Artikel 1. Met ingang van 1 april 1995 kunnen restauratiepremies, als bedoeld in [1 artikel 10.2.1, 1°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013]1, toegekend worden voor werken aan beschermde monumenten toebehorende aan de NV Mijnen en rechtsopvolgers. In geval van vervreemding van deze monumenten dienen de premies niet te worden terugbetaald.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
8 DECEMBER 1998. - Decreet houdende diverse bepalingen naar aanleiding van de begrotingscontrole 1998(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-01-1999 en tekstbijwerking tot 28-12-2018)
Titre
8 DECEMBRE 1998. - Décret contenant diverses dispositions dans le cadre du contrôle budgétaire 1998 (TRADUCTION)(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 26-01-1999 et mise à jour au 28-12-2018)
Informations sur le document
Numac: 1999035050
Datum: 1998-12-08
Info du document
Numac: 1999035050
Date: 1998-12-08
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Monumenten en Landschappen.
HOOFDSTUK II. - BLOSO.
HOOFDSTUK III. - Stedelijk beleid.
HOOFDSTUK IV. - Buitenlands beleid.
HOOFDSTUK V. - Waarborg van het Vlaamse Gewest ...
HOOFDSTUK VI. - Vlaamse Landmaatschappij.
HOOFDSTUK VII. - Plantin Moretus Museum.
HOOFDSTUK VIII. - VITO.
HOOFDSTUK IX. - Technopolis.
Table des matières
CHAPITRE I. - Monuments et sites.
CHAPITRE II. - BLOSO.
CHAPITRE III;- Politique urbaine.
CHAPITRE IV. - Politique étrangère.
CHAPITRE V. - Garantie de la Région flamande co...
CHAPITRE VI. - Société flamande terrienne.
CHAPITRE VII. - Musée Plantin Moretus.
CHAPITRE VIII. - VITO.
CHAPITRE IX. - Technopolis.
Tekst (25)
Texte (25)
HOOFDSTUK I. - Monumenten en Landschappen.
CHAPITRE I. - Monuments et sites.
Article 1. A partir du 1er avril 1995, des primes de restauration telles que visées [1 à l'article 10.2.1, 1°, du Décret relatif au Patrimoine immobilier du 12 juillet 2013]1 peuvent être allouées pour des travaux aux monuments protégés qui appartiennent à la "NV Mijnen" et à ses ayants cause. En cas d'aliénation de ces monuments, les primes ne doivent pas être remboursées.
Modifications
Art.2. § 1. Voor de toekenning van een restauratiepremie voor werken uitgevoerd door regionale en lokale besturen wordt onverminderd de wet-, decreet- en regelgeving inzake het administratief toezicht, de inschrijving goedgekeurd door het opdrachtgevend bestuur. Wanneer dit bestuur de opdracht niet toewijst aan de laagste regelmatige bieder, kan de Vlaamse regering het bedrag van de premie vaststellen op basis van de inschrijving van de laagste regelmatige bieding.
§ 2. De Vlaamse regering kan bij de toekenning van een restauratiepremie, onverminderd de wet van 24 december 1993 op de overheidsopdrachten en haar uitvoeringsbesluiten, met het oog op een doelmatige en resultaatgerichte aanwending van haar begrotingskredieten, de duurzame kwaliteit van de restauratiewerken, de bevordering van het vakmanschap, het stimuleren van de tewerkstelling en de herbestemming en ontsluiting van de monumenten, voorwaarden opleggen inzake de wijze waarop de restauratiewerken geconcipieerd en gegund worden.
§ 2. De Vlaamse regering kan bij de toekenning van een restauratiepremie, onverminderd de wet van 24 december 1993 op de overheidsopdrachten en haar uitvoeringsbesluiten, met het oog op een doelmatige en resultaatgerichte aanwending van haar begrotingskredieten, de duurzame kwaliteit van de restauratiewerken, de bevordering van het vakmanschap, het stimuleren van de tewerkstelling en de herbestemming en ontsluiting van de monumenten, voorwaarden opleggen inzake de wijze waarop de restauratiewerken geconcipieerd en gegund worden.
Art.2. § 1er. En ce qui concerne l'octroi d'une prime de restauration pour des travaux entrepris par des pouvoirs régionaux ou locaux, la soumission est approuvée par l'autorité adjudicatrice, sans préjudice des dispositions légales, décrétales et réglementaires en matière de tutelle administrative. Lorsque ce pouvoir n'attribue pas le marché au soumissionnaire régulier le plus bas, le Gouvernement flamand peut fixer le montant de la prime sur la base de la soumission régulière la plus basse.
§ 2. Sans préjudice de la loi du 24 décembre 1993 sur les marchés publics et ses arrêtés d'exécution, le Gouvernement flamand peut, en cas d'octroi d'une prime de restauration et en vue d'une affectation efficace des crédits budgétaires, de la qualité durable des travaux de restauration, de la promotion du métier, de la stimulation de l'emploi et de la réaffectation et de la valorisation des monuments, imposer des conditions concernant le mode de conception et de passation des travaux de restauration.
§ 2. Sans préjudice de la loi du 24 décembre 1993 sur les marchés publics et ses arrêtés d'exécution, le Gouvernement flamand peut, en cas d'octroi d'une prime de restauration et en vue d'une affectation efficace des crédits budgétaires, de la qualité durable des travaux de restauration, de la promotion du métier, de la stimulation de l'emploi et de la réaffectation et de la valorisation des monuments, imposer des conditions concernant le mode de conception et de passation des travaux de restauration.
Art.3. In artikel 2, 2°, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten worden de woorden "inbegrepen de zich erin bevindende roerende zaken, onroerend door bestemming", vervangen door de woorden " met inbegrip van de cultuurgoederen die er integrerend deel van uitmaken, inzonderheid de bijhorende uitrusting en de decoratieve elementen".
Art.3. Dans l'article 2,2° du décret du 3 mars 1976 réglant la protection des monuments et des sites urbains, les mots "y compris les objets mobiliers qui en font partie et qui sont devenus immeubles par destination", sont remplacés par les mots "y compris les biens culturels qui en font partie intégrante, notamment l'équipement complémentaire et les éléments décoratifs".
HOOFDSTUK II. - BLOSO.
CHAPITRE II. - BLOSO.
Art.4. Het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en de Openluchtrecreatie wordt met terugwerkende kracht op 25 september 1997 gemachtigd toe te treden tot de vzw Topsporthal Gent.
Art.4. Le "Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en de Openluchtrecreatie" (Commissariat général à la Promotion de l'Education physique, du Sport et de la Récréation en plein air) est autorisé avec effet rétroactif au 25 septembre 1997, de s'affilier à l'asbl Topsporthal Gent.
HOOFDSTUK III. - Stedelijk beleid.
CHAPITRE III;- Politique urbaine.
Art.5. In artikel 3 van het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds, gewijzigd bij het decreet van 19 december 1997, wordt § 3 vervangen door wat volgt :
"§ 3. Het vastleggingskrediet wordt elk jaar verhoogd met een bedrag gelijk aan de netto-opbrengst, in het kalenderjaar dat het jaar van de inschrijving van het vastleggingskrediet voorafgaat, van de in hoofdstuk VIII, afdeling 2 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 bedoelde heffingen, intresten en administratieve geldboetes ten voordele van het Vlaamse Gewest, verminderd met :
1° de vergoeding voor de administratiekosten, bedoeld in artikel 44 van hetzelfde decreet;
2° het bedrag ter dekking van de uitgaven verbonden aan een steunpunt Armoedebestrijding;
3° de kosten voor bekendmaking van de werking van het Sociaal Impulsfonds en van de acties, die zijn gefinancierd met trekkingsrechten op het Sociaal Impulsfonds.".
"§ 3. Het vastleggingskrediet wordt elk jaar verhoogd met een bedrag gelijk aan de netto-opbrengst, in het kalenderjaar dat het jaar van de inschrijving van het vastleggingskrediet voorafgaat, van de in hoofdstuk VIII, afdeling 2 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 bedoelde heffingen, intresten en administratieve geldboetes ten voordele van het Vlaamse Gewest, verminderd met :
1° de vergoeding voor de administratiekosten, bedoeld in artikel 44 van hetzelfde decreet;
2° het bedrag ter dekking van de uitgaven verbonden aan een steunpunt Armoedebestrijding;
3° de kosten voor bekendmaking van de werking van het Sociaal Impulsfonds en van de acties, die zijn gefinancierd met trekkingsrechten op het Sociaal Impulsfonds.".
Art.5. Dans l'article 3 du décret du 14 mai 1996 réglementant le fonctionnement et la répartition du "Sociaal Impulsfonds" (Fonds d'impulsion sociale), modifié par le décret du 19 décembre 1997, le § 3 est remplacé par ce qui suit :
"§ 3. Le crédit d'engagement est majoré chaque année d'un montant égal au produit net, au cours de l'année calendrier précédant celle de l'inscription du crédit d'engagement, des redevances, intérêts et amendes administratives visés au chapitre VIII, section 2 du décret du 22 décembre 1995 contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 1996, qui reviennent à la Région flamande, diminué :
1° du remboursement des frais administratifs visés à l'article 44 du même décret;
2° du montant affecté en couverture des dépenses d'un centre de conseil pour la lutte contre la pauvreté;
3° des frais d'annonce des activités du "Sociaal Impulsfonds" et des actions financées à l'aide des droits de tirage sur le "Sociaal Impulsfonds"."
"§ 3. Le crédit d'engagement est majoré chaque année d'un montant égal au produit net, au cours de l'année calendrier précédant celle de l'inscription du crédit d'engagement, des redevances, intérêts et amendes administratives visés au chapitre VIII, section 2 du décret du 22 décembre 1995 contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 1996, qui reviennent à la Région flamande, diminué :
1° du remboursement des frais administratifs visés à l'article 44 du même décret;
2° du montant affecté en couverture des dépenses d'un centre de conseil pour la lutte contre la pauvreté;
3° des frais d'annonce des activités du "Sociaal Impulsfonds" et des actions financées à l'aide des droits de tirage sur le "Sociaal Impulsfonds"."
HOOFDSTUK IV. - Buitenlands beleid.
CHAPITRE IV. - Politique étrangère.
HOOFDSTUK V. - Waarborg van het Vlaamse Gewest ten aanzien van het bestaand consortiumkrediet van de NV Tunnel Liefkenshoek.
CHAPITRE V. - Garantie de la Région flamande concernant un crédit de consortium de la S.A. "Tunnel Liefkenshoek".
Art.7. In artikel 29, § 2, van het decreet van 8 juli 1997 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1997 wordt het eerste lid vervangen door de bepaling die volgt :
"De Vlaamse regering wordt gemachtigd om de waarborg van het Vlaamse Gewest te hechten aan een krediet van de NV Tunnel Liefkenshoek of aan een programma thesauriebewijzen, waarmee het bestaande consortiumkrediet wordt terugbetaald.".
"De Vlaamse regering wordt gemachtigd om de waarborg van het Vlaamse Gewest te hechten aan een krediet van de NV Tunnel Liefkenshoek of aan een programma thesauriebewijzen, waarmee het bestaande consortiumkrediet wordt terugbetaald.".
Art.7. Dans l'article 29, § 2 du décret du 8 juillet 1997 contenant diverses mesures d'accompagnement de l'ajustement du budget 1997, le premier alinéa est remplacé par la disposition suivante :
"Le Gouvernement flamand est autorisé à accorder la garantie de la Région flamande à un crédit ouvert à la S.A. "Tunnel Liefkenshoek" ou à un programme de titres de trésorerie pour rembourser le crédit de consortium existant.".
"Le Gouvernement flamand est autorisé à accorder la garantie de la Région flamande à un crédit ouvert à la S.A. "Tunnel Liefkenshoek" ou à un programme de titres de trésorerie pour rembourser le crédit de consortium existant.".
HOOFDSTUK VI. - Vlaamse Landmaatschappij.
CHAPITRE VI. - Société flamande terrienne.
Art.8. In artikel 3 van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij wordt het woord "Gemeenschapscommissaris" vervangen door het woord "Commissaris van de Vlaamse regering".
Art.8. Dans l'article 3 du décret du 21 décembre 1988 portant création d'une Société flamande terrienne, les mots "Commissaire de la Communauté" sont remplacés par les mots "Commissaire du Gouvernement flamand".
Art.9. Artikel 5 van hetzelfde decreet, wordt vervangen door wat volgt :
"Artikel 5. De raad van bestuur van de Maatschappij bestaat uit minimum 13 leden en maximum 17 leden, waaronder een voorzitter en een vice-voorzitter. De Vlaamse regering bepaalt het aantal leden van de raad van bestuur, benoemt en ontslaat de voorzitter, de vice-voorzitter en de overige leden van de raad van bestuur. Onder de leden worden zoveel bestuurders benoemd als er provincies vertegenwoordigd zijn in de vergadering der aandeelhouders, op een door deze provincies voorgedragen dubbele lijst waarbij elke provincie een mannelijke en een vrouwelijke kandidaat voordraagt.".
"Artikel 5. De raad van bestuur van de Maatschappij bestaat uit minimum 13 leden en maximum 17 leden, waaronder een voorzitter en een vice-voorzitter. De Vlaamse regering bepaalt het aantal leden van de raad van bestuur, benoemt en ontslaat de voorzitter, de vice-voorzitter en de overige leden van de raad van bestuur. Onder de leden worden zoveel bestuurders benoemd als er provincies vertegenwoordigd zijn in de vergadering der aandeelhouders, op een door deze provincies voorgedragen dubbele lijst waarbij elke provincie een mannelijke en een vrouwelijke kandidaat voordraagt.".
Art.9. L'article 5 du même décret est remplacé par la disposition suivante :
"Article 5. Le Conseil d'Administration de la Société est composé de 13 membres au moins et de 17 membres au maximum, dont un président et un vice-président. Le Gouvernement flamand détermine le nombre de membres du conseil d'administration, nomme et révoque le président, le vice-président et les autres membres du conseil d'administration. Il est nommé parmi les membres autant d'administrateurs qu'il y a de provinces représentées à l'assemblée des actionnaires, sur une liste double proposée par ces provinces, chaque province proposant un candidat mâle et un candidat féminin." ;
"Article 5. Le Conseil d'Administration de la Société est composé de 13 membres au moins et de 17 membres au maximum, dont un président et un vice-président. Le Gouvernement flamand détermine le nombre de membres du conseil d'administration, nomme et révoque le président, le vice-président et les autres membres du conseil d'administration. Il est nommé parmi les membres autant d'administrateurs qu'il y a de provinces représentées à l'assemblée des actionnaires, sur une liste double proposée par ces provinces, chaque province proposant un candidat mâle et un candidat féminin." ;
Art.10. In artikel 6, § 4, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 december 1990, worden de woorden "kaderend in het GlS-Vlaanderen" vervangen door de woorden "voor haar beleidsdoeleinden binnen de normen van GlS-Vlaanderen.".
Art.10. Dans l'article 6, § 4, du même décret, modifié par le décret du 12 décembre 1990, les mots "qui s'inscrit dans le cadre de GIS Vlaanderen", sont remplacés par les mots "pour ses objectifs politiques dans le cadre des normes de GIS-Vlaanderen.".
Art.11. Aan artikel 6 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 12 december 1990,23 januari 1991 en 7 juli 1998 wordt een § 7 toegevoegd, die luidt als volgt :
"§ 7. De Maatschappij wordt belast met de taken die haar door het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, zijn opgedragen.".
"§ 7. De Maatschappij wordt belast met de taken die haar door het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, zijn opgedragen.".
Art.11. Il est ajouté à l'article 6 du même décret, modifié par les décrets des 12 décembre 1990, 23 janvier 1991 et 7 juillet 1998, un § 7 libellé comme suit :
"§ 7. La Société est chargée des missions qui lui ont été conférées par le décret du 21 octobre 1997 concernant la conservation de la nature et le milieu naturel.".
"§ 7. La Société est chargée des missions qui lui ont été conférées par le décret du 21 octobre 1997 concernant la conservation de la nature et le milieu naturel.".
HOOFDSTUK VII. - Plantin Moretus Museum.
CHAPITRE VII. - Musée Plantin Moretus.
Art.12. De Vlaamse regering wordt gemachtigd om het eigendomsaandeel van de Vlaamse Gemeenschap, zijnde 23/30sten, in de onroerende goederen die het Museum "Christoffel Plantijn" vormen en gelegen zijn te Antwerpen, Vrijdagmarkt 22 en Vrijdagmarktstraatje 2, gekadastreerd onder Antwerpen, 4e afdeling, secties D 574 A (63 ca) en D 575 F (20 a 20 ca), kosteloos over te dragen aan de Stad Antwerpen.
De in het eerste lid vermelde goederen worden overgedragen in de staat waarin zij zich bevinden, met de actieve en passieve erfdienstbaarheden, zichtbare en verborgen gebreken, de bijzondere lasten en verplichtingen verbonden aan hun verwerving, de lasten van het verleden evenals de gebeurlijk aan derden toegestane rechten en op uitdrukkelijke voorwaarde van behoud van hun bestemming als museum.
De in het eerste lid vermelde goederen worden overgedragen in de staat waarin zij zich bevinden, met de actieve en passieve erfdienstbaarheden, zichtbare en verborgen gebreken, de bijzondere lasten en verplichtingen verbonden aan hun verwerving, de lasten van het verleden evenals de gebeurlijk aan derden toegestane rechten en op uitdrukkelijke voorwaarde van behoud van hun bestemming als museum.
Art.12. Le Gouvernement flamand est autorisé à céder à titre gratuit à la Ville d'Anvers, la part de propriété de la Communauté flamande, soit 23/30ème, dans les biens immobiliers constituant le musée "Christoffel Plantijn", situés à Anvers, Vrijdagmarkt, 22 et Vrijdagmarktstraatje, 2, cadastrés sous Anvers, 4.e division, sections D 574 A (63 ca) et D 575 F (20 a 20 ca).
Les biens cités au premier alinéa sont cédés en l'état où ils se trouvent, avec les servitudes actives et passives, les défauts visibles et invisibles, les charges et obligations spéciales liées à leur acquisition, les charges du passé ainsi que les droits éventuellement accordés aux tiers, et à la condition expresse que leur destination comme musée soit maintenue.
Les biens cités au premier alinéa sont cédés en l'état où ils se trouvent, avec les servitudes actives et passives, les défauts visibles et invisibles, les charges et obligations spéciales liées à leur acquisition, les charges du passé ainsi que les droits éventuellement accordés aux tiers, et à la condition expresse que leur destination comme musée soit maintenue.
HOOFDSTUK VIII. - VITO.
CHAPITRE VIII. - VITO.
Art.13. In het decreet van 23 januari 1991 betreffende de Vlaamse instelling voor Technologisch Onderzoek wordt artikel 20 vervangen door wat volgt :
"Artikel 20. De raad van bestuur wijst een administratief directeur en maximum drie onderzoeksdirecteurs aan voor een periode van hoogstens zes jaar. Hun aanwijzing is hernieuwbaar.".
"Artikel 20. De raad van bestuur wijst een administratief directeur en maximum drie onderzoeksdirecteurs aan voor een periode van hoogstens zes jaar. Hun aanwijzing is hernieuwbaar.".
Art.13. Dans le décret du 23 janvier 1991 concernant la "Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek" (Etablissement flamand de recherche technologique), l'article 20 est remplacé par la disposition suivante :
"Article 20. Le conseil d'administration désigne un directeur administratif et au maximum trois directeurs de recherche pour une période de six ans au maximum. Leur désignation est renouvelable.".
"Article 20. Le conseil d'administration désigne un directeur administratif et au maximum trois directeurs de recherche pour une période de six ans au maximum. Leur désignation est renouvelable.".
Art.14. In hetzelfde decreet wordt artikel 21 vervangen door wat volgt :
"Artikel 21. § 1. Binnen de VITO wordt het onderzoek in de domeinen energie, leefmilieu en grondstoffen (met inbegrip van nieuwe materialen) programmatorisch en organisatorisch geconcentreerd rond een aantal specifieke thema's, in functie waarvan er een overeenkomstig aantal expertisecentra worden opgericht.
§ 2. De verantwoordelijkheid voor het wetenschappelijk, technisch, budgettair en administratief beheer van een expertisecentrum wordt toevertrouwd aan een hoofd, dat handelt onder de directe leiding van een onderzoeksdirecteur. De technische en administratieve diensten worden geleid door de administratief directeur.
§ 3. Het mandaat van administratief directeur en onderzoeksdirecteur is onverenigbaar met het bekleden van enig ander ambt of het uitoefenen van enig ander beroep.".
"Artikel 21. § 1. Binnen de VITO wordt het onderzoek in de domeinen energie, leefmilieu en grondstoffen (met inbegrip van nieuwe materialen) programmatorisch en organisatorisch geconcentreerd rond een aantal specifieke thema's, in functie waarvan er een overeenkomstig aantal expertisecentra worden opgericht.
§ 2. De verantwoordelijkheid voor het wetenschappelijk, technisch, budgettair en administratief beheer van een expertisecentrum wordt toevertrouwd aan een hoofd, dat handelt onder de directe leiding van een onderzoeksdirecteur. De technische en administratieve diensten worden geleid door de administratief directeur.
§ 3. Het mandaat van administratief directeur en onderzoeksdirecteur is onverenigbaar met het bekleden van enig ander ambt of het uitoefenen van enig ander beroep.".
Art.14. Dans le même décret, l'article 21 est remplacé par la disposition suivante :
"Article 21. § 1er. Au sein du VITO, la recherche dans les domaines de l'énergie, de l'environnement et des matières premières (y compris les nouveaux matériaux) s'articule sur le plan de la programmation et de l'organisation, autour d'un nombre de thèmes spécifiques en fonction desquels un nombre de centres d'expertise seront créés.
§ 2. La responsabilité de la gestion scientifique, technique, budgétaire et administrative d'un centre d'expertise, est confiée à un dirigeant qui est placé sous l'autorité directe d'un directeur de recherche. Les services techniques et administratifs sont dirigés par un directeur administratif.
§ 3. Le mandat de directeur administratif et de directeur de recherche est incompatible avec l'exercice de toute autre fonction ou l'exercice de toute autre profession.".
"Article 21. § 1er. Au sein du VITO, la recherche dans les domaines de l'énergie, de l'environnement et des matières premières (y compris les nouveaux matériaux) s'articule sur le plan de la programmation et de l'organisation, autour d'un nombre de thèmes spécifiques en fonction desquels un nombre de centres d'expertise seront créés.
§ 2. La responsabilité de la gestion scientifique, technique, budgétaire et administrative d'un centre d'expertise, est confiée à un dirigeant qui est placé sous l'autorité directe d'un directeur de recherche. Les services techniques et administratifs sont dirigés par un directeur administratif.
§ 3. Le mandat de directeur administratif et de directeur de recherche est incompatible avec l'exercice de toute autre fonction ou l'exercice de toute autre profession.".
Art.15. In hetzelfde decreet wordt artikel 31, § 1 vervangen door wat volgt :
"§ 1. De Raad van Bestuur richt in functie van de onderzoeksdomeinen energie, leefmilieu en grondstoffen drie technisch wetenschappelijke adviesraden op voor de evaluatie van de onderzoeksprogramma's en voor de definiëring van de onderzoeksoriëntaties. De samenstelling van de adviesraden wordt bepaald in de statuten.".
"§ 1. De Raad van Bestuur richt in functie van de onderzoeksdomeinen energie, leefmilieu en grondstoffen drie technisch wetenschappelijke adviesraden op voor de evaluatie van de onderzoeksprogramma's en voor de definiëring van de onderzoeksoriëntaties. De samenstelling van de adviesraden wordt bepaald in de statuten.".
Art.15. Dans le même décret, l'article 31, § 1er, est remplacé par la disposition suivante :
"§ 1er. Le Conseil d'administration crée en fonction des domaines de recherche portant sur l'énergie, l'environnement et les matières premières, trois conseils consultatifs technico-scientifiques pour l'évaluation des programmes de recherche et pour la définition des orientations de recherche. La composition des conseils consultatifs est fixée dans les statuts.".
"§ 1er. Le Conseil d'administration crée en fonction des domaines de recherche portant sur l'énergie, l'environnement et les matières premières, trois conseils consultatifs technico-scientifiques pour l'évaluation des programmes de recherche et pour la définition des orientations de recherche. La composition des conseils consultatifs est fixée dans les statuts.".
HOOFDSTUK IX. - Technopolis.
CHAPITRE IX. - Technopolis.
Art. 16. (De Vlaamse regering wordt gemachtigd om het erfpachtrecht van het Vlaamse Gewest in de onroerende goederen gelegen te Mechelen, 3de afdeling 729kS (voorheen: 729f), 731a, 730, 726, 725, 733 en 724, genaamd "Geerdegembroek" tegen een symbolische canon van 1 frank te verlenen aan de NV Technopolis.)
De in het eerste lid vermelde goederen worden overgedragen in de staat waarin zij zich bevinden, met de actieve en passieve erfdienstbaarheden, zichtbare en verborgen gebreken, de bijzondere lasten en verplichtingen verbonden aan het erfpachtrecht, de lasten van het verleden evenals de gebeurlijk aan derden toegestane rechten en op uitdrukkelijke voorwaarde van behoud van hun bestemming als Vlaams doe-centrum voor wetenschap en technologie.
De in het eerste lid vermelde goederen worden overgedragen in de staat waarin zij zich bevinden, met de actieve en passieve erfdienstbaarheden, zichtbare en verborgen gebreken, de bijzondere lasten en verplichtingen verbonden aan het erfpachtrecht, de lasten van het verleden evenals de gebeurlijk aan derden toegestane rechten en op uitdrukkelijke voorwaarde van behoud van hun bestemming als Vlaams doe-centrum voor wetenschap en technologie.
Art. 16. (Le Gouvernement flamand est autorisé à attribuer à la "NV Technopolis" le droit d'emphytéose de la Région flamande dans les biens immobiliers situés à Malines, 3.e division, 729k5 (auparavant : 729f), 731a, 730, 726, 725, 733 et 724, dénommés "Geerdegembroek", moyennant le paiement d'une redevance symbolique de 1 franc.)
Les biens cités au premier alinéa sont cédés en l'état où ils se trouvent, avec les servitudes actives et passives, les défauts visibles et invisibles, les charges et obligations spéciales liées au droit d'emphytéose, les charges du passé ainsi que les droits éventuellement accordés aux tiers, et à la condition expresse que leur destination comme centre interactif pour la science et la technologie soit maintenu.
Les biens cités au premier alinéa sont cédés en l'état où ils se trouvent, avec les servitudes actives et passives, les défauts visibles et invisibles, les charges et obligations spéciales liées au droit d'emphytéose, les charges du passé ainsi que les droits éventuellement accordés aux tiers, et à la condition expresse que leur destination comme centre interactif pour la science et la technologie soit maintenu.