§ 1. De bijlagen [3 3-4.1]3 bevatten de belangrijkste onderdelen van de opleiding tot het behalen van één van de bewijzen van pedagogische bekwaamheid die in de volgende bepalingen worden vermeld :
1° Artikel 16, eerste lid, 5°, d), en artikel 39, eerste lid, 5°, d), van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut [5 van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs]5;
2° artikel 4, § 1, eerste lid, 5°, d), en artikel 22sexies, eerste lid, 5°, d), van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap;
3° artikel 33, eerste lid, 5°, d), en artikel 49, § 1, eerste lid, 5°, d), van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum;
4° artikel 20, § 1, eerste lid, 5°, d), en artikel 37, eerste lid, 5°, d), van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra en
5° artikel 5.15, § 1, eerste lid, 5°, d), en artikel 5.31, eerste lid, 5°, d), van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool.
De in deze bijlagen vermelde studiepunten zijn de in uren uitgedrukte eenheden waarin de omvang van de opleidingsactiviteiten van een bepaalde opleiding en de tijdsinvestering van de student in eigen werk wordt uitgedrukt overeenkomstig de op Europees vlak uniform vastgelegde norm van het European credit transfer system, afgekort als ECTS, waarbij een studiepunt overeenstemt met een gemiddelde arbeidsomvang van 26 à 30 uren.
§ 2. De belangrijkste elementen worden vastgelegd :
1° [3 ...]3
2° [3 ...]3
3° in bijlage 3 voor de volgende ambten :
a) leraar algemene vakken in het lager secundair onderwijs;
b) vakleraar lichamelijke opvoeding in het lager secundair onderwijs;
c) leraar niet-confessionele zedenleer in het lager secundair onderwijs [1 ...]1, behalve de houders van een bachelor diploma lager of kleuteronderwijs;
d) leraar algemene vakken in het hoger secundair onderwijs;
e) vakleraar lichamelijke opvoeding in het hoger secundair onderwijs;
f) leraar psychologie, opvoedkunde en methodiek in het hoger secundair onderwijs;
g) leraar niet-confessionele zedenleer in het hoger secundair onderwijs;
h) leraar oude talen in het secundair onderwijs;
i) [4 leermeester taalklassen of taalcursussen;]4
j) [4 leraar taalklassen;]4
k) [6 k) vakleraar lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs;]6
l) [3 ...]3 [7 leraar algemene vakken in het gedifferentieerd onderwijs]7;
4° in bijlage 4 voor de volgende ambten :
a) leraar bijzondere vakken in het lager secundair onderwijs, behalve de vakleraar lichamelijke opvoeding;
b) leraar technische vakken in het lager secundair onderwijs;
c) leraar technische vakken en beroepspraktijk in het lager secundair onderwijs;
d) praktijkleraar in het lager secundair onderwijs;
e) leraar bijzondere vakken in het hoger secundair onderwijs, behalve de vakleraar lichamelijke opvoeding;
f) leraar technische vakken in het hoger secundair onderwijs;
g) leraar technische vakken en beroepspraktijk in het hoger secundair onderwijs;
h) praktijkleraar in het hoger secundair onderwijs;
i) [3 ...]3
j) [3 ...]3
k) [3 ...]3
l) [3 ...]3
[2 m) leraar-mediathecaris in het secundair onderwijs.]2
[3 5° in bijlage 4.1 voor de wervingsambten in het deeltijds kunstonderwijs vermeld in artikel 6, G), a), 1° tot 29°, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen.]3