Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
24 APRIL 2003. - Besluit van de Waalse Regering betreffende het kijk- en luistergeld (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-05-2003 en tekstbijwerking tot 08-02-2010)
Titre
24 AVRIL 2003. - Arrêté du Gouvernement wallon relatif aux redevances radio et télévision (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 07-05-2003 et mise à jour au 08-02-2010)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (10)
Texte (10)
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° wet van 13 juli 1987 : de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld;
  2° decreet van 6 mei 1999 : het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de [1 Waalse]1 gewestelijke belastingen;
  3° dienst : [2 het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst]2.
  
Article 1. Pour l'application du présent arrêté, il y a lieu d'entendre par :
  1° loi du 13 juillet 1987 : la loi du 13 juillet 1987 relative aux redevances radio et télévision;
  2° décret du 6 mai 1999 : le décret du 6 mai 1999 relatif à l'établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales [1 wallonnes]1;
  3° service : [2 la Direction générale opérationnelle Fiscalité du Service public de Wallonie"]2.
  
Art.2. § 1. De uitnodiging tot het betalen van de kijk- en luistergeldbedragen bevat volgende gegevens :
  1° de adresgegevens van de dienst;
  2° het verschuldigd bedrag;
  3° het bankrekeningnummer waarop het bedrag betaald dient te worden;
  4° de uiterste betaaldatum;
  5° het belastbare tijdperk waarvoor het bedrag verschuldigd is;
  6° de aard van het gehouden toestel (autoradiotoestel of televisietoestel).
  Indien eenzelfde belastingplichtige meerdere aan kijk- en luistergeld onderworpen toestellen houdt, is het versturen van één enkele uitnodiging tot betalen voor alle toestellen die hij houdt, mogelijk. Voor elk aan de belasting onderworpen toestel wordt het verschuldigde kijk- en luistergeldbedrag in de uitnodiging tot betalen afzonderlijk vermeld.
  § 2. De bijlage bedoeld in artikel 20 van de wet van 13 juli 1987 is een geschreven document dat door de dienst is opgesteld en dat als bewijs dient voor de inschrijving van het aan de belasting onderworpen toestel waarop het betrekking heeft.
Art.2. § 1er. L'invitation à payer les redevances radio et télévision contient les mentions suivantes :
  1° les coordonnées du service;
  2° le montant dû;
  3° le numéro de compte bancaire sur lequel la redevance doit être payée;
  4° la date extrême de paiement;
  5° la période imposable pour laquelle la redevance est due;
  6° la nature de l'appareil détenu (appareil de radio sur véhicule ou appareil de télévision).
  Lorsqu'un même redevable détient plusieurs appareils taxables, une seule invitation à payer peut lui être envoyée pour l'ensemble des appareils qu'il détient. L'invitation à payer détaille la redevance due par appareil taxable.
  § 2. L'annexe visée à l'article 20 de la loi du 13 juillet 1987 est un document écrit établi par le service et y valant preuve d'inscription pour l'appareil taxable qu'il concerne.
Art.3. De maandelijkse en de jaarlijkse klantenlijst bedoeld in artikel 12 van de wet van 13 juli 1987 worden als volgt overgemaakt :
  1° mededeling via CD-ROM of DVD-ROM;
  2° mededeling via elektronische post met bijgevoegd bestand;
  3° terbeschikkingstelling van de lijsten op de computerserver van de operator.
  De lijsten dienen per gemeente, per postcode, per straat en per huisnummer in stijgende volgorde te worden opgesteld. Op de maandelijkse lijsten dienen eveneens de opzeggingen te worden vermeld, opgesteld op dezelfde wijze.
Art.3. Les listes mensuelle et annuelle des clients, visées à l'article 12 de la loi du 13 juillet 1987, sont transmises de la manière suivante :
  1° communication par CD ROM ou par DVD ROM;
  2° communication par messagerie électronique sous forme de fichier attaché;
  3° mise à disposition des listes sur le serveur informatique de l'opérateur.
  Elles doivent être établies par commune, par numéro postal, par rue et dans l'ordre croissant des numéros d'habitation. Les listes mensuelles doivent également mentionner les renonciations, qui doivent être établies de la même façon.
Art.4. De gemachtigde van de Regering die bevoegd is voor de kwijtschelding van de administratieve geldboetes en de gebeurlijke nalatigheidsintresten krachtens artikel 24, § 2, van de wet van 13 juli 1987 is [2 de inspecteur-generaal van het Departement specifieke Fiscaliteit van de dienst of de ambtenaar die dit ambt uitoefent,]2 of [1 de ambtenaar van niveau 1]1 dat door hem gemachtigd is.
  De kohieren bedoeld in artikel 26, § 1, van de wet van 13 juli 1987 worden opgesteld en uitvoerbaar verklaard door [2 de inspecteur-generaal van het Departement Specifieke Fiscaliteit van de dienst of de ambtenaar die dit ambt uitoefent,]2 of [1 de ambtenaar van niveau 1]1 dat door hem gemachtigd is.
  [2 De ambtenaar die ermee belast is de bezwaarschriften te ontvangen en erover te beslissen krachtens artikel 28, § 1, leden 2 en 5, van de wet van 13 juli 1987, waarvan er ook sprake is in artikel 28, § 3, van deze wet betreffende de behandeling van bezwaar, is de directeur geschillen van de specifieke fiscaliteit van het Departement Specifieke Fiscaliteit van de dienst of de ambtenaar die dit ambt uitoefent, of de door hem afgevaardigde ambtenaar van niveau 1, ofwel, in geval van afwezigheid van laatstgenoemden, de ambtenaar aangewezen door de inspecteur-generaal van het Departement specifieke Fiscaliteit van de dienst of de ambtenaar die dit ambt uitoefent.]2
  [2 De ambtenaar die ermee belast is de aanvragen tot ontheffing te ontvangen en de ontheffing van de bijtaksen toe te kennen krachtens artikel 28, § 2, van de wet van 13 juli 1987, waarvan er ook sprake is in artikel 28, § 3, van deze wet betreffende de behandeling van de aanvragen tot ontheffing, is de directeur van de geschillen van de specifieke fiscaliteit van het Departement Specifieke Fiscaliteit van de dienst of de ambtenaar die dit ambt uitoefent, of de door hem afgevaardigde ambtenaar van niveau 1, ofwel, in geval van afwezigheid van laatstgenoemden, de ambtenaar aangewezen door de inspecteur-generaal van het Departement Specifieke Fiscaliteit van de dienst of de ambtenaar die dit ambt uitoefent.]2
  
Art.4. Le délégué du Gouvernement compétent pour accorder la remise des amendes administratives et des éventuels intérêts de retard en vertu de l'article 24, § 2, de la loi du 13 juillet 1987 est [2 l'inspecteur général du Département de la Fiscalité spécifique du service ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction,]2 ou [1 le fonctionnaire de niveau 1]1 délégué par lui.
  Les rôles visés à l'article 26, § 1er, de la loi du 13 juillet 1987 sont formés et rendus exécutoires par [2 l'inspecteur général du Département de la Fiscalité spécifique du service ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction,]2 ou [1 le fonctionnaire de niveau 1]1 délégué par lui.
  [2 Le fonctionnaire chargé de recevoir les réclamations et de statuer sur celles-ci en vertu de l'article 28, § 1er, alinéas 1er et 5, de la loi du 13 juillet 1987, dont question également à l'article 28, § 3, de cette même loi en ce qui concerne le traitement des réclamations, est le directeur du contentieux de la fiscalité spécifique du Département de la Fiscalité spécifique du service ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction, ou le fonctionnaire de niveau 1 délégué par lui, ou encore, en cas d'absence de ces derniers, le fonctionnaire désigné par l'inspecteur général du Département de la Fiscalité spécifique du service ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction.]2
  [2 Le fonctionnaire chargé d'accuser réception des demandes de dégrèvement et d'accorder le dégrèvement des surtaxes en vertu de l'article 28, § 2, de la loi du 13 juillet 1987, dont question également à l'article 28, § 3, de cette même loi en ce qui concerne le traitement des demandes de dégrèvement, est le directeur du contentieux de la fiscalité spécifique du Département de la Fiscalité spécifique du service ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction, ou le fonctionnaire de niveau 1 délégué par lui, ou encore, en cas d'absence de ces derniers, le fonctionnaire désigné par l'inspecteur général du Département de la Fiscalité spécifique du service ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction.]2
  
Art.5. Het bestuur in de zin van artikel 11 van het decreet van 6 mei 1999 is de dienst die eveneens aangewezen is om de taken uit te voeren bedoeld in artikel 12 van het decreet van 6 mei 1999.
  De ontvanger bedoeld in de artikelen 35, 37, 39, 43, 45 tot en met 50, 52, 60 en 61 van het decreet van 6 mei 1999 is [1 de ambtenaar van niveau 1]1 die aangewezen is door [2 de inspecteur-generaal van het Departement Invordering van de dienst of de ambtenaar die dit ambt uitoefent]2.
  De ambtenaar bedoeld in artikel 55 van het decreet van 6 mei 1999 die bevoegd is om uitstel te verlenen voor de inning in de mate en tegen de voorwaarden die hij bepaalt, is de ontvanger.
  Behalve indien een bepaling van dit besluit ervan afwijkt, voert de dienst bedoeld in artikel 1, 3°, de opdrachten uit die bij de wet van 13 juli 1987 aan de door de Regering aangewezen dienst wordt afgevaardigd.
  
Art.5. L'administration au sens de l'article 11 du décret du 6 mai 1999 est le service, lequel est également désigné pour remplir les tâches visées à l'article 12 du décret du 6 mai 1999.
  Le receveur visé aux articles 35, 37, 39, 43, 45 à 50 inclus, 52, 60 et 61 du décret du 6 mai 1999 est [1 le fonctionnaire de niveau 1]1 désigné par [2 l'inspecteur général du Département du Recouvrement du service ou le fonctionnaire qui exerce cette fonction,]2.
  Le fonctionnaire visé à l'article 55 du décret du 6 mai 1999, compétent pour faire surseoir au recouvrement dans la mesure et aux conditions qu'il détermine, est le receveur.
  Sauf lorsqu'une disposition du présent arrêté y déroge, le service visé à l'article 1er, 3°, assume les missions que la loi du 13 juillet 1987 délègue au service désigné par le Gouvernement.
  
Art.6. Het kijk- en luistergeld en de administratieve geldboeten worden gekweten op de financiële rekening met nr. 096-0000200-27 voor de toestellen gehouden in het Franse taalgebied en op de financiële rekening met nr. 096-2400043-90 voor de toestellen gehouden in het Duitse taalgebied.
Art.6. Les redevances radio et télévision et les amendes administratives sont acquittées sur le compte financier n° 096-0000200-27 pour les appareils détenus en région de langue française et sur le compte financier n° 096-2400043-90 pour les appareils détenus en région de langue allemande.
Art.7. De vrijstellingsaanvragen bedoeld in artikel 19 van de wet van 13 juli 1987 moeten schriftelijk worden ingediend bij de dienst.
  De ingeroepen vrijstellingsgrond dient te worden vastgesteld :
  1° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 1°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat ondertekend is door de verantwoordelijke van bedoelde instellingen, waarbij verklaard wordt dat de toestellen werkelijk opgesteld zijn met het oog op een openbare dienstverlening;
  2° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 2°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat ondertekend is door het hoofd van de onderwijsinrichting, waarbij verklaard wordt dat de toestellen uitsluitend voor het onderwijs worden gebruikt;
  3° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 3°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een medisch attest dat door een geneesheer-specialist is afgeleverd, waarbij het bestaan van dat gebrek bevestigd wordt;
  4° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 4°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat afgeleverd is door een openbaar bestuur dat de invaliditeit heeft erkend;
  5° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 5°, van de wet van 13 juli 1987 :
  aan de hand van een attest dat afgeleverd is door een instelling die de invaliditeit of de ongeschiktheid heeft erkend;
  6° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 6°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een medisch attest waarbij bevestigd wordt dat bedoelde personen aangetast zijn door een zwaar en blijvend gebrek waardoor zij in de volstrekte en definitieve onmogelijkheid verkeren hun verblijf te verlaten zonder hulp van een derde. De verzoeker kan door de dienst verplicht worden om zich te onderwerpen aan een bijkomend onderzoek bij een instelling die bij machte is om het gebrek vast te stellen;
  7° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 7°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat afgeleverd is door de instelling die het recht heeft erkend op het integratie-inkomen;
  8° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 8°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn waarbij vastgesteld wordt dat het inkomen van bedoelde persoon lager is dan of gelijk is aan het integratie-inkomen;
  9° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 9°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat afgeleverd is door de instelling die het recht op het gewaarborgd inkomen voor ouderen of op de inkomenswaarborg voor ouderen heeft erkend;
  10° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 10°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat ondertekend is door de verantwoordelijke van bedoelde instellingen waarbij verklaard wordt dat de terbeschikkingstelling van de toestellen om niet gebeurt;
  11° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 11°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat ondertekend is door de verantwoordelijke van bedoelde instellingen waarbij verklaard wordt dat de vereniging of de inrichting actief is inzake jeugdbescherming, kinderopvang, hulp aan in moeilijkheden verkerende gezinnen en begeleiding, opleiding en inschakeling van gehandicapte personen.
  Het verlenen van de vrijstelling bedoeld in het tweede lid, 5°, 7°, 8° en 9° wordt niet ondergeschikt gemaakt aan het voorleggen van het vereiste attest indien de dienst door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid erover wordt ingelicht dat een belastingplichtige de vrijstellingsvoorwaarden vervult.
Art.7. Les demandes d'exonération visées à l'article 19 de la loi du 13 juillet 1987 doivent être introduites par écrit auprès du service.
  Le motif d'exonération invoqué doit être établi :
  1° pour l'exonération visée à l'article 19, alinéa 1er, 1°, de la loi du 13 juillet 1987 : par une attestation signée par le responsable des institutions visées déclarant que les appareils sont réellement installés en vue d'un service public;
  2° pour l'exonération visée à l'article 19, alinéa 1er, 2°, de la loi du 13 juillet 1987 : par une attestation signée par le chef de l'établissement, déclarant que les appareils sont utilisés exclusivement pour l'enseignement;
  3° pour l'exonération visée à l'article 19, alinéa 1er, 3°, de la loi du 13 juillet 1987 : par un certificat médical délivré par un médecin spécialiste, attestant cette infirmité;
  4° pour l'exonération visée à l'article 19, alinéa 1er, 4°, de la loi du 13 juillet 1987 : par une attestation délivrée par l'administration publique ayant reconnu l'invalidité;
  5° pour l'exonération visée à l'article 19, alinéa 1er, 5°, de la loi du 13 juillet 1987 : par une attestation délivrée par l'organisme ayant reconnu l'invalidité ou l'incapacité;
  6° pour l'exonération visée à l'article 19, alinéa 1er, 6°, de la loi du 13 juillet 1987 : par un certificat médical attestant que les personnes visées sont atteintes d'une infirmité grave de nature permanente par suite de laquelle elles se trouvent dans l'impossibilité totale et définitive de quitter leur résidence sans l'assistance d'un tiers. Le demandeur peut être tenu par le service de se soumettre à un examen complémentaire auprès d'un organisme à même de constater l'infirmité;
  7° pour l'exonération visée à l'article 19, alinéa 1er, 7°, de la loi du 13 juillet 1987 : par une attestation délivrée par l'organisme ayant reconnu le droit au revenu d'intégration;
  8° pour l'exonération visée à l'article 19, alinéa 1er, 8°, de la loi du 13 juillet 1987 : par une attestation du centre public d'aide sociale établissant que les revenus de la personne visée sont inférieurs ou égaux au revenu d'intégration;
  9° pour l'exonération visée à l'article 19, alinéa 1er, 9°, de la loi du 13 juillet 1987 : par une attestation délivrée par l'organisme ayant reconnu le droit au revenu garanti aux personnes âgées ou la garantie de revenus aux personnes âgées;
  10° pour l'exonération visée à l'article 19, alinéa 1er, 10°, de la loi du 13 juillet 1987 : par une attestation signée par le responsable des institutions visées déclarant que la mise à disposition des appareils se fait à titre gratuit;
  11° pour l'exonération visée à l'article 19, alinéa 1er, 11°, de la loi du 13 juillet 1987 : par une attestation signée par le responsable des institutions visées déclarant que l'association ou l'établissement est actif dans les domaines de la protection de la jeunesse, de l'accueil de l'enfant, de l'aide aux familles en difficultés et de l'accompagnement, de la formation, de l'insertion des personnes handicapées.
  L'octroi de l'exonération visée à l'alinéa 2, 5°, 7°, 8° et 9° n'est pas subordonné à la production de l'attestation requise lorsque le service est informé par la Banque-carrefour de la sécurité sociale qu'un redevable remplit les conditions d'exonération.
Art.8. Opgeheven worden :
  1° het koninklijk besluit van 3 augustus 1987 betreffende het kijk- en luistergeld;
  2° het ministerieel besluit van 4 augustus 1987 betreffende het kijk- en luistergeld.
Art.8. Sont abrogés :
  1° l'arrêté royal du 3 août 1987 relatif aux redevances radio et télévision;
  2° l'arrêté ministériel du 4 août 1987 relatif aux redevances radio et télévision.
Art.9. Dit besluit treedt in werking de dag van diens bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art.9. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
Art. 10. De Minister van Begroting is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Namen, 24 april 2003.
  De Minister-President,
  J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
  De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken,
  M. DAERDEN.
Art. 10. Le Ministre de Budget est chargé de l'exécution du présent arrêté.
  Namur, le 24 avril 2003.
  Le Ministre-Président,
  J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
  Le Ministre du Budget, du Logement, de l'Equipement et des Travaux publics,
  M. DAERDEN.