENERAAL, en . . . . . (hieronder " de Contractant " genoemd), vertegenwoordigd door . . . . . , BEPAALT wat volgt :
Opname van de typeclausules
1. De typeclausules opgenomen in bijlage IV van het Voorschrift met betrekking tot de prospectie en exploratie van de kobalt-rijke korsten in het Gebied (hierna het "Voorschrift" genoemd) maken deel uit van dit contract en hebben hetzelfde effect dan als ze er integraal in gereproduceerd waren.
Exploratiegebied
2. In dit contract verstaat men onder " exploratiegebied " het deel van het Gebied dat aan de Contractant toegekend is met het oog op de exploratie, afgebakend is door de gegevens die in bijlage 1 bij dit contract vermeld zijn en waarvan de oppervlakte soms beperkt kan worden in toepassing van de typeclausules en van het Voorschrift.
Toewijzing van rechten
3. Gelet a) hun wederzijdse belangen bij de uitvoering van exploratieactiviteiten in de exploratiegebied overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de Zee van 10 december 1982 en de Overeenkomst met betrekking tot de toepassing van deel XI van het Verdrag; b) de verantwoordelijkheid van de Autoriteit om de werkzaamheden die in het Gebied uitgevoerd worden, te organiseren en te controleren, in het bijzonder om de rijkdommen te beheren, overeenkomstig het rechtsstelsel dat in deel XI van het Verdrag, in de Overeenkomst en in deel XII van het Verdrag ingevoerd is; en c) de belangen en de financiële verplichting van de Contractant bij de uitvoering van activiteiten in de exploratie gebied en de wederzijdse convenanten in dit contract, verleent de Autoriteit aan de Contractant het exclusieve recht voor de exploratie kobalt korsten in de exploratie gebied in overeenstemming met de clausules van dit contract.
Inwerkingtreding en duur van het contract
4. Dit contract treedt in werking zodra het door beide partijen ondertekend is en het zal, onverminderd de typeclausules, van kracht blijven gedurende een periode van 15 jaar, te rekenen vanaf deze datum, tenzij:
a) de Contractant geen exploitatiecontract in de exploratiegebied verkrijgt dat aanvangt voor het verstrijken van deze periode van 15 jaar; of
b) het contract vroeger ontbonden wordt, aangezien de duur ervan verlengd mag worden overeenkomstig artikelen 3.2 en 17.2 van de typeclausules.
Bijlagen
5. Voor de toepassing van dit contract, zijn de bijlagen die in de typeclausules beoogd worden, namelijk in artikelen 4 en 8, respectievelijk bijlagen 2 en 3.
Volledigheid van de Overeenkomst
6. Dit contract drukt de gehele overeenkomst tussen de partijen uit, en geen mondelinge afspraken of voorafgaand schrijven wijzigt deze voorwaarden.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, hiertoe naar behoren gemachtigd door de respectievelijke partijen, dit contract ondertekend hebben te . . . . . op . . . . . .
Bijlage 1
[Coördinaten en kaart van het exploratiegebied]
Bijlage 2
[De huidige vijfjarige programma van activiteiten, zoals periodisch herzien]
Bijlage 3
[Het opleidingsprogramma zal een bijlage bij het contract worden, wanneer het is goedgekeurd door de Autoriteit overeenkomstig artikel 8 van de typeclausules.]
Art. N3. Annexe 3. - Contrat d'exploration
LE PRESENT CONTRAT, conclu le . . . . . entre l'AUTORITE INTERNATIONALE DES FONDS MARINS (ci-après dénommée " l'Autorité "), représentée par son SECRETAIRE GENERAL, et . . . . . (ci-après dénommé(e) " le Contractant "), représenté(e) par . . . . ., STIPULE ce qui suit :
Incorporation des clauses types
1. Les clauses types énoncées à l'annexe IV du Règlement relatif à la prospection et à l'exploration des encroûtements cobaltifères de ferromanganèse dans la Zone (ci-après dénommé le " Règlement ") font partie du présent contrat et produisent le même effet que si elles y étaient intégralement reproduites.
Zone d'exploration
2. Aux fins du présent contrat, on entend par " zone d'exploration " la partie de la Zone attribuée au Contractant aux fins d'exploration, qui est délimitée par les coordonnées indiquées à l'annexe 1re du présent contrat, telle qu'elle peut être réduite de temps à autre en application des clauses types et du Règlement.
Cession de droits
3. Eu égard à a) leur intérêt mutuel dans la conduite d'activités d'exploration dans la zone d'exploration conformément à la Convention des Nations Unies sur le droit de la mer du 10 décembre 1982 et à l'Accord relatif à l'application de la partie XI de la Convention, b) la responsabilité qui incombe à l'Autorité d'organiser et de contrôler les activités menées dans la Zone, en particulier en vue d'en administrer les ressources, conformément au régime juridique institué dans la partie XI de la Convention et dans l'Accord et dans la partie XII de la Convention et c) l'intérêt que présente pour le Contractant la conduite d'activités dans la zone d'exploration et son engagement financier à cette fin, et les conventions réciproques souscrites dans le présent contrat, l'Autorité accorde au Contractant le droit exclusif d'explorer les encroûtements cobaltifères dans la zone d'exploration conformément ux clauses du présent contrat.
Entrée en vigueur et durée du contrat
4. Le présent contrat prendra effet dès qu'il aura été signé par les deux parties et, sous réserve des clauses types, restera en vigueur pendant une période de 15 ans à compter de cette date à moins que :
a) Le Contractant n'obtienne un contrat d'exploitation dans la zone d'exploration prenant effet avant l'expiration de ladite période de 15 ans; ou que
b) Le contrat ne soit résilié plus tôt, étant entendu que sa durée pourra être prolongée conformément aux articles 3.2 et 17.2 des clauses types.
Annexes
5. Aux fins du présent contrat, les annexes visées dans les clauses types, à savoir les articles 4 et 8, sont les annexes 2 et 3, respectivement.
Intégralité de l'accord
6. Le présent contrat exprime l'intégralité de l'accord entre les parties et aucune convention orale ni aucun écrit antérieur n'en modifient les termes.
EN FOI DE QUOI les soussignés, à ce dûment autorisés par les parties respectives, ont signé le présent contrat à . . . . ., le . . . . .
Annexe 1re
[Coordonnées et carte du secteur d'exploration]
Annexe 2
[Programme d'activité quinquennal en cours, tel que révisé périodiquement]
Annexe 3
[Le programme de formation deviendra une annexe au contrat lorsqu'il aura été approuvé par l'Autorité conformément à l'article 8 des clauses types.]
LE PRESENT CONTRAT, conclu le . . . . . entre l'AUTORITE INTERNATIONALE DES FONDS MARINS (ci-après dénommée " l'Autorité "), représentée par son SECRETAIRE GENERAL, et . . . . . (ci-après dénommé(e) " le Contractant "), représenté(e) par . . . . ., STIPULE ce qui suit :
Incorporation des clauses types
1. Les clauses types énoncées à l'annexe IV du Règlement relatif à la prospection et à l'exploration des encroûtements cobaltifères de ferromanganèse dans la Zone (ci-après dénommé le " Règlement ") font partie du présent contrat et produisent le même effet que si elles y étaient intégralement reproduites.
Zone d'exploration
2. Aux fins du présent contrat, on entend par " zone d'exploration " la partie de la Zone attribuée au Contractant aux fins d'exploration, qui est délimitée par les coordonnées indiquées à l'annexe 1re du présent contrat, telle qu'elle peut être réduite de temps à autre en application des clauses types et du Règlement.
Cession de droits
3. Eu égard à a) leur intérêt mutuel dans la conduite d'activités d'exploration dans la zone d'exploration conformément à la Convention des Nations Unies sur le droit de la mer du 10 décembre 1982 et à l'Accord relatif à l'application de la partie XI de la Convention, b) la responsabilité qui incombe à l'Autorité d'organiser et de contrôler les activités menées dans la Zone, en particulier en vue d'en administrer les ressources, conformément au régime juridique institué dans la partie XI de la Convention et dans l'Accord et dans la partie XII de la Convention et c) l'intérêt que présente pour le Contractant la conduite d'activités dans la zone d'exploration et son engagement financier à cette fin, et les conventions réciproques souscrites dans le présent contrat, l'Autorité accorde au Contractant le droit exclusif d'explorer les encroûtements cobaltifères dans la zone d'exploration conformément ux clauses du présent contrat.
Entrée en vigueur et durée du contrat
4. Le présent contrat prendra effet dès qu'il aura été signé par les deux parties et, sous réserve des clauses types, restera en vigueur pendant une période de 15 ans à compter de cette date à moins que :
a) Le Contractant n'obtienne un contrat d'exploitation dans la zone d'exploration prenant effet avant l'expiration de ladite période de 15 ans; ou que
b) Le contrat ne soit résilié plus tôt, étant entendu que sa durée pourra être prolongée conformément aux articles 3.2 et 17.2 des clauses types.
Annexes
5. Aux fins du présent contrat, les annexes visées dans les clauses types, à savoir les articles 4 et 8, sont les annexes 2 et 3, respectivement.
Intégralité de l'accord
6. Le présent contrat exprime l'intégralité de l'accord entre les parties et aucune convention orale ni aucun écrit antérieur n'en modifient les termes.
EN FOI DE QUOI les soussignés, à ce dûment autorisés par les parties respectives, ont signé le présent contrat à . . . . ., le . . . . .
Annexe 1re
[Coordonnées et carte du secteur d'exploration]
Annexe 2
[Programme d'activité quinquennal en cours, tel que révisé périodiquement]
Annexe 3
[Le programme de formation deviendra une annexe au contrat lorsqu'il aura été approuvé par l'Autorité conformément à l'article 8 des clauses types.]
Art. N4. Bijlage 4. - Typeclausules van het exploratiecontract
Art. 1. Definities
1.1 In onderstaande clausules:
a) verstaat men onder " exploratiegebied " het deel van het Gebied dat aan de Contractant toegekend is met het oog op de exploratie, beschreven is in bijlage 1 bij dit contract en waarvan de oppervlakte soms beperkt kan worden in toepassing van dit contract en van het Voorschrift.
b) verstaat men onder " activiteitenprogramma " het programma dat in bijlage 2 bij dit contract bepaald is; het mag regelmatig worden gewijzigd overeenkomstig artikelen 4.3 en 4.4 hieronder;
c) verstaat men onder " voorschrift " het voorschrift met betrekking tot de prospectie en exploratie van de kobalt-rijke korsten in het Gebied, dat goedgekeurd is door de Autoriteit.
1.2 De termen en uitdrukkingen die in het Voorschrift gedefinieerd zijn, worden in dezelfde zin geïnterpreteerd als deze typeclausules.
1.3 De Overeenkomst met betrekking tot de toepassing van deel XI van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de Zee van 10 december 1982 bepaalt dat zijn bepalingen en deel XI van het Verdrag samen als eenzelfde instrument moeten worden geïnterpreteerd en toegepast; dit contract en de verwijzingen naar het Verdrag die erin gedaan worden, moeten navenant worden geïnterpreteerd en toegepast.
1.4 Dit contract omvat de bijlagen ervan, die er integraal deel van uitmaken.
Art. 2. Contractuele bescherming
2.1 De Contractant geniet van contractuele bescherming en dit contract mag enkel worden opgeheven, ontbonden of herzien overeenkomstig artikelen 20, 21 en 24 ervan.
2.2 De Contractant heeft het exclusief recht om de kobalt-rijke korsten in de exploratiegebied te exploreren overeenkomstig de clausules van dit contract. De Autoriteit moet erop toezien dat geen enkele andere entiteit in hetzelfde gebied werkzaamheden uitoefent die op een andere categorie van rijkdommen betrekking hebben, op een manier die de werkzaamheden die de Contractant uitvoert, te veel zou hinderen.
2.3 De Contractant heeft het recht, mits kennisgeving aan de Autoriteit, om gelijk wanneer geheel of gedeeltelijk afstand te doen van haar rechten op de exploratiegebied, zonder hiervoor gesanctioneerd te worden aangezien ze moet blijven instaan voor alle verplichtingen die ze vóór de datum van deze afstand aangegaan is betreffende de zone waar ze afstand van doet.
2.4 Geen enkele bepaling van dit contract mag worden beschouwd als een bepaling die de Contractant andere rechten verleent dan die welke er uitdrukkelijk in voorzien zijn. De Autoriteit behoudt zich het recht voor met derden contracten af te sluiten aangaande andere rijkdommen dan de kobalt-rijke korsten van het gebied die door dit contract beoogd wordt.
Art. 3. Duur van het contract
3.1 Dit contract treedt in werking zodra het door beide partijen ondertekend is en zal van kracht blijven gedurende een periode van vijftien jaar, te rekenen vanaf deze datum, tenzij:
a) de Contractant geen exploitatiecontract in de exploratiegebied verkrijgt dat aanvangt voor het verstrijken van de periode van vijftien jaar; of
b) het eerder ontbonden wordt, aangezien de duur ervan mag worden verlengd overeenkomstig onderstaande artikelen 3.2 en 17.2.
3.2 Als de Contractant hiervoor een aanvraag indient ten laatste zes maanden voor het verstrijken ervan, mag dit contract worden verlengd voor periodes die elk niet langer dan vijf jaar duren, volgens de clausules en voorwaarden die de Autoriteit en de Contractant overeenkomstig het voorschrift mogen overeenkomen. Deze verlengingen worden toegestaan als de Contractant in eer en geweten haar best gedaan heeft om zich te schikken naar de bepalingen van dit contract maar wegens redenen buiten haar wil om, de voorbereidende werken die nodig zijn om tot de exploitatiefase over te gaan, niet tot een goed einde heeft kunnen brengen of als de economische omstandigheden van het moment de overgang tot de exploitatiefase niet rechtvaardigen.
3.3 Niettegenstaande het verstrijken van dit contract overeenkomstig Artikel 3.1 ervan, zullen de rechten en verplichtingen van de Contractant behouden worden totdat haar aanvraag onderzocht is en een exploitatiecontract opgesteld of geweigerd is als de Contractant minstens 90 dagen voor het verstrijken een exploitatiecontract aangevraagd heeft.
Art. 4. Exploratie
4.1 De Contractant voert de exploratie uit overeenkomstig de kalender in het activiteitenprogramma dat in bijlage 2 bij dit contract opgenomen is en houdt rekening met deze kalender of met elke wijziging die ermee verband houdt, zoals voorzien door dit contract.
4.2 De Contractant voert het activiteitenprogramma uit dat opgenomen is in bijlage 2 bij dit contract. Hiertoe besteedt ze, voor elk jaar van het contract, in de effectieve en rechtstreekse uitgaven voor de exploratie een bedrag dat minstens equivalent is aan het bedrag dat voorzien is in het in aanmerking genomen programma of in elke wijziging die ermee gepaard gaat.
4.3 Met de toestemming van de Autoriteit, welke toestemming deze laatste niet zonder afdoende reden mag weigeren, mag de Contractant regelmatig aan het activiteitenprogramma en de uitgaven die erin voorzien zijn, wijzigingen aanbrengen die nodig en voorzichtig kunnen zijn volgens de goede praktijken in de mijnindustrie en rekening houdend met de marktsituatie voor de metalen die de kobalt-rijke korsten bevatten alsook met de algemene economische situatie.
4.4 De Contractant en de Secretaris-generaal gaan samen over tot het nazicht van de resultaten van de exploratieactiviteiten die krachtens dit contract uitgevoerd worden, ten laatste 90 dagen voor het verstrijken van elke periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding die in artikel 3 voorzien is. De Secretaris-generaal mag eisen van de Contractant dat ze hem de bijkomende gegevens en inlichtingen meedeelt die nodig kunnen zijn met het oog op dit nazicht. Na dit nazicht brengt de Contractant de nodige aanpassingen aan haar werkplan aan en deelt ze haar activiteitenprogramma voor de volgende vijf jaren mee, met inbegrip van een herziene kalender van de jaarlijkse uitgaven die ze voorziet. Bijlage 2 wordt navenant gewijzigd.
Art. 5. Toezicht op het leefmilieu
5.1 De Contractant neemt de nodige maatregelen om de vervuiling van het mariene milieu en de andere risico's die voor dit milieu uit haar werkzaamheden in het Gebied voortvloeien, te voorkomen, te beperken en te beheersen, door het voorzorgsbeginsel alsook de beste ecologische praktijken toe te passen.
5.2 Alvorens de exploratieactiviteiten aan te vatten, moet de Contractant het volgende aan de Autoriteit voorleggen:
a) een impactstudie waarin de mogelijke effecten op het mariene milieu van de voorgestelde activiteiten vermeld worden;
b) een voorstel voor een toezichtprogramma om het mogelijke effect van de voorgestelde activiteiten op het mariene milieu te bepalen; en
c) gegevens die gebruikt kunnen worden om een ecologisch getuigenprofiel op te stellen op basis waarvan het effect van de voorgestelde werkzaamheden geëvalueerd zal kunnen worden.
5.3 Overeenkomstig het voorschrift, vergaart de Contractant gegevens over het leefmilieu naargelang de exploratieactiviteiten vorderen en stelt ze ecologische getuigenprofielen op, op basis waarvan de vermoedelijke effecten op het mariene milieu van haar werkzaamheden geëvalueerd zullen worden.
5.4 Overeenkomstig het voorschrift werkt de Contractant een programma uit om de effecten op het mariene milieu van haar activiteiten in de gaten te kunnen houden; ze voert dit programma ook uit. Ze werkt samen met de Autoriteit om dit toezicht te vrijwaren.
5.5 Ten laatste 90 dagen na het einde van elk burgerlijk jaar brengt de Contractant verslag uit aan de Secretaris-generaal over de uitvoering en de resultaten van het toezichtprogramma beoogd in artikel 5.4 van dit contract en deelt ze de gegevens en inlichtingen mee die het Voorschrift voorschrijft.
Art. 6. Rampenplannen en noodgevallen
6.1 Alvorens haar activiteitenprogramma krachtens dit contract aan te vangen, moet de Contractant de Secretaris-generaal een rampenplan voorleggen, waarmee men op efficiënte wijze het hoofd kan bieden aan de incidenten die kunnen voortvloeien uit de activiteiten die ze in de exploratiegebied wenst uit te voeren en die het mariene milieu aanzienlijk kunnen aantasten. Dit rampenplan bevat bijzondere procedures en voorziet geschikte uitrustingen om het hoofd te bieden aan dergelijke incidenten en, in het bijzonder, bepalingen die ervoor zorgen dat:
a) Het algemeen alarm onmiddellijk geactiveerd wordt in de activiteitensector;
b) De Secretaris-generaal onmiddellijk verwittigd wordt;
c) De schepen die op het punt staan om in de onmiddellijke omgeving te komen, verwittigd worden;
d) De Secretaris-generaal voortdurend op de hoogte gehouden wordt van alle omstandigheden van het incident, van de reeds genomen maatregelen en van de nieuwe maatregelen die nodig zijn;
e) De vervuilende stoffen verwijderd worden, indien nodig;
f) Alle ernstige schade die het mariene milieu aantast, tot een minimum beperkt wordt en, in de mate van het mogelijke, voorkomen wordt en dat de effecten ervan verzwakt worden;
g) Desgevallend werkt de Contractant met andere contractanten en met de Autoriteit samen om het hoofd te bieden aan de noodsituatie; en opdat
h) Er op regelmatige tijdstippen rampoefeningen georganiseerd worden.
6.2 De Contractant meldt onverwijld aan de Secretaris-generaal elk incident dat voortvloeit uit haar activiteiten en ernstige schade aan het mariene milieu toegebracht heeft, toebrengt of kan toebrengen. In haar verslag verschaft ze gedetailleerde inlichtingen over dit incident, met name:
a) De gegevens van de zone die aangetast is of dreigt te worden;
b) De beschrijving van de maatregelen die ze genomen heeft om de ernstige schade die het mariene milieu aantast of dreigt aan te tasten, te voorkomen, te beheersen, zoveel mogelijk te beperken of te herstellen;
c) Een beschrijving van de maatregelen die ze genomen heeft om toe te zien op de effecten op het mariene milieu van het incident; en
d) Alle andere informatie die de Secretaris-generaal haar redelijkerwijs mag vragen.
6.3 De Contractant voert de in een noodgevallen door de Raad uitgevaardigde bevelen en de onmiddellijk maatregelen van tijdelijke aard uitgevaardigd door de Secretaris-generaal overeenkomstig het Voorschrift uit, welke het bevel kunnen bevatten om alle werkzaamheden in het exploratiegebied onmiddellijke op te schorten of te wijziging, om zo schade of een dreiging tot ernstige schade aan het mariene milieu te voorkomen, te beheersen, zoveel mogelijk te beperken of te herstellen.
6.4 Als de Contractant deze bevelen of onmiddellijke maatregelen van tijdelijke aard niet snel uitvoert, mag de Raad redelijke maatregelen nemen die nodig kunnen zijn om de ernstige schade die het mariene milieu aantast of dreigt aan te tasten, te voorkomen, te beheersen, zoveel mogelijk te beperken of te herstellen op kosten van de Contractant. De Contractant moet onverwijld aan de Autoriteit het bedrag van de aldus gedane uitgaven terugbetalen, dat opgeteld wordt bij alle mogelijke geldboetes die haar opgelegd zouden kunnen worden krachtens de clausules van dit contract of van het voorschrift.
Art. 7. Mensenresten, voorwerpen en sites van archeologische of historische aard
De Contractant stelt de Secretaris-generaal onmiddellijk en schriftelijk in kennis van elke ontdekking, in het exploratiegebied, van alle mensenresten, voorwerpen of sites van archeologische of historische aard en van de plaats waar deze zich bevinden. De Secretaris-generaal bezorgt deze informatie aan de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur en aan gelijk welke andere bevoegde internationale organisatie. Wanneer dergelijke mensenresten, voorwerpen of sites in een exploratiegebied ontdekt worden, en om te voorkomen dat de staat ervan beschadigd zou worden, mag men geen enkele nieuwe prospectie- of exploratieactiviteit uitvoeren binnen een straal met een redelijke afmeting, zolang de Raad zijn beslissing hierover niet herzien heeft, rekening houdend met de adviezen van de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur of van gelijk welke bevoegde internationale organisatie.
Art. 8. Opleiding
8.1 Overeenkomstig het Voorschrift dient de Contractant, voordat ze de exploratie krachtens dit contract aanvat, projecten voor te leggen ter goedkeuring van de Autoriteit inzake het programma voor de opleiding van het personeel van de Autoriteit en van de Ontwikkelingsstaten, dat met name voorziet in de participatie van dit personeel aan alle werkzaamheden die ze krachtens dit contract uitvoert.
8.2 Over de reikwijdte en financiering van het opleidingsprogramma wordt onderhandeld tussen de Contractant, de Autoriteit en de Staat/Staten die voor de Contractant borg staat/staan.
8.3 De Contractant zorgt voor de opleiding overeenkomstig het programma voor de opleiding van het personeel, welk programma uitdrukkelijk beoogd wordt in artikel 8.1 van dit contract dat goedgekeurd werd door de Autoriteit in toepassing van het voorschrift; dit programma dat soms herzien en aangevuld wordt, gaat integraal deel uitmaken van dit contract, onder de vorm van bijlage 3.
Art. 9. Boekhoudkundige stukken
De Contractant houdt een volledige en geschikte reeks boeken, rekeningen en financiële staten bij overeenkomstig de internationaal erkende boekhoudprincipes. Deze boeken, rekeningen en financiële staten moeten volledige informatie verschaffen over de uitgaven die effectief en rechtstreeks gedaan werden met het oog op de exploratie en alle andere inlichtingen die een effectieve audit van deze uitgaven kunnen vereenvoudigen.
Art. 10. Jaarverslagen
10.1 Ten laatste 90 dagen na het einde van elk burgerlijk jaar bezorgt de Contractant de Secretaris-generaal een verslag, onder de vorm die geregeld door de Juridische en Technische Commissie aanbevolen wordt, over de werkzaamheden die ze in het exploratiegebied uitgevoerd heeft, welk verslag, in voorkomend geval, voldoende gedetailleerde inlichtingen bevat over:
a) de exploratieactiviteiten die in de loop van het burgerlijk jaar uitgevoerd werden, met inbegrip van de kaarten, diagrammen en grafieken die de uitgevoerde werken en de verkregen resultaten illustreren;
b) het materiaal dat gebruikt is voor de exploratieactiviteiten, met inbegrip van de resultaten van het experiment met de voorgestelde extractietechnieken, maar met uitzondering van de technische specificaties met betrekking tot de uitrustingen; en
c) de uitvoering van de opleidingsprogramma's, met inbegrip van de voorgestelde herzieningen en uitbreidingen.
10.2 Dit verslag bevat eveneens:
a) De resultaten van de programma's inzake toezicht op het leefmilieu, met inbegrip van de waarnemingen, maatregelen, evaluaties en analyses van de ecologische parameters;
b) Een overzicht van de hoeveelheid kobalt-rijke korsten die als stalen of met het oog op experimenten afgenomen werden;
c) Een overzicht, opgesteld overeenkomstig de internationaal erkende boekhoudprincipes en gecertificeerd door een naar behoren erkend accountantskantoor of, wanneer de Contractant een Staat of een Staatsonderneming is, door de Staat die voor hem borg staat, van de rechtstreekse en effectieve uitgaven voor de exploratie die de Contractant gedaan heeft bij de uitvoering van het activiteitenprogramma in de loop van haar boekjaar - de Contractant mag deze uitgaven voorleggen als uitgaven die gedaan werden met het oog op de opwaardering vóór de opstart van de handelsproductie; en
d) gedetailleerde inlichtingen over de inrichtingen die men misschien aan het activiteitenprogramma gaat aanbrengen en de motieven voor deze inrichtingen.
10.3 De Contractant moet eveneens, als aanvulling op de verslagen die in de paragrafen 10.1 en 10.2 van dit artikel vermeld zijn, alle aanvullende inlichtingen indienen die de Secretaris-generaal soms redelijkerwijs kan vragen opdat de Autoriteit haar functies zou kunnen vervullen krachtens het Verdrag, het voorschrift en dit contract.
10.4 De Contractant bewaart in goede staat een representatieve fractie van de stalen en van de bodemmonsters van kobalt-rijke korsten die tijdens de exploratie afgenomen werden, totdat dit contract verstrijkt. De Autoriteit mag schriftelijk vragen aan de Contractant om haar, met het oog op de analyse, een fractie van deze stalen en bodemmonsters die tijdens de exploratie afgenomen werden, terug te geven.
[1 10.5 De contractant zal, op het moment van indiening van een jaarverslag, een jaarlijkse bijdrage voor algemene onkosten betalen van 47.000 dollar (of het bedrag zoals kan worden vastgesteld in overeenstemming met de bepaling in paragraaf 10.6 van dit artikel) om de kosten te dekken die door de Autoriteit gemaakt worden bij het beheren en het toezicht van dit contract en bij het nazicht van de jaarverslagen ingediend overeenkomstig paragraaf 10.1 van dit artikel.
10.6 Het bedrag van de jaarlijkse bijdrage voor algemene onkosten kan worden herzien door de Autoriteit om zich aan te passen aan de werkelijk en in redelijkheid gemaakte kosten.]1
Art. 11. Gegevens en inlichtingen die voorgelegd moeten worden wanneer het contract verstrijkt
11.1 De Contractant deelt de Autoriteit alle relevante gegevens en inlichtingen mee die ze nodig heeft om haar bevoegdheden en functies op efficiënte wijze te kunnen uitoefenen wat het exploratiegebied betreft, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.
11.2 Wanneer dit contract verstrijkt of ontbonden wordt, moet de Contractant, voor zover ze dit nog niet gedaan heeft, onderstaande gegevens en inlichtingen aan de Secretaris-generaal voorleggen:
a) een kopie van alle relevante geologische, ecologische, geochemische en geofysische gegevens die ze tijdens de uitvoering van het activiteitenprogramma verworven heeft, en die de Autoriteit nodig heeft om haar bevoegdheden en functies op efficiënte wijze te kunnen uitoefenen wat het exploratiegebied betreft;
b) een raming van de exploiteerbare afzettingen, wanneer deze afzettingen geïdentificeerd werden, met inbegrip van de gedetailleerde inlichtingen over de inhoud en hoeveelheid van de erkende, vermoedelijke en mogelijke reserves van kobalt-rijke korsten, en van de vooruitzichten betreffende de ontginningsvoorwaarden;
c) een kopie van alle relevante geologische, technische, financiële en economische verslagen die ze opgesteld heeft of laten opstellen heeft, en die de Autoriteit nodig heeft om haar bevoegdheden en functies op efficiënte wijze uit te oefenen wat het exploratiegebied betreft;
d) Voldoende gedetailleerde inlichtingen over het materiaal dat gebruikt is tijdens de exploratieactiviteiten, met inbegrip van de resultaten van het experiment met de voorgestelde extractietechnieken, maar met uitzondering van de technische specificaties van dit materiaal;
e) een overzicht van de hoeveelheid kobalt-rijke korsten die als stalen of met het oog op experimenten afgenomen werden; en
f) een verklaring waarin vermeld wordt hoe en waar de stalen bewaard worden en hoe de Autoriteit er toegang tot kan hebben.
11.3 De gegevens en inlichtingen die beoogd worden in artikel 11.2 hieronder worden eveneens meegedeeld aan de Secretaris-generaal als de Contractant, voor het verstrijken van dit contract, de goedkeuring vraagt van een werkplan met betrekking tot de exploitatie of afstand doet van haar rechten in het exploratiegebied, voor zover deze gegevens en inlichtingen betrekking hebben op het gebied waarvan ze afstand gedaan heeft.
Art. 12. Vertrouwelijk karakter
De gegevens en inlichtingen die aan de Autoriteit meegedeeld worden krachtens dit contract, worden als vertrouwelijk beschouwd overeenkomstig de bepalingen van het voorschrift.
Art. 13. Verbintenissen
13.1 De Contractant gaat over tot de exploratie overeenkomstig de voorwaarden van dit contract, het voorschrift, deel XI van het Verdrag, de Overeenkomst en de andere regels inzake internationaal recht die niet onverenigbaar met het Verdrag zijn.
13.2 De Contractant verbindt zich ertoe:
a) de clausules van dit contract als uitvoerbaar te aanvaarden en na te leven;
b) de verplichtingen na te komen die haar krachtens de bepalingen van het Verdrag, regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit en de beslissingen van de bevoegde organen van de Autoriteit opgelegd worden;
c) te aanvaarden dat de Autoriteit op de activiteiten die in het Gebied uitgevoerd worden, de controle uitoefent die door het Verdrag toegestaan is;
d) in eer en geweten de verplichtingen na te komen die haar krachtens dit contract opgelegd worden; en
e) in de mate van het mogelijke, rekening te houden met alle aanbevelingen die de Juridische en Technische Commissie geregeld kan formuleren.
13.3 De Contractant stelt alles in het werk om het activiteitenprogramma uit te voeren:
a) met de vereiste toewijding, efficiëntie en zuinigheid;
b) rekening houdend met de effecten van haar activiteiten op het mariene milieu; en
c) rekening houdend met de andere activiteiten die in het mariene milieu uitgevoerd worden.
13.4 De Autoriteit verbindt zich ertoe de bevoegdheden en functies die het Verdrag en de Overeenkomst haar verlenen, in eer en geweten uit te oefenen overeenkomstig Artikel 157 van het Verdrag.
Art. 14. Inspectie
14.1 De Contractant staat de Autoriteit toe om haar inspecteurs aan boord te laten komen van de schepen en installaties die ze gebruikt met het oog op haar werkzaamheden in het exploratiegebied, opdat deze inspecteurs:
a) zouden kunnen nagaan of ze de voorwaarden van dit contract en de bepalingen van het voorschrift naleeft; en
b) zouden kunnen toezicht houden op de effecten op het mariene milieu van deze werkzaamheden.
14.2 De Secretaris-generaal stelt de Contractant, voldoende op voorhand, in kennis van de vermoedelijke datum en duur van de inspecties, van de naam van de inspecteurs en van alle werkzaamheden waarvoor deze laatsten waarschijnlijk gespecialiseerd materiaal of de bijzondere bijstand van het personeel van de Contractant nodig zullen hebben.
14.3 De inspecteurs zijn bevoegd om elk schip of elke installatie te inspecteren, met inbegrip van het logboek, de uitrustingen, de registers, de installaties, alle andere geregistreerde gegevens en alle documenten die nodig zijn om te bepalen of de Contractant haar verplichtingen nagekomen heeft.
14.4 De Contractant, haar agenten en werknemers helpen de inspecteurs om hun functies te vervullen en:
a) aanvaarden dat deze laatsten onverwijld alsook veilig aan boord van de schepen en installaties komen, en vereenvoudigen de toegang voor hen;
b) werken mee aan de inspectie van elk schip en elke installatie, welke inspectie uitgevoerd wordt overeenkomstig deze procedures;
c) verlenen de inspecteurs toegang, op gelijk welk redelijk uur, tot alle materialen, uitrustingen en personeelsleden die zich aan boord van de schepen en installaties bevinden;
d) onthouden zich ervan de inspecteurs bij de uitoefening van hun functie te hinderen, zich tegen hen te verzetten of te intimideren;
e) bieden de inspecteurs een gepaste dienstverlening aan en zorgen er, in voorkomend geval, voor dat ze eten, drinken alsook onderdak krijgen; en
f) zorgen ervoor dat de inspecteurs veilig terug aan land komen.
14.5 Onder veilige omstandigheden vermijden de inspecteurs het normale verloop te belemmeren van de operaties aan boord van de schepen en installaties die de Contractant gebruikt om haar werkzaamheden in het geïnspecteerde gebied uit te voeren en handelen ze overeenkomstig het voorschrift en de maatregelen die genomen werden om het vertrouwelijk karakter van de gegevens en inlichtingen te beschermen.
14.6 De Secretaris-generaal en al zijn naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers hebben, met het oog op de audit en het nazicht, toegang tot alle boekhoudkundige documenten, stukken en geschriften van de Contractant, die nodig zijn om de uitgaven beoogd in artikel 10.2 c) te controleren en die rechtstreeks op deze uitgaven betrekking hebben.
14.7 De Secretaris-generaal deelt de Contractant en de Staat/Staten voor hem borg staat/staan, alle relevante informatie mee die afkomstig is van de verslagen van de inspecteurs indien er maatregelen genomen dienen te worden.
14.8 Als de Contractant om een of een andere reden haar exploratieactiviteiten niet voortzet en geen aanvraag voor een exploitatiecontract indient, moet ze, alvorens zich uit de exploratiegebied terug te trekken, de Secretaris-generaal schriftelijk verwittigen opdat de Autoriteit, indien ze dit wenst, zou kunnen overgaan tot een inspectie overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.
Art. 15. Veiligheids-, gebruiks- en gezondheidsnormen
15.1 De Contractant handelt overeenkomstig de regels en algemeen aanvaarde internationale normen die opgesteld werden door de bevoegde internationale organisaties of door de algemene diplomatieke conferenties betreffende de bescherming van mensenlevens op zee en het voorkomen van botsingen, alsook overeenkomstig de regels, voorschriften, procedures en richtlijnen die de Autoriteit zou kunnen goedkeuren inzake veiligheid op zee. Voor elk schip dat gebruikt wordt om activiteiten in het Gebied uit te voeren, moet men geldige certificaten kunnen voorleggen, die voor deze regels en internationale normen vereist zijn en in toepassing ervan uitgereikt worden.
15.2 Elke Contractant die krachtens dit contract exploratieactiviteiten uitvoert, moet de regels, voorschriften, procedures en richtlijnen naleven die de Autoriteit zou kunnen goedkeuren inzake de bescherming tegen discriminatie op het werk, het voorkomen van arbeidsongevallen en beroepsziektes, professionele betrekkingen, sociale zekerheid, veiligheid op het werk en de leefomstandigheden op de werkplaats. Deze regels, voorschriften en procedures moeten rekening houden met de verdragen alsook aanbevelingen van de Internationale Arbeidsorganisatie en van de andere bevoegde internationale organisaties.
Art. 16. Verantwoordelijkheid
16.1 De Contractant is verantwoordelijk voor de effectieve schade, met inbegrip van de schade die aan het mariene milieu toegebracht is en te wijten is aan ongeoorloofde handelingen of nalatigheden van haar of van haar werknemers, onderaannemers, agenten en alle andere personen die voor hun rekening werken of handelen tijdens de uitvoering van de operaties krachtens dit contract, met inbegrip van de kostprijs van de redelijke maatregelen die genomen zijn om de schade die het mariene milieu aantast, te voorkomen of te beperken, rekening houdend, in voorkomend geval, met de handelingen of nalatigheden van de Autoriteit die tot de schade bijgedragen hebben.
16.2 De Contractant beschermt de Autoriteit, haar werknemers, onderaannemers en agenten tegen klachten of handelingen die onder de verantwoordelijkheid vallen van derden en steunen op een handeling of ongeoorloofde nalatigheid door de Contractant of haar werknemers, onderaannemers, agenten en alle andere personen die voor haar rekening werken of handelen bij de uitoefening van de operaties die krachtens dit contract uitgevoerd worden.
16.3 De Autoriteit is verantwoordelijk voor de effectieve schade die toegebracht wordt aan de Contractant door de ongeoorloofde handelingen die ze begaat bij de uitoefening van haar bevoegdheden en functies, met inbegrip van de schendingen van artikel 168, paragraaf 2 van het Verdrag, rekening houdend met het deel van de verantwoordelijkheid dat te wijten is aan Contractant, haar werknemers, agenten en onderaannemers en gelijk welke andere personen die voor hun rekening werken of handelen bij de uitvoering van de operaties krachtens dit contract, voor haar eigen handelingen of nalatigheden.
16.4 De Autoriteit beschermt de Contractant, haar werknemers, onderaannemers en agenten alsook alle andere personen die voor haar rekening werken of handelen bij de uitvoering van de operaties die krachtens dit contract uitgevoerd worden tegen klachten of handelingen die onder de verantwoordelijkheid vallen van derden en steunen op een handeling of ongeoorloofde nalatigheid door de Autoriteit bij de uitoefening van haar bevoegdheden en functies in het kader van dit contract, met inbegrip van de schendingen van artikel 168, 2) van het Verdrag.
16.5 De Contractant sluit bij verzekeringsmaatschappijen met internationale faam de geschikte verzekeringspolissen af, overeenkomstig de algemeen aanvaarde internationale praktijken inzake maritieme aangelegenheden.
Art. 17. Overmacht
17.1 De Contractant wordt niet verantwoordelijk gesteld voor gelijk welke onvermijdelijke vertraging bij de uitvoering of voor de niet-uitvoering van gelijk welke verplichting die haar krachtens dit contract opgelegd wordt en die aan overmacht te wijten is. In dit contract verstaat men onder " overmacht " een evenement dat of een situatie die de Contractant redelijkerwijs niet kan voorkomen of beheersen op voorwaarde dat het evenement of de situatie waarvan sprake niet voortvloeit uit de nalatigheid of niet-naleving van de goede praktijken inzake mijnontginning.
17.2 Als de Contractant dit vraagt, zal ze een bijkomende termijn verkrijgen die overeenstemt met de duur van de vertraging bij de uitvoering, welke vertraging aan overmacht te wijten is; de duur van dit contract zal navenant worden verlengd.
17.3 In geval van overmacht neemt de Contractant alle maatregelen die ze redelijkerwijs kan nemen om haar uitvoeringscapaciteit te herstellen en zich met een minimale vertraging naar de clausules van dit contract te schikken.
17.4 Zodra ze dit redelijkerwijs kan doen, meldt de Contractant een geval van overmacht aan de Autoriteit en informeert ze haar tevens wanneer de situatie opnieuw normaal geworden is.
Art. 18. Tegenspraak
Noch de Contractant, noch gelijk welke aanverwante onderneming, noch gelijk welke onderaannemer kunnen op gelijk welke manier laten gelden dat of uitdrukkelijk of onrechtstreeks verklaren dat de Autoriteit of een van haar ambtenaren gelijk welk standpunt (geuit) heeft betreffende de kobalt-rijke korsten die zich in het exploratiegebied bevinden, en geen enkele soortgelijke verklaring die rechtstreeks of onrechtstreeks naar dit contract verwijst, mag opgenomen worden in een folder, advies, omzendbrief, advertentie, perscommuniqué of een gelijkaardig document dat van de Contractant, van een aanverwante onderneming of van een onderaannemer uitgaat. In dit artikel verstaat men onder " aanverwante onderneming ": elke persoon, firma, maatschappij of elk overheidsbedrijf die/dat de Contractant controleert, door haar gecontroleerd wordt of aan dezelfde controle als haar onderworpen is.
Art. 19. Afstand
Mits kennisgeving aan de Autoriteit mag de Contractant afstand doen van haar rechten en dit contract ontbinden zonder gesanctioneerd te worden aangezien ze echter gebonden blijft door alle verplichtingen die ze voor de datum van deze afstand aangegaan zal hebben en door de verplichtingen die haar na de ontbinding opgelegd worden in toepassing van het voorschrift.
Art. 20. Beëindiging van de borgstelling
20.1 Als de nationaliteit van de Contractant, of de entiteit die haar controleert, verandert, of als de Staat die borg staat, zoals in het voorschrift gedefinieerd, een einde stelt aan zijn borgstelling, moet de Contractant de Autoriteit hierover onverwijld inlichten.
20.2 Hoe dan ook, indien de Contractant van een andere sponsor, die voldoet aan de voorwaarden voorgeschreven door het Voorschrift, niet bekomt dat hij een borgstellingscertificaat aan de Autoriteit voorlegt in de voorgeschreven vorm en binnen de termijn bepaald in het Voorschrift, wordt dit contract onmiddellijk ontbonden.
Art. 21. Opheffing en ontbinding van het contract, en boetes
21.1 De Raad mag dit contract opheffen of er een einde aan stellen, onverminderd alle andere rechten waarover de Autoriteit kan beschikken, in elk van de onderstaande gevallen:
a) wanneer de Contractant, ondanks de schriftelijke waarschuwingen, haar werkzaamheden op een dergelijke manier uitgevoerd heeft dat deze beschouwd worden als ernstige, herhaalde en vrijwillige inbreuken op de basisclausules van dit contract, op deel XI van het Verdrag, op de Overeenkomst alsook op de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit; of
b) wanneer de Contractant zich niet geschikt heeft naar een definitieve en verplichte beslissing die ten aanzien van haar genomen werd door het orgaan voor de regeling van geschillen; of
c) wanneer de Contractant insolvabel wordt, failliet verklaard wordt, een akkoord met haar schuldeisers afsluit, in vereffening geplaatst wordt, op eigen verzoek of gedwongen onder curatele gesteld wordt, of nog, bij een rechtbank de aanduiding van een administrateur of van een curator eist of vraagt, of een betrokken instantie inschakelt krachtens een wet over het faillissement, de insolvabiliteit of de regeling van de schuld die op dat moment van toepassing is, voor andere doeleinden dan het herstel.
21.2 Onverminderd artikel 17 mag de Raad, na de Contractant geraadpleegd te hebben, dit contract opheffen of er een einde aan stellen, onverminderd alle andere rechten waarover de Autoriteit kan beschikken, wanneer de Contractant de verplichtingen die haar door dit contract opgelegd worden, niet kan nakomen ten gevolge van een evenement dat of van een situatie die een geval van overmacht vormt, in de zin van artikel 17.1, en onafgebroken voortduurt gedurende meer dan twee jaar terwijl de Contractant alle maatregelen genomen heeft die ze redelijkerwijs kan nemen om haar uitvoeringscapaciteit te herstellen en zich met een minimale vertraging naar de clausules van dit contract te schikken.
21.3 Elke opheffing of ontbinding gebeurt via de Secretaris-generaal onder de vorm van een kennisgeving waarin de motieven van zijn beslissing vermeld worden. De opheffing of ontbinding vangt 60 dagen na deze kennisgeving aan, tenzij de Contractant in die periode het recht van de Autoriteit om dit contract op te heffen of te ontbinden, betwist overeenkomstig deel XI, Afdeling 5 van het Verdrag.
21.4 Als de Contractant een dergelijk initiatief neemt, zal dit contract enkel opgeheven of ontbonden worden overeenkomstig een definitieve en verplichte beslissing die genomen wordt overeenkomstig deel XI, Afdeling 5 van het Verdrag.
21.5 Als de Raad dit contract opheft, mag hij, mits kennisgeving, van de Contractant eisen dat ze haar operaties opnieuw aanvat en zich, ten laatste 60 dagen na deze kennisgeving, naar de clausules van dit contract schikt.
21.6 In geval van een inbreuk op dit contract die niet beoogd wordt in paragraaf 21.1 a) van dit artikel, mag de Raad, in plaats van dit contract op te heffen of te ontbinden krachtens deze paragraaf 21.1, de Contractant boetes opleggen die in verhouding staan tot de ernst van de inbreuk.
21.7 De Raad mag geen gevolg geven aan een beslissing waarbij boetes opgelegd worden aan de Contractant zolang deze laatste niet de kans gekregen heeft om alle rechtsmiddelen te gebruiken waarover ze krachtens Afdeling 5 van deel XI van het Verdrag beschikt.
21.8 Als dit contract ontbonden wordt of verstrijkt, schikt de Contractant zich naar de bepalingen van het voorschrift en verwijdert ze alle installaties, uitrustingen en materialen van de exploratiegebied en zorgt ze ervoor dat deze voldoende veilig zijn zodat ze geen enkel gevaar voor de mens, het zeetransport of het mariene milieu vormen.
Art. 22. Overdracht van de rechten en verplichtingen
22.1 De rechten en verplichtingen van de Contractant krachtens dit contract kunnen enkel geheel of gedeeltelijk worden overgedragen met de toestemming van de Autoriteit en overeenkomstig het voorschrift.
22.2 De Autoriteit zal zich niet, zonder gegronde redenen, onthouden in te stemmen met de overdracht, als de voorgestelde cessionaris, in alle opzichten, een gekwalificeerde kandidaat in overeenstemming met het Voorschrift is en alle verplichtingen van de Contractant overneemt.
22.3 De clausules, verbintenissen en voorwaarden voorzien door dit contract zijn in het voordeel van de partijen en van hun respectievelijke rechtsopvolgers en cessionarissen, en zijn bindend voor hen.
Art. 23. Niet-vrijstellingsclausule
Geen enkele beslissing die door een van de partijen genomen wordt om de andere partij vrij te stellen van gelijk welke niet-nakoming van de clausules en voorwaarden van dit contract waarvan de uitvoering aan haar opgelegd is, mag worden geïnterpreteerd alsof ze zou impliceren dat ze vrijgesteld wordt van gelijk welke niet-nakoming volgend op diezelfde clausule of gelijk welke andere clausule of voorwaarde ten laste van de andere partij.
Art. 24. Herziening
24.1 Wanneer er zich omstandigheden voordoen, of zich zouden kunnen voordoen, die volgens de Autoriteit, of de Contractant, welke dit contract onbillijk zouden maken of welke de verwezenlijking van de doelstellingen die in dit contract of in deel XI van het Verdrag of de Overeenkomst voorzien zijn, in het gedrang brengen of onmogelijk maken, gaan de partijen onderhandelen om dit contract navenant te herzien.
24.2 Dit contract kan eveneens worden herzien op basis van een akkoord tussen de Contractant en de Autoriteit om de toepassing te vereenvoudigen van de regels, voorschriften en procedures die door de Autoriteit goedgekeurd zijn na de inwerkingtreding van dit contract.
24.3 Dit contract mag enkel worden herzien, geamendeerd of gewijzigd met de toestemming van de Contractant en van de Autoriteit, welke toestemming uitgedrukt wordt in een geschikte tool die ondertekend is door de gemachtigde vertegenwoordigers van beide partijen.
Art. 25. Geschillen
25.1 Elk geschil tussen de partijen met betrekking tot de interpretatie of toepassing van dit contract wordt geregeld overeenkomstig deel XI, Afdeling 5 van het Verdrag.
25.2 Overeenkomstig artikel 21, 2) van bijlage III bij het Verdrag is elke definitieve beslissing van een hof dat of een rechtbank die krachtens het Verdrag bevoegd is om zich uit te spreken over de rechten en verplichtingen van de Autoriteit en van de Contractant uitvoerbaar op het grondgebied van elke Staat die Partij die door deze beslissing beoogd wordt.
Art. 26. Kennisgeving
26.1 Elke aanvraag, kennisgeving, goedkeuring, afstand, richtlijn, instructie, toestemming die of elk verzoek, verslag dat in het kader van dit contract voorzien is, wordt schriftelijk geformuleerd door de Secretaris-generaal of door de vertegenwoordiger die de Contractant aangeduid heeft, naargelang het geval. De kennisgevingen worden uitgevoerd in persoon of via telex, fax, aangetekende brief die per vliegtuig verzonden wordt of e-mail die geauthentifieerd is door een gemachtigde elektronische handtekening, gericht aan de Secretaris-generaal op de hoofdzetel van de Autoriteit of aan de aangeduide vertegenwoordiger. De verplichting die erin bestaat schriftelijke informatie te verschaffen in toepassing van dit Voorschrift, is vervuld als deze informatie verschaft wordt in een elektronisch document dat een digitale handtekening bevat.
26.2 Beide partijen hebben het recht om hun adres te wijzigen als ze de andere partij hier minstens tien dagen op voorhand over inlichten.
26.3 De kennisgeving in persoon vangt aan op het moment waarop ze uitgevoerd wordt. Men gaat ervan uit dat de kennisgeving via telex aanvangt op de werkdag die volgt op de dag waarop de vermelding " antwoord " op het telextoestel van de verzender verschijnt. De kennisgeving via fax vangt aan wanneer de verzender het " ontvangstbewijs " ontvangt waarop de verzending naar het nummer van de gepubliceerde fax van de bestemmeling bevestigd wordt. Men gaat ervan uit dat de kennisgeving via aangetekende brief die per vliegtuig verzonden wordt, uitgevoerd wordt eenentwintig dagen nadat de brief gepost werd. Men gaat ervan uit dat een elektronisch document ontvangen is door zijn bestemmeling wanneer het ingevoerd is in een computersysteem dat door de bestemmeling ontworpen of gebruikt werd om documenten te ontvangen van hetzelfde type als het type dat aan hem gericht werd en het door deze bestemmeling gerecupereerd en verwerkt kan worden.
26.4 De kennisgeving aan de vertegenwoordiger die de Contractant aangeduid heeft, geldt als kennisgeving aan de Contractant met het oog op dit contract, en de aangeduide vertegenwoordiger is de vertegenwoordiger van de Contractant met het oog op de betekening of kennisgeving ter gelegenheid van elke instantie voor elke bevoegde rechtbank.
26.5 De kennisgeving aan de Secretaris-generaal geldt als kennisgeving aan de Autoriteit met het oog op dit contract, en de Secretaris-generaal is de vertegenwoordiger van deze laatste met het oog op de betekening of kennisgeving ter gelegenheid van elke instantie voor elke bevoegde rechtbank.
Art. 27. Toepasselijk recht
27.1 Dit contract wordt geregeld door zijn bepalingen alsook door de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit, deel XI van het Verdrag, de Overeenkomst en de andere regels inzake internationaal recht die niet onverenigbaar met het Verdrag zijn.
27.2 De Contractant, haar werknemers, onderaannemers, agenten en alle personen die voor hun rekening werken of handelen bij de uitvoering van de operaties die krachtens dit contract uitgevoerd worden, leven het toepasselijk recht na dat beoogd wordt in artikel 27.1 hierboven en voeren noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks enige transactie uit die door dit recht verboden is.
27.3 Geen enkele bepaling van dit contract mag worden geïnterpreteerd alsof ze de partijen zou vrijstellen van de noodzaak om de vergunning of toestemming te vragen en te verkrijgen die vereist kan worden met het oog op gelijk welke activiteit die door dit contract voorzien is.
Art. 28. Interpretatie
De onderverdeling van dit contract in artikelen en paragrafen evenals de titels die erin opgenomen zijn, worden enkel gemakshalve opgegeven en hebben geen invloed op de interpretatie.
Art. 29. Bijkomende documenten
Alle partijen stemmen ermee in alle andere tools te ondertekenen en mee te delen alsook alle andere handelingen en formaliteiten te vervullen die nodig of opportuun zouden kunnen zijn om gevolg te geven aan de bepalingen van dit contract.
Art. 1. Definities
1.1 In onderstaande clausules:
a) verstaat men onder " exploratiegebied " het deel van het Gebied dat aan de Contractant toegekend is met het oog op de exploratie, beschreven is in bijlage 1 bij dit contract en waarvan de oppervlakte soms beperkt kan worden in toepassing van dit contract en van het Voorschrift.
b) verstaat men onder " activiteitenprogramma " het programma dat in bijlage 2 bij dit contract bepaald is; het mag regelmatig worden gewijzigd overeenkomstig artikelen 4.3 en 4.4 hieronder;
c) verstaat men onder " voorschrift " het voorschrift met betrekking tot de prospectie en exploratie van de kobalt-rijke korsten in het Gebied, dat goedgekeurd is door de Autoriteit.
1.2 De termen en uitdrukkingen die in het Voorschrift gedefinieerd zijn, worden in dezelfde zin geïnterpreteerd als deze typeclausules.
1.3 De Overeenkomst met betrekking tot de toepassing van deel XI van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de Zee van 10 december 1982 bepaalt dat zijn bepalingen en deel XI van het Verdrag samen als eenzelfde instrument moeten worden geïnterpreteerd en toegepast; dit contract en de verwijzingen naar het Verdrag die erin gedaan worden, moeten navenant worden geïnterpreteerd en toegepast.
1.4 Dit contract omvat de bijlagen ervan, die er integraal deel van uitmaken.
Art. 2. Contractuele bescherming
2.1 De Contractant geniet van contractuele bescherming en dit contract mag enkel worden opgeheven, ontbonden of herzien overeenkomstig artikelen 20, 21 en 24 ervan.
2.2 De Contractant heeft het exclusief recht om de kobalt-rijke korsten in de exploratiegebied te exploreren overeenkomstig de clausules van dit contract. De Autoriteit moet erop toezien dat geen enkele andere entiteit in hetzelfde gebied werkzaamheden uitoefent die op een andere categorie van rijkdommen betrekking hebben, op een manier die de werkzaamheden die de Contractant uitvoert, te veel zou hinderen.
2.3 De Contractant heeft het recht, mits kennisgeving aan de Autoriteit, om gelijk wanneer geheel of gedeeltelijk afstand te doen van haar rechten op de exploratiegebied, zonder hiervoor gesanctioneerd te worden aangezien ze moet blijven instaan voor alle verplichtingen die ze vóór de datum van deze afstand aangegaan is betreffende de zone waar ze afstand van doet.
2.4 Geen enkele bepaling van dit contract mag worden beschouwd als een bepaling die de Contractant andere rechten verleent dan die welke er uitdrukkelijk in voorzien zijn. De Autoriteit behoudt zich het recht voor met derden contracten af te sluiten aangaande andere rijkdommen dan de kobalt-rijke korsten van het gebied die door dit contract beoogd wordt.
Art. 3. Duur van het contract
3.1 Dit contract treedt in werking zodra het door beide partijen ondertekend is en zal van kracht blijven gedurende een periode van vijftien jaar, te rekenen vanaf deze datum, tenzij:
a) de Contractant geen exploitatiecontract in de exploratiegebied verkrijgt dat aanvangt voor het verstrijken van de periode van vijftien jaar; of
b) het eerder ontbonden wordt, aangezien de duur ervan mag worden verlengd overeenkomstig onderstaande artikelen 3.2 en 17.2.
3.2 Als de Contractant hiervoor een aanvraag indient ten laatste zes maanden voor het verstrijken ervan, mag dit contract worden verlengd voor periodes die elk niet langer dan vijf jaar duren, volgens de clausules en voorwaarden die de Autoriteit en de Contractant overeenkomstig het voorschrift mogen overeenkomen. Deze verlengingen worden toegestaan als de Contractant in eer en geweten haar best gedaan heeft om zich te schikken naar de bepalingen van dit contract maar wegens redenen buiten haar wil om, de voorbereidende werken die nodig zijn om tot de exploitatiefase over te gaan, niet tot een goed einde heeft kunnen brengen of als de economische omstandigheden van het moment de overgang tot de exploitatiefase niet rechtvaardigen.
3.3 Niettegenstaande het verstrijken van dit contract overeenkomstig Artikel 3.1 ervan, zullen de rechten en verplichtingen van de Contractant behouden worden totdat haar aanvraag onderzocht is en een exploitatiecontract opgesteld of geweigerd is als de Contractant minstens 90 dagen voor het verstrijken een exploitatiecontract aangevraagd heeft.
Art. 4. Exploratie
4.1 De Contractant voert de exploratie uit overeenkomstig de kalender in het activiteitenprogramma dat in bijlage 2 bij dit contract opgenomen is en houdt rekening met deze kalender of met elke wijziging die ermee verband houdt, zoals voorzien door dit contract.
4.2 De Contractant voert het activiteitenprogramma uit dat opgenomen is in bijlage 2 bij dit contract. Hiertoe besteedt ze, voor elk jaar van het contract, in de effectieve en rechtstreekse uitgaven voor de exploratie een bedrag dat minstens equivalent is aan het bedrag dat voorzien is in het in aanmerking genomen programma of in elke wijziging die ermee gepaard gaat.
4.3 Met de toestemming van de Autoriteit, welke toestemming deze laatste niet zonder afdoende reden mag weigeren, mag de Contractant regelmatig aan het activiteitenprogramma en de uitgaven die erin voorzien zijn, wijzigingen aanbrengen die nodig en voorzichtig kunnen zijn volgens de goede praktijken in de mijnindustrie en rekening houdend met de marktsituatie voor de metalen die de kobalt-rijke korsten bevatten alsook met de algemene economische situatie.
4.4 De Contractant en de Secretaris-generaal gaan samen over tot het nazicht van de resultaten van de exploratieactiviteiten die krachtens dit contract uitgevoerd worden, ten laatste 90 dagen voor het verstrijken van elke periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding die in artikel 3 voorzien is. De Secretaris-generaal mag eisen van de Contractant dat ze hem de bijkomende gegevens en inlichtingen meedeelt die nodig kunnen zijn met het oog op dit nazicht. Na dit nazicht brengt de Contractant de nodige aanpassingen aan haar werkplan aan en deelt ze haar activiteitenprogramma voor de volgende vijf jaren mee, met inbegrip van een herziene kalender van de jaarlijkse uitgaven die ze voorziet. Bijlage 2 wordt navenant gewijzigd.
Art. 5. Toezicht op het leefmilieu
5.1 De Contractant neemt de nodige maatregelen om de vervuiling van het mariene milieu en de andere risico's die voor dit milieu uit haar werkzaamheden in het Gebied voortvloeien, te voorkomen, te beperken en te beheersen, door het voorzorgsbeginsel alsook de beste ecologische praktijken toe te passen.
5.2 Alvorens de exploratieactiviteiten aan te vatten, moet de Contractant het volgende aan de Autoriteit voorleggen:
a) een impactstudie waarin de mogelijke effecten op het mariene milieu van de voorgestelde activiteiten vermeld worden;
b) een voorstel voor een toezichtprogramma om het mogelijke effect van de voorgestelde activiteiten op het mariene milieu te bepalen; en
c) gegevens die gebruikt kunnen worden om een ecologisch getuigenprofiel op te stellen op basis waarvan het effect van de voorgestelde werkzaamheden geëvalueerd zal kunnen worden.
5.3 Overeenkomstig het voorschrift, vergaart de Contractant gegevens over het leefmilieu naargelang de exploratieactiviteiten vorderen en stelt ze ecologische getuigenprofielen op, op basis waarvan de vermoedelijke effecten op het mariene milieu van haar werkzaamheden geëvalueerd zullen worden.
5.4 Overeenkomstig het voorschrift werkt de Contractant een programma uit om de effecten op het mariene milieu van haar activiteiten in de gaten te kunnen houden; ze voert dit programma ook uit. Ze werkt samen met de Autoriteit om dit toezicht te vrijwaren.
5.5 Ten laatste 90 dagen na het einde van elk burgerlijk jaar brengt de Contractant verslag uit aan de Secretaris-generaal over de uitvoering en de resultaten van het toezichtprogramma beoogd in artikel 5.4 van dit contract en deelt ze de gegevens en inlichtingen mee die het Voorschrift voorschrijft.
Art. 6. Rampenplannen en noodgevallen
6.1 Alvorens haar activiteitenprogramma krachtens dit contract aan te vangen, moet de Contractant de Secretaris-generaal een rampenplan voorleggen, waarmee men op efficiënte wijze het hoofd kan bieden aan de incidenten die kunnen voortvloeien uit de activiteiten die ze in de exploratiegebied wenst uit te voeren en die het mariene milieu aanzienlijk kunnen aantasten. Dit rampenplan bevat bijzondere procedures en voorziet geschikte uitrustingen om het hoofd te bieden aan dergelijke incidenten en, in het bijzonder, bepalingen die ervoor zorgen dat:
a) Het algemeen alarm onmiddellijk geactiveerd wordt in de activiteitensector;
b) De Secretaris-generaal onmiddellijk verwittigd wordt;
c) De schepen die op het punt staan om in de onmiddellijke omgeving te komen, verwittigd worden;
d) De Secretaris-generaal voortdurend op de hoogte gehouden wordt van alle omstandigheden van het incident, van de reeds genomen maatregelen en van de nieuwe maatregelen die nodig zijn;
e) De vervuilende stoffen verwijderd worden, indien nodig;
f) Alle ernstige schade die het mariene milieu aantast, tot een minimum beperkt wordt en, in de mate van het mogelijke, voorkomen wordt en dat de effecten ervan verzwakt worden;
g) Desgevallend werkt de Contractant met andere contractanten en met de Autoriteit samen om het hoofd te bieden aan de noodsituatie; en opdat
h) Er op regelmatige tijdstippen rampoefeningen georganiseerd worden.
6.2 De Contractant meldt onverwijld aan de Secretaris-generaal elk incident dat voortvloeit uit haar activiteiten en ernstige schade aan het mariene milieu toegebracht heeft, toebrengt of kan toebrengen. In haar verslag verschaft ze gedetailleerde inlichtingen over dit incident, met name:
a) De gegevens van de zone die aangetast is of dreigt te worden;
b) De beschrijving van de maatregelen die ze genomen heeft om de ernstige schade die het mariene milieu aantast of dreigt aan te tasten, te voorkomen, te beheersen, zoveel mogelijk te beperken of te herstellen;
c) Een beschrijving van de maatregelen die ze genomen heeft om toe te zien op de effecten op het mariene milieu van het incident; en
d) Alle andere informatie die de Secretaris-generaal haar redelijkerwijs mag vragen.
6.3 De Contractant voert de in een noodgevallen door de Raad uitgevaardigde bevelen en de onmiddellijk maatregelen van tijdelijke aard uitgevaardigd door de Secretaris-generaal overeenkomstig het Voorschrift uit, welke het bevel kunnen bevatten om alle werkzaamheden in het exploratiegebied onmiddellijke op te schorten of te wijziging, om zo schade of een dreiging tot ernstige schade aan het mariene milieu te voorkomen, te beheersen, zoveel mogelijk te beperken of te herstellen.
6.4 Als de Contractant deze bevelen of onmiddellijke maatregelen van tijdelijke aard niet snel uitvoert, mag de Raad redelijke maatregelen nemen die nodig kunnen zijn om de ernstige schade die het mariene milieu aantast of dreigt aan te tasten, te voorkomen, te beheersen, zoveel mogelijk te beperken of te herstellen op kosten van de Contractant. De Contractant moet onverwijld aan de Autoriteit het bedrag van de aldus gedane uitgaven terugbetalen, dat opgeteld wordt bij alle mogelijke geldboetes die haar opgelegd zouden kunnen worden krachtens de clausules van dit contract of van het voorschrift.
Art. 7. Mensenresten, voorwerpen en sites van archeologische of historische aard
De Contractant stelt de Secretaris-generaal onmiddellijk en schriftelijk in kennis van elke ontdekking, in het exploratiegebied, van alle mensenresten, voorwerpen of sites van archeologische of historische aard en van de plaats waar deze zich bevinden. De Secretaris-generaal bezorgt deze informatie aan de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur en aan gelijk welke andere bevoegde internationale organisatie. Wanneer dergelijke mensenresten, voorwerpen of sites in een exploratiegebied ontdekt worden, en om te voorkomen dat de staat ervan beschadigd zou worden, mag men geen enkele nieuwe prospectie- of exploratieactiviteit uitvoeren binnen een straal met een redelijke afmeting, zolang de Raad zijn beslissing hierover niet herzien heeft, rekening houdend met de adviezen van de Directeur-generaal van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur of van gelijk welke bevoegde internationale organisatie.
Art. 8. Opleiding
8.1 Overeenkomstig het Voorschrift dient de Contractant, voordat ze de exploratie krachtens dit contract aanvat, projecten voor te leggen ter goedkeuring van de Autoriteit inzake het programma voor de opleiding van het personeel van de Autoriteit en van de Ontwikkelingsstaten, dat met name voorziet in de participatie van dit personeel aan alle werkzaamheden die ze krachtens dit contract uitvoert.
8.2 Over de reikwijdte en financiering van het opleidingsprogramma wordt onderhandeld tussen de Contractant, de Autoriteit en de Staat/Staten die voor de Contractant borg staat/staan.
8.3 De Contractant zorgt voor de opleiding overeenkomstig het programma voor de opleiding van het personeel, welk programma uitdrukkelijk beoogd wordt in artikel 8.1 van dit contract dat goedgekeurd werd door de Autoriteit in toepassing van het voorschrift; dit programma dat soms herzien en aangevuld wordt, gaat integraal deel uitmaken van dit contract, onder de vorm van bijlage 3.
Art. 9. Boekhoudkundige stukken
De Contractant houdt een volledige en geschikte reeks boeken, rekeningen en financiële staten bij overeenkomstig de internationaal erkende boekhoudprincipes. Deze boeken, rekeningen en financiële staten moeten volledige informatie verschaffen over de uitgaven die effectief en rechtstreeks gedaan werden met het oog op de exploratie en alle andere inlichtingen die een effectieve audit van deze uitgaven kunnen vereenvoudigen.
Art. 10. Jaarverslagen
10.1 Ten laatste 90 dagen na het einde van elk burgerlijk jaar bezorgt de Contractant de Secretaris-generaal een verslag, onder de vorm die geregeld door de Juridische en Technische Commissie aanbevolen wordt, over de werkzaamheden die ze in het exploratiegebied uitgevoerd heeft, welk verslag, in voorkomend geval, voldoende gedetailleerde inlichtingen bevat over:
a) de exploratieactiviteiten die in de loop van het burgerlijk jaar uitgevoerd werden, met inbegrip van de kaarten, diagrammen en grafieken die de uitgevoerde werken en de verkregen resultaten illustreren;
b) het materiaal dat gebruikt is voor de exploratieactiviteiten, met inbegrip van de resultaten van het experiment met de voorgestelde extractietechnieken, maar met uitzondering van de technische specificaties met betrekking tot de uitrustingen; en
c) de uitvoering van de opleidingsprogramma's, met inbegrip van de voorgestelde herzieningen en uitbreidingen.
10.2 Dit verslag bevat eveneens:
a) De resultaten van de programma's inzake toezicht op het leefmilieu, met inbegrip van de waarnemingen, maatregelen, evaluaties en analyses van de ecologische parameters;
b) Een overzicht van de hoeveelheid kobalt-rijke korsten die als stalen of met het oog op experimenten afgenomen werden;
c) Een overzicht, opgesteld overeenkomstig de internationaal erkende boekhoudprincipes en gecertificeerd door een naar behoren erkend accountantskantoor of, wanneer de Contractant een Staat of een Staatsonderneming is, door de Staat die voor hem borg staat, van de rechtstreekse en effectieve uitgaven voor de exploratie die de Contractant gedaan heeft bij de uitvoering van het activiteitenprogramma in de loop van haar boekjaar - de Contractant mag deze uitgaven voorleggen als uitgaven die gedaan werden met het oog op de opwaardering vóór de opstart van de handelsproductie; en
d) gedetailleerde inlichtingen over de inrichtingen die men misschien aan het activiteitenprogramma gaat aanbrengen en de motieven voor deze inrichtingen.
10.3 De Contractant moet eveneens, als aanvulling op de verslagen die in de paragrafen 10.1 en 10.2 van dit artikel vermeld zijn, alle aanvullende inlichtingen indienen die de Secretaris-generaal soms redelijkerwijs kan vragen opdat de Autoriteit haar functies zou kunnen vervullen krachtens het Verdrag, het voorschrift en dit contract.
10.4 De Contractant bewaart in goede staat een representatieve fractie van de stalen en van de bodemmonsters van kobalt-rijke korsten die tijdens de exploratie afgenomen werden, totdat dit contract verstrijkt. De Autoriteit mag schriftelijk vragen aan de Contractant om haar, met het oog op de analyse, een fractie van deze stalen en bodemmonsters die tijdens de exploratie afgenomen werden, terug te geven.
[1 10.5 De contractant zal, op het moment van indiening van een jaarverslag, een jaarlijkse bijdrage voor algemene onkosten betalen van 47.000 dollar (of het bedrag zoals kan worden vastgesteld in overeenstemming met de bepaling in paragraaf 10.6 van dit artikel) om de kosten te dekken die door de Autoriteit gemaakt worden bij het beheren en het toezicht van dit contract en bij het nazicht van de jaarverslagen ingediend overeenkomstig paragraaf 10.1 van dit artikel.
10.6 Het bedrag van de jaarlijkse bijdrage voor algemene onkosten kan worden herzien door de Autoriteit om zich aan te passen aan de werkelijk en in redelijkheid gemaakte kosten.]1
Art. 11. Gegevens en inlichtingen die voorgelegd moeten worden wanneer het contract verstrijkt
11.1 De Contractant deelt de Autoriteit alle relevante gegevens en inlichtingen mee die ze nodig heeft om haar bevoegdheden en functies op efficiënte wijze te kunnen uitoefenen wat het exploratiegebied betreft, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.
11.2 Wanneer dit contract verstrijkt of ontbonden wordt, moet de Contractant, voor zover ze dit nog niet gedaan heeft, onderstaande gegevens en inlichtingen aan de Secretaris-generaal voorleggen:
a) een kopie van alle relevante geologische, ecologische, geochemische en geofysische gegevens die ze tijdens de uitvoering van het activiteitenprogramma verworven heeft, en die de Autoriteit nodig heeft om haar bevoegdheden en functies op efficiënte wijze te kunnen uitoefenen wat het exploratiegebied betreft;
b) een raming van de exploiteerbare afzettingen, wanneer deze afzettingen geïdentificeerd werden, met inbegrip van de gedetailleerde inlichtingen over de inhoud en hoeveelheid van de erkende, vermoedelijke en mogelijke reserves van kobalt-rijke korsten, en van de vooruitzichten betreffende de ontginningsvoorwaarden;
c) een kopie van alle relevante geologische, technische, financiële en economische verslagen die ze opgesteld heeft of laten opstellen heeft, en die de Autoriteit nodig heeft om haar bevoegdheden en functies op efficiënte wijze uit te oefenen wat het exploratiegebied betreft;
d) Voldoende gedetailleerde inlichtingen over het materiaal dat gebruikt is tijdens de exploratieactiviteiten, met inbegrip van de resultaten van het experiment met de voorgestelde extractietechnieken, maar met uitzondering van de technische specificaties van dit materiaal;
e) een overzicht van de hoeveelheid kobalt-rijke korsten die als stalen of met het oog op experimenten afgenomen werden; en
f) een verklaring waarin vermeld wordt hoe en waar de stalen bewaard worden en hoe de Autoriteit er toegang tot kan hebben.
11.3 De gegevens en inlichtingen die beoogd worden in artikel 11.2 hieronder worden eveneens meegedeeld aan de Secretaris-generaal als de Contractant, voor het verstrijken van dit contract, de goedkeuring vraagt van een werkplan met betrekking tot de exploitatie of afstand doet van haar rechten in het exploratiegebied, voor zover deze gegevens en inlichtingen betrekking hebben op het gebied waarvan ze afstand gedaan heeft.
Art. 12. Vertrouwelijk karakter
De gegevens en inlichtingen die aan de Autoriteit meegedeeld worden krachtens dit contract, worden als vertrouwelijk beschouwd overeenkomstig de bepalingen van het voorschrift.
Art. 13. Verbintenissen
13.1 De Contractant gaat over tot de exploratie overeenkomstig de voorwaarden van dit contract, het voorschrift, deel XI van het Verdrag, de Overeenkomst en de andere regels inzake internationaal recht die niet onverenigbaar met het Verdrag zijn.
13.2 De Contractant verbindt zich ertoe:
a) de clausules van dit contract als uitvoerbaar te aanvaarden en na te leven;
b) de verplichtingen na te komen die haar krachtens de bepalingen van het Verdrag, regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit en de beslissingen van de bevoegde organen van de Autoriteit opgelegd worden;
c) te aanvaarden dat de Autoriteit op de activiteiten die in het Gebied uitgevoerd worden, de controle uitoefent die door het Verdrag toegestaan is;
d) in eer en geweten de verplichtingen na te komen die haar krachtens dit contract opgelegd worden; en
e) in de mate van het mogelijke, rekening te houden met alle aanbevelingen die de Juridische en Technische Commissie geregeld kan formuleren.
13.3 De Contractant stelt alles in het werk om het activiteitenprogramma uit te voeren:
a) met de vereiste toewijding, efficiëntie en zuinigheid;
b) rekening houdend met de effecten van haar activiteiten op het mariene milieu; en
c) rekening houdend met de andere activiteiten die in het mariene milieu uitgevoerd worden.
13.4 De Autoriteit verbindt zich ertoe de bevoegdheden en functies die het Verdrag en de Overeenkomst haar verlenen, in eer en geweten uit te oefenen overeenkomstig Artikel 157 van het Verdrag.
Art. 14. Inspectie
14.1 De Contractant staat de Autoriteit toe om haar inspecteurs aan boord te laten komen van de schepen en installaties die ze gebruikt met het oog op haar werkzaamheden in het exploratiegebied, opdat deze inspecteurs:
a) zouden kunnen nagaan of ze de voorwaarden van dit contract en de bepalingen van het voorschrift naleeft; en
b) zouden kunnen toezicht houden op de effecten op het mariene milieu van deze werkzaamheden.
14.2 De Secretaris-generaal stelt de Contractant, voldoende op voorhand, in kennis van de vermoedelijke datum en duur van de inspecties, van de naam van de inspecteurs en van alle werkzaamheden waarvoor deze laatsten waarschijnlijk gespecialiseerd materiaal of de bijzondere bijstand van het personeel van de Contractant nodig zullen hebben.
14.3 De inspecteurs zijn bevoegd om elk schip of elke installatie te inspecteren, met inbegrip van het logboek, de uitrustingen, de registers, de installaties, alle andere geregistreerde gegevens en alle documenten die nodig zijn om te bepalen of de Contractant haar verplichtingen nagekomen heeft.
14.4 De Contractant, haar agenten en werknemers helpen de inspecteurs om hun functies te vervullen en:
a) aanvaarden dat deze laatsten onverwijld alsook veilig aan boord van de schepen en installaties komen, en vereenvoudigen de toegang voor hen;
b) werken mee aan de inspectie van elk schip en elke installatie, welke inspectie uitgevoerd wordt overeenkomstig deze procedures;
c) verlenen de inspecteurs toegang, op gelijk welk redelijk uur, tot alle materialen, uitrustingen en personeelsleden die zich aan boord van de schepen en installaties bevinden;
d) onthouden zich ervan de inspecteurs bij de uitoefening van hun functie te hinderen, zich tegen hen te verzetten of te intimideren;
e) bieden de inspecteurs een gepaste dienstverlening aan en zorgen er, in voorkomend geval, voor dat ze eten, drinken alsook onderdak krijgen; en
f) zorgen ervoor dat de inspecteurs veilig terug aan land komen.
14.5 Onder veilige omstandigheden vermijden de inspecteurs het normale verloop te belemmeren van de operaties aan boord van de schepen en installaties die de Contractant gebruikt om haar werkzaamheden in het geïnspecteerde gebied uit te voeren en handelen ze overeenkomstig het voorschrift en de maatregelen die genomen werden om het vertrouwelijk karakter van de gegevens en inlichtingen te beschermen.
14.6 De Secretaris-generaal en al zijn naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers hebben, met het oog op de audit en het nazicht, toegang tot alle boekhoudkundige documenten, stukken en geschriften van de Contractant, die nodig zijn om de uitgaven beoogd in artikel 10.2 c) te controleren en die rechtstreeks op deze uitgaven betrekking hebben.
14.7 De Secretaris-generaal deelt de Contractant en de Staat/Staten voor hem borg staat/staan, alle relevante informatie mee die afkomstig is van de verslagen van de inspecteurs indien er maatregelen genomen dienen te worden.
14.8 Als de Contractant om een of een andere reden haar exploratieactiviteiten niet voortzet en geen aanvraag voor een exploitatiecontract indient, moet ze, alvorens zich uit de exploratiegebied terug te trekken, de Secretaris-generaal schriftelijk verwittigen opdat de Autoriteit, indien ze dit wenst, zou kunnen overgaan tot een inspectie overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.
Art. 15. Veiligheids-, gebruiks- en gezondheidsnormen
15.1 De Contractant handelt overeenkomstig de regels en algemeen aanvaarde internationale normen die opgesteld werden door de bevoegde internationale organisaties of door de algemene diplomatieke conferenties betreffende de bescherming van mensenlevens op zee en het voorkomen van botsingen, alsook overeenkomstig de regels, voorschriften, procedures en richtlijnen die de Autoriteit zou kunnen goedkeuren inzake veiligheid op zee. Voor elk schip dat gebruikt wordt om activiteiten in het Gebied uit te voeren, moet men geldige certificaten kunnen voorleggen, die voor deze regels en internationale normen vereist zijn en in toepassing ervan uitgereikt worden.
15.2 Elke Contractant die krachtens dit contract exploratieactiviteiten uitvoert, moet de regels, voorschriften, procedures en richtlijnen naleven die de Autoriteit zou kunnen goedkeuren inzake de bescherming tegen discriminatie op het werk, het voorkomen van arbeidsongevallen en beroepsziektes, professionele betrekkingen, sociale zekerheid, veiligheid op het werk en de leefomstandigheden op de werkplaats. Deze regels, voorschriften en procedures moeten rekening houden met de verdragen alsook aanbevelingen van de Internationale Arbeidsorganisatie en van de andere bevoegde internationale organisaties.
Art. 16. Verantwoordelijkheid
16.1 De Contractant is verantwoordelijk voor de effectieve schade, met inbegrip van de schade die aan het mariene milieu toegebracht is en te wijten is aan ongeoorloofde handelingen of nalatigheden van haar of van haar werknemers, onderaannemers, agenten en alle andere personen die voor hun rekening werken of handelen tijdens de uitvoering van de operaties krachtens dit contract, met inbegrip van de kostprijs van de redelijke maatregelen die genomen zijn om de schade die het mariene milieu aantast, te voorkomen of te beperken, rekening houdend, in voorkomend geval, met de handelingen of nalatigheden van de Autoriteit die tot de schade bijgedragen hebben.
16.2 De Contractant beschermt de Autoriteit, haar werknemers, onderaannemers en agenten tegen klachten of handelingen die onder de verantwoordelijkheid vallen van derden en steunen op een handeling of ongeoorloofde nalatigheid door de Contractant of haar werknemers, onderaannemers, agenten en alle andere personen die voor haar rekening werken of handelen bij de uitoefening van de operaties die krachtens dit contract uitgevoerd worden.
16.3 De Autoriteit is verantwoordelijk voor de effectieve schade die toegebracht wordt aan de Contractant door de ongeoorloofde handelingen die ze begaat bij de uitoefening van haar bevoegdheden en functies, met inbegrip van de schendingen van artikel 168, paragraaf 2 van het Verdrag, rekening houdend met het deel van de verantwoordelijkheid dat te wijten is aan Contractant, haar werknemers, agenten en onderaannemers en gelijk welke andere personen die voor hun rekening werken of handelen bij de uitvoering van de operaties krachtens dit contract, voor haar eigen handelingen of nalatigheden.
16.4 De Autoriteit beschermt de Contractant, haar werknemers, onderaannemers en agenten alsook alle andere personen die voor haar rekening werken of handelen bij de uitvoering van de operaties die krachtens dit contract uitgevoerd worden tegen klachten of handelingen die onder de verantwoordelijkheid vallen van derden en steunen op een handeling of ongeoorloofde nalatigheid door de Autoriteit bij de uitoefening van haar bevoegdheden en functies in het kader van dit contract, met inbegrip van de schendingen van artikel 168, 2) van het Verdrag.
16.5 De Contractant sluit bij verzekeringsmaatschappijen met internationale faam de geschikte verzekeringspolissen af, overeenkomstig de algemeen aanvaarde internationale praktijken inzake maritieme aangelegenheden.
Art. 17. Overmacht
17.1 De Contractant wordt niet verantwoordelijk gesteld voor gelijk welke onvermijdelijke vertraging bij de uitvoering of voor de niet-uitvoering van gelijk welke verplichting die haar krachtens dit contract opgelegd wordt en die aan overmacht te wijten is. In dit contract verstaat men onder " overmacht " een evenement dat of een situatie die de Contractant redelijkerwijs niet kan voorkomen of beheersen op voorwaarde dat het evenement of de situatie waarvan sprake niet voortvloeit uit de nalatigheid of niet-naleving van de goede praktijken inzake mijnontginning.
17.2 Als de Contractant dit vraagt, zal ze een bijkomende termijn verkrijgen die overeenstemt met de duur van de vertraging bij de uitvoering, welke vertraging aan overmacht te wijten is; de duur van dit contract zal navenant worden verlengd.
17.3 In geval van overmacht neemt de Contractant alle maatregelen die ze redelijkerwijs kan nemen om haar uitvoeringscapaciteit te herstellen en zich met een minimale vertraging naar de clausules van dit contract te schikken.
17.4 Zodra ze dit redelijkerwijs kan doen, meldt de Contractant een geval van overmacht aan de Autoriteit en informeert ze haar tevens wanneer de situatie opnieuw normaal geworden is.
Art. 18. Tegenspraak
Noch de Contractant, noch gelijk welke aanverwante onderneming, noch gelijk welke onderaannemer kunnen op gelijk welke manier laten gelden dat of uitdrukkelijk of onrechtstreeks verklaren dat de Autoriteit of een van haar ambtenaren gelijk welk standpunt (geuit) heeft betreffende de kobalt-rijke korsten die zich in het exploratiegebied bevinden, en geen enkele soortgelijke verklaring die rechtstreeks of onrechtstreeks naar dit contract verwijst, mag opgenomen worden in een folder, advies, omzendbrief, advertentie, perscommuniqué of een gelijkaardig document dat van de Contractant, van een aanverwante onderneming of van een onderaannemer uitgaat. In dit artikel verstaat men onder " aanverwante onderneming ": elke persoon, firma, maatschappij of elk overheidsbedrijf die/dat de Contractant controleert, door haar gecontroleerd wordt of aan dezelfde controle als haar onderworpen is.
Art. 19. Afstand
Mits kennisgeving aan de Autoriteit mag de Contractant afstand doen van haar rechten en dit contract ontbinden zonder gesanctioneerd te worden aangezien ze echter gebonden blijft door alle verplichtingen die ze voor de datum van deze afstand aangegaan zal hebben en door de verplichtingen die haar na de ontbinding opgelegd worden in toepassing van het voorschrift.
Art. 20. Beëindiging van de borgstelling
20.1 Als de nationaliteit van de Contractant, of de entiteit die haar controleert, verandert, of als de Staat die borg staat, zoals in het voorschrift gedefinieerd, een einde stelt aan zijn borgstelling, moet de Contractant de Autoriteit hierover onverwijld inlichten.
20.2 Hoe dan ook, indien de Contractant van een andere sponsor, die voldoet aan de voorwaarden voorgeschreven door het Voorschrift, niet bekomt dat hij een borgstellingscertificaat aan de Autoriteit voorlegt in de voorgeschreven vorm en binnen de termijn bepaald in het Voorschrift, wordt dit contract onmiddellijk ontbonden.
Art. 21. Opheffing en ontbinding van het contract, en boetes
21.1 De Raad mag dit contract opheffen of er een einde aan stellen, onverminderd alle andere rechten waarover de Autoriteit kan beschikken, in elk van de onderstaande gevallen:
a) wanneer de Contractant, ondanks de schriftelijke waarschuwingen, haar werkzaamheden op een dergelijke manier uitgevoerd heeft dat deze beschouwd worden als ernstige, herhaalde en vrijwillige inbreuken op de basisclausules van dit contract, op deel XI van het Verdrag, op de Overeenkomst alsook op de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit; of
b) wanneer de Contractant zich niet geschikt heeft naar een definitieve en verplichte beslissing die ten aanzien van haar genomen werd door het orgaan voor de regeling van geschillen; of
c) wanneer de Contractant insolvabel wordt, failliet verklaard wordt, een akkoord met haar schuldeisers afsluit, in vereffening geplaatst wordt, op eigen verzoek of gedwongen onder curatele gesteld wordt, of nog, bij een rechtbank de aanduiding van een administrateur of van een curator eist of vraagt, of een betrokken instantie inschakelt krachtens een wet over het faillissement, de insolvabiliteit of de regeling van de schuld die op dat moment van toepassing is, voor andere doeleinden dan het herstel.
21.2 Onverminderd artikel 17 mag de Raad, na de Contractant geraadpleegd te hebben, dit contract opheffen of er een einde aan stellen, onverminderd alle andere rechten waarover de Autoriteit kan beschikken, wanneer de Contractant de verplichtingen die haar door dit contract opgelegd worden, niet kan nakomen ten gevolge van een evenement dat of van een situatie die een geval van overmacht vormt, in de zin van artikel 17.1, en onafgebroken voortduurt gedurende meer dan twee jaar terwijl de Contractant alle maatregelen genomen heeft die ze redelijkerwijs kan nemen om haar uitvoeringscapaciteit te herstellen en zich met een minimale vertraging naar de clausules van dit contract te schikken.
21.3 Elke opheffing of ontbinding gebeurt via de Secretaris-generaal onder de vorm van een kennisgeving waarin de motieven van zijn beslissing vermeld worden. De opheffing of ontbinding vangt 60 dagen na deze kennisgeving aan, tenzij de Contractant in die periode het recht van de Autoriteit om dit contract op te heffen of te ontbinden, betwist overeenkomstig deel XI, Afdeling 5 van het Verdrag.
21.4 Als de Contractant een dergelijk initiatief neemt, zal dit contract enkel opgeheven of ontbonden worden overeenkomstig een definitieve en verplichte beslissing die genomen wordt overeenkomstig deel XI, Afdeling 5 van het Verdrag.
21.5 Als de Raad dit contract opheft, mag hij, mits kennisgeving, van de Contractant eisen dat ze haar operaties opnieuw aanvat en zich, ten laatste 60 dagen na deze kennisgeving, naar de clausules van dit contract schikt.
21.6 In geval van een inbreuk op dit contract die niet beoogd wordt in paragraaf 21.1 a) van dit artikel, mag de Raad, in plaats van dit contract op te heffen of te ontbinden krachtens deze paragraaf 21.1, de Contractant boetes opleggen die in verhouding staan tot de ernst van de inbreuk.
21.7 De Raad mag geen gevolg geven aan een beslissing waarbij boetes opgelegd worden aan de Contractant zolang deze laatste niet de kans gekregen heeft om alle rechtsmiddelen te gebruiken waarover ze krachtens Afdeling 5 van deel XI van het Verdrag beschikt.
21.8 Als dit contract ontbonden wordt of verstrijkt, schikt de Contractant zich naar de bepalingen van het voorschrift en verwijdert ze alle installaties, uitrustingen en materialen van de exploratiegebied en zorgt ze ervoor dat deze voldoende veilig zijn zodat ze geen enkel gevaar voor de mens, het zeetransport of het mariene milieu vormen.
Art. 22. Overdracht van de rechten en verplichtingen
22.1 De rechten en verplichtingen van de Contractant krachtens dit contract kunnen enkel geheel of gedeeltelijk worden overgedragen met de toestemming van de Autoriteit en overeenkomstig het voorschrift.
22.2 De Autoriteit zal zich niet, zonder gegronde redenen, onthouden in te stemmen met de overdracht, als de voorgestelde cessionaris, in alle opzichten, een gekwalificeerde kandidaat in overeenstemming met het Voorschrift is en alle verplichtingen van de Contractant overneemt.
22.3 De clausules, verbintenissen en voorwaarden voorzien door dit contract zijn in het voordeel van de partijen en van hun respectievelijke rechtsopvolgers en cessionarissen, en zijn bindend voor hen.
Art. 23. Niet-vrijstellingsclausule
Geen enkele beslissing die door een van de partijen genomen wordt om de andere partij vrij te stellen van gelijk welke niet-nakoming van de clausules en voorwaarden van dit contract waarvan de uitvoering aan haar opgelegd is, mag worden geïnterpreteerd alsof ze zou impliceren dat ze vrijgesteld wordt van gelijk welke niet-nakoming volgend op diezelfde clausule of gelijk welke andere clausule of voorwaarde ten laste van de andere partij.
Art. 24. Herziening
24.1 Wanneer er zich omstandigheden voordoen, of zich zouden kunnen voordoen, die volgens de Autoriteit, of de Contractant, welke dit contract onbillijk zouden maken of welke de verwezenlijking van de doelstellingen die in dit contract of in deel XI van het Verdrag of de Overeenkomst voorzien zijn, in het gedrang brengen of onmogelijk maken, gaan de partijen onderhandelen om dit contract navenant te herzien.
24.2 Dit contract kan eveneens worden herzien op basis van een akkoord tussen de Contractant en de Autoriteit om de toepassing te vereenvoudigen van de regels, voorschriften en procedures die door de Autoriteit goedgekeurd zijn na de inwerkingtreding van dit contract.
24.3 Dit contract mag enkel worden herzien, geamendeerd of gewijzigd met de toestemming van de Contractant en van de Autoriteit, welke toestemming uitgedrukt wordt in een geschikte tool die ondertekend is door de gemachtigde vertegenwoordigers van beide partijen.
Art. 25. Geschillen
25.1 Elk geschil tussen de partijen met betrekking tot de interpretatie of toepassing van dit contract wordt geregeld overeenkomstig deel XI, Afdeling 5 van het Verdrag.
25.2 Overeenkomstig artikel 21, 2) van bijlage III bij het Verdrag is elke definitieve beslissing van een hof dat of een rechtbank die krachtens het Verdrag bevoegd is om zich uit te spreken over de rechten en verplichtingen van de Autoriteit en van de Contractant uitvoerbaar op het grondgebied van elke Staat die Partij die door deze beslissing beoogd wordt.
Art. 26. Kennisgeving
26.1 Elke aanvraag, kennisgeving, goedkeuring, afstand, richtlijn, instructie, toestemming die of elk verzoek, verslag dat in het kader van dit contract voorzien is, wordt schriftelijk geformuleerd door de Secretaris-generaal of door de vertegenwoordiger die de Contractant aangeduid heeft, naargelang het geval. De kennisgevingen worden uitgevoerd in persoon of via telex, fax, aangetekende brief die per vliegtuig verzonden wordt of e-mail die geauthentifieerd is door een gemachtigde elektronische handtekening, gericht aan de Secretaris-generaal op de hoofdzetel van de Autoriteit of aan de aangeduide vertegenwoordiger. De verplichting die erin bestaat schriftelijke informatie te verschaffen in toepassing van dit Voorschrift, is vervuld als deze informatie verschaft wordt in een elektronisch document dat een digitale handtekening bevat.
26.2 Beide partijen hebben het recht om hun adres te wijzigen als ze de andere partij hier minstens tien dagen op voorhand over inlichten.
26.3 De kennisgeving in persoon vangt aan op het moment waarop ze uitgevoerd wordt. Men gaat ervan uit dat de kennisgeving via telex aanvangt op de werkdag die volgt op de dag waarop de vermelding " antwoord " op het telextoestel van de verzender verschijnt. De kennisgeving via fax vangt aan wanneer de verzender het " ontvangstbewijs " ontvangt waarop de verzending naar het nummer van de gepubliceerde fax van de bestemmeling bevestigd wordt. Men gaat ervan uit dat de kennisgeving via aangetekende brief die per vliegtuig verzonden wordt, uitgevoerd wordt eenentwintig dagen nadat de brief gepost werd. Men gaat ervan uit dat een elektronisch document ontvangen is door zijn bestemmeling wanneer het ingevoerd is in een computersysteem dat door de bestemmeling ontworpen of gebruikt werd om documenten te ontvangen van hetzelfde type als het type dat aan hem gericht werd en het door deze bestemmeling gerecupereerd en verwerkt kan worden.
26.4 De kennisgeving aan de vertegenwoordiger die de Contractant aangeduid heeft, geldt als kennisgeving aan de Contractant met het oog op dit contract, en de aangeduide vertegenwoordiger is de vertegenwoordiger van de Contractant met het oog op de betekening of kennisgeving ter gelegenheid van elke instantie voor elke bevoegde rechtbank.
26.5 De kennisgeving aan de Secretaris-generaal geldt als kennisgeving aan de Autoriteit met het oog op dit contract, en de Secretaris-generaal is de vertegenwoordiger van deze laatste met het oog op de betekening of kennisgeving ter gelegenheid van elke instantie voor elke bevoegde rechtbank.
Art. 27. Toepasselijk recht
27.1 Dit contract wordt geregeld door zijn bepalingen alsook door de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit, deel XI van het Verdrag, de Overeenkomst en de andere regels inzake internationaal recht die niet onverenigbaar met het Verdrag zijn.
27.2 De Contractant, haar werknemers, onderaannemers, agenten en alle personen die voor hun rekening werken of handelen bij de uitvoering van de operaties die krachtens dit contract uitgevoerd worden, leven het toepasselijk recht na dat beoogd wordt in artikel 27.1 hierboven en voeren noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks enige transactie uit die door dit recht verboden is.
27.3 Geen enkele bepaling van dit contract mag worden geïnterpreteerd alsof ze de partijen zou vrijstellen van de noodzaak om de vergunning of toestemming te vragen en te verkrijgen die vereist kan worden met het oog op gelijk welke activiteit die door dit contract voorzien is.
Art. 28. Interpretatie
De onderverdeling van dit contract in artikelen en paragrafen evenals de titels die erin opgenomen zijn, worden enkel gemakshalve opgegeven en hebben geen invloed op de interpretatie.
Art. 29. Bijkomende documenten
Alle partijen stemmen ermee in alle andere tools te ondertekenen en mee te delen alsook alle andere handelingen en formaliteiten te vervullen die nodig of opportuun zouden kunnen zijn om gevolg te geven aan de bepalingen van dit contract.
Art. N4. Annexe 4. - Clauses types de contrat d'exploration
Art. I. Définitions
1.1 Dans les clauses ci-après :
a) On entend par " zone d'exploration " la partie de la Zone attribuée au Contractant pour exploration, décrite à l'annexe 1 du présent contrat, telle qu'elle peut être réduite de temps à autre en application du présent contrat et du Règlement;
b) On entend par " programme d'activités " le programme défini à l'annexe 2 du présent contrat; il peut être modifié de temps à autre conformément aux articles 4.3 et 4.4 ci-après;
c) On entend par " Règlement " le Règlement relatif à la prospection et à l'exploration des encroûtements cobaltifères de ferromanganèse dans la Zone adopté par l'Autorité.
1.2 Les termes et expressions définis dans le Règlement sont utilisés dans le même sens dans les présentes clauses types.
1.3 L'Accord relatif à l'application de la partie XI de la Convention des Nations Unies sur le droit de la mer du 10 décembre 1982 stipule que ses dispositions et la partie XI de la Convention doivent être interprétées et appliquées ensemble comme un seul et même instrument; le présent contrat et les références à la Convention qui y sont faites doivent être interprétés et appliqués en conséquence.
1.4 Le présent contrat inclut ses annexes, qui en font partie intégrante.
Art. 2. Garantie du titre
2.1 Le Contractant a la garantie du titre et le présent contrat ne peut être suspendu, résilié ou révisé que conformément à ses articles 20, 21 et 24.
2.2 Le Contractant a le droit exclusif d'explorer les encroûtements cobaltifères dans la zone d'exploration conformément aux clauses du présent contrat. L'Autorité veille à ce qu'aucune autre entité n'exerce dans la même zone des activités portant sur une catégorie différente de ressources d'une façon qui puisse gêner outre mesure celles que mène le Contractant.
2.3 Le Contractant a le droit, moyennant notification à l'Autorité, de renoncer à tout moment à tout ou partie de ses droits sur la zone d'exploration sans encourir de pénalité étant entendu qu'il demeure tenu de toutes les obligations qu'il a contractées avant la date de cette renonciation en ce qui concerne la zone à laquelle il renonce.
2.4 Aucune disposition du présent contrat ne peut être considérée comme conférant au Contractant d'autres droits que ceux qui y sont expressément prévus. L'Autorité se réserve le droit de conclure avec des tiers des contrats concernant les ressources autres que les encroûtements cobaltifères de la zone visée par le présent contrat.
Art. 3. Durée du contrat
3.1 Le présent contrat entrera en vigueur à la date de sa signature par les deux parties et restera en vigueur pendant une période de quinze ans à compter de cette date à moins :
a) Que le Contractant n'obtienne un contrat d'exploitation dans la zone d'exploration entrant en vigueur avant l'expiration de la période de 15 ans; ou
b) Qu'il ne soit résilié plus tôt, étant entendu que sa durée pourra être prolongée conformément aux articles 3.2 et 17.2 ci-après.
3.2 Si le Contractant en fait la demande au plus tard six mois avant qu'il vienne à expiration, le présent contrat pourra être prorogé pour des périodes ne dépassant pas cinq ans chacune, aux clauses et conditions dont l'Autorité et le Contractant pourront convenir alors conformément au Règlement. Ces prorogations sont accordées si le Contractant s'est efforcé de bonne foi de se conformer aux stipulations du présent contrat mais n'a pas pu, pour des raisons indépendantes de sa volonté, mener à bien les travaux préparatoires nécessaires pour passer à la phase d'exploitation ou si les circonstances économiques du moment ne justifient pas le passage à la phase d'exploitation.
3.3 Nonobstant l'expiration du présent contrat conformément à son article 3.1, si le Contractant a, 90 jours au moins avant la date d'expiration, sollicité un contrat d'exploitation, ses droits et obligations sont maintenus jusqu'à ce que sa demande ait été examinée et qu'un contrat d'exploitation ait été émis ou refusé.
Art. 4. Exploration
4.1 Le Contractant entreprend l'exploration conformément au calendrier arrêté dans le programme d'activités figurant à l'annexe 2 du présent contrat et respecte ce calendrier ou toute modification y afférente comme il est prévu par le présent contrat.
4.2 Le Contractant exécute le programme d'activités figurant à l'annexe 2 du présent contrat. Ce faisant, pour chaque année du contrat, il consacre aux dépenses effectives et directes d'exploration un montant au moins équivalant à celui qui est prévu dans le programme considéré ou dans toute modification y afférente.
4.3 Le Contractant peut, avec le consentement de l'Autorité, que celle-ci ne peut refuser sans motif raisonnable, apporter de temps à autre au programme d'activités et aux dépenses qui y sont prévues les modifications pouvant être nécessaires et prudentes selon la bonne pratique de l'industrie minière et compte tenu de la situation sur le marché des métaux que renferment les encroûtements cobaltifères et de la situation économique générale.
4.4 Le Contractant et le Secrétaire général procèdent conjointement à l'examen des résultats des activités d'exploration menées en vertu du présent contrat, au plus tard 90 jours avant l'expiration de chaque période de cinq ans à compter de la date d'entrée en vigueur prévue à l'article 3. Le Secrétaire général peut exiger du Contractant qu'il lui communique les données et informations supplémentaires pouvant être nécessaires pour cet examen. A l'issue de cet examen, le Contractant apporte à son plan de travail les ajustements nécessaires, indique son programme d'activités pour la période de cinq ans suivante, y compris un calendrier révisé des dépenses annuelles qu'il prévoit. L'annexe 2 est modifiée en conséquence.
Art. 5. Surveillance de l'environnement
5.1 Le Contractant prend les mesures nécessaires pour prévenir, réduire et maîtriser la pollution du milieu marin et les autres dangers découlant pour ce milieu de ses activités dans la Zone en appliquant le principe de précaution ainsi que les meilleures pratiques écologiques.
5.2 Avant de commencer les activités d'exploration, le Contractant soumet à l'Autorité :
a) Une étude d'impact indiquant les effets potentiels des activités proposées sur le milieu marin;
b) Une proposition pour un programme de surveillance en vue de déterminer l'effet potentiel des activités proposées sur le milieu marin; et
c) Des données pouvant être utilisées pour établir un profil écologique témoin par rapport auquel l'effet des activités proposées pourra être évalué.
5.3 Le Contractant réunit, conformément au Règlement, des données environnementales au fur et à mesure des activités d'exploration et établit des profils écologiques témoins par rapport auxquels seront évalués les effets probables de ses activités sur le milieu marin.
5.4 Le Contractant, conformément au Règlement, conçoit et exécute un programme de surveillance des effets de ses activités sur le milieu marin. Il coopère avec l'Autorité pour assurer cette surveillance.
5.5 Le Contractant rend compte au Secrétaire général, au plus tard 90 jours après la fin de chaque année civile, de l'exécution et des résultats du programme de surveillance visé à l'article 5.4 du présent contrat et communique les données et informations prescrites par le Règlement.
Art. 6. Plans et interventions d'urgence
6.1 Avant d'entamer son programme d'activités en vertu du présent contrat, le Contractant soumet au Secrétaire général un plan d'urgence, qui permet de faire face efficacement aux incidents pouvant résulter des activités qu'il entend mener dans la zone d'exploration et qui sont susceptibles de causer ou de menacer de causer un dommage grave au milieu marin. Ledit plan d'urgence établit des procédures spéciales et prévoit les équipements appropriés pour faire face à de tels incidents, et comprend en particulier des dispositions assurant que :
a) L'alerte générale soit immédiatement donnée dans le secteur d'activités;
b) Le Secrétaire général soit immédiatement avisé;
c) Les navires qui seraient sur le point d'entrer dans le voisinage immédiat soient avertis;
d) Le Secrétaire général soit en permanence tenu informé de toutes les circonstances de l'incident, des mesures déjà prises et des nouvelles mesures nécessaires;
e) Les substances polluantes soient enlevées, s'il y a lieu;
f) Tout dommage grave au milieu marin soit réduit au minimum et, dans la mesure du possible, prévenu, et que ses effets soient atténués;
g) S'il y a lieu, le Contractant coopère avec d'autres contractants et avec l'Autorité pour faire face à la situation d'urgence; et que
h) Des exercices d'intervention d'urgence soient organisés périodiquement.
6.2 Le Contractant signale sans délai au Secrétaire général tout incident résultant de ses activités qui a causé, qui cause ou qui menace de causer un dommage grave au milieu marin. Il donne dans son rapport des renseignements détaillés sur cet incident, notamment :
a) Les coordonnées de la zone affectée ou dont on peut raisonnablement craindre qu'elle sera affectée;
b) Une description des mesures qu'il a prises pour prévenir, maîtriser, réduire au minimum ou réparer le dommage ou la menace de dommage grave au milieu marin;
c) Une description des mesures qu'il a prises pour surveiller les effets de l'incident sur le milieu marin; et
d) Toute autre information que le Secrétaire général peut raisonnablement lui demander.
6.3 Le Contractant exécute les ordres émis en cas d'urgence par le Conseil et les mesures temporaires d'exécution immédiate arrêtées par le Secrétaire général conformément au Règlement, qui peuvent comprendre l'ordre de suspendre ou de modifier immédiatement toutes activités dans la zone d'exploration, afin de prévenir, maîtriser, réduire au minimum ou réparer un dommage ou une menace de dommage grave au milieu marin.
6.4 Si le Contractant n'exécute pas rapidement ces ordres ou ces mesures temporaires d'exécution immédiate, le Conseil peut prendre les mesures raisonnables pouvant être nécessaires pour prévenir, maîtriser, réduire au minimum ou réparer, aux frais du Contractant, un dommage ou une menace de dommage grave au milieu marin. Le Contractant rembourse sans délai à l'Autorité le montant des dépenses ainsi encourues, qui vient en sus de toutes pénalités pécuniaires qui pourraient lui être imposées en vertu des clauses du présent contrat ou du Règlement.
Art. 7. Restes humains, objets et sites présentant un caractère archéologique ou historique
Le Contractant notifie immédiatement par écrit au Secrétaire général toute découverte, dans son secteur d'exploration, de tous restes humains, objets ou sites présentant un caractère archéologique ou historique, et leur emplacement, ainsi que toute mesure de conservation ou de protection qu'il a prise. Le Secrétaire général transmet ces informations au Directeur général de l'Organisation des Nations Unies pour l'éducation, la science et la culture et à toute autre organisation internationale compétente. Lorsque de tels restes humains, objets ou sites sont découverts dans un secteur d'exploration, et pour éviter d'en altérer l'état, il ne sera mené aucune nouvelle activité de prospection ou d'exploration dans un rayon de dimension raisonnable tant que le Conseil n'en aura pas décidé autrement en tenant compte des avis du Directeur général de l'Organisation des Nations Unies pour l'éducation, la science et la culture ou de toute autre organisation internationale compétente.
Art. 8. Formation
8.1 Conformément au Règlement, avant de commencer l'exploration en vertu du présent contrat, le Contractant soumet pour approbation à l'Autorité des projets de programme de formation du personnel de l'Autorité et d'Etats en développement, prévoyant notamment la participation dudit personnel à toutes les activités qu'il mène en vertu du présent contrat.
8.2 La portée et le financement du programme de formation sont sujets à négociation entre le Contractant, l'Autorité et l'Etat ou les Etats patronnant le Contractant.
8.3 Le Contractant assure la formation conformément au programme de formation du personnel visé expressément à l'article 8.1 du présent contrat approuvé par l'Autorité en application du Règlement; ce programme, qui est révisé et étoffé de temps à autre, devient partie intégrante du présent contrat en tant qu'annexe 3.
Art. 9. Livres et pièces comptables
Le Contractant tient une série complète et appropriée de livres, comptes et états financiers conformes aux principes comptables internationalement reconnus. Ces livres, comptes et états financiers doivent contenir des informations renseignant pleinement sur les dépenses engagées effectivement et directement pour l'exploration et tous autres renseignements susceptibles de faciliter un audit effectif de ces dépenses.
Art. 10. Rapports annuels
10.1 Le Contractant soumet au Secrétaire général, au plus tard 90 jours après la fin de chaque année civile, un rapport, sous la forme recommandée de temps à autre par la Commission juridique et technique, sur les activités qu'il a menées dans la zone d'exploration comportant, le cas échéant, des renseignements suffisamment détaillés sur :
a) Les activités d'exploration menées au cours de l'année civile, y compris les cartes, diagrammes et graphiques illustrant les travaux effectués et les résultats obtenus;
b) Le matériel utilisé pour les activités d'exploration, y compris les résultats de l'expérimentation des techniques d'extraction proposées, mais à l'exclusion des spécifications techniques relatives aux équipements; et
c) L'exécution des programmes de formation, y compris les révisions et extensions proposées.
10.2 Ce rapport comprend également :
a) Les résultats des programmes de surveillance de l'environnement, y compris les observations, mesures, évaluations et analyses des paramètres environnementaux;
b) Un état de la quantité d'encroûtements cobaltifères prélevés à titre d'échantillons ou à des fins d'expérimentation;
c) Un état, établi conformément aux principes comptables internationalement reconnus et certifié par un cabinet d'experts comptables dûment agréé ou, lorsque le Contractant est un Etat ou une entreprise d'Etat, par l'Etat qui le patronne, des dépenses directes et effectives d'exploration encourues par le Contractant dans l'exécution du programme d'activités au cours de son année comptable - dépenses que le Contractant peut présenter comme faisant partie des dépenses de mise en valeur encourues avant le démarrage de la production commerciale; et
d) Des renseignements détaillés sur les aménagements qu'il est envisagé d'apporter au programme d'activités et les motifs de ces aménagements.
10.3 Le Contractant soumet également, en complément des rapports mentionnés aux paragraphes 10.1 et 10.2 du présent article, tous renseignements complémentaires que le Secrétaire général peut, de temps à autre, raisonnablement demander pour permettre à l'Autorité de s'acquitter de ses fonctions en vertu de la Convention, du Règlement et du présent contrat.
10.4 Le Contractant conserve en bon état une fraction représentative des échantillons et des carottes d'encroûtements cobaltifères prélevés au cours de l'exploration jusqu'à l'expiration du présent contrat. L'Autorité peut demander par écrit au Contractant de lui remettre, aux fins d'analyse, une fraction de ces échantillons et carottes prélevés au cours de l'exploration.
[1 10.5 Le contractant acquitte, à la date à laquelle il soumet un rapport annuel, une participation annuelle aux frais généraux de 47.000 dollars (ou tel montant qui pourra être fixé conformément à la disposition du paragraphe 10.6 du présent article) destinée à couvrir les dépenses engagées par l'Autorité pour administrer et superviser le contrat visé et pour examiner les rapports annuels qui lui sont soumis en application du paragraphe 10.1 du présent article.
10.6 Le montant de la participation annuelle aux frais généraux peut être révisé par l'Autorité pour l'aligner sur les dépenses effectivement et raisonnablement engagées.]1
Art. 11. Données et informations à présenter à l'expiration du contrat
11.1 Le Contractant communique à l'Autorité toutes données et informations pertinentes qui lui sont nécessaires pour exercer efficacement ses pouvoirs et fonctions en ce qui concerne la zone d'exploration, conformément aux dispositions du présent article.
11.2 A l'expiration ou à la résiliation du présent contrat, le Contractant, s'il ne l'a pas encore fait, présente au Secrétaire général les données et informations ci-après :
a) Copie de toutes les données géologiques, environnementales, géochimiques et géophysiques pertinentes qu'il a acquises au cours de l'exécution du programme d'activités et qui sont nécessaires à l'Autorité pour exercer efficacement ses pouvoirs et fonctions en ce qui concerne la zone d'exploration;
b) Une estimation des gisements exploitables, quand ces gisements ont été identifiés, comprenant des renseignements détaillés sur la teneur et la quantité des réserves d'encroûtements cobaltifères avérées, probables et possibles, et des prévisions concernant les conditions d'extraction;
c) Copie de tous les rapports géologiques, techniques, financiers et économiques pertinents qu'il a établis ou fait établir et qui sont nécessaires à l'Autorité pour exercer efficacement ses pouvoirs et fonctions en ce qui concerne la zone d'exploration;
d) Des renseignements suffisamment détaillés sur le matériel utilisé lors des activités d'exploration, y compris les résultats de l'expérimentation des techniques extractives proposées, mais à l'exclusion des spécifications techniques de ce matériel;
e) Un état de la quantité d'encroûtements cobaltifères prélevés à titre d'échantillons ou aux fins d'expérimentation; et
f) Une déclaration indiquant comment et où les échantillons sont conservés et comment l'Autorité peut y avoir accès.
11.3 Les données et informations visées à l'article 11.2 ci-dessus sont également communiquées au Secrétaire général si, avant l'expiration du présent contrat, le Contractant demande l'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploitation ou renonce à ses droits dans la zone d'exploration, dans la mesure où ces données et informations ont trait au secteur auquel il a renoncé.
Art. 12. Confidentialité
Les données et informations qui sont communiquées à l'Autorité en vertu du présent contrat sont considérées comme confidentielles conformément aux dispositions du Règlement.
Art. 13. Engagements
13.1 Le Contractant procède à l'exploration conformément aux termes du présent contrat, au Règlement, à la partie XI de la Convention, à l'Accord et aux autres règles de droit international qui ne sont pas incompatibles avec la Convention.
13.2 Le Contractant s'engage à :
a) Accepter les clauses du présent contrat comme exécutoires et à les respecter;
b) Exécuter les obligations qui lui incombent en vertu des dispositions de la Convention, des règles, règlements et procédures de l'Autorité et des décisions des organes compétents de l'Autorité;
c) Accepter que l'Autorité exerce sur les activités menées dans la Zone le contrôle autorisé par la Convention;
d) Exécuter de bonne foi des obligations qui lui incombent en vertu du présent contrat; et
e) Respecter, dans la mesure où cela lui est raisonnablement possible, toutes recommandations que la Commission juridique et technique peut formuler de temps à autre.
13.3 Le Contractant s'efforce d'exécuter le programme d'activités :
a) Avec la diligence, l'efficacité et l'économie voulues;
b) En tenant dûment compte des effets de ses activités sur le milieu marin; et
c) En tenant raisonnablement compte des autres activités menées dans le milieu marin.
13.4 L'Autorité s'engage à exercer de bonne foi les pouvoirs et les fonctions que lui confèrent la Convention et l'Accord, conformément à l'article 157 de la Convention.
Art. 14. Inspection
14.1 Le Contractant autorise l'Autorité à envoyer ses inspecteurs à bord des navires et installations qu'il utilise pour ses activités dans la zone d'exploration pour :
a) S'assurer qu'il respecte les termes du présent contrat et les dispositions du Règlement; et
b) Surveiller les effets desdites activités sur le milieu marin.
14.2 Le Secrétaire général notifie au Contractant, suffisamment à l'avance, la date et la durée probables des inspections, le nom des inspecteurs et toutes activités pour lesquelles ceux-ci auront probablement besoin de matériel spécialisé ou d'une assistance spéciale du personnel du Contractant.
14.3 Les inspecteurs sont habilités à inspecter tout navire ou toute installation, y compris le journal de bord, les équipements, les registres, les installations, toutes les autres données enregistrées et tous documents nécessaires pour déterminer si le Contractant exécute ses obligations.
14.4 Le Contractant, ses agents et ses employés aident les inspecteurs à s'acquitter de leurs fonctions et :
a) Acceptent que ceux-ci embarquent sans délai et en toute sécurité à bord des navires et installations et leur en facilitent l'accès;
b) Coopèrent et concourent à l'inspection de tout navire et de toute installation effectuée conformément aux présentes procédures;
c) Donnent aux inspecteurs accès, à toute heure raisonnable, à tous les matériels, équipements et personnels se trouvant à bord des navires et installations;
d) S'abstiennent de gêner les inspecteurs dans l'exercice de leurs fonctions, d'y faire obstacle ou de les intimider;
e) Fournissent aux inspecteurs des services convenables, et notamment pourvoient, le cas échéant, à leur restauration et à leur hébergement; et
f) Facilitent le débarquement des inspecteurs en toute sécurité.
14.5 Les inspecteurs évitent d'entraver le déroulement normal, dans des conditions de sécurité, des opérations à bord des navires et installations utilisés par le Contractant pour mener ses activités dans la zone inspectée et agissent conformément au Règlement et aux dispositions adoptées pour protéger la confidentialité des données et informations.
14.6 Le Secrétaire général et tout représentant dûment autorisé de celui-ci ont accès, aux fins d'audit et d'examen, à tous les livres, documents, pièces et écritures du Contractant, nécessaires pour vérifier les dépenses visées à l'article 10.2 c) et concernant directement ces dépenses.
14.7 Le Secrétaire général communique au Contractant et à l'Etat ou aux Etats qui le patronnent toute information pertinente provenant des rapports des inspecteurs au cas où des mesures s'imposent.
14.8 Si, pour une raison ou une autre, le Contractant ne poursuit pas l'exploration et ne présente pas une demande de contrat d'exploitation, il doit, avant de se retirer de la zone d'exploration, en informer par écrit le Secrétaire général afin que l'Autorité puisse, si elle le décide, procéder à une inspection conformément aux dispositions du présent article.
Art. 15. Normes de sécurité, d'emploi et de santé
15.1 Le Contractant agit conformément aux règles et normes internationales généralement acceptées qui ont été établies par les organisations internationales compétentes ou par des conférences diplomatiques générales, concernant la protection de la vie humaine en mer et la prévention des abordages, ainsi qu'aux règles, règlements, procédures et directives que l'Autorité pourrait adopter touchant la sécurité en mer. Tout navire utilisé pour mener des activités dans la Zone doit être en possession des certificats valides requis par lesdites règles et normes internationales et délivrés conformément en application de celles-ci.
15.2 Tout Contractant qui se livre à des activités d'exploration en vertu du présent contrat doit observer et respecter les règles, règlements, procédures et directives que l'Autorité pourrait adopter en matière de protection contre la discrimination en matière d'emploi, de prévention des accidents du travail et des maladies professionnelles, de relations professionnelles, de sécurité sociale, de sécurité de l'emploi et en ce qui concerne les conditions de vie sur le lieu de travail. Ces règles, règlements et procédures doivent tenir compte des conventions et recommandations de l'Organisation internationale du Travail et des autres organisations internationales compétentes.
Art. 16. Responsabilité
16.1 Le Contractant est responsable du dommage effectif, y compris les dommages causés au milieu marin, imputable à ses actes ou omissions illicites et à ceux de ses employés, sous-traitants et agents et de toutes autres personnes travaillant ou agissant pour le compte de ceux-ci dans la conduite des opérations effectuées en vertu du présent contrat, y compris le coût des mesures raisonnables prises pour prévenir ou limiter les dommages au milieu marin, compte tenu le cas échéant des actes ou omissions de l'Autorité ayant contribué au dommage.
16.2 Le Contractant met l'Autorité, ses employés, sous-traitants et agents hors de cause en cas de réclamations ou actions en responsabilité de tiers fondées sur un acte ou une omission illicite du Contractant ou de ses employés, agents et sous-traitants et de toutes autres personnes travaillant ou agissant pour le compte de ceux-ci dans la conduite des opérations effectuées en vertu du présent contrat.
16.3 L'Autorité est responsable du dommage effectif causé au Contractant par les actes illicites qu'elle commet dans l'exercice de ses pouvoirs et fonctions, y compris les violations de l'article 168 2) de la Convention, compte tenu de la part de responsabilité imputable au Contractant, à ses employés, agents et sous-traitants et toutes personnes travaillant ou agissant pour le compte de ceux-ci, dans la conduite des opérations effectuées en vertu du présent contrat, à raison de leurs actes ou omissions.
16.4 L'Autorité met le Contractant, ses employés, sous-traitants et agents et toutes autres personnes travaillant ou agissant pour le compte de ceux-ci dans la conduite des opérations effectuées en vertu du présent contrat hors de cause en cas de réclamations ou actions en responsabilité de tiers fondées sur un acte ou une omission illicite commis par l'Autorité dans l'exercice de ses pouvoirs et fonctions dans le cadre du présent contrat, y compris les violations de l'article 168 2) de la Convention.
16.5 Le Contractant souscrit auprès de compagnies d'assurance de renommée internationale les polices d'assurance appropriées, conformément à la pratique internationale généralement acceptée en matières maritimes.
Art. 17. Force majeure
17.1 Le Contractant n'est responsable d'aucun retard inévitable dans l'exécution ni de l'inexécution de l'une quelconque des obligations qui lui incombent en vertu du présent contrat imputables à la force majeure. Aux fins du présent contrat, on entend par " force majeure " un événement ou une situation que le Contractant ne saurait raisonnablement pas être censé prévenir ou maîtriser, à condition que l'événement ou la situation en question ne résulte pas d'une négligence ou de l'inobservation des bonnes pratiques en matière d'extraction minière.
17.2 S'il le demande, le Contractant se verra accorder un délai supplémentaire égal à la durée du retard dans l'exécution imputable à la force majeure, la durée du présent contrat étant prolongée en conséquence.
17.3 En cas de force majeure, le Contractant prend toutes les mesures pouvant raisonnablement être prises pour rétablir sa capacité d'exécution et se conformer aux clauses du présent contrat avec le minimum de retard.
17.4 Le Contractant notifie, aussitôt qu'il peut raisonnablement le faire, à l'Autorité la survenue d'un cas de force majeure et lui notifie pareillement le retour à la normale.
Art. 18. Démenti
Ni le Contractant ni une entreprise apparentée ni un sous-traitant ne peuvent d'aucune manière faire valoir ou déclarer expressément ou indirectement que l'Autorité ou l'un de ses fonctionnaires a, ou a exprimé, telle ou telle opinion concernant les encroûtements cobaltifères se trouvant dans la zone d'exploration, et aucune déclaration en ce sens se référant directement ou indirectement au présent contrat ne pourra figurer dans un prospectus, un avis, une circulaire, une annonce publicitaire, un communiqué de presse ou un document similaire émanant du Contractant, d'une entreprise apparentée ou d'un sous-traitant. Aux fins du présent article, on entend par " entreprise apparentée " toute personne, firme, société ou entreprise publique qui contrôle le Contractant, est contrôlée par lui ou est assujettie au même contrôle que lui.
Art. 19. Renonciation
Le Contractant peut, moyennant notification à l'Autorité, renoncer à ses droits et résilier le présent contrat sans encourir de pénalité, étant toutefois entendu qu'il reste en ce cas tenu par toutes les obligations qu'il aura pu contracter avant la date de cette renonciation et par celles qui lui incombent après la résiliation en application du Règlement.
Art. 20. Cessation du patronage
20.1 Si la nationalité du Contractant ou l'entité qui le contrôle change ou si l'Etat qui le patronne, tel qu'il est défini dans le Règlement, met fin à son patronage, le Contractant en informe l'Autorité sans délai.
20.2 Dans l'un et l'autre cas, si le Contractant n'obtient pas d'un autre patron réunissant les conditions prescrites par le Règlement qu'il présente à l'Autorité un certificat de patronage sous la forme prescrite et dans les délais fixés par le Règlement, le présent contrat prend immédiatement fin.
Art. 21. Suspension et résiliation du contrat et pénalités
21.1 Le Conseil peut suspendre le présent contrat ou y mettre fin, sans préjudice de tous autres droits que l'Autorité peut avoir, dans l'un quelconque des cas ci-après :
a) Lorsque, en dépit de ses avertissements écrits, le Contractant a mené ses activités de telle manière qu'elles se traduisent par des infractions graves, réitérées et délibérées aux clauses fondamentales du présent contrat, à la partie XI de la Convention, à l'Accord et aux règles, règlements et procédures de l'Autorité; ou
b) Lorsque le Contractant ne s'est pas conformé à une décision définitive et obligatoire prise à son égard par l'organe de règlement des différends; ou
c) Lorsque le Contractant devient insolvable, est déclaré en cessation de paiements ou conclut un concordat avec ses créanciers, ou est mis en liquidation ou placé sous administration judiciaire à sa demande ou obligatoirement, ou encore requiert ou sollicite d'un tribunal la désignation d'un administrateur ou d'un syndic, ou engage une instance le concernant en vertu d'une loi sur la faillite, l'insolvabilité ou l'aménagement de la dette alors en vigueur, à des fins autres que le redressement.
21.2 Le Conseil peut, sans préjudice de l'article 17, après avoir consulté le Contractant, suspendre le présent contrat ou y mettre fin, sans préjudice de tous autres droits que peut avoir l'Autorité, si le Contractant est empêché d'exécuter ses obligations dans le cadre du présent contrat par un événement ou une situation de force majeure, telle que celle-ci est définie à l'article 17.1, qui dure depuis plus de deux ans sans interruption alors même que le Contractant a pris toutes les mesures raisonnablement possibles pour surmonter son incapacité d'exécuter ses obligations et se conformer aux termes et conditions du présent contrat avec un minimum de retard.
21.3 Toute suspension ou résiliation s'effectue par l'intermédiaire du Secrétaire général sous forme d'une notification qui doit indiquer les motifs de sa décision. La suspension ou la résiliation prend effet 60 jours après ladite notification, à moins que durant cette période le Contractant ne conteste le droit de l'Autorité de suspendre ou de résilier le présent contrat conformément à la partie XI, section 5, de la Convention.
21.4 Si le Contractant prend une telle initiative, le présent contrat ne sera suspendu ou résilié que conformément à une décision définitive et obligatoire prise conformément à la partie XI, section 5, de la Convention.
21.5 Si le Conseil suspend le présent contrat, il peut, moyennant notification, exiger du Contractant qu'il reprenne ses opérations et se conforme aux clauses du présent contrat, au plus tard 60 jours après cette notification.
21.6 Le Conseil peut, en cas d'infraction au présent contrat non visée au paragraphe 21.1 a) du présent article, ou au lieu de suspendre ou de résilier le présent contrat en vertu de ce paragraphe 21.1, imposer au Contractant des pénalités pécuniaires proportionnelles à la gravité de l'infraction.
21.7 Le Conseil ne peut donner effet à une décision imposant des pénalités d'amende au Contractant tant qu'une possibilité raisonnable n'a pas été donnée à celui-ci d'épuiser les voies de recours judiciaire dont il dispose en vertu de la partie XI, section 5, de la Convention.
21.8 Si le présent contrat est résilié ou vient à expiration, le Contractant se conforme aux dispositions du Règlement et retire l'ensemble des installations, équipements et matériels de la zone d'exploration et laisse celle-ci dans des conditions de sécurité telles qu'elle ne présente aucun danger pour les personnes, le transport maritime ou le milieu marin.
Art. 22. Cession des droits et obligations
22.1 Les droits et obligations du Contractant au titre du présent contrat ne peuvent être cédés en tout ou partie qu'avec le consentement de l'Autorité et conformément au Règlement.
22.2 L'Autorité ne refuse pas sans motifs suffisants son consentement à la cession si le cessionnaire proposé est, à tous égards, un demandeur qualifié au regard du Règlement et assume toutes les obligations du Contractant.
22.3 Les clauses, engagements et conditions prévus par le présent contrat sont à l'avantage des parties et de leurs ayants droit et cessionnaires respectifs, et ont force obligatoire envers eux.
Art. 23. Clause de non-exonération
Aucune décision prise par l'une des parties d'exonérer l'autre partie d'un quelconque manquement aux clauses et conditions du présent contrat dont l'exécution lui incombe ne peut être interprétée comme impliquant de sa part exonération de tout manquement subséquent à la même clause ou à toute autre clause ou condition à la charge de l'autre partie.
Art. 24. Révision
24.1 Lorsqu'il se présente ou qu'il pourrait se présenter des circonstances qui, de l'avis de l'Autorité ou du Contractant, auraient pour effet de rendre le présent contrat inéquitable ou de compromettre ou d'empêcher la réalisation des objectifs prévus par celui-ci ou par la partie XI de la Convention ou par l'Accord, les parties engagent des négociations en vue de réviser ledit contrat en conséquence.
24.2 Le présent contrat peut également être révisé par accord entre le Contractant et l'Autorité afin de faciliter l'application de règles, règlements et procédures adoptés par l'Autorité après l'entrée en vigueur du présent contrat.
24.3 Le présent contrat ne peut être révisé, amendé ou autrement modifié qu'avec le consentement du Contractant et de l'Autorité exprimé dans un instrument approprié signé par les représentants autorisés des parties.
Art. 25. Différends
25.1 Tout différend entre les parties relatif à l'interprétation ou à l'application du présent contrat est réglé conformément à la partie XI, section 5, de la Convention.
25.2 En application de l'article 21 2) de l'annexe III de la Convention, toute décision définitive rendue par une cour ou un tribunal ayant compétence en vertu de la Convention au sujet des droits et obligations de l'Autorité et du Contractant est exécutoire sur le territoire de tout Etat partie à la Convention affecté par elle.
Art. 26. Notification
26.1 Toute demande, requête, notification, approbation, renonciation, directive ou instruction et tout rapport ou consentement prévus dans le présent contrat sont formulés par écrit par le Secrétaire général ou le représentant désigné du Contractant, selon le cas. Les notifications sont faites à personne ou par télex, télécopie, lettre recommandée expédiée par avion ou courrier électronique authentifié par une signature électronique autorisée adressés au Secrétaire général au siège de l'Autorité ou au représentant désigné. L'obligation de fournir des informations par écrit en application du présent Règlement est satisfaite si ces informations sont fournies dans un document électronique comportant une signature numérique.
26.2 L'une et l'autre partie ont le droit de changer d'adresse en en informant l'autre partie au moins dix jours à l'avance.
26.3 La notification à personne prend effet au moment où elle est faite. La notification par télex est réputée effectuée le jour ouvrable suivant le jour où la mention " réponse " apparaît sur l'appareil de télex de l'expéditeur. La notification par télécopie prend effet lorsque l'expéditeur reçoit " l'accusé de réception " confirmant la transmission au numéro de télécopie publié du destinataire. La notification par lettre recommandée expédiée par avion est réputée effectuée vingt et un jours après que la lettre a été postée. Un courrier électronique est réputé reçu par son destinataire lorsqu'il entre dans un système informatique conçu ou utilisé par le destinataire pour recevoir des documents du type de celui qui lui est adressé et qu'il peut être récupéré et traité par ce destinataire.
26.4 La notification au représentant désigné du Contractant vaut notification au Contractant aux fins du présent contrat, et le représentant désigné est le représentant du Contractant aux fins de signification ou de notification à l'occasion de toute instance devant toute juridiction compétente.
26.5 La notification au Secrétaire général vaut notification à l'Autorité aux fins du présent contrat, et le Secrétaire général est le représentant de celle-ci aux fins de signification ou de notification à l'occasion de toute instance devant toute juridiction compétente.
Art. 27. Droit applicable
27.1 Le présent contrat est régi par ses dispositions, les règles, règlements et procédures de l'Autorité, la partie XI de la Convention, l'Accord et les autres règles de droit international qui ne sont pas incompatibles avec la Convention.
27.2 Le Contractant, ses employés, sous-traitants et agents et toutes les personnes travaillant ou agissant pour eux dans la conduite des opérations effectuées en vertu du présent contrat observent le droit applicable visé à l'article 27.1 ci-dessus et ne se livrent directement ou indirectement à aucune transaction interdite par ce droit.
27.3 Aucune disposition du présent contrat ne peut être interprétée comme dispensant de la nécessité de demander et d'obtenir le permis ou l'autorisation pouvant être requis pour l'une quelconque des activités prévues par le présent contrat.
Art. 28. Interprétation
La subdivision du présent contrat en articles et paragraphes de même que les intitulés qui y figurent sont dictés uniquement par un souci de commodité et n'en affectent pas l'interprétation.
Art. 29. Documents supplémentaires
Chacune des parties accepte de signer et de communiquer tous autres instruments et d'accomplir tous autres actes et formalités qui pourraient être nécessaires ou opportuns pour donner effet aux dispositions du présent contrat.
Art. I. Définitions
1.1 Dans les clauses ci-après :
a) On entend par " zone d'exploration " la partie de la Zone attribuée au Contractant pour exploration, décrite à l'annexe 1 du présent contrat, telle qu'elle peut être réduite de temps à autre en application du présent contrat et du Règlement;
b) On entend par " programme d'activités " le programme défini à l'annexe 2 du présent contrat; il peut être modifié de temps à autre conformément aux articles 4.3 et 4.4 ci-après;
c) On entend par " Règlement " le Règlement relatif à la prospection et à l'exploration des encroûtements cobaltifères de ferromanganèse dans la Zone adopté par l'Autorité.
1.2 Les termes et expressions définis dans le Règlement sont utilisés dans le même sens dans les présentes clauses types.
1.3 L'Accord relatif à l'application de la partie XI de la Convention des Nations Unies sur le droit de la mer du 10 décembre 1982 stipule que ses dispositions et la partie XI de la Convention doivent être interprétées et appliquées ensemble comme un seul et même instrument; le présent contrat et les références à la Convention qui y sont faites doivent être interprétés et appliqués en conséquence.
1.4 Le présent contrat inclut ses annexes, qui en font partie intégrante.
Art. 2. Garantie du titre
2.1 Le Contractant a la garantie du titre et le présent contrat ne peut être suspendu, résilié ou révisé que conformément à ses articles 20, 21 et 24.
2.2 Le Contractant a le droit exclusif d'explorer les encroûtements cobaltifères dans la zone d'exploration conformément aux clauses du présent contrat. L'Autorité veille à ce qu'aucune autre entité n'exerce dans la même zone des activités portant sur une catégorie différente de ressources d'une façon qui puisse gêner outre mesure celles que mène le Contractant.
2.3 Le Contractant a le droit, moyennant notification à l'Autorité, de renoncer à tout moment à tout ou partie de ses droits sur la zone d'exploration sans encourir de pénalité étant entendu qu'il demeure tenu de toutes les obligations qu'il a contractées avant la date de cette renonciation en ce qui concerne la zone à laquelle il renonce.
2.4 Aucune disposition du présent contrat ne peut être considérée comme conférant au Contractant d'autres droits que ceux qui y sont expressément prévus. L'Autorité se réserve le droit de conclure avec des tiers des contrats concernant les ressources autres que les encroûtements cobaltifères de la zone visée par le présent contrat.
Art. 3. Durée du contrat
3.1 Le présent contrat entrera en vigueur à la date de sa signature par les deux parties et restera en vigueur pendant une période de quinze ans à compter de cette date à moins :
a) Que le Contractant n'obtienne un contrat d'exploitation dans la zone d'exploration entrant en vigueur avant l'expiration de la période de 15 ans; ou
b) Qu'il ne soit résilié plus tôt, étant entendu que sa durée pourra être prolongée conformément aux articles 3.2 et 17.2 ci-après.
3.2 Si le Contractant en fait la demande au plus tard six mois avant qu'il vienne à expiration, le présent contrat pourra être prorogé pour des périodes ne dépassant pas cinq ans chacune, aux clauses et conditions dont l'Autorité et le Contractant pourront convenir alors conformément au Règlement. Ces prorogations sont accordées si le Contractant s'est efforcé de bonne foi de se conformer aux stipulations du présent contrat mais n'a pas pu, pour des raisons indépendantes de sa volonté, mener à bien les travaux préparatoires nécessaires pour passer à la phase d'exploitation ou si les circonstances économiques du moment ne justifient pas le passage à la phase d'exploitation.
3.3 Nonobstant l'expiration du présent contrat conformément à son article 3.1, si le Contractant a, 90 jours au moins avant la date d'expiration, sollicité un contrat d'exploitation, ses droits et obligations sont maintenus jusqu'à ce que sa demande ait été examinée et qu'un contrat d'exploitation ait été émis ou refusé.
Art. 4. Exploration
4.1 Le Contractant entreprend l'exploration conformément au calendrier arrêté dans le programme d'activités figurant à l'annexe 2 du présent contrat et respecte ce calendrier ou toute modification y afférente comme il est prévu par le présent contrat.
4.2 Le Contractant exécute le programme d'activités figurant à l'annexe 2 du présent contrat. Ce faisant, pour chaque année du contrat, il consacre aux dépenses effectives et directes d'exploration un montant au moins équivalant à celui qui est prévu dans le programme considéré ou dans toute modification y afférente.
4.3 Le Contractant peut, avec le consentement de l'Autorité, que celle-ci ne peut refuser sans motif raisonnable, apporter de temps à autre au programme d'activités et aux dépenses qui y sont prévues les modifications pouvant être nécessaires et prudentes selon la bonne pratique de l'industrie minière et compte tenu de la situation sur le marché des métaux que renferment les encroûtements cobaltifères et de la situation économique générale.
4.4 Le Contractant et le Secrétaire général procèdent conjointement à l'examen des résultats des activités d'exploration menées en vertu du présent contrat, au plus tard 90 jours avant l'expiration de chaque période de cinq ans à compter de la date d'entrée en vigueur prévue à l'article 3. Le Secrétaire général peut exiger du Contractant qu'il lui communique les données et informations supplémentaires pouvant être nécessaires pour cet examen. A l'issue de cet examen, le Contractant apporte à son plan de travail les ajustements nécessaires, indique son programme d'activités pour la période de cinq ans suivante, y compris un calendrier révisé des dépenses annuelles qu'il prévoit. L'annexe 2 est modifiée en conséquence.
Art. 5. Surveillance de l'environnement
5.1 Le Contractant prend les mesures nécessaires pour prévenir, réduire et maîtriser la pollution du milieu marin et les autres dangers découlant pour ce milieu de ses activités dans la Zone en appliquant le principe de précaution ainsi que les meilleures pratiques écologiques.
5.2 Avant de commencer les activités d'exploration, le Contractant soumet à l'Autorité :
a) Une étude d'impact indiquant les effets potentiels des activités proposées sur le milieu marin;
b) Une proposition pour un programme de surveillance en vue de déterminer l'effet potentiel des activités proposées sur le milieu marin; et
c) Des données pouvant être utilisées pour établir un profil écologique témoin par rapport auquel l'effet des activités proposées pourra être évalué.
5.3 Le Contractant réunit, conformément au Règlement, des données environnementales au fur et à mesure des activités d'exploration et établit des profils écologiques témoins par rapport auxquels seront évalués les effets probables de ses activités sur le milieu marin.
5.4 Le Contractant, conformément au Règlement, conçoit et exécute un programme de surveillance des effets de ses activités sur le milieu marin. Il coopère avec l'Autorité pour assurer cette surveillance.
5.5 Le Contractant rend compte au Secrétaire général, au plus tard 90 jours après la fin de chaque année civile, de l'exécution et des résultats du programme de surveillance visé à l'article 5.4 du présent contrat et communique les données et informations prescrites par le Règlement.
Art. 6. Plans et interventions d'urgence
6.1 Avant d'entamer son programme d'activités en vertu du présent contrat, le Contractant soumet au Secrétaire général un plan d'urgence, qui permet de faire face efficacement aux incidents pouvant résulter des activités qu'il entend mener dans la zone d'exploration et qui sont susceptibles de causer ou de menacer de causer un dommage grave au milieu marin. Ledit plan d'urgence établit des procédures spéciales et prévoit les équipements appropriés pour faire face à de tels incidents, et comprend en particulier des dispositions assurant que :
a) L'alerte générale soit immédiatement donnée dans le secteur d'activités;
b) Le Secrétaire général soit immédiatement avisé;
c) Les navires qui seraient sur le point d'entrer dans le voisinage immédiat soient avertis;
d) Le Secrétaire général soit en permanence tenu informé de toutes les circonstances de l'incident, des mesures déjà prises et des nouvelles mesures nécessaires;
e) Les substances polluantes soient enlevées, s'il y a lieu;
f) Tout dommage grave au milieu marin soit réduit au minimum et, dans la mesure du possible, prévenu, et que ses effets soient atténués;
g) S'il y a lieu, le Contractant coopère avec d'autres contractants et avec l'Autorité pour faire face à la situation d'urgence; et que
h) Des exercices d'intervention d'urgence soient organisés périodiquement.
6.2 Le Contractant signale sans délai au Secrétaire général tout incident résultant de ses activités qui a causé, qui cause ou qui menace de causer un dommage grave au milieu marin. Il donne dans son rapport des renseignements détaillés sur cet incident, notamment :
a) Les coordonnées de la zone affectée ou dont on peut raisonnablement craindre qu'elle sera affectée;
b) Une description des mesures qu'il a prises pour prévenir, maîtriser, réduire au minimum ou réparer le dommage ou la menace de dommage grave au milieu marin;
c) Une description des mesures qu'il a prises pour surveiller les effets de l'incident sur le milieu marin; et
d) Toute autre information que le Secrétaire général peut raisonnablement lui demander.
6.3 Le Contractant exécute les ordres émis en cas d'urgence par le Conseil et les mesures temporaires d'exécution immédiate arrêtées par le Secrétaire général conformément au Règlement, qui peuvent comprendre l'ordre de suspendre ou de modifier immédiatement toutes activités dans la zone d'exploration, afin de prévenir, maîtriser, réduire au minimum ou réparer un dommage ou une menace de dommage grave au milieu marin.
6.4 Si le Contractant n'exécute pas rapidement ces ordres ou ces mesures temporaires d'exécution immédiate, le Conseil peut prendre les mesures raisonnables pouvant être nécessaires pour prévenir, maîtriser, réduire au minimum ou réparer, aux frais du Contractant, un dommage ou une menace de dommage grave au milieu marin. Le Contractant rembourse sans délai à l'Autorité le montant des dépenses ainsi encourues, qui vient en sus de toutes pénalités pécuniaires qui pourraient lui être imposées en vertu des clauses du présent contrat ou du Règlement.
Art. 7. Restes humains, objets et sites présentant un caractère archéologique ou historique
Le Contractant notifie immédiatement par écrit au Secrétaire général toute découverte, dans son secteur d'exploration, de tous restes humains, objets ou sites présentant un caractère archéologique ou historique, et leur emplacement, ainsi que toute mesure de conservation ou de protection qu'il a prise. Le Secrétaire général transmet ces informations au Directeur général de l'Organisation des Nations Unies pour l'éducation, la science et la culture et à toute autre organisation internationale compétente. Lorsque de tels restes humains, objets ou sites sont découverts dans un secteur d'exploration, et pour éviter d'en altérer l'état, il ne sera mené aucune nouvelle activité de prospection ou d'exploration dans un rayon de dimension raisonnable tant que le Conseil n'en aura pas décidé autrement en tenant compte des avis du Directeur général de l'Organisation des Nations Unies pour l'éducation, la science et la culture ou de toute autre organisation internationale compétente.
Art. 8. Formation
8.1 Conformément au Règlement, avant de commencer l'exploration en vertu du présent contrat, le Contractant soumet pour approbation à l'Autorité des projets de programme de formation du personnel de l'Autorité et d'Etats en développement, prévoyant notamment la participation dudit personnel à toutes les activités qu'il mène en vertu du présent contrat.
8.2 La portée et le financement du programme de formation sont sujets à négociation entre le Contractant, l'Autorité et l'Etat ou les Etats patronnant le Contractant.
8.3 Le Contractant assure la formation conformément au programme de formation du personnel visé expressément à l'article 8.1 du présent contrat approuvé par l'Autorité en application du Règlement; ce programme, qui est révisé et étoffé de temps à autre, devient partie intégrante du présent contrat en tant qu'annexe 3.
Art. 9. Livres et pièces comptables
Le Contractant tient une série complète et appropriée de livres, comptes et états financiers conformes aux principes comptables internationalement reconnus. Ces livres, comptes et états financiers doivent contenir des informations renseignant pleinement sur les dépenses engagées effectivement et directement pour l'exploration et tous autres renseignements susceptibles de faciliter un audit effectif de ces dépenses.
Art. 10. Rapports annuels
10.1 Le Contractant soumet au Secrétaire général, au plus tard 90 jours après la fin de chaque année civile, un rapport, sous la forme recommandée de temps à autre par la Commission juridique et technique, sur les activités qu'il a menées dans la zone d'exploration comportant, le cas échéant, des renseignements suffisamment détaillés sur :
a) Les activités d'exploration menées au cours de l'année civile, y compris les cartes, diagrammes et graphiques illustrant les travaux effectués et les résultats obtenus;
b) Le matériel utilisé pour les activités d'exploration, y compris les résultats de l'expérimentation des techniques d'extraction proposées, mais à l'exclusion des spécifications techniques relatives aux équipements; et
c) L'exécution des programmes de formation, y compris les révisions et extensions proposées.
10.2 Ce rapport comprend également :
a) Les résultats des programmes de surveillance de l'environnement, y compris les observations, mesures, évaluations et analyses des paramètres environnementaux;
b) Un état de la quantité d'encroûtements cobaltifères prélevés à titre d'échantillons ou à des fins d'expérimentation;
c) Un état, établi conformément aux principes comptables internationalement reconnus et certifié par un cabinet d'experts comptables dûment agréé ou, lorsque le Contractant est un Etat ou une entreprise d'Etat, par l'Etat qui le patronne, des dépenses directes et effectives d'exploration encourues par le Contractant dans l'exécution du programme d'activités au cours de son année comptable - dépenses que le Contractant peut présenter comme faisant partie des dépenses de mise en valeur encourues avant le démarrage de la production commerciale; et
d) Des renseignements détaillés sur les aménagements qu'il est envisagé d'apporter au programme d'activités et les motifs de ces aménagements.
10.3 Le Contractant soumet également, en complément des rapports mentionnés aux paragraphes 10.1 et 10.2 du présent article, tous renseignements complémentaires que le Secrétaire général peut, de temps à autre, raisonnablement demander pour permettre à l'Autorité de s'acquitter de ses fonctions en vertu de la Convention, du Règlement et du présent contrat.
10.4 Le Contractant conserve en bon état une fraction représentative des échantillons et des carottes d'encroûtements cobaltifères prélevés au cours de l'exploration jusqu'à l'expiration du présent contrat. L'Autorité peut demander par écrit au Contractant de lui remettre, aux fins d'analyse, une fraction de ces échantillons et carottes prélevés au cours de l'exploration.
[1 10.5 Le contractant acquitte, à la date à laquelle il soumet un rapport annuel, une participation annuelle aux frais généraux de 47.000 dollars (ou tel montant qui pourra être fixé conformément à la disposition du paragraphe 10.6 du présent article) destinée à couvrir les dépenses engagées par l'Autorité pour administrer et superviser le contrat visé et pour examiner les rapports annuels qui lui sont soumis en application du paragraphe 10.1 du présent article.
10.6 Le montant de la participation annuelle aux frais généraux peut être révisé par l'Autorité pour l'aligner sur les dépenses effectivement et raisonnablement engagées.]1
Art. 11. Données et informations à présenter à l'expiration du contrat
11.1 Le Contractant communique à l'Autorité toutes données et informations pertinentes qui lui sont nécessaires pour exercer efficacement ses pouvoirs et fonctions en ce qui concerne la zone d'exploration, conformément aux dispositions du présent article.
11.2 A l'expiration ou à la résiliation du présent contrat, le Contractant, s'il ne l'a pas encore fait, présente au Secrétaire général les données et informations ci-après :
a) Copie de toutes les données géologiques, environnementales, géochimiques et géophysiques pertinentes qu'il a acquises au cours de l'exécution du programme d'activités et qui sont nécessaires à l'Autorité pour exercer efficacement ses pouvoirs et fonctions en ce qui concerne la zone d'exploration;
b) Une estimation des gisements exploitables, quand ces gisements ont été identifiés, comprenant des renseignements détaillés sur la teneur et la quantité des réserves d'encroûtements cobaltifères avérées, probables et possibles, et des prévisions concernant les conditions d'extraction;
c) Copie de tous les rapports géologiques, techniques, financiers et économiques pertinents qu'il a établis ou fait établir et qui sont nécessaires à l'Autorité pour exercer efficacement ses pouvoirs et fonctions en ce qui concerne la zone d'exploration;
d) Des renseignements suffisamment détaillés sur le matériel utilisé lors des activités d'exploration, y compris les résultats de l'expérimentation des techniques extractives proposées, mais à l'exclusion des spécifications techniques de ce matériel;
e) Un état de la quantité d'encroûtements cobaltifères prélevés à titre d'échantillons ou aux fins d'expérimentation; et
f) Une déclaration indiquant comment et où les échantillons sont conservés et comment l'Autorité peut y avoir accès.
11.3 Les données et informations visées à l'article 11.2 ci-dessus sont également communiquées au Secrétaire général si, avant l'expiration du présent contrat, le Contractant demande l'approbation d'un plan de travail relatif à l'exploitation ou renonce à ses droits dans la zone d'exploration, dans la mesure où ces données et informations ont trait au secteur auquel il a renoncé.
Art. 12. Confidentialité
Les données et informations qui sont communiquées à l'Autorité en vertu du présent contrat sont considérées comme confidentielles conformément aux dispositions du Règlement.
Art. 13. Engagements
13.1 Le Contractant procède à l'exploration conformément aux termes du présent contrat, au Règlement, à la partie XI de la Convention, à l'Accord et aux autres règles de droit international qui ne sont pas incompatibles avec la Convention.
13.2 Le Contractant s'engage à :
a) Accepter les clauses du présent contrat comme exécutoires et à les respecter;
b) Exécuter les obligations qui lui incombent en vertu des dispositions de la Convention, des règles, règlements et procédures de l'Autorité et des décisions des organes compétents de l'Autorité;
c) Accepter que l'Autorité exerce sur les activités menées dans la Zone le contrôle autorisé par la Convention;
d) Exécuter de bonne foi des obligations qui lui incombent en vertu du présent contrat; et
e) Respecter, dans la mesure où cela lui est raisonnablement possible, toutes recommandations que la Commission juridique et technique peut formuler de temps à autre.
13.3 Le Contractant s'efforce d'exécuter le programme d'activités :
a) Avec la diligence, l'efficacité et l'économie voulues;
b) En tenant dûment compte des effets de ses activités sur le milieu marin; et
c) En tenant raisonnablement compte des autres activités menées dans le milieu marin.
13.4 L'Autorité s'engage à exercer de bonne foi les pouvoirs et les fonctions que lui confèrent la Convention et l'Accord, conformément à l'article 157 de la Convention.
Art. 14. Inspection
14.1 Le Contractant autorise l'Autorité à envoyer ses inspecteurs à bord des navires et installations qu'il utilise pour ses activités dans la zone d'exploration pour :
a) S'assurer qu'il respecte les termes du présent contrat et les dispositions du Règlement; et
b) Surveiller les effets desdites activités sur le milieu marin.
14.2 Le Secrétaire général notifie au Contractant, suffisamment à l'avance, la date et la durée probables des inspections, le nom des inspecteurs et toutes activités pour lesquelles ceux-ci auront probablement besoin de matériel spécialisé ou d'une assistance spéciale du personnel du Contractant.
14.3 Les inspecteurs sont habilités à inspecter tout navire ou toute installation, y compris le journal de bord, les équipements, les registres, les installations, toutes les autres données enregistrées et tous documents nécessaires pour déterminer si le Contractant exécute ses obligations.
14.4 Le Contractant, ses agents et ses employés aident les inspecteurs à s'acquitter de leurs fonctions et :
a) Acceptent que ceux-ci embarquent sans délai et en toute sécurité à bord des navires et installations et leur en facilitent l'accès;
b) Coopèrent et concourent à l'inspection de tout navire et de toute installation effectuée conformément aux présentes procédures;
c) Donnent aux inspecteurs accès, à toute heure raisonnable, à tous les matériels, équipements et personnels se trouvant à bord des navires et installations;
d) S'abstiennent de gêner les inspecteurs dans l'exercice de leurs fonctions, d'y faire obstacle ou de les intimider;
e) Fournissent aux inspecteurs des services convenables, et notamment pourvoient, le cas échéant, à leur restauration et à leur hébergement; et
f) Facilitent le débarquement des inspecteurs en toute sécurité.
14.5 Les inspecteurs évitent d'entraver le déroulement normal, dans des conditions de sécurité, des opérations à bord des navires et installations utilisés par le Contractant pour mener ses activités dans la zone inspectée et agissent conformément au Règlement et aux dispositions adoptées pour protéger la confidentialité des données et informations.
14.6 Le Secrétaire général et tout représentant dûment autorisé de celui-ci ont accès, aux fins d'audit et d'examen, à tous les livres, documents, pièces et écritures du Contractant, nécessaires pour vérifier les dépenses visées à l'article 10.2 c) et concernant directement ces dépenses.
14.7 Le Secrétaire général communique au Contractant et à l'Etat ou aux Etats qui le patronnent toute information pertinente provenant des rapports des inspecteurs au cas où des mesures s'imposent.
14.8 Si, pour une raison ou une autre, le Contractant ne poursuit pas l'exploration et ne présente pas une demande de contrat d'exploitation, il doit, avant de se retirer de la zone d'exploration, en informer par écrit le Secrétaire général afin que l'Autorité puisse, si elle le décide, procéder à une inspection conformément aux dispositions du présent article.
Art. 15. Normes de sécurité, d'emploi et de santé
15.1 Le Contractant agit conformément aux règles et normes internationales généralement acceptées qui ont été établies par les organisations internationales compétentes ou par des conférences diplomatiques générales, concernant la protection de la vie humaine en mer et la prévention des abordages, ainsi qu'aux règles, règlements, procédures et directives que l'Autorité pourrait adopter touchant la sécurité en mer. Tout navire utilisé pour mener des activités dans la Zone doit être en possession des certificats valides requis par lesdites règles et normes internationales et délivrés conformément en application de celles-ci.
15.2 Tout Contractant qui se livre à des activités d'exploration en vertu du présent contrat doit observer et respecter les règles, règlements, procédures et directives que l'Autorité pourrait adopter en matière de protection contre la discrimination en matière d'emploi, de prévention des accidents du travail et des maladies professionnelles, de relations professionnelles, de sécurité sociale, de sécurité de l'emploi et en ce qui concerne les conditions de vie sur le lieu de travail. Ces règles, règlements et procédures doivent tenir compte des conventions et recommandations de l'Organisation internationale du Travail et des autres organisations internationales compétentes.
Art. 16. Responsabilité
16.1 Le Contractant est responsable du dommage effectif, y compris les dommages causés au milieu marin, imputable à ses actes ou omissions illicites et à ceux de ses employés, sous-traitants et agents et de toutes autres personnes travaillant ou agissant pour le compte de ceux-ci dans la conduite des opérations effectuées en vertu du présent contrat, y compris le coût des mesures raisonnables prises pour prévenir ou limiter les dommages au milieu marin, compte tenu le cas échéant des actes ou omissions de l'Autorité ayant contribué au dommage.
16.2 Le Contractant met l'Autorité, ses employés, sous-traitants et agents hors de cause en cas de réclamations ou actions en responsabilité de tiers fondées sur un acte ou une omission illicite du Contractant ou de ses employés, agents et sous-traitants et de toutes autres personnes travaillant ou agissant pour le compte de ceux-ci dans la conduite des opérations effectuées en vertu du présent contrat.
16.3 L'Autorité est responsable du dommage effectif causé au Contractant par les actes illicites qu'elle commet dans l'exercice de ses pouvoirs et fonctions, y compris les violations de l'article 168 2) de la Convention, compte tenu de la part de responsabilité imputable au Contractant, à ses employés, agents et sous-traitants et toutes personnes travaillant ou agissant pour le compte de ceux-ci, dans la conduite des opérations effectuées en vertu du présent contrat, à raison de leurs actes ou omissions.
16.4 L'Autorité met le Contractant, ses employés, sous-traitants et agents et toutes autres personnes travaillant ou agissant pour le compte de ceux-ci dans la conduite des opérations effectuées en vertu du présent contrat hors de cause en cas de réclamations ou actions en responsabilité de tiers fondées sur un acte ou une omission illicite commis par l'Autorité dans l'exercice de ses pouvoirs et fonctions dans le cadre du présent contrat, y compris les violations de l'article 168 2) de la Convention.
16.5 Le Contractant souscrit auprès de compagnies d'assurance de renommée internationale les polices d'assurance appropriées, conformément à la pratique internationale généralement acceptée en matières maritimes.
Art. 17. Force majeure
17.1 Le Contractant n'est responsable d'aucun retard inévitable dans l'exécution ni de l'inexécution de l'une quelconque des obligations qui lui incombent en vertu du présent contrat imputables à la force majeure. Aux fins du présent contrat, on entend par " force majeure " un événement ou une situation que le Contractant ne saurait raisonnablement pas être censé prévenir ou maîtriser, à condition que l'événement ou la situation en question ne résulte pas d'une négligence ou de l'inobservation des bonnes pratiques en matière d'extraction minière.
17.2 S'il le demande, le Contractant se verra accorder un délai supplémentaire égal à la durée du retard dans l'exécution imputable à la force majeure, la durée du présent contrat étant prolongée en conséquence.
17.3 En cas de force majeure, le Contractant prend toutes les mesures pouvant raisonnablement être prises pour rétablir sa capacité d'exécution et se conformer aux clauses du présent contrat avec le minimum de retard.
17.4 Le Contractant notifie, aussitôt qu'il peut raisonnablement le faire, à l'Autorité la survenue d'un cas de force majeure et lui notifie pareillement le retour à la normale.
Art. 18. Démenti
Ni le Contractant ni une entreprise apparentée ni un sous-traitant ne peuvent d'aucune manière faire valoir ou déclarer expressément ou indirectement que l'Autorité ou l'un de ses fonctionnaires a, ou a exprimé, telle ou telle opinion concernant les encroûtements cobaltifères se trouvant dans la zone d'exploration, et aucune déclaration en ce sens se référant directement ou indirectement au présent contrat ne pourra figurer dans un prospectus, un avis, une circulaire, une annonce publicitaire, un communiqué de presse ou un document similaire émanant du Contractant, d'une entreprise apparentée ou d'un sous-traitant. Aux fins du présent article, on entend par " entreprise apparentée " toute personne, firme, société ou entreprise publique qui contrôle le Contractant, est contrôlée par lui ou est assujettie au même contrôle que lui.
Art. 19. Renonciation
Le Contractant peut, moyennant notification à l'Autorité, renoncer à ses droits et résilier le présent contrat sans encourir de pénalité, étant toutefois entendu qu'il reste en ce cas tenu par toutes les obligations qu'il aura pu contracter avant la date de cette renonciation et par celles qui lui incombent après la résiliation en application du Règlement.
Art. 20. Cessation du patronage
20.1 Si la nationalité du Contractant ou l'entité qui le contrôle change ou si l'Etat qui le patronne, tel qu'il est défini dans le Règlement, met fin à son patronage, le Contractant en informe l'Autorité sans délai.
20.2 Dans l'un et l'autre cas, si le Contractant n'obtient pas d'un autre patron réunissant les conditions prescrites par le Règlement qu'il présente à l'Autorité un certificat de patronage sous la forme prescrite et dans les délais fixés par le Règlement, le présent contrat prend immédiatement fin.
Art. 21. Suspension et résiliation du contrat et pénalités
21.1 Le Conseil peut suspendre le présent contrat ou y mettre fin, sans préjudice de tous autres droits que l'Autorité peut avoir, dans l'un quelconque des cas ci-après :
a) Lorsque, en dépit de ses avertissements écrits, le Contractant a mené ses activités de telle manière qu'elles se traduisent par des infractions graves, réitérées et délibérées aux clauses fondamentales du présent contrat, à la partie XI de la Convention, à l'Accord et aux règles, règlements et procédures de l'Autorité; ou
b) Lorsque le Contractant ne s'est pas conformé à une décision définitive et obligatoire prise à son égard par l'organe de règlement des différends; ou
c) Lorsque le Contractant devient insolvable, est déclaré en cessation de paiements ou conclut un concordat avec ses créanciers, ou est mis en liquidation ou placé sous administration judiciaire à sa demande ou obligatoirement, ou encore requiert ou sollicite d'un tribunal la désignation d'un administrateur ou d'un syndic, ou engage une instance le concernant en vertu d'une loi sur la faillite, l'insolvabilité ou l'aménagement de la dette alors en vigueur, à des fins autres que le redressement.
21.2 Le Conseil peut, sans préjudice de l'article 17, après avoir consulté le Contractant, suspendre le présent contrat ou y mettre fin, sans préjudice de tous autres droits que peut avoir l'Autorité, si le Contractant est empêché d'exécuter ses obligations dans le cadre du présent contrat par un événement ou une situation de force majeure, telle que celle-ci est définie à l'article 17.1, qui dure depuis plus de deux ans sans interruption alors même que le Contractant a pris toutes les mesures raisonnablement possibles pour surmonter son incapacité d'exécuter ses obligations et se conformer aux termes et conditions du présent contrat avec un minimum de retard.
21.3 Toute suspension ou résiliation s'effectue par l'intermédiaire du Secrétaire général sous forme d'une notification qui doit indiquer les motifs de sa décision. La suspension ou la résiliation prend effet 60 jours après ladite notification, à moins que durant cette période le Contractant ne conteste le droit de l'Autorité de suspendre ou de résilier le présent contrat conformément à la partie XI, section 5, de la Convention.
21.4 Si le Contractant prend une telle initiative, le présent contrat ne sera suspendu ou résilié que conformément à une décision définitive et obligatoire prise conformément à la partie XI, section 5, de la Convention.
21.5 Si le Conseil suspend le présent contrat, il peut, moyennant notification, exiger du Contractant qu'il reprenne ses opérations et se conforme aux clauses du présent contrat, au plus tard 60 jours après cette notification.
21.6 Le Conseil peut, en cas d'infraction au présent contrat non visée au paragraphe 21.1 a) du présent article, ou au lieu de suspendre ou de résilier le présent contrat en vertu de ce paragraphe 21.1, imposer au Contractant des pénalités pécuniaires proportionnelles à la gravité de l'infraction.
21.7 Le Conseil ne peut donner effet à une décision imposant des pénalités d'amende au Contractant tant qu'une possibilité raisonnable n'a pas été donnée à celui-ci d'épuiser les voies de recours judiciaire dont il dispose en vertu de la partie XI, section 5, de la Convention.
21.8 Si le présent contrat est résilié ou vient à expiration, le Contractant se conforme aux dispositions du Règlement et retire l'ensemble des installations, équipements et matériels de la zone d'exploration et laisse celle-ci dans des conditions de sécurité telles qu'elle ne présente aucun danger pour les personnes, le transport maritime ou le milieu marin.
Art. 22. Cession des droits et obligations
22.1 Les droits et obligations du Contractant au titre du présent contrat ne peuvent être cédés en tout ou partie qu'avec le consentement de l'Autorité et conformément au Règlement.
22.2 L'Autorité ne refuse pas sans motifs suffisants son consentement à la cession si le cessionnaire proposé est, à tous égards, un demandeur qualifié au regard du Règlement et assume toutes les obligations du Contractant.
22.3 Les clauses, engagements et conditions prévus par le présent contrat sont à l'avantage des parties et de leurs ayants droit et cessionnaires respectifs, et ont force obligatoire envers eux.
Art. 23. Clause de non-exonération
Aucune décision prise par l'une des parties d'exonérer l'autre partie d'un quelconque manquement aux clauses et conditions du présent contrat dont l'exécution lui incombe ne peut être interprétée comme impliquant de sa part exonération de tout manquement subséquent à la même clause ou à toute autre clause ou condition à la charge de l'autre partie.
Art. 24. Révision
24.1 Lorsqu'il se présente ou qu'il pourrait se présenter des circonstances qui, de l'avis de l'Autorité ou du Contractant, auraient pour effet de rendre le présent contrat inéquitable ou de compromettre ou d'empêcher la réalisation des objectifs prévus par celui-ci ou par la partie XI de la Convention ou par l'Accord, les parties engagent des négociations en vue de réviser ledit contrat en conséquence.
24.2 Le présent contrat peut également être révisé par accord entre le Contractant et l'Autorité afin de faciliter l'application de règles, règlements et procédures adoptés par l'Autorité après l'entrée en vigueur du présent contrat.
24.3 Le présent contrat ne peut être révisé, amendé ou autrement modifié qu'avec le consentement du Contractant et de l'Autorité exprimé dans un instrument approprié signé par les représentants autorisés des parties.
Art. 25. Différends
25.1 Tout différend entre les parties relatif à l'interprétation ou à l'application du présent contrat est réglé conformément à la partie XI, section 5, de la Convention.
25.2 En application de l'article 21 2) de l'annexe III de la Convention, toute décision définitive rendue par une cour ou un tribunal ayant compétence en vertu de la Convention au sujet des droits et obligations de l'Autorité et du Contractant est exécutoire sur le territoire de tout Etat partie à la Convention affecté par elle.
Art. 26. Notification
26.1 Toute demande, requête, notification, approbation, renonciation, directive ou instruction et tout rapport ou consentement prévus dans le présent contrat sont formulés par écrit par le Secrétaire général ou le représentant désigné du Contractant, selon le cas. Les notifications sont faites à personne ou par télex, télécopie, lettre recommandée expédiée par avion ou courrier électronique authentifié par une signature électronique autorisée adressés au Secrétaire général au siège de l'Autorité ou au représentant désigné. L'obligation de fournir des informations par écrit en application du présent Règlement est satisfaite si ces informations sont fournies dans un document électronique comportant une signature numérique.
26.2 L'une et l'autre partie ont le droit de changer d'adresse en en informant l'autre partie au moins dix jours à l'avance.
26.3 La notification à personne prend effet au moment où elle est faite. La notification par télex est réputée effectuée le jour ouvrable suivant le jour où la mention " réponse " apparaît sur l'appareil de télex de l'expéditeur. La notification par télécopie prend effet lorsque l'expéditeur reçoit " l'accusé de réception " confirmant la transmission au numéro de télécopie publié du destinataire. La notification par lettre recommandée expédiée par avion est réputée effectuée vingt et un jours après que la lettre a été postée. Un courrier électronique est réputé reçu par son destinataire lorsqu'il entre dans un système informatique conçu ou utilisé par le destinataire pour recevoir des documents du type de celui qui lui est adressé et qu'il peut être récupéré et traité par ce destinataire.
26.4 La notification au représentant désigné du Contractant vaut notification au Contractant aux fins du présent contrat, et le représentant désigné est le représentant du Contractant aux fins de signification ou de notification à l'occasion de toute instance devant toute juridiction compétente.
26.5 La notification au Secrétaire général vaut notification à l'Autorité aux fins du présent contrat, et le Secrétaire général est le représentant de celle-ci aux fins de signification ou de notification à l'occasion de toute instance devant toute juridiction compétente.
Art. 27. Droit applicable
27.1 Le présent contrat est régi par ses dispositions, les règles, règlements et procédures de l'Autorité, la partie XI de la Convention, l'Accord et les autres règles de droit international qui ne sont pas incompatibles avec la Convention.
27.2 Le Contractant, ses employés, sous-traitants et agents et toutes les personnes travaillant ou agissant pour eux dans la conduite des opérations effectuées en vertu du présent contrat observent le droit applicable visé à l'article 27.1 ci-dessus et ne se livrent directement ou indirectement à aucune transaction interdite par ce droit.
27.3 Aucune disposition du présent contrat ne peut être interprétée comme dispensant de la nécessité de demander et d'obtenir le permis ou l'autorisation pouvant être requis pour l'une quelconque des activités prévues par le présent contrat.
Art. 28. Interprétation
La subdivision du présent contrat en articles et paragraphes de même que les intitulés qui y figurent sont dictés uniquement par un souci de commodité et n'en affectent pas l'interprétation.
Art. 29. Documents supplémentaires
Chacune des parties accepte de signer et de communiquer tous autres instruments et d'accomplir tous autres actes et formalités qui pourraient être nécessaires ou opportuns pour donner effet aux dispositions du présent contrat.
Nota
Modifications
[1]Verslag van de Conferentie van de Verenigde Naties inzake milieu en ontwikkeling, Rio de Janeiro, 3-14 juni 1992 (publicatie van de Verenigde Naties, verkoopnummer: F.91.1.8 en rechtzettingen), vol. I; Resoluties goedgekeurd door de Conferentie, resolutie 1, bijlage 1.
[2]Men zal meer moeten uitwerken voor de voorwaarden die voorzien moeten worden om een dergelijke deelname in het kapitaal te verkrijgen.
----------
Note
Modifications
[1]Rapport de la Conférence des Nations Unies sur l'environnement et le développement, Rio de Janeiro, 3-14 juin 1992, (publication des Nations Unies, numéro de vente : F.93.I.8 et rectificatifs), vol. I, résolutions adoptées par la Conférence, résolution 1, annexe Ire.
[2]Il y aura lieu d'élaborer plus avant les conditions à prévoir pour l'obtention d'une telle participation
----------