Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
13 APRIL 1995. Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk. - Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1995. - Toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen (Overeenkomst geregistreerd op 30 mei 1995 onder het nummer 37979/CO/120).
Titre
13 AVRIL 1995. - Commission paritaire de l'industrie textile et de la bonneterie. - Convention collective de travail du 13 avril 1995. - Octroi d'une indemnité complémentaire à certains travailleurs âgés en cas de licenciement (Convention enregistrée le 30 mai 1995 sous le numéro 37979/CO/120).
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
HOOFDSTUK II. - Draagwijdte.
HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden op de aanvullen...
HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de aanvullende vergo...
HOOFDSTUK V. - Aanpassing van het bedrag van de...
HOOFDSTUK VI. - Tijdstip van betaling van de aa...
HOOFDSTUK VII. - Cumulatie van de aanvullende v...
HOOFDSTUK VIII. - Overlegprocedure.
HOOFDSTUK IX. - Betaling aanvullende vergoeding.
HOOFDSTUK X. - Eindbepalingen.
Table des matières
CHAPITRE I. - Champ d'application.
CHAPITRE II. - Portée de la convention.
CHAPITRE III. - Bénéficiaires de l'indemnité co...
CHAPITRE IV. - Montant de l'indemnité complémen...
CHAPITRE V. - Adaptation du montant de l'indemn...
CHAPITRE VI. - Périodicité du paiement de l'ind...
CHAPITRE VII. - Cumul de l'indemnité complément...
CHAPITRE VIII. - Procédure de concertation.
CHAPITRE IX. - Paiement de l'indemnité compléme...
CHAPITRE X. - Dispositions finales.
Tekst (28)
Texte (28)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
CHAPITRE I. - Champ d'application.
Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textiel- en breigoedondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk en op de werklieden en werksters die zij tewerkstellen.
Article 1. La présente convention collective de travail est applicable à toutes les entreprises textiles et de la bonneterie relevant de la compétence de la Commission paritaire de l'industrie textile et de la bonneterie et aux ouvriers(ières) qu'elles occupent.
HOOFDSTUK II. - Draagwijdte.
CHAPITRE II. - Portée de la convention.
Art.2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werklieden indien zij worden ontslagen.
Art.2. La présente convention collective de travail règle l'octroi d'une indemnité complémentaire en faveur de certains ouvriers âgés en cas de licenciement.
Art.3. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 2, vierde en vijfde lid van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen, wordt de minimumleeftijd om te kunnen genieten van deze regeling van aanvullende vergoeding vastgesteld op 54 jaar voor de arbeidsters en op 57 jaar voor de arbeiders.
Art.3. Conformément aux dispositions de l'article 3, § 2, alinéas 4 et 5 de l'arrêté royal du 17 décembre 1992 relatif à l'octroi d'allocations de chômage en cas de prépension conventionnelle, l'âge minimum pour pouvoir bénéficier de cette allocation complémentaire est fixé à 54 ans pour les ouvrières et à 57 ans pour les ouvriers.
Art.4. In uitvoering van de bepalingen van artikel 5 van de statuten, vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 april 1981, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, tot oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 juni 1981 (Belgisch Staatsblad van 4 juli 1981), wordt aan de werklieden (werksters) bedoeld in de artikelen 2 en 3 een aanvullende vergoeding toegekend ten laste van het Fonds, waarvan het bedrag, de wijze van toekenning en van uitkering hierna zijn vastgesteld.
Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen van het Fonds.
Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen van het Fonds.
Art.4. En exécution des dispositions de l'article 5 des statuts, fixés par la convention collective de travail du 9 avril 1981, conclue au sein de la Commission paritaire de l'industrie textile et de la bonneterie, instituant un Fonds de sécurité d'existence de l'industrie textile et de la bonneterie et en fixant les statuts, rendue obligatoire par arrêté royal du 5 juin 1981 (Moniteur belge du 4 juillet 1981), une indemnité complémentaire est accordée aux ouvriers(ières) visé(e)s aux articles 2 et 3 à charge du Fonds, dont le montant et les conditions d'octroi et de liquidation sont fixés ci-après.
De plus, les cotisations patronales spéciales, imposées par les articles 268 à 271 de la loi-programme du 22 décembre 1989 et par l'article 141 de la loi du 29 décembre 1990 portant des dispositions sociales et par les arrêtés d'exécution, sont prises en charge par le Fonds.
De plus, les cotisations patronales spéciales, imposées par les articles 268 à 271 de la loi-programme du 22 décembre 1989 et par l'article 141 de la loi du 29 décembre 1990 portant des dispositions sociales et par les arrêtés d'exécution, sont prises en charge par le Fonds.
HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden op de aanvullende vergoeding.
CHAPITRE III. - Bénéficiaires de l'indemnité complémentaire.
Art.5. De in artikel 2 bedoelde aanvullende vergoeding behelst het toekennen van gelijkaardige voordelen als voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, aan alle werklieden (werksters) die ongewild werkloos worden gesteld en die gedurende de periode van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1996 recht verkrijgen op de wettelijke werkloosheidsvergoeding en op de eerste dag die recht geeft op deze vergoeding de leeftijd hebben bereikt zoals aangeduid in artikel 3 hierboven.
Zonder afbreuk te doen aan de vereiste dat de minimumleeftijd waarvan sprake in artikel 3 moet bereikt zijn tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, kan de eerste dag die recht geeft op de wettelijke werkloosheidsvergoeding zich situeren na 31 december 1994 indien dit te wijten is aan de verlenging van de opzeggingstermijn ingevolge toepassing van de artikelen 38, § 2, en 38bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Zonder afbreuk te doen aan de vereiste dat de minimumleeftijd waarvan sprake in artikel 3 moet bereikt zijn tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, kan de eerste dag die recht geeft op de wettelijke werkloosheidsvergoeding zich situeren na 31 december 1994 indien dit te wijten is aan de verlenging van de opzeggingstermijn ingevolge toepassing van de artikelen 38, § 2, en 38bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art.5. L'indemnité complémentaire visée à l'article 2 concerne l'octroi d'avantages semblables à ceux prévus par la convention collective de travail n° 17 conclue le 19 décembre 1974 au sein du Conseil national du travail instituant un régime d'indemnité complémentaire pour certains travailleurs âgés en cas de licenciement, rendue obligatoire par arrêté royal du 16 janvier 1975, à tous les ouvriers(ières) qui sont involontairement mis au chômage et qui ont droit, durant la période du 1er janvier 1995 au 31 décembre 1996 inclus, à l'allocation de chômage légale et qui ont atteint l'âge mentionné à l'article 3 ci-dessus le premier jour donnant droit à cette allocation.
Sans préjudice de la condition selon laquelle l'âge minimum visé à l'article 3 doit être atteint pendant la durée de la présente convention collective de travail, le premier jour donnant droit à l'allocation de chômage légale peut se situer après le 31 décembre 1996 si cela est la conséquence de la prolongation du délai de préavis par application des articles 38, § 2, et 38bis de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail.
Sans préjudice de la condition selon laquelle l'âge minimum visé à l'article 3 doit être atteint pendant la durée de la présente convention collective de travail, le premier jour donnant droit à l'allocation de chômage légale peut se situer après le 31 décembre 1996 si cela est la conséquence de la prolongation du délai de préavis par application des articles 38, § 2, et 38bis de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail.
Art.6. Naast de anciënniteitsvoorwaarden vastgesteld door voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992, dienen de werklieden, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen bovendien te voldoen aan één van volgende anciënniteitsvoorwaarden :
- ofwel vijftien jaar loondienst in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en/of vlasbereiding;
- ofwel vijf jaar loondienst in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste tien jaar waarvan zich minstens één jaar situeert tijdens de twee laatste jaren.
Wat betreft de gelijkstelling met arbeidsdagen wordt tevens verwezen naar artikel 2, § 3 van voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992.
- ofwel vijftien jaar loondienst in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en/of vlasbereiding;
- ofwel vijf jaar loondienst in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste tien jaar waarvan zich minstens één jaar situeert tijdens de twee laatste jaren.
Wat betreft de gelijkstelling met arbeidsdagen wordt tevens verwezen naar artikel 2, § 3 van voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992.
Art.6. Sans préjudice des conditions d'ancienneté fixées par l'arrêté royal du 7 décembre 1992 précité, les ouvriers doivent pour pouvoir bénéficier de la prépension conventionnelle, satisfaire à une des conditions d'ancienneté suivantes :
- soit quinze ans de travail salarié dans les secteurs textile, bonneterie, habillement, confection et/ou préparation du lin;
- soit cinq ans de travail salarié dans les secteurs textile, bonneterie, habillement, confection et/ou préparation du lin au cours des dix dernières années dont au moins un an dans les deux dernières années.
En ce qui concerne les jours de travail assimilés, il y a lieu de se référer à l'article 2, § 3 de l'arrêté royal du 7 décembre 1992 précité.
- soit quinze ans de travail salarié dans les secteurs textile, bonneterie, habillement, confection et/ou préparation du lin;
- soit cinq ans de travail salarié dans les secteurs textile, bonneterie, habillement, confection et/ou préparation du lin au cours des dix dernières années dont au moins un an dans les deux dernières années.
En ce qui concerne les jours de travail assimilés, il y a lieu de se référer à l'article 2, § 3 de l'arrêté royal du 7 décembre 1992 précité.
Art.7. De in artikel 5 bedoelde werklieden (werksters) hebben, voorzover zij de wettelijke werkloosheidsuitkeringen ontvangen, recht op de aanvullende vergoeding tot op de datum dat zij de leeftijd bereiken waarop zij wettelijk pensioengerechtigd zijn en binnen de voorwaarden zoals door deze pensioenreglementering vastgesteld.
De regeling geldt eveneens voor de werklieden (werksters) die tijdelijk uit het stelsel zouden getreden zijn en die nadien opnieuw van de regeling wensen te genieten, voorzover zij opnieuw de wettelijke werkloosheidsvergoeding ontvangen.
De regeling geldt eveneens voor de werklieden (werksters) die tijdelijk uit het stelsel zouden getreden zijn en die nadien opnieuw van de regeling wensen te genieten, voorzover zij opnieuw de wettelijke werkloosheidsvergoeding ontvangen.
Art.7. Les ouvriers(ières) visé(es) à l'article 5 ont droit, dans la mesure où ils (elles) bénéficient des allocations de chômage légales, à l'indemnité complémentaire jusqu'à la date à laquelle ils (elles) atteignent l'âge requis pour pouvoir bénéficier de la pension légale et dans les conditions fixées dans la réglementation relative aux pensions.
Le règlement bénéficie également aux ouvriers(ières) qui seraient sorti(e)s temporairement du régime et qui, par après, demandent à nouveau à bénéficier de celui-ci, pour autant qu'ils reçoivent à nouveau l'allocation de chômage légale.
Le règlement bénéficie également aux ouvriers(ières) qui seraient sorti(e)s temporairement du régime et qui, par après, demandent à nouveau à bénéficier de celui-ci, pour autant qu'ils reçoivent à nouveau l'allocation de chômage légale.
HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de aanvullende vergoeding.
CHAPITRE IV. - Montant de l'indemnité complémentaire.
Art.8. Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto-referteloon en de werkloosheidsuitkering.
Art.8. Le montant de l'indemnité complémentaire est égal à la moitié de la différence entre la rémunération nette de référence et l'allocation de chômage.
Art.9. Het nettoreferteloon is gelijk aan het bruto-maandloon begrensd tot 37.925 F en verminderd met de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage en de fiscale inhouding.
De grens van 37 925 F is gekoppeld aan het indexcijfer 134,52 (1971 = 100) en bedraagt dus op 1 januari 1995, 97 475 F.
Zij is gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Deze grens wordt daarenboven op 1 januari van elk jaar herzien in functie van de regelingslonen overeenkomstig de beslissing van de Nationale Arbeidsraad.
Het netto-referteloon wordt tot het hogere honderdtal afgerond.
De grens van 37 925 F is gekoppeld aan het indexcijfer 134,52 (1971 = 100) en bedraagt dus op 1 januari 1995, 97 475 F.
Zij is gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Deze grens wordt daarenboven op 1 januari van elk jaar herzien in functie van de regelingslonen overeenkomstig de beslissing van de Nationale Arbeidsraad.
Het netto-referteloon wordt tot het hogere honderdtal afgerond.
Art.9. La rémunération nette de référence correspond à la rémunération mensuelle brute plafonnée à 37.925 F et diminuée de la cotisation personnelle à la sécurité sociale et de la retenue fiscale.
La limite de 37 925 F est rattachée à l'indice 134,52 (1971=100) et atteint donc 97 475 F au 1er janvier 1995.
Elle est liée aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation, conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants.
Cette limite est en outre révisée au 1er janvier de chaque année en tenant compte de l'évolution conventionnelle des salaires, décidée au Conseil national du travail.
La rémunération nette de référence est arrondie à la centaine de francs supérieure.
La limite de 37 925 F est rattachée à l'indice 134,52 (1971=100) et atteint donc 97 475 F au 1er janvier 1995.
Elle est liée aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation, conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation des traitements, salaires, pensions, allocations et subventions à charge du trésor public, de certaines prestations sociales, des limites de rémunération à prendre en considération pour le calcul de certaines cotisations de sécurité sociale des travailleurs, ainsi que des obligations imposées en matière sociale aux travailleurs indépendants.
Cette limite est en outre révisée au 1er janvier de chaque année en tenant compte de l'évolution conventionnelle des salaires, décidée au Conseil national du travail.
La rémunération nette de référence est arrondie à la centaine de francs supérieure.
Art.10. 1. Het brutoloon omvat de contractuele premies die rechtstreeks gebonden zijn aan de door de werklieden (werksters) verrichte prestaties waarop inhoudingen voor sociale zekerheid worden gedaan en waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt.
Het omvat ook de voordelen in natura die aan inhoudingen voor sociale zekerheid onderworpen zijn.
Daarentegen worden de premies of vergoedingen, die als tegenwaarde van werkelijke kosten worden verleend, niet in aanmerking genomen.
2. Voor de per maand betaalde werkman (werkster) wordt als brutoloon beschouwd het loon dat hij gedurende de in navolgend punt 6 bepaalde refertemaand heeft verdiend.
3. Voor de werkman (werkster) die niet per maand wordt betaald, wordt het brutoloon berekend op grond van het normale uurloon.
Het normale uurloon wordt bekomen door het loon voor de normale prestaties van de refertemaand te delen door het aantal tijdens die periode gewerkte normale uren.
Het aldus bekomen resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren, bepaald bij de wekelijkse arbeidstijdregeling van de werkman; dat product, vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 12, stemt overeen met het maandloon.
4. Het brutoloon van een werkman (werkster) die gedurende de ganse refertemaand niet heeft gewerkt, wordt berekend alsof hij/zij aanwezig was geweest op alle arbeidsdagen die in de beschouwde maand vallen.
Indien een werkman (werkster), krachtens de bepalingen van zijn arbeidsovereenkomst, slechts gedurende een gedeelte van de refertemaand moet werken en hij al die tijd niet heeft gewerkt, wordt zijn brutoloon berekend op grond van het aantal arbeidsdagen, dat in de arbeidsovereenkomst is vastgesteld.
5. Het door de werkman (werkster) verdiende brutoloon, ongeacht of het per maand of anders wordt betaald, wordt vermeerderd met een twaalfde van het totaal van de contractuele premies en van de veranderlijke bezoldiging waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt en door die werkman in de loop van de twaalf maanden die aan het ontslag voorafgaan afzonderlijk werden ontvangen.
6. Naar aanleiding van het bij artikel 14 voorziene overleg, zal in gemeen akkoord worden beslist met welke refertemaand rekening moet worden gehouden. Indien geen refertemaand is vastgesteld, wordt de kalendermaand, die de datum van het ontslag voorafgaat, in aanmerking genomen.
Het omvat ook de voordelen in natura die aan inhoudingen voor sociale zekerheid onderworpen zijn.
Daarentegen worden de premies of vergoedingen, die als tegenwaarde van werkelijke kosten worden verleend, niet in aanmerking genomen.
2. Voor de per maand betaalde werkman (werkster) wordt als brutoloon beschouwd het loon dat hij gedurende de in navolgend punt 6 bepaalde refertemaand heeft verdiend.
3. Voor de werkman (werkster) die niet per maand wordt betaald, wordt het brutoloon berekend op grond van het normale uurloon.
Het normale uurloon wordt bekomen door het loon voor de normale prestaties van de refertemaand te delen door het aantal tijdens die periode gewerkte normale uren.
Het aldus bekomen resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren, bepaald bij de wekelijkse arbeidstijdregeling van de werkman; dat product, vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 12, stemt overeen met het maandloon.
4. Het brutoloon van een werkman (werkster) die gedurende de ganse refertemaand niet heeft gewerkt, wordt berekend alsof hij/zij aanwezig was geweest op alle arbeidsdagen die in de beschouwde maand vallen.
Indien een werkman (werkster), krachtens de bepalingen van zijn arbeidsovereenkomst, slechts gedurende een gedeelte van de refertemaand moet werken en hij al die tijd niet heeft gewerkt, wordt zijn brutoloon berekend op grond van het aantal arbeidsdagen, dat in de arbeidsovereenkomst is vastgesteld.
5. Het door de werkman (werkster) verdiende brutoloon, ongeacht of het per maand of anders wordt betaald, wordt vermeerderd met een twaalfde van het totaal van de contractuele premies en van de veranderlijke bezoldiging waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt en door die werkman in de loop van de twaalf maanden die aan het ontslag voorafgaan afzonderlijk werden ontvangen.
6. Naar aanleiding van het bij artikel 14 voorziene overleg, zal in gemeen akkoord worden beslist met welke refertemaand rekening moet worden gehouden. Indien geen refertemaand is vastgesteld, wordt de kalendermaand, die de datum van het ontslag voorafgaat, in aanmerking genomen.
Art.10. 1. La rémunération brute comprend les primes contractuelles qui sont directement liées aux prestations fournies par l'ouvrier(ière), qui font l'objet de retenues de sécurité sociale et dont la périodicité de paiement n'est pas supérieure à un mois.
Elle comprend aussi les avantages en nature qui sont soumis à des retenues de sécurité sociale.
Par contre, les primes ou indemnités qui sont accordées en contrepartie de frais réels ne sont pas prises en considération.
2. Pour l'ouvrier(ière) payé(e) par mois, la rémunération brute est la rémunération qu'il(elle) obtient pour le mois de référence défini au point 6 ci-après.
3. Pour l'ouvrier(ière) payé(e) par mois, la rémunération brute est calculée en fonction de la rémunération horaire normale.
La rémunération horaire normale s'obtient en divisant la rémunération des prestations normales du mois de référence par le nombre d'heures normales fournies pendant cette période.
Le résultat ainsi obtenu est multiplié par le nombre d'heures de travail prévu par le régime de travail hebdomadaire de l'ouvrier; ce produit, multiplié par 52 et divisé par 12, correspond à la rémunération mensuelle.
4. La rémunération brute d'un(e) ouvrier(ière) qui n'a pas travaillé pendant tout le mois de référence est calculée comme s'il(elle) avait été présent(e) tous les jours de travail compris dans le mois considéré.
Lorsqu'en raison des stipulations de son contrat, un(e) ouvrier(ière) n'est tenu(e) de travailler que pendant une partie du mois de référence et n'a pas travaillé pendant tout ce temps, sa rémunération brute est calculée en fonction du nombre de jours de travail prévu par son contrat de travail.
5. A la rémunération brute obtenue par l'ouvrier(ière), qu'il (elle) soit payé(e) par mois ou autrement, il est ajouté un douzième du total des primes contractuelles et de la rémunération variable dont la périodicité de paiement n'est pas supérieure à un mois, percues distinctement par l'ouvrier(ière) au cours des douze mois qui précèdent la date du licenciement.
6. A l'occasion de la concertation prévue par l'article 14, il sera décidé de commun accord quel est le mois de référence à prendre en considération. Lorsqu'il n'est pas fixé de mois de référence, celui-ci sera le mois civil qui précède la date du licenciement.
Elle comprend aussi les avantages en nature qui sont soumis à des retenues de sécurité sociale.
Par contre, les primes ou indemnités qui sont accordées en contrepartie de frais réels ne sont pas prises en considération.
2. Pour l'ouvrier(ière) payé(e) par mois, la rémunération brute est la rémunération qu'il(elle) obtient pour le mois de référence défini au point 6 ci-après.
3. Pour l'ouvrier(ière) payé(e) par mois, la rémunération brute est calculée en fonction de la rémunération horaire normale.
La rémunération horaire normale s'obtient en divisant la rémunération des prestations normales du mois de référence par le nombre d'heures normales fournies pendant cette période.
Le résultat ainsi obtenu est multiplié par le nombre d'heures de travail prévu par le régime de travail hebdomadaire de l'ouvrier; ce produit, multiplié par 52 et divisé par 12, correspond à la rémunération mensuelle.
4. La rémunération brute d'un(e) ouvrier(ière) qui n'a pas travaillé pendant tout le mois de référence est calculée comme s'il(elle) avait été présent(e) tous les jours de travail compris dans le mois considéré.
Lorsqu'en raison des stipulations de son contrat, un(e) ouvrier(ière) n'est tenu(e) de travailler que pendant une partie du mois de référence et n'a pas travaillé pendant tout ce temps, sa rémunération brute est calculée en fonction du nombre de jours de travail prévu par son contrat de travail.
5. A la rémunération brute obtenue par l'ouvrier(ière), qu'il (elle) soit payé(e) par mois ou autrement, il est ajouté un douzième du total des primes contractuelles et de la rémunération variable dont la périodicité de paiement n'est pas supérieure à un mois, percues distinctement par l'ouvrier(ière) au cours des douze mois qui précèdent la date du licenciement.
6. A l'occasion de la concertation prévue par l'article 14, il sera décidé de commun accord quel est le mois de référence à prendre en considération. Lorsqu'il n'est pas fixé de mois de référence, celui-ci sera le mois civil qui précède la date du licenciement.
HOOFDSTUK V. - Aanpassing van het bedrag van de aanvullende vergoeding.
CHAPITRE V. - Adaptation du montant de l'indemnité complémentaire.
Art.11. Het bedrag van de uitgekeerde aanvullende vergoedingen wordt gebonden aan de schommeling van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten die van toepassing zijn inzake werkloosheidsvergoedingen, overeenkomstig de bepalingen van voormelde wet van 2 augustus 1971.
Het bedrag van deze vergoedingen wordt daarenboven elk jaar op 1 januari herzien in functie van de ontwikkeling van de regelingslonen overeenkomstig hetgeen dienaangaande wordt beslist in de Nationale Arbeidsraad.
Voor de werklieden (werksters) die in de loop van het jaar tot de regeling toetreden, wordt de aanpassing op grond van het verloop van de regelingslonen verricht, rekening houdend met het ogenblik van het jaar waarop zij in het stelsel treden; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanpassing.
Het bedrag van deze vergoedingen wordt daarenboven elk jaar op 1 januari herzien in functie van de ontwikkeling van de regelingslonen overeenkomstig hetgeen dienaangaande wordt beslist in de Nationale Arbeidsraad.
Voor de werklieden (werksters) die in de loop van het jaar tot de regeling toetreden, wordt de aanpassing op grond van het verloop van de regelingslonen verricht, rekening houdend met het ogenblik van het jaar waarop zij in het stelsel treden; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanpassing.
Art.11. Le montant des indemnités complémentaires payées est lié aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation suivant les modalités d'application en matière d'allocations de chômage, conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 précitée.
En outre, le montant de ces indemnités est révisé au 1er janvier de chaque année en fonction de l'évolution conventionnelle des salaires, décidée à ce sujet au Conseil national du travail.
Pour les ouvriers(ières) qui entrent dans le régime dans le courant de l'année, l'adaptation en vertu de l'évolution conventionnelle des salaires est opérée en tenant compte du moment de l'année où a lieu l'entrée dans le régime; chaque trimestre est pris en considération pour le calcul de l'adaptation.
En outre, le montant de ces indemnités est révisé au 1er janvier de chaque année en fonction de l'évolution conventionnelle des salaires, décidée à ce sujet au Conseil national du travail.
Pour les ouvriers(ières) qui entrent dans le régime dans le courant de l'année, l'adaptation en vertu de l'évolution conventionnelle des salaires est opérée en tenant compte du moment de l'année où a lieu l'entrée dans le régime; chaque trimestre est pris en considération pour le calcul de l'adaptation.
HOOFDSTUK VI. - Tijdstip van betaling van de aanvullende vergoeding.
CHAPITRE VI. - Périodicité du paiement de l'indemnité complémentaire.
Art.12. De betaling van de aanvullende vergoeding gebeurt om de kalendermaand.
Art.12. Art. 12. Le paiement de l'indemnité complémentaire se fait mensuellement.
HOOFDSTUK VII. - Cumulatie van de aanvullende vergoeding met andere voordelen.
CHAPITRE VII. - Cumul de l'indemnité complémentaire et d'autres avantages.
Art.13. De aanvullende vergoeding mag niet worden gecumuleerd met andere wegens afdanking verleende speciale vergoedingen of toeslagen die worden toegekend krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen.
De werkman (werkster), die onder de in artikel 5 voorziene voorwaarde ontslagen wordt zal dus eerst de uit die bepalingen voortvloeiende rechten moeten uitputten, alvorens aanspraak te kunnen maken op de in artikel 2 voorziene aanvullende vergoeding.
De werkman (werkster), die onder de in artikel 5 voorziene voorwaarde ontslagen wordt zal dus eerst de uit die bepalingen voortvloeiende rechten moeten uitputten, alvorens aanspraak te kunnen maken op de in artikel 2 voorziene aanvullende vergoeding.
Art.13. L'indemnité complémentaire ne peut être cumulée avec d'autres indemnités ou allocations spéciales accordées en vertu des dispositions légales ou réglementaires et résultant d'un licenciement.
Dès lors, l'ouvrier(ière) licencié(e) dans les conditions prévues par l'article 5 devra d'abord épuiser ses droits découlant de ces dispositions, avant de pouvoir prétendre à l'indemnité complémentaire visée à l'article 2.
Dès lors, l'ouvrier(ière) licencié(e) dans les conditions prévues par l'article 5 devra d'abord épuiser ses droits découlant de ces dispositions, avant de pouvoir prétendre à l'indemnité complémentaire visée à l'article 2.
HOOFDSTUK VIII. - Overlegprocedure.
CHAPITRE VIII. - Procédure de concertation.
Art.14. Vooraleer een of meerdere werklieden bedoeld bij artikel 5 te ontslaan, pleegt de werkgever overleg met de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, met de syndicale afvaardiging.
Onverminderd de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, inzonderheid op artikel 12, heeft deze beraadslaging tot doel in gemeen overleg te beslissen of, afgezien van de in de onderneming van kracht zijn de afdankingscriteria, werklieden die aan het in artikel 3 bepaalde leeftijdscriterium voldoen bij voorrang kunnen worden ontslagen en derhalve het voordeel van de aanvullende regeling kunnen genieten.
Bij ontstentenis van ondernemingsraad of van syndicale afvaardiging, heeft dit overleg plaats met de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties of, bij ontstentenis, met de werklieden (werksters) van de onderneming.
Vooraleer een beslissing tot ontslag te nemen, nodigt de werkgever daarenboven de betrokken werkman (werkster) bij aangetekende brief uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming.
Dit onderhoud heeft tot doel aan de werkman (werkster) de gelegenheid te geven zijn/haar bezwaren tegen het door de werkgever voorgenomen ontslag kenbaar te maken.
Overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 1972 betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging van het werkliedenpersoneel der ondernemingen in de textiel- en breigoednijverheid, geregistreerd onder het nummer 1279/CO/120, inzonderheid op artikel 7, kan de werkman (werkster) zich bij dit onderhoud laten bijstaan door de syndicale afgevaardigde. De opzegging kan ten vroegste geschieden de tweede werkdag na de dag waarop dit onderhoud plaats had of waarop dit onderhoud voorzien was.
De ontslagen werklieden (werksters) hebben de mogelijkheid de aanvullende regeling te aanvaarden of deze te weigeren en derhalve deel uit te maken van de arbeidsreserve.
Onverminderd de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, inzonderheid op artikel 12, heeft deze beraadslaging tot doel in gemeen overleg te beslissen of, afgezien van de in de onderneming van kracht zijn de afdankingscriteria, werklieden die aan het in artikel 3 bepaalde leeftijdscriterium voldoen bij voorrang kunnen worden ontslagen en derhalve het voordeel van de aanvullende regeling kunnen genieten.
Bij ontstentenis van ondernemingsraad of van syndicale afvaardiging, heeft dit overleg plaats met de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties of, bij ontstentenis, met de werklieden (werksters) van de onderneming.
Vooraleer een beslissing tot ontslag te nemen, nodigt de werkgever daarenboven de betrokken werkman (werkster) bij aangetekende brief uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming.
Dit onderhoud heeft tot doel aan de werkman (werkster) de gelegenheid te geven zijn/haar bezwaren tegen het door de werkgever voorgenomen ontslag kenbaar te maken.
Overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 1972 betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging van het werkliedenpersoneel der ondernemingen in de textiel- en breigoednijverheid, geregistreerd onder het nummer 1279/CO/120, inzonderheid op artikel 7, kan de werkman (werkster) zich bij dit onderhoud laten bijstaan door de syndicale afgevaardigde. De opzegging kan ten vroegste geschieden de tweede werkdag na de dag waarop dit onderhoud plaats had of waarop dit onderhoud voorzien was.
De ontslagen werklieden (werksters) hebben de mogelijkheid de aanvullende regeling te aanvaarden of deze te weigeren en derhalve deel uit te maken van de arbeidsreserve.
Art.14. Avant de licencier un ou plusieurs travailleurs visés à l'article 5, l'employeur se concertera avec les représentants du personnel au sein du conseil d'entreprise ou à défaut, avec la délégation syndicale.
Sans préjudice des dispositions de la convention collective de travail n° 9 conclue le 9 mars 1972 conclue au sein du Conseil national du travail, coordonnant les accords nationaux et les conventions collectives de travail relatifs aux conseils d'entreprises, conclus au sein du Conseil national du travail, notamment l'article 12, cette concertation a pour but de décider d'un commun accord si, indépendamment des critères de licenciement en vigueur dans l'entreprise, des ouvriers(ières) répondant au critère d'âge prévu par l'article 3 peuvent être licenciés(es) par priorité et, dès lors, bénéficier du régime complémentaire.
A défaut de conseil d'entreprise ou de délégation syndicale, cette concertation a lieu avec les représentants des organisations représentatives des travailleurs, ou à défaut, avec les ouvriers(ières) de l'entreprise.
Avant de prendre une décision en matière de licenciement, l'employeur invite en outre les ouvriers(ières) concerné(es) par lettre recommandée à un entretien au siège de l'entreprise pendant les heures de travail.
Cet entretien a pour but de permettre à l'ouvrier(ière) de communiquer à l'employeur ses objections vis-à-vis du licenciement envisagé.
Conformément à la convention collective de travail du 3 mai 1972 concernant le statut de la délégation syndicale du personnel ouvrier des entreprises dans l'industrie du textile et de la bonneterie, enregistrée sous le numéro 1279/CO/120, notamment l'article 7, l'ouvrier(ière) peut, lors de cet entretien, se faire assister par son délégué syndical. Le licenciement peut avoir lieu au plus tôt à partir du deuxième jour de travail qui suit le jour où l'entretien a eu lieu ou était projeté.
Les ouvriers(ières) licenciés(es) ont la faculté, soit d'accepter le régime complémentaire, soit de le refuser et de faire dès lors partie de la réserve de main-d'oeuvre.
Sans préjudice des dispositions de la convention collective de travail n° 9 conclue le 9 mars 1972 conclue au sein du Conseil national du travail, coordonnant les accords nationaux et les conventions collectives de travail relatifs aux conseils d'entreprises, conclus au sein du Conseil national du travail, notamment l'article 12, cette concertation a pour but de décider d'un commun accord si, indépendamment des critères de licenciement en vigueur dans l'entreprise, des ouvriers(ières) répondant au critère d'âge prévu par l'article 3 peuvent être licenciés(es) par priorité et, dès lors, bénéficier du régime complémentaire.
A défaut de conseil d'entreprise ou de délégation syndicale, cette concertation a lieu avec les représentants des organisations représentatives des travailleurs, ou à défaut, avec les ouvriers(ières) de l'entreprise.
Avant de prendre une décision en matière de licenciement, l'employeur invite en outre les ouvriers(ières) concerné(es) par lettre recommandée à un entretien au siège de l'entreprise pendant les heures de travail.
Cet entretien a pour but de permettre à l'ouvrier(ière) de communiquer à l'employeur ses objections vis-à-vis du licenciement envisagé.
Conformément à la convention collective de travail du 3 mai 1972 concernant le statut de la délégation syndicale du personnel ouvrier des entreprises dans l'industrie du textile et de la bonneterie, enregistrée sous le numéro 1279/CO/120, notamment l'article 7, l'ouvrier(ière) peut, lors de cet entretien, se faire assister par son délégué syndical. Le licenciement peut avoir lieu au plus tôt à partir du deuxième jour de travail qui suit le jour où l'entretien a eu lieu ou était projeté.
Les ouvriers(ières) licenciés(es) ont la faculté, soit d'accepter le régime complémentaire, soit de le refuser et de faire dès lors partie de la réserve de main-d'oeuvre.
HOOFDSTUK IX. - Betaling aanvullende vergoeding.
CHAPITRE IX. - Paiement de l'indemnité complémentaire.
Art.15. De betaling van de aanvullende vergoeding valt ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk".
Te dien einde zijn de werkgevers en werknemers verplicht gebruik te maken van het gepast formulier dat kan bekomen worden op de zetel van voormeld fonds, Martelaarslaan 33, te 9000 Gent.
De administratieve richtlijnen van de beheerraad van het Fonds moeten nageleefd worden.
Te dien einde zijn de werkgevers en werknemers verplicht gebruik te maken van het gepast formulier dat kan bekomen worden op de zetel van voormeld fonds, Martelaarslaan 33, te 9000 Gent.
De administratieve richtlijnen van de beheerraad van het Fonds moeten nageleefd worden.
Art.15. Le paiement de l'indemnité complémentaire est à charge du "Fonds de sécurité d'existence de l'industrie textile et de la bonneterie".
A cet effet, les employeurs et les travailleurs sont tenus d'utiliser le formulaire adéquat qui peut être obtenu au siège du fonds précité, situé à Gand, Martelaarslaan 33, à 9000 Gand.
Les directives administratives du conseil d'administration du Fonds doivent être respectées.
A cet effet, les employeurs et les travailleurs sont tenus d'utiliser le formulaire adéquat qui peut être obtenu au siège du fonds précité, situé à Gand, Martelaarslaan 33, à 9000 Gand.
Les directives administratives du conseil d'administration du Fonds doivent être respectées.
HOOFDSTUK X. - Eindbepalingen.
CHAPITRE X. - Dispositions finales.
Art.16. De administratieve formaliteiten nodig voor de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden door de beheerraad van het in artikel 4 bedoelde fonds vastgesteld.
Art.16. Les formalités administratives nécessaires à l'exécution de la présente convention collective de travail sont fixées par le conseil d'administration du fonds visé à l'article 4.
Art.17. De algemene interpretatiemoeilijkheden van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden door de beheerraad van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk" beslecht in de geest van en refererend naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad.
Art.17. Les difficultés d'interprétation générale de la présente convention collective de travail sont réglées par le conseil d'administration du "Fonds de sécurité d'existence de l'industrie textile et de la bonneterie" par référence à et dans l'esprit de la convention collective de travail n° 17 du Conseil national du travail.
Art. 18. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 januari 1996.
(Voor het KB, zie %%1996-01-30/42%%).
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 januari 1996.
(Voor het KB, zie %%1996-01-30/42%%).
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
Art. 18. La présente convention collective de travail produit ses effets le 1er janvier 1995 et cesse d'être en vigueur le 31 décembre 1996.
Vu pour être annexé à l'arrêté royal du 30 janvier 1996.
(Pour l'AR, voir %%1996-01-30/42%%).
La Ministre de l'Emploi et du Travail,
Mme M. SMET
Vu pour être annexé à l'arrêté royal du 30 janvier 1996.
(Pour l'AR, voir %%1996-01-30/42%%).
La Ministre de l'Emploi et du Travail,
Mme M. SMET