Artikel 1. § 1. Het is belangrijk de economie in haar globaliteit te beschouwen waarbij niet alleen economische maar ook sociale, ecologische en ethische doelstellingen worden geïntegreerd. Men moet er ook voor zorgen dat er projecten ontwikkeld worden die de sociale objectieven zoals begeleiding en integratie van kansengroepen in de maatschappij meer beklemtonen. Nieuwe constructieve partnerships en een maatschappelijke dialoog zijn belangrijke factoren voor de ontwikkeling van een zogenaamde meerwaardeneconomie. De drie pijlers van de meerwaardeneconomie die met dit samenwerkingsakkoord worden ondersteund, zijn : sociale economie, maatschappelijk verantwoord ondernemen en nabijheidsdiensten.
§ 2. De Gewesten, de Duitstalige Gemeenschap en de Federale Staat verbinden zich ertoe om samen inspanningen te leveren op het vlak van onderzoek, informatieverzameling en bevordering van de meetwaarden economie, dit teneinde :
1° de ontwikkeling van sociale economie-initiatieven en - bedrijven verder te ondersteunen. die de volgende basisprincipes eerbiedigen : voorrang van arbeid op kapitaal, beheersautonomie, dienstverlening aan de leden en aan de gemeenschap, democratische besluitvorming, duurzame ontwikkeling met respect voor het leefmilieu;
2° ondersteuning van het maatschappelijk verantwoord ondernemen, dit is een wijze van ondernemen waarbij gestreefd wordt naar economisch succes met respect voor de sociale cohesie en het ecologische evenwicht;
3° ondersteuning van nabijheidsdiensten, inzonderheid de gepresteerde diensten met het oog op het verbeteren van de leefomstandigheden van de burgers of om tegemoet te komen aan lokale collectieve noden, op voorwaarde dat de ontwikkeling van deze diensten duurzame werkgelegenheid creëert en geen andere vorm van uitsluiting of dualisering veroorzaakt zowel op het vlak van vraag en aanbod op de markt, als op het vlak van de arbeidsmarkt.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
4 JULI 2000. - Samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie.
Titre
4 JUILLET 2000. - Accord de coopération entre l'Etat, les Régions et la Communauté germanophone relatif à l'économie sociale.
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
Tekst (22)
Texte (22)
HOOFDSTUK I. - Algemene doelstellingen en toepassingsgebied.
CHAPITRE I. - Objectifs généraux et champ d'application.
Article 1. § 1er. Il faut considérer l'économie dans sa globalité en y intégrant non seulement des objectifs économiques, mais aussi des objectifs sociaux, environnementaux et éthiques. Il est important de veiller à développer des projets qui mettent davantage l'accent sur des objectifs sociaux tels que l'accompagnement et l'intégration de publics particulièrement fragilisés. De nouveaux partenariats constructifs et le dialogue social sont des facteurs essentiels du développement d'une économie dite solidaire. Les trois piliers de l'économie solidaire qui seront soutenus par le biais de cet accord de coopération sont : l'économie sociale, l'esprit d'entreprise socialement responsable et les services de proximité.
§ 2. Les Régions, la Communauté germanophone et l'Etat fédéral s'engagent à associer leurs efforts sur le plan de la recherche, de la récolte des informations et de la promotion de l'économie solidaire, et ce en vue de :
1° poursuivre le développement d'initiatives et d'entreprises d'économie sociale qui respectent les principes de base suivants : la primauté du travail sur le capital, une autonomie de gestion, une finalité de service aux membres et à la collectivité plutôt que le profit, un processus décisionnel démocratique, un développement durable respectueux de l'environnement;
2° soutenir un esprit d'entreprise socialement responsable, à savoir une façon d'entreprendre qui vise à atteindre le succès économique dans le respect de la cohésion sociale et de l'équilibre écologique;
3° soutenir les services de proximité, notamment les services accomplis en vue d'améliorer les conditions de vie des citoyens ou de répondre à des besoins collectifs locaux à condition que le développement de ces services soit à la base de la création d'emplois stables et n'entraîne aucune autre forme d'exclusion ou de dualisation tant du marché de l'offre et de la demande que du marché du travail. ".
§ 2. Les Régions, la Communauté germanophone et l'Etat fédéral s'engagent à associer leurs efforts sur le plan de la recherche, de la récolte des informations et de la promotion de l'économie solidaire, et ce en vue de :
1° poursuivre le développement d'initiatives et d'entreprises d'économie sociale qui respectent les principes de base suivants : la primauté du travail sur le capital, une autonomie de gestion, une finalité de service aux membres et à la collectivité plutôt que le profit, un processus décisionnel démocratique, un développement durable respectueux de l'environnement;
2° soutenir un esprit d'entreprise socialement responsable, à savoir une façon d'entreprendre qui vise à atteindre le succès économique dans le respect de la cohésion sociale et de l'équilibre écologique;
3° soutenir les services de proximité, notamment les services accomplis en vue d'améliorer les conditions de vie des citoyens ou de répondre à des besoins collectifs locaux à condition que le développement de ces services soit à la base de la création d'emplois stables et n'entraîne aucune autre forme d'exclusion ou de dualisation tant du marché de l'offre et de la demande que du marché du travail. ".
HOOFDSTUK II. - Gezamenlijke verbintenissen.
CHAPITRE II. - Engagements communs.
Art.2. § 1. De contracterende partijen verbinden zich ertoe, elk binnen hun bevoegdheid, de nodige maatregelen te nemen en middelen vrij te maken met het oog op de ontwikkeling van de in artikel 1 genoemde drie pijlers.
§ 2. De contracterende partijen verbinden zich ertoe volwaardige en duurzame werkgelegenheid en maximale kansen voor de "kansengroepen" steeds voorop te stellen in de verdere ontwikkeling van de drie pijlers. Hierbij zal specifiek aandacht worden besteed aan de duurzame integratie van de groep van bestaansminimumgerechtigden en de financiële steuntrekkers.
Daarom verbinden de ondertekenende partijen zich ertoe om in de globaliteit van alle werkgelegenheidsmaatregelen een evenredige vertegenwoordiging van de groep van bestaansminimumgerechtigden en financiële steuntrekkers als objectief voorop te stellen en maximale inspanningen te doen om dit te bereiken. De evenredigheid betreft het proportioneel aandeel van deze groep in de globale populatie van werkzoekenden.
§ 3. In uitvoering van dit samenwerkingsakkoord verbinden de ondertekenende partijen zich ertoe binnen de termijn van deze legislatuur het aantal jobs, op basis van de door het overlegcomité - zoals omschreven in artikel 5 van dit akkoord - ontwikkelde indicatoren, in de door de respectieve overheden als sociale economie erkende initiatieven te verdubbelen.
§ 2. De contracterende partijen verbinden zich ertoe volwaardige en duurzame werkgelegenheid en maximale kansen voor de "kansengroepen" steeds voorop te stellen in de verdere ontwikkeling van de drie pijlers. Hierbij zal specifiek aandacht worden besteed aan de duurzame integratie van de groep van bestaansminimumgerechtigden en de financiële steuntrekkers.
Daarom verbinden de ondertekenende partijen zich ertoe om in de globaliteit van alle werkgelegenheidsmaatregelen een evenredige vertegenwoordiging van de groep van bestaansminimumgerechtigden en financiële steuntrekkers als objectief voorop te stellen en maximale inspanningen te doen om dit te bereiken. De evenredigheid betreft het proportioneel aandeel van deze groep in de globale populatie van werkzoekenden.
§ 3. In uitvoering van dit samenwerkingsakkoord verbinden de ondertekenende partijen zich ertoe binnen de termijn van deze legislatuur het aantal jobs, op basis van de door het overlegcomité - zoals omschreven in artikel 5 van dit akkoord - ontwikkelde indicatoren, in de door de respectieve overheden als sociale economie erkende initiatieven te verdubbelen.
Art.2. § 1er. Les parties contractantes s'engagent, dans le cadre de leurs compétences respectives, à prendre les mesures et à libérer des moyens en vue du développement des trois piliers cités à l'article 1.
§ 2. Lors du développement des trois piliers précités, les parties contractantes s'engagent à toujours considérer l'emploi à part entière et durable ainsi qu'un maximum de chances en faveur des groupes à risque, comme des objectifs à atteindre. Une attention particulière sera prêtée à l'intégration durable du groupe des minimexés et bénéficiaires de l'aide sociale.
C'est pourquoi les parties contractantes s'engagent à consentir un maximum d'efforts en vue d'atteindre une représentation proportionnelle du groupe des bénéficiaires du minimum de moyens d'existence dans l'ensemble des mesures en faveur de l'emploi.
§ 3. En exécution de cet accord de coopération, les parties contractantes s'engagent à doubler le nombre d'emplois pendant cette législature, dans les initiatives reconnues d' économie sociale par les autorités respectives sur la base des indicateurs développés par le comité de concertation visé à l'article 5 du présent accord.
§ 2. Lors du développement des trois piliers précités, les parties contractantes s'engagent à toujours considérer l'emploi à part entière et durable ainsi qu'un maximum de chances en faveur des groupes à risque, comme des objectifs à atteindre. Une attention particulière sera prêtée à l'intégration durable du groupe des minimexés et bénéficiaires de l'aide sociale.
C'est pourquoi les parties contractantes s'engagent à consentir un maximum d'efforts en vue d'atteindre une représentation proportionnelle du groupe des bénéficiaires du minimum de moyens d'existence dans l'ensemble des mesures en faveur de l'emploi.
§ 3. En exécution de cet accord de coopération, les parties contractantes s'engagent à doubler le nombre d'emplois pendant cette législature, dans les initiatives reconnues d' économie sociale par les autorités respectives sur la base des indicateurs développés par le comité de concertation visé à l'article 5 du présent accord.
Art.3. § 1. Op elk van de in artikel 2 vermelde verbintenissen zullen in overleg tussen de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap enerzijds en de Federale Staat anderzijds zowel kwantitatieve als kwalitatieve operationele doelstellingen worden vastgesteld, die op regelmatige tijdstippen worden opgevolgd en geëvalueerd.
§ 2. Elke overheid organiseert in haar schoot overleg met de sociale partners aangaande de aangelegenheden van onderhavig samenwerkingsakkoord.
§ 2. Elke overheid organiseert in haar schoot overleg met de sociale partners aangaande de aangelegenheden van onderhavig samenwerkingsakkoord.
Art.3. § 1er. Pour chacun des engagements cités à l'article 2, des objectifs opérationnels tant quantitatifs que qualitatifs seront établis après une concertation entre d'une part les Régions et la Communauté germanophone et d'autre part les autorités fédérales. Ces objectifs seront régulièrement contrôlés et évalués.
§ 2. Toute autorité organise en son sein la concertation avec les partenaires sociaux en ce qui concerne les matières du présent accord de coopération.
§ 2. Toute autorité organise en son sein la concertation avec les partenaires sociaux en ce qui concerne les matières du présent accord de coopération.
Art.4. Om de in artikel 3, § 1, vermelde doelstellingen te realiseren, engageren de ondertekenende partijen zich ertoe de federale en de gewestelijke maatregelen maximaal op elkaar af te stemmen zodat ze elkaar aanvullen en elkaar versterken. Hierbij zullen volgende principes gehanteerd worden :
- Effectiviteit (wordt beoogde doelgroep en doelstelling bereikt)
- Efficiëntie (kosten-baten analyse)
- Eenvoudigheid (onder meer inzake administratie, procedures, uitbetalingsmodaliteiten, duidelijkheid) zowel voor gebruiker, als voor het bedrijf, als voor de overheidsinstanties
- Transparantie
- Zekerheid (onder meer duidelijke interpretaties, zekere toepassingsperiodes)
- Opvolgingsmogelijkheid (monitoring)
- Complementariteit.
- Effectiviteit (wordt beoogde doelgroep en doelstelling bereikt)
- Efficiëntie (kosten-baten analyse)
- Eenvoudigheid (onder meer inzake administratie, procedures, uitbetalingsmodaliteiten, duidelijkheid) zowel voor gebruiker, als voor het bedrijf, als voor de overheidsinstanties
- Transparantie
- Zekerheid (onder meer duidelijke interpretaties, zekere toepassingsperiodes)
- Opvolgingsmogelijkheid (monitoring)
- Complementariteit.
Art.4. Afin de réaliser les objectifs cités à l'art. 3, § 1er, les parties contractantes s'engagent à harmoniser au maximum les mesures fédérales et régionales pour que celles-ci se complètent et se renforcent. Les principes suivants seront d'application :
- Affectivité (est-ce qu'on a atteint l'objectif ou le groupe visé)
- Efficacité (analyse coûts-bénéfices)
- Simplicité (en ce qui concerne l'administration, les procédures, les modalités de paiement, la clarté,...) tant pour l'utilisateur que pour l'entreprise et les instances publiques
- Transparence
- Certitude (pas d'interprétations vagues, périodes d'application incertaines,...)
- Possibilités de suivi ('monitoring')
- Complémentarité
- Affectivité (est-ce qu'on a atteint l'objectif ou le groupe visé)
- Efficacité (analyse coûts-bénéfices)
- Simplicité (en ce qui concerne l'administration, les procédures, les modalités de paiement, la clarté,...) tant pour l'utilisateur que pour l'entreprise et les instances publiques
- Transparence
- Certitude (pas d'interprétations vagues, périodes d'application incertaines,...)
- Possibilités de suivi ('monitoring')
- Complémentarité
Art.5. § 1. De ondertekenende partijen engageren zich om bij de ondertekening van dit akkoord over te gaan tot de onmiddellijke oprichting van het Interministerieel Overlegcomité Sociale Economie, hierna genoemd het "Overlegcomité".
§ 2. Het Overlegcomité is belast met :
- de uitvoering en de opvolging van het samenwerkingsakkoord, inzonderheid het uitvaardigen en opvolgen van kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen;
- het omzetten in uitvoeringsmodaliteiten en evalueren van de principes bepaald in artikel 4;
- de evaluatie van de uitvoering van het samenwerkingsakkoord en het geven van adviezen met betrekking tot de uitvoering van het samenwerkingsakkoord.
§ 3. In het Overlegcomité zetelen :
- voor de Federale overheid : de minister bevoegd voor sociale economie, de minister bevoegd voor werkgelegenheid, de minister bevoegd voor economie, de minister bevoegd voor consumentenzaken;
- voor de Vlaamse overheid : de minister bevoegd voor werkgelegenheid, de minister bevoegd voor economie;
- voor de Waalse overheid : de minister bevoegd voor werkgelegenheid en vorming, de minister bevoegd voor economie en sociale economie;
- voor de Brusselse overheid : de minister bevoegd voor werkgelegenheid en voor economie;
- voor de Duitstalige overheid : de minister bevoegd voor werkgelegenheid.
§ 4. Het secretariaat en de ermee verbonden werkingskosten van het Overlegcomité worden ten laste genomen van de Federale Staat.
§ 5. Het Overlegcomité komt minstens vier maal per jaar samen en rapporteert rechtstreeks aan de bevoegde regeringen.
§ 2. Het Overlegcomité is belast met :
- de uitvoering en de opvolging van het samenwerkingsakkoord, inzonderheid het uitvaardigen en opvolgen van kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen;
- het omzetten in uitvoeringsmodaliteiten en evalueren van de principes bepaald in artikel 4;
- de evaluatie van de uitvoering van het samenwerkingsakkoord en het geven van adviezen met betrekking tot de uitvoering van het samenwerkingsakkoord.
§ 3. In het Overlegcomité zetelen :
- voor de Federale overheid : de minister bevoegd voor sociale economie, de minister bevoegd voor werkgelegenheid, de minister bevoegd voor economie, de minister bevoegd voor consumentenzaken;
- voor de Vlaamse overheid : de minister bevoegd voor werkgelegenheid, de minister bevoegd voor economie;
- voor de Waalse overheid : de minister bevoegd voor werkgelegenheid en vorming, de minister bevoegd voor economie en sociale economie;
- voor de Brusselse overheid : de minister bevoegd voor werkgelegenheid en voor economie;
- voor de Duitstalige overheid : de minister bevoegd voor werkgelegenheid.
§ 4. Het secretariaat en de ermee verbonden werkingskosten van het Overlegcomité worden ten laste genomen van de Federale Staat.
§ 5. Het Overlegcomité komt minstens vier maal per jaar samen en rapporteert rechtstreeks aan de bevoegde regeringen.
Art.5. § 1er. Les parties contractantes s'engagent, lors de la signature de cet accord, à créer rapidement le Comité interministériel de concertation pour l'Economie sociale, appelé ci-après le " Comité de concertation ".
§ 2. Le Comité de concertation est chargé de :
- l'exécution et du suivi de l'accord de coopération, en particulier en ce qui concerne la détermination et le suivi des objectifs qualitatifs et quantitatifs;
- l'évaluation des principes définis à l'article 4 et leur transposition dans des modalités d'exécution;
- l'évaluation de l'exécution et l'émission des avis relatifs à l'exécution de l'accord de coopération.
§ 3. Siègent dans le Comité de concertation :
- pour les autorités fédérales : le ministre compétent pour l'économie sociale, la ministre compétente pour l'emploi, le ministre compétent pour l'économie; la ministre compétente pour la politique de la consommation;
- pour les autorités flamandes : le ministre compétent pour l'emploi, le ministre compétent pour l'économie;
- pour les autorités wallonnes : la ministre chargée de l'emploi et de la formation et le ministre compétent pour l'économie et l'économie sociale;
- pour les autorités bruxelloises : le ministre compétent pour l'emploi et pour l'économie;
- pour les autorités germanophones : le ministre compétent pour l'emploi;
§ 4. Le secrétariat et les frais de fonctionnement du Comité de concertation sont pris en charge par les autorités fédérales.
§ 5. Le Comité de concertation se réunira au moins quatre fois par an et fait directement rapport aux Gouvernements compétents.
§ 2. Le Comité de concertation est chargé de :
- l'exécution et du suivi de l'accord de coopération, en particulier en ce qui concerne la détermination et le suivi des objectifs qualitatifs et quantitatifs;
- l'évaluation des principes définis à l'article 4 et leur transposition dans des modalités d'exécution;
- l'évaluation de l'exécution et l'émission des avis relatifs à l'exécution de l'accord de coopération.
§ 3. Siègent dans le Comité de concertation :
- pour les autorités fédérales : le ministre compétent pour l'économie sociale, la ministre compétente pour l'emploi, le ministre compétent pour l'économie; la ministre compétente pour la politique de la consommation;
- pour les autorités flamandes : le ministre compétent pour l'emploi, le ministre compétent pour l'économie;
- pour les autorités wallonnes : la ministre chargée de l'emploi et de la formation et le ministre compétent pour l'économie et l'économie sociale;
- pour les autorités bruxelloises : le ministre compétent pour l'emploi et pour l'économie;
- pour les autorités germanophones : le ministre compétent pour l'emploi;
§ 4. Le secrétariat et les frais de fonctionnement du Comité de concertation sont pris en charge par les autorités fédérales.
§ 5. Le Comité de concertation se réunira au moins quatre fois par an et fait directement rapport aux Gouvernements compétents.
Art.6. § 1. In uitvoering van artikel 1, § 2, verbinden de ondertekenende partijen er zich toe samen te werken op het vlak van de verzameling en de verwerking van relevante statistische informatie met het oog op een beter inzicht in de meerwaardeneconomie.
§ 2. Een werkgroep, samengesteld uit vertegenwoordigers van de ondertekenende partijen zal de modaliteiten van dergelijk samenwerkingsverband bepalen.
§ 2. Een werkgroep, samengesteld uit vertegenwoordigers van de ondertekenende partijen zal de modaliteiten van dergelijk samenwerkingsverband bepalen.
Art.6. § 1er. En exécution de l'article 1er, § 2, les parties contractantes s'engagent à collaborer pour recueillir et analyser les informations statistiques nécessaires à une meilleure connaissance de l'économie solidaire.
§ 2. Un groupe de travail, composé de représentants des parties contractantes déterminera les modalités de cette collaboration.
§ 2. Un groupe de travail, composé de représentants des parties contractantes déterminera les modalités de cette collaboration.
Art.7. § 1. In uitvoering van artikel 1, § 2, 1°, verbinden de ondertekenende partijen zich ertoe gezamenlijke inspanningen te leveren ter versterking van sociale economie initiatieven. Hierbij zal aandacht gaan naar pro-actieve, indien mogelijk tijdelijke, ondersteuning van startende sociale economiebedrijven, de oprichting van specifieke incubatiecentra ten behoeve van sociale economie-initiatieven, de managementondersteuning en de informatieverstrekking.
§ 2. In uitvoering van artikel 1, § 2, 2°, verbinden de ondertekenende partijen zich ertoe gezamenlijke inspanningen te leveren ter versterking van het perspectief van de meetwaarden economie in het bedrijfsleven. Hiertoe zullen onder andere gezamenlijke impulsacties worden opgezet ter ondersteuning van vrijwillige innovaties inzake maatschappelijk verantwoord ondernemerschap en social auditing.
§ 3. De ondertekenende partijen zullen overleg plegen omtrent het inwerking stellen van een ondersteuningsmechanisme ten behoeve van de in § 2 genoemde projecten.
§ 4. De ondertekenende partijen verbinden zich ertoe bij de uitvaardiging van een regelgeving ter ondersteuning van de nabijheidsdiensten bijzondere stimulansen in te bouwen ter ondersteuning van de in artikel 1, § 2, 3°, bedoelde doelstellingen en aanvullende financiering te voorzien teneinde de universele toegankelijkheid van de dienstverlening te waarborgen en uitsluitend met erkende ondernemingen te werken.
§ 5. In uitvoering van artikel 1, § 2, 3°, en artikel 2, § 2, verbinden de ondertekenende partijen zich tot een versterking van de structurele samenwerking tussen de lokale werkgelegenheidsactoren.
§ 2. In uitvoering van artikel 1, § 2, 2°, verbinden de ondertekenende partijen zich ertoe gezamenlijke inspanningen te leveren ter versterking van het perspectief van de meetwaarden economie in het bedrijfsleven. Hiertoe zullen onder andere gezamenlijke impulsacties worden opgezet ter ondersteuning van vrijwillige innovaties inzake maatschappelijk verantwoord ondernemerschap en social auditing.
§ 3. De ondertekenende partijen zullen overleg plegen omtrent het inwerking stellen van een ondersteuningsmechanisme ten behoeve van de in § 2 genoemde projecten.
§ 4. De ondertekenende partijen verbinden zich ertoe bij de uitvaardiging van een regelgeving ter ondersteuning van de nabijheidsdiensten bijzondere stimulansen in te bouwen ter ondersteuning van de in artikel 1, § 2, 3°, bedoelde doelstellingen en aanvullende financiering te voorzien teneinde de universele toegankelijkheid van de dienstverlening te waarborgen en uitsluitend met erkende ondernemingen te werken.
§ 5. In uitvoering van artikel 1, § 2, 3°, en artikel 2, § 2, verbinden de ondertekenende partijen zich tot een versterking van de structurele samenwerking tussen de lokale werkgelegenheidsactoren.
Art.7. § 1er. En exécution de l'article 1er, § 2, 1°, les parties contractantes s'engagent à associer leurs efforts en vue de renforcer des initiatives de l'économie sociale. La collaboration visera à soutenir le développement pro-actif, si possible temporairement, de nouvelles entreprises d'économie sociale, à créer des centres d'incubation spécifiques, à soutenir leur management et à développer une politique d'information.
§ 2. En exécution de l'article 1er, § 2, 2°, les parties contractantes s'engagent à collaborer en vue de renforcer les aspects solidaires dans la vie économique : des projets volontaires d'innovation sociale et des expériences d'audit social pourront être soutenus dans les entreprises.
§ 3. les parties contractantes se concerteront en vue de la mise en oeuvre d'un mécanisme de soutien aux projets cités au § 2.
§ 4. Les parties contractantes, dans le cadre de la mise en oeuvre de la réglementation concernant les services de proximités, s'engagent à mettre en place des incitants particuliers à l'appui des objectifs visés à l'article 1er, § 2, 3°, et à pourvoir à un financement supplémentaire afin de garantir l'accessibilité universelle des services prestes et de travailler uniquement avec les entreprises reconnues.
§ 5. En exécution de l'article 1er, § 2, 3°, et de l'article 2, § 2, les parties contractantes s'engagent à renforcer la collaboration structurelle entre les acteurs d'emploi locaux.
§ 2. En exécution de l'article 1er, § 2, 2°, les parties contractantes s'engagent à collaborer en vue de renforcer les aspects solidaires dans la vie économique : des projets volontaires d'innovation sociale et des expériences d'audit social pourront être soutenus dans les entreprises.
§ 3. les parties contractantes se concerteront en vue de la mise en oeuvre d'un mécanisme de soutien aux projets cités au § 2.
§ 4. Les parties contractantes, dans le cadre de la mise en oeuvre de la réglementation concernant les services de proximités, s'engagent à mettre en place des incitants particuliers à l'appui des objectifs visés à l'article 1er, § 2, 3°, et à pourvoir à un financement supplémentaire afin de garantir l'accessibilité universelle des services prestes et de travailler uniquement avec les entreprises reconnues.
§ 5. En exécution de l'article 1er, § 2, 3°, et de l'article 2, § 2, les parties contractantes s'engagent à renforcer la collaboration structurelle entre les acteurs d'emploi locaux.
Art.8. § 1. Onder de voorwaarden bepaald in artikel 9 wordt voor het begrotingsjaar 2000 door de federale overheid een bedrag van 250 000 000 BEF voorzien ter cofinanciering van gezamenlijke inspanningen te leveren met de betrokken gewesten en de Duitstalige Gemeenschap volgens de volgende verdeling :
- 139 250 000 BEF of 55,7 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met het Vlaamse Gewest
- 82 500 000 BEF of 33 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met het Waals Gewest
- 25 000 000 BEF of 10 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
- 3 250 000 BEF of 1,3 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met de Duitstalige Gemeenschap.
§ 2. Onder de voorwaarden bepaald in artikel 9 wordt voor het begrotingsjaar 2001 door de federale overheid een bedrag van 500 000 000 BEF voorzien ter cofinanciering van gezamenlijke inspanningen te leveren met de betrokken gewesten en de Duitstalige Gemeenschap volgens de volgende verdeling.
- 278 500 000 BEF of 55,7 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met het Vlaamse Gewest
- 165 000 000 BEF of 33 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met het Waals Gewest
- 50 000 000 BEF of 10 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met het Brussels Hoofdstedelijk gewest
- 6 500 000 BEF of 1,3 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met de Duitstalige Gemeenschap.
§ 3. Vertrekkend vanuit de middelen zoals vastgelegd in het begrotingsjaar 2001 wordt voor de periode 2002-2004 in functie van de beschikbare begrotingsmiddelen een financieel schema vastgelegd, Een evaluatie van de effecten van dit samenwerkingsakkoord zal worden gemaakt vooraleer deze begrotingsbesprekingen aan te vatten.
§ 4. Onverminderd het in artikel 9, § 3, bepaalde, worden de in artikel 8, § 1, § 2 en § 3, bedoelde bedragen aan de door de betrokken overheden aangewezen instanties overgemaakt middels afzonderlijke conventies. Deze zijn met het beheer van deze middelen belast. Per betrokken overheid kunnen meerdere conventies worden afgesloten.
§ 5. De verdeling van de middelen over bedoelde acties is indicatief en kan mits akkoord van de federale Minister, bevoegd voor sociale economie door het betrokken gewest of Duitstalige Gemeenschap worden herschikt indien kan worden aangetoond dat dit de realisatie van de in artikel 2, § 2 en § 3, bedoelde doelstellingen dichterbij brengt.
In voorkomend geval lichten de betrokken gewesten of de Duitstalige Gemeenschap de federale overheid voorafgaandelijk in over de geplande herschikkingen.
- 139 250 000 BEF of 55,7 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met het Vlaamse Gewest
- 82 500 000 BEF of 33 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met het Waals Gewest
- 25 000 000 BEF of 10 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
- 3 250 000 BEF of 1,3 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met de Duitstalige Gemeenschap.
§ 2. Onder de voorwaarden bepaald in artikel 9 wordt voor het begrotingsjaar 2001 door de federale overheid een bedrag van 500 000 000 BEF voorzien ter cofinanciering van gezamenlijke inspanningen te leveren met de betrokken gewesten en de Duitstalige Gemeenschap volgens de volgende verdeling.
- 278 500 000 BEF of 55,7 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met het Vlaamse Gewest
- 165 000 000 BEF of 33 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met het Waals Gewest
- 50 000 000 BEF of 10 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met het Brussels Hoofdstedelijk gewest
- 6 500 000 BEF of 1,3 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met de Duitstalige Gemeenschap.
§ 3. Vertrekkend vanuit de middelen zoals vastgelegd in het begrotingsjaar 2001 wordt voor de periode 2002-2004 in functie van de beschikbare begrotingsmiddelen een financieel schema vastgelegd, Een evaluatie van de effecten van dit samenwerkingsakkoord zal worden gemaakt vooraleer deze begrotingsbesprekingen aan te vatten.
§ 4. Onverminderd het in artikel 9, § 3, bepaalde, worden de in artikel 8, § 1, § 2 en § 3, bedoelde bedragen aan de door de betrokken overheden aangewezen instanties overgemaakt middels afzonderlijke conventies. Deze zijn met het beheer van deze middelen belast. Per betrokken overheid kunnen meerdere conventies worden afgesloten.
§ 5. De verdeling van de middelen over bedoelde acties is indicatief en kan mits akkoord van de federale Minister, bevoegd voor sociale economie door het betrokken gewest of Duitstalige Gemeenschap worden herschikt indien kan worden aangetoond dat dit de realisatie van de in artikel 2, § 2 en § 3, bedoelde doelstellingen dichterbij brengt.
In voorkomend geval lichten de betrokken gewesten of de Duitstalige Gemeenschap de federale overheid voorafgaandelijk in over de geplande herschikkingen.
Art.8. § 1er. Dans les conditions fixées à l'article 9, les autorités fédérales prévoient pour l'année budgétaire 2000 un montant de 250 000 000 BEF, au cofinancement des efforts communs à livrer avec les Régions concernées et la Communauté germanophone. La répartition est la suivante :
- 139 250 000 de BEF ou 55,7 % de ces moyens fédéraux sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Région flamande
- 82 500 000 de BEF ou 33 % de ces moyens fédéraux sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Région wallonne
- 25 000 000 de BEF ou 10 % des moyens fédéraux sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Région de Bruxelles-Capitale
- 3 250 000 de BEF ou 1,3 % de ces moyens fédéraux sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Communauté germanophone
§ 2. Dans les conditions fixées à l'article 9, les autorités fédérales prévoient, pour l'année budgétaire 2001, 500 000 000 de BEF destinés au cofinancement des efforts communs à livrer avec les Régions concernées et la Communauté germanophone selon la répartition suivante :
- 278 500 000 de BEF ou 55,7 % de ces moyens financiers sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Région flamande
- 165 000 000 de BEF ou 33 % de ces moyens fédéraux sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Région wallonne
- 50 000 000 de BEF ou 10 % de ces moyens fédéraux sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Région de Bruxelles-Capitale
- 6 500 000 de BEF ou 1,3 % des moyens fédéraux sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Communauté germanophone
§ 3. Sur la base des moyens fixés pour l'année budgétaire 2001 et en fonction des moyens budgétaires disponibles, un schéma financier sera établi pour la période 2002-2004. Une évaluation des effets de l'accord de coopération devra être effectuée avant toute négociation budgétaire ultérieure.
§ 4. Sans préjudice de ce qui a été fixé à l'article 9, § 3, les montants visés à l'article 8, § 1er, § 2 et § 3, sont octroyés aux instances désignées, par les autorités concernées, par le biais de conventions séparées. Ces instances sont chargées de la gestion de ces moyens. Plusieurs conventions peuvent être conclues par autorité concernée.
§ 5. La distribution des moyens en faveur des actions décidées peut être revue, par les Régions ou la Communauté germanophone, avec l'accord du Ministre fédéral, compétent pour l'économie sociale, à condition que la région concernée ou la Communauté germanophone puisse démontrer que, grâce à cette révision, les objectifs visés à l'article 2, § 2 et § 3, pourront être atteints plus facilement.
Le cas échéant, les Régions concernées ou la Communauté germanophone soumettent aux autorités fédérales les modifications envisagées.
- 139 250 000 de BEF ou 55,7 % de ces moyens fédéraux sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Région flamande
- 82 500 000 de BEF ou 33 % de ces moyens fédéraux sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Région wallonne
- 25 000 000 de BEF ou 10 % des moyens fédéraux sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Région de Bruxelles-Capitale
- 3 250 000 de BEF ou 1,3 % de ces moyens fédéraux sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Communauté germanophone
§ 2. Dans les conditions fixées à l'article 9, les autorités fédérales prévoient, pour l'année budgétaire 2001, 500 000 000 de BEF destinés au cofinancement des efforts communs à livrer avec les Régions concernées et la Communauté germanophone selon la répartition suivante :
- 278 500 000 de BEF ou 55,7 % de ces moyens financiers sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Région flamande
- 165 000 000 de BEF ou 33 % de ces moyens fédéraux sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Région wallonne
- 50 000 000 de BEF ou 10 % de ces moyens fédéraux sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Région de Bruxelles-Capitale
- 6 500 000 de BEF ou 1,3 % des moyens fédéraux sont mis à la disposition des initiatives communes avec la Communauté germanophone
§ 3. Sur la base des moyens fixés pour l'année budgétaire 2001 et en fonction des moyens budgétaires disponibles, un schéma financier sera établi pour la période 2002-2004. Une évaluation des effets de l'accord de coopération devra être effectuée avant toute négociation budgétaire ultérieure.
§ 4. Sans préjudice de ce qui a été fixé à l'article 9, § 3, les montants visés à l'article 8, § 1er, § 2 et § 3, sont octroyés aux instances désignées, par les autorités concernées, par le biais de conventions séparées. Ces instances sont chargées de la gestion de ces moyens. Plusieurs conventions peuvent être conclues par autorité concernée.
§ 5. La distribution des moyens en faveur des actions décidées peut être revue, par les Régions ou la Communauté germanophone, avec l'accord du Ministre fédéral, compétent pour l'économie sociale, à condition que la région concernée ou la Communauté germanophone puisse démontrer que, grâce à cette révision, les objectifs visés à l'article 2, § 2 et § 3, pourront être atteints plus facilement.
Le cas échéant, les Régions concernées ou la Communauté germanophone soumettent aux autorités fédérales les modifications envisagées.
Art.9. § 1. Over de periode 2000-2004 voorzien de betrokken gewesten en de Duitstalige Gemeenschap ter cofinanciering van de gezamenlijke inspanningen jaarlijks een ten opzichte van de begroting 1999 bijkomende financiële inspanning die minstens gelijk is aan het bedrag dat de federale overheid volgens de in artikel 8 bepaalde verdeelsleutel jaarlijks voorziet voor het in artikel 8, § 4, vermelde gezamenlijk programma in bedoelde periode.
§ 2. Het bedrag dat de federale overheid volgens de in artikel 8 bepaalde verdeelsleutel voor cofinanciering van de in artikel 8, § 4, vermelde gezamenlijke acties in de betrokken gewesten of de Duitstalige Gemeenschap in een gegeven begrotingsjaar van de periode 2000-2004 inzet kan nooit groter zijn dan de door het betrokken gewest of de Duitstalige Gemeenschap feitelijk gerealiseerde inspanning in dit begrotingsjaar.
Jaarlijks en dit uiterlijk op 1 juli wordt door de gewesten en de Duitstalige Gemeenschap aan de federale overheid een overzicht bezorgd van de voor het volgend begrotingsjaar voorgenomen inzet van financiële middelen.
§ 3. De feitelijk gerealiseerde inspanning van het betrokken gewest of de Duitstalige Gemeenschap wordt gecontroleerd op basis van de effectieve vastleggingen.
Jaarlijks en dit uiterlijk op 1 maart wordt door de gewesten en de Duitstalige Gemeenschap aan de federale overheid een overzicht bezorgd van de effectieve besteding van de middelen in het afgelopen begrotingsjaar.
§ 4. Wanneer de in § 3 bedoelde inspanning voor een gegeven begrotingsjaar in bedoelde periode lager ligt dan de in artikel 9, § 1, voorziene inspanning, kan de federale overheid in het daaropvolgend begrotingsjaar het in artikel 8, § 3, bedoelde bedrag verminderen met het verschil tussen dit laatste bedrag en de in artikel 9, § 3, bedoelde inspanning, tenzij het betrokken gewest of de Duitstalige Gemeenschap een gegronde reden kan aangeven voor deze situatie. Het Overlegcomité zal hiertoe de nadere regels vastleggen.
§ 5. De besteding van de krachtens artikel 8, § 4, vrijgekomen middelen maakt het voorwerp uit van overleg tussen de betrokken overheden. Dit overleg vindt plaats in het kader van het Overlegcomité, zoals voorzien in artikel 5.
§ 2. Het bedrag dat de federale overheid volgens de in artikel 8 bepaalde verdeelsleutel voor cofinanciering van de in artikel 8, § 4, vermelde gezamenlijke acties in de betrokken gewesten of de Duitstalige Gemeenschap in een gegeven begrotingsjaar van de periode 2000-2004 inzet kan nooit groter zijn dan de door het betrokken gewest of de Duitstalige Gemeenschap feitelijk gerealiseerde inspanning in dit begrotingsjaar.
Jaarlijks en dit uiterlijk op 1 juli wordt door de gewesten en de Duitstalige Gemeenschap aan de federale overheid een overzicht bezorgd van de voor het volgend begrotingsjaar voorgenomen inzet van financiële middelen.
§ 3. De feitelijk gerealiseerde inspanning van het betrokken gewest of de Duitstalige Gemeenschap wordt gecontroleerd op basis van de effectieve vastleggingen.
Jaarlijks en dit uiterlijk op 1 maart wordt door de gewesten en de Duitstalige Gemeenschap aan de federale overheid een overzicht bezorgd van de effectieve besteding van de middelen in het afgelopen begrotingsjaar.
§ 4. Wanneer de in § 3 bedoelde inspanning voor een gegeven begrotingsjaar in bedoelde periode lager ligt dan de in artikel 9, § 1, voorziene inspanning, kan de federale overheid in het daaropvolgend begrotingsjaar het in artikel 8, § 3, bedoelde bedrag verminderen met het verschil tussen dit laatste bedrag en de in artikel 9, § 3, bedoelde inspanning, tenzij het betrokken gewest of de Duitstalige Gemeenschap een gegronde reden kan aangeven voor deze situatie. Het Overlegcomité zal hiertoe de nadere regels vastleggen.
§ 5. De besteding van de krachtens artikel 8, § 4, vrijgekomen middelen maakt het voorwerp uit van overleg tussen de betrokken overheden. Dit overleg vindt plaats in het kader van het Overlegcomité, zoals voorzien in artikel 5.
Art.9. § 1er. Pour la période 2000-2004, en vue du cofinancement des efforts communs, les Régions concernées et la Communauté germanophone prévoient annuellement un effort financier supplémentaire par rapport au budget 1999 qui est pour le moins égal au montant que les autorités fédérales accordent à l'exécution du programme commun, visé à l'article 8, § 4, chaque année, selon la clé de répartition fixée à l'article 8.
§ 2. Durant une année budgétaire de la période 2000-2004, le montant que les autorités fédérales accordent - selon la clé de répartition fixée à l'article 8 - en vue de cofinancer le programme commun visé à l'article 8, § 4, ne peut jamais être supérieur à l'effort réalisé par la région concernée ou la Communauté germanophone durant cette année budgétaire.
Chaque année et, au plus tard, le 1er juillet, les Régions et la Communauté germanophone communiquent aux autorités fédérales une prévision des moyens financiers qu'elles comptent affecter durant l'année budgétaire suivante.
§ 3. L'effort réalisé par la Région concernée ou la Communauté germanophone est contrôlé sur base des engagements effectivement réalisés.
Chaque année et, au plus tard, le 1er mars, les Régions et la Communauté germanophone communiquent aux autorités fédérales un rapport relatif aux moyens financiers engagés durant l'année budgétaire précédente.
§ 4. Lorsque l'effort visé au § 3, pour une année budgétaire de la période précitée, est inférieur au montant prévu à l'article 9, § 1er, les autorités fédérales peuvent diminuer, au cours de l'année budgétaire suivante, le montant visé à l'article 8, § 3, à concurrence de la différence entre ce dernier et l'effort prévu à l'article 9, § 3, sauf si la région concernée ou la Communauté germanophone peut fournir une explication motivée de cette situation. Le comité de concertation établira à cet effet les règles afférentes.
§ 5. L'affectation des moyens libérés en vertu de l'article 8, § 4, fait l'objet d'une concertation entre les autorités concernées. Celle-ci a lieu dans le cadre du Comité visé à l'article 5.
§ 2. Durant une année budgétaire de la période 2000-2004, le montant que les autorités fédérales accordent - selon la clé de répartition fixée à l'article 8 - en vue de cofinancer le programme commun visé à l'article 8, § 4, ne peut jamais être supérieur à l'effort réalisé par la région concernée ou la Communauté germanophone durant cette année budgétaire.
Chaque année et, au plus tard, le 1er juillet, les Régions et la Communauté germanophone communiquent aux autorités fédérales une prévision des moyens financiers qu'elles comptent affecter durant l'année budgétaire suivante.
§ 3. L'effort réalisé par la Région concernée ou la Communauté germanophone est contrôlé sur base des engagements effectivement réalisés.
Chaque année et, au plus tard, le 1er mars, les Régions et la Communauté germanophone communiquent aux autorités fédérales un rapport relatif aux moyens financiers engagés durant l'année budgétaire précédente.
§ 4. Lorsque l'effort visé au § 3, pour une année budgétaire de la période précitée, est inférieur au montant prévu à l'article 9, § 1er, les autorités fédérales peuvent diminuer, au cours de l'année budgétaire suivante, le montant visé à l'article 8, § 3, à concurrence de la différence entre ce dernier et l'effort prévu à l'article 9, § 3, sauf si la région concernée ou la Communauté germanophone peut fournir une explication motivée de cette situation. Le comité de concertation établira à cet effet les règles afférentes.
§ 5. L'affectation des moyens libérés en vertu de l'article 8, § 4, fait l'objet d'une concertation entre les autorités concernées. Celle-ci a lieu dans le cadre du Comité visé à l'article 5.
Art.10. De ondertekenende partijen verbinden zich ertoe om met betrekking tot de overige financiële middelen die door hen worden ingezet ter ondersteuning van de in artikel 1, § 2, vermelde pijlers elkaar te informeren teneinde de in artikel 4 bedoelde principes te respecteren.
Art.10. Les parties contractantes s'engagent à s'échanger des informations au sujet des moyens financiers qu'elles affectent au renforcement des piliers cités à l'article 1er, § 2, et ce, en vue de respecter les principes visés à l'article 4.
HOOFDSTUK III. - Verbintenissen van de federale staat.
CHAPITRE III. - Engagements de l'Etat fédéral.
Art.11. In uitvoering van artikel 1, § 2, 1° en 3°, verbindt de federale overheid er zich toe tijdens deze legislatuur de nodige maatregelen te nemen om te komen tot de correcte toepassing van de artikelen 41 en 42 van de wet van 4 mei 1999 met het oog op de ontwikkeling van de sociale economie. Het toepassingsgebied van deze maatregel, inzonderheid de erkenning van de eventueel in aanmerking komende operatoren, zal in gezamenlijk overleg met de betrokken partijen vastgesteld worden.
Art.11. En exécution de l'article 1er, § 2, 1° et 3°, les autorités fédérales s'engagent à livrer, au cours de cette législature, des efforts supplémentaires visant une application correcte des articles 41 et 42 de la loi du 4 mai 1999 en vue du développement de l'économie. Le champ d'application de cette mesure, notamment la reconnaissance des opérateurs entrants éventuellement en ligne de compte, sera déterminé en concertation avec les parties concernées.
Art.12. De federale overheid verbindt er zich toe om in samenspraak met de Duitstalige Gemeenschap en de Gewesten de toepassing van en de wetgeving inzake de rechtsvormen (vzw- of vennootschapswetgeving) en hun fiscaal regime te evalueren in het licht van de in artikel 1, § 2, 1°, vermelde doelstellingen en de maatregelen te onderzoeken die het gebruik ervan in deze optiek bevorderen. De Minister van Financiën zal voor dit dossier instaan.
Art.12. En concertation avec la Communauté germanophone et les Régions, les autorités fédérales s'engagent à évaluer, à la lumière des objectifs visés à l'article 1er, § 2, 1°, l'application de la législation relative aux formes juridiques des entreprises d'économie sociale (législation sur les asbl ou sur les sociétés) ainsi que leur régime fiscal et à examiner les mesures à prendre en vue de favoriser leur développement. Le Ministre des Finances sera chargé de l'examen de ce dossier.
Art.13. § 1. In uitvoering van artikel 1, § 2, 1°, verbindt de federale overheid er zich toe voor initiatieven in de sociale economie de toegankelijkheid tot de markt van overheidsopdrachten en de beroepen te vereenvoudigen.
§ 2. In uitvoering van artikel 1, § 2, 1° en 3°, verbindt de federale overheid er zich toe om de wettelijke mogelijkheden inzake de invoering van sociale clausules binnen het kader van de uitvoeringsvoorwaarden voor overheidsopdrachten te onderzoeken en een voorstel uit te werken.
§ 2. In uitvoering van artikel 1, § 2, 1° en 3°, verbindt de federale overheid er zich toe om de wettelijke mogelijkheden inzake de invoering van sociale clausules binnen het kader van de uitvoeringsvoorwaarden voor overheidsopdrachten te onderzoeken en een voorstel uit te werken.
Art.13. § 1er. En exécution de l'article 1er, § 2, 1°, les autorités fédérales s'engagent à simplifier l'accès aux marchés publics et l'accès à la profession pour les initiatives émanant de l'économie sociale.
§ 2. En exécution de l'article 1er, § 2, 1° et 3°, les autorités fédérales s'engagent à examiner les possibilités légales d'introduire des clauses sociales dans les marchés publics et à élaborer une proposition.
§ 2. En exécution de l'article 1er, § 2, 1° et 3°, les autorités fédérales s'engagent à examiner les possibilités légales d'introduire des clauses sociales dans les marchés publics et à élaborer une proposition.
Art.14. § 1. In uitvoering van artikel 2, § 2, verbindt de federale overheid er zich toe middels specifieke conventies tussen de Federale Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie en de betrokken overheden, voor wie steeds optreedt de Minister bevoegd voor Werkgelegenheid en Sociale Economie, een activering van de bestaansminimumuitkeringen te realiseren ter cofinanciering van tewerkgestelde bestaansminimumgerechtigden en financiële steuntrekkers binnen deze programma's die door de diensten van de gewesten of de Duitstalige Gemeenschap worden uitgevoerd of onder het beheer ervan plaatsvinden en die belangrijke werkgelegenheidskansen bieden voor kansengroepen.
§ 2. In uitvoering van artikel 1, § 2, 1°, en artikel 2, § 2, verbindt de federale overheid er zich toe om ten behoeve van de terbeschikkingstelling van bestaansminimumgerechtigden en - financiële steuntrekkers aan sociale economie initiatieven een verhoogde staatstussenkomst te verstrekken. Het toepassingsgebied van deze maatregel wordt in gezamenlijk overleg met de betrokken partijen vastgesteld.
§ 3. In uitvoering van artikel 1, § 2, 1°, en artikel 2, § 2, verbindt de federale overheid er zich toe duurzame activering van de werkloosheids- en bestaansminimumuitkeringen tot stand te brengen voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid binnen sociale economie initiatieven.
Het toepassingsgebied van deze maatregel wordt in gezamenlijk overleg met de betrokken partijen vastgesteld.
§ 2. In uitvoering van artikel 1, § 2, 1°, en artikel 2, § 2, verbindt de federale overheid er zich toe om ten behoeve van de terbeschikkingstelling van bestaansminimumgerechtigden en - financiële steuntrekkers aan sociale economie initiatieven een verhoogde staatstussenkomst te verstrekken. Het toepassingsgebied van deze maatregel wordt in gezamenlijk overleg met de betrokken partijen vastgesteld.
§ 3. In uitvoering van artikel 1, § 2, 1°, en artikel 2, § 2, verbindt de federale overheid er zich toe duurzame activering van de werkloosheids- en bestaansminimumuitkeringen tot stand te brengen voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid binnen sociale economie initiatieven.
Het toepassingsgebied van deze maatregel wordt in gezamenlijk overleg met de betrokken partijen vastgesteld.
Art.14. § 1er. En exécution de l'article 2, § 2, les autorités fédérales s'engagent à réaliser une activation du minimum de moyens d'existence et de l'aide sociale financière afin de cofinancer le coût des bénéficiaires mis au travail dans ces programmes réalisés par les services des Régions ou la Communauté germanophone ou réalisés sous leur gestion et qui offrent d'importantes possibilités d'emploi aux groupes à opportunités. A cet effet, des conventions seront conclues entre le Ministre fédéral compétent pour l'intégration sociale et l'économie sociale et les autorités concernées, représentées en la personne du Ministre compétent pour l'Emploi et du Ministre compétent pour les aspects fonctionnels.
§ 2. En exécution de l'article 1er, § 2, 1°, et de l'article 2, § 2, les autorités fédérales s'engagent à fournir des subsides supplémentaires à des initiatives de l'économie sociale dans le cadre de la mise à disposition de minimexes et bénéficiaires de l'aide sociale. Le champ d'application de cette mesure est déterminé en concertation avec les parties concernées.
§ 3. En exécution de l'article 1er, § 2, 1°, et l'article 2, § 2, les autorités fédérales s'engagent à assurer l'activation permanente des allocations de chômage et du minimex pour le développement de l'emploi dans le cadre de l'économie sociale. Le champ d'application de cette mesure sera déterminé en concertation avec les parties concernées.
§ 2. En exécution de l'article 1er, § 2, 1°, et de l'article 2, § 2, les autorités fédérales s'engagent à fournir des subsides supplémentaires à des initiatives de l'économie sociale dans le cadre de la mise à disposition de minimexes et bénéficiaires de l'aide sociale. Le champ d'application de cette mesure est déterminé en concertation avec les parties concernées.
§ 3. En exécution de l'article 1er, § 2, 1°, et l'article 2, § 2, les autorités fédérales s'engagent à assurer l'activation permanente des allocations de chômage et du minimex pour le développement de l'emploi dans le cadre de l'économie sociale. Le champ d'application de cette mesure sera déterminé en concertation avec les parties concernées.
HOOFDSTUK IV. - Gezamenlijke verbintenissen van de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap.
CHAPITRE IV. - Engagements communs des Régions et des Communautés.
Art.15. De gewesten en de Duitstalige Gemeenschap verbinden zich ertoe om in het kader van hun bevoegdheden te voorzien in toeleiding en trajectbegeleiding om werkzoekenden en meer specifiek kansengroepen toe te leiden naar volwaardige werkgelegenheid.
Art.15. Les Régions et la Communauté germanophone s'engagent, dans le cadre de leurs compétences, à assurer la guidance et le plan d'accompagnement des demandeurs d'emploi, plus particulièrement des groupes cibles afin que ceux-ci puissent accéder à l'emploi à part entière.
Art.16. In uitvoering van artikel 1, § 2, 1°, verbinden de gewesten en de Duitstalige Gemeenschap er zich toe om in het kader van hun bevoegdheden initiatieven te nemen om de toegang voor de sociale economie tot risicokapitaal en investeringskredieten te optimaliseren en bestaande structuren op dit vlak voor de sociale economie in voorkomend geval bij te sturen en waar nodig aan te vullen.
Art.16. En exécution de l'article 1er, § 2, 1°, les Régions et la Communauté germanophone s'engagent dans le cadre de leurs compétences à optimaliser l'accès de l'économie sociale au capital à risque et aux crédits d'investissements. Elles ajusteront, le cas échéant, les structures qui existent pour l'économie sociale sur ce plan.
Art.17. De gewesten en de Duitstalige Gemeenschap verbinden zich ertoe om de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn op het niveau van het werkgelegenheidsbeleid als volwaardige partner te erkennen. Hiertoe zullen gezamenlijk tussen vernoemde partijen, de lokale Overheden of de representatieve organisaties voor de lokale besturen en de federale overheid, afzonderlijke overeenkomsten worden afgesloten.
Art.17. Les Régions et la Communauté germanophone s'engagent à reconnaître les Centres publics d'aide sociale en tant que partenaire à part entière au niveau de la politique d'emploi. A cet effet, des conventions séparées seront conjointement conclues entre les parties citées, les autorités locales ou les organisations représentatives pour les administrations locales et les autorités fédérales.
Art. 18. De budgettaire inspanningen die door de ondertekenende partijen in het kader van artikel 8 en 9 van dit sarnenwerkingsakkoord worden genomen kunnen tevens worden beschouwd als publieke cofinanciering in het kader van het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.
Art. 18. Les efforts budgétaires consentis par les parties contractantes dans le cadre de l'article 8 et 9 du présent accord de coopération peuvent être considérés comme un cofinancement public dans le cadre du Fonds social européen et du Fonds européen pour le Développement régional.