Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
12 AUGUSTUS 1996. - Omzendbrief WEL-96/11. Richtlijnen voor het opstellen van de OCMW-begroting 1997.
Titre
12 AOUT 1996. - Circulaire WEL-96/11 : Lignes directrices pour l'élaboration du budget 1997 du CPAS. (TRADUCTION)
Informations sur le document
Tekst (6)
Texte (1)
Artikel M. (Om technische redenen wordt deze tekst onderverdeeld in fictieve artikelen: M1-M5).
  Het opmaken van de jaarlijkse begroting is een belangrijke aangelegenheid voor alle bestuurlijke overheden. De begroting is immers de cijfermatige uitdrukking van het beleid dat de komende jaren zal worden gevoerd en bepaalt de budgettaire marges waarbinnen het bestuur zijn activiteiten zal kunnen ontplooien.
  Het ligt dan ook voor de hand dat de raming van ontvangsten en uitgaven (behoeften) met de nodige zorgvuldigheid moet gebeuren. Een globale, lineaire verhoging van alle uitgaven-categorieën lijkt mij alleszins moeilijk te verzoenen met deze zorgvuldigheidsplicht. Anderzijds is het evenmin aanvaardbaar dat het bestuur zich zou verschuilen achter de juridische mogelijkheid om later begrotingswijzigingen door te voeren, om nu slechts tot een oppervlakkige, ruwe schatting over te gaan.
  Aangezien de financiële mogelijkheden niet onbegrensd zijn, zal het OCMW tevens de nodige zuinigheid aan de dag moeten leggen. Dit impliceert bij de beleidsverantwoordelijken de bereidheid om bestaande uitgavenstromen in vraag te stellen en te toetsen op hun effectiviteit, om mogelijke alternatieven tegen elkaar af te wegen en om nieuwe accenten te leggen in het beleid. Hierbij dient uiteraard erover gewaakt dat de dienstverlening in de eerste plaats de zwakste bevolkingsgroepen ten goede komt.
  Ik ben mij ervan bewust dat het opstellen van een evenwichtige begroting, in het licht van de brede maatschappelijke opdracht van de OCMW's, geen eenvoudige opgave is, maar reken op de creativiteit en de sociale bewogenheid van de lokale bestuurders om een passend antwoord te vinden op de plaatselijke sociale noden.
  Zij kunnen zich daarbij steunen op de volgende mededelingen en onderrichtingen.
Article M. (Pas de texte français, voir version néerlandaise).
Art. M1. 1. Nieuwe OCMW-boekhouding.
  Ingevolge het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994 betreffende de inwerkingtreding voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het nieuwe algemeen reglement op de gemeentelijke boekhouding, zijn de OCMW's op 1 januari 1995 niet overgeschakeld op de nieuwe gemeentelijke boekhouding.
  Op 24 juli 1996 heeft de Vlaamse regering ingestemd met de uitwerking van een nieuwe OCMW-boekhouding en mij ermee belast ter zake een voorontwerp van decreet en een voorontwerp van besluit voor te bereiden.
  In afwachting van deze eigen OCMW-boekhouding, blijven de regels van kracht die op 31 december 1994 van toepassing waren.
-
Art. M2. 2. Gemeente-OCMW.
  Het is van wezenlijk belang dat gemeente en OCMW hun beleid op elkaar afstemmen. De OCMW-Wet biedt daartoe een aantal instrumenten.
  2.1. Voorafgaandelijke bespreking van de begroting in het overlegcomité.
  De begrotingen van het OCMW en van elk ziekenhuis afhangend van het OCMW moeten vooraf besproken worden in het overlegcomité gemeente-OCMW.
  2.2. Verslag betreffende de schaalvoordelen.
  Uiterlijk bij de bespreking van de ontwerp-begroting moet het overlegcomité een verslag opstellen over " de schaalvoordelen en het opheffen van overlappingen of het dooreenlopen van activiteiten van het centrum en van de gemeente " (cfr. art. 26bis, § 5, van de organieke wet).
  Het overlegcomité is dus verplicht om na te gaan op welke wijze, door een betere coördinatie van de activiteiten van gemeente en OCMW, overtollige uitgaven kunnen vermeden worden.
  Dit zou bijvoorbeeld kunnen door het gemeenschappelijk gebruik van logistieke diensten of apparatuur (drukkerij, onderhoudsdiensten, centrale computer), maar ook door betere afspraken in verband met de sociale activiteiten van beide besturen. Het komt aan het overlegcomité toe om hier concrete voorstellen te formuleren.
  Het verslag wordt aan de ontwerp-begroting gehecht zodat de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn ervan kennis kunnen nemen. Het vormt tevens een bijlage bij de begroting wanneer die ter goedkeuring aan de gemeenteraad (of aan de hogere administratieve overheden) wordt overgelegd.
  2.3. Algemene beleidsnota bij de begroting.
  Aan de begroting van het centrum en van elk ziekenhuis dat onder zijn beheer staat moet een algemene beleidsnota worden gehecht.
  Het doel van deze verplichting is aan de gemeenteraad een betere informatie te verstrekken over het OCMW-beleid, zodat de bespreking van de begroting in de gemeenteraad met meer kennis van zaken zou kunnen gebeuren.
  Bij gebrek aan concrete voorschriften in dit verband zou men kunnen stellen dat de wetgever het aan het gezond verstand van elk OCMW heeft overgelaten om uit te maken wat het al dan niet in deze beleidsnota wil vermelden.
  Tot op zekere hoogte is dit juist : de inhoud van de beleidsnota zal immers mee bepaald worden door de aard en de omvang van de door het OCMW ontwikkelde activiteiten. Anderzijds kan men echter moeilijk voorbijgaan aan de bedoeling van de wetgever, m.n. de gemeenteraad een duidelijker beeld te geven van het beheer, de werking en de sociale politiek van het OCMW.
  In de beleidsnota zullen dus alleszins de doelstellingen en prioriteiten (nieuwe activiteiten, veranderingen, bijsturingen) voor het komende jaar moeten worden verduidelijkt. Dit impliceert uiteraard de nodige toelichting bij begrotingsposten waarvan de cijfers aanzienlijk afwijken van deze van het vorige jaar.
  Daarnaast moet de beleidsnota informatie bevatten over de onderscheiden inhoudelijke luiken van het OCMW-beleid, waarbij vooral de kansarmoedebestrijding en de bejaardenzorg bijzondere aandacht verdienen.
  Vermits kansarmoedebestrijding één van de hoofdopdrachten is van het OCMW, dient het OCMW aan te geven welke inspanningen het zal leveren inzake de onderscheiden deelgebieden van de kansarmoedeproblematiek :
  * inkomen
  * tewerkstelling, vorming, scholing
  * huisvesting
  * toegankelijkheid van de OCMW-dienstverleningen voor de meest achtergestelden en betere afstemming van de hulpverlening op hun problemen.
  Aangegeven dient te worden welke projecten er op dit domein ontwikkeld worden of zullen worden en hoe ze geïntegreerd zullen worden in het totale welzijnsaanbod.
  Ook het specifieke beleid in functie van bepaalde doelgroepen (bv. : daklozen, kandidaat politieke vluchtelingen, migranten, drugverslaafden, enz.) verdient hier enige nadere toelichting.
  Een andere belangrijke prioriteit die in de beleidsnota dient behandeld te worden, is het bejaardenbeleid. Er mag verwacht worden dat het OCMW aangeeft welke inspanningen het zal leveren, bijvoorbeeld inzake de hulp aan bejaarden, de thuiszorg, preventieve acties, dagopvang, dienstencentra, intramurale diensten, enz.
  Tenslotte verdient het aanbeveling om deze informatie te situeren in een (financieel) beleidsplan voor een ruimere periode.
  In de richtlijnen voor de opmaak van de OCMW-begroting werd reeds verscheidene jaren gewezen op het belang van een meerjarenplanning als instrument voor een efficiënte beleidsvoering (doelmatige besteding van de beperkte middelen).
  Het voordeel van een dergelijke werkwijze is dat de beleidsnota aldus een onderdeel wordt van een ruimer geheel. Enerzijds zal die beleidsnota voor een stuk een evaluatie zijn van het gevoerde beleid van het voorbije jaar (In hoeverre werden de beoogde doelstellingen gerealiseerd ! Werd het doelpubliek echt bereikt ! Welke vorderingen werden geboekt op de onderscheiden deelgebieden !) en anderzijds zal zij ook een concretisering (bijsturing) zijn van de beleidsplannen over een langere periode.
  Het belang van een aldus opgevatte beleidsnota kan niet herleid worden tot haar informatieve waarde ten behoeve van de gemeenteraad.
  De verplichting om jaarlijks de realisaties en de beleidsintenties te expliciteren leidt tot een (meer) bewuste politiek en verkleint de kans dat bepaalde middelen ondoelmatig worden besteed.
  2.4. Goedkeuring door de gemeenteraad.
  De begroting moet vóór 15 september ter goedkeuring worden voorgelegd aan de gemeenteraad.
  Ik vestig hier de aandacht op het feit dat bij nalatigheid van het OCMW om tijdig de begroting vast te stellen, de gemeenteraad dit in de plaats van het OCMW kan doen volgens de modaliteiten bepaald in artikel 88, § 4, tweede lid, van de OCMW-Wet.
-
Art. M3. 3. Bijzondere toezendingsplicht.
  Een exemplaar van de goedgekeurde begroting moet samen met de algemene beleidsnota en het verslag betreffende de schaalvoordelen gestuurd worden aan het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement W.V.C., administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, afdeling Welzijnsbevordering, Markiesstraat 1, 1000 Brussel.
-
Art. M4. 4. Openbaarheid van het OCMW-beleid.
  Reeds verscheidene jaren werd in de richtlijnen voor het opstellen van de begroting gewezen op het belang van een zo ruim mogelijke bekendmaking van het OCMW-beleid naar de bevolking toe.
  De burger heeft immers het recht te weten wat het OCMW te bieden heeft en met welke problemen hij er terecht kan. Ook inzake aangelegenheden die gevoeliger liggen (zoals de door het OCMW gehanteerde terugvorderingsschalen) is een grotere openheid wenselijk.
  Sedert het in voege treden van de wet van 5 augustus 1992 is informatieverstrekking over de door het centrum verstrekte dienstverlening niet langer een warme aanbeveling maar een wettelijke verplichting. Het OCMW moet hierover jaarlijks rapporteren in de beleidsnota bij de begroting (artikel 60bis van de OCMW-Wet).
  Naast een betere bekendmaking van de OCMW-activiteiten zijn ook initiatieven tot inspraakorganisatie bijzonder zinvol. Ik ben immers ervan overtuigd dat zowel informatie als inspraak de kwaliteit van de dienstverlening kan ten goede komen.
-
Art. M5. 5. Onderrichtingen van bijzondere aard.
  5.1. Ontvangsten.
  5.1.1. Vergoeding voor het beheer van bezittingen van residenten.
  De OCMW's die voor het beheer van de bezittingen van in rusthuizen geplaatste personen gebruik maken van een centraal beheersysteem bij een financiële instelling, moeten erop toezien dat de door deze instelling uitgekeerde beheersvergoeding rechtstreeks gestort wordt op de rekening courant van het centrum en niet op de centrale zichtrekening van de bejaardeninstelling.
  Op die manier kan er geen vermenging gebeuren van het vermogen van de bewoners met dit van het OCMW.
  De hierboven vermelde techniek impliceert dat het saldo van de centrale rekening niet mag verschillen van de som der saldi van de individuele rekeningen van de residenten.
  De ontvangst die voortspruit uit de beheersbonificatie wordt geboekt op de code 000/264/06.
  5.2. Uitgaven.
  5.2.1. Personeelsuitgaven.
  De personeelskosten vormen een belangrijk aandeel in de totaliteit van de OCMW-uitgaven. Het is dan ook van het grootste belang om deze uitgaven zo correct mogelijk te ramen.
  Gelet op de verschillende data waarop gemeenten en OCMW's de sectorale akkoorden inzake het geldelijk statuut (algemene weddeschaalherziening) toepassen en gelet op de mogelijke spreiding in de tijd per niveau en per sector, kan geen algemeen stijgingspercentage van de personeelsuitgaven worden meegedeeld.
  Bijgevolg kan ik enkel de basisinformatie verschaffen aan de hand waarvan de gemeenten hun personeelsuitgaven voor 1997 moeten ramen.
  Alleszins moeten de OCMW's acht slaan op de volgende factoren :
  * de reële of waarschijnlijke stijging of daling van het aantal personeelsleden;
  * de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen (gezondheidsindex);
  * de toekenning van de periodieke verhogingen, rekening houdend met het tijdstip waarop deze worden toegekend;
  * de evolutie in de bijdragen voor de sociale zekerheid;
  * de CAO-bepalingen en meer in het bijzonder de algemene weddeschaalherziening, uiteraard met inbegrip van de inschakelingsmodaliteiten naar het nieuwe stelsel.
  5.2.1.1. Indexcijfer der consumptieprijzen.
  Ingevolge de indexverhoging op 1 mei 1996 en de te verwachten indexstijging op 1 april 1997, mag de stijging van de totale personeelsuitgaven voor 1997 tegenover de geraamde personeelskosten voor 1996 op 1,5 % geraamd worden, namelijk :
  - de doorrekening van de (geplande) indexverhoging op 1 maart 1996 in 1997 (+ 2 maanden) wordt opgeheven door de effectieve indexverhoging op 1 mei 1996 (- 2 maanden). M.a.w. de raming voor 1996 is met 2 maanden overraamd omdat de indexsprong 2 maanden later plaats had dan voorzien;
  - doorrekening indexverhoging 1 april 1997 : 2 % x 0 ,08333 x 9 maanden = 1,49994 %.
  5.2.1.2. De toepassing van de algemene weddeschaalherziening.
  Omdat de algemene weddeschaalherziening geen lineaire verhoging inhoudt van alle wedden, maar een totaal nieuw baremastelsel invoert voor de lokale besturen, moeten deze individueel de financiële gevolgen van de toepassing van de sectorale akkoorden berekenen.
  Bij de raming zal men rekening houden met de datum van inschakeling en met het eventueel toepassen van een verkorte evaluatieperiode. De besturen die reeds in 1996 inschakelden, dienen te onderzoeken welke weddeverhogingen in 1997, als gevolg van een verkorte evaluatieperiode, worden doorgevoerd.
  De besturen die in 1997 zullen inschakelen, doen dit op basis van de inschakelingstabel, waarbij tevens wordt onderzocht of, ingevolge een verkorte evaluatieperiode, nog bijkomende weddeverhogingen in 1997 worden toegekend.
  Alhoewel ik de moeilijkheidsgraad en de omvang van deze opdracht zeker niet onderschat, dring ik er toch ten stelligste op aan dat de OCMW's de financiële weerslag van de weddeschaalherziening zo nauwkeurig mogelijk in de begroting verwerken.
  5.2.2. Uitgaven inzake hulpverlening.
  Voor de bestrijding van armoede in het algemeen en van kansarmoede in het bijzonder beschikt het OCMW over een waaier van mogelijkheden die doorgaans op begrotingstechnisch vlak geen bijzondere problemen stellen.
  5.3. Sociaal Impulsfonds.
  Voor zoveel als nodig verwijs ik hier naar mijn omzendbrief WEL-96/10 van 24 juli 1996 met betrekking tot het Sociaal Impulsfonds budgettaire verwerking 1996.
  In de begroting 1997 worden de trekkingsrechten ingeschreven onder de ontvangstenartikels :
  021/466/01 " Sociaal Impulsfonds " (gewone dienst);
  021/665/51 " Sociaal Impulsfonds " (buitengewone dienst).
  Voor de uitgaven worden de bestaande begrotingsartikels gebruikt.
  De OCMW's schrijven in de begroting enkel de bedragen in van de trekkingsrechten die zij krachtens de goedgekeurde beleidsovereenkomst zullen gebruiken. De trekkingsrechten die de gemeente zal gebruiken, komen vanzelfsprekend niet voor in de begroting van het OCMW.
  Wanneer het beleidsplan nog niet is goedgekeurd door de Vlaamse regering bij het opstellen van de begroting, zal het bedrag van een realistische raming worden ingeschreven. Bij de eerstvolgende begrotingswijziging dient deze raming vervangen door het bedrag vermeld in de beleidsovereenkomst.
  De ontvangsten worden echter pas als een erkende vordering ingeschreven op het ogenblik dat ook de overeenkomstige uitgaven worden vastgelegd. De ontvangen bedragen zullen daarom, voor zover nog geen uitgaven werden vastgelegd, worden ingeschreven in de begroting voor orde onder de code P/25/000/00 " Sociaal Impulsfonds ".
  De vastlegging van de uitgavenkredieten die zullen worden aangewend in het kader van de beleidsovereenkomst, gebeurt op de begrotingsartikels die op de respectieve uitgaven betrekking hebben.
  Gelijktijdig met de vastlegging en in de mate dat de subsidie reeds werd geïnd, kunnen de bedragen die ingeschreven werden op de begroting voor orde, geventileerd worden naar de geëigende begrotingsposten.
  Naargelang het een verrichting in de gewone of in de buitengewone dienst betreft, wordt daarbij gebruik gemaakt van het begrotingsartikel 021/466/01 of 021/665/51.
  5.4. BEVAK.
  Ingevolge het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1995 houdende de tussenkomst van de Vlaamse gemeenschap in de kosten voor het onderhoud en de kleine en grote herstellingen die door de OCMW's en de VZW's verricht worden voor het in stand houden van serviceflatgebouwen die op hun grond zijn opgericht in het kader van een erfpacht- en huur- of een gelijkaardige overeenkomst met de BEVAK, komen de OCMW's in aanmerking voor een jaarlijkse subsidie van 38 800 frank per eenheid in een in dat kader opgericht serviceflatgebouw.
  De begrotingsonderrichtingen omtrent deze BEVAK zullen in een afzonderlijke omzendbrief worden verstrekt.
  5.5. PWA-cheques.
  Sedert 1 juni 1995 zijn de OCMW's betrokken bij de uitbetaling van de PWA-cheques. Dit ingevolge de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 5 april 1995 betreffende de toepassing van de regeling der plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen op de begunstigden van het bestaansminimum en van het koninklijk besluit van 7 april 1995 tot wijziging, wat de berekening van de bestaansmiddelen betreft, van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974 houdende algemeen reglement betreffende het bestaansminimum.
  De uitbetaling van de uitkeringstoeslag kan geschieden via de Dienst voor Orde, waar de verrichtingen voor rekening van derden worden geregistreerd. Daartoe kan de code P/85/000/00 " Uitkeringstoeslag PWA-cheques " worden gebruikt (zowel in de kolom ontvangsten als in de kolom uitgaven).
  De vergoedingen die het centrum als administratiekost en bijkomend inkomen ontvangt uit hoofde van artikel 6 van het genoemd koninklijk besluit van 5 april 1995, kunnen worden ingeschreven onder de code 832/465.
  Daarbij dring ik erop aan dat de administratieve verwerking van de PWA-cheques bij voorrang wordt afgehandeld in het bijzonder zal het centrum erover waken dat de uitbetalingstermijn voor de uitkeringstoeslag bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 5 april 1995, niet overschreden wordt.
  5.6. Begrotingscodes.
  Tenslotte verzoek ik de centra om de juiste begrotingscodes te gebruiken bij het opstellen van de begroting. Hetzelfde geldt uiteraard voor de rekeningen.
  Ik verzoek u, mevrouw/mijnheer de Gouverneur, de OCMW's van onderhavige omzendbrief in kennis te stellen en te zorgen voor een spoedige publicatie ervan in het provincieblad.
  Volledigheidshalve zend ik aan alle OCMW's rechtstreeks een afschrift van onderhavige onderrichtingen.
  Brussel, 12 augustus 1996.
  De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn,
  L. Martens.
-