Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen welke ressorteren onder de bevoegheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen.
Onder werklieden wordt verstaan de werklieden en werksters.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
28 APRIL 1995. Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen. - Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1995. - Toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen (Overeenkomst geregistreerd op 17 juli 1995 onder nummer 38468/CO/142.02).
Titre
28 AVRIL 1995. - Sous-commission paritaire pour la récupération de chiffons. - Convention collective de travail du 28 avril 1995. - Octroi d'une indemnité complémentaire en faveur de certains travailleurs âgés en cas de licenciement (Convention enregistrée le 17 juillet 1995 sous le numéro 38468/CO/142.02).
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
HOOFDSTUK II. - Draagwijdte van de overeenkomst.
HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden op de aanvullen...
HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de aanvullende vergo...
HOOFDSTUK V. - Aanpassing van het bedrag van de...
HOOFDSTUK VI. - Tijdstip van betaling van de aa...
HOOFDSTUK VII. - Cumulatie van de aanvullende v...
HOOFSTUK VIII. - Overlegprocedure.
HOOFDSTUK IX. - Betaling van de aanvullende ver...
HOOFDSTUK X. - Eindbepalingen.
Table des matières
CHAPITRE Ier. - Champ d'application.
CHAPITRE II. - Portée de la convention.
CHAPITRE III. - Bénéficiaire de l'indemnité com...
CHAPITRE IV. - Montant de l'indemnité complémen...
CHAPITRE V. - Adaptation du montant de l'indemn...
CHAPITRE VI. - Périodicité du paiement de l'ind...
CHAPITRE VII. - Cumul de l'indemnité complément...
CHAPITRE VIII. - Procédure de concertation.
CHAPITRE IX. - Paiement de l'indemnité compléme...
CHAPITRE X. - Dispositions finales.
Tekst (28)
Texte (28)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
CHAPITRE Ier. - Champ d'application.
Article 1. La présente convention collective de travail s'applique aux employeurs et aux ouvriers des entreprises ressortissant à la Sous-commission paritaire pour la récupération de chiffons.
Par ouvriers on entend les ouvriers et les ouvrières.
Par ouvriers on entend les ouvriers et les ouvrières.
HOOFDSTUK II. - Draagwijdte van de overeenkomst.
CHAPITRE II. - Portée de la convention.
Art.2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werklieden indien zij worden ontslagen.
Art.2. Art. 2. La présente convention collective de travail règle l'octroi d'une indemnité complémentaire en faveur de certains ouvriers âgés en cas de licenciement.
Art.3. Overeenkomstig Titel II van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling en de bepalingen van artikel 3, § 2, vierde en vijfde lid van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, wordt de minimumleeftijd om te kunnen genieten van deze regeling van aanvullende vergoeding vastgesteld op 55 jaar vanaf 1 januari 1996.
Art.3. Conformément au titre II de la loi du 3 avril 1995 portant des dispositions en faveur de l'emploi et aux dispositions de l'article 3, § 2, alinéas 4 et 5 de l'arrêté royal du 7 décembre 1992 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle, l'âge minimum pour pouvoir bénéficier de cette allocation complémentaire est fixé à 55 ans à partir du 1er janvier 1996.
Art.4. In uitvoering van de bepalingen van artikel 15 van de statuten, gecoördineerd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 1991, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 oktober 1993, wordt aan de werklieden bedoeld bij de artikelen 2 en 3 een aanvullende vergoeding toegekend ten laste van het fonds, waarvan het bedrag, de wijze van toekenning en van uitkering hierna zijn vastgesteld.
Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989, door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, door artikel 11 van voormelde wet van 3 april 1995 en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het fonds.
Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989, door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, door artikel 11 van voormelde wet van 3 april 1995 en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het fonds.
Art.4. En exécution des dispositions de l'article 15 des statuts, coordonnés par la convention collective de travail du 17 décembre 1991, conclue au sein de la Sous-commission paritaire pour la récupération de chiffons, coordonnant les statuts du "Fonds social pour les entreprises de chiffons", rendue obligatoire par arrêté royal du 8 octobre 1993, il est accordé, à charge du fonds aux ouvriers visés aux articles 2 et 3, une indemnité complémentaire dont le montant et les conditions d'octroi et de liquidation sont fixés ci-après.
De plus, les cotisations patronales spéciales, imposées par les articles 268 à 271 de la loi-programme du 22 décembre 1989, par l'article 141 de la loi du 29 décembre 1990 portant des dispositions sociales, par l'article 11 de la loi du 3 avril 1995 précitée et les arrêtés d'exécution, sont prises en charge par le fonds.
De plus, les cotisations patronales spéciales, imposées par les articles 268 à 271 de la loi-programme du 22 décembre 1989, par l'article 141 de la loi du 29 décembre 1990 portant des dispositions sociales, par l'article 11 de la loi du 3 avril 1995 précitée et les arrêtés d'exécution, sont prises en charge par le fonds.
HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden op de aanvullende vergoeding.
CHAPITRE III. - Bénéficiaire de l'indemnité complémentaire.
Art.5. De in artikel 2 bedoelde aanvullende vergoeding behelst het toekennen van gelijkaardige voordelen als voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974, aan alle werklieden die ongewild werkloos worden gesteld en die gedurende de periode van 1 januari 1996 tot en met 31 december 1996 recht verkrijgen op een wettelijke werkloosheidsvergoeding en op de eerste dag die recht geeft op deze vergoeding de leeftijd hebben bereikt zoals aangeduid in artikel 3 hierboven.
Zonder afbreuk te doen aan de vereiste dat de minimumleeftijd waarvan sprake in artikel 3 moet bereikt zijn tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, kan de eerste dag die recht geeft op wettelijke werkloosheidsvergoeding zich situeren na 31 december 1996 indien dit te wijten is aan de verlenging van de opzeggingstermijn ingevolge toepassing van de artikelen 38, § 2 en 38bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Zonder afbreuk te doen aan de vereiste dat de minimumleeftijd waarvan sprake in artikel 3 moet bereikt zijn tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, kan de eerste dag die recht geeft op wettelijke werkloosheidsvergoeding zich situeren na 31 december 1996 indien dit te wijten is aan de verlenging van de opzeggingstermijn ingevolge toepassing van de artikelen 38, § 2 en 38bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art.5. L'indemnité complémentaire visée à l'article 2 concerne l'octroi d'avantages semblables à ceux prévus par la convention collective de travail n° 17 conclue le 19 décembre 1974 au sein du Conseil national du travail, à tous les ouvriers qui sont involontairement mis en chômage et qui ont droit, durant la période du 1er janvier 1996 au 31 décembre 1996, à l'allocation de chômage légale et qui ont atteint l'âge mentionné à l'article 3 ci-dessus le premier jour donnant droit à cette allocation.
Sans préjudice de la condition selon laquelle l'âge minimum visé à l'article 3 doit être atteint pendant la durée de la présente convention collective de travail, le premier jour donnant droit à l'allocation légale de chômage peut se situer après le 31 décembre 1996, si cela est la conséquence de la prolongation du délai de préavis par application des articles 38, § 2 et 38bis de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail.
Sans préjudice de la condition selon laquelle l'âge minimum visé à l'article 3 doit être atteint pendant la durée de la présente convention collective de travail, le premier jour donnant droit à l'allocation légale de chômage peut se situer après le 31 décembre 1996, si cela est la conséquence de la prolongation du délai de préavis par application des articles 38, § 2 et 38bis de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail.
Art.6. Naast de anciënniteitsvoorwaarden vastgesteld door artikel 10, § 1 van voormelde wet van 3 april 1995, dienen de werklieden, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen gedurende vijftien jaar in dienst te zijn in de sector en tien jaar tewerkgesteld zijn in hun huidig bedrijf.
Heel speciale afwijkingen kunnen worden besproken in de raad van beheer van het fonds.
Heel speciale afwijkingen kunnen worden besproken in de raad van beheer van het fonds.
Art.6. Sans préjudice des conditions d'ancienneté fixées par l'article 10, § 1er de la loi du 3 avril 1995 précitée, les ouvriers doivent, pour pouvoir bénéficier de la prépension conventionnelle, être en service dans le secteur pendant quinze ans et être en service de l'entreprise actuelle depuis 10 ans.
Des dérogations très particulières peuvent être discutées au sein du conseil d'administration du fonds.
Des dérogations très particulières peuvent être discutées au sein du conseil d'administration du fonds.
Art.7. De in artikel 5 bedoelde werklieden hebben, voorzover zij de wettelijke werkloosheidsuitkeringen ontvangen, recht op de aanvullende vergoeding tot op de datum dat zij de leeftijd bereiken waarop zij wettelijk pensioengerechtigd zijn en binnen de voorwaarden zoals door deze pensioenreglementering vastgesteld.
De regeling geldt eveneens voor de werklieden die tijdelijk uit het stelsel zouden getreden zijn en die nadien opnieuw van de regeling wensen te genieten, voorzover zij opnieuw de wettelijke werkloosheidsvergoeding ontvangen.
De regeling geldt eveneens voor de werklieden die tijdelijk uit het stelsel zouden getreden zijn en die nadien opnieuw van de regeling wensen te genieten, voorzover zij opnieuw de wettelijke werkloosheidsvergoeding ontvangen.
Art.7. Les ouvriers visés à l'article 5 ont droit, dans la mesure où ils bénéficient des allocations légales de chômage, à l'indemnité complémentaire jusqu'à la date à laquelle ils atteignent l'âge requis pour pouvoir bénéficier de la pension légale et dans les conditions fixées par la réglementation relative aux pensions.
Le règlement vaut également pour les ouvriers qui seraient sortis temporairement du régime et qui, par après, demandent à nouveau à bénéficier de celui-ci, pour autant qu'ils percoivent à nouveau l'allocation légale de chômage.
Le règlement vaut également pour les ouvriers qui seraient sortis temporairement du régime et qui, par après, demandent à nouveau à bénéficier de celui-ci, pour autant qu'ils percoivent à nouveau l'allocation légale de chômage.
HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de aanvullende vergoeding.
CHAPITRE IV. - Montant de l'indemnité complémentaire.
Art.8. Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto-referteloon en de werkloosheidsuitkering.
Art.8. Le montant de l'indemnité complémentaire est égal à la moitié de la différence entre la rémunération nette de référence et l'allocation de chômage.
Art.9. Het netto-referteloon is gelijk aan het brutomaandloon begrensd tot 37 925 F en verminderd met de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage en de fiscale inhouding.
De grens van 37 925 F is gekoppeld aan het indexcijfer 134,52 (1971 = 100) en bedraagt dus op 1 januari 1995, 97 475 F.
Zij is gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Deze grens wordt daarenboven op 1 januari van elk jaar herzien in functie der regelingslonen overeenkomstig de beslissing van de Nationale Arbeidsraad.
Het netto-referteloon wordt tot het hogere honderdtal afgerond.
De grens van 37 925 F is gekoppeld aan het indexcijfer 134,52 (1971 = 100) en bedraagt dus op 1 januari 1995, 97 475 F.
Zij is gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Deze grens wordt daarenboven op 1 januari van elk jaar herzien in functie der regelingslonen overeenkomstig de beslissing van de Nationale Arbeidsraad.
Het netto-referteloon wordt tot het hogere honderdtal afgerond.
Art.9. La rémunération nette de référence correspond à la rémunération mensuelle brute plafonnée à 37 925 F et diminuée de la cotisation personnelle à la sécurité sociale et de la retenue fiscale.
La limite de 37 925 F est rattachée à l'indice 134,52 (1971 = 100) et atteint donc 97 475 F au 1er janvier 1995.
Elle est liée aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation, conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants.
Cette limite est en outre révisée au 1er janvier de chaque année en tenant compte de l'évolution conventionnelle des salaires, décidée au Conseil national du travail.
La rémunération nette de référence est arrondie à la centaine de francs supérieur.
La limite de 37 925 F est rattachée à l'indice 134,52 (1971 = 100) et atteint donc 97 475 F au 1er janvier 1995.
Elle est liée aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation, conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants.
Cette limite est en outre révisée au 1er janvier de chaque année en tenant compte de l'évolution conventionnelle des salaires, décidée au Conseil national du travail.
La rémunération nette de référence est arrondie à la centaine de francs supérieur.
Art.10. 1. Het brutoloon omvat de contractuele premies die rechtstreeks gebonden zijn aan de door de werklieden verrichte prestaties waarop inhoudingen voor sociale zekerheid worden gedaan en waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt.
Het omvat ook de voordelen in natura die aan inhoudingen voor sociale zekerheid onderworpen zijn.
Daarentegen worden de premies of vergoedingen, die als tegenwaarde van werkelijke kosten worden verleend, niet in aanmerking genomen.
2. Voor de maand betaalde werkman wordt als brutoloon beschouwd het loon dat hij gedurende de in navolgend punt 6 bepaalde refertemaand heeft verdiend.
3. Voor de werkman die niet per maand wordt betaald, wordt het brutoloon berekend op grond van het normale uurloon.
4. Het brutoloon van een werkman die gedurende de ganse refertemaand niet heeft gewerkt, wordt berekend alsof hij aanwezig was geweest op alle arbeidsdagen die in de beschouwde maand vallen.
Indien een werkman, krachtens de bepalingen van zijn arbeidsovereenkomst, slechts gedurende een gedeelte van de refertemaand moet werken en hij al die tijd niet heeft gewerkt, wordt zijn brutoloon berekend op grond van het aantal arbeidsdagen, dat in zijn arbeidsovereenkomst is vastgesteld.
5. Het door de werkman verdiende brutoloon, ongeacht of het per maand of anders wordt betaald, wordt vermeerderd met een twaalfde van het totaal van de contractuele premies en van de veranderlijke bezoldiging waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt en door die werkman in de loop van de twaalf maanden die aan het ontslag voorafgaan afzonderlijk werden ontvangen.
6. Naar aanleiding van het bij artikel 14 voorziene overleg, zal in gemeen akkoord worden beslist met welke refertemaand rekening moet worden gehouden. Indien geen refertemaand is vastgesteld, wordt de kalendermaand, die de datum van het ontslag voorafgaat, in aanmerking genomen.
Het omvat ook de voordelen in natura die aan inhoudingen voor sociale zekerheid onderworpen zijn.
Daarentegen worden de premies of vergoedingen, die als tegenwaarde van werkelijke kosten worden verleend, niet in aanmerking genomen.
2. Voor de maand betaalde werkman wordt als brutoloon beschouwd het loon dat hij gedurende de in navolgend punt 6 bepaalde refertemaand heeft verdiend.
3. Voor de werkman die niet per maand wordt betaald, wordt het brutoloon berekend op grond van het normale uurloon.
4. Het brutoloon van een werkman die gedurende de ganse refertemaand niet heeft gewerkt, wordt berekend alsof hij aanwezig was geweest op alle arbeidsdagen die in de beschouwde maand vallen.
Indien een werkman, krachtens de bepalingen van zijn arbeidsovereenkomst, slechts gedurende een gedeelte van de refertemaand moet werken en hij al die tijd niet heeft gewerkt, wordt zijn brutoloon berekend op grond van het aantal arbeidsdagen, dat in zijn arbeidsovereenkomst is vastgesteld.
5. Het door de werkman verdiende brutoloon, ongeacht of het per maand of anders wordt betaald, wordt vermeerderd met een twaalfde van het totaal van de contractuele premies en van de veranderlijke bezoldiging waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt en door die werkman in de loop van de twaalf maanden die aan het ontslag voorafgaan afzonderlijk werden ontvangen.
6. Naar aanleiding van het bij artikel 14 voorziene overleg, zal in gemeen akkoord worden beslist met welke refertemaand rekening moet worden gehouden. Indien geen refertemaand is vastgesteld, wordt de kalendermaand, die de datum van het ontslag voorafgaat, in aanmerking genomen.
Art.10. 1. La rémunération brute comprend les primes contractuelles qui sont directement liées aux prestations fournies par l'ouvrier, qui font l'objet de retenues de sécurité sociale et dont la périodicité de paiement n'est pas supérieure à un mois.
Elle comprend aussi les avantages en nature qui sont soumis à des retenues de sécurité sociale.
Par contre, les primes ou indemnités qui sont accordées en contrepartie de frais réels ne sont pas prises en considération.
2. Pour l'ouvrier payé par mois, la rémunération brute est la rémunération qu'il obtient pour le mois de référence défini au point 6 ci-après.
3. Pour l'ouvrier qui n'est pas payé par mois, la rémunération brute est calculée en fonction de la rémunération horaire normale.
4. La rémunération brute d'un ouvrier qui n'a pas travaillé pendant tout le mois de référence est calculée comme s'il avait été présent tous les jours de travail compris dans le mois considéré.
Lorsqu'en raison des stipulations de son contrat de travail, un ouvrier n'est tenu de travailler que pendant une partie du mois de référence et n'a pas travaillé pendant tout ce temps, sa rémunération brute est calculée en fonction du nombre de jours de travail prévu par son contrat de travail.
5. A la rémunération brute obtenue par l'ouvrier, qu'il soit payé par mois ou autrement, il est ajouté un douzième du total des primes contractuelles et de la rémunération variable dont la périodicité de paiement n'est pas supérieur à un mois, percues distinctement par l'ouvrier au cours des douze mois qui précèdent la date du licenciement.
6. A l'occasion de la concertation prévue par l'article 14, il sera décidé de commun accord quel est le mois de référence à prendre en considération. Lorsqu'il n'est pas fixé de mois de référence, celui-ci sera le mois civil qui précède la date du licenciement.
Elle comprend aussi les avantages en nature qui sont soumis à des retenues de sécurité sociale.
Par contre, les primes ou indemnités qui sont accordées en contrepartie de frais réels ne sont pas prises en considération.
2. Pour l'ouvrier payé par mois, la rémunération brute est la rémunération qu'il obtient pour le mois de référence défini au point 6 ci-après.
3. Pour l'ouvrier qui n'est pas payé par mois, la rémunération brute est calculée en fonction de la rémunération horaire normale.
4. La rémunération brute d'un ouvrier qui n'a pas travaillé pendant tout le mois de référence est calculée comme s'il avait été présent tous les jours de travail compris dans le mois considéré.
Lorsqu'en raison des stipulations de son contrat de travail, un ouvrier n'est tenu de travailler que pendant une partie du mois de référence et n'a pas travaillé pendant tout ce temps, sa rémunération brute est calculée en fonction du nombre de jours de travail prévu par son contrat de travail.
5. A la rémunération brute obtenue par l'ouvrier, qu'il soit payé par mois ou autrement, il est ajouté un douzième du total des primes contractuelles et de la rémunération variable dont la périodicité de paiement n'est pas supérieur à un mois, percues distinctement par l'ouvrier au cours des douze mois qui précèdent la date du licenciement.
6. A l'occasion de la concertation prévue par l'article 14, il sera décidé de commun accord quel est le mois de référence à prendre en considération. Lorsqu'il n'est pas fixé de mois de référence, celui-ci sera le mois civil qui précède la date du licenciement.
HOOFDSTUK V. - Aanpassing van het bedrag van de aanvullende vergoeding.
CHAPITRE V. - Adaptation du montant de l'indemnité complémentaire.
Art.11. Het bedrag van de uitgekeerde aanvullende vergoedingen wordt gebonden aan de schommeling van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten die van toepassing zijn inzake de werkloosheidsvergoedingen, overeenkomstig de bepalingen van voormelde wet van 2 augustus 1971.
Het bedrag van deze vergoedingen wordt daarenboven elk jaar op 1 januari herzien in functie van de ontwikkeling van de regelingslonen overeenkomstig hetgeen dienaangaande wordt beslist in de Nationale Arbeidsraad.
Voor de werklieden die in de loop van het jaar tot de regeling toetreden, wordt de aanpassing op grond van het verloop van de regelingslonen verricht, rekening houdend met het ogenblik van het jaar waarop zij in het stelsel treden; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanpassing.
Het bedrag van deze vergoedingen wordt daarenboven elk jaar op 1 januari herzien in functie van de ontwikkeling van de regelingslonen overeenkomstig hetgeen dienaangaande wordt beslist in de Nationale Arbeidsraad.
Voor de werklieden die in de loop van het jaar tot de regeling toetreden, wordt de aanpassing op grond van het verloop van de regelingslonen verricht, rekening houdend met het ogenblik van het jaar waarop zij in het stelsel treden; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanpassing.
Art.11. Le montant des indemnités complémentaires payées est lié aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation suivant les modalités d'application en matière d'allocation de chômage, conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 précitée.
En outre, le montant de ces indemnités est révisé au 1er janvier de chaque année en fonction de l'évolution conventionnelle des salaires, conformément à ce qui est décidé à ce sujet au Conseil national du travail.
Pour les ouvriers qui entrent dans le régime dans le courant de l'année, l'adaptation en vertu de l'évolution conventionnelle des salaires est opérée en tenant compte du moment de l'année où a lieu l'entrée dans le régime; chaque trimestre est pris en considération pour ce calcul de l'adaptation.
En outre, le montant de ces indemnités est révisé au 1er janvier de chaque année en fonction de l'évolution conventionnelle des salaires, conformément à ce qui est décidé à ce sujet au Conseil national du travail.
Pour les ouvriers qui entrent dans le régime dans le courant de l'année, l'adaptation en vertu de l'évolution conventionnelle des salaires est opérée en tenant compte du moment de l'année où a lieu l'entrée dans le régime; chaque trimestre est pris en considération pour ce calcul de l'adaptation.
HOOFDSTUK VI. - Tijdstip van betaling van de aanvullende vergoeding.
CHAPITRE VI. - Périodicité du paiement de l'indemnité complémentaire.
Art.12. De betaling van de aanvullende vergoeding gebeurt om de kalendermaand.
Art.12. Le paiement de l'indemnité complémentaire se fait mensuellement.
HOOFDSTUK VII. - Cumulatie van de aanvullende vergoeding met andere voordelen.
CHAPITRE VII. - Cumul de l'indemnité complémentaire et d'autres avantages.
Art.13. De aanvullende vergoeding mag niet worden gecumuleerd met andere wegens afdanking verleende sociale vergoedingen of toeslagen, die worden toegekend krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen.
De werkman, die onder de in artikel 5 voorziene voorwaarde ontslagen wordt zal dus eerst de uit die bepalingen voortvloeiende rechten moeten uitputten, alvorens aanspraak te kunnen maken op de in artikel 2 voorziene aanvullende vergoeding.
Het in het voorgaande lid geformuleerde verbod van cumulatie is niet van toepassing op de sluitingsvergoedingen voorzien bij de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen.
De werkman, die onder de in artikel 5 voorziene voorwaarde ontslagen wordt zal dus eerst de uit die bepalingen voortvloeiende rechten moeten uitputten, alvorens aanspraak te kunnen maken op de in artikel 2 voorziene aanvullende vergoeding.
Het in het voorgaande lid geformuleerde verbod van cumulatie is niet van toepassing op de sluitingsvergoedingen voorzien bij de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen.
Art.13. L'indemnité complémentaire ne peut être cumulée avec d'autres indemnités ou allocations spéciales accordées en vertu de dispositions légales ou réglementaires et résultant d'un licenciement.
Dès lors, l'ouvrier licencié dans la condition prévue par l'article 5 devra d'abord épuiser ses droits découlant de ces dispositions, avant de pouvoir prétendre à l'indemnité complémentaire visée à l'article 2.
L'interdiction de cumul formulée à l'alinéa précédent ne s'applique pas aux indemnités de fermeture prévues par la loi du 28 juin 1966 relative à l'indemnisation des travailleurs licenciés en cas de fermeture d'entreprises.
Dès lors, l'ouvrier licencié dans la condition prévue par l'article 5 devra d'abord épuiser ses droits découlant de ces dispositions, avant de pouvoir prétendre à l'indemnité complémentaire visée à l'article 2.
L'interdiction de cumul formulée à l'alinéa précédent ne s'applique pas aux indemnités de fermeture prévues par la loi du 28 juin 1966 relative à l'indemnisation des travailleurs licenciés en cas de fermeture d'entreprises.
HOOFSTUK VIII. - Overlegprocedure.
CHAPITRE VIII. - Procédure de concertation.
Art.14. Vooraleer een of meerdere werklieden bedoeld bij artikel 5 te ontslaan, pleegt de werkgever overleg met de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, met de syndicale afvaardiging.
Onverminderd de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 gesloten op 9 maart 1972 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, inzonderheid op artikel 12, heeft deze beraadslaging tot doel in gemeen overleg te beslissen of, afgezien van de in de onderneming van kracht zijnde afdankingscriteria, werklieden die aan het in artikel 3 bepaalde leeftijdscriterium voldoen, bij voorrang kunnen worden ontslagen en derhalve het voordeel van de aanvullende regeling kunnen genieten.
Bij ontstentenis van ondernemingsraad of van syndicale afvaardiging, heeft dit overleg plaats met de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties of, bij ontstentenis, met de werklieden van de onderneming.
Vooraleer een beslissing tot ontslag te nemen, nodigt de werkgever daarenboven de betrokken werkman bij aangetekende brief uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming.
Dit onderhoud heeft tot doel aan de werkman de gelegenheid te geven zijn bezwaren tegen het door de werkgever voorgenomen ontslag kenbaar te maken.
Overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 1974, gesloten in het Paritair Comité voor de ondernemingen waar teruggewonnen grondstoffen opnieuw ter waarde worden gebracht, betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 februari 1975 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1975), inzonderheid op artikel 11, kan de werkman zich bij dit onderhoud laten bijstaan door de syndicale afgevaardigde. De opzegging kan ten vroegste geschieden de tweede werkdag na de dag waarop dit onderhoud plaats had of waarop dit onderhoud voorzien was.
De ontslagen werklieden hebben de mogelijkheid de aanvullende regeling te aanvaarden of deze te weigeren en derhalve deel uit te maken van de arbeidsreserve.
Onverminderd de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 gesloten op 9 maart 1972 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, inzonderheid op artikel 12, heeft deze beraadslaging tot doel in gemeen overleg te beslissen of, afgezien van de in de onderneming van kracht zijnde afdankingscriteria, werklieden die aan het in artikel 3 bepaalde leeftijdscriterium voldoen, bij voorrang kunnen worden ontslagen en derhalve het voordeel van de aanvullende regeling kunnen genieten.
Bij ontstentenis van ondernemingsraad of van syndicale afvaardiging, heeft dit overleg plaats met de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties of, bij ontstentenis, met de werklieden van de onderneming.
Vooraleer een beslissing tot ontslag te nemen, nodigt de werkgever daarenboven de betrokken werkman bij aangetekende brief uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming.
Dit onderhoud heeft tot doel aan de werkman de gelegenheid te geven zijn bezwaren tegen het door de werkgever voorgenomen ontslag kenbaar te maken.
Overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 1974, gesloten in het Paritair Comité voor de ondernemingen waar teruggewonnen grondstoffen opnieuw ter waarde worden gebracht, betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 februari 1975 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1975), inzonderheid op artikel 11, kan de werkman zich bij dit onderhoud laten bijstaan door de syndicale afgevaardigde. De opzegging kan ten vroegste geschieden de tweede werkdag na de dag waarop dit onderhoud plaats had of waarop dit onderhoud voorzien was.
De ontslagen werklieden hebben de mogelijkheid de aanvullende regeling te aanvaarden of deze te weigeren en derhalve deel uit te maken van de arbeidsreserve.
Art.14. Avant de licencier un ou plusieurs ouvriers visés à l'article 5, l'employeur se concertera avec les représentants du personnel au sein du conseil d'entreprise ou à défaut, avec la délégation syndicale.
Sans préjudice des dispositions de la convention collective de travail n° 9 conclue le 9 mars 1972 au sein du Conseil national du travail, coordonnant les accords nationaux et les conventions collectives de travail relatifs aux conseils d'entreprises, conclus au sein du Conseil national du travail, notamment son article 12, cette concertation a pour but de décider d'un commun accord si, indépendamment des critères de licenciement en vigueur dans l'entreprise, des ouvriers répondant au critère d'âge prévu par l'article 3 peuvent être licenciés par priorité et, dès lors, bénéficier du régime complémentaire.
A défaut de conseil d'entreprise ou de délégation syndicale, cette concertation a lieu avec les représentants des organisations représentatives des travailleurs, ou à défaut, avec les ouvriers de l'entreprise.
Avant de prendre une décision en matière de licenciement, l'employeur invite en outre l'ouvrier concerné, par lettre recommandée, à un entretien au siège de l'entreprise pendant les heures de travail.
Cet entretien a pour but de permettre à l'ouvrier de communiquer à l'employeur ses objections vis-à-vis du licenciement envisagé.
Conformément à la convention collective de travail du 27 juin 1974, conclue au sein de la Commission paritaire pour les entreprises de valorisation de matières premières de récupération, concernant le statut des délégations syndicales, rendue obligatoire par arrêté royal du 17 février 1975 (Moniteur belge du 20 août 1975), notamment son article 11, l'ouvrier peut, lors de cet entretien, se faire assister par son délégué syndical. Le licenciement peut avoir lieu au plus tôt à partir du deuxième jour ouvrable qui suit le jour où l'entretien a eu lieu ou était projeté.
Les ouvriers licenciés ont la faculté, soit d'accepter le régime complémentaire, soit de refuser et de faire dès lors partie de la réserve de main-d'oeuvre.
Sans préjudice des dispositions de la convention collective de travail n° 9 conclue le 9 mars 1972 au sein du Conseil national du travail, coordonnant les accords nationaux et les conventions collectives de travail relatifs aux conseils d'entreprises, conclus au sein du Conseil national du travail, notamment son article 12, cette concertation a pour but de décider d'un commun accord si, indépendamment des critères de licenciement en vigueur dans l'entreprise, des ouvriers répondant au critère d'âge prévu par l'article 3 peuvent être licenciés par priorité et, dès lors, bénéficier du régime complémentaire.
A défaut de conseil d'entreprise ou de délégation syndicale, cette concertation a lieu avec les représentants des organisations représentatives des travailleurs, ou à défaut, avec les ouvriers de l'entreprise.
Avant de prendre une décision en matière de licenciement, l'employeur invite en outre l'ouvrier concerné, par lettre recommandée, à un entretien au siège de l'entreprise pendant les heures de travail.
Cet entretien a pour but de permettre à l'ouvrier de communiquer à l'employeur ses objections vis-à-vis du licenciement envisagé.
Conformément à la convention collective de travail du 27 juin 1974, conclue au sein de la Commission paritaire pour les entreprises de valorisation de matières premières de récupération, concernant le statut des délégations syndicales, rendue obligatoire par arrêté royal du 17 février 1975 (Moniteur belge du 20 août 1975), notamment son article 11, l'ouvrier peut, lors de cet entretien, se faire assister par son délégué syndical. Le licenciement peut avoir lieu au plus tôt à partir du deuxième jour ouvrable qui suit le jour où l'entretien a eu lieu ou était projeté.
Les ouvriers licenciés ont la faculté, soit d'accepter le régime complémentaire, soit de refuser et de faire dès lors partie de la réserve de main-d'oeuvre.
HOOFDSTUK IX. - Betaling van de aanvullende vergoeding.
CHAPITRE IX. - Paiement de l'indemnité complémentaire.
Art.15. De betaling van de aanvullende vergoeding valt ten laste van voornoemd fonds.
Art.15. Le paiement de l'indemnité complémentaire est à charge dudit fonds.
HOOFDSTUK X. - Eindbepalingen.
CHAPITRE X. - Dispositions finales.
Art.16. De administratieve formaliteiten nodig voor de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden door de beheerraad van het in artikel 4 bedoelde fonds vastgesteld.
Art.16. Les formalités administratives nécessaires à l'exécution de la présente convention collective de travail sont fixées par le conseil d'administration du fonds visé à l'article 4.
Art.17. De algemene interpretatiemoeilijkheden van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden door de beheerraad van het fonds beslecht in de geest van en refererend naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad.
Art.17. Les difficultés d'interprétation générale de la présente convention collective de travail sont réglées par le conseil d'administration du fonds par référence à et dans l'esprit de la convention collective de travail n° 17 du Conseil national du travail.
Art. 18. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1996 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 februari 1996.
(Voor het KB, zie %%1996-02-13/37%%).
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 februari 1996.
(Voor het KB, zie %%1996-02-13/37%%).
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
Art. 18. La présente convention collective de travail entre en vigueur le 1er janvier 1996 et cesse d'être en vigueur le 31 décembre 1996.
Vu pour être annexé à l'arrêté royal du 13 février 1996.
(pour l'AR, voir %%1996-02-13/37%%).
La Ministre de l'Emploi et du Travail,
Mme M. SMET
Vu pour être annexé à l'arrêté royal du 13 février 1996.
(pour l'AR, voir %%1996-02-13/37%%).
La Ministre de l'Emploi et du Travail,
Mme M. SMET