Artikel 1. Ter uitvoering van de bepaling van artikel 17, § 7, 2° van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, is het toegestaan om dierlijke mest op te brengen op licht bevroren cultuurgrond. De afwijking wordt slechts toegestaan onder de volgende voorwaarden :
1° op beteelde cultuurgrond dient de mest opgebracht te worden met behulp van een injector of een zodebemester;
2° op onbeteelde cultuurgrond dient de mest dusdanig te worden opgebracht dat hij niet kan afspoelen naar het oppervlaktewater en dient hij nog dezelfde dag van het opbrengen, te worden ondergewerkt.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
20 DECEMBER 1995. - Besluit van de Vlaamse regering houdende aanvullende bepalingen inzake artikel 17, § 7, en artikel 18 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.
Titre
20 DECEMBRE 1995. - Arrêté du Gouvernement flamand portant des dispositions supplémentaires relatives à l'article 17, § 7 et l'article 18 du décret du 23 janvier 1991 relatif à la protection de l'environnement contre la pollution due aux engrais (TRADUCTION).
Informations sur le document
Numac: 1995036809
Datum: 1995-12-20
Info du document
Numac: 1995036809
Date: 1995-12-20
Tekst (10)
Texte (10)
Article 1. En application de la disposition de l'article 17, § 7, 2°, du décret du 23 janvier 1991 relatif à la protection de l'environnement contre la pollution due aux engrais il est autorisé d'épandre des effluents d'élevage sur des terres arables légèrement gelées. La dérogation n'est autorisée qu'aux conditions suivantes :
1° sur des terres arables cultivées il y a lieu d'épandre l'engrais à l'aide d'un injecteur ou d'un dispositif de fertilisation des mottes;
2° sur des terres arables non cultivées les engrais doivent être épandus de manière qu'il n'y ait aucun lessivage vers les eaux de surface et ils doivent être enfouis le jour même de l'épandage.
1° sur des terres arables cultivées il y a lieu d'épandre l'engrais à l'aide d'un injecteur ou d'un dispositif de fertilisation des mottes;
2° sur des terres arables non cultivées les engrais doivent être épandus de manière qu'il n'y ait aucun lessivage vers les eaux de surface et ils doivent être enfouis le jour même de l'épandage.
Art.2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 en in artikel 17, § 1, 1° van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, is het voor de periode tot 15 februari 1996 toegelaten dierlijke mest op te brengen op cultuurgronden beteeld met gras, behalve indien die cultuurgronden gelegen zijn in volgende gebieden :
1° In de waterwingebieden en de beschermingszones, type I, type II en type III, zoals afgebakend in toepassing van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;
2° in de vogelrichtlijngebieden, zoals bedoeld in artikel 1, § 1 van het besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand;
3° in de beschermingsgebieden voor drinkwatervoorziening aangeduid bij besluit van de Vlaamse regering van 21 oktober 1987;
4° in natuurreservaten, natuurgebieden, natuurontwikkelingsgebieden en bosgebieden afgebakend op de bestemmingsplannen;
5° in valleigebieden en ecologisch waardevolle agrarische gebieden afgebakend op de bestemmingsplannen.
1° In de waterwingebieden en de beschermingszones, type I, type II en type III, zoals afgebakend in toepassing van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;
2° in de vogelrichtlijngebieden, zoals bedoeld in artikel 1, § 1 van het besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand;
3° in de beschermingsgebieden voor drinkwatervoorziening aangeduid bij besluit van de Vlaamse regering van 21 oktober 1987;
4° in natuurreservaten, natuurgebieden, natuurontwikkelingsgebieden en bosgebieden afgebakend op de bestemmingsplannen;
5° in valleigebieden en ecologisch waardevolle agrarische gebieden afgebakend op de bestemmingsplannen.
Art.2. Par dérogation aux dispositions de l'article 1er et de l'article 17, § 1er, 1°, du décret du 23 janvier 1991 relatif à la protection de l'environnement contre la pollution due aux engrais il est autorisé d'épandre des effluents d'élevage sur des herbages pendant la période jusqu'au 15 février 1996, si ces terres arables ne sont pas situées dans les zones suivantes :
1° dans les zones de captage et les zones de protection du type I, du type II et du type III, telles que délimitées en application du décret du 24 janvier 1984 portant des mesures en matière de gestion des eaux souterraines;
2° dans les zones pour la protection des oiseaux telles que visées à l'article 1er, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand désignant les zones spéciales de protection au sens de l'article 4 de la Directive 79/409/CEE du Conseil des communautés européennes du 2 avril concernant la conservation des oiseaux sauvages;
3° dans les zones de protection en vue de l'alimentation en eau potable désignées par l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 octobre 1987;
4° dans les réserves naturelles, les zones naturelles, les zones de développement de la nature et les zones forestières délimitées aux plans de destination;
5° dans les zones vallonnées et les zones agricoles à intérêt écologique délimitées aux plans de destination.
1° dans les zones de captage et les zones de protection du type I, du type II et du type III, telles que délimitées en application du décret du 24 janvier 1984 portant des mesures en matière de gestion des eaux souterraines;
2° dans les zones pour la protection des oiseaux telles que visées à l'article 1er, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand désignant les zones spéciales de protection au sens de l'article 4 de la Directive 79/409/CEE du Conseil des communautés européennes du 2 avril concernant la conservation des oiseaux sauvages;
3° dans les zones de protection en vue de l'alimentation en eau potable désignées par l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 octobre 1987;
4° dans les réserves naturelles, les zones naturelles, les zones de développement de la nature et les zones forestières délimitées aux plans de destination;
5° dans les zones vallonnées et les zones agricoles à intérêt écologique délimitées aux plans de destination.
Art.3. Ter uitvoering van artikel 17, § 7, 5° van het voornoemde decreet, is het aan de producenten van uitbollende bedrijven toegestaan om, in de periodes van 21 september tot en met 15 januari bedrijfseigen dierlijke mest op te brengen op cultuurgronden beteeld met meerjarig grasland.
Een uitbollend bedrijf dient aan volgende voorwaarden te voldoen :
1° de producent dient de voorbije tien jaar landbouwer in hoofdberoep te zijn geweest;
2° de producent dient de leeftijd van 62 jaar te hebben bereikt in het jaar 1996;
3° er moet onvoldoende mestopslag op het bedrijf vergund zijn;
4° het bedrijf moet stopgezet worden vóór 1 januari 1999 en de betreffende vergunningen dienen te worden ingetrokken;
5° de voorbije vijf jaar mag er geen vergunning verleend of melding geacteerd zijn voor een verandering van het bedrijf;
6° de voorbije vijf jaar mag het bedrijf niet overgenomen zijn;
7° het bedrijf moet de voorbije drie jaar voldaan hebben aan alle bepalingen van het decreet.
Een uitbollend bedrijf dient aan volgende voorwaarden te voldoen :
1° de producent dient de voorbije tien jaar landbouwer in hoofdberoep te zijn geweest;
2° de producent dient de leeftijd van 62 jaar te hebben bereikt in het jaar 1996;
3° er moet onvoldoende mestopslag op het bedrijf vergund zijn;
4° het bedrijf moet stopgezet worden vóór 1 januari 1999 en de betreffende vergunningen dienen te worden ingetrokken;
5° de voorbije vijf jaar mag er geen vergunning verleend of melding geacteerd zijn voor een verandering van het bedrijf;
6° de voorbije vijf jaar mag het bedrijf niet overgenomen zijn;
7° het bedrijf moet de voorbije drie jaar voldaan hebben aan alle bepalingen van het decreet.
Art.3. En application de l'article 17, § 7, 5°, du décret les entreprises en voie de fermeture sont autorisées à épandre au cours de la période du 21 septembre jusqu'au 15 janvier des effluents d'élevage d'exploitation sur des herbages de plus d'un an.
Une entreprise en voie de fermeture doit satisfaire aux conditions suivantes :
1° le producteur doit avoir été agriculteur à titre d'activité principale pendant les 10 dernières années;
2° le producteur doit avoir atteint l'âge de 62 ans en 1996;
3° le stock d'engrais autorisé de l'entreprise doit être insuffisant;
4° l'entreprise doit cesser ses activités avant le 1er janvier 1999 et les autorisations concernées doivent être retirées;
5° aucune autorisation ou déclaration de changement de l'entreprise ne peut avoir été actée pendant les 5 dernières années;
6° l'entreprise ne peut pas avoir fait l'objet d'une reprise pendant les cinq dernières années;
7° l'entreprise doit avoir satisfait à toutes les dispositions du décret pendant les trois années passées.
Une entreprise en voie de fermeture doit satisfaire aux conditions suivantes :
1° le producteur doit avoir été agriculteur à titre d'activité principale pendant les 10 dernières années;
2° le producteur doit avoir atteint l'âge de 62 ans en 1996;
3° le stock d'engrais autorisé de l'entreprise doit être insuffisant;
4° l'entreprise doit cesser ses activités avant le 1er janvier 1999 et les autorisations concernées doivent être retirées;
5° aucune autorisation ou déclaration de changement de l'entreprise ne peut avoir été actée pendant les 5 dernières années;
6° l'entreprise ne peut pas avoir fait l'objet d'une reprise pendant les cinq dernières années;
7° l'entreprise doit avoir satisfait à toutes les dispositions du décret pendant les trois années passées.
Art.4. De in artikel 3 bedoelde afwijking wordt slechts toegestaan onder voorbehoud van voorafgaande goedkeuring door de Mestbank van het door de bedrijfsleider vóór 30 juni 1996 bij de Mestbank ingediende aanvraagformulier voor uitbollende bedrijven. Het model daarvoor is vastgesteld in de bijlage gevoegd bij dit besluit.
De Mestbank beoordeelt de aanvraag. Bij goedkeuring geeft zij een attest af aan de aanvrager. Zij stuurt een lijst van de verleende attesten naar het gemeentebestuur, waar de zetel van het uitbollend bedrijf is gelegen.
De Mestbank beoordeelt de aanvraag. Bij goedkeuring geeft zij een attest af aan de aanvrager. Zij stuurt een lijst van de verleende attesten naar het gemeentebestuur, waar de zetel van het uitbollend bedrijf is gelegen.
Art.4. La dérogation visée à l'article 3 est seulement autorisée moyennant l'approbation préalable par la "Mestbank" du formulaire de demande destiné aux entreprises en voie de fermeture, dont le modèle est repris en annexe 1 du présent arrêté, et qui est introduit par le chef d'entreprise avant le 30 juin 1996.
La "Mestbank" examine la demande. En cas d'approbation elle délivre une attestation au demandeur et envoie une liste des attestations accordées à l'Administration de la commune où se trouve le siège de l'entreprise en voie de fermeture.
La "Mestbank" examine la demande. En cas d'approbation elle délivre une attestation au demandeur et envoie une liste des attestations accordées à l'Administration de la commune où se trouve le siège de l'entreprise en voie de fermeture.
Art.5. De in de artikelen 1, 2 en 3 bedoelde bepalingen zijn niet van toepassing als de in aanmerking komende tot het bedrijf behorende oppervlakte cultuurgronden gelegen zijn in de in artikel 15, §§ 1, 2, 3, 4, 5, 6 en artikel 17, § 3 van het voornoemde decreet bedoelde gebieden. De in artikel 4 bedoelde aanvragers kunnen door de Mestbank worden uitgenodigd hun cultuurgronden op cartografisch materiaal weer te geven.
Art.5. Les dispositions visées aux articles 1er, 2, 3, ne s'appliquent pas si les terres arables appartenant à l'entreprise qui entrent en ligne de compte sont situées dans les zones visées à l'article 15, §§ 1er, 2, 3, 4, 5, 6 et à l'article 17, § 3, du décret. Les demandeurs visés à l'article 4 peuvent être invités par la "Mestbank" à indiquer leurs terres arables sur une carte.
Art.6. Ter uitvoering van de bepaling van artikel 18, 3° van het voornoemde decreet wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan onder :
waterloop : de bevaarbare en onbevaarbare waterlopen zoals gedefinieerd bij de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen alsook elke andere permanent watervoerende waterloop;
Het verspreiden van chemische meststoffen, dierlijke meststoffen en/ of andere meststoffen is verboden binnen een afstand van vijf meter landinwaarts, gemeten vanaf de bovenste boord van een waterloop.
waterloop : de bevaarbare en onbevaarbare waterlopen zoals gedefinieerd bij de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen alsook elke andere permanent watervoerende waterloop;
Het verspreiden van chemische meststoffen, dierlijke meststoffen en/ of andere meststoffen is verboden binnen een afstand van vijf meter landinwaarts, gemeten vanaf de bovenste boord van een waterloop.
Art.6. En exécution de la disposition de l'article 18, 3°, du décret il faut entendre au sens du présent article par :
cours d'eau : les cours d'eau navigables et non navigables tels que définis par la loi du 28 décembre 1967 ainsi que tout autre cours d'eau permanent.
L'épandage d'engrais chimiques, d'effluents d'élevage et/ou d'autres engrais est interdit dans une distance de 5 mètres à l'intérieur des terres mesurée à partir du bord supérieur du cours d'eau.
cours d'eau : les cours d'eau navigables et non navigables tels que définis par la loi du 28 décembre 1967 ainsi que tout autre cours d'eau permanent.
L'épandage d'engrais chimiques, d'effluents d'élevage et/ou d'autres engrais est interdit dans une distance de 5 mètres à l'intérieur des terres mesurée à partir du bord supérieur du cours d'eau.
Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1996.
Art.7. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er janvier 1996.
Art.8. De Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 20 december 1995.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling,
Th. KELCHTERMANS
Brussel, 20 december 1995.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling,
Th. KELCHTERMANS
Art.8. Le Ministre flamand qui a l'Environnement dans ses attributions est chargé de l'exécution du décret.
Bruxelles, le 20 décembre 1995.
Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,
L. VAN DEN BRANDE
Le Ministre flamand de l'Environnement et de l'Emploi,
Th. KELCHTERMANS
Bruxelles, le 20 décembre 1995.
Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,
L. VAN DEN BRANDE
Le Ministre flamand de l'Environnement et de l'Emploi,
Th. KELCHTERMANS
BIJLAGE.
ANNEXE.
Art. N. AANVRAAGFORMULIER voor UITBOLLENDE BEDRIJVEN tot opschorting van het uitrijverbod tijdens de winterstop, voor bedrijfseigen dierlijke mest op meerjarig grasland tot 31 januari 1999.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 30-12-1995, p. 37120).
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 30-12-1995, p. 37120).
Art. N. Formulaire de demande de suspension jusqu'au 31 janvier 1999 de l'interdiction d'épandage d'effluents d'élevage sur des herbages de plus d'un an pendant la trêve d'hiver, destiné aux entreprises en voie de fermeture.
(Formulaire non repris pour des raisons techniques. Voir M.B. 30-12-1995, p. 37122).
(Formulaire non repris pour des raisons techniques. Voir M.B. 30-12-1995, p. 37122).