Artikel 1. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder " de directeur " de directeur van het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening in het ambtsgebied waarvan het personeelslid bedoeld in artikel 1 verblijft, of de door de Administrateur-generaal van deze Rijksdienst aangeduide ambtenaar. ".
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
20 AUGUSTUS 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.
Titre
20 AOUT 1996. - Arrêté royal modifiant l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et des centres psycho-médico-sociaux.
Informations sur le document
Numac: 1996012641
Datum: 1996-08-20
Info du document
Numac: 1996012641
Date: 1996-08-20
Tekst (15)
Texte (15)
Article 1. L'article 2 de l'arrêté royal du 12 août 1991 relatif à l'octroi d'allocations d'interruption aux membres du personnel de l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 2. Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par " le directeur ", le directeur du bureau de chômage de l'Office national de l'Emploi dans le ressort duquel le membre du personnel visé à l'article 1er réside, ou le fonctionnaire désigné par l'Administrateur général dudit Office. ".
" Art. 2. Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par " le directeur ", le directeur du bureau de chômage de l'Office national de l'Emploi dans le ressort duquel le membre du personnel visé à l'article 1er réside, ou le fonctionnaire désigné par l'Administrateur général dudit Office. ".
Art.2. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" Art. 3. Het recht op onderbrekingsuitkeringen voor de personeelsleden bedoeld in artikel 1 die hun beroepsloopbaan volledig onderbreken wordt beperkt tot maximum 72 maanden gedurende de volledige beroepsloopbaan.
Het recht op onderbrekingsuitkeringen van de personeelsleden die hun beroepsloopbaan gedeeltelijk onderbreken wordt beperkt tot maximum 72 maanden gedurende de beroepsloopbaan gelegen vóór de leeftijd van vijftig jaar.
Van zodra zij de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben kunnen de werknemers bedoeld in artikel 1 die hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken, onderbrekingsuitkeringen genieten zonder beperking in de tijd.
Voor de berekening van de maxima van 72 maanden voorzien bij dit artikel, wordt geen rekening gehouden met de periodes van volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking in toepassing van de artikelen 100bis en 102bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen. ".
" Art. 3. Het recht op onderbrekingsuitkeringen voor de personeelsleden bedoeld in artikel 1 die hun beroepsloopbaan volledig onderbreken wordt beperkt tot maximum 72 maanden gedurende de volledige beroepsloopbaan.
Het recht op onderbrekingsuitkeringen van de personeelsleden die hun beroepsloopbaan gedeeltelijk onderbreken wordt beperkt tot maximum 72 maanden gedurende de beroepsloopbaan gelegen vóór de leeftijd van vijftig jaar.
Van zodra zij de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben kunnen de werknemers bedoeld in artikel 1 die hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken, onderbrekingsuitkeringen genieten zonder beperking in de tijd.
Voor de berekening van de maxima van 72 maanden voorzien bij dit artikel, wordt geen rekening gehouden met de periodes van volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking in toepassing van de artikelen 100bis en 102bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen. ".
Art.2. L'article 3 du même arrêté est remplacé par les dispositions suivantes :
" Art. 3. Le droit aux allocations d'interruption des membres du personnel visés à l'article 1er qui interrompent complètement leur carrière professionnelle est limité à 72 mois maximum durant toute la carrière professionnelle.
Le droit aux allocations d'interruption des membres du personnel visés à l'article 1er qui interrompent partiellement leur carrière professionnelle est limité à 72 mois maximum durant toute la carrière professionnelle avant l'âge de 50 ans.
Dès qu'ils atteignent l'âge de 50 ans, les travailleurs visés à l'article 1er qui interrompent partiellement leur carrière professionnelle peuvent bénéficier d'allocations d'interruption sans limitation dans le temps.
Pour le calcul des maxima de 72 mois, prévus par le présent article, il n'est pas tenu compte des périodes d'interruption complète ou partielle de la carrière professionnelle en application des articles 100bis et 102bis de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales. ".
" Art. 3. Le droit aux allocations d'interruption des membres du personnel visés à l'article 1er qui interrompent complètement leur carrière professionnelle est limité à 72 mois maximum durant toute la carrière professionnelle.
Le droit aux allocations d'interruption des membres du personnel visés à l'article 1er qui interrompent partiellement leur carrière professionnelle est limité à 72 mois maximum durant toute la carrière professionnelle avant l'âge de 50 ans.
Dès qu'ils atteignent l'âge de 50 ans, les travailleurs visés à l'article 1er qui interrompent partiellement leur carrière professionnelle peuvent bénéficier d'allocations d'interruption sans limitation dans le temps.
Pour le calcul des maxima de 72 mois, prévus par le présent article, il n'est pas tenu compte des périodes d'interruption complète ou partielle de la carrière professionnelle en application des articles 100bis et 102bis de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales. ".
Art.3. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" Art. 4. § 1. Aan de personeelsleden die volgens de bepalingen van dit besluit hun beroepsloopbaan volledig onderbreken, wordt een onderbrekingsuitkering toegekend van F 10 504 per maand indien het ambt dat onderbroken wordt een volledige opdracht omvat.
Wanneer dit ambt geen volledige opdracht omvat wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
Het bedrag van de onderbrekingsuitkering wordt echter in afwijking van het eerste lid vastgesteld op F 12 504 per maand wanneer de volledige onderbreking een aanvang neemt binnen een termijn van zes jaar na de geboorte of adoptie van een tweede kind, waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt.
Het bedrag van de onderbrekingsuitkering wordt vastgesteld op F 14 504 per maand wanneer de onderbreking van de voltijdse arbeidsregeling een aanvang neemt binnen een termijn van zes jaar na de geboorte of adoptie van een derde of daaropvolgend kind, waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt.
Wanneer het ambt waarin een volledige onderbreking genomen wordt geen volledige opdracht omvat, worden de voormelde bedragen verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
De bedragen voorzien in de vorige leden blijven behouden, ook in geval van verlenging van de oorspronkelijke onderbrekingsperiode, tot maximaal de eerste dag van de maand volgend op de maand waarop het rechtgevend kind de leeftijd van zes jaar heeft bereikt. In geval van overlijden van het kind dat het recht heeft geopend op dit bedrag blijft dit bedrag behouden voor de duur van de lopende onderbrekingsperiode of totdat het kind de leeftijd van zes jaar zou hebben bereikt.
§ 2. Voor de personeelsleden die hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken bedraagt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering een gedeelte van F 10 504 berekend volgens het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht.
Indien de personeelsleden de voorwaarden vervullen van § 1, derde of vierde lid bedraagt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering gedurende de periode bepaald in § 1, zesde lid, een gedeelte van respectievelijk F 12 504 of F 14 504 berekend volgens het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht.
§ 3. In afwijking van § 2 wordt voor de personeelsleden die de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben en zich, volgens de voorwaarden en de modaliteiten bepaald door de bevoegde Gemeenschap, engageren hun loopbaan gedeeltelijk te onderbreken tot aan hun pensionering het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering vastgesteld op een gedeelte van F 21 008, berekend volgens het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht, zonder dat dit bedrag hoger mag liggen dan F 10 504.
Indien de personeelsleden de voorwaarden vervullen van § 1, derde of vierde lid, wordt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering gedurende de periode bepaald in § 1, zesde lid vastgesteld op een gedeelte van respectievelijk F 25 008 of F 29 008 berekend volgens de bepalingen van het vorig lid en zonder dat dit bedrag hoger mag liggen dan respectievelijk F 12 504 en F 14 504.
§ 4. Indien een personeelslid tijdens een lopende loopbaanonderbreking een aanvraag doet tot het bekomen van een verhoogde onderbrekingsuitkering, zoals voorzien in § 1, derde en vierde lid, § 2, tweede lid, en § 3, tweede lid, kan deze verhoogde uitkering toegekend worden vanaf de eerste dag van de maand volgend op de aanvraag. Als aanvraag geldt hier het indienen van de bewijsstukken waarvan sprake in het artikel 16, § 3.
" Art. 4. § 1. Aan de personeelsleden die volgens de bepalingen van dit besluit hun beroepsloopbaan volledig onderbreken, wordt een onderbrekingsuitkering toegekend van F 10 504 per maand indien het ambt dat onderbroken wordt een volledige opdracht omvat.
Wanneer dit ambt geen volledige opdracht omvat wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
Het bedrag van de onderbrekingsuitkering wordt echter in afwijking van het eerste lid vastgesteld op F 12 504 per maand wanneer de volledige onderbreking een aanvang neemt binnen een termijn van zes jaar na de geboorte of adoptie van een tweede kind, waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt.
Het bedrag van de onderbrekingsuitkering wordt vastgesteld op F 14 504 per maand wanneer de onderbreking van de voltijdse arbeidsregeling een aanvang neemt binnen een termijn van zes jaar na de geboorte of adoptie van een derde of daaropvolgend kind, waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt.
Wanneer het ambt waarin een volledige onderbreking genomen wordt geen volledige opdracht omvat, worden de voormelde bedragen verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
De bedragen voorzien in de vorige leden blijven behouden, ook in geval van verlenging van de oorspronkelijke onderbrekingsperiode, tot maximaal de eerste dag van de maand volgend op de maand waarop het rechtgevend kind de leeftijd van zes jaar heeft bereikt. In geval van overlijden van het kind dat het recht heeft geopend op dit bedrag blijft dit bedrag behouden voor de duur van de lopende onderbrekingsperiode of totdat het kind de leeftijd van zes jaar zou hebben bereikt.
§ 2. Voor de personeelsleden die hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken bedraagt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering een gedeelte van F 10 504 berekend volgens het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht.
Indien de personeelsleden de voorwaarden vervullen van § 1, derde of vierde lid bedraagt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering gedurende de periode bepaald in § 1, zesde lid, een gedeelte van respectievelijk F 12 504 of F 14 504 berekend volgens het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht.
§ 3. In afwijking van § 2 wordt voor de personeelsleden die de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben en zich, volgens de voorwaarden en de modaliteiten bepaald door de bevoegde Gemeenschap, engageren hun loopbaan gedeeltelijk te onderbreken tot aan hun pensionering het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering vastgesteld op een gedeelte van F 21 008, berekend volgens het aantal uren waarmee de opdracht verminderd wordt in verhouding tot het aantal uren van een volledige opdracht, zonder dat dit bedrag hoger mag liggen dan F 10 504.
Indien de personeelsleden de voorwaarden vervullen van § 1, derde of vierde lid, wordt het maandbedrag van de onderbrekingsuitkering gedurende de periode bepaald in § 1, zesde lid vastgesteld op een gedeelte van respectievelijk F 25 008 of F 29 008 berekend volgens de bepalingen van het vorig lid en zonder dat dit bedrag hoger mag liggen dan respectievelijk F 12 504 en F 14 504.
§ 4. Indien een personeelslid tijdens een lopende loopbaanonderbreking een aanvraag doet tot het bekomen van een verhoogde onderbrekingsuitkering, zoals voorzien in § 1, derde en vierde lid, § 2, tweede lid, en § 3, tweede lid, kan deze verhoogde uitkering toegekend worden vanaf de eerste dag van de maand volgend op de aanvraag. Als aanvraag geldt hier het indienen van de bewijsstukken waarvan sprake in het artikel 16, § 3.
Art.3. L'article 4 du même arrêté est remplacé par les dispositions suivantes :
" Art. 4. § 1er. Aux membres du personnel qui, selon les dispositions du présent arrêté interrompent complètement leur carrière professionnelle, il est accordé une allocation d'interruption de F 10 504 par mois, si la fonction interrompue est à prestations complètes.
Lorsque cette fonction n'est pas à prestations complètes, ce montant est réduit au prorata prestations qui sont interrompues.
Le montant de l'allocation d'interruption est toutefois, par dérogation à l'alinéa 1er, fixé à F 12 504 par mois lorsque l'interruption complète commence dans un délai de six ans à partir de toute naissance ou adoption d'un deuxième enfant, pour lequel le membre du personnel ou son conjoint vivant sous le même toit, reçoit des allocations familiales.
Le montant de l'allocation d'interruption est toutefois fixé à F 14 504 par mois lorsque l'interruption du régime de travail à temps plein commence dans un délai de six ans à partir de toute naissance ou adoption postérieure à celle d'un deuxième enfant pour lequel le membre du personnel ou son conjoint vivant sous le même toit, reçoit des allocations familiales.
Lorsque la fonction qui est interrompue complètement n'est pas à prestations complètes, les montants précités sont réduits au prorata des prestations qui sont interrompues.
Les montants prévus aux alinéas précédents restent acquis, aussi en cas de prolongation de la période initiale d'interruption, jusqu'au plus tard le premier jour du mois suivant le mois au cours duquel l'enfant qui a ouvert le droit atteint l'âge de six ans. En cas de décès de l'enfant qui a ouvert le droit à ce montant, ce dernier reste acquis jusqu'à la fin de la période d'interruption en cours ou jusqu'à ce que l'enfant eût atteint l'âge de six ans.
§ 2. Pour les membres du personnel qui interrompent leur carrière professionnelle de manière partielle, le montant mensuel de l'allocation d'interruption s'élève à une partie de F 10 504 calculée selon le nombre d'heures par lesquelles la fonction a été diminuée par rapport au nombre d'heures d'une fonction complète.
Lorsque les membres du personnel remplissent les conditions du § 1er, alinéa 3 ou 4, le montant mensuel de l'allocation d'interruption s'élève, au cours de la période fixée au § 1er, alinéa six, à une partie de respectivement de F 12 504 ou F 14 504 calculée selon le nombre d'heures par lesquelles la fonction a été diminuée par rapport au nombre d'heures d'une fonction complète.
§ 3. Par dérogation au § 2, pour les membres du personnel qui ont atteint l'âge de 50 ans et qui s'engagent, selon les conditions et modalités fixées par la Communauté compétente, d'interrompre partiellement leur carrière jusqu'à leur retraite, le montant mensuel de l'allocation d'interruption est fixé à une partie de F 21 008 calculé selon le nombre d'heures par lesquelles la fonction a été diminuée par rapport au nombre d'heures d'une fonction complète, sans que ce montant puisse être supérieur à F 10 504.
Lorsque des membres les personnel remplissent les conditions du § 1er, alinéa 3 ou 4, le montant mensuel de l'allocation d'interruption est, au cours de la période fixée au § 1er, alinéa 6, fixé à une partie de respectivement F 25 008 ou F 29 008, calculé selon les dispositions de l'alinéa précédent, sans que ce montant puisse être supérieur à respectivement F 12 504 ou F 14 504.
§ 4. Si un membre du personnel, pendant une période d'interruption en cours, sollicite le bénéfice d'une allocation majorée telle que prévue au § 1er, alinéa 3 et 4, § 2, alinéa 2, et § 3, alinéa 2 celle-ci peut être octroyée à partir du premier jour du mois qui suit la demande. Est considérée comme demande, l'introduction des pièces justificatives dont question à l'article 16, § 3.
" Art. 4. § 1er. Aux membres du personnel qui, selon les dispositions du présent arrêté interrompent complètement leur carrière professionnelle, il est accordé une allocation d'interruption de F 10 504 par mois, si la fonction interrompue est à prestations complètes.
Lorsque cette fonction n'est pas à prestations complètes, ce montant est réduit au prorata prestations qui sont interrompues.
Le montant de l'allocation d'interruption est toutefois, par dérogation à l'alinéa 1er, fixé à F 12 504 par mois lorsque l'interruption complète commence dans un délai de six ans à partir de toute naissance ou adoption d'un deuxième enfant, pour lequel le membre du personnel ou son conjoint vivant sous le même toit, reçoit des allocations familiales.
Le montant de l'allocation d'interruption est toutefois fixé à F 14 504 par mois lorsque l'interruption du régime de travail à temps plein commence dans un délai de six ans à partir de toute naissance ou adoption postérieure à celle d'un deuxième enfant pour lequel le membre du personnel ou son conjoint vivant sous le même toit, reçoit des allocations familiales.
Lorsque la fonction qui est interrompue complètement n'est pas à prestations complètes, les montants précités sont réduits au prorata des prestations qui sont interrompues.
Les montants prévus aux alinéas précédents restent acquis, aussi en cas de prolongation de la période initiale d'interruption, jusqu'au plus tard le premier jour du mois suivant le mois au cours duquel l'enfant qui a ouvert le droit atteint l'âge de six ans. En cas de décès de l'enfant qui a ouvert le droit à ce montant, ce dernier reste acquis jusqu'à la fin de la période d'interruption en cours ou jusqu'à ce que l'enfant eût atteint l'âge de six ans.
§ 2. Pour les membres du personnel qui interrompent leur carrière professionnelle de manière partielle, le montant mensuel de l'allocation d'interruption s'élève à une partie de F 10 504 calculée selon le nombre d'heures par lesquelles la fonction a été diminuée par rapport au nombre d'heures d'une fonction complète.
Lorsque les membres du personnel remplissent les conditions du § 1er, alinéa 3 ou 4, le montant mensuel de l'allocation d'interruption s'élève, au cours de la période fixée au § 1er, alinéa six, à une partie de respectivement de F 12 504 ou F 14 504 calculée selon le nombre d'heures par lesquelles la fonction a été diminuée par rapport au nombre d'heures d'une fonction complète.
§ 3. Par dérogation au § 2, pour les membres du personnel qui ont atteint l'âge de 50 ans et qui s'engagent, selon les conditions et modalités fixées par la Communauté compétente, d'interrompre partiellement leur carrière jusqu'à leur retraite, le montant mensuel de l'allocation d'interruption est fixé à une partie de F 21 008 calculé selon le nombre d'heures par lesquelles la fonction a été diminuée par rapport au nombre d'heures d'une fonction complète, sans que ce montant puisse être supérieur à F 10 504.
Lorsque des membres les personnel remplissent les conditions du § 1er, alinéa 3 ou 4, le montant mensuel de l'allocation d'interruption est, au cours de la période fixée au § 1er, alinéa 6, fixé à une partie de respectivement F 25 008 ou F 29 008, calculé selon les dispositions de l'alinéa précédent, sans que ce montant puisse être supérieur à respectivement F 12 504 ou F 14 504.
§ 4. Si un membre du personnel, pendant une période d'interruption en cours, sollicite le bénéfice d'une allocation majorée telle que prévue au § 1er, alinéa 3 et 4, § 2, alinéa 2, et § 3, alinéa 2 celle-ci peut être octroyée à partir du premier jour du mois qui suit la demande. Est considérée comme demande, l'introduction des pièces justificatives dont question à l'article 16, § 3.
Art.4. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een § 2, luidend als volgt :
§ 2. Voor de toepassing van § 1 wordt beschouwd als bijkomende activiteit als loontrekkende, de activiteit in loondienst waarvan het gemiddeld aantal arbeidsuren niet meer bedraagt dan in de betrekking waarvan de uitvoering geschorst wordt of waarin de arbeidsprestaties verminderd worden.
Voor de toepassing van § 1 wordt als zelfstandige activiteit beschouwd, deze activiteit waardoor volgens de terzake geldende reglementering, de betrokken persoon verplicht is zich in te schrijven bij het Rijksinstituut voor Sociale Verzekering der Zelfstandigen.
§ 2. Voor de toepassing van § 1 wordt beschouwd als bijkomende activiteit als loontrekkende, de activiteit in loondienst waarvan het gemiddeld aantal arbeidsuren niet meer bedraagt dan in de betrekking waarvan de uitvoering geschorst wordt of waarin de arbeidsprestaties verminderd worden.
Voor de toepassing van § 1 wordt als zelfstandige activiteit beschouwd, deze activiteit waardoor volgens de terzake geldende reglementering, de betrokken persoon verplicht is zich in te schrijven bij het Rijksinstituut voor Sociale Verzekering der Zelfstandigen.
Art.4. L'article 6 du même arrêté est complété par un § 2, rédigé comme suite :
§ 2. Pour l'application du § 1er, est considérée comme activité accessoire en tant que travailleur salarié, l'activité salariée dont le nombre d'heures de travail, en moyenne, ne dépasse pas le nombre d'heures de travail dans l'emploi dont l'exécution est suspendue ou dans lequel les prestations de travail sont diminuées.
Pour l'application de § 1er est considérée comme activité indépendante, l'activité qui oblige, selon la réglementation en vigueur, la personne concernée à s'inscrire auprès de l'Institut national d'assurances sociales pour travailleurs indépendants.
§ 2. Pour l'application du § 1er, est considérée comme activité accessoire en tant que travailleur salarié, l'activité salariée dont le nombre d'heures de travail, en moyenne, ne dépasse pas le nombre d'heures de travail dans l'emploi dont l'exécution est suspendue ou dans lequel les prestations de travail sont diminuées.
Pour l'application de § 1er est considérée comme activité indépendante, l'activité qui oblige, selon la réglementation en vigueur, la personne concernée à s'inscrire auprès de l'Institut national d'assurances sociales pour travailleurs indépendants.
Art.5. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de woorden " de inspecteur " vervangen door de woorden " de directeur ".
Art.5. Dans l'article 7 du même arrêté, les mots " l'inspecteur " sont remplacés par les mots " le directeur ".
Art.6. In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de woorden " de inspecteur " vervangen door de woorden " de directeur ".
Art.6. Dans l'article 8 du même arrêté, les mots " l'inspecteur " sont remplacés par les mots " le directeur ".
Art.7. Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 12. Gedurende de loopbaanonderbreking dient, behalve in het geval van toepassing van de bepalingen van de artikelen 100bis of 102bis van de herstelwet van 22 december 1985 houdende sociale bepalingen, ter vervanging van het personeelslid een uitkeringsgerechtigde volledig werkloze die uitkeringen geniet voor alle dagen van de week aangeworven te worden. De inrichtende macht beschikt daartoe over een termijn van één maand, te rekenen van datum tot datum, vanaf het begin van de periode van volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking. ".
" Art. 12. Gedurende de loopbaanonderbreking dient, behalve in het geval van toepassing van de bepalingen van de artikelen 100bis of 102bis van de herstelwet van 22 december 1985 houdende sociale bepalingen, ter vervanging van het personeelslid een uitkeringsgerechtigde volledig werkloze die uitkeringen geniet voor alle dagen van de week aangeworven te worden. De inrichtende macht beschikt daartoe over een termijn van één maand, te rekenen van datum tot datum, vanaf het begin van de periode van volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking. ".
Art.7. L'article 12 du même arrêté, est remplacé par la disposition suivante :
" Art. 12. Pendant l'interruption de la carrière, sauf en cas d'application des dispositions des articles 100bis et 102bis de la loi de redressement du 22 décembre 1985 contenant des dispositions sociales, le membre du personnel doit être remplacé par un chômeur complet indemnisé qui bénéficie d'allocations de chômage pour tous les jours de la semaine. Le pouvoir organisateur dispose à cet effet d'un délai d'un mois à calculer de date à date, prenant cours dès le début de l'interruption complète ou partielle. ".
" Art. 12. Pendant l'interruption de la carrière, sauf en cas d'application des dispositions des articles 100bis et 102bis de la loi de redressement du 22 décembre 1985 contenant des dispositions sociales, le membre du personnel doit être remplacé par un chômeur complet indemnisé qui bénéficie d'allocations de chômage pour tous les jours de la semaine. Le pouvoir organisateur dispose à cet effet d'un délai d'un mois à calculer de date à date, prenant cours dès le début de l'interruption complète ou partielle. ".
Art.8. Artikel 13, 3°, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 3° de deeltijdse werknemers met behoud van rechten die een inkomensgarantie-uitkering genieten in toepassing van artikel 131bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; ".
" 3° de deeltijdse werknemers met behoud van rechten die een inkomensgarantie-uitkering genieten in toepassing van artikel 131bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; ".
Art.8. Article 13, 3°, du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
" 3° les travailleurs à temps partiel avec maintien des droits qui bénéficient d'une allocation de garantie de revenus en application de l'article 131bis de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage; ".
" 3° les travailleurs à temps partiel avec maintien des droits qui bénéficient d'une allocation de garantie de revenus en application de l'article 131bis de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage; ".
Art.9. In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de woorden " de inspecteur " vervangen door de woorden " de directeur ".
Art.9. Dans l'article 15 du même arrêté, les mots " l'inspecteur " sont remplacés par les mots " le directeur ".
Art.10. In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden " het gewestelijk werkloosheidsbureau " worden telkens vervangen door de woorden " het werkloosheidsbureau ";
2° de woorden " de gewestelijke werkloosheidsinspecteur " worden vervangen door " de directeur ".
1° de woorden " het gewestelijk werkloosheidsbureau " worden telkens vervangen door de woorden " het werkloosheidsbureau ";
2° de woorden " de gewestelijke werkloosheidsinspecteur " worden vervangen door " de directeur ".
Art.10. A l'article 16 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes :
1° les mots " bureau régional du chômage " sont chaque fois remplacés par les mots " bureau du chômage ";
2° les mots " l'inspecteur régional du chômage " sont remplacés par les mots " le directeur ".
1° les mots " bureau régional du chômage " sont chaque fois remplacés par les mots " bureau du chômage ";
2° les mots " l'inspecteur régional du chômage " sont remplacés par les mots " le directeur ".
Art.11. In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de woorden " de inspecteur " vervangen door de woorden " de directeur ".
Art.11. Dans l'article 17 du même arrêté, les mots " l'inspecteur " sont remplacés par les mots " le directeur ".
Art.12. In artikel 18 van hetzelfde besluit worden de woorden " de inspecteur " telkens vervangen door de woorden " de directeur ".
Art.12. Dans l'article 18 du même arrêté, les mots " l'inspecteur " sont chaque fois remplacés par les mots " le directeur ".
Art.13. In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de woorden " de inspecteur " telkens vervangen door de woorden " de directeur ".
Art.13. Dans l'article 19 du même arrêté, les mots " l'inspecteur " sont remplacés par les mots " le directeur ".
Art.14. Dit besluit treedt in werking op 1 september 1996.
Art.14. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er septembre 1996.
Art. 15. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 20 augustus 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 20 augustus 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
Art. 15. Notre Ministre de l'Emploi et du Travail est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Donné à Châteauneuf-de-Grasse, le 20 août 1996.
ALBERT
Par le Roi :
La Ministre de l'Emploi et du Travail,
Mme M. SMET
Donné à Châteauneuf-de-Grasse, le 20 août 1996.
ALBERT
Par le Roi :
La Ministre de l'Emploi et du Travail,
Mme M. SMET