- een werkingssubsidie;
- forfaitaire toelagen per dag;
- een subsidie voor het gemeenschappelijke vervoer van gehandicapten;
- een subsidie voor personeelskosten.
§ 2. De jaarlijkse werkingssubsidie is bedoeld om de werkingskosten te dekken, evenals de kosten van bezetting en afschrijving van kantoren waarvan de inrichting eigenaar of erfpachter is en de kosten van afschrijving van meubilair en medisch en niet-medisch materiaal.
Het in aanmerking te nemen maximumbedrag per type erkenning bedraagt :
- 114 245 frank voor internaten en tehuizen;
- 46 200 frank voor dagcentra en semi-internaten ten behoeve van niet schoolgaanden;
- 42 000 frank voor semi-internaten ten behoeve van schoolgaanden.
Elk bedrag moet worden vermenigvuldigd met de erkende capaciteit.
Het bedrag van de jaarlijkse werkingssubsidie wordt door een bepaald a/b coëfficiënt gewogen, overeenkomstig de volgende modaliteiten :
a = dagen van reële en gelijkaardige aanwezigheid in het voorgaande jaar, inclusief de geregistreerde dagen in het kader van de 10 % overschrijding van de erkende capaciteit in semi-internaten en dagcentra;
b = dagen van theoretische aanwezigheid vermenigvuldigd met de erkende capaciteit.
- 200 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor semi-internaten;
- 200 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor internaten;
- 250 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor tehuizen voor gehandicapten;
- 270 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor verpleegtehuizen;
- 200 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor dagcentra;
- 180 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor erkende inrichtingen die personen opvangen met een ernstige visuele, spraak- en gehoorstoornis.
Het coëfficiënt van het aantal aanwezige dagen word niet toegepast als het gelijk is aan of hoger dan 1. Als het coëfficiënt tussen 0,7 en 0,99 ligt, wordt het evenredig toegepast. Als het coëfficiënt lager is dan 0,7, wordt 0,7 gerekend totdat een herstructurering van de inrichting wordt gepresenteerd.
§ 3. Forfaitaire toelagen per dag ten behoeve van de personeelskosten worden toegekend per dag van effectieve en gelijkaardige aanwezigheid van de begunstigden.
Het in aanmerking te nemen bedrag per type erkenning is :
- 286 frank in erkende internaten voor 30 of meer ten laste geplaatste personen en in semi-internaten voor niet schoolgaanden voor 30 of meer ten laste geplaatste minderjarigen;
- 303 frank in erkende internaten voor minder dan 30 ten laste geplaatste personen en in semi-internaten voor niet schoolgaanden voor minder dan 30 ten laste geplaatste minderjarigen;
- 326 frank in tehuizen;
- 158 frank in dagcentra voor meerderjarigen, voor 30 of meer ten laste geplaatste personen;
- 171 frank in dagcentra voor meerderjarigen, voor minder dan 30 ten laste geplaatste personen;
- 148 frank in semi-internaten voor schoolgaanden, voor 30 of meer ten laste geplaatste personen;
- 161 francs in semi-internaten voor schoolgaanden, voor minder dan 30 ten laste geplaatste personen.
§ 4. Voor de berekening van de subsidie voor de kosten van het gemeenschappelijk vervoer in dagcentra, semi-internaten voor niet schoolgaanden en tijdens de schoolvakanties in semi-internaten voor schoolgaanden, is het maximumbedrag dat in aanmerking dient te worden genomen :
- voor de inrichtingen die over eigen vervoermiddelen beschikken, de som van de reële kosten;
- voor de inrichtingen die niet over eigen vervoermiddelen beschikken, een subsidie per kilometer, vastgesteld op maximaal 40 frank excl. BTW of maximaal 70 frank excl. BTW voor een aangepast voertuig.
Onder bewijsstukken moet worden verstaan :
A. voor de inrichtingen die over eigen vervoermiddelen beschikken :
1° een journaal waarin dagelijks de vertrek- en aankomsttijden in de inrichting, de afstand en de route voor elke ronde worden genoemd, evenals de naam en het adres van de gehandicapten die bij elke stopplaats in- en uitstappen;
2° de facturen of documenten die uitsluitend betrekking hebben op de leveringen of diensten die nodig zijn voor de werking van het openbaar vervoer.
B. voor de inrichtingen die niet over eigen vervoermiddelen beschikken : de facturen.
§ 5. 1° (De subsidie voor de personeelskosten van het erkende team wordt berekend op basis van de barema's bepaald in bijlage I NM en houdt de werkgeverslasten en andere voordelen in bepaald in bijlage V NM op basis van de anciënniteit bepaald in bijlage IV NM. De weddeschalen per functie zijn bepaald in bijlage II NM. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden tot deze functies zijn bepaald in bijlage III NM.)
2° Voor de inrichtingen die volwassenen gehandicapten of niet-schoolgaande gehandicapte kinderen opvangen, wordt de subsidie voor de personeelskosten berekend op basis van de begeleidingsnormen naargelang van de handicapcategorie en het stelsel van de inrichting, voorzien in artikel 2 van het onderhavige besluit.
Voor de inrichtingen die vóór 1 januari 1993 voor het eerst erkend werden, mag elke aanstelling van aanvullend personeel in vergelijking met de situatie op 22 december 1994 slechts betrekking hebben op opvoedend, sociaal en paramedisch personeel.
Voor de inrichtingen die na 1 januari 1993 voor het eerst erkend werden, alsook voor de inrichtingen die personen opvangen die overeenkomstig de criteria in bijlage 3 bij het onderhavige besluit erkend verpleging nodig hebben, worden de aanstellingen die geen betrekking hebben op opvoedend, sociaal en paramedisch personeel, beperkt tot de minimumnormen in bijlage bij het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten, waarbij maximaal nog een voltijdse opsteller of klerk kan worden gevoegd.
Voor de instellingen die schoolgaande gehandicapte kinderen opvangen, blijven de specifieke maatregelen voor de jaren 1994 en 1995 van kracht die gebaseerd zijn op een analyse van hun erkende capaciteit, hun mate van begeleiding en de specifieke initiatieven die deze inrichtingen wensen te ontwikkelen. Voor deze inrichtingen werden de aanwervingen op 31 december 1995 geblokkeerd en alle aanwervingen in de bovengenoemde periode worden tot na 31 december 1995 verlengd op voorwaarde dat de conclusies van de analyse niet tot de noodzaak van een wijziging in hun erkenning heeft geleid.
Met ingang van 1 januari 2000 kunnen de inrichtingen die volwassen gehandicapten of niet-schoolgaande gehandicapte kinderen opvangen en degene die schoolgaande gehandicapte kinderen opvangen, binnen de grenzen van bijlage 2 bij het onderhavige besluit boekhoudkundig personeel aanwerven.
3° De subsidie voor personeelskosten wordt vastgesteld op grond van de erkende capaciteit en de begeleidingsnormen, vastgesteld op basis van de handicapcategorie en het in artikel 2 van het onderhavige besluit voorziene stelsel van de inrichting, worden gewogen door een a/b coëfficiënt die overeenkomstig de volgende modaliteiten wordt bepaald :
a = dagen van reële en gelijkaardige aanwezigheid in het voorafgaande jaar, met inbegrip van de geregistreerde dagen in het kader van de 10 % overschrijding van de erkende capaciteit in het stelsel van semi-internaat en dagcentrum;
b = dagen van theoretische aanwezigheid vermenigvuldigd met de erkende capaciteit.
- 200 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor semi-internaten;
- 200 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor internaten;
- 250 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor tehuizen voor volwassen gehandicapten;
- 200 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor dagcentra;
- 180 dagen vermenigvuldigd met het aantal erkende plaatsen voor erkende inrichtingen die personen opvangen met een ernstig visuele, spraak- en gehoorstoornis.
Het coëfficiënt van het aantal aanwezige dagen wordt niet toegepast als het gelijk is aan of hoger dan 1.
Als dit coëfficiënt tussen 0,91 en 0,99 ligt, wordt uitgegaan van 1.
Als dit coëfficiënt tussen 0,81 et 0,9, wordt uitgegaan van 0,9.
Als dit coëfficiënt tussen 0,71 et 0,8, wordt uitgegaan van 0,8.
Als dit coëfficiënt gelijk aan of lager dan 0,7 is, wordt uitgegaan van 0,7.
Voor de inrichtingen die na 1 januari 1993 voor het eerst werden erkend, wordt de coëfficiënt voor aanwezigheidsdagen niet toegepast tijdens de eerste twee kalenderjaren van functioneren.
4° Vanaf 1 januari 2000 wordt het aantal personeelsleden dat in 1999 wordt gesubsidieerd, per instelling globaal uitgebreid met 1/38 in voltijdequivalenten om de beperking van de arbeidstijd tot 37 uur per week te compenseren.
In dit kader kan de aanstelling van aanvullend personeel vanaf die datum slechts betrekking hebben op opvoedend, sociaal, paramedisch personeel, arbeiders of opstellers en, mits in de normen voorzien, speciaal personeel.
Elke aanstelling is onderworpen aan de voorafgaande en expliciete toestemming van de diensten van het College.
Voor de instellingen die na 1 januari 2000 worden erkend, bedraagt deze compenserende aanstelling 7,5 % en wordt zij globaal, voor alle functies, berekend op de toegestane normen.