Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
25 FEBRUARI 1971. _ Koninklijk besluit tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen van de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1987 en tekstbijwerking tot 01-04-1995).
Titre
25 FEVRIER 1971. - Arrêté royal fixant les mesures d'exécution de la loi du 15 décembre 1970 sur l'exercice des activités professionnelles dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat. (NOTE : consultation des versions antérieures à partir du 01-01-1987 et mise à jour au 01-04-1995.)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (61)
Texte (61)
HOOFDSTUK I. _ Het verzoekschrift tot reglementering
CHAPITRE I. _ LA REQUETE EN REGLEMENTATION.
Artikel 1. De beroepsverbonden die een verzoekschrift tot reglementering indienen bij uitvoering van artikel 2 van de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, bewijzen, door de overlegging van daartoe geschikte documenten, dat zij voldoen aan de voorwaarden vermeld bij artikel 3, § 2, van de wet.
Article 1. Les fédérations professionnelles qui introduisent une requête en réglementation en exécution de l'article 2 de la loi du 15 décembre 1970 sur l'exercice des activités professionnelles dans les petites et moyennes entreprises du commerce et de l'artisanat justifient, par la présentation de documents appropriés, qu'elles satisfont aux conditions énoncées à l'article 3, § 2, de la loi.
Art.2. Het verzoekschrift dat vergezeld gaat van vier afschriften, wordt bij een ter post aangetekend schrijven gericht tot de Minister van Middenstand. Het wordt gesteld in de beide landstalen. Het draagt de handtekening van de personen die volgens de statuten hun verbond kunnen verbinden.
  De beroepsverbonden opgericht als beroepsvereniging overeenkomstig de wet van 31 maart 1898 en de wetten tot wijziging ervan, voegen daarbij een afschrift van de in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte bekrachtigingsakte der statuten. De beroepsverbonden opgericht als vereniging zonder winstoogmerk, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921, voegen daarbij een exemplaar van hun statuten en de lijst van de beheerders, met de aanduiding van de datum van de bekendmakingen in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad.
Art.2. La requête, accompagnée de quatre copies, est adressée, par lettre recommandée à la poste, au Ministre des Classes moyennes. Elle est rédigée dans les deux langues nationales. Elle porte la signature des personnes qui sont statutairement compétentes pour engager leur fédération.
  Les fédérations professionnelles constituées en unions professionnelles, conformément à la loi du 31 mars 1898 et aux lois qui la modifient, joignent une copie de l'acte d'entérinement des statuts publié aux annexes du Moniteur belge. Celles constituées en associations sans but lucratif, conformément à la loi du 27 juin 1921, joignent un exemplaire de leurs statuts et la liste des administrateurs, en indiquant la date des publications aux annexes du Moniteur belge.
Art.3. § 1. Elk verzoekschrift tot reglementering omschrijft de te reglementeren werkzaamheid, vraagt de toepassing van de bij de wet bedoelde kennis van bedrijfsbeheer en bepaalt de beroepskennis die dient te worden opgelegd.
  § 2. Bij het omschrijven van de te reglementeren werkzaamheid, moet het verzoekschrift nauwkeurig de aard en de grenzen van deze werkzaamheid aangeven.
  Bij het bepalen van de beroepskennis moet het verzoekschrift het programma ervan, de lijst van de diploma's, brevetten en getuigschriften die zullen moeten aanvaard worden als bewijs van deze kennis en de maximum duur van de werkzaamheid bedoeld bij artikel 7, b, van de wet, vaststellen.
  § 3. Wanneer het verzoekschrift het in aanmerking nemen van een der hierboven vermelde akten afhankelijk stelt van het bewijzen van een beroepspraktijk die in de loop van de studies kan worden verworven, bepaalt het de voorwaarden waaraan deze praktijk moet voldoen en de modaliteiten om ze te bewijzen.
Art.3. § 1er. Toute requête en réglementation définit l'activité à réglementer, demande l'application des connaissances de gestion prévues par la loi et détermine les connaissances professionnelles qu'il importe d'imposer.
  § 2. Lorsqu'elle définit l'activité à réglementer, la requête précise la nature et les limites de cette activité.
  Lorsqu'elle détermine les connaissances professionnelles, elle en fixe le programme, la liste des diplômes, brevets et certificats qui devront être acceptés comme preuves de ces connaissances et la durée maximum de l'activité prévue à l'article 7, b, de la loi.
  § 3. Lorsque la requête subordonne la prise en considération d'un des titres repris ci-dessus à la preuve d'une pratique professionnelle susceptible d'être acquise au cours des études, elle détermine les conditions de cette pratique et ses modalités de preuve.
Art.4. In voorkomend geval vraagt de Minister van Middenstand, binnen vijftien dagen na ontvangst, de inlichtingen en bescheiden die nodig zijn om het verzoekschrift aan te vullen.
  De in artikel 3, § 3, van de wet bepaalde termijn gaat in met de ontvangst van een volledig verzoekschrift.
Art.4. Le cas échéant, le Ministre des Classes moyennes demande, dans les quinze jours de la réception, les renseignements ou documents nécessaires pour compléter la requête.
  Le délai fixé à l'article 3, § 3, de la loi, prend cours à partir de la réception d'une requête complète.
Art.5. Heeft de Minister een volledig verzoekschrift ontvangen, dan gaat hij binnen de in artikel 3, § 3, van de wet bepaalde termijn na of het de gestelde voorwaarden vervult.
  Wanneer het verzoekschrift die voorwaarden niet vervult, betekent de Minister, bij een ter post aangetekend schrijven, aan het verzoekend verbond of aan de verzoekende verbonden een met redenen omklede afwijzingsbeslissing.
Art.5. Lorsque le Ministre est en possession d'une requête complète, il vérifie, dans le délai fixé à l'article 3, § 3, de la loi, si elle répond aux conditions requises.
  Si la requête ne répond pas à ces conditions, le Ministre notifie une décision de rejet motivée, par lettre recommandée à la poste, à la fédération ou aux fédérations requérantes.
Art.6. De bij artikel 3, § 3, van de wet bedoelde opmerkingen moeten gemaakt worden bij een ter post aangetekende brief.
Art.6. Les observations envisagées à l'article 3, § 3, de la loi, doivent être faites par lettre recommandée à la poste.
Art.7. Dient een verzoekschrift binnen de in artikel 3, § 5, van de wet gestelde perken te worden gewijzigd, dan nodigt de Minister van Middenstand, bij een ter post aangetekend schrijven, de verzoekende verbonden uit hem hun bedoelingen hieromtrent te laten kennen. Het verzoekschrift wordt afgewezen als de nodige wijzigingen niet binnen de drie maanden na deze formaliteit worden voorgesteld.
Art.7. Lorsqu'il y a lieu de modifier la requête dans les limites prévues à l'article 3, § 5, de la loi, le Ministre des Classes moyennes invite les fédérations requérantes par lettre recommandée à la poste à lui faire connaître leurs intentions à cet égard. La requête est rejetée lorsque les modifications nécessaires ne sont pas proposées dans les trois mois de cette formalité.
HOOFDSTUK II. _ DE KENNIS VAN BEDRIJFSBEHEER.
CHAPITRE II. _ LES CONNAISSANCES DE GESTION.
Art.8. <KB 1995-02-24/38, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1995-09-01> Het programma van de bij de artikelen 2 en 4 van de wet bedoelde kennis van bedrijfsbeheer omvat de volgende begrippen :
  A. Rechtsbegrippen.
  I. Burgerlijk recht :
  de belangrijkste burgerrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn bij de vestiging als zelfstandige;
  de handelsovereenkomsten;
  de huurcontracten.
  II. Handelsrecht :
  de verplichtingen van het ondernemingshoofd bij het oprichten van een onderneming;
  de verschillende ondernemingsvormen en hun hoofdkenmerken;
  enige kennis van de wet betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument.
  III. Bijzondere reglementeringen :
  De belangrijkste bepalingen inzake ruimtelijke ordening, gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen, gereglementeerde beroepen, avondsluiting en wekelijkse rustdag.
  IV. Sociaal statuut van de zelfstandigen :
  Rechten en plichten van de zelfstandige, de help(st)er, en de echtgeno(o)t(e)-helpster.
  V. Algemene kennis over het verzekeringswezen.
  B. Handel.
  I. Handelsbeleid :
  Begrippen inzake marktstudie en handelsstrategie betreffende :
  het produkt, het assortiment, de vestigingsplaats van de onderneming, de prijzen, het cliënteel, de promotie.
  II. Inkoop en verkoop :
  1. Voorwaarden en technieken.
  2. De verschillende verrichtingen die kunnen plaatshebben vanaf de prijsaanvraag bij de aankoop tot de betaling en vanaf de prijsofferte bij de verkoop tot de inkassering.
  3. Formulieren betreffende deze verrichtingen.
  4. Tussenpersonen bij verkoop.
  III. Betalingsvormen en betalingsmiddelen, kredietvormen en kredietmiddelen met het oog op de betaling.
  IV. 1. Kostenanalyse : onderzoek van de kosten van de onderneming; de begrippen inzake omzet, netto- en brutowinst en winstmarge;
  2. Financieel plan : het vooraf begroten van inkomsten en uitgaven, van investeringen en financieringen.
  V. Voorraadbeheer.
  C Boekhouden.
  I. Wettelijke bepalingen betreffende de boekhouding van zelfstandigen en K.M.O.'s.
  II. Vereenvoudigd boekhouden en inleiding tot het dubbel boekhouden :
  1. grondprincipes en praktische toepassing (handelsdocumenten);
  2. balans en resultatenrekening.
  III. BTW en egalisatiebelasting :
  1. principes en verplichtingen;
  2. het opstellen van de aangifte.
  IV. Begrippen inzake fiscaliteit : inkomenscategorieën, voorheffingen, voorafbetalingen, belastingaangifte.
  D. Algemene begrippen van informatica.
  I. Voordelen van het inschakelen van informatica bij het beheer van K.M.O.'s.
  II. Enkele technische begrippen.
  De Minister kan het programma uitbreiden met algemene begrippen van integrale kwaliteitszorg.
Art.8. <AR 1995-02-24/38, art. 1, 003; En vigueur : 1995-09-01> Le programme des connaissances de gestion prévues aux articles 2 et 4 de la loi porte sur les notions suivantes :
  A. Notions de droit.
  I. Droit civil :
  Les principales dispositions du droit civil applicables lors de l'établissement comme indépendant ;
  Les accords commerciaux ;
  Les baux.
  II. Droit commercial :
  Les obligations du chef d'entreprise lors de la création d'un établissement ;
  Les différentes formes de l'entreprise et leurs caractéristiques essentielles ;
  Notions de la loi sur les pratiques du commerce et sur l'information et la protection du consommateur.
  III. Réglementations spécifiques :
  Les principales dispositions en matière d'aménagement du territoire, d'établissements dangereux, insalubres ou incommodes, de professions réglementées, de fermeture du soir et de repos hebdomadaire.
  IV. Statut social des indépendants :
  Droits et obligations de l'indépendant, de l'aidant et du conjoint-aidant.
  V. Notions générales d'assurances.
  B. Commerce.
  I. Politique commerciale :
  Notions d'études de marché et de stratégie commerciale : le produit, l'assortiment, la localisation de l'entreprise, les prix, la clientèle, les promotions.
  II. L'achat et la vente :
  1. Conditions et techniques ;
  2. Les diverses opérations pouvant intervenir depuis la demande de prix à l'achat jusqu'au règlement et depuis la remise de prix à la vente jusqu'à l'encaissement ;
  3. Documents accompagnant les opérations ;
  4. Intermédiaires de la vente.
  III. Modes et instruments de paiement, modes et instruments de crédit en vue du paiement.
  IV. 1. Analyse des frais : examen des frais de l'entreprise ; notions du chiffre d'affaires, du bénéfice brut, du bénéfice net et de marges bénéficiaires ;
  2. Plan financier : budget prévisionnel des recettes et des dépenses, d'investissement et de financement.
  V. Gestion des stocks.
  C. La comptabilité.
  I. Dispositions légales relatives à la comptabilité des indépendants et des P.M.E..
  II. La comptabilité simplifiée et introduction à la comptabilité en partie double :
  1. Principes de base et application pratique (documents sociaux) ;
  2. comptes du bilan et comptes de résultats.
  III. La T.V.A. et la taxe d'égalisation :
  1. principes et obligations ;
  2. rédaction de la déclaration.
  IV. Notions de fiscalité : catégories de revenus, précomptes, versements anticipés, déclaration fiscale.
  D. Notions générales d'informatique.
  I. Avantages de l'utilisation de l'informatique en vue de la gestion des P.M.E..
  II. Quelques notions techniques.
  Le Ministre peut élargir le programme avec des notions générales de gestion totale de la qualité.
HOOFDSTUK III. _ HET GETUIGSCHRIFT WAARUIT BLIJKT DAT AAN DE GESTELDE EISEN IS VOLDAAN
CHAPITRE III. _ L'ATTESTATION CONSTATANT LA REALISATION DES CONDITIONS PRESCRITES.
AFDELING 1. _ HET GETUIGSCHRIFT.
SECTION 1. _ L'ATTESTATION.
Art.9. Het getuigschrift bedoeld bij artikel 5, § 1, van de wet, wordt afgeleverd aan het ondernemingshoofd of aan de rechtspersoon die de gereglementeerde werkzaamheid zal uitoefenen, zelfs indien andere personen geroepen zijn om, overeenkomstig de beschikkingen van de paragrafen 2 en 3 van hetzelfde artikel, aan de gestelde eisen te beantwoorden.
Art.9. L'attestation prévue à l'article 5 § 1 de la loi, est délivrée au chef d'entreprise ou à la personne morale qui exercera l'activité réglementée, même si d'autres personnes sont appelées à répondre aux conditions imposées conformément aux dispositions des paragraphes 2 et 3 du même article.
Art.10. § 1. Ieder persoon die werkzaamheden uitoefent die het voorwerp uitmaken van onderscheidene bij de artikelen 2 of 19, § 2, van de wet bedoelde reglementeringen, moet houder zijn van de verschillende vereiste getuigschriften.
  § 2. Wanneer het ondernemingshoofd persoonlijk voldoet aan de eisen van kennis van bedrijfsbeheer of van algemene- en handelskennis overeenkomstig artikel 6 of artikel 19, § 2. van de wet, biedt het getuigschrift dat hem wordt uitgereikt hem de mogelijkheid eender welke werkzaamheid uit te oefenen die werd gereglementeerd bij een besluit waarbij alleen deze kennis van het bedrijfsbeheer wordt opgelegd.
Art.10. § 1er. Toute personne qui exerce des activités faisant l'objet de réglementations distinctes, visées aux articles 2 ou 19, § 2, de la loi, doit être titulaire des différentes attestations requises.
  § 2. Lorsque le chef d'entreprise satisfait personnellement aux conditions de connaissances de gestion ou de connaissances générales et commerciales conformément à l'article 6 ou à l'article 19, § 2, de la loi, l'attestation qui lui est délivrée permet l'exercice de toute activité réglementée par un arrêté imposant uniquement ces connaissances de gestion.
Art.11. § 1. De getuigschriften worden opgemaakt in drie exemplaren respectievelijk bestemd voor de belanghebbende, de Kamer voor ambachten en neringen of de Vestigingsraad, en voor het Ministerie van Middenstand. Wanneer zij worden uitgereikt bij toepassing van artikel 13 van de wet, wordt een afschrift ervan aan de Kamer van Ambachten en Neringen gezonden.
  § 2. De getuigschriften zijn conform met de bijlage I of II van dit besluit.
  Blijven nochtans geldig de getuigschriften afgeleverd bij uitvoering van de artikelen 11 of 13 van de wet van 24 december 1958, waarbij beroepsuitoefeningsvoorwaarden kunnen worden ingevoerd in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen.
Art.11. § 1er. Les attestations sont établies en trois exemplaires destinés respectivement à l'intéressé, à la Chambre des métiers et négoces ou au Conseil d'Etablissement et au Ministère des Classes moyennes. Lorsqu'elles sont délivrées en exécution de l'article 13 de la loi, copie en est adressée à la Chambre des métiers et négoces.
  § 2. Les attestations sont conformes à l'annexe I ou II du présent arrêté.
  Restent toutefois valables les attestations délivrées en exécution des articles 11 ou 13 de la loi du 24 décembre 1958, permettant d'instituer des conditions d'exercice de la profession dans les entreprises de l'artisanat, du petit et du moyen commerce et de la petite industrie.
AFDELING 2. _ DE PROCEDURE VOOR DE BUREAUS VAN DE KAMERS VOOR AMBACHTEN EN NERINGEN.
SECTION 2. _ LA PROCEDURE DEVANT LES BUREAUX DES CHAMBRES DES METIERS ET NEGOCES.
Art.12. § 1. De aanvraag om getuigschrift wordt, bij een ter post aangetekend schrijven, gericht tot de secretaris van de Kamer voor ambachten en neringen van de provincie waar de beroepswerkzaamheid voor de eerste maal zal uitgeoefend worden.
  De aanvraag die gedaan wordt door een rechtspersoon, wordt gericht tot de secretaris van de Kamer van de provincie waar de eerste bedrijfszetel zal gevestigd worden.
  § 2. De aanvraag wordt opgemaakt op een formulier dat door het secretariaat van de Kamer ter beschikking gesteld wordt van de belanghebbenden.
Art.12. § 1er. La demande d'attestation est adressée, par lettre recommandée à la poste, au secrétaire de la Chambre des métiers et négoces de la province où l'activité professionnelle sera exercée pour la première fois.
  La demande faite par une personne morale est adressée au secrétaire de la Chambre de la province où sera établi le premier siège d'exploitation.
  § 2. La demande est établie sur un formulaire mis à la disposition des intéressés par le secrétaire de la Chambre.
Art.13. § 1. Binnen de acht dagen na ontvangst van een aanvraag vergezeld van stukken die tot doel hebben het bewijs te leveren dat aan de verschillende eisen is voldaan, nodigt de secretaris, bij een ter post aangetekend schrijven, de leden en de afgevaardigde van de Minister uit tot de vergadering van het bureau van de Kamer of van de betrokken afdeling.
  De stempel van de post geldt als datum van indiening van de aanvraag.
  § 2. De uitnodiging moet ten minste acht dagen vóór de datum van de vergadering betekend worden.
  Zij vermeldt de identiteit van de aanvrager, de aard van de beroepswerkzaamheid en de plaats waar deze zal uitgeoefend worden.
Art.13. § 1er. Dans les huit jours de la réception d'une demande, accompagnée de pièces tendant à établir qu'il est satisfait aux différentes conditions imposées, le secrétaire convoque, par lettre recommandée à la poste, les membres du bureau de la Chambre ou de la section intéressée et le délégué du Ministre.
  Le cachet de la poste fait foi de la date d'introduction de la demande.
  § 2. La convocation doit être notifiée huit jours au moins avant la date de la réunion.
  Elle mentionne l'identité du demandeur, la nature de l'activité professionnelle et le lieu où celle-ci sera exercée.
Art.14. § 1. Het bureau van de Kamer voor ambachten en neringen of de afdeling kan slechts geldig zitting houden indien ten minste drie leden aanwezig zijn.
  § 2. Bij ontstentenis van de voorzitter, neemt de in leeftijd oudste ondervoorzitter het voorzitterschap van de vergadering waar. Zijn de ondervoorzitters eveneens afwezig, dan wordt deze functie vervuld door de oudste in leeftijd van de aanwezige leden.
  § 3. De secretaris van de Kamer is belast met het opstellen van de beslissingen. Bij verantwoorde afwezigheid zal zijn taak uitgevoerd worden door de opsteller, daartoe door het bureau aangeduid.
  § 4. De vergaderingen zijn niet openbaar.
Art.14. § 1er. Le bureau de la Chambre des métiers et négoces ou la section ne siège valablement que lorsque trois membres au moins sont présents
  § 2. A défaut du président, le vice-président le plus âgé assure la présidence de la réunion. Lorsque les vice-présidents sont également absents, la fonction est remplie par le plus âgé des membres présents.
  § 3. Le secrétaire de la Chambre est chargé de la rédaction des décisions. En cas d'absence justifiée sa tâche sera assurée par le rédacteur, désigné à cet effet par le bureau.
  § 4. Les réunions ne sont pas publiques.
Art.15. De beslissingen moeten genomen worden bij volstrekte meerderheid der stemmen. In geval van staking van stemmen is de aanvraag afgewezen. Elke beslissing moet met redenen worden omkleed.
Art.15. Les décisions doivent être prises à la majorité absolue des voix. En cas de parité, la demande est rejetée. Toute décision doit être motivée.
Art.16. De Minister van Middenstand benoemt zijn afgevaardigden onder de rijksambtenaren van niveau 1 van zijn departement. De afgevaardigden wonen de vergaderingen en de beraadslagingen van het bureau of van de afdelingen bij. Zij hebben er raadgevende stem.
Art.16. Le Ministre des Classes moyennes nomme ses délégués parmi les fonctionnaires de son département. Les délégués assistent aux réunions et aux délibérations du bureau ou des sections. Ils y ont voix consultative.
Art.17. Geen aanvraag kan worden afgewezen zonder dat de aanvrager gehoord of regelmatig uitgenodigd werd. De uitnodiging moet geschieden in de vorm en binnen de termijnen waarin artikel 13 voorziet.
  De aanvrager mag zich laten vertegenwoordigen.
  Het mandaat moet schriftelijk zijn behoudens voor advokaten.
Art.17. Aucune demande ne peut être rejetée, sans que le demandeur ait été entendu ou régulièrement convoqué. La convocation doit se faire dans les formes et délais prévus à l'article 13.
  Le demandeur a la faculté de se faire représenter. Sauf pour les avocats le mandat doit être écrit.
Art.18. Wanneer de beslissing gunstig is en geen beroep werd aangetekend, zendt de secretaris van de Kamer het getuigschrift aan de aanvrager ten laatste acht dagen na het verstrijken van de termijn van beroep.
  Hij voegt hieraan een voor eensluidend verklaard afschrift toe, bestemd om de inschrijving in het handelsregister te bekomen.
Art.18. Lorsque la décision est favorable et n'a pas été frappée de recours, le secrétaire de la Chambre envoie l'attestation au demandeur au plus tard huit jours après expiration du délai de recours.
  Il y joint une copie, certifiée conforme, destinée à être annexée à la demande en vue d'obtenir l'immatriculation au registre du commerce.
Art.19. In gemeenschappelijk overleg met de afgevaardigde van de Minister, verbetert de secretaris van de Kamer de materiële vergissingen die in de getuigschriften voorkomen.
Art.19. Le secrétaire de la Chambre, en accord avec le délégué du Ministre, rectifie les erreurs matérielles qui entacheraient les attestations.
Art.20. § 1. (Wanneer er in de onderneming één of meer inrichtingen bijkomen, wordt, op verzoek van de belanghebbende, het getuigschrift door het bureau van de Kamer of door de afdeling aangepast.) <KB 28-06-1978, art. 1>
  § 2. Deze aanpassingen geschieden volgens dezelfde regelen als deze bedoeld bij de artikelen 12 tot 17.
Art.20. § 1er. (Lorsqu'un ou plusieurs établissements supplémentaires sont créés au sein de l'entreprise, l'attestation est adaptée, à la demande de l'intéressé, par le bureau de la Chambre ou la section.) <AR 28-06-1978, art. 1er>
  § 2. Ces adaptations se font selon les mêmes règles que celles prévues aux articles 12 à 17.
AFDELING 3. _ ORGANISATIE VAN DE VESTIGINGSRAAD EN PROCEDURE.
SECTION 3. _ ORGANISATION DU CONSEIL D'ETABLISSEMENT ET PROCEDURE.
Art.21. § 1. De Vestigingsraad bestaat uit twee kamers. Een kamer neemt kennis van de beroepen ingesteld tegen de beslissingen genomen in de Franse taal door de bureaus van de Kamers voor ambachten en neringen alsmede van de aanvragen om getuigschrift die de Raad toegestuurd worden ingevolge de schending door deze bureaus van de termijn voor kennisgeving bedoeld bij artikel 11, § 1, van de wet.
  De andere neemt kennis van de beroepen ingesteld tegen de beslissingen genomen in de Nederlandse taal alsmede van de aanvragen om getuigschrift die de Raad in deze taal toegestuurd worden.
  § 2. In gemeenschappelijk overleg roepen de voorzitter, op geregelde tijdstippen, de werkende en plaatsvervangende leden van de verschillende kamers van de Vestigingsraad in vergadering bijeen.
Art.21. § 1er. Le Conseil d'Etablissement comprend deux chambres. L'une connaît des recours introduits contre les décisions des bureaux des Chambres des métiers et négoces ayant statué en langue française, ainsi que des demandes d'attestation qui sont adressées au Conseil à la suite de la violation par ces bureaux du délai de notification prévu à l'article 11, § 1er, de la loi.
  L'autre connaît des recours introduits contre les décisions rendues en langue néerlandaise, ainsi que des demandes d'attestation qui sont adressées au Conseil dans cette langue.
  § 2. Les présidents, de commun accord, réunissent périodiquement en assemblée les membres effectifs et suppléants des différentes chambres du Conseil d'Etablissement.
Art.22. Binnen de vijfenveertig dagen van de bij hem gedane aanvraag stelt de Hoge Raad voor de Middenstand aan de Minister van Middenstand twee kandidaten voor van de Franse taalrol en twee kandidaten van de Nederlandse taalrol voor de funktie van werkend bijzitter bij de Vestigingsraad, alsmede twee kandidaten van de Franse taalrol en twee kandidaten van de Nederlandse taalrol voor de funktie van plaatsvervangend bijzitter.
Art.22. Le Conseil supérieur des Classes moyennes présente au Ministre des Classes moyennes, dans les quarante-cinq jours de la demande qui lui est faite, deux candidats du rôle linguistique français et deux candidats du rôle linguistique néerlandais pour les fonctions d'assesseur effectif au Conseil d'Etablissement, ainsi que deux candidats du rôle linguistique français et deux candidats du rôle linguistique néerlandais pour les fonctions d'assesseur suppléant.
Art.23. De griffie van de Vestigingsraad wordt waargenomen door twee griffiers, door de Minister van Middenstand benoemd; de ene behoort tot de Franse taalrol, de andere tot de Nederlandse taalrol.
  De Vestigingsraad houdt zitting in de lokalen van het Ministerie van Middenstand.
  Bij beslissing van hun voorzitter kunnen de kamers, wanneer daartoe noodzakelijkheid bestaat, in een ander lokaal zitting houden.
Art.23. Le greffe du Conseil d'Etablissement est tenu par deux greffiers nommés par le Ministre des Classes moyennes; l'un appartient au rôle linguistique français, l'autre au rôle linguistique néerlandais.
  Le Conseil d'Etablissement siège dans les locaux du Ministère des Classes moyennes.
  Sur décision de leur président, les Chambres peuvent, en cas de nécessité, siéger dans un autre local.
Art.24. De termijn van dertig dagen bepaald bij artikel 13, § 2, van de wet gaat in de dag volgend op die waarop de betekening van de beslissing van het Bureau van de Kamer voor ambachten en neringen ontvangen werd.
  De dag waarop de termijn verstrijkt is hierin begrepen. Indien deze dag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
  Het bewijs voor de datum van indiening van het beroep wordt geleverd door de datum van de poststempel.
  Het beroep of de aanvraag om getuigschrift wordt ondertekend door de appellant of de aanvrager; zij moeten bij een ter post aangetekend schrijven gericht worden tot de griffier van de Vestigingsraad.
Art.24. Le délai de trente jours fixé par l'article 13, § 2, de la loi prend cours à partir du jour suivant celui au cours duquel est reçue la notification de la décision du bureau de la Chambre des métiers et négoces.
  Le jour de l'échéance est compté dans ce délai. Si ce jour est un samedi, un dimanche ou un jour férié légal, le délai est prorogé jusqu'au plus prochain jour ouvrable.
  La preuve de la date d'introduction du recours est faite par la date du cachet de la poste.
  Le recours ou la demande d'attestation est signé par l'auteur du recours ou par le demandeur; ils doivent être adressés au greffier du Conseil d'Etablissement par lettre recommandée à la poste.
Art.25. Dadelijk na ontvangst, schrijft de griffier, in een van de daartoe aangelegde registers, het beroep of de aanvraag om getuigschrift onder een volgnummer in en vraagt de secretaris van de Kamer voor ambachten en neringen hem het dossier mede te delen.
  Iedere week stuurt de griffier aan de voorzitter en aan de door de Minister aangeduide ambtenaar de lijst van de zaken waarvoor nog geen zitting werd vastgesteld.
  De voorzitter stelt de datum vast waarop de beroepen en de aanvragen om getuigschrift behandeld worden.
Art.25. Dès réception du recours ou de la demande d'attestation, le greffier l'inscrit dans un des registres constitués à cette fin sous un numéro d'ordre et demande au secrétaire de la Chambre des métiers et négoces de lui communiquer le dossier.
  Chaque semaine le greffier envoie au président et au fonctionnaire désigné par le Ministre la liste des affaires qui n'ont pas encore été fixées à une audience.
  Le président fixe la date à laquelle les recours et les demandes d'attestation sont examinés.
Art.26. § 1. De griffier nodigt de werkende leden van de Kamer van de Vestigingsraad uit op de terechtzitting waarvoor deze Kamer wordt samengeroepen. Indien een werkend lid verhinderd is, roept de griffier onmiddellijk de plaatsvervanger op.
  Op verzoek van de voorzitter bezorgt de griffier hem de dossiers.
  § 2. De griffier roept de partijen op, bij een ter post aangetekend schrijven, ten laatste acht dagen vóór de terechtzitting; hij duidt de plaats, de dagen en de uren aan waarop van het dossier inzage kan genomen worden. Deze inzage gebeurt ter plaatse in het bijzijn van de griffier.
  De personen die gemachtigd zijn de appellant of de aanvrager bij te staan of te vertegenwoordigen mogen hem eveneens bijstaan of vertegenwoordigen bij de inzage van het dossier.
Art.26. § 1er. Le greffier convoque les membres effectifs de la Chambre du Conseil d'Etablissement à l'audience où celle-ci est appelée à siéger. Si un membre effectif est empêché, le greffier convoque immédiatement le suppléant.
  A la demande du président, le greffier lui transmet les dossiers.
  § 2. Le greffier convoque les parties, par lettre recommandée à la poste, huit jours au moins avant l'audience, en indiquant les lieu, jours et heures auxquels le dossier peut être consulté. Cette consultation se fait sur place, en présence du greffier.
  Les personnes habilitées à assister ou à représenter l'auteur du recours ou le demandeur peuvent également l'assister ou le représenter lors de la consultation du dossier.
Art.27. De Kamers van de Vestigingsraad houden zitting met drie leden, de voorzitter inbegrepen.
  De voorzitter leidt de terechtzittingen; hij opent ze en heft ze op, verleent en ontneemt het woord en sluit de besprekingen en de beraadslagingen.
  De terechtzittingen zijn niet openbaar.
  De Raad beraadslaagt met gesloten deuren en doet uitspraak bij meerderheid van stemmen.
  De Raad kan getuigen horen, deskundige onderzoeken bevelen, zich ter plaatse begeven, vertalingen vorderen en alle nodige onderzoeksmaatregelen treffen. Hij mag eveneens een van zijn leden met deze opdrachten belasten.
Art.27. Les Chambres du Conseil d'Etablissement siègent au nombre de trois membres, y compris le président.
  Le président dirige les audiences; il ouvre et lève celles-ci, accorde et retire la parole et clôt les discussions et les délibérations.
  Les audiences ne sont pas publiques.
  Le Conseil délibère à huis-clos et statue à la majorité des voix.
  Le Conseil peut entendre des témoins, ordonner des expertises, se rendre sur les lieux, requérir des traductions et prendre toutes mesures d'instruction nécessaire. Il peut également déléguer un de ses membres pour procéder à ces devoirs.
Art.28. De beslissingen omvatten de gronden en de beschikking en vermelden;
  1° de volledige identiteit van de appellant of de aanvrager, en, in voorkomend geval, die van de persoon die hem vertegenwoordigt of bijstaat;
  2° de datum waarop de partijen opgeroepen werden, alsmede hun eventuele aanwezigheid;
  3° de naam en de voornaam van de leden van de Raad die aan de beraadslaging hebben deelgenomen;
  4° de datum van de uitspraak.
Art.28. Les décisions contiennent les motifs et le dispositif et mentionnent :
  1° l'identité complète de l'auteur du recours ou du demandeur, et, le cas échéant, celle de la personne qui le représente ou l'assiste;
  2° la date de convocation des parties, ainsi que leur présence éventuelle;
  3° les nom et prénom des membres du Conseil qui ont participé à la délibération;
  4° la date du prononcé.
Art.29. De beslissing wordt bij verstek gewezen ten opzichte van de partij die na de oproeping haar middelen niet schriftelijk heeft uiteengezet, noch op de terechtzitting aanwezig of vertegenwoordigd is geweest.
  Een bij verstek gewezen beslissing is vatbaar voor verzet. Dit verzet moet bij een ter post aangetekend schrijven betekend worden. Uiterlijk de tiende dag na die waarop het afschrift van de beslissing is ontvangen, dient dit schrijven te worden verzonden.
  De griffier geeft onmiddellijk kennis van het verzet aan de andere partij en schrijft de zaak opnieuw in.
  De verzet-aantekenende partij die een tweede maal in gebreke blijft, is het niet meer toegelaten opnieuw verzet aan te tekenen.
Art.29. La décision est rendue par défaut à l'égard de la partie qui, après avoir été convoquée, n'a ni exposé ses moyens par écrit, ni comparu ou été représentée à l'audience.
  Une décision rendue par défaut est susceptible d'opposition; celle-ci doit être signifiée par lettre recommandée à la poste. Cette lettre doit être envoyée au plus tard le dixième jour qui suit celui de la réception de la copie de la décision.
  Le greffier signale immédiatement l'opposition à la partie adverse et il réinscrit l'affaire.
  La partie opposante qui fait défaut une seconde fois n'est plus admise à formuler une nouvelle opposition.
Art.30. Bij een ter post aangetekend schrijven stuurt de griffier aan de Minister, aan de belanghebbende en aan de secretaris van de Kamer voor ambachten en neringen, een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing. De kennisgeving aan de belanghebbende maakt melding van de bij artikel 13, § 5, van de wet bedoelde mogelijkheid tot beroep.
Art.30. Le greffier transmet, par lettre recommandée à la poste, une copie certifiée conforme de la décision au Ministre, à l'intéressé et au secrétaire de la Chambre des métiers et négoces. La notification à l'intéressé fait état de la possibilité de recours, prévue à l'article 13, § 5, de la loi.
Art.31. § 1. De griffier verbetert, met het akkoord van de voorzitter, de materiële vergissingen die op de getuigschriften voorkomen.
  § 2. (Wanneer er in de onderneming één of meer inrichtingen bijkomen, wordt, op verzoek van de belanghebbende, het getuigschrift door de Vestigingsraad aangepast.) <KB 28-06-1978, art. 2>
Art.31. § 1er. Le greffier, en accord avec le président, rectifie les erreurs matérielles qui entacheraient les attestations.
  § 2. (Lorsqu'un ou plusieurs établissements supplémentaires sont créés au sein de l'entreprise, l'attestation est adaptée, à la demande de l'intéressé, par le Conseil d'Etablissement.) <AR 28-06-1978, art. 2>
HOOFDSTUK IV. _ MIDDELEN OM DE EISEN INZAKE DE UITOEFENING VAN BEROEPSWERKZAAMHEDEN TE BEWIJZEN.
CHAPITRE IV. _ MODES DE PREUVE DES CONDITIONS D'EXERCICE DES ACTIVITES PROFESSIONNELLES.
AFDELING 1. _ AKTEN DIE IN AANMERKING KOMEN ALS BEWIJS VOOR DE KENNIS VAN HET BEDRIJFSBEHEER.
SECTION 1. _ TITRES RETENUS COMME PREUVE DES CONNAISSANCES DE GESTION
Art.32. Moeten eveneens worden geacht het bewijs te leveren van de kennis van het bedrijfsbeheer bedoeld bij artikelen 2 en 4 van de wet, de houders van een van de volgende akten :
  1° een diploma van lager normaalonderwijs;
  2° een diploma of een bekwaamheidsgetuigschrift afgeleverd door een lagere technische normaalschool;
  3° een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene met goed gevolg de eerste drie jaren van een lagere secundaire technische school, afdeling handel of verkoop heeft gevolgd;
  4° een brevet of een eindgetuigschrift van een beroepsschool, voor zover deze akten afgeleverd werden door een afdeling "bureauwerken";
  5° een diploma of een eindgetuigschrift van een technische school of leergang, een brevet of een eindgetuigschrift van een beroepsschool of -leergang, voor zover deze akten een cursus van handel en boekhouding vermelden en werden afgeleverd vóór de datum van het in werking treden van dit besluit, of voldoen aan de door Ons vastgestelde voorwaarden;
  6° een attest waaruit blijkt dat de betrokkene met goed gevolg het eerste jaar van een hogere secundaire technische school, afdeling handel, boekhouding of verkoop heeft gevolgd;
  7° een getuigschrift waaruit het slagen blijkt voor een examen over handelskennis voor de centrale examencommissie bedoeld bij de artikelen 8 en 13 van het koninklijk besluit van 15 april 1959, gewijzigd door het koninklijk besluit van 6 december 1964, genomen bij uitvoering van de wet van 24 december 1958;
  8° een getuigschrift dat gelijkwaardig is (met een van de in 1° tot 7° vermelde akten) of in artikel 6, a, van de wet en uitgereikt werd door een examencommissie van de Staat. <KB 1989-06-12/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 28-09-1989>
  (9° een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene met goed gevolg een versnelde cyclus van ten minste 128 lestijden van bedrijfsbeheer heeft gevolgd, gespreid over ten minste drie maanden, voor zover de naleving van die normen en de conformiteit van de lessen met het programma bepaald in artikel 8 van dit besluit worden bevestigd door de Minister tot wiens bevoegheid de Middenstand behoort of door diens gedelegeerde.) <KB 1989-06-12/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 28-09-1989>
Art.32. Doivent également être considérés comme apportant la preuve des connaissance de gestion prévues aux articles 2 et 4 de la loi, les porteurs d'un des titres suivants :
  1° un diplôme de l'enseignement normal primaire;
  2° un diplôme ou un certificat d'aptitude délivré par une école normale technique primaire;
  3° un certificat établissant que l'intéressé a suivi avec fruit les trois premières années d'une école technique secondaire inférieure, section commerce ou vente;
  4° un brevet ou un certificat de fin d'études d'une école professionnelle pour autant que ces titres soient délivrés par une section "travaux de bureau";
  5° un diplôme ou un certificat de fin d'études d'une école ou d'un cours technique, un brevet ou un certificat de fin d'études d'une école ou d'un cours professionnel, pour autant que ces titres mentionnent un cours de commerce et de comptabilité et qu'ils aient été délivrés antérieurement à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, ou qu'ils répondent aux conditions fixées par Nous;
  6° une attestation établissant que l'intéressé a suivi avec fruit la première année d'une école technique secondaire supérieure, section commerce, comptabilité ou distribution;
  7° un certificat attestant la réussite d'une épreuve portant sur les connaissances commerciales devant le jury central prévu aux articles 8 et 13 de l'arrêté royal du 15 avril 1959, modifié par l'arrêté royal du 6 décembre 1964 pris en exécution de la loi du 24 décembre 1958;
  8° un certificat équivalent (à l'un des titres mentionnés aux points 1° à 7°) à l'article 6, a, de la loi et délivré par un jury d'Etat. <AR 1989-06-12/33, art. 1, 002; En vigueur : 28-09-1989>
  (9° un certificat attestant que l'intéressé a suivi avec fruit un cycle accéléré d'au moins 128 heures de cours de gestion, réparties sur trois mois au moins, pour autant que le respect de ces normes et la conformité des cours avec le programme fixé à l'article 8 du présent arrêté soient attestés par le Ministre ayant les Classes moyennes dans ses attributions ou par son délégué.) <AR 1989-06-12/33, art. 1, 002; En vigueur : 28-09-1989>
AFDELING 2. _ ANDERE AKTEN DIE IN AANMERKING KUNNEN GENOMEN WORDEN ALS BEWIJS VOOR DE VEREISTE KENNIS.
SECTION 2. _ AUTRES TITRES POUVANT ETRE RETENUS COMME PREUVE DES CONNAISSANCES EXIGEES.
Art.33. § 1. In de mate waarin de krachtens de artikelen 6 a, en 7 a, van de wet in aanmerking genomen akten ontbreken, kunnen de bureaus van de Kamers voor ambachten en neringen en de Vestigingsraad als bewijs andere akten aanvaarden na verificatie van de overeenstemming van het programma van de studies waarvan melding wordt gemaakt met het programma van de kennis van bedrijfsbeheer bepaald bij artikel 8, of met dat van de beroepskennis voorkomend in het besluit waarbij de werkzaamheid gereglementeerd wordt.
  § 2. Om te kunnen worden aanvaard moeten deze akten uitgereikt zijn :
  1° hetzij door een door het Rijk ingerichte, erkende of gesubsidieerde onderwijsinrichting;
  2° hetzij door een onderwijsinrichting ingericht of erkend door een vreemde Staat;
  3° hetzij in het raam van het stelsel van beroepsopleiding ingericht bij koninklijk besluit van 13 april 1959;
  4° hetzij in het raam van het stelsel van beroepsopleiding ingericht of erkend door een vreemde Staat;
  5° hetzij door een door het Rijk ingerichte examencommissie.
Art.33. § 1er. Dans la mesure où les titres retenus en vertu des articles 6, a, et 7, a, de la loi font défaut, les bureaux des Chambres des métiers et négoces et le Conseil d'Etablissement pourront admettre comme preuve d'autres titres, après avoir vérifié si le programme des études dont il est fait état correspond à celui des connaissances de gestion fixé à l'article 8, ou à celui des connaissances professionnelles figurant à l'arrêté réglementant l'activité.
  § 2. Pour être admissibles, ces titres doivent avoir été délivrés :
  1° soit par un établissement d'enseignement organisé, reconnu ou subventionné par l'Etat;
  2° soit par un établissement d'enseignement organisé ou agréé par un Etat étranger;
  3° soit dans le cadre du régime de formation professionnelle organisé par l'arrêté royal du 13 avril 1959;
  4° soit dans le cadre d'un régime de formation professionnelle organisé ou agréé par un Etat étranger;
  5° soit par un jury organisé par l'Etat.
AFDELING 3. _ DE BEROEPSPRAKTIJK.
SECTION 3. _ DE LA PRATIQUE PROFESSIONNELLE.
Art.34. § 1. Het ondernemingshoofd kan op de toepassing van de in artikel 6, b, van de wet vervatte beschikking slechts aanspraak maken indien hij aan de volgende voorwaarden voldoet :
  1° ten minste eenentwintig jaar oud zijn bij de aanvang van de periode tijdens welke de werkzaamheid werd uitgeoefend;
  2° in het handelsregister of in het ambachtsregister zijn ingeschreven tijdens de ganse duur van de uitoefening van de werkzaamheid.
  § 2. Het bewijs van de werkzaamheid dient te worden geleverd aan de hand van een uittreksel uit de inschrijving in het handelsregister of het ambachtsregister.
  Daarenboven dient voorlegging te worden geëist van ten minste één der hierna opgesomde bewijsmiddelen :
  1° fakturen die betrekking hebben op de uitvoering van werken of de levering van goederen tijdens de bedoelde periode;
  2° een getuigschrift van de controleur der directe belastingen met betrekking tot de belastingen op het inkomen kan de betrokkene tijdens deze periode of een getuigschrift van de hoofdcontroleur bij het kantoor voor de belasting op de toegevoegde waarde, betreffende de belasting geïnd tijdens dezelfde periode;
  3° een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen, bij de nationale hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, bij een pensioenkas voor zelfstandigen, of een onderlinge kas voor kinderbijslag voor zelfstandigen;
  4° een bewijs van aansluiting bij een verzekeringsorganisme voor de aansprakelijkheid van de werkgever inzake arbeidsongevallen.
  De bewijzen van aansluiting bedoeld onder 3° en 4° moeten de datum van aansluiting en die van de aanvraag om aansluiting vermelden.
Art.34. § 1er. Le chef d'entreprise ne peut se prévaloir de la disposition figurant à l'article 6, b, de la loi que s'il réunit les conditions suivantes :
  1° être âgé de vingt et un ans au moins au début de la période pendant laquelle l'activité a été exercée;
  2° être immatriculé au registre du commerce ou au registre de l'artisanat pendant toute la durée d'exercice d'activité.
  § 2. La preuve de l'activité sera faite à l'aide d'un extrait d'immatriculation au registre du commerce ou de l'artisanat.
  En outre, la production d'un au moins des modes de preuve énumérés ci-dessous sera exigée;
  1° des factures relatives à l'exécution de travaux ou à la livraison de marchandises au cours de la période considérée;
  2° une attestation du contrôleur des contributions directes relative aux impôts sur les revenus de l'intéressé au cours de cette période ou une attestation du contrôleur en chef de l'office de la taxe sur la valeur ajoutée relative à la taxe perçue au cours de la même période;
  3° une attestation d'affiliation à une cause d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, à la caisse nationale auxiliaire d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, à une caisse de pension pour travailleurs indépendants ou à une caisse mutuelle d'allocations familiales pour travailleurs indépendants;
  4° une attestation d'affiliation à un organisme assureur de la responsabilité patronale en matière d'accidents du travail;
  Les attestations d'affiliation envisagées aux points 3° et 4° doivent mentionner la date de l'affiliation et celle de la demande d'affiliation.
Art.35. § 1. Hij, die zonder door een arbeidsovereenkomst te zijn gebonden, het dagelijks beheer van een onderneming of van een inrichting heeft waargenomen kan op de toepassing van dezelfde beschikking slechts aanspraak maken indien hij aan de volgende voorwaarden voldoet :
  1° tenminste eenentwintig jaar oud zijn bij de aanvang van de periode tijdens welke hij dit beheer heeft waargenomen;
  2° met een functie van zaakvoerder of filiaalhouder zijn bekleed.
  § 2. Het bewijs van het beheer dient te worden geleverd hetzij door voorlegging van een contract van filiaalbeheer, hetzij, ingeval het om een vennootschapsorgaan gaat, door voorlegging van de akte van benoeming.
  Daarenboven dient voorlegging te worden geëist van ten minste één der hierna opgesomde bewijsmiddelen :
  1° een getuigschrift van de controleur der directe belastingen met betrekking tot de belastingen op het inkomen van de betrokkene tijdens de bedoelde periode;
  2° een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen, bij de nationale hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, bij een pensioenkas voor zelfstandigen of bij een onderlinge kas voor kinderbijslag voor zelfstandigen.
  Deze bewijsschriften moeten de datum van aansluiting en die van de aanvraag om aansluiting vermelden.
Art.35. § 1er. Celui qui a assumé, en dehors des liens d'un contrat de louage de travail, la gestion journalière d'une entreprise ou d'un établissement, ne peut se prévaloir de la même disposition que s'il réunit les conditions suivantes :
  1° être âgé de vingt et un ans au moins au début de la période pendant laquelle cette gestion a été assumée;
  2° être investi d'une fonction de gérant.
  § 2. La preuve de la gestion sera faite soit par la production d'un contrat de gérance, soit s'il s'agit de l'organe d'une société, par la production de l'acte de nomination.
  En outre, la production d'un au moins des modes de preuve énumérés ci-dessus sera exigée :
  1° une attestation du contrôleur des contributions directes relative aux impôts sur les revenus de l'intéressé au cours de la période considérée;
  2° une attestation d'affiliation à une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, à la caisse nationale auxiliaire d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, à une caisse de pension pour travailleurs indépendants ou à une caisse mutuelle d'allocations familiales pour travailleurs indépendants.
  Ces attestations doivent mentionner la date d'affiliation et celle de la demande d'affiliation.
Art.36. § 1. Om op de toepassing van de in artikel 6, c, van de wet vervatte beschikking te kunnen aanspraak maken moet de betrokkene :
  1° tenminste eenentwintig jaar oud zijn bij de aanvang van de periode tijdens welke hij aan de werkzaamheid heeft deelgenomen;
  2° door een arbeidsovereenkomst voor bediende of arbeiders gebonden of de helper van een ondernemingshoofd geweest zijn.
  § 2. Het bewijs van deze deelneming dient te worden geleverd aan de hand van tenminste twee van de volgende stukken :
  1° een arbeidsovereenkomst voor bedienden of een getuigschrift van een werkgever met aanduiding van de dienstperiode, de welomschreven aard van de uitgeoefende functie, eventueel het nummer van het getuigschrift van de werkgever alsmede het inschrijvingsnummer van deze laatste bij de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid;
  2° een getuigschrift van de controleur der directe belastingen met betrekking tot de aangiften voor de inkomstenbelastingen die door de betrokkene werden gedaan tijdens de vereiste periode van werkzaamheid;
  3° een getuigschrift van de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid waaruit blijkt dat voor de door de betrokkene tijdens deze periode geleverde dienstprestaties bijdragen werden gestort;
  4° een bewijs van aansluiting als helper bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen, bij de nationale hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, bij een pensioenkas voor zelfstandigen of bij een onderlinge kas voor kinderbijslag voor zelfstandigen. Deze bewijsschriften moeten de datum van aansluiting en die van de aanvraag om aansluiting vermelden.
  § 3. De in paragraaf 2 opgesomde stukken mogen slechts in aanmerking genomen worden indien blijkt dat de aanvrager een leidende functie bekleedde.
Art.36. § 1er. Pour pouvoir se prévaloir de la disposition figurant à l'article 6, c, de la loi, l'intéressé doit :
  1° être âgé de vingt et un ans au moins au début de la période pendant laquelle il a participé à l'activité;
  2° avoir été engagé dans les liens d'un contrat d'emploi ou d'un contrat de travail ou bien avoir été l'aidant d'un chef d'entreprise.
  § 2. La preuve de cette participation sera faite à l'aide de deux au moins des documents suivants :
  1° un contrat d'emploi ou une attestation patronale indiquant la période d'occupation, la nature précise des fonctions exercées, le numéro éventuel de l'attestation du patron, ainsi que le numéro d'inscription de celui-ci à l'Office national de Sécurité sociale;
  2° une attestation du contrôleur des contributions directes relative aux déclarations aux impôts sur les revenus faites par l'intéresse pendant la période d'activité exigée;
  3° une attestation de l'Office national de Sécurité sociale certifiant que des cotisations ont été versées pour des prestations effectuées par l'intéressé pendant cette période;
  4° une attestation d'affiliation comme aidant à une caisse d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, à la caisse nationale auxiliaire d'assurances sociales pour travailleurs indépendants, à une caisse de pension pour travailleurs indépendants ou à une caisse mutuelle d'allocations familiales pour travailleurs indépendants. Ces attestations doivent mentionner la date d'affiliation et celle de la demande d'affiliation.
  § 3. Les documents énumérés au paragraphe 2 ne seront pris en considération que s'il est établi que le demandeur a été investi d'une fonction dirigeante.
HOOFDSTUK V. _ AFWIJKINGEN EN VERWORVEN RECHTEN.
CHAPITRE V. _ DEROGATIONS ET DROITS ACQUIS.
AFDELING 1. _ AFWIJKINGEN.
SECTION 1. _ DEROGATIONS.
Art.37. § 1. Ieder persoon die de afwijking bedoeld bij artikel 9, § 3, van de wet wenst te bekomen moet hiertoe een aanvraag richten tot de Minister van Middenstand bij een ter post aangetekend schrijven.
  De aanvraag moet vermelden : de volledige identiteit en het adres van de belanghebbende, de werkzaamheid voor de uitoefening waarvan de afwijking wordt gevraagd, de gemeente waar deze werkzaamheid zal uitgeoefend worden alsmede de eisen waarvan afwijking wordt gevraagd.
  § 2. Alvorens een gunstige beslissing te nemen wint de Minister, bij een ter post aangetekend schrijven, het advies in van het bureau van de Kamer voor ambachten en neringen van de provincie waar de belanghebbende de beroepswerkzaamheid wenst uit te oefenen.
Art.37. § 1er. Toute personne désireuse d'obtenir la dérogation prévue à l'article 9, § 3, de la loi doit en faire la demande auprès du Ministre des Classes moyennes, par lettre recommandée à la poste.
  La demande doit mentionner : l'identité complète et l'adresse de l'intéressé, l'activité pour l'exercice de laquelle la dérogation est demandée, la commune où cette activité sera exercée ainsi que les conditions pour lesquelles une dérogation est sollicitée.
  § 2. Avant de rendre une décision favorable le Ministre requiert par lettre recommandée à la poste, l'avis du bureau de la Chambre des métiers et négoces de la province où l'intéressé désire exercer l'activité professionnelle.
Art.38. § 1. De secretaris van het bureau verzamelt de gegevens die de mogelijkheid bieden het advies met redenen te omkleden.
  Het bureau van de Kamer of de afdeling, samengesteld volgens de regelen bepaald bij artikel 14, brengt zijn advies uit bij volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen.
  § 2. Ten laatste zestig dagen na het verzoek om advies wordt dit aan de Minister betekend bij een ter post aangetekend schrijven.
  Bij de betekening wordt een uittreksel gevoegd uit de notulen van de vergadering tijdens welke dit advies werd uitgebracht.
  Is het advies gunstig dan vermeldt dit uittreksel :
  _ het aantal inwoners der gemeente, volgens de laatste door het Nationaal Instituut voor de Statistiek opgemaakte tabel van de bevolking van het koninkrijk, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad;
  _ het aantal personen die de beoogde werkzaamheid in de gemeente uitoefenen alsmede het aantal houders van een getuigschrift, met dit doel uitgereikt na toepassing van artikel 6, 7 of 9, § 1 van de wet;
  _ de plaatselijke omstandigheden die de aanvraag rechtvaardigen;
  _ de beslissing van het bureau van de Kamer of van de Vestigingsraad waarbij vastgesteld wordt aan welke eisen de aanvrager voldoet.
  § 3. Wordt het advies niet binnen de bij § 2 bepaalde termijn betekend, dan verzoekt de afgevaardigde van de Minister om de inschrijving van de aanvraag op de agenda van de eerstvolgende vergadering van het bureau die gehouden wordt bij toepassing van artikel 11 van de wet.
Art.38. § 1er. Le secrétaire du bureau réunit les éléments permettant de motiver l'avis.
  Le bureau de la Chambre ou la section composé selon les règles prévues à l'article 14, rend son avis à la majorité absolue des votes exprimés.
  § 2. L'avis est notifié au Ministre par lettre recommandée à la poste, soixante jours au plus tard après avoir été requis.
  A la notification est joint un extrait du procès-verbal de la réunion au cours de laquelle l'avis a été rendu.
  En cas d'avis favorable cet extrait mentionne :
  _ le nombre d'habitants de la commune, selon le dernier relevé de la population du royaume établi par l'Institut national de Statistiques et publié au Moniteur belge;
  _ le nombre de personnes qui exercent l'activité visée dans la commune et celui des titulaires d'une attestation délivrée à cette fin après application 6, 7 ou 9, § 1er, de la loi;
  _ les circonstances locales justifiant la demande;
  _ la décision du bureau de la Chambre ou du Conseil d'Etablissement constatant à quelles conditions le demandeur satisfait.
  § 3. Lorsque l'avis n'a pas été notifié dans le délai prévu au § 2, le délégué du Ministre requiert l'inscription de la demande au rôle de la prochaine réunion du bureau tenue en application de l'article 11 de la loi.
Art.39. Binnen de vijftien dagen na ontvangst van het advies van het bureau van de Kamer geformuleerd volgens de regelen bepaald bij het vorig artikel, betekend de Minister zijn beslissing bij een ter post aangetekend schrijven aan de aanvrager.
Art.39. Dans les quinze jours de la réception de l'avis, formulé selon les règles prévues à l'article précédent, le Ministre signifie sa décision au demandeur par lettre recommandée à la poste.
AFDELING 2. _ VERWORVEN RECHTEN.
SECTION 2. _ DROITS ACQUIS.
Art.40. § 1. De handelaars die nog niet in het handelsregister zijn heringeschreven overeenkomstig de bij het koninklijk besluit van 20 juli 1964 gecoördineerde wetten, moeten om het bij artikel 18, § 3, van de wet van 15 december 1970 bedoelde attest verzoeken bij de burgemeester van de gemeente waar de voornaamste bedrijfszetel van hun onderneming gelegen is.
  Deze aanvraag wordt ingediend, bij ter post aangetekend schrijven, binnen de zes maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit waarbij de beroepswerkzaamheid werd gereglementeerd.
  § 2. De aanvraag om attest vermeldt de identiteit en het adres van de aanvrager.
  Zij moet vergezeld gaan van een uittreksel uit de inschrijving in het handelsregister.
  Tot subsidiair bewijs moeten één of meerdere dokumenten worden toegevoegd waaruit blijkt dat de uitgeoefende beroepswerkzaamheid op de voorgeschreven datum overeenstemt met deze bepaald in het reglementeringsbesluit. Alle bewijsmiddelen mogen in aanmerking genomen worden, het getuigenbewijs inbegrepen, voor zover dit uitgaat van een openbaar organisme of van een organisme van openbaar nut dat de werkzaamheid voor de aanvraag heeft vastgesteld bij de uitoefening van zijn eigen zending.
  § 3. De burgemeester beslist over de aanvraag om attest binnen de zestig dagen na de ontvangst ervan.
  Het attest stelt vast dat de belanghebbende de beroepswerkzaamheid uitoefende op de datum van de bekendmaking van het koninklijk reglementeringsbesluit in het Belgisch Staatsblad. Het vermeldt het nummer van de inschrijving in het handelsregister en de werkzaamheid waarvoor deze inschrijving werd genomen, alsmede de andere gegevens die, op bijkomende wijze, de toekenning ervan verantwoorden.
  Het attest wordt opgemaakt overeenkomstig de bijlage III van dit besluit en in vier exemplaren, respectievelijk bestemd voor de verzoeker, het gemeentebestuur, de Kamer voor ambachten en neringen en het Ministerie van Middenstand.
  Het wordt toegekend overeenkomstig de onderrichtingen van de Minister van Middenstand.
  Elke ongunstige beslissing wordt met redenen omkleed en, bij een ter post aangetekend schrijven, betekend aan de belanghebbende en aan de Minister.
Art.40. § 1er. Les commerçants qui ne sont pas encore réimmatriculés au registre du commerce conformément aux lois coordonnées par l'arrêté royal du 20 juillet 1964, doivent solliciter l'attestation envisagée à l'article 18, § 3, de la loi du 15 décembre 1970, auprès du bourgmestre de la commune sur le territoire de laquelle se trouve le siège principal d'exploitation de leur entreprise.
  Cette demande est introduite, par lettre recommandée à la poste, dans les six mois de la publication au Moniteur belge de l'arrêté royal réglementant l'activité professionnelle.
  § 2. La demande d'attestation mentionne l'identité et l'adresse du demandeur.
  Elle doit être accompagnée d'un extrait d'immatriculation au registre du commerce.
  A titre subsidiaire, doivent être joints un ou plusieurs documents établissant que l'activité professionnelle exercée à la date requise correspond à celle qui est déterminée dans l'arrêté de réglementation. Tous modes de preuve peuvent être pris en considération y compris les témoignages, pour autant que ceux-ci émanent d'un organisme public ou d'intérêt public ayant constaté l'activité antérieurement à la demande dans l'exercice de sa mission propre.
  § 3. Le bourgmestre statue sur la demande d'attestation dans les soixante jours de la réception de celle-ci.
  L'attestation constate que l'intéressé exerçait l'activité professionnelle à la date de la publication au Moniteur belge de l'arrêté royal de réglementation. Elle mentionne le numéro d'immatriculation au registre du commerce et l'activité pour laquelle cette immatriculation a été prise, ainsi que les autres éléments qui, à titre accessoire, justifient son octroi.
  L'attestation est établie conformément à l'annexe III au présent arrêté, en quatre exemplaires, destinés respectivement au demandeur, à l'administration communale, à la Chambre des métiers et négoces et au Ministère des Classes moyennes.
  Elle est octroyée conformément aux instructions données par le Ministre des Classes moyennes.
  Toute décision défavorable est motivée et notifiée à l'intéressé et au Ministre, par lettre recommandée à la poste.
Art.41. § 1. De personen die, op het ogenblik van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het verzoekschrift tot reglementering, een beroep uitoefenden dat gereglementeerd werd door een koninklijk besluit genomen bij uitvoering van de wet van 24 december 1958, gewijzigd bij de wet van 8 juli 1964, moeten het attest bedoeld bij artikel 19, § 3, van de wet van 15 december 1970 aanvragen binnen de drie maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het bewuste koninklijk besluit.
  § 2. De natuurlijke personen die deelgenomen hebben aan één van de aktiviteiten die gereglementeerd werden door een koninklijk besluit genomen bij uitvoering van de wet van 24 december 1958, gewijzigd bij de wet van 8 juli 1964, tijdens de periode en onder de voorwaarden bepaald bij dit besluit, moeten het attest aanvragen binnen dezelfde termijn.
  § 3. De aanvraag om attest vermeldt de identiteit en het adres van de aanvrager. Zij moet, bij een ter post aangetekend schrijven, worden gericht tot de burgemeester van de gemeente waar de voornaamste bedrijfszetel van de betrokken onderneming of eventueel de bedrijfszetel waar de aanvrager heeft deelgenomen aan de gereglementeerde aktiviteit, gelegen was.
  Indien de bedrijfszetel in het buitenland gelegen is, moet de aanvraag gericht worden tot de burgemeester van de woonplaats van de aanvrager of tot die van zijn verblijfplaats indien het gaat om een vreemdeling.
  § 4. Wanneer de belanghebbende zich kan beroepen op een geval van overmacht of op bijzondere omstandigheden onafhankelijk van zijn wil die een te late indiening van zijn aanvraag kunnen rechtvaardigen, begint de termijn van drie maanden te lopen vanaf de dag waarop, hetzij het beletsel, hetzij de ingeroepen omstandigheden hebben opgehouden te bestaan. In dit geval moet de aanvraag aan de Minister van Middenstand worden toegezonden die zich, bij een met redenen omklede beslissing, uitspreekt over haar ontvankelijkheid. Deze beslissing wordt, bij een ter post aangetekend schrijven, betekend aan de burgemeester en aan de aanvrager.
  § 5. De personen bedoeld in paragraaf 1 moeten aan de aanvragen, ingediend na het in werking treden van dit besluit toevoegen :
  1° een uittreksel uit de inschrijving in het handelsregister;
  2° stukken waaruit blijkt dat het op de vereiste datum uitgeoefende beroep, het beroep is dat in het reglementeringsbesluit werd omschreven.
  De personen bedoeld in paragraaf 2 moeten er stukken aan toevoegen waaruit hun deelneming blijkt tijdens de bij het reglementeringsbesluit vastgestelde periode, aan een van de gereglementeerde activiteiten.
  Alle bewijsmiddelen mogen in aanmerking genomen worden, met inbegrip van getuigenverklaringen voor zover deze uitgaan ofwel van een openbaar organisme of organisme van openbaar nut dat het bevestigde feit op een vóór de aanvraag gelegen tijdstip en bij de uitvoering van zijn eigen taak heeft vastgesteld ofwel, in voorkomend geval, van een werkgever van de aanvrager.
  § 6. De burgemeester beslist binnen de zestig dagen na de ontvangst van de aanvraag om attest of, indien het gaat om een laattijdige aanvraag, binnen de zestig dagen na de betekening van de ministeriële beslissing.
  Het attest stelt vast dat de belanghebbende het gereglementeerde beroep uitoefende op de datum van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het verzoekschrift tot reglementering of dat hij deelgenomen heeft aan één der activiteiten die constitutief zijn voor het beroep, gedurende de periode en onder de voorwaarden vereist bij het reglementeringsbesluit.
  Het attest vermeldt de gegevens die de toekenning ervan rechtvaardigen en, in geval van te laat ingediende aanvraag, de ministeriële beslissing tot ontheffing van de laattijdigheid.
  De attesten worden overeenkomstig de bijlagen IV en V van dit besluit en in vier exemplaren opgemaakt, respectievelijk bestemd voor de verzoeker, het gemeentebestuur, de Kamer voor ambachten en neringen en het Ministerie van Middenstand.
  § 7. De ongunstige beslissingen worden met redenen omkleed en, bij een ter post aangetekend schrijven, betekend aan de belanghebbenden en aan de Minister van Middenstand.
  § 8. De attesten afgeleverd bij toepassing van artikel 18 van de wet van 24 december 1958, gewijzigd bij de wet van 8 juli 1964, blijven geldig.
Art.41. § 1er. Les personnes qui, au moment de la publication au Moniteur belge de la requête en réglementation, exerçaient une profession réglementée par un arrêté royal pris en exécution de la loi du 24 décembre 1958, modifiée par la loi du 8 juillet 1964, doivent solliciter l'attestation envisagée à l'article 19, § 3, de la loi du 15 décembre 1970 dans les trois mois de la publication au Moniteur belge de l'arrêté royal en question.
  § 2. Les personnes physiques qui ont participé à l'une activités réglementées par un arrêté royal pris en exécution de la loi du 24 décembre 1958, modifiée par la loi du 8 juillet 1964, pendant la période et dans les conditions qu'il détermine, doivent solliciter l'attestation dans le même délai.
  § 3. La demande d'attestation mentionne l'identité et l'adresse du demandeur. Elle doit être adressée, par lettre recommandée à la poste, au bourgmestre de la commune où se trouvait le siège principal d'exploitation de l'entreprise intéressée ou, éventuellement, le siège d'exploitation où le demander a participé à l'activité réglementée.
  Lorsque le siège d'exploitation est situé à l'étranger, la demande doit être adressée au bourgmestre du domicile du demandeur ou à celui de sa résidence, s'il s'agit d'un étranger.
  § 4. Lorsque l'intéressé peut invoquer un cas de force majeure ou des circonstances spéciales indépendantes de sa volonté de nature à justifier l'introduction tardive de sa demande, le délai de trois mois prend cours le jour où, soit l'empêchement, soit les circonstances invoquées ont cessé d'exister. Dans ce cas, la demande doit être transmise au Ministre des Classes moyennes qui se prononce, par décision motivée, sur sa recevabilité. Cette décision est signifiée, par lettre recommandée à la poste, au bourgmestre et au demandeur.
  § 5. Les personnes visées au paragraphe 1er doivent joindre aux demandes introduites après l'entrée en vigueur du présent arrêté :
  1° un extrait d'immatriculation au registre du commerce;
  2° des documents prouvant que la profession exercée à la date requise, est celle définie dans l'arrêté du réglementation.
  Celles visées au paragraphe 2 doivent y joindre des documents prouvant leur participation à l'une des activités réglementées pendant la période prévue par l'arrêté de réglementation.
  Tous modes de preuve peuvent être pris en considération, y compris les témoignages, pour autant que ceux-ci émanent d'un organisme public ou d'intérêt public ayant constaté le fait attesté antérieurement à la demande, dans l'exercice de sa mission propre, ou, le cas échéant, d'un employeur du demandeur.
  § 6. Le bourgmestre statue dans les soixante jours de la réception de la demande d'attestation ou, s'il s'agit d'une demande tardive, dans les soixante jours de la signification de la décision ministérielle.
  L'attestation constate que l'intéressé exerçait la profession réglementée à la date de la publication au Moniteur belge de la requête en réglementation ou qu'il a participé à l'une des activités qui la constituent, pendant la période et dans les conditions exigées par l'arrêté de réglementation.
  L'attestation mentionne les éléments qui justifient son octroi et, en cas de demande tardive, la décision ministérielle de relevé de forclusion.
  Les attestations sont établies conformément aux annexes IV et V au présent arrêté en quatre exemplaires destinés respectivement au requérant, à l'administration communale, à la Chambre des métiers et négoces et au Ministère des Classes moyennes.
  § 7. Les décisions défavorables sont motivées et notifiées aux intéressés et au Ministre des Classes moyennes, par lettre recommandée à la poste.
  § 8. Les attestations délivrées en application de l'article 18 de la loi du 24 décembre 1958, modifiée par la loi du 8 juillet 1964, restent valables.
Art.42. Onverminderd de bepalingen van artikel 9 van dit besluit, mogen de natuurlijke personen die houder zijn van een attest, uitgereikt bij toepassing van artikel 18, § 1, van de wet van 24 december 1958 of van artikel 19, § 3, van de wet van 15 december 1970, hun werkzaamheden voortzetten binnen het raam van de vennootschap bij welke zij inbreng hebben gedaan van hun onderneming en waarvan zij het dagelijks beheer verzekeren.
Art.42. Sans préjudice des dispositions prévues à l'article 9 du présent arrêté, les personnes physiques qui détiennent une attestation délivrée en application de l'article 18, § 1er, de la loi du 24 décembre 1958 ou de l'article 19, §3, de la loi du 15 décembre 1970, peuvent poursuivre leurs activités au sein de la société à laquelle elles ont fait apport de leur entreprise et dont elles assument la gestion journalière.
HOOFDSTUK VI. _ OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.
CHAPITRE VI. _ DISPOSITIONS TRANSITOIRES ET FINALES.
Art.43. Onverminderd de bepalingen van artikel 19, § 2, van de wet van 15 december 1970, worden opgeheven de besluiten genomen tot uitvoering van de wet van 24 december 1958, gewijzigd bij de wet van 8 juli 1964.
  Blijven evenwel van kracht :
  1° de koninklijke besluiten genomen tot uitvoering van artikel 4, § 4, van de wet van 24 december 1958 gewijzigd bij de wet van 8 juli 1964 met uitsluiting van de bepalingen die verwijzen naar de procedure vóór de bureaus der Kamers voor ambachten en neringen of de Vestigingsraad alsmede van de bepalingen betreffende de door deze organen uitgereikte getuigschriften;
  2° de artikelen 8 en 13 van het koninklijk besluit van 15 april 1959 gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 december 1964 alsmede het ministerieel besluit van 17 oktober 1960 tot regeling van de inrichting en de werking van de centrale examencommissies;
  3° het koninklijk besluit van 21 maart 1962 tot vaststelling van de vergoedingen en toelagen toe te kennen aan de leden van de centrale examencommissies, opgericht bij toepassing van de bepalingen onder 2° van dit artikel; de ministeriële besluiten tot benoeming van de leden en de sekretaris van deze examencommissies alsmede het ministerieel besluit van 14 januari 1966 tot toekenning van een forfaitaire toelage aan hun sekretaris;
  4° het koninklijk besluit van 6 juni 1963 tot vaststelling van de vergoedingen en toelagen toe te kennen aan de leden van de Kamers voor ambachten en neringen, vergaderd in toepassing van de wet van 24 december 1958; de artikelen 24 en 25 van het ministerieel besluit van 23 november 1960 gewijzigd bij de besluiten van 19 november 1963 en van 30 december 1963.
Art.43. Sans préjudice des dispositions prévues à l'article 19, § 2, de la loi du 15 décembre 1970, les arrêtés pris en exécution de la loi du 24 décembre 1958, modifiée par la loi du 8 juillet 1964, sont abrogés.
  Restent en vigueur toutefois :
  1° les arrêtés royaux pris en exécution de l'article 4, § 4, de la loi du 24 décembre 1958, modifiée par la loi du 8 juillet 1964, à l'exclusion de celles de leurs dispositions qui font référence à la procédure devant les bureaux des Chambres des métiers et négoces ou le Conseil d'Etablissement et celles relatives aux attestations délivrées par ces instances;
  2° les articles 8 et 13 de l'arrêté royal du 15 avril 1959, modifié par l'arrêté royal du 4 décembre 1964 et l'arrêté ministériel du 17 octobre 1960 réglant l'organisation et le fonctionnement des jurys centraux;
  3° l'arrêté royal du 21 mars 1962 fixant les indemnités et allocations à attribuer aux membres des jurys centraux créés en application des dispositions prévues au 2° du présent article; les arrêtés ministériels nommant les membres et le secrétaire de ces jurys ainsi que l'arrêté ministériel du 14 janvier 1966 attribuant une allocation forfaitaire à leur secrétaire;
  4° l'arrêté royal du 6 juin 1963 fixant les indemnités et allocations à attribuer aux membres des Chambres des métiers et négoces réunis en application de la loi du 24 décembre 1958; les articles 24 et 25 de l'arrêté ministériel du 23 novembre 1960, modifié par les arrêtés du 19 novembre 1963 et du 30 décembre 1963.
Art.44. De bureaus van de Kamers voor ambachten en neringen en de Vestigingsraad reiken de getuigschriften uit, bedoeld bij de koninklijke besluiten genomen tot uitvoering van artikel 4, § 4, van de wet van 24 december 1958 gewijzigd bij de wet van 8 juli 1964, volgens de bepalingen van hoofdstuk III van dit besluit. Deze getuigschriften zijn conform met de modellen bedoeld bij artikel 11 van hetzelfde besluit.
  De getuigschriften die tot op heden werden opgemaakt en uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van de beoogde besluiten, blijven evenwel geldig.
Art.44. Les bureaux des Chambres des métiers et négoces et le Conseil d'Etablissement délivrent les attestations prévues par les arrêtés royaux pris en exécution de l'article 4, § 4, de la loi du 24 décembre 1958, modifiée par la loi du 8 juillet 1964, selon les dispositions du chapitre III du présent arrêté. Ces attestations sont conformes aux modèles prévus par son article 11.
  Restent valables toutefois, les attestations établies et délivrées à ce jour conformément aux dispositions de ces arrêtés.
Art.45. § 1. Worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van dit besluit :
  1° de aanvragen om getuigschrift en de beroepen ingediend bij toepassing van de artikelen 11 of 13 van de wet van 24 december 1958, waarvoor op datum van de bekendmaking van de wet van 15 december 1970 nog geen definitieve beslissing werd genomen;
  2° de aanvragen om afwijking ingediend bij toepassing van artikel 10 van de wet van 24 december 1958 die nog in behandeling zijn op datum van de bekendmaking van de wet van 15 december 1970;
  3° de aanvragen om attest ingediend bij toepassing van artikel 18 van de wet van 24 december 1958 en waarvoor op datum van de bekendmaking van de wet van 15 december 1970 nog geen beslissing werd genomen ten gronde of nopens hun ontvankelijkheid.
  § 2. De overlevende echtgenoten van een ondernemingshoofd, die de bij artikel 5 van de wet van 24 december 1958 bedoelde vrijstelling genoten, moeten het vereist getuigschrift aanvragen bij het bevoegd bureau van de Kamer voor ambachten en neringen. Zij beschikken daartoe over een termijn van één jaar, te rekenen vanaf het in werking treden van dit besluit.
Art.45. § 1er. Seront examinés conformément aux dispositions du présent arrêté :
  1° les demandes d'attestation et les appels introduits en application des articles 11 ou 13 de la loi du 24 décembre 1958, qui à la date de la publication de la loi du 15 décembre 1970 n'ont pas fait l'objet d'une décision définitive;
  2° les demandes de dérogation introduites en application de l'article 10 de la loi du 24 décembre 1958 et sur lesquelles il n'a pas encore été statué à la date de la publication de la loi du 15 décembre 1970;
  3° les demandes d'attestation introduites en application de l'article 18 de la loi du 24 décembre 1958 et qui à la date de la publication de la loi du 15 décembre 1970 n'ont pas encore fait l'objet d'une décision quant au fond ou quant à leur recevabilité.
  § 2. Les conjoints survivants d'un chef d'entreprise qui bénéficiaient de la dispense prévue par l'article 5 de la loi du 24 décembre 1958 doivent solliciter l'attestation requise auprès du bureau de la Chambre des métiers et négoces compétent. Ils disposent à cet effet d'un délai d'un an à partir de l'entrée en vigueur du présent arrêté.
Art.46. Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art.46. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
Art. 47. Onze Minister van Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 47. Notre Ministre des Classes moyennes est chargé de l'exécution du présent arrêté.