Artikel 1. Artikel 55 van het koninklijk besluit van 20 december 1854 ter uitvoering van het Boswetboek wordt als volgt gewijzigd :
" Wanneer het geheel van de door een aanbesteder voor één seizoen geplande verkopen naar schatting meer dan vijf miljoen frank bedraagt, moeten de verkopen in ten minste één vakblad bekendgemaakt worden.
Beneden die waarde moeten de verkopen bekendgemaakt worden in ten minste één krant van de streek waar de kappen plaatsvinden, en d.m.v. een in het kantoor van de houtvesterij van de Afdeling Natuur en Bossen aan te plakken bericht waarin de ligging, de betrokken soorten en de geschatte hoeveelheden worden vermeld. "
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
12 DECEMBER 1996. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van de artikelen 36 en 37 van het Boswetboek (VERTALING).
Titre
12 DECEMBRE 1996. - Arrêté du Gouvernement wallon portant exécution des articles 36 et 37 du Code forestier.
Informations sur le document
Numac: 1997027040
Datum: 1996-12-12
Info du document
Numac: 1997027040
Date: 1996-12-12
Tekst (4)
Texte (4)
Article 1. L'article 55 de l'arrêté royal du 20 décembre 1854 concernant l'exécution du Code forestier est remplacé par les dispositions suivantes :
" Lorsque le montant estimé pour l'ensemble des ventes envisagées par un adjudicateur durant une saison excède cinq millions de francs, les ventes doivent faire l'objet d'une publicité dans au moins une revue professionnelle.
En decà de cette valeur, les ventes doivent faire l'objet d'une publicité dans au moins un journal de la région où se situent les coupes et d'un affichage au bureau du cantonnement de la Division de la Nature et des Forêts, indiquant la situation, les espèces concernées et les volumes estimés. "
" Lorsque le montant estimé pour l'ensemble des ventes envisagées par un adjudicateur durant une saison excède cinq millions de francs, les ventes doivent faire l'objet d'une publicité dans au moins une revue professionnelle.
En decà de cette valeur, les ventes doivent faire l'objet d'une publicité dans au moins un journal de la région où se situent les coupes et d'un affichage au bureau du cantonnement de la Division de la Nature et des Forêts, indiquant la situation, les espèces concernées et les volumes estimés. "
Art.2. Artikel 58, tweede lid, van het koninklijk besluit van 20 december 1854, ter uitvoering van het Boswetboek wordt opgeheven.
Art.2. L'article 58, alinéa 2 de l'arrêté royal du 20 décembre 1854 concernant l'exécution du Code forestier est abrogé.
Art.3. In het koninklijk besluit van 20 december 1854 ter uitvoering van het Boswetboek, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 januari 1872, 10 september 1886, 7 december 1899, 1 juli 1922, 7 december 1925, 20 april 1955, 10 april 1959, 20 juli 1963 en 10 oktober 1967, wordt een titel IVbis met de artikelen 60bis en 60ter ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 60bis. De onderhandse verkopen bedoeld in artikel 37 van de wet van 19 december 1854 houdende het Boswetboek moeten voldoen aan de volgende vereisten :
1° als twee openbare veilingen zonder resultaat blijven, dan moet de onderhandse verkoop plaatsvinden binnen twee jaar na de tweede openbare veiling; die verkoopwijze mag alleen toegepast worden op voorwaarde dat de door het bestuur geschatte verkoopprijs van de kappen minder bedraagt dan 500 000 frank;
2° de onderhandse verkoop van om gezondheids- of veiligheidsredenen te vellen bomen mag alleen plaatsvinden als de Directeur van het Centrum van de Afdeling Natuur en Bossen het dringende karakter van de velling heeft erkend;
3° het in een toegekende kap ontdekte delicthout mag de koper niet in een onderhandse verkoop te koop aangeboden worden, tenzij hij voldoet aan de in artikel 66 van het Boswetboek bedoelde voorwaarden om van zijn aansprakelijkheid te worden ontslaan;
4° minder belangrijke opdrachten zijn opdrachten met een geschatte waarde van minder dan 100 000 frank;
5° andere bosprodukten dan hout, met een geschatte waarde van minder dan 50 000 frank, mogen onderhands verkocht worden.
De vereisten waarvan sprake in het eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4° en 5° verwijzen naar de hypothese bedoeld in artikel 37, 1°, 3°, 4°, 5° en 6° van het Boswetboek.
De gunning van minder belangrijke opdrachten is onderworpen aan de toestemming van de Directeur van het Centrum van de Afdeling Natuur en Bossen.
De in het eerste lid, 1°, 4° en 5° bedoelde schattingen worden goedgekeurd door de Directeur van de Afdeling Natuur en Bossen.
" Art. 60ter. Wat de domeinbossen betreft, stelt de Directeur van het Centrum van de Afdeling Natuur en Bossen vóór de verkoop minimumprijzen vast, overeenkomstig artikel 37, 1° tot 3° van de wet van 19 december 1854 houdende het Boswetboek.
De Inspecteur-generaal van de Afdeling Natuur en Bossen kan, al naar gelang de evolutie van de houtmarkt, een verkoop tegen een lagere prijs toestaan. "
" Art. 60bis. De onderhandse verkopen bedoeld in artikel 37 van de wet van 19 december 1854 houdende het Boswetboek moeten voldoen aan de volgende vereisten :
1° als twee openbare veilingen zonder resultaat blijven, dan moet de onderhandse verkoop plaatsvinden binnen twee jaar na de tweede openbare veiling; die verkoopwijze mag alleen toegepast worden op voorwaarde dat de door het bestuur geschatte verkoopprijs van de kappen minder bedraagt dan 500 000 frank;
2° de onderhandse verkoop van om gezondheids- of veiligheidsredenen te vellen bomen mag alleen plaatsvinden als de Directeur van het Centrum van de Afdeling Natuur en Bossen het dringende karakter van de velling heeft erkend;
3° het in een toegekende kap ontdekte delicthout mag de koper niet in een onderhandse verkoop te koop aangeboden worden, tenzij hij voldoet aan de in artikel 66 van het Boswetboek bedoelde voorwaarden om van zijn aansprakelijkheid te worden ontslaan;
4° minder belangrijke opdrachten zijn opdrachten met een geschatte waarde van minder dan 100 000 frank;
5° andere bosprodukten dan hout, met een geschatte waarde van minder dan 50 000 frank, mogen onderhands verkocht worden.
De vereisten waarvan sprake in het eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4° en 5° verwijzen naar de hypothese bedoeld in artikel 37, 1°, 3°, 4°, 5° en 6° van het Boswetboek.
De gunning van minder belangrijke opdrachten is onderworpen aan de toestemming van de Directeur van het Centrum van de Afdeling Natuur en Bossen.
De in het eerste lid, 1°, 4° en 5° bedoelde schattingen worden goedgekeurd door de Directeur van de Afdeling Natuur en Bossen.
" Art. 60ter. Wat de domeinbossen betreft, stelt de Directeur van het Centrum van de Afdeling Natuur en Bossen vóór de verkoop minimumprijzen vast, overeenkomstig artikel 37, 1° tot 3° van de wet van 19 december 1854 houdende het Boswetboek.
De Inspecteur-generaal van de Afdeling Natuur en Bossen kan, al naar gelang de evolutie van de houtmarkt, een verkoop tegen een lagere prijs toestaan. "
Art.3. Dans l'arrêté royal du 20 décembre 1854 contenant l'exécution du Code forestier, modifié par les arrêtés royaux des 25 janvier 1872, 10 septembre 1886, 7 décembre 1899, 1er juillet 1922, 7 décembre 1925, 20 avril 1955, 10 avril 1959, 20 juillet 1963 et 10 octobre 1967, il est inséré un titre IVbis contenant les articles 60bis et 60ter rédigés comme suit :
" Art. 60bis. Les ventes de gré à gré prévues à l'article 37 de la loi du 19 décembre 1854 contenant le Code forestier sont soumises aux conditions suivantes :
1° en cas d'insuccès de deux ventes par adjudication publique, la vente de gré à gré doit intervenir dans les deux ans de la deuxième adjudication publique; ce mode de vente ne peut être utilisé qu'à condition que la valeur de retrait des coupes estimée par l'administration soit inférieure à 500 000 francs;
2° la vente de gré à gré des arbres à exploiter pour des raisons sanitaires ou de sécurité ne peut avoir lieu qu'après reconnaissance du caractère urgent de l'abattage par le directeur du Centre de la Division de la Nature et des Forêts;
3° les bois de délit découverts dans une coupe attribuée ne peuvent être offerts en vente de gré à gré à l'adjudicataire de la coupe sauf s'il remplit les conditions de décharge reprises à l'article 66 du Code forestier;4° les marchés de moindre importance sont ceux d'une valeur estimée inférieure à 100 000 francs;
5° peuvent être vendus de gré à gré les produits forestiers autres que le bois d'une valeur estimée inférieure à 50 000 francs.
Les conditions énoncées à l'alinéa 1er, 1°, 2°, 3°, 4° et 5° se rapportent respectivement à l'hypothèse que vise l'article 37, 1°, 3°, 4°, 5° et 6° du Code forestier.
La constitution de marchés de moindre importance visés à l'alinéa 1er, 4° est soumise à l'autorisation du directeur du Centre de la Division de la Nature et des Forêts.
Les estimations visées à l'alinéa 1er, 1°, 4° et 5° sont approuvées par le directeur du Centre de la Division de la Nature et des Forêts.
" Art. 60ter. Dans les forêts domaniales, pour l'application de l'article 37, 1° à 3°, de la loi du 19 décembre 1854 contenant le Code forestier, le directeur du Centre de la Division de la Nature et des Forêts fixe, préalablement à la vente, des prix minima.
L'Inspecteur général de la Division de la Nature et des Forêts peut autoriser une vente à un prix inférieur compte tenu de la situation générale du marché du bois. "
" Art. 60bis. Les ventes de gré à gré prévues à l'article 37 de la loi du 19 décembre 1854 contenant le Code forestier sont soumises aux conditions suivantes :
1° en cas d'insuccès de deux ventes par adjudication publique, la vente de gré à gré doit intervenir dans les deux ans de la deuxième adjudication publique; ce mode de vente ne peut être utilisé qu'à condition que la valeur de retrait des coupes estimée par l'administration soit inférieure à 500 000 francs;
2° la vente de gré à gré des arbres à exploiter pour des raisons sanitaires ou de sécurité ne peut avoir lieu qu'après reconnaissance du caractère urgent de l'abattage par le directeur du Centre de la Division de la Nature et des Forêts;
3° les bois de délit découverts dans une coupe attribuée ne peuvent être offerts en vente de gré à gré à l'adjudicataire de la coupe sauf s'il remplit les conditions de décharge reprises à l'article 66 du Code forestier;4° les marchés de moindre importance sont ceux d'une valeur estimée inférieure à 100 000 francs;
5° peuvent être vendus de gré à gré les produits forestiers autres que le bois d'une valeur estimée inférieure à 50 000 francs.
Les conditions énoncées à l'alinéa 1er, 1°, 2°, 3°, 4° et 5° se rapportent respectivement à l'hypothèse que vise l'article 37, 1°, 3°, 4°, 5° et 6° du Code forestier.
La constitution de marchés de moindre importance visés à l'alinéa 1er, 4° est soumise à l'autorisation du directeur du Centre de la Division de la Nature et des Forêts.
Les estimations visées à l'alinéa 1er, 1°, 4° et 5° sont approuvées par le directeur du Centre de la Division de la Nature et des Forêts.
" Art. 60ter. Dans les forêts domaniales, pour l'application de l'article 37, 1° à 3°, de la loi du 19 décembre 1854 contenant le Code forestier, le directeur du Centre de la Division de la Nature et des Forêts fixe, préalablement à la vente, des prix minima.
L'Inspecteur général de la Division de la Nature et des Forêts peut autoriser une vente à un prix inférieur compte tenu de la situation générale du marché du bois. "
Art. 4. De Minister tot wiens bevoegdheden de bossen behoren, is belast met de toepassing van dit besluit.
Namen, 12 december 1996.
De Minister-President van de Waalse Regering,
belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium,
R. COLLIGNON
De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw,
G. LUTGEN
Namen, 12 december 1996.
De Minister-President van de Waalse Regering,
belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium,
R. COLLIGNON
De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw,
G. LUTGEN
Art. 4. Le Ministre qui a les forêts dans ses attributions est chargé de l'application du présent arrêté.
Namur, le 12 décembre 1996.
Le Ministre-Président du Gouvernement wallon, chargé de l'Economie, du Commerce extérieur, des PME, du Tourisme et du Patrimoine,
R. COLLIGNON
Le Ministre de l'Environnement, des Ressources naturelles et de l'Agriculture,
G. LUTGEN
Namur, le 12 décembre 1996.
Le Ministre-Président du Gouvernement wallon, chargé de l'Economie, du Commerce extérieur, des PME, du Tourisme et du Patrimoine,
R. COLLIGNON
Le Ministre de l'Environnement, des Ressources naturelles et de l'Agriculture,
G. LUTGEN