Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder
1° de wet : de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid;
2° kwartaal : het kwartaal bedoeld in artikel 24 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
Voor de toepassing van dit besluit en van artikel 42/1 van de wet wordt verstaan onder personeelsbestand : de personen waarvoor de werkgever één of meer van de bijdragen bedoeld in artikel 38, §§ 2, 3 en 3bis, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers of in artikel 3, § § 2 en 3, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij verschuldigd is.
Het personeelsbestand, berekend in voltijdse equivalenten, is de som van de voltijdse equivalenten-breuken, berekend per individuele werknemer over het betrokken kwartaal. De voltijdse equivalenten-breuk berekend per werknemer over het kwartaal wordt hierna de VTE-breuk genoemd. De VTE-breuk wordt per individuele werknemer berekend met de factoren, formules en bepalingen vermeld in artikel 2, en dit per tewerkstelling.
Onder tewerkstelling wordt verstaan : de tewerkstelling bedoeld in artikel 2, 1°, van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
19 FEBRUARI 2013. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 42/1 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid
Titre
19 FEVRIER 2013. - Arrêté royal d'exécution de l'article 42/1 de la loi du 24 décembre 1999 en vue de la promotion de l'emploi
Informations sur le document
Numac: 2013200702
Datum: 2013-02-19
Info du document
Numac: 2013200702
Date: 2013-02-19
Tekst (5)
Texte (5)
Article 1er. Pour l'application du présent arrêté, on entend par
1° la loi : la loi du 24 décembre 1999 en vue de la promotion de l'emploi;
2° trimestre : le trimestre visé à l'article 24 de l'arrêté royal du 28 novembre 1969 pris en exécution de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs.
Pour l'application du présent arrêté et de l'article 42/1 de la loi, on entend par effectif du personnel : les personnes pour lesquelles l'employeur est redevable d'une ou de plusieurs cotisations visées à l'article 38, §§ 2, 3 et 3bis, de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés ou à l'article 3, § § 2 et 3, de l'arrêté-loi du 7 février 1945 concernant la sécurité sociale des marins de la marine marchande.
L'effectif du personnel, calculé en équivalents temps plein, est la somme des fractions d'équivalents temps plein calculées par travailleur pris séparément pendant le trimestre concerné. La fraction d'équivalent temps plein calculée par travailleur pendant le trimestre est nommé ci-après fraction ETP. La fraction ETP est calculée pour chaque travailleur au moyen des facteurs, formules et dispositions mentionnés à l'article 2, et ce par occupation.
On entend par occupation, l'occupation visée à l'article 2, 1°, de l'arrêté royal du 16 mai 2003 pris en exécution du Chapitre 7 du Titre IV de la loi-programme du 24 décembre 2002 (I), visant à harmoniser et à simplifier les régimes de réductions de cotisations de sécurité sociale.
1° la loi : la loi du 24 décembre 1999 en vue de la promotion de l'emploi;
2° trimestre : le trimestre visé à l'article 24 de l'arrêté royal du 28 novembre 1969 pris en exécution de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs.
Pour l'application du présent arrêté et de l'article 42/1 de la loi, on entend par effectif du personnel : les personnes pour lesquelles l'employeur est redevable d'une ou de plusieurs cotisations visées à l'article 38, §§ 2, 3 et 3bis, de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés ou à l'article 3, § § 2 et 3, de l'arrêté-loi du 7 février 1945 concernant la sécurité sociale des marins de la marine marchande.
L'effectif du personnel, calculé en équivalents temps plein, est la somme des fractions d'équivalents temps plein calculées par travailleur pris séparément pendant le trimestre concerné. La fraction d'équivalent temps plein calculée par travailleur pendant le trimestre est nommé ci-après fraction ETP. La fraction ETP est calculée pour chaque travailleur au moyen des facteurs, formules et dispositions mentionnés à l'article 2, et ce par occupation.
On entend par occupation, l'occupation visée à l'article 2, 1°, de l'arrêté royal du 16 mai 2003 pris en exécution du Chapitre 7 du Titre IV de la loi-programme du 24 décembre 2002 (I), visant à harmoniser et à simplifier les régimes de réductions de cotisations de sécurité sociale.
Art.2. § 1. Bij de berekening van de VTE-breuk van een individuele werknemer, wordt rekening gehouden met volgende factoren :
1° J = het aantal arbeidsdagen van een uitsluitend met dagen aangegeven tewerkstelling, zoals bedoeld in artikel 24, 1°, van voornoemd koninklijk besluit van 28 november 1969, met uitsluiting van de dagen wettelijke vakantie voor handarbeiders waarvoor de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, 8°, van voornoemde wet van 29 juni 1981 of in artikel 3, § 3, 6°, van voornoemde besluitwet van 7 februari 1945 verschuldigd is.
De dagen gedekt door een verbrekingsvergoeding komen niet in aanmerking voor de berekening van J;
2° Y1 = J, plus de dagen wettelijke vakantie voor handarbeiders waarvoor de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, 8° van voornoemde wet van 29 juni 1981 of in artikel 3, § 3, 6°, van voornoemde besluitwet van 7 februari 1945 verschuldigd is, plus de dagen zoals gedefinieerd door de artikelen 16, 2°, 18, 42, 43, 54 en 55 van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;
3° Y2 = J, plus de dagen wettelijke vakantie voor handarbeiders waarvoor de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, 8° van voornoemde wet van 29 juni 1981 of in artikel 3, § 3, 6°, van voornoemde besluitwet van 7 februari 1945 verschuldigd is, plus de dagen zoals gedefinieerd door de artikelen 16, 2°, 18, 19bis, 22, 24, 26, 28, 30 tot en met 34ter, 39 tot en met 43, 45 tot en met 47 en 51 tot en met 60 van het voornoemde koninklijk besluit van 10 juni 2001 en de dagen van arbeidsongeschiktheid volgens arbeidsongeval of beroepsziekte waarvoor de werkgever geen loon betaalt;
4° Y3 = het aantal kalenderdagen begrepen in het betrokken kwartaal, verminderd met het aantal dagen waarop de werknemer niet moet werken ingevolge zijn arbeidsregeling. Komen evenwel niet in aanmerking, de kalenderdagen waarop de werknemer niet in dienst is;
5° Z1 = het aantal uren van een met dagen en uren aangegeven tewerkstelling, overeenkomstig de hierboven gedefinieerde factor Y1;
6° Z2 = het aantal uren van een met dagen en uren aangegeven tewerkstelling, overeenkomstig de hierboven gedefinieerde factor Y2;
7° U = het gemiddeld aantal arbeidsuren per week van de maatpersoon;
8° E = 13, indien de werknemer normalerwijze betaald wordt met een maandelijkse frequentie. Anders bedraagt E het aantal weken begrepen in het betrokken kwartaal;
9° T = E, vermenigvuldigd met het aantal dagen per week van de arbeidsregeling.
§ 2. Voor het bepalen van het personeelsbestand, berekend in voltijdse equivalenten, wordt de VTE-breuk als volgt berekend :
1° voor de tewerkstellingen die uitsluitend met dagen worden aangegeven : VTE-breuk = Y1 : T;
2° voor de tewerkstellingen die met dagen en uren worden aangegeven : VTE-breuk = Z1 : (U x E).
§ 3. De VTE-breuk van een jongere bedoeld in artikel 42/1, § 1, derde lid, 1° of 2°, van de wet, wordt als volgt berekend : VTE-breuk = Y3 : T.
§ 4. De VTE-breuk van een jongere bedoeld in artikel 42/1, § 1, derde lid, 3° of 4°, van de wet, wordt als volgt berekend : VTE-breuk = Y3 : T.
Voor de toepassing van de in het eerste lid bedoelde factor Y3
- wordt de cursist of stagiair die de individuele beroepsopleiding of instapstage volgt, beschouwd als werknemer;
- wordt de onderneming, vereniging, instelling of bestuur waar de individuele beroepsopleiding of instapstage plaatsvindt, beschouwd als werkgever.
Voor de toepassing van de in het eerste lid bedoelde factoren Y3 en T wordt aangenomen dat de arbeidsregeling gelijk is aan vijf dagen per week.
§ 5. De VTE-breuk van een werknemer bedoeld in artikel 42/1, § 2, eerste lid, van de wet, wordt als volgt berekend :
1° voor een voltijds tewerkgestelde werknemer : VTE-breuk = Y2 : T;
2° voor een deeltijds tewerkgestelde werknemer : VTE-breuk = Z2 : (U x E).
§ 6. Het totaal van de VTE-breuken van alle tewerkstellingen van een werknemer, berekend overeenkomstig § § 2, 3, 4 en 5, kan nooit groter zijn dan 1.
De VTE-breuk, bekomen met de formules vermeld in §§ 2, 3, 4 en 5, wordt afgerond tot op twee cijfers na de komma waarbij 0,005 wordt afgerond naar boven.
1° J = het aantal arbeidsdagen van een uitsluitend met dagen aangegeven tewerkstelling, zoals bedoeld in artikel 24, 1°, van voornoemd koninklijk besluit van 28 november 1969, met uitsluiting van de dagen wettelijke vakantie voor handarbeiders waarvoor de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, 8°, van voornoemde wet van 29 juni 1981 of in artikel 3, § 3, 6°, van voornoemde besluitwet van 7 februari 1945 verschuldigd is.
De dagen gedekt door een verbrekingsvergoeding komen niet in aanmerking voor de berekening van J;
2° Y1 = J, plus de dagen wettelijke vakantie voor handarbeiders waarvoor de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, 8° van voornoemde wet van 29 juni 1981 of in artikel 3, § 3, 6°, van voornoemde besluitwet van 7 februari 1945 verschuldigd is, plus de dagen zoals gedefinieerd door de artikelen 16, 2°, 18, 42, 43, 54 en 55 van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;
3° Y2 = J, plus de dagen wettelijke vakantie voor handarbeiders waarvoor de bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3, 8° van voornoemde wet van 29 juni 1981 of in artikel 3, § 3, 6°, van voornoemde besluitwet van 7 februari 1945 verschuldigd is, plus de dagen zoals gedefinieerd door de artikelen 16, 2°, 18, 19bis, 22, 24, 26, 28, 30 tot en met 34ter, 39 tot en met 43, 45 tot en met 47 en 51 tot en met 60 van het voornoemde koninklijk besluit van 10 juni 2001 en de dagen van arbeidsongeschiktheid volgens arbeidsongeval of beroepsziekte waarvoor de werkgever geen loon betaalt;
4° Y3 = het aantal kalenderdagen begrepen in het betrokken kwartaal, verminderd met het aantal dagen waarop de werknemer niet moet werken ingevolge zijn arbeidsregeling. Komen evenwel niet in aanmerking, de kalenderdagen waarop de werknemer niet in dienst is;
5° Z1 = het aantal uren van een met dagen en uren aangegeven tewerkstelling, overeenkomstig de hierboven gedefinieerde factor Y1;
6° Z2 = het aantal uren van een met dagen en uren aangegeven tewerkstelling, overeenkomstig de hierboven gedefinieerde factor Y2;
7° U = het gemiddeld aantal arbeidsuren per week van de maatpersoon;
8° E = 13, indien de werknemer normalerwijze betaald wordt met een maandelijkse frequentie. Anders bedraagt E het aantal weken begrepen in het betrokken kwartaal;
9° T = E, vermenigvuldigd met het aantal dagen per week van de arbeidsregeling.
§ 2. Voor het bepalen van het personeelsbestand, berekend in voltijdse equivalenten, wordt de VTE-breuk als volgt berekend :
1° voor de tewerkstellingen die uitsluitend met dagen worden aangegeven : VTE-breuk = Y1 : T;
2° voor de tewerkstellingen die met dagen en uren worden aangegeven : VTE-breuk = Z1 : (U x E).
§ 3. De VTE-breuk van een jongere bedoeld in artikel 42/1, § 1, derde lid, 1° of 2°, van de wet, wordt als volgt berekend : VTE-breuk = Y3 : T.
§ 4. De VTE-breuk van een jongere bedoeld in artikel 42/1, § 1, derde lid, 3° of 4°, van de wet, wordt als volgt berekend : VTE-breuk = Y3 : T.
Voor de toepassing van de in het eerste lid bedoelde factor Y3
- wordt de cursist of stagiair die de individuele beroepsopleiding of instapstage volgt, beschouwd als werknemer;
- wordt de onderneming, vereniging, instelling of bestuur waar de individuele beroepsopleiding of instapstage plaatsvindt, beschouwd als werkgever.
Voor de toepassing van de in het eerste lid bedoelde factoren Y3 en T wordt aangenomen dat de arbeidsregeling gelijk is aan vijf dagen per week.
§ 5. De VTE-breuk van een werknemer bedoeld in artikel 42/1, § 2, eerste lid, van de wet, wordt als volgt berekend :
1° voor een voltijds tewerkgestelde werknemer : VTE-breuk = Y2 : T;
2° voor een deeltijds tewerkgestelde werknemer : VTE-breuk = Z2 : (U x E).
§ 6. Het totaal van de VTE-breuken van alle tewerkstellingen van een werknemer, berekend overeenkomstig § § 2, 3, 4 en 5, kan nooit groter zijn dan 1.
De VTE-breuk, bekomen met de formules vermeld in §§ 2, 3, 4 en 5, wordt afgerond tot op twee cijfers na de komma waarbij 0,005 wordt afgerond naar boven.
Art.2. § 1er. Lors du calcul de la fraction ETP pour un travailleur individuel, il est tenu compte des facteurs suivants :
1° J = le nombre de jours de travail d'une occupation qui a été déclarée exclusivement avec des journées telles que visées à l'article 24, 1°, de l'arrêté royal du 28 novembre 1969 précité, à l'exception des jours de vacances légales des ouvriers pour lesquels la cotisation visée à l'article 38, § 3, 8°, de la loi du 29 juin 1981 précitée ou à l'article 3, § 3, 6°, de l'arrêté-loi du 7 février 1945 précité est due.
Les jours couverts par une indemnité de rupture ne sont pas pris en compte dans le calcul de J;
2° Y1 = J, plus les jours de vacances légales des ouvriers pour lesquels la cotisation visée à l'article 38, § 3, 8°, de la loi du 29 juin 1981 précitée ou à l'article 3, § 3, 6°, de l'arrêté-loi du 7 février 1945 précité est due, plus les jours tels que définis aux articles 16, 2°, 18, 42, 43, 54 et 55 de l'arrêté royal du 10 juin 2001 portant définition uniforme de notions relatives au temps de travail à l'usage de la sécurité sociale, en application de l'article 39 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions;
3° Y2 = J, plus les jours de vacances légales des ouvriers pour lesquels la cotisation visée à l'article 38, § 3, 8°, de la loi du 29 juin 1981 précitée ou à l'article 3, § 3, 6°, de l'arrêté-loi du 7 février 1945 précité est due, plus les jours tels que définis aux articles 16, 2°, 16, 3°, 18, 19bis, 22, 24, 26, 28, 30 à 34ter, 39 à 43, 45 à 47 et 51 à 60 de l'arrêté royal précité du 10 juin 2001 et les jours d'incapacité de travail résultant d'un accident du travail ou d'une maladie professionnelle pour lesquels l'employeur ne paie pas de salaire;
4° Y3 = le nombre de jours civils compris dans le trimestre considéré, diminué du nombre de jours durant lesquels le travailleur ne doit pas travailler compte tenu de son régime de travail. N'entrent toutefois pas en considération, les jours civils pendant lesquels le travailleur n'est pas en service;
5° Z1 = le nombre d'heures d'une occupation qui a été déclarée en jours et en heures, conformément au facteur Y1 défini ci-dessus;
6° Z2 = le nombre d'heures d'une occupation qui a été déclarée en jours et en heures, conformément au facteur Y2 défini ci-dessus;
7° U = le nombre moyen d'heures par semaine, de la personne de référence;
8° E = 13, si le travailleur est normalement payé selon une fréquence mensuelle. Sinon E est égal au nombre de semaines comprises dans le trimestre considéré;
9° T = E multiplié par le nombre de jours par semaine du régime de travail.
§ 2. Pour déterminer l'effectif du personnel, calculé en équivalents temps plein, la fraction ETP est calculée comme suit :
1° pour les occupations qui sont exclusivement déclarées en jours : fraction ETP = Y1 : T;
2° pour les occupations qui sont déclarées en jours et en heures : fraction ETP = Z1 : (U x E).
§ 3. La fraction ETP d'un jeune visé à l'article 42/1, § 1er, alinéa 3, 1° ou 2°, de la loi, est calculée comme suit : fraction ETP = Y3 : T.
§ 4. La fraction ETP d'un jeune visé à l'article 42/1, § 1er, alinéa 3, 3° ou 4°, de la loi, est calculée comme suit : fraction ETP = Y3 : T.
Pour l'application du facteur Y3 visé à l'alinéa 1er,
- l'apprenant ou le stagiaire qui effectue la formation professionnelle individuelle ou le stage de transition, est considéré comme travailleur;
- l'entreprise, l'association, l'établissement ou l'administration où se déroule la formation professionnelle individuelle ou le stage de transition, est considéré comme employeur.
Pour l'application des facteurs Y3 et T visés à l'alinéa 1er, il est supposé que le régime de travail est de cinq jours par semaine.
§ 5. La fraction ETP d'un travailleur visé à l'article 42/1, § 2, alinéa 1er, de la loi, est calculée comme suit :
1° pour un travailleur occupé à temps plein : fraction ETP = Y2 : T;
2° pour un travailleur occupé à temps partiel : fraction ETP = Z2 : (U x E)
§ 6. Le total des fractions ETP de toutes les occupations d'un travailleur, calculées conformément aux § § 2, 3, 4 et 5, ne peut jamais être supérieur à 1.
La fraction ETP obtenue par les formules visées aux §§ 2, 3, 4 et 5, est arrondie à deux décimales, 0,005 étant arrondi à la décimale supérieure.
1° J = le nombre de jours de travail d'une occupation qui a été déclarée exclusivement avec des journées telles que visées à l'article 24, 1°, de l'arrêté royal du 28 novembre 1969 précité, à l'exception des jours de vacances légales des ouvriers pour lesquels la cotisation visée à l'article 38, § 3, 8°, de la loi du 29 juin 1981 précitée ou à l'article 3, § 3, 6°, de l'arrêté-loi du 7 février 1945 précité est due.
Les jours couverts par une indemnité de rupture ne sont pas pris en compte dans le calcul de J;
2° Y1 = J, plus les jours de vacances légales des ouvriers pour lesquels la cotisation visée à l'article 38, § 3, 8°, de la loi du 29 juin 1981 précitée ou à l'article 3, § 3, 6°, de l'arrêté-loi du 7 février 1945 précité est due, plus les jours tels que définis aux articles 16, 2°, 18, 42, 43, 54 et 55 de l'arrêté royal du 10 juin 2001 portant définition uniforme de notions relatives au temps de travail à l'usage de la sécurité sociale, en application de l'article 39 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions;
3° Y2 = J, plus les jours de vacances légales des ouvriers pour lesquels la cotisation visée à l'article 38, § 3, 8°, de la loi du 29 juin 1981 précitée ou à l'article 3, § 3, 6°, de l'arrêté-loi du 7 février 1945 précité est due, plus les jours tels que définis aux articles 16, 2°, 16, 3°, 18, 19bis, 22, 24, 26, 28, 30 à 34ter, 39 à 43, 45 à 47 et 51 à 60 de l'arrêté royal précité du 10 juin 2001 et les jours d'incapacité de travail résultant d'un accident du travail ou d'une maladie professionnelle pour lesquels l'employeur ne paie pas de salaire;
4° Y3 = le nombre de jours civils compris dans le trimestre considéré, diminué du nombre de jours durant lesquels le travailleur ne doit pas travailler compte tenu de son régime de travail. N'entrent toutefois pas en considération, les jours civils pendant lesquels le travailleur n'est pas en service;
5° Z1 = le nombre d'heures d'une occupation qui a été déclarée en jours et en heures, conformément au facteur Y1 défini ci-dessus;
6° Z2 = le nombre d'heures d'une occupation qui a été déclarée en jours et en heures, conformément au facteur Y2 défini ci-dessus;
7° U = le nombre moyen d'heures par semaine, de la personne de référence;
8° E = 13, si le travailleur est normalement payé selon une fréquence mensuelle. Sinon E est égal au nombre de semaines comprises dans le trimestre considéré;
9° T = E multiplié par le nombre de jours par semaine du régime de travail.
§ 2. Pour déterminer l'effectif du personnel, calculé en équivalents temps plein, la fraction ETP est calculée comme suit :
1° pour les occupations qui sont exclusivement déclarées en jours : fraction ETP = Y1 : T;
2° pour les occupations qui sont déclarées en jours et en heures : fraction ETP = Z1 : (U x E).
§ 3. La fraction ETP d'un jeune visé à l'article 42/1, § 1er, alinéa 3, 1° ou 2°, de la loi, est calculée comme suit : fraction ETP = Y3 : T.
§ 4. La fraction ETP d'un jeune visé à l'article 42/1, § 1er, alinéa 3, 3° ou 4°, de la loi, est calculée comme suit : fraction ETP = Y3 : T.
Pour l'application du facteur Y3 visé à l'alinéa 1er,
- l'apprenant ou le stagiaire qui effectue la formation professionnelle individuelle ou le stage de transition, est considéré comme travailleur;
- l'entreprise, l'association, l'établissement ou l'administration où se déroule la formation professionnelle individuelle ou le stage de transition, est considéré comme employeur.
Pour l'application des facteurs Y3 et T visés à l'alinéa 1er, il est supposé que le régime de travail est de cinq jours par semaine.
§ 5. La fraction ETP d'un travailleur visé à l'article 42/1, § 2, alinéa 1er, de la loi, est calculée comme suit :
1° pour un travailleur occupé à temps plein : fraction ETP = Y2 : T;
2° pour un travailleur occupé à temps partiel : fraction ETP = Z2 : (U x E)
§ 6. Le total des fractions ETP de toutes les occupations d'un travailleur, calculées conformément aux § § 2, 3, 4 et 5, ne peut jamais être supérieur à 1.
La fraction ETP obtenue par les formules visées aux §§ 2, 3, 4 et 5, est arrondie à deux décimales, 0,005 étant arrondi à la décimale supérieure.
Art.3. Voor de invulling van de verplichting, bedoeld in artikel 42/1, § 1, eerste lid, van de wet,
- wordt het totaal personeelsbestand van het geheel van de werkgevers die onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités vallen, bekomen door de optelling van de personeelsbestanden van al deze werkgevers; elk van deze personeelsbestanden wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 1, derde lid;
- wordt het aantal ter beschikking gestelde werkplekleerplaatsen vastgesteld door de VTE-breuken van alle jongeren, bedoeld in artikel 42/1, § 1, derde lid, van de wet, en van alle werknemers, bedoeld in artikel 42/1, § 2, eerste lid, van de wet, over het kwartaal samen te tellen; voor elk van deze jongeren en werknemers wordt de VTE-breuk wordt apart berekend over het kwartaal met de factoren, formules en bepalingen vermeld in artikel 2, §§ 3, 4 of 5, naargelang het geval.
- wordt het totaal personeelsbestand van het geheel van de werkgevers die onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités vallen, bekomen door de optelling van de personeelsbestanden van al deze werkgevers; elk van deze personeelsbestanden wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 1, derde lid;
- wordt het aantal ter beschikking gestelde werkplekleerplaatsen vastgesteld door de VTE-breuken van alle jongeren, bedoeld in artikel 42/1, § 1, derde lid, van de wet, en van alle werknemers, bedoeld in artikel 42/1, § 2, eerste lid, van de wet, over het kwartaal samen te tellen; voor elk van deze jongeren en werknemers wordt de VTE-breuk wordt apart berekend over het kwartaal met de factoren, formules en bepalingen vermeld in artikel 2, §§ 3, 4 of 5, naargelang het geval.
Art.3. Pour la réalisation de l'obligation visée à l'article 42/1, § 1er, alinéa 1er, de la loi,
- l'effectif total du personnel de l'ensemble des employeurs qui tombent sous le champ d'application de la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, est obtenu en additionnant les effectifs du personnel de tous ces employeurs; chacun de ces effectifs est déterminé conformément à l'article 1er, alinéa 3;
- le nombre de postes de stage en entreprise mis à disposition est déterminé en additionnant, pour le trimestre, les fractions ETP de tous les jeunes visés à l'article 42/1, § 1er, alinéa 3, de la loi, et de tous les travailleurs visés à l'article 42/1, § 2, alinéa 1er, de la loi; pour chacun de ces jeunes et travailleurs, la fraction ETP est calculée séparément sur le trimestre au moyen des facteurs, formules et dispositions mentionnés à l'article 2, §§ 3, 4 ou 5, selon le cas.
- l'effectif total du personnel de l'ensemble des employeurs qui tombent sous le champ d'application de la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, est obtenu en additionnant les effectifs du personnel de tous ces employeurs; chacun de ces effectifs est déterminé conformément à l'article 1er, alinéa 3;
- le nombre de postes de stage en entreprise mis à disposition est déterminé en additionnant, pour le trimestre, les fractions ETP de tous les jeunes visés à l'article 42/1, § 1er, alinéa 3, de la loi, et de tous les travailleurs visés à l'article 42/1, § 2, alinéa 1er, de la loi; pour chacun de ces jeunes et travailleurs, la fraction ETP est calculée séparément sur le trimestre au moyen des facteurs, formules et dispositions mentionnés à l'article 2, §§ 3, 4 ou 5, selon le cas.
Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2013.
Art.4. Le présent produit ses effets le 1er janvier 2013.
Art. 5. De minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 5. Le ministre qui a les Affaires sociales dans ses attributions et le ministre qui a l'Emploi dans ses attributions sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.
Gegeven te Brussel, 19 februari 2013.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Werk,
Mevr. M. DE CONINCK
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Werk,
Mevr. M. DE CONINCK
Donné à Bruxelles, le 19 février 2013.
ALBERT
Par le Roi :
La Ministre des Affaires sociales,
Mme L. ONKELINX
La Ministre de l'Emploi,
Mme M. DE CONINCK
ALBERT
Par le Roi :
La Ministre des Affaires sociales,
Mme L. ONKELINX
La Ministre de l'Emploi,
Mme M. DE CONINCK