Artikel 1. Definities
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° decreet: het decreet van 29 januari 2024 betreffende de erkenning en ondersteuning van ondernemingen inzake sociale economie;
2° Minister: de minister bevoegd voor Sociale Economie;
3° Dienst voor arbeidsbemiddeling: de Dienst voor arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap;
4° Dienst voor zelfbeschikkend leven: de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven;
5° administratie: het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap dat bevoegd is voor Werkgelegenheid.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
6 JUNI 2024. - Besluit van de Regering tot uitvoering van het decreet van 29 januari 2024 betreffende de erkenning en ondersteuning van ondernemingen inzake sociale economie(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-02-2025 en tekstbijwerking tot 25-06-2025)
Titre
6 JUIN 2024. - Arrêté du Gouvernement portant exécution du décret du 29 janvier 2024 relatif à l'agrément et à la promotion des entreprises du secteur de l'économie sociale(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 07-02-2025 et mise à jour au 25-06-2025)
Informations sur le document
Numac: 2025200168
Datum: 2024-06-06
Info du document
Numac: 2025200168
Date: 2024-06-06
Table des matières
HOOFDSTUK 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 2. - Gemeenschappelijke procedurebepal...
HOOFDSTUK 2. - Erkenning
Afdeling 1. - Voorwaarden voor de erkenning van...
Afdeling 2. - Voorwaarden voor de erkenning als...
Afdeling 3. - Voorwaarden voor de erkenning als...
Afdeling 4. - Erkennings- en intrekkingsprocedure
Afdeling 5. - Toewijzingsbesluit
HOOFDSTUK 3. - Subsidiëring van erkende onderne...
Afdeling 1. - Subsidiëring van erkende ondernem...
Afdeling 2. - Ondersteuning van innoverende pro...
Afdeling 3. - Ondersteuning van innoverende pro...
Afdeling 4. - Subsidiëring van sociale ondernem...
Afdeling 5. - Schending van de subsidiëringsvoo...
HOOFDSTUK 4. - Vertrouwelijkheid en bescherming...
HOOFDSTUK 5. - Netwerk sociale economie
HOOFDSTUK 6. - Verslaglegging
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
BIJLAGEN.
Table des matières
CHAPITRE 1er. - Dispositions communes
Section 1re. - Dispositions générales
Section 2. - Dispositions procédurales communes
CHAPITRE 2. - Agrément
Section 1re. - Conditions d'agrément comme entr...
Section 2. - Conditions d'agrément comme entrep...
Section 3. - Conditions d'agrément comme centre...
Section 4. - Procédures d'agrément et de retrait
Section 5. - Mandat
CHAPITRE 3. - Subventionnement des entreprises ...
Section 1re. - Subventionnement des entreprises...
Section 2. - Soutien aux projets novateurs sur ...
Section 3. - Soutien aux projets novateurs dans...
Section 4. - Subventionnement des entreprises s...
Section 5. - Violation des conditions de subven...
CHAPITRE 4. - Confidentialité et protection des...
CHAPITRE 5. - Réseau d'économie sociale
CHAPITRE 6. - Etablissement de rapports
CHAPITRE 7. - Dispositions finales
ANNEXES.
Tekst (91)
Texte (91)
HOOFDSTUK 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
CHAPITRE 1er. - Dispositions communes
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Section 1re. - Dispositions générales
Article 1er. Définitions
Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par :
1° décret : le décret du 29 janvier 2024 relatif à l'agrément et à la promotion des entreprises du secteur de l'économie sociale;
2° Ministre : le Ministre compétent en matière d'Economie sociale;
3° Office de l'emploi : l'Office de l'emploi de la Communauté germanophone;
4° Office pour une vie autodéterminée : l'Office de la Communauté germanophone pour une vie autodéterminée;
5° administration : le département du Ministère de la Communauté germanophone compétent en matière d'Emploi.
Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par :
1° décret : le décret du 29 janvier 2024 relatif à l'agrément et à la promotion des entreprises du secteur de l'économie sociale;
2° Ministre : le Ministre compétent en matière d'Economie sociale;
3° Office de l'emploi : l'Office de l'emploi de la Communauté germanophone;
4° Office pour une vie autodéterminée : l'Office de la Communauté germanophone pour une vie autodéterminée;
5° administration : le département du Ministère de la Communauté germanophone compétent en matière d'Emploi.
Art.2. Beginselen van de sociale economie
Het doel vermeld in artikel 1, tweede lid, 1°, van het decreet geldt als vervuld als de statuten van de sociale onderneming voorzien in de verwezenlijking van minstens één sociaal doel en/of één activiteit die beantwoordt aan een sociale maatschappelijke behoefte of een behoefte van een specifieke benadeelde groep.
Voor de vervulling van het doel vermeld in artikel 1, tweede lid, 5°, van het decreet richt de sociale onderneming zich aantoonbaar naar de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties. Het daar vermelde doel geldt als vervuld als de sociale onderneming activiteiten uitvoert die bijdragen tot de verwezenlijking van minstens drie van die doelstellingen.
Het doel vermeld in artikel 1, tweede lid, 1°, van het decreet geldt als vervuld als de statuten van de sociale onderneming voorzien in de verwezenlijking van minstens één sociaal doel en/of één activiteit die beantwoordt aan een sociale maatschappelijke behoefte of een behoefte van een specifieke benadeelde groep.
Voor de vervulling van het doel vermeld in artikel 1, tweede lid, 5°, van het decreet richt de sociale onderneming zich aantoonbaar naar de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties. Het daar vermelde doel geldt als vervuld als de sociale onderneming activiteiten uitvoert die bijdragen tot de verwezenlijking van minstens drie van die doelstellingen.
Art.2. Principes de l'économie sociale
L'objectif mentionné à l'article 1er, alinéa 2, 1°, du décret est considéré comme atteint lorsque les statuts de l'entreprise sociale comportent la concrétisation d'au moins un objectif social et/ou une activité qui répond à un besoin social, sociétal ou au besoin d'un groupe spécifique de personnes défavorisées.
Pour atteindre l'objectif mentionné à l'article 1er, alinéa 2, 5°, du décret, l'entreprise sociale s'appuie de manière démontrable sur les objectifs de développement durable des Nations Unies. A cet égard, l'objectif qui y est mentionné est considéré comme atteint si l'entreprise sociale mène des activités qui contribuent à la réalisation d'au moins trois desdits objectifs.
L'objectif mentionné à l'article 1er, alinéa 2, 1°, du décret est considéré comme atteint lorsque les statuts de l'entreprise sociale comportent la concrétisation d'au moins un objectif social et/ou une activité qui répond à un besoin social, sociétal ou au besoin d'un groupe spécifique de personnes défavorisées.
Pour atteindre l'objectif mentionné à l'article 1er, alinéa 2, 5°, du décret, l'entreprise sociale s'appuie de manière démontrable sur les objectifs de développement durable des Nations Unies. A cet égard, l'objectif qui y est mentionné est considéré comme atteint si l'entreprise sociale mène des activités qui contribuent à la réalisation d'au moins trois desdits objectifs.
Art.3. Benadeelde personen met meervoudige belemmeringen bij het vinden van werk
§ 1 - Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, 1°, c), van het decreet gelden de personen met de volgende belemmeringen bij het vinden van werk als benadeelde personen:
1° werkzoekenden, met name langdurig werklozen of laaggekwalificeerde werkzoekenden in de zin van het tweede lid, langdurig zieken en invaliden die op psychosociaal gebied een of meer van de volgende belemmeringen hebben bij het vinden van werk:
a) gebrek aan sociale vaardigheden;
b) mentale, psychische en/of fysieke beperkingen;
c) problemen op het gebied van werkuitvoering;
d) problemen op het gebied van persoonlijke vaardigheden en motivatie;
2° werkzoekenden in moeilijke leefsituaties die worden gekenmerkt door een of meer van de volgende ongunstige randomstandigheden:
a) persoonlijke belastende randomstandigheden die in het bijzonder in combinatie met een of meer van de in dit verband genoemde belemmeringen bij het vinden van werk minstens tijdelijk de instap op de arbeidsmarkt bemoeilijken;
b) familiale situaties en begeleidingsrelaties die in het bijzonder in combinatie met een of meer van de in dit verband genoemde belemmeringen bij het vinden van werk minstens tijdelijk de instap op de arbeidsmarkt bemoeilijken;
c) sociale randomstandigheden;
d) een ongunstige of belastende woonsituatie die in het bijzonder in combinatie met een of meer van de genoemde belemmeringen bij het vinden van werk minstens tijdelijk de instap op de arbeidsmarkt bemoeilijkt;
e) een belastende financiële situatie die in het bijzonder in combinatie met een of meer van de genoemde belemmeringen bij het vinden van werk minstens tijdelijk de instap op de arbeidsmarkt bemoeilijkt.
Als laaggekwalificeerd gelden niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigde volledig werklozen die voordat ze aan de slag gaan bij een onderneming voor sociale inschakeling, niet in het bezit zijn van een van de opleidingsbewijzen bedoeld vermeld in artikel 19, 1°, van het besluit van de Regering van 13 december 2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden.
§ 2 - De belemmeringen en situaties vermeld in § 1, eerste lid, worden beoordeeld door de bemiddelingsdienst die de begeleiding uitvoert overeenkomstig artikel 5. Daartoe houdt de bemiddelingsdienst op basis van artikel 16, § 3, van het decreet van 22 mei 2023 betreffende de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling rekening met de bekwaamheid, het beroepsverleden en de persoonlijke situatie van de benadeelde persoon. De bemiddelingsdienst kan de benadeelde persoon onderwerpen aan een medisch onderzoek, een psychologische test en een beroepskeuzetest. Bovendien beoordeelt de bemiddelingsdienst in hoeverre de opleiding past in het inschakelingstraject van de benadeelde persoon en voor deze persoon arbeidsmarktrelevant is.
§ 1 - Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, 1°, c), van het decreet gelden de personen met de volgende belemmeringen bij het vinden van werk als benadeelde personen:
1° werkzoekenden, met name langdurig werklozen of laaggekwalificeerde werkzoekenden in de zin van het tweede lid, langdurig zieken en invaliden die op psychosociaal gebied een of meer van de volgende belemmeringen hebben bij het vinden van werk:
a) gebrek aan sociale vaardigheden;
b) mentale, psychische en/of fysieke beperkingen;
c) problemen op het gebied van werkuitvoering;
d) problemen op het gebied van persoonlijke vaardigheden en motivatie;
2° werkzoekenden in moeilijke leefsituaties die worden gekenmerkt door een of meer van de volgende ongunstige randomstandigheden:
a) persoonlijke belastende randomstandigheden die in het bijzonder in combinatie met een of meer van de in dit verband genoemde belemmeringen bij het vinden van werk minstens tijdelijk de instap op de arbeidsmarkt bemoeilijken;
b) familiale situaties en begeleidingsrelaties die in het bijzonder in combinatie met een of meer van de in dit verband genoemde belemmeringen bij het vinden van werk minstens tijdelijk de instap op de arbeidsmarkt bemoeilijken;
c) sociale randomstandigheden;
d) een ongunstige of belastende woonsituatie die in het bijzonder in combinatie met een of meer van de genoemde belemmeringen bij het vinden van werk minstens tijdelijk de instap op de arbeidsmarkt bemoeilijkt;
e) een belastende financiële situatie die in het bijzonder in combinatie met een of meer van de genoemde belemmeringen bij het vinden van werk minstens tijdelijk de instap op de arbeidsmarkt bemoeilijkt.
Als laaggekwalificeerd gelden niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigde volledig werklozen die voordat ze aan de slag gaan bij een onderneming voor sociale inschakeling, niet in het bezit zijn van een van de opleidingsbewijzen bedoeld vermeld in artikel 19, 1°, van het besluit van de Regering van 13 december 2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden.
§ 2 - De belemmeringen en situaties vermeld in § 1, eerste lid, worden beoordeeld door de bemiddelingsdienst die de begeleiding uitvoert overeenkomstig artikel 5. Daartoe houdt de bemiddelingsdienst op basis van artikel 16, § 3, van het decreet van 22 mei 2023 betreffende de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling rekening met de bekwaamheid, het beroepsverleden en de persoonlijke situatie van de benadeelde persoon. De bemiddelingsdienst kan de benadeelde persoon onderwerpen aan een medisch onderzoek, een psychologische test en een beroepskeuzetest. Bovendien beoordeelt de bemiddelingsdienst in hoeverre de opleiding past in het inschakelingstraject van de benadeelde persoon en voor deze persoon arbeidsmarktrelevant is.
Art.3. Personnes défavorisées rencontrant de multiples obstacles au placement
§ 1er - Pour l'application de l'article 3, alinéa 1er, 1°, c), du décret, sont considérées comme personnes défavorisées les personnes rencontrant les obstacles au placement suivants :
1° les demandeurs d'emploi, notamment les chômeurs de longue durée ou les demandeurs d'emploi peu qualifiés au sens de l'alinéa 2, les malades de longue durée et les personnes en situation d'invalidité qui rencontrent un ou plusieurs des obstacles au placement suivants sur le plan psychosocial :
a) un manque de compétences sociales;
b) des déficiences mentales, psychiques et/ou physiques;
c) des problèmes au niveau de l'exécution du travail;
d) des problèmes au niveau des capacités et de la motivation personnelles;
2° les demandeurs d'emploi en situation difficile se caractérisant par un ou plusieurs des contextes défavorables suivants :
a) des conditions personnelles difficiles qui, notamment lorsqu'elles sont combinées à un ou plusieurs obstacles au placement mentionnés dans ce contexte, empêchent au moins temporairement une insertion sur le marché du travail;
b) une situation familiale et des conditions d'encadrement qui, notamment lorsqu'elles sont combinées à un ou plusieurs obstacles au placement mentionnés dans ce contexte, empêchent au moins temporairement une insertion sur le marché du travail;
c) le contexte social;
d) des conditions de logement défavorables ou difficiles qui, notamment lorsqu'elles sont combinées à un ou plusieurs des obstacles au placement mentionnés, empêchent au moins temporairement une insertion sur le marché du travail;
e) une situation financière difficile qui, notamment lorsqu'elle est combinée à un ou plusieurs des obstacles au placement mentionnés, empêche au moins temporairement une insertion sur le marché du travail.
Sont considérés comme peu qualifiés les demandeurs d'emploi inoccupés et les chômeurs complets indemnisés qui, avant de débuter leur activité auprès d'une entreprise d'insertion sociale, n'étaient pas en possession d'un des titres de formation mentionnés à l'article 19, 1°, de l'arrêté du Gouvernement du 13 décembre 2018 relatif aux formations professionnelles destinées aux demandeurs d'emploi.
§ 2 - L'évaluation des obstacles et des situations énumérés au § 1er, alinéa 1er, est effectuée par le service de placement qui assure l'accompagnement conformément à l'article 5. Pour ce faire, le service de placement tient compte de la capacité, du passé professionnel et de la situation personnelle de la personne défavorisée, sur la base de l'article 16, § 3, du décret du 22 mai 2023 relatif au placement axé sur les besoins. Le service de placement peut soumettre la personne défavorisée à un examen médical, à un examen psychologique et à un test d'aptitude professionnelle. En outre, le service de placement évalue dans quelle mesure la formation s'inscrit dans le parcours d'insertion de la personne défavorisée et est pertinente en ce qui concerne le marché de l'emploi pour cette personne.
§ 1er - Pour l'application de l'article 3, alinéa 1er, 1°, c), du décret, sont considérées comme personnes défavorisées les personnes rencontrant les obstacles au placement suivants :
1° les demandeurs d'emploi, notamment les chômeurs de longue durée ou les demandeurs d'emploi peu qualifiés au sens de l'alinéa 2, les malades de longue durée et les personnes en situation d'invalidité qui rencontrent un ou plusieurs des obstacles au placement suivants sur le plan psychosocial :
a) un manque de compétences sociales;
b) des déficiences mentales, psychiques et/ou physiques;
c) des problèmes au niveau de l'exécution du travail;
d) des problèmes au niveau des capacités et de la motivation personnelles;
2° les demandeurs d'emploi en situation difficile se caractérisant par un ou plusieurs des contextes défavorables suivants :
a) des conditions personnelles difficiles qui, notamment lorsqu'elles sont combinées à un ou plusieurs obstacles au placement mentionnés dans ce contexte, empêchent au moins temporairement une insertion sur le marché du travail;
b) une situation familiale et des conditions d'encadrement qui, notamment lorsqu'elles sont combinées à un ou plusieurs obstacles au placement mentionnés dans ce contexte, empêchent au moins temporairement une insertion sur le marché du travail;
c) le contexte social;
d) des conditions de logement défavorables ou difficiles qui, notamment lorsqu'elles sont combinées à un ou plusieurs des obstacles au placement mentionnés, empêchent au moins temporairement une insertion sur le marché du travail;
e) une situation financière difficile qui, notamment lorsqu'elle est combinée à un ou plusieurs des obstacles au placement mentionnés, empêche au moins temporairement une insertion sur le marché du travail.
Sont considérés comme peu qualifiés les demandeurs d'emploi inoccupés et les chômeurs complets indemnisés qui, avant de débuter leur activité auprès d'une entreprise d'insertion sociale, n'étaient pas en possession d'un des titres de formation mentionnés à l'article 19, 1°, de l'arrêté du Gouvernement du 13 décembre 2018 relatif aux formations professionnelles destinées aux demandeurs d'emploi.
§ 2 - L'évaluation des obstacles et des situations énumérés au § 1er, alinéa 1er, est effectuée par le service de placement qui assure l'accompagnement conformément à l'article 5. Pour ce faire, le service de placement tient compte de la capacité, du passé professionnel et de la situation personnelle de la personne défavorisée, sur la base de l'article 16, § 3, du décret du 22 mai 2023 relatif au placement axé sur les besoins. Le service de placement peut soumettre la personne défavorisée à un examen médical, à un examen psychologique et à un test d'aptitude professionnelle. En outre, le service de placement évalue dans quelle mesure la formation s'inscrit dans le parcours d'insertion de la personne défavorisée et est pertinente en ce qui concerne le marché de l'emploi pour cette personne.
Art.4. Begeleide vrijwilligers
Als begeleide vrijwilligers in de zin van artikel 3, eerste lid, 1°, d), van het decreet gelden vrijwilligers in de zin van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers die voldoen aan de volgende voorwaarden:
1° de bemiddelingsdienst die de persoon begeleidt overeenkomstig artikel 5 of de instelling die actief is in de psychiatrische sector overeenkomstig het derde lid, acht degeleid vrijwilligerswerk bevorderlijk voor de persoonlijke en professionele ontwikkeling van de persoon;
2° de onderneming voor sociale inschakeling en de vrijwilliger hebben, rekening houdend met de voornoemde wet van 3 juli 2005, een overeenkomst van bepaalde duur gesloten die minstens de volgende elementen bevat:
a) de aanwijzing van een werkbegeleider in de onderneming voor sociale inschakeling;
b) de frequentie, de aard en de omvang van de werkzaamheden;
c) de doelstelling van de werkzaamheid;
d) de plaats waar de werkzaamheden verricht worden;
e) de regelingen inzake verzekering, arbeidskleding, veiligheids- en hygiënevoorschriften;
f) de aard en de frequentie van de evaluatie van het vrijwilligerswerk.
De overeenkomst vermeld in het eerste lid, 2°, kan na een gemeenschappelijke evaluatie door de betrokken bemiddelingsdienst en de onderneming voor sociale inschakeling worden verlengd.
Begeleide vrijwilligers kunnen bij een onderneming voor sociale inschakeling worden geplaatst door zowel de bemiddelingsdiensten vermeld in artikel 5 als de volgende instellingen die actief zijn in de psychiatrische sector:
1° psychiatrische dagklinieken;
2° de ambulante begeleidingsdienst in de zin van artikel 9 van het decreet van 22 april 2024 betreffende de geestelijke gezondheidszorg;
3° dienstverrichters van de ambulante therapie in de zin van artikel 10 van hetzelfde decreet;
4° woonstructuren voor beschut wonen in de zin van artikel 13 van hetzelfde decreet.
Voor de plaatsing in een onderneming voor sociale inschakeling zorgen de bemiddelingsdiensten en de in de psychiatrische sector actieve instellingen die de plaatsing doen, ervoor, op basis van artikel 16, § 3, van het decreet van 22 mei 2023 betreffende de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling respectievelijk artikel 52, § 2, van het decreet van 22 april 2024 betreffende de geestelijke gezondheidszorg, dat de tewerkstelling geschikt is voor de persoonlijke en professionele ontwikkeling. Dat is in het bijzonder het geval als:
1° de begeleide vrijwilliger op grond van een combinatie van psychische, medische en sociale problemen die zijn gezondheid en/of zijn maatschappelijke integratie en bijgevolg zijn beroepsinschakeling blijvend schaden, niet in staat is minstens 13 uur per week deel te nemen aan een opleiding, tewerkgesteld te zijn op de eerste arbeidsmarkt of aangepast werk te verrichten;
2° de tewerkstelling geschikt is om de begeleide vrijwilliger voor te bereiden op een voorbereidende maatregel.
Als begeleide vrijwilligers in de zin van artikel 3, eerste lid, 1°, d), van het decreet gelden vrijwilligers in de zin van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers die voldoen aan de volgende voorwaarden:
1° de bemiddelingsdienst die de persoon begeleidt overeenkomstig artikel 5 of de instelling die actief is in de psychiatrische sector overeenkomstig het derde lid, acht degeleid vrijwilligerswerk bevorderlijk voor de persoonlijke en professionele ontwikkeling van de persoon;
2° de onderneming voor sociale inschakeling en de vrijwilliger hebben, rekening houdend met de voornoemde wet van 3 juli 2005, een overeenkomst van bepaalde duur gesloten die minstens de volgende elementen bevat:
a) de aanwijzing van een werkbegeleider in de onderneming voor sociale inschakeling;
b) de frequentie, de aard en de omvang van de werkzaamheden;
c) de doelstelling van de werkzaamheid;
d) de plaats waar de werkzaamheden verricht worden;
e) de regelingen inzake verzekering, arbeidskleding, veiligheids- en hygiënevoorschriften;
f) de aard en de frequentie van de evaluatie van het vrijwilligerswerk.
De overeenkomst vermeld in het eerste lid, 2°, kan na een gemeenschappelijke evaluatie door de betrokken bemiddelingsdienst en de onderneming voor sociale inschakeling worden verlengd.
Begeleide vrijwilligers kunnen bij een onderneming voor sociale inschakeling worden geplaatst door zowel de bemiddelingsdiensten vermeld in artikel 5 als de volgende instellingen die actief zijn in de psychiatrische sector:
1° psychiatrische dagklinieken;
2° de ambulante begeleidingsdienst in de zin van artikel 9 van het decreet van 22 april 2024 betreffende de geestelijke gezondheidszorg;
3° dienstverrichters van de ambulante therapie in de zin van artikel 10 van hetzelfde decreet;
4° woonstructuren voor beschut wonen in de zin van artikel 13 van hetzelfde decreet.
Voor de plaatsing in een onderneming voor sociale inschakeling zorgen de bemiddelingsdiensten en de in de psychiatrische sector actieve instellingen die de plaatsing doen, ervoor, op basis van artikel 16, § 3, van het decreet van 22 mei 2023 betreffende de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling respectievelijk artikel 52, § 2, van het decreet van 22 april 2024 betreffende de geestelijke gezondheidszorg, dat de tewerkstelling geschikt is voor de persoonlijke en professionele ontwikkeling. Dat is in het bijzonder het geval als:
1° de begeleide vrijwilliger op grond van een combinatie van psychische, medische en sociale problemen die zijn gezondheid en/of zijn maatschappelijke integratie en bijgevolg zijn beroepsinschakeling blijvend schaden, niet in staat is minstens 13 uur per week deel te nemen aan een opleiding, tewerkgesteld te zijn op de eerste arbeidsmarkt of aangepast werk te verrichten;
2° de tewerkstelling geschikt is om de begeleide vrijwilliger voor te bereiden op een voorbereidende maatregel.
Art.4. Volontaires encadrés
Sont considérés comme volontaires encadrés au sens de l'article 3, alinéa 1er, 1°, d), du décret les volontaires au sens de la loi du 3 juillet 2005 relative aux droits des volontaires qui remplissent les conditions suivantes :
1° le service de placement qui assure l'accompagnement de la personne conformément à l'article 5 ou l'organisme actif dans le domaine de la psychiatrie conformément à l'alinéa 3 a estimé qu'une occupation dans le cadre d'un volontariat encadré était indiquée pour le développement personnel et professionnel de la personne;
2° l'entreprise d'insertion sociale et le volontaire ont conclu, dans le respect de la loi du 3 juillet 2005 précitée, une convention à durée déterminée qui contient au moins les éléments suivants :
a) la désignation d'un accompagnateur dans le cadre du travail au sein de l'entreprise d'insertion sociale;
b) la fréquence, la nature et l'ampleur des activités;
c) l'objectif de l'activité;
d) le lieu où les activités sont exercées;
e) les règles en matière d'assurance, de vêtements de travail, de sécurité et d'hygiène;
f) la nature et la fréquence de l'évaluation du volontariat.
La convention mentionnée à l'alinéa 1er, 2°, peut être prolongée après évaluation conjointe par le service de placement concerné et l'entreprise d'insertion sociale.
Les volontaires encadrés peuvent être placés dans une entreprise d'insertion sociale tant par les services de placement mentionnés à l'article 5 que par les organismes actifs dans le domaine de la psychiatrie suivants :
1° les cliniques psychiatriques de jour;
2° le service d'accompagnement ambulatoire au sens de l'article 9 du décret du 22 avril 2024 relatif à la santé mentale;
3° les prestataires de la thérapie ambulatoire au sens de l'article 10 du même décret;
4° les structures d'hébergement accompagné au sens de l'article 13 du même décret.
Pour le placement dans une entreprise d'insertion sociale, les services de placement, sur la base de l'article 16, § 3, du décret du 22 mai 2023 relatif au placement axé sur les besoins, et les organismes actifs dans le domaine de la psychiatrie qui assurent le placement, sur la base de l'article 52, § 2, du décret du 22 avril 2024 relatif à la santé mentale, veillent à ce que l'occupation soit adaptée au développement personnel et professionnel. Cela est notamment le cas lorsque :
1° le volontaire encadré n'est pas en mesure de suivre une formation ou d'exercer une occupation sur le marché primaire du travail ou un travail adapté pendant au moins treize heures par semaine en raison d'une combinaison de problématiques psychiques, médicales et sociales qui affectent durablement sa santé et/ou son intégration sociale, et donc son insertion professionnelle;
2° l'occupation est de nature à préparer le volontaire encadré à une mesure préparatoire.
Sont considérés comme volontaires encadrés au sens de l'article 3, alinéa 1er, 1°, d), du décret les volontaires au sens de la loi du 3 juillet 2005 relative aux droits des volontaires qui remplissent les conditions suivantes :
1° le service de placement qui assure l'accompagnement de la personne conformément à l'article 5 ou l'organisme actif dans le domaine de la psychiatrie conformément à l'alinéa 3 a estimé qu'une occupation dans le cadre d'un volontariat encadré était indiquée pour le développement personnel et professionnel de la personne;
2° l'entreprise d'insertion sociale et le volontaire ont conclu, dans le respect de la loi du 3 juillet 2005 précitée, une convention à durée déterminée qui contient au moins les éléments suivants :
a) la désignation d'un accompagnateur dans le cadre du travail au sein de l'entreprise d'insertion sociale;
b) la fréquence, la nature et l'ampleur des activités;
c) l'objectif de l'activité;
d) le lieu où les activités sont exercées;
e) les règles en matière d'assurance, de vêtements de travail, de sécurité et d'hygiène;
f) la nature et la fréquence de l'évaluation du volontariat.
La convention mentionnée à l'alinéa 1er, 2°, peut être prolongée après évaluation conjointe par le service de placement concerné et l'entreprise d'insertion sociale.
Les volontaires encadrés peuvent être placés dans une entreprise d'insertion sociale tant par les services de placement mentionnés à l'article 5 que par les organismes actifs dans le domaine de la psychiatrie suivants :
1° les cliniques psychiatriques de jour;
2° le service d'accompagnement ambulatoire au sens de l'article 9 du décret du 22 avril 2024 relatif à la santé mentale;
3° les prestataires de la thérapie ambulatoire au sens de l'article 10 du même décret;
4° les structures d'hébergement accompagné au sens de l'article 13 du même décret.
Pour le placement dans une entreprise d'insertion sociale, les services de placement, sur la base de l'article 16, § 3, du décret du 22 mai 2023 relatif au placement axé sur les besoins, et les organismes actifs dans le domaine de la psychiatrie qui assurent le placement, sur la base de l'article 52, § 2, du décret du 22 avril 2024 relatif à la santé mentale, veillent à ce que l'occupation soit adaptée au développement personnel et professionnel. Cela est notamment le cas lorsque :
1° le volontaire encadré n'est pas en mesure de suivre une formation ou d'exercer une occupation sur le marché primaire du travail ou un travail adapté pendant au moins treize heures par semaine en raison d'une combinaison de problématiques psychiques, médicales et sociales qui affectent durablement sa santé et/ou son intégration sociale, et donc son insertion professionnelle;
2° l'occupation est de nature à préparer le volontaire encadré à une mesure préparatoire.
Art.5. Bemiddelingsdiensten
De personen vermeld in de artikelen 3 en 4 kunnen door de bemiddelingsdiensten vermeld in het decreet van 22 mei 2023 betreffende de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling worden geplaatst bij een onderneming voor sociale inschakeling.
De personen vermeld in de artikelen 3 en 4 kunnen door de bemiddelingsdiensten vermeld in het decreet van 22 mei 2023 betreffende de behoeftegestuurde arbeidsbemiddeling worden geplaatst bij een onderneming voor sociale inschakeling.
Art.5. Services de placement
Les personnes mentionnées aux articles 3 et 4 peuvent être placées dans une entreprise d'insertion sociale par les services de placement mentionnés dans le décret du 22 mai 2023 relatif au placement axé sur les besoins.
Les personnes mentionnées aux articles 3 et 4 peuvent être placées dans une entreprise d'insertion sociale par les services de placement mentionnés dans le décret du 22 mai 2023 relatif au placement axé sur les besoins.
Afdeling 2. - Gemeenschappelijke procedurebepalingen
Section 2. - Dispositions procédurales communes
Art.6. Inleidende bepaling
Tenzij anders bepaald in dit besluit is deze afdeling van toepassing op de procedures:
1° voor de toekenning, de schorsing en de intrekking van de erkenning als sociale onderneming, als onderneming voor sociale inschakeling of als voorbereidings- en integratiecentrum;
2° voor de toewijzing bepaald in artikel 10 van het decreet;
3° voor het verkrijgen van subsidiëring of ondersteuning of de herziening ervan;
4° voor het beroep tegen de beslissingen die worden genomen in het kader van de procedures vermeld in 1° tot 3°.
Tenzij anders bepaald in dit besluit is deze afdeling van toepassing op de procedures:
1° voor de toekenning, de schorsing en de intrekking van de erkenning als sociale onderneming, als onderneming voor sociale inschakeling of als voorbereidings- en integratiecentrum;
2° voor de toewijzing bepaald in artikel 10 van het decreet;
3° voor het verkrijgen van subsidiëring of ondersteuning of de herziening ervan;
4° voor het beroep tegen de beslissingen die worden genomen in het kader van de procedures vermeld in 1° tot 3°.
Art.6. Disposition introductive
Sauf disposition contraire du présent arrêté, la présente section s'applique aux procédures :
1° d'octroi, de suspension et de retrait d'un agrément comme entreprise sociale, entreprise d'insertion sociale ou centre préparatoire et d'intégration;
2° d'octroi du mandat prévu à l'article 10 du décret;
3° d'obtention ou de révision d'une subvention ou d'une aide;
4° de recours contre les décisions prises dans le cadre des 1° à 3°.
Sauf disposition contraire du présent arrêté, la présente section s'applique aux procédures :
1° d'octroi, de suspension et de retrait d'un agrément comme entreprise sociale, entreprise d'insertion sociale ou centre préparatoire et d'intégration;
2° d'octroi du mandat prévu à l'article 10 du décret;
3° d'obtention ou de révision d'une subvention ou d'une aide;
4° de recours contre les décisions prises dans le cadre des 1° à 3°.
Art.7. Mogelijkheid een elektronisch formulier te gebruiken
Elke aanvraag waarin dit besluit voorziet, kan zowel elektronisch als op papier bij de administratie worden ingediend. De administratie stelt de betreffende formulieren ter beschikking.
Elke aanvraag waarin dit besluit voorziet, kan zowel elektronisch als op papier bij de administratie worden ingediend. De administratie stelt de betreffende formulieren ter beschikking.
Art.7. Possibilité d'utilisation d'un formulaire électronique
Toute demande prévue par le présent arrêté peut être introduite auprès de l'administration aussi bien sous format électronique que sur support papier. L'administration met à disposition les formulaires correspondants.
Toute demande prévue par le présent arrêté peut être introduite auprès de l'administration aussi bien sous format électronique que sur support papier. L'administration met à disposition les formulaires correspondants.
Art.8. Verlenging van de behandelings- en beslissingstermijnen
Alle behandelings- en beslissingstermijnen waarin dit besluit voorziet, worden van rechtswege verlengd met veertig dagen als ze beginnen of eindigen tussen 1 juli en 31 augustus.
Alle behandelings- en beslissingstermijnen waarin dit besluit voorziet, worden van rechtswege verlengd met veertig dagen als ze beginnen of eindigen tussen 1 juli en 31 augustus.
Art.8. Prorogation des délais de traitement et de décision
Tous les délais de traitement et de décision prévus par le présent arrêté sont prorogés de plein droit de quarante jours lorsqu'ils commencent à courir ou expirent entre le 1er juillet et le 31 août.
Tous les délais de traitement et de décision prévus par le présent arrêté sont prorogés de plein droit de quarante jours lorsqu'ils commencent à courir ou expirent entre le 1er juillet et le 31 août.
Art.9. Controle van de ontvankelijkheid
De administratie voert een controle van de ontvankelijkheid uit voor alle aanvraagprocedures waarin dit besluit voorziet.
De administratie geeft de aanvrager binnen vijftien dagen na indiening van de aanvraag een schriftelijke ontvangstbevestiging en deelt hem mee of de aanvraag volledig is, en zo neen, welke inlichtingen en documenten ontbreken.
Een aanvraag die niet de documenten en inlichtingen bevat die voorgeschreven zijn voor de behandeling van de aanvraag, geldt als niet-ontvankelijk.
Als één maand na de ontvangstbevestiging vermeld in het eerste lid nog inlichtingen en documenten ontbreken die voor de behandeling van de aanvraag noodzakelijk zijn, verklaart de administratie de aanvraag niet-ontvankelijk.
De administratie bezorgt de beslissing van niet-ontvankelijkheid via aangetekend schrijven aan de aanvrager.
De administratie voert een controle van de ontvankelijkheid uit voor alle aanvraagprocedures waarin dit besluit voorziet.
De administratie geeft de aanvrager binnen vijftien dagen na indiening van de aanvraag een schriftelijke ontvangstbevestiging en deelt hem mee of de aanvraag volledig is, en zo neen, welke inlichtingen en documenten ontbreken.
Een aanvraag die niet de documenten en inlichtingen bevat die voorgeschreven zijn voor de behandeling van de aanvraag, geldt als niet-ontvankelijk.
Als één maand na de ontvangstbevestiging vermeld in het eerste lid nog inlichtingen en documenten ontbreken die voor de behandeling van de aanvraag noodzakelijk zijn, verklaart de administratie de aanvraag niet-ontvankelijk.
De administratie bezorgt de beslissing van niet-ontvankelijkheid via aangetekend schrijven aan de aanvrager.
Art.9. Examen de la recevabilité
Toutes les procédures de demande prévues par le présent arrêté sont soumises à un examen de la recevabilité par l'administration.
L'administration délivre un accusé de réception écrit au demandeur dans un délai de quinze jours à compter de l'introduction de la demande et lui indique si la demande est complète ou, selon le cas, quels sont les renseignements et documents manquants.
Une demande qui ne contient pas les données et documents requis pour le traitement de la demande concernée est considérée comme irrecevable.
Si, à l'expiration d'un délai d'un mois à compter de l'accusé de réception mentionné à l'alinéa 1er, toutes les informations et tous les documents nécessaires au traitement de la demande n'ont pas été fournis, l'administration déclare la demande irrecevable.
L'administration transmet au demandeur une décision d'irrecevabilité par lettre recommandée.
Toutes les procédures de demande prévues par le présent arrêté sont soumises à un examen de la recevabilité par l'administration.
L'administration délivre un accusé de réception écrit au demandeur dans un délai de quinze jours à compter de l'introduction de la demande et lui indique si la demande est complète ou, selon le cas, quels sont les renseignements et documents manquants.
Une demande qui ne contient pas les données et documents requis pour le traitement de la demande concernée est considérée comme irrecevable.
Si, à l'expiration d'un délai d'un mois à compter de l'accusé de réception mentionné à l'alinéa 1er, toutes les informations et tous les documents nécessaires au traitement de la demande n'ont pas été fournis, l'administration déclare la demande irrecevable.
L'administration transmet au demandeur une décision d'irrecevabilité par lettre recommandée.
Art.10. Inhoudelijke controle
De administratie voert een inhoudelijke controle uit voor alle aanvraagprocedures waarin dit besluit voorziet.
De administratie controleert de eigenlijke aanvragen en stelt binnen vijftien dagen na de volledigheid van de aanvraag een met redenen omklede aanbeveling op omtrent de inwilliging of weigering ervan en ze bezorgt de aanvraag en haar aanbeveling aan de Minister.
De administratie voert een inhoudelijke controle uit voor alle aanvraagprocedures waarin dit besluit voorziet.
De administratie controleert de eigenlijke aanvragen en stelt binnen vijftien dagen na de volledigheid van de aanvraag een met redenen omklede aanbeveling op omtrent de inwilliging of weigering ervan en ze bezorgt de aanvraag en haar aanbeveling aan de Minister.
Art.10. Examen du contenu
Toutes les procédures de demande prévues par le présent arrêté sont soumises à un examen du contenu par l'administration.
L'administration examine les demandes proprement dites et établit, dans un délai de quinze jours à compter du moment où la demande est complète, une recommandation motivée quant à l'acceptation ou au rejet de celle-ci et transmet la demande ainsi que sa recommandation au Ministre.
Toutes les procédures de demande prévues par le présent arrêté sont soumises à un examen du contenu par l'administration.
L'administration examine les demandes proprement dites et établit, dans un délai de quinze jours à compter du moment où la demande est complète, une recommandation motivée quant à l'acceptation ou au rejet de celle-ci et transmet la demande ainsi que sa recommandation au Ministre.
Art.11. Beslissing van de Minister
De Minister beslist over de aanvragen binnen één maand na de bezorging vermeld in artikel 10.
De administratie bezorgt de beslissing van de Minister als volgt aan de aanvrager:
1° een gunstige beslissing via een gewoon schrijven;
2° een ongunstige beslissing via een aangetekend schrijven.
In een afwijzingsbeslissing wordt het volgende vermeld:
1° de mogelijkheid om beroep in te stellen;
2° de bevoegde instanties die daarvan kennis nemen;
3° de na te leven termijnen en vormvereisten.
De Minister beslist over de aanvragen binnen één maand na de bezorging vermeld in artikel 10.
De administratie bezorgt de beslissing van de Minister als volgt aan de aanvrager:
1° een gunstige beslissing via een gewoon schrijven;
2° een ongunstige beslissing via een aangetekend schrijven.
In een afwijzingsbeslissing wordt het volgende vermeld:
1° de mogelijkheid om beroep in te stellen;
2° de bevoegde instanties die daarvan kennis nemen;
3° de na te leven termijnen en vormvereisten.
Art.11. Décision du Ministre
Le Ministre statue sur chaque demande dans un délai d'un mois à compter de la transmission mentionnée à l'article 10.
L'administration transmet au demandeur la décision du Ministre selon les modalités suivantes :
1° en cas de décision favorable, par lettre ordinaire;
2° en cas de décision défavorable, par lettre recommandée.
Une décision de rejet mentionne :
1° la possibilité d'introduire un recours;
2° les instances compétentes qui en prennent connaissance;
3° les délais et formes à respecter.
Le Ministre statue sur chaque demande dans un délai d'un mois à compter de la transmission mentionnée à l'article 10.
L'administration transmet au demandeur la décision du Ministre selon les modalités suivantes :
1° en cas de décision favorable, par lettre ordinaire;
2° en cas de décision défavorable, par lettre recommandée.
Une décision de rejet mentionne :
1° la possibilité d'introduire un recours;
2° les instances compétentes qui en prennent connaissance;
3° les délais et formes à respecter.
Art.12. Beroepsprocedure
De aanvrager kan bezwaar indienen bij de Regering in geval van afwijzing van zijn aanvraag en in geval van schorsing, stopzetting of intrekking van een recht dat hem is toegekend bij of op grond van het decreet.
De aanvrager bezorgt het met redenen omklede bezwaar met alle relevante stukken aangetekend of tegen ontvangstbewijs aan de Regering en dit binnen één maand na ontvangst van de beslissing die wordt aangevochten.
De Regering beslist binnen 45 dagen na ontvangst van het bezwaar.
Artikel 11, tweede en derde lid, zijn mutatis mutandis van toepassing.
De aanvrager kan bezwaar indienen bij de Regering in geval van afwijzing van zijn aanvraag en in geval van schorsing, stopzetting of intrekking van een recht dat hem is toegekend bij of op grond van het decreet.
De aanvrager bezorgt het met redenen omklede bezwaar met alle relevante stukken aangetekend of tegen ontvangstbewijs aan de Regering en dit binnen één maand na ontvangst van de beslissing die wordt aangevochten.
De Regering beslist binnen 45 dagen na ontvangst van het bezwaar.
Artikel 11, tweede en derde lid, zijn mutatis mutandis van toepassing.
Art.12. Procédure de recours
Le demandeur peut introduire une réclamation auprès du Gouvernement en cas de rejet de sa demande ou, selon le cas, en cas de suspension, de suppression ou de retrait d'un droit qui lui a été accordé par ou en vertu du décret.
Le demandeur transmet au Gouvernement la réclamation motivée accompagnée de tous les documents pertinents, par lettre recommandée ou contre accusé de réception, dans le mois suivant la réception de la décision litigieuse.
Le Gouvernement statue dans les quarante-cinq jours suivant la réception de la réclamation concernée.
L'article 11, alinéas 2 et 3, s'applique mutatis mutandis.
Le demandeur peut introduire une réclamation auprès du Gouvernement en cas de rejet de sa demande ou, selon le cas, en cas de suspension, de suppression ou de retrait d'un droit qui lui a été accordé par ou en vertu du décret.
Le demandeur transmet au Gouvernement la réclamation motivée accompagnée de tous les documents pertinents, par lettre recommandée ou contre accusé de réception, dans le mois suivant la réception de la décision litigieuse.
Le Gouvernement statue dans les quarante-cinq jours suivant la réception de la réclamation concernée.
L'article 11, alinéas 2 et 3, s'applique mutatis mutandis.
HOOFDSTUK 2. - Erkenning
CHAPITRE 2. - Agrément
Afdeling 1. - Voorwaarden voor de erkenning van de onderneming voor sociale inschakeling
Section 1re. - Conditions d'agrément comme entreprise sociale
Art.13. Kennis bedrijfsbeheer
De kennis bedrijfsbeheer van de bedrijfsleiding van de sociale onderneming geldt voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, 7°, van het decreet als voldoende, als voldaan is aan de eisen die worden gesteld overeenkomstig titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap en in de artikelen 7 en 8 van het koninklijk besluit van 21 oktober 1998 tot uitvoering van Hoofdstuk I van Titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap met betrekking tot de daar vermelde ondernemersvaardigheden.
De kennis bedrijfsbeheer van de bedrijfsleiding van de sociale onderneming geldt voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, 7°, van het decreet als voldoende, als voldaan is aan de eisen die worden gesteld overeenkomstig titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap en in de artikelen 7 en 8 van het koninklijk besluit van 21 oktober 1998 tot uitvoering van Hoofdstuk I van Titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap met betrekking tot de daar vermelde ondernemersvaardigheden.
Art.13. Connaissances en gestion
Les connaissances en gestion de la direction de l'entreprise sociale sont considérées comme suffisantes pour l'application de l'article 4, alinéa 1er, 7°, du décret, pour autant que les exigences posées dans le cadre du titre II de la loi-programme du 10 février 1998 pour la promotion de l'entreprise indépendante et des articles 7 et 8 de l'arrêté royal du 21 octobre 1998 portant exécution du Chapitre Ier du Titre II de la loi-programme du 10 février 1998 pour la promotion de l'entreprise indépendante soient respectées en ce qui concerne les capacités entrepreneuriales qui y sont mentionnées.
Les connaissances en gestion de la direction de l'entreprise sociale sont considérées comme suffisantes pour l'application de l'article 4, alinéa 1er, 7°, du décret, pour autant que les exigences posées dans le cadre du titre II de la loi-programme du 10 février 1998 pour la promotion de l'entreprise indépendante et des articles 7 et 8 de l'arrêté royal du 21 octobre 1998 portant exécution du Chapitre Ier du Titre II de la loi-programme du 10 février 1998 pour la promotion de l'entreprise indépendante soient respectées en ce qui concerne les capacités entrepreneuriales qui y sont mentionnées.
Afdeling 2. - Voorwaarden voor de erkenning als sociale onderneming
Section 2. - Conditions d'agrément comme entreprise d'insertion sociale
Art.14. In aanmerking te nemen personeel van de onderneming voor sociale inschakeling
Voor de toepassing van artikel 5, eerste lid, 6°, van het decreet worden alleen benadeelde personen in aanmerking genomen.
De aanvrager van een erkenning als onderneming voor sociale inschakeling verstrekt een personeelslijst met een uitsplitsing van de personeelsleden die tewerkgesteld of opgeleid worden als benadeelde persoon in het kader van een socioprofessionele inschakeling, en de personeelsleden die andere functies in de onderneming vervullen.
Bij de uitsplitsing vermeldt de aanvrager in welke hoedanigheid hij de benadeelde personen tewerkstelt:
1° AktiF- en AktiF PLUS-gerechtigden;
2° personen bedoeld in artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
3° personen die deelnemen aan een voorbereidende maatregel en integratiemaatregel in het kader van een beroepsopleidingsovereenkomst met toepassing van artikel 20 van het besluit van de Regering van 13 december 2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden;
4° personen die tewerkgesteld zijn in het kader van een opleidingsstage van de Dienst voor zelfbeschikkend leven met toepassing van het besluit van de Regering van 28 november 1995 betreffende de stages tot beroepsreadaptatie van gehandicapten;
5° personen die vallen onder de toepassing van de artikelen 63 tot 65 van het besluit van de Regering van 28 september 2018 tot uitvoering van het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid;
6° werknemers die een herinschakelingsuitkering ontvangen met toepassing van een de volgende bepalingen of die recht openen op een tegemoetkoming met toepassing van een van de volgende besluiten:
a) artikel 4 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen;
b) artikel 131quinquies van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
c) het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief;
d) het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief;
7° personen die vallen onder de toepassing van artikel 14, § § 1 tot 3, van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I) betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen;
8° personen die een opleiding in een bedrijf voltooien met toepassing van het besluit van de Regering van 10 september 1993 houdende oprichting en regeling van een stelsel voor opleiding in een bedrijf met het oog op de voorbereiding van de inschakeling van de mindervaliden in het arbeidsproces;
9° personen die tewerkgesteld zijn met toepassing van het besluit van de Regering van 26 april 1994 tot bevordering van de tewerkstelling van mindervaliden op de vrije arbeidsmarkt;
10° [1 personen die een opleiding volgen met toepassing van het besluit van de Regering van 3 januari 1997 over de organisatie van opleidingsafdelingen in de beschermde werkplaatsen;]1
11° personen die een werkstraf verrichten;
12° werknemers die werken onder een arbeidsovereenkomst overeenkomstig de wet van 7 april 1999 betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst;
13° werknemers die tewerkgesteld zijn met toepassing van de artikelen 1101 tot 1111 van het reglementaire deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;
14° werknemers die tewerkgesteld zijn met toepassing van het Waals decreet van 2 februari 2017 betreffende de steun voor tewerkstelling ten behoeve van de doelgroepen.
[1 15° personen die tewerkgesteld worden met toepassing van het ministerieel besluit van 23 maart 1970 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen een tegemoetkoming verleent in het loon en de sociale lasten, die door de beschermde werkplaatsen worden gedragen.]1
Voor de toepassing van het derde lid:
1° worden personen die al minstens 12 maanden ononderbroken ziek zijn, buiten beschouwing gelaten;
2° vraagt de administratie de beschikbare attesten uit eigen initiatief op bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling en de Dienst voor zelfbeschikkend leven. De aanvrager zorgt ervoor dat hij in het bezit is van de volgende attesten:
a) voor de personen vermeld in het derde lid, 2°: een attest van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
b) voor de personen vermeld in het derde lid, 6°, a) en b): een attest van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
c) voor de personen vermeld in het derde lid, 6°, c) en d): een attest van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
d) voor de personen vermeld in het derde lid, 13°: een attest van het Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles (Waals Agentschap voor Gezondheid, Sociale Bescherming, Handicap en Gezinnen);
e) voor de personen vermeld in het derde lid, 14°: een attest van de Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling (FOREM).
Voor de toepassing van artikel 5, eerste lid, 6°, van het decreet worden alleen benadeelde personen in aanmerking genomen.
De aanvrager van een erkenning als onderneming voor sociale inschakeling verstrekt een personeelslijst met een uitsplitsing van de personeelsleden die tewerkgesteld of opgeleid worden als benadeelde persoon in het kader van een socioprofessionele inschakeling, en de personeelsleden die andere functies in de onderneming vervullen.
Bij de uitsplitsing vermeldt de aanvrager in welke hoedanigheid hij de benadeelde personen tewerkstelt:
1° AktiF- en AktiF PLUS-gerechtigden;
2° personen bedoeld in artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
3° personen die deelnemen aan een voorbereidende maatregel en integratiemaatregel in het kader van een beroepsopleidingsovereenkomst met toepassing van artikel 20 van het besluit van de Regering van 13 december 2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden;
4° personen die tewerkgesteld zijn in het kader van een opleidingsstage van de Dienst voor zelfbeschikkend leven met toepassing van het besluit van de Regering van 28 november 1995 betreffende de stages tot beroepsreadaptatie van gehandicapten;
5° personen die vallen onder de toepassing van de artikelen 63 tot 65 van het besluit van de Regering van 28 september 2018 tot uitvoering van het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid;
6° werknemers die een herinschakelingsuitkering ontvangen met toepassing van een de volgende bepalingen of die recht openen op een tegemoetkoming met toepassing van een van de volgende besluiten:
a) artikel 4 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen;
b) artikel 131quinquies van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
c) het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een gerechtigde op maatschappelijke integratie die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief;
d) het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de loonkost van een rechthebbende op financiële maatschappelijke hulp die wordt tewerkgesteld in een sociale inschakelingsinitiatief;
7° personen die vallen onder de toepassing van artikel 14, § § 1 tot 3, van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I) betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen;
8° personen die een opleiding in een bedrijf voltooien met toepassing van het besluit van de Regering van 10 september 1993 houdende oprichting en regeling van een stelsel voor opleiding in een bedrijf met het oog op de voorbereiding van de inschakeling van de mindervaliden in het arbeidsproces;
9° personen die tewerkgesteld zijn met toepassing van het besluit van de Regering van 26 april 1994 tot bevordering van de tewerkstelling van mindervaliden op de vrije arbeidsmarkt;
10° [1 personen die een opleiding volgen met toepassing van het besluit van de Regering van 3 januari 1997 over de organisatie van opleidingsafdelingen in de beschermde werkplaatsen;]1
11° personen die een werkstraf verrichten;
12° werknemers die werken onder een arbeidsovereenkomst overeenkomstig de wet van 7 april 1999 betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst;
13° werknemers die tewerkgesteld zijn met toepassing van de artikelen 1101 tot 1111 van het reglementaire deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;
14° werknemers die tewerkgesteld zijn met toepassing van het Waals decreet van 2 februari 2017 betreffende de steun voor tewerkstelling ten behoeve van de doelgroepen.
[1 15° personen die tewerkgesteld worden met toepassing van het ministerieel besluit van 23 maart 1970 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen een tegemoetkoming verleent in het loon en de sociale lasten, die door de beschermde werkplaatsen worden gedragen.]1
Voor de toepassing van het derde lid:
1° worden personen die al minstens 12 maanden ononderbroken ziek zijn, buiten beschouwing gelaten;
2° vraagt de administratie de beschikbare attesten uit eigen initiatief op bij de Dienst voor arbeidsbemiddeling en de Dienst voor zelfbeschikkend leven. De aanvrager zorgt ervoor dat hij in het bezit is van de volgende attesten:
a) voor de personen vermeld in het derde lid, 2°: een attest van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
b) voor de personen vermeld in het derde lid, 6°, a) en b): een attest van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
c) voor de personen vermeld in het derde lid, 6°, c) en d): een attest van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
d) voor de personen vermeld in het derde lid, 13°: een attest van het Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles (Waals Agentschap voor Gezondheid, Sociale Bescherming, Handicap en Gezinnen);
e) voor de personen vermeld in het derde lid, 14°: een attest van de Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling (FOREM).
Modifications
Art.14. Personnel de l'entreprise d'insertion sociale à prendre en considération
Pour l'application de l'article 5, alinéa 1er, 6°, du décret, seules les personnes défavorisées sont prises en considération.
Le demandeur d'un agrément comme entreprise d'insertion sociale indique, sur la base d'une liste du personnel, quels membres du personnel sont occupés ou formés en tant que personnes défavorisées dans le cadre de l'insertion socioprofessionnelle et quels membres du personnel exercent d'autres fonctions au sein de l'entreprise.
Lorsqu'il procède à cette ventilation, le demandeur indique, en ce qui concerne les personnes défavorisées, en quelle qualité il les occupe :
1° bénéficiaires des mesures AktiF et AktiF PLUS;
2° personnes mentionnées à l'article 60, § 7, de la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d'action sociale;
3° personnes qui, en application de l'article 20 de l'arrêté du Gouvernement du 13 décembre 2018 relatif aux formations professionnelles destinées aux demandeurs d'emploi, participent à une mesure préparatoire et d'intégration dans le cadre d'un contrat de formation professionnelle;
4° personnes occupées dans le cadre d'un stage de formation de l'Office pour une vie autodéterminée en application de l'arrêté du Gouvernement du 28 novembre 1995 relatif aux stages de réadaptation professionnelle pour handicapés;
5° personnes soumises à l'application des articles 63 à 65 de l'arrêté du Gouvernement du 28 septembre 2018 portant exécution du décret du 28 mai 2018 relatif aux mesures AktiF et AktiF PLUS destinées à promouvoir l'emploi;
6° travailleurs qui perçoivent une allocation de réinsertion en application d'une des dispositions suivantes ou qui ouvrent droit à une intervention en application de l'un des arrêtés suivants :
a) l'article 4 de l'arrêté royal du 3 mai 1999 portant exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif à la réinsertion de chômeurs très difficiles à placer;
b) l'article 131quinquies de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage;
c) l'arrêté royal du 11 juillet 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à l'intégration sociale mis au travail dans une initiative d'insertion sociale;
d) l'arrêté royal du 14 novembre 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à une aide sociale financière mis au travail dans une initiative d'insertion sociale;
7° personnes soumises à l'application de l'article 14, § § 1er à 3, de l'arrêté royal du 16 mai 2003 pris en exécution du Chapitre 7 du Titre IV de la loi-programme du 24 décembre 2002 (I), visant à harmoniser et à simplifier les régimes de réductions de cotisations de sécurité sociale;
8° personnes qui suivent une formation en entreprise en application de l'arrêté du Gouvernement du 10 septembre 1993 instaurant et réglant un système de formation en entreprise en vue de préparer l'intégration professionnelle de personnes handicapées;
9° personnes qui occupent un emploi en application de l'arrêté du Gouvernement du 26 avril 1994 promouvant l'occupation de personnes handicapées sur le marché libre du travail;
10° [1 les personnes qui prennent part à une formation en application de l'arrêté du Gouvernement du 3 janvier 1997 relatif à l'organisation de sections de formation dans les ateliers protégés;]1
11° personnes qui effectuent des heures de travail d'intérêt général;
12° travailleurs qui exécutent un contrat de travail conformément à la loi du 7 avril 1999 relative au contrat de travail ALE;
13° travailleurs qui sont occupés en application des articles 1101 à 1111 de la partie réglementaire du Code wallon de l'action sociale et de la santé;
14° travailleurs qui sont occupés en application du décret wallon du 2 février 2017 relatif aux aides à l'emploi à destination des groupes-cibles.
[1 15° les personnes qui sont occupées en application de l'arrêté ministériel du 23 mars 1970 fixant les conditions d'octroi par le Fonds national de reclassement social des handicapés, d'une intervention dans la rémunération et les charges sociales supportées par les ateliers protégés.]1
Pour l'application de l'alinéa 3 :
1° les personnes qui sont malades depuis au moins douze mois sans interruption ne sont pas prises en considération;
2° l'administration recueille de sa propre initiative les attestations existantes auprès de l'Office de l'emploi et de l'Office pour une vie autodéterminée. Le demandeur s'assure être en possession des attestations suivantes :
a) pour les personnes mentionnées à l'alinéa 3, 2° : une attestation d'un centre public d'action sociale;
b) pour les personnes mentionnées à l'alinéa 3, 6°, a) et b) : une attestation de l'Office national de l'emploi;
c) pour les personnes mentionnées à l'alinéa 3, 6°, c) et d) : une attestation d'un centre public d'action sociale;
d) pour les personnes mentionnées à l'alinéa 3, 13° : une attestation de l'Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles;
e) pour les personnes mentionnées à l'alinéa 3, 14° : une attestation de l'Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi.
Pour l'application de l'article 5, alinéa 1er, 6°, du décret, seules les personnes défavorisées sont prises en considération.
Le demandeur d'un agrément comme entreprise d'insertion sociale indique, sur la base d'une liste du personnel, quels membres du personnel sont occupés ou formés en tant que personnes défavorisées dans le cadre de l'insertion socioprofessionnelle et quels membres du personnel exercent d'autres fonctions au sein de l'entreprise.
Lorsqu'il procède à cette ventilation, le demandeur indique, en ce qui concerne les personnes défavorisées, en quelle qualité il les occupe :
1° bénéficiaires des mesures AktiF et AktiF PLUS;
2° personnes mentionnées à l'article 60, § 7, de la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d'action sociale;
3° personnes qui, en application de l'article 20 de l'arrêté du Gouvernement du 13 décembre 2018 relatif aux formations professionnelles destinées aux demandeurs d'emploi, participent à une mesure préparatoire et d'intégration dans le cadre d'un contrat de formation professionnelle;
4° personnes occupées dans le cadre d'un stage de formation de l'Office pour une vie autodéterminée en application de l'arrêté du Gouvernement du 28 novembre 1995 relatif aux stages de réadaptation professionnelle pour handicapés;
5° personnes soumises à l'application des articles 63 à 65 de l'arrêté du Gouvernement du 28 septembre 2018 portant exécution du décret du 28 mai 2018 relatif aux mesures AktiF et AktiF PLUS destinées à promouvoir l'emploi;
6° travailleurs qui perçoivent une allocation de réinsertion en application d'une des dispositions suivantes ou qui ouvrent droit à une intervention en application de l'un des arrêtés suivants :
a) l'article 4 de l'arrêté royal du 3 mai 1999 portant exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif à la réinsertion de chômeurs très difficiles à placer;
b) l'article 131quinquies de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage;
c) l'arrêté royal du 11 juillet 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à l'intégration sociale mis au travail dans une initiative d'insertion sociale;
d) l'arrêté royal du 14 novembre 2002 déterminant l'intervention financière du centre public d'aide sociale dans le coût salarial d'un ayant droit à une aide sociale financière mis au travail dans une initiative d'insertion sociale;
7° personnes soumises à l'application de l'article 14, § § 1er à 3, de l'arrêté royal du 16 mai 2003 pris en exécution du Chapitre 7 du Titre IV de la loi-programme du 24 décembre 2002 (I), visant à harmoniser et à simplifier les régimes de réductions de cotisations de sécurité sociale;
8° personnes qui suivent une formation en entreprise en application de l'arrêté du Gouvernement du 10 septembre 1993 instaurant et réglant un système de formation en entreprise en vue de préparer l'intégration professionnelle de personnes handicapées;
9° personnes qui occupent un emploi en application de l'arrêté du Gouvernement du 26 avril 1994 promouvant l'occupation de personnes handicapées sur le marché libre du travail;
10° [1 les personnes qui prennent part à une formation en application de l'arrêté du Gouvernement du 3 janvier 1997 relatif à l'organisation de sections de formation dans les ateliers protégés;]1
11° personnes qui effectuent des heures de travail d'intérêt général;
12° travailleurs qui exécutent un contrat de travail conformément à la loi du 7 avril 1999 relative au contrat de travail ALE;
13° travailleurs qui sont occupés en application des articles 1101 à 1111 de la partie réglementaire du Code wallon de l'action sociale et de la santé;
14° travailleurs qui sont occupés en application du décret wallon du 2 février 2017 relatif aux aides à l'emploi à destination des groupes-cibles.
[1 15° les personnes qui sont occupées en application de l'arrêté ministériel du 23 mars 1970 fixant les conditions d'octroi par le Fonds national de reclassement social des handicapés, d'une intervention dans la rémunération et les charges sociales supportées par les ateliers protégés.]1
Pour l'application de l'alinéa 3 :
1° les personnes qui sont malades depuis au moins douze mois sans interruption ne sont pas prises en considération;
2° l'administration recueille de sa propre initiative les attestations existantes auprès de l'Office de l'emploi et de l'Office pour une vie autodéterminée. Le demandeur s'assure être en possession des attestations suivantes :
a) pour les personnes mentionnées à l'alinéa 3, 2° : une attestation d'un centre public d'action sociale;
b) pour les personnes mentionnées à l'alinéa 3, 6°, a) et b) : une attestation de l'Office national de l'emploi;
c) pour les personnes mentionnées à l'alinéa 3, 6°, c) et d) : une attestation d'un centre public d'action sociale;
d) pour les personnes mentionnées à l'alinéa 3, 13° : une attestation de l'Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles;
e) pour les personnes mentionnées à l'alinéa 3, 14° : une attestation de l'Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi.
Modifications
Art.15. [1 Verlichte personeelseis voor nieuwe ondernemingen voor sociale inschakeling
Aanvragers als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het decreet behouden hun erkenning als in de eerste drie jaar nadat ze zijn erkend, minstens 30% van hun personeel bestaat uit benadeelde personen.]1
Aanvragers als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het decreet behouden hun erkenning als in de eerste drie jaar nadat ze zijn erkend, minstens 30% van hun personeel bestaat uit benadeelde personen.]1
Modifications
Art.15. [1 Allègement des objectifs en matière de personnel pour les nouvelles entreprises d'insertion sociale
Les demandeurs mentionnés à l'article 5, alinéa 2, du décret conservent leur agrément s'ils occupent au moins trente pour cent de personnes défavorisées au cours des trois premières années suivant l'obtention de leur agrément.]1
Les demandeurs mentionnés à l'article 5, alinéa 2, du décret conservent leur agrément s'ils occupent au moins trente pour cent de personnes défavorisées au cours des trois premières années suivant l'obtention de leur agrément.]1
Modifications
Art.16. Sociaalpedagogisch concept
Het sociaalpedagogisch concept vermeld in artikel 5, eerste lid, 7°, van het decreet bevat de volgende gegevens:
1° informatie over het individuele ontwikkelingsplan dat met elke benadeelde persoon moet worden overeengekomen. Dit individuele ontwikkelingsplan:
a) verschaft duidelijkheid over de professionele en sociale competenties van de persoon;
b) legt vast welke professionele en sociale competenties moeten worden bevorderd en verder ontwikkeld;
2° de frequentie van de evaluatie van de benadeelde persoon;
3° een beschrijving van de methoden die worden gebruikt om te bepalen over welke sociale en professionele competenties of deelkwalificaties de persoon reeds beschikt en welke moeten worden bijgebracht binnen of buiten de instelling;
4° een beschrijving van de activiteitengebieden waarin de benadeelde persoon werkt of opgeleid wordt;
5° een beschrijving van de kwalificaties en/of ervaring van het deskundig personeel dat wordt ingezet voor de sociaalpedagogische begeleiding.
Het sociaalpedagogisch concept vermeld in artikel 5, eerste lid, 7°, van het decreet bevat de volgende gegevens:
1° informatie over het individuele ontwikkelingsplan dat met elke benadeelde persoon moet worden overeengekomen. Dit individuele ontwikkelingsplan:
a) verschaft duidelijkheid over de professionele en sociale competenties van de persoon;
b) legt vast welke professionele en sociale competenties moeten worden bevorderd en verder ontwikkeld;
2° de frequentie van de evaluatie van de benadeelde persoon;
3° een beschrijving van de methoden die worden gebruikt om te bepalen over welke sociale en professionele competenties of deelkwalificaties de persoon reeds beschikt en welke moeten worden bijgebracht binnen of buiten de instelling;
4° een beschrijving van de activiteitengebieden waarin de benadeelde persoon werkt of opgeleid wordt;
5° een beschrijving van de kwalificaties en/of ervaring van het deskundig personeel dat wordt ingezet voor de sociaalpedagogische begeleiding.
Art.16. Concept sociopédagogique
Le concept sociopédagogique mentionné à l'article 5, alinéa 1er, 7°, du décret comporte les données suivantes :
1° des informations relatives au plan de développement individuel à conclure avec chaque personne défavorisée. Ce plan de développement individuel :
a) clarifie les compétences professionnelles et sociales individuelles existantes;
b) définit les compétences professionnelles et sociales à promouvoir et à développer;
2° le rythme d'évaluation de la personne défavorisée;
3° une description des méthodes utilisées pour déterminer les compétences sociales et professionnelles ou, selon le cas, les qualifications partielles existantes et celles à acquérir au sein ou en dehors de l'établissement;
4° une description des domaines d'activité dans lesquels la personne défavorisée travaille ou est formée;
5° une description des qualifications et/ou de l'expérience du personnel spécialisé affecté à l'accompagnement sociopédagogique.
Le concept sociopédagogique mentionné à l'article 5, alinéa 1er, 7°, du décret comporte les données suivantes :
1° des informations relatives au plan de développement individuel à conclure avec chaque personne défavorisée. Ce plan de développement individuel :
a) clarifie les compétences professionnelles et sociales individuelles existantes;
b) définit les compétences professionnelles et sociales à promouvoir et à développer;
2° le rythme d'évaluation de la personne défavorisée;
3° une description des méthodes utilisées pour déterminer les compétences sociales et professionnelles ou, selon le cas, les qualifications partielles existantes et celles à acquérir au sein ou en dehors de l'établissement;
4° une description des domaines d'activité dans lesquels la personne défavorisée travaille ou est formée;
5° une description des qualifications et/ou de l'expérience du personnel spécialisé affecté à l'accompagnement sociopédagogique.
Art.17. Overige erkenningsvoorwaarden
Om erkend te worden als onderneming voor sociale inschakeling:
1° begeleidt de aanvrager minstens vier benadeelde personen in het kader van de sociaalpedagogische begeleiding;
2° heeft de aanvrager een bedrijfsleiding die over voldoende kennis bedrijfsbeheer beschikt overeenkomstig artikel 13.
De erkenningsvoorwaarden die zijn vastgelegd in artikel 5 van het decreet en in deze afdeling, moeten vervuld zijn op het moment dat de aanvraag wordt gesteld.
Om erkend te worden als onderneming voor sociale inschakeling:
1° begeleidt de aanvrager minstens vier benadeelde personen in het kader van de sociaalpedagogische begeleiding;
2° heeft de aanvrager een bedrijfsleiding die over voldoende kennis bedrijfsbeheer beschikt overeenkomstig artikel 13.
De erkenningsvoorwaarden die zijn vastgelegd in artikel 5 van het decreet en in deze afdeling, moeten vervuld zijn op het moment dat de aanvraag wordt gesteld.
Art.17. Conditions d'agrément supplémentaires
Pour obtenir un agrément comme entreprise d'insertion sociale :
1° au moins quatre personnes défavorisées sont accompagnées dans le cadre de l'accompagnement sociopédagogique chez le demandeur;
2° le demandeur dispose d'une direction ayant des connaissances en gestion suffisantes, conformément à l'article 13.
Les conditions d'agrément fixées à l'article 5 du décret et dans la présente section doivent être remplies au moment de l'introduction de la demande.
Pour obtenir un agrément comme entreprise d'insertion sociale :
1° au moins quatre personnes défavorisées sont accompagnées dans le cadre de l'accompagnement sociopédagogique chez le demandeur;
2° le demandeur dispose d'une direction ayant des connaissances en gestion suffisantes, conformément à l'article 13.
Les conditions d'agrément fixées à l'article 5 du décret et dans la présente section doivent être remplies au moment de l'introduction de la demande.
Afdeling 3. - Voorwaarden voor de erkenning als voorbereidings- en integratiecentrum
Section 3. - Conditions d'agrément comme centre préparatoire et d'intégration
Art.18. Aantal en activiteitengebied van de voorbereidings- en integratiecentra
In het Duitse taalgebied kunnen hoogstens twee voorbereidings- en integratiecentra erkend worden, waarbij het territoriale activiteitengebied van het ene centrum zich hoofdzakelijk uitstrekt over het noorden en dat van het andere centrum hoofdzakelijk over het zuiden van het Duitse taalgebied.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder:
1° noorden van het Duitse taalgebied: de gemeenten Eupen, Lontzen, Kelmis en Raeren;
2° zuiden van het Duitse taalgebied: de gemeenten Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach en Sankt Vith.
In het Duitse taalgebied kunnen hoogstens twee voorbereidings- en integratiecentra erkend worden, waarbij het territoriale activiteitengebied van het ene centrum zich hoofdzakelijk uitstrekt over het noorden en dat van het andere centrum hoofdzakelijk over het zuiden van het Duitse taalgebied.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder:
1° noorden van het Duitse taalgebied: de gemeenten Eupen, Lontzen, Kelmis en Raeren;
2° zuiden van het Duitse taalgebied: de gemeenten Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach en Sankt Vith.
Art.18. Nombre et terrain d'action des centres préparatoires et d'intégration
Au sein de la région de langue allemande, deux centres préparatoires et d'intégration au maximum peuvent être agréés, le terrain d'action s'étendant principalement au nord de la région de langue allemande pour l'un des centres et principalement au sud de la région de langue allemande pour l'autre centre.
Pour l'application de l'alinéa 1er, il faut entendre par :
1° nord de la région de langue allemande : les communes d'Eupen, de Lontzen, de La Calamine et de Raeren;
2° sud de la région de langue allemande : les communes d'Amblève, de Bullange, de Burg-Reuland, de Butgenbach et de Saint-Vith.
Au sein de la région de langue allemande, deux centres préparatoires et d'intégration au maximum peuvent être agréés, le terrain d'action s'étendant principalement au nord de la région de langue allemande pour l'un des centres et principalement au sud de la région de langue allemande pour l'autre centre.
Pour l'application de l'alinéa 1er, il faut entendre par :
1° nord de la région de langue allemande : les communes d'Eupen, de Lontzen, de La Calamine et de Raeren;
2° sud de la région de langue allemande : les communes d'Amblève, de Bullange, de Burg-Reuland, de Butgenbach et de Saint-Vith.
Art.19. Te genereren eigen inkomsten
Het minimumpercentage aan te genereren eigen inkomsten overeenkomstig artikel 6, tweede lid, 2°, van het decreet bedraagt 12 % van de totale inkomsten op jaarbasis.
Het minimumpercentage aan te genereren eigen inkomsten overeenkomstig artikel 6, tweede lid, 2°, van het decreet bedraagt 12 % van de totale inkomsten op jaarbasis.
Art.19. Recettes propres à générer
Le pourcentage minimal de recettes propres à générer conformément à l'article 6, alinéa 2, 2°, du décret est de 12 % des recettes totales sur une base annuelle.
Le pourcentage minimal de recettes propres à générer conformément à l'article 6, alinéa 2, 2°, du décret est de 12 % des recettes totales sur une base annuelle.
Art.20. Minimumaantal deelnemers
Om als voorbereidings- en integratiecentrum erkend te kunnen worden, begeleidt de aanvrager minstens vier benadeelde personen in het kader van de sociaalpedagogische begeleiding.
Om als voorbereidings- en integratiecentrum erkend te kunnen worden, begeleidt de aanvrager minstens vier benadeelde personen in het kader van de sociaalpedagogische begeleiding.
Art.20. Nombre minimal de participants
Pour pouvoir obtenir un agrément comme centre préparatoire et d'intégration, au moins quatre personnes défavorisées sont accompagnées dans le cadre de l'accompagnement sociopédagogique chez le demandeur.
Pour pouvoir obtenir un agrément comme centre préparatoire et d'intégration, au moins quatre personnes défavorisées sont accompagnées dans le cadre de l'accompagnement sociopédagogique chez le demandeur.
Art.21. Overige erkenningsvoorwaarden
Om als voorbereidings- en integratiecentrum erkend te kunnen worden:
1° biedt de aanvrager een begeleiding aan van minstens 35 uur per week in een integratiemaatregel of minstens 28 uur per week in een voorbereidingsmaatregel. Hoeveel uur de benadeelde persoon werkelijk aan de begeleiding deelneemt, wordt individueel bepaald door de bemiddelingsdienst en de betrokken persoon rekening houdend met zijn individuele behoeften en mogelijkheden. De maatregelen kunnen op elk moment worden afgestemd op de individuele behoefte;
2° legt de aanvrager een sociaalpedagogisch concept voor dat naast de gegevens vermeld in artikel 16 ook meer uitleg bevat over de methoden die worden gebruikt om de voorbereidings- en integratiemaatregelen aan te bieden en uit te voeren;
3° bevat de aanvraag een advies van de Dienst voor arbeidsbemiddeling betreffende de werkgelegenheidscoherentie van de aangeboden maatregelen.
De erkenningsvoorwaarden die zijn vastgelegd in de artikelen 5 en 6 van het decreet, in afdeling 2 en in deze afdeling, moeten vervuld zijn op het moment dat de aanvraag wordt gesteld.
Om als voorbereidings- en integratiecentrum erkend te kunnen worden:
1° biedt de aanvrager een begeleiding aan van minstens 35 uur per week in een integratiemaatregel of minstens 28 uur per week in een voorbereidingsmaatregel. Hoeveel uur de benadeelde persoon werkelijk aan de begeleiding deelneemt, wordt individueel bepaald door de bemiddelingsdienst en de betrokken persoon rekening houdend met zijn individuele behoeften en mogelijkheden. De maatregelen kunnen op elk moment worden afgestemd op de individuele behoefte;
2° legt de aanvrager een sociaalpedagogisch concept voor dat naast de gegevens vermeld in artikel 16 ook meer uitleg bevat over de methoden die worden gebruikt om de voorbereidings- en integratiemaatregelen aan te bieden en uit te voeren;
3° bevat de aanvraag een advies van de Dienst voor arbeidsbemiddeling betreffende de werkgelegenheidscoherentie van de aangeboden maatregelen.
De erkenningsvoorwaarden die zijn vastgelegd in de artikelen 5 en 6 van het decreet, in afdeling 2 en in deze afdeling, moeten vervuld zijn op het moment dat de aanvraag wordt gesteld.
Art.21. Conditions d'agrément supplémentaires
Pour pouvoir obtenir un agrément comme centre préparatoire et d'intégration :
1° le demandeur propose un accompagnement d'au moins trente-cinq heures par semaine dans le cadre d'une mesure d'intégration ou d'au moins vingt-huit heures dans le cadre d'une mesure préparatoire. Les heures de participation effectives doivent être déterminées individuellement avec la personne défavorisée en tenant compte de ses possibilités et besoins individuels ainsi qu'avec le service de placement. Les mesures peuvent être adaptées à tout moment aux besoins individuels;
2° le concept sociopédagogique contient, outre les données mentionnées à l'article 16, des explications concernant les méthodes sur la base desquelles les mesures préparatoires et d'intégration sont proposées et mises en oeuvre;
3° la demande contient un avis de l'Office de l'emploi concernant la cohérence en matière d'emploi des mesures proposées.
Les conditions d'agrément fixées aux articles 5 et 6 du décret, dans la section 2 et dans la présente section doivent être remplies au moment de l'introduction de la demande.
Pour pouvoir obtenir un agrément comme centre préparatoire et d'intégration :
1° le demandeur propose un accompagnement d'au moins trente-cinq heures par semaine dans le cadre d'une mesure d'intégration ou d'au moins vingt-huit heures dans le cadre d'une mesure préparatoire. Les heures de participation effectives doivent être déterminées individuellement avec la personne défavorisée en tenant compte de ses possibilités et besoins individuels ainsi qu'avec le service de placement. Les mesures peuvent être adaptées à tout moment aux besoins individuels;
2° le concept sociopédagogique contient, outre les données mentionnées à l'article 16, des explications concernant les méthodes sur la base desquelles les mesures préparatoires et d'intégration sont proposées et mises en oeuvre;
3° la demande contient un avis de l'Office de l'emploi concernant la cohérence en matière d'emploi des mesures proposées.
Les conditions d'agrément fixées aux articles 5 et 6 du décret, dans la section 2 et dans la présente section doivent être remplies au moment de l'introduction de la demande.
Afdeling 4. - Erkennings- en intrekkingsprocedure
Section 4. - Procédures d'agrément et de retrait
Art.22. Gemeenschappelijke bepaling voor erkenningsaanvragen
De administratie stelt de aanvrager een aanvraagformulier ter beschikking waarin de volgende elementen worden opgevraagd:
1° de naam van de aangevraagde erkenning;
2° de naam van de aanvrager, de rechtsvorm en het ondernemingsnummer;
3° het adres en de activiteit van de vestigingseenheid in het Duitse taalgebied;
4° het maatschappelijk doel;
5° een verklaring dat de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot de uitoefening van zijn activiteit, met name inzake non-discriminatie, boekhouding, fiscaal recht, sociaal recht en arbeidsrecht niet geschonden worden;
6° een verklaring dat er geen uitstaande fiscale of andere schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap zijn;
7° een verklaring dat de bedrijfsleiding beschikt over voldoende kennis bedrijfsbeheer, waarbij wordt vermeld aan welke van de overeenkomstig artikel 13 vastgelegde voorwaarden de aanvrager voldoet.
Bij de aanvraag vermeld in het eerste lid worden de volgende documenten gevoegd:
1° een beschrijving van het project inzake sociale economie;
2° een toelichting in hoeverre voldaan wordt aan de beginselen vermeld in artikel 1, tweede lid, van het decreet;
3° een kopie van de statuten, als deze niet beschikbaar zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen.
De administratie stelt de aanvrager een aanvraagformulier ter beschikking waarin de volgende elementen worden opgevraagd:
1° de naam van de aangevraagde erkenning;
2° de naam van de aanvrager, de rechtsvorm en het ondernemingsnummer;
3° het adres en de activiteit van de vestigingseenheid in het Duitse taalgebied;
4° het maatschappelijk doel;
5° een verklaring dat de wettelijke of reglementaire bepalingen met betrekking tot de uitoefening van zijn activiteit, met name inzake non-discriminatie, boekhouding, fiscaal recht, sociaal recht en arbeidsrecht niet geschonden worden;
6° een verklaring dat er geen uitstaande fiscale of andere schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap zijn;
7° een verklaring dat de bedrijfsleiding beschikt over voldoende kennis bedrijfsbeheer, waarbij wordt vermeld aan welke van de overeenkomstig artikel 13 vastgelegde voorwaarden de aanvrager voldoet.
Bij de aanvraag vermeld in het eerste lid worden de volgende documenten gevoegd:
1° een beschrijving van het project inzake sociale economie;
2° een toelichting in hoeverre voldaan wordt aan de beginselen vermeld in artikel 1, tweede lid, van het decreet;
3° een kopie van de statuten, als deze niet beschikbaar zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen.
Art.22. Disposition commune aux demandes d'agrément
L'administration met à la disposition du demandeur un formulaire de demande qui reprend les éléments suivants :
1° la dénomination de l'agrément demandé;
2° la dénomination du demandeur, sa forme juridique et son numéro d'entreprise;
3° l'adresse et l'activité de l'unité d'établissement en région de langue allemande;
4° des informations relatives à son objet social;
5° la confirmation d'une absence de violation des dispositions légales ou réglementaires en lien avec l'exercice de son activité, notamment en matière de non-discrimination, de comptabilité, de droit fiscal, de droit social et de droit du travail;
6° la confirmation de l'absence de dettes fiscales ou autres dettes en cours envers l'Office national de Sécurité sociale ou le Ministère de la Communauté germanophone;
7° la confirmation que sa direction dispose de connaissances en gestion suffisantes, en indiquant à laquelle des conditions fixées conformément à l'article 13 le demandeur satisfait.
La demande mentionnée à l'alinéa 1er doit être accompagnée des documents suivants :
1° une description du projet dans le domaine de l'économie sociale;
2° une déclaration précisant dans quelle mesure les principes mentionnés à l'article 1er, alinéa 2, du décret sont respectés;
3° une copie des statuts, dans la mesure où ceux-ci ne sont pas disponibles dans le cadre de la Banque-carrefour des entreprises.
L'administration met à la disposition du demandeur un formulaire de demande qui reprend les éléments suivants :
1° la dénomination de l'agrément demandé;
2° la dénomination du demandeur, sa forme juridique et son numéro d'entreprise;
3° l'adresse et l'activité de l'unité d'établissement en région de langue allemande;
4° des informations relatives à son objet social;
5° la confirmation d'une absence de violation des dispositions légales ou réglementaires en lien avec l'exercice de son activité, notamment en matière de non-discrimination, de comptabilité, de droit fiscal, de droit social et de droit du travail;
6° la confirmation de l'absence de dettes fiscales ou autres dettes en cours envers l'Office national de Sécurité sociale ou le Ministère de la Communauté germanophone;
7° la confirmation que sa direction dispose de connaissances en gestion suffisantes, en indiquant à laquelle des conditions fixées conformément à l'article 13 le demandeur satisfait.
La demande mentionnée à l'alinéa 1er doit être accompagnée des documents suivants :
1° une description du projet dans le domaine de l'économie sociale;
2° une déclaration précisant dans quelle mesure les principes mentionnés à l'article 1er, alinéa 2, du décret sont respectés;
3° une copie des statuts, dans la mesure où ceux-ci ne sont pas disponibles dans le cadre de la Banque-carrefour des entreprises.
Art.23. Aanvraag tot erkenning als onderneming voor sociale inschakeling
De aanvrager voegt bij de aanvraag tot erkenning als onderneming voor sociale inschakeling naast de documenten vermeld in artikel 22, tweede lid, ook de volgende documenten:
1° de personeelslijst vermeld in artikel 14, tweede lid, en, indien van toepassing, een kopie van de attesten vermeld in artikel 14, vierde lid;
2° het sociaalpedagogisch concept vermeld in artikel 16;
3° een overzicht van de beschikbare diploma's en/of andere ter zake dienende bekwaamheidsbewijzen van de begeleiders.
De aanvrager voegt bij de aanvraag tot erkenning als onderneming voor sociale inschakeling naast de documenten vermeld in artikel 22, tweede lid, ook de volgende documenten:
1° de personeelslijst vermeld in artikel 14, tweede lid, en, indien van toepassing, een kopie van de attesten vermeld in artikel 14, vierde lid;
2° het sociaalpedagogisch concept vermeld in artikel 16;
3° een overzicht van de beschikbare diploma's en/of andere ter zake dienende bekwaamheidsbewijzen van de begeleiders.
Art.23. Demande d'agrément comme entreprise d'insertion sociale
Le demandeur d'un agrément comme entreprise d'insertion sociale joint à sa demande, outre les documents mentionnés à l'article 22, alinéa 2, les documents suivants :
1° la liste du personnel mentionnée à l'article 14, alinéa 2, et, le cas échéant, une copie des attestations mentionnées à l'article 14, alinéa 4;
2° le concept sociopédagogique mentionné à l'article 16;
3° un aperçu des diplômes existants et/ou d'autres titres pertinents des accompagnateurs.
Le demandeur d'un agrément comme entreprise d'insertion sociale joint à sa demande, outre les documents mentionnés à l'article 22, alinéa 2, les documents suivants :
1° la liste du personnel mentionnée à l'article 14, alinéa 2, et, le cas échéant, une copie des attestations mentionnées à l'article 14, alinéa 4;
2° le concept sociopédagogique mentionné à l'article 16;
3° un aperçu des diplômes existants et/ou d'autres titres pertinents des accompagnateurs.
Art.24. Schorsing van de erkenning
Indien de betrokken onderneming na de aanmaning vermeld in artikel 9 van het decreet de verplichtingen nog altijd niet nakomt, schorst de Minister de erkenning na een advies van de administratie.
Alvorens over te gaan tot schorsing, licht de Minister de betrokken onderneming aangetekend in over zijn voornemen. De onderneming kan binnen dertig dagen na de toezending van dat voornemen een met redenen omkleed standpunt indienen bij de Minister.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het standpunt dan wel na het verstrijken van de termijn vermeld in het tweede lid beslist de Minister of de erkenning wordt geschorst en voor hoelang.
De schorsing van de erkenning heeft de schorsing van de uitbetaling van eventuele met toepassing van het decreet toegekende subsidies tot gevolg.
Artikel 11, tweede en derde lid, zijn mutatis mutandis van toepassing.
Indien de betrokken onderneming na de aanmaning vermeld in artikel 9 van het decreet de verplichtingen nog altijd niet nakomt, schorst de Minister de erkenning na een advies van de administratie.
Alvorens over te gaan tot schorsing, licht de Minister de betrokken onderneming aangetekend in over zijn voornemen. De onderneming kan binnen dertig dagen na de toezending van dat voornemen een met redenen omkleed standpunt indienen bij de Minister.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het standpunt dan wel na het verstrijken van de termijn vermeld in het tweede lid beslist de Minister of de erkenning wordt geschorst en voor hoelang.
De schorsing van de erkenning heeft de schorsing van de uitbetaling van eventuele met toepassing van het decreet toegekende subsidies tot gevolg.
Artikel 11, tweede en derde lid, zijn mutatis mutandis van toepassing.
Art.24. Suspension de l'agrément
Si l'entreprise concernée ne remplit toujours pas ses obligations après l'invitation mentionnée à l'article 9 du décret, le Ministre suspend l'agrément sur avis de l'administration.
Avant la suspension, le Ministre communique son intention à l'entreprise concernée par lettre recommandée. Dans les trente jours suivant l'envoi de la déclaration d'intention, l'entreprise peut introduire auprès du Ministre une prise de position motivée.
Dans les trente jours suivant la réception de la prise de position ou, selon le cas, au terme du délai mentionné à l'alinéa 2, le Ministre statue sur la suspension de l'agrément et la durée de cette suspension.
La suspension de l'agrément entraîne la suspension de la liquidation des éventuelles subventions accordées en application du décret.
L'article 11, alinéas 2 et 3, s'applique mutatis mutandis.
Si l'entreprise concernée ne remplit toujours pas ses obligations après l'invitation mentionnée à l'article 9 du décret, le Ministre suspend l'agrément sur avis de l'administration.
Avant la suspension, le Ministre communique son intention à l'entreprise concernée par lettre recommandée. Dans les trente jours suivant l'envoi de la déclaration d'intention, l'entreprise peut introduire auprès du Ministre une prise de position motivée.
Dans les trente jours suivant la réception de la prise de position ou, selon le cas, au terme du délai mentionné à l'alinéa 2, le Ministre statue sur la suspension de l'agrément et la durée de cette suspension.
La suspension de l'agrément entraîne la suspension de la liquidation des éventuelles subventions accordées en application du décret.
L'article 11, alinéas 2 et 3, s'applique mutatis mutandis.
Art.25. Intrekking van de erkenning
Wanneer de Minister zich genoodzaakt ziet de erkenning in te trekken, licht hij de betrokken onderneming aangetekend in over zijn voornemen.
De onderneming kan binnen dertig dagen na de toezending van dat voornemen een met redenen omkleed standpunt indienen bij de Minister.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het standpunt dan wel na het verstrijken van de termijn vermeld in het tweede lid beslist de Minister over de intrekking van de erkenning.
Wanneer de Minister zich genoodzaakt ziet de erkenning in te trekken, licht hij de betrokken onderneming aangetekend in over zijn voornemen.
De onderneming kan binnen dertig dagen na de toezending van dat voornemen een met redenen omkleed standpunt indienen bij de Minister.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het standpunt dan wel na het verstrijken van de termijn vermeld in het tweede lid beslist de Minister over de intrekking van de erkenning.
Art.25. Retrait de l'agrément
Si le Ministre est amené à retirer l'agrément, il communique son intention à l'entreprise concernée par lettre recommandée.
Dans les trente jours suivant l'envoi de la déclaration d'intention, l'entreprise peut introduire auprès du Ministre une prise de position motivée.
Dans les trente jours suivant la réception de la prise de position ou, selon le cas, au terme du délai mentionné à l'alinéa 2, le Ministre statue sur le retrait de l'agrément.
Si le Ministre est amené à retirer l'agrément, il communique son intention à l'entreprise concernée par lettre recommandée.
Dans les trente jours suivant l'envoi de la déclaration d'intention, l'entreprise peut introduire auprès du Ministre une prise de position motivée.
Dans les trente jours suivant la réception de la prise de position ou, selon le cas, au terme du délai mentionné à l'alinéa 2, le Ministre statue sur le retrait de l'agrément.
Afdeling 5. - Toewijzingsbesluit
Section 5. - Mandat
Art.26. Aanvraagprocedure
Aanvragers kunnen een toewijzing in de zin van artikel 10 van het decreet aanvragen door het formulier bedoeld in de artikelen 22 en 23 in te dienen.
Aanvragers kunnen een toewijzing in de zin van artikel 10 van het decreet aanvragen door het formulier bedoeld in de artikelen 22 en 23 in te dienen.
Art.26. Procédure de demande
Les demandeurs peuvent solliciter l'octroi d'un mandat au sens de l'article 10 du décret en introduisant le formulaire prévu aux articles 22 et 23.
Les demandeurs peuvent solliciter l'octroi d'un mandat au sens de l'article 10 du décret en introduisant le formulaire prévu aux articles 22 et 23.
Art.27. Toewijzing
De Minister doet de toewijzing voor een duur van tien jaar. De toewijzing heeft betrekking op de vervulling van een dienst van algemeen economisch belang bestaande uit de sociaalpedagogische begeleiding in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van het decreet.
Overeenkomstig artikel 4 van het besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen, omvat het toewijzingsbesluit in het bijzonder de volgende elementen:
1° de inhoud en de duur van de dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van het decreet;
2° de naam van de betrokken onderneming en in voorkomend geval het betrokken grondgebied;
3° de aard van alle uitsluitende of bijzondere rechten die de onderneming door de Minister zijn verleend;
4° een beschrijving van het compensatiemechanisme en de parameters voor de berekening, monitoring en herziening van de compensatie;
5° de regelingen om eventuele overcompensatie te vermijden en terug te vorderen;
6° een verwijzing naar het besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011.
De Minister doet de toewijzing voor een duur van tien jaar. De toewijzing heeft betrekking op de vervulling van een dienst van algemeen economisch belang bestaande uit de sociaalpedagogische begeleiding in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van het decreet.
Overeenkomstig artikel 4 van het besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen, omvat het toewijzingsbesluit in het bijzonder de volgende elementen:
1° de inhoud en de duur van de dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van het decreet;
2° de naam van de betrokken onderneming en in voorkomend geval het betrokken grondgebied;
3° de aard van alle uitsluitende of bijzondere rechten die de onderneming door de Minister zijn verleend;
4° een beschrijving van het compensatiemechanisme en de parameters voor de berekening, monitoring en herziening van de compensatie;
5° de regelingen om eventuele overcompensatie te vermijden en terug te vorderen;
6° een verwijzing naar het besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011.
Art.27. Mandat
Le Ministre octroie le mandat pour une durée de dix ans. Ledit mandat se réfère à la prestation de services d'intérêt économique général qui consistent en un accompagnement sociopédagogique au sens de l'article 3, alinéa 1er, 5°, du décret.
Conformément à l'article 4 de la décision de la Commission européenne du 20 décembre 2011 relative à l'application de l'article 106, paragraphe 2, du traité sur le fonctionnement de l'Union européenne aux aides d'Etat sous forme de compensations de service public octroyées à certaines entreprises chargées de la gestion de services d'intérêt économique général, le mandat contient notamment les éléments suivants :
1° l'objet et la durée du service d'intérêt économique général au sens de l'article 3, alinéa 1er, 5°, du décret;
2° la dénomination de l'entreprise et, s'il y a lieu, le territoire concerné;
3° la nature de tout droit exclusif ou spécial octroyé à l'entreprise par le Ministre;
4° la description du mécanisme de compensation et les paramètres de calcul, de contrôle et de révision de la compensation;
5° les modalités de récupération des surcompensations et les moyens d'éviter ces dernières;
6° une référence à la décision de la Commission européenne du 20 décembre 2011.
Le Ministre octroie le mandat pour une durée de dix ans. Ledit mandat se réfère à la prestation de services d'intérêt économique général qui consistent en un accompagnement sociopédagogique au sens de l'article 3, alinéa 1er, 5°, du décret.
Conformément à l'article 4 de la décision de la Commission européenne du 20 décembre 2011 relative à l'application de l'article 106, paragraphe 2, du traité sur le fonctionnement de l'Union européenne aux aides d'Etat sous forme de compensations de service public octroyées à certaines entreprises chargées de la gestion de services d'intérêt économique général, le mandat contient notamment les éléments suivants :
1° l'objet et la durée du service d'intérêt économique général au sens de l'article 3, alinéa 1er, 5°, du décret;
2° la dénomination de l'entreprise et, s'il y a lieu, le territoire concerné;
3° la nature de tout droit exclusif ou spécial octroyé à l'entreprise par le Ministre;
4° la description du mécanisme de compensation et les paramètres de calcul, de contrôle et de révision de la compensation;
5° les modalités de récupération des surcompensations et les moyens d'éviter ces dernières;
6° une référence à la décision de la Commission européenne du 20 décembre 2011.
Art.28. Intrekking
De intrekking van de erkenning heeft de intrekking van de toewijzing tot gevolg.
De intrekking van de erkenning heeft de intrekking van de toewijzing tot gevolg.
Art.28. Retrait
Le retrait de l'agrément entraîne le retrait du mandat.
Le retrait de l'agrément entraîne le retrait du mandat.
HOOFDSTUK 3. - Subsidiëring van erkende ondernemingen en ondersteuning van innoverende projecten
CHAPITRE 3. - Subventionnement des entreprises agréées et soutien aux projets novateurs
Afdeling 1. - Subsidiëring van erkende ondernemingen voor sociale inschakeling
Section 1re. - Subventionnement des entreprises d'insertion sociale agréées
Art.29. Kwalificatie en beroepservaring van de begeleiders
Om de subsidie vermeld in artikel 11 van het decreet te verkrijgen, zorgt de onderneming voor sociale inschakeling ervoor dat de begeleider beschikt over een gepast diploma of eindgetuigschrift voor de functie en/of over relevante beroepservaring.
Voor zover uit de documenten vermeld in het eerste lid niet blijkt welke kwalificatie en/of beroepservaring de betrokken begeleider kan voorleggen voor de in te vullen functie, geldt de voorwaarde vermeld in artikel 11, eerste lid, 2°, van het decreet ook als vervuld, als de onderneming voor sociale inschakeling kan bewijzen dat de betrokken begeleider over formele en/of informele competenties beschikt die relevant zijn voor zijn functie.
Om de subsidie vermeld in artikel 11 van het decreet te verkrijgen, zorgt de onderneming voor sociale inschakeling ervoor dat de begeleider beschikt over een gepast diploma of eindgetuigschrift voor de functie en/of over relevante beroepservaring.
Voor zover uit de documenten vermeld in het eerste lid niet blijkt welke kwalificatie en/of beroepservaring de betrokken begeleider kan voorleggen voor de in te vullen functie, geldt de voorwaarde vermeld in artikel 11, eerste lid, 2°, van het decreet ook als vervuld, als de onderneming voor sociale inschakeling kan bewijzen dat de betrokken begeleider over formele en/of informele competenties beschikt die relevant zijn voor zijn functie.
Art.29. Qualification et expérience professionnelle des accompagnateurs
Pour pouvoir obtenir la subvention mentionnée à l'article 11 du décret, l'entreprise d'insertion sociale s'assure que l'accompagnateur dispose d'un diplôme ou d'un certificat correspondant à la fonction et/ou d'une expérience professionnelle pertinente.
Dans la mesure où les documents mentionnés à l'alinéa 1er ne font pas apparaître les qualifications et/ou l'expérience professionnelle dont l'accompagnateur concerné peut se prévaloir pour la fonction à occuper, la condition mentionnée à l'article 11, alinéa 1er, 2°, du décret est également réputée remplie si l'entreprise d'insertion sociale peut démontrer que l'accompagnateur concerné dispose de compétences formelles et/ou informelles pertinentes pour sa fonction.
Pour pouvoir obtenir la subvention mentionnée à l'article 11 du décret, l'entreprise d'insertion sociale s'assure que l'accompagnateur dispose d'un diplôme ou d'un certificat correspondant à la fonction et/ou d'une expérience professionnelle pertinente.
Dans la mesure où les documents mentionnés à l'alinéa 1er ne font pas apparaître les qualifications et/ou l'expérience professionnelle dont l'accompagnateur concerné peut se prévaloir pour la fonction à occuper, la condition mentionnée à l'article 11, alinéa 1er, 2°, du décret est également réputée remplie si l'entreprise d'insertion sociale peut démontrer que l'accompagnateur concerné dispose de compétences formelles et/ou informelles pertinentes pour sa fonction.
Art.30. Gedrag van de begeleiders
Voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, 3°, van het decreet mag de begeleider niet in België bij een in kracht van gewijsde getreden vonnis veroordeeld zijn wegens een van de wanbedrijven bedoeld in boek II, titel VIII, hoofdstukken I, I/1, III, IIIbis/1, IIIquater, IV en IVter, of titel IX, hoofdstukken I en II, van het Strafwetboek of in de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, tenzij het gaat om een voorwaardelijke veroordeling en de veroordeelde het recht op uitstel niet verloren heeft, of tenzij de bestrafte feiten niet zijn begaan in samenhang met een vergelijkbare activiteit en er vijf jaar verstreken zijn sinds de uitspraak van het vonnis of, in voorkomend geval, sinds het einde van de vrijheidsberoving.
De begeleider mag niet in het buitenland bij een in kracht van gewijsde getreden vonnis veroordeeld zijn wegens een wanbedrijf dat vergelijkbaar is met de wanbedrijven vermeld in het eerste lid.
De begeleider is verplicht bij zijn indienstneming of op verzoek een actueel uittreksel uit het strafregister waaruit het bovenstaande blijkt, voor te leggen aan de onderneming voor sociale inschakeling.
De onderneming voor sociale inschakeling legt elk jaar uiterlijk op 15 februari een actueel, voor het openbaar bestuur bestemd uittreksel uit het strafregister van de betrokken begeleider voor aan de administratie.
Met behoud van de toepassing van het derde en het vierde lid moet de onderneming voor sociale inschakeling of de betrokken begeleider het uittreksel op verzoek kunnen voorleggen aan een inspecteur die is aangesteld overeenkomstig het decreet van 27 maart 2023 betreffende de controle en de procedure voor het opleggen van administratieve geldboeten in het kader van het tewerkstellingsbeleid.
Voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, 3°, van het decreet mag de begeleider niet in België bij een in kracht van gewijsde getreden vonnis veroordeeld zijn wegens een van de wanbedrijven bedoeld in boek II, titel VIII, hoofdstukken I, I/1, III, IIIbis/1, IIIquater, IV en IVter, of titel IX, hoofdstukken I en II, van het Strafwetboek of in de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, tenzij het gaat om een voorwaardelijke veroordeling en de veroordeelde het recht op uitstel niet verloren heeft, of tenzij de bestrafte feiten niet zijn begaan in samenhang met een vergelijkbare activiteit en er vijf jaar verstreken zijn sinds de uitspraak van het vonnis of, in voorkomend geval, sinds het einde van de vrijheidsberoving.
De begeleider mag niet in het buitenland bij een in kracht van gewijsde getreden vonnis veroordeeld zijn wegens een wanbedrijf dat vergelijkbaar is met de wanbedrijven vermeld in het eerste lid.
De begeleider is verplicht bij zijn indienstneming of op verzoek een actueel uittreksel uit het strafregister waaruit het bovenstaande blijkt, voor te leggen aan de onderneming voor sociale inschakeling.
De onderneming voor sociale inschakeling legt elk jaar uiterlijk op 15 februari een actueel, voor het openbaar bestuur bestemd uittreksel uit het strafregister van de betrokken begeleider voor aan de administratie.
Met behoud van de toepassing van het derde en het vierde lid moet de onderneming voor sociale inschakeling of de betrokken begeleider het uittreksel op verzoek kunnen voorleggen aan een inspecteur die is aangesteld overeenkomstig het decreet van 27 maart 2023 betreffende de controle en de procedure voor het opleggen van administratieve geldboeten in het kader van het tewerkstellingsbeleid.
Art.30. Conduite des accompagnateurs
Pour l'application de l'article 11, alinéa 1er, 3°, du décret, l'accompagnateur ne peut avoir été condamné en Belgique, à la suite d'un jugement ayant acquis force de chose jugée, pour l'un des délits prévus au livre 2, titre VIII, chapitres I, I/1, III, IIIbis/1, IIIquater, IV, IVter, et titre IX, chapitres I et II, du Code pénal ou pour l'un des délits prévus dans ou par la loi du 24 février 1921 concernant le trafic des substances vénéneuses, soporifiques, stupéfiantes, psychotropes, désinfectantes ou antiseptiques et des substances pouvant servir à la fabrication illicite de substances stupéfiantes et psychotropes, sauf si le jugement était assorti d'un sursis et que le condamné n'a pas été privé du droit au sursis ou si les faits sanctionnés n'ont pas été commis dans le cadre d'une activité similaire et que cinq ans se sont écoulés depuis le prononcé du jugement ou, le cas échéant, depuis la fin de la peine privative de liberté.
L'accompagnateur ne peut avoir été condamné à l'étranger, à la suite d'un jugement ayant acquis force de chose jugée, pour un délit comparable à ceux mentionnés à l'alinéa 1er.
L'accompagnateur est tenu de présenter à l'entreprise d'insertion sociale, lors de son engagement ou sur demande, un extrait du casier judiciaire correspondant et récent.
L'entreprise d'insertion sociale présente chaque année à l'administration, pour le 15 février au plus tard, un extrait du casier judiciaire récent des accompagnateurs concernés, destiné à une administration publique.
Sans préjudice des alinéas 3 et 4, l'entreprise d'insertion sociale ou les accompagnateurs concernés doivent pouvoir présenter ledit extrait à la demande d'un inspecteur désigné conformément au décret du 27 mars 2023 relatif au contrôle et à la procédure concernant l'imposition d'amendes administratives dans le domaine de la politique de l'emploi.
Pour l'application de l'article 11, alinéa 1er, 3°, du décret, l'accompagnateur ne peut avoir été condamné en Belgique, à la suite d'un jugement ayant acquis force de chose jugée, pour l'un des délits prévus au livre 2, titre VIII, chapitres I, I/1, III, IIIbis/1, IIIquater, IV, IVter, et titre IX, chapitres I et II, du Code pénal ou pour l'un des délits prévus dans ou par la loi du 24 février 1921 concernant le trafic des substances vénéneuses, soporifiques, stupéfiantes, psychotropes, désinfectantes ou antiseptiques et des substances pouvant servir à la fabrication illicite de substances stupéfiantes et psychotropes, sauf si le jugement était assorti d'un sursis et que le condamné n'a pas été privé du droit au sursis ou si les faits sanctionnés n'ont pas été commis dans le cadre d'une activité similaire et que cinq ans se sont écoulés depuis le prononcé du jugement ou, le cas échéant, depuis la fin de la peine privative de liberté.
L'accompagnateur ne peut avoir été condamné à l'étranger, à la suite d'un jugement ayant acquis force de chose jugée, pour un délit comparable à ceux mentionnés à l'alinéa 1er.
L'accompagnateur est tenu de présenter à l'entreprise d'insertion sociale, lors de son engagement ou sur demande, un extrait du casier judiciaire correspondant et récent.
L'entreprise d'insertion sociale présente chaque année à l'administration, pour le 15 février au plus tard, un extrait du casier judiciaire récent des accompagnateurs concernés, destiné à une administration publique.
Sans préjudice des alinéas 3 et 4, l'entreprise d'insertion sociale ou les accompagnateurs concernés doivent pouvoir présenter ledit extrait à la demande d'un inspecteur désigné conformément au décret du 27 mars 2023 relatif au contrôle et à la procédure concernant l'imposition d'amendes administratives dans le domaine de la politique de l'emploi.
Art.31. Aanvraagprocedure
Ondernemingen kunnen de in artikel 11 van het decreet bedoelde subsidiëring aanvragen gelijktijdig met de in de artikelen 22 of 23 bedoelde aanvragen of op elk ander tijdstip na de toekenning van de erkenning.
De administratie stelt een aanvraagformulier ter beschikking van de aanvrager waarin naast de elementen vermeld in de artikelen 22 of 23, de volgende elementen worden opgevraagd:
1° titel van het diploma of eindgetuigschrift overeenkomstig artikel 29, eerste lid, of de formele en/of informele relevante competenties overeenkomstig artikel 29, tweede lid, waarover de begeleider voor wie subsidie wordt aangevraagd, beschikt;
2° informatie over het onberispelijk gedrag van de begeleider;
3° gegevens betreffende de functie en de activiteitengebieden van de begeleider;
4° de personeelslijst vermeld in artikel 14, tweede lid.
Bij de aanvraag vermeld in het tweede lid worden de volgende documenten gevoegd:
1° bij toepassing van artikel 29, eerste lid, het diploma of eindgetuigschrift waarover de begeleider beschikt;
2° bij toepassing van artikel 29, tweede lid, een verklaring van de onderneming betreffende de formele en/of informele relevante competenties waarover de begeleider beschikt;
3° een uittreksel uit het strafregister van de begeleider.
Ondernemingen kunnen de in artikel 11 van het decreet bedoelde subsidiëring aanvragen gelijktijdig met de in de artikelen 22 of 23 bedoelde aanvragen of op elk ander tijdstip na de toekenning van de erkenning.
De administratie stelt een aanvraagformulier ter beschikking van de aanvrager waarin naast de elementen vermeld in de artikelen 22 of 23, de volgende elementen worden opgevraagd:
1° titel van het diploma of eindgetuigschrift overeenkomstig artikel 29, eerste lid, of de formele en/of informele relevante competenties overeenkomstig artikel 29, tweede lid, waarover de begeleider voor wie subsidie wordt aangevraagd, beschikt;
2° informatie over het onberispelijk gedrag van de begeleider;
3° gegevens betreffende de functie en de activiteitengebieden van de begeleider;
4° de personeelslijst vermeld in artikel 14, tweede lid.
Bij de aanvraag vermeld in het tweede lid worden de volgende documenten gevoegd:
1° bij toepassing van artikel 29, eerste lid, het diploma of eindgetuigschrift waarover de begeleider beschikt;
2° bij toepassing van artikel 29, tweede lid, een verklaring van de onderneming betreffende de formele en/of informele relevante competenties waarover de begeleider beschikt;
3° een uittreksel uit het strafregister van de begeleider.
Art.31. Procédure de demande
Les entreprises peuvent demander la subvention prévue à l'article 11 du décret, soit en même temps que les demandes mentionnées aux articles 22 ou 23, soit à tout autre moment suivant l'octroi de l'agrément.
L'administration met à la disposition du demandeur un formulaire de demande qui, outre les éléments mentionnés aux articles 22 ou 23, reprend les éléments suivants :
1° l'intitulé du diplôme ou du certificat dont l'accompagnateur est titulaire, conformément à l'article 29, alinéa 1er, ou les compétences formelles et/ou informelles pertinentes dont dispose l'accompagnateur pour lequel une subvention est demandée, conformément à l'article 29, alinéa 2;
2° des informations sur la conduite irréprochable de l'accompagnateur;
3° des informations sur la fonction et les domaines d'activité de l'accompagnateur;
4° la liste du personnel mentionnée à l'article 14, alinéa 2.
La demande mentionnée à l'alinéa 2 doit être accompagnée des documents suivants :
1° en cas d'application de l'article 29, alinéa 1er, le diplôme ou le certificat dont l'accompagnateur est titulaire;
2° en cas d'application de l'article 29, alinéa 2, une déclaration de l'entreprise concernant les compétences formelles et/ou informelles pertinentes dont dispose l'accompagnateur;
3° un extrait du casier judiciaire de l'accompagnateur.
Les entreprises peuvent demander la subvention prévue à l'article 11 du décret, soit en même temps que les demandes mentionnées aux articles 22 ou 23, soit à tout autre moment suivant l'octroi de l'agrément.
L'administration met à la disposition du demandeur un formulaire de demande qui, outre les éléments mentionnés aux articles 22 ou 23, reprend les éléments suivants :
1° l'intitulé du diplôme ou du certificat dont l'accompagnateur est titulaire, conformément à l'article 29, alinéa 1er, ou les compétences formelles et/ou informelles pertinentes dont dispose l'accompagnateur pour lequel une subvention est demandée, conformément à l'article 29, alinéa 2;
2° des informations sur la conduite irréprochable de l'accompagnateur;
3° des informations sur la fonction et les domaines d'activité de l'accompagnateur;
4° la liste du personnel mentionnée à l'article 14, alinéa 2.
La demande mentionnée à l'alinéa 2 doit être accompagnée des documents suivants :
1° en cas d'application de l'article 29, alinéa 1er, le diplôme ou le certificat dont l'accompagnateur est titulaire;
2° en cas d'application de l'article 29, alinéa 2, une déclaration de l'entreprise concernant les compétences formelles et/ou informelles pertinentes dont dispose l'accompagnateur;
3° un extrait du casier judiciaire de l'accompagnateur.
Art.32. Herziening van de subsidie op verzoek van de onderneming
De subsidiegerechtigde onderneming kan een herziening van de subsidie aanvragen ingeval veranderingen een verhoging van de subsidie rechtvaardigen.
Een herzieningsaanvraag wordt schriftelijk bij de administratie ingediend. De aanvraag verschaft duidelijkheid over de veranderingen in het personeelsbestand die de behoefte aan de financiering van extra begeleiders rechtvaardigen.
Bij de aanvraag worden de volgende documenten gevoegd:
1° de personeelslijst vermeld in artikel 14, tweede lid;
2° een kopie van de diploma's en/of andere ter zake dienende bekwaamheidsbewijzen van de begeleiders.
De subsidiegerechtigde onderneming kan een herziening van de subsidie aanvragen ingeval veranderingen een verhoging van de subsidie rechtvaardigen.
Een herzieningsaanvraag wordt schriftelijk bij de administratie ingediend. De aanvraag verschaft duidelijkheid over de veranderingen in het personeelsbestand die de behoefte aan de financiering van extra begeleiders rechtvaardigen.
Bij de aanvraag worden de volgende documenten gevoegd:
1° de personeelslijst vermeld in artikel 14, tweede lid;
2° een kopie van de diploma's en/of andere ter zake dienende bekwaamheidsbewijzen van de begeleiders.
Art.32. Révision de la subvention à la demande de l'entreprise
L'entreprise pouvant bénéficier d'une subvention peut introduire une demande de révision de la subvention en cas de changements justifiant une augmentation de la subvention.
La demande de révision est introduite par écrit auprès de l'administration. Elle indique les changements au niveau de l'effectif du personnel qui justifient un besoin de financement d'accompagnateurs supplémentaires.
La demande doit être accompagnée des documents suivants :
1° la liste du personnel mentionnée à l'article 14, alinéa 2;
2° une copie des diplômes et/ou d'autres titres pertinents des accompagnateurs.
L'entreprise pouvant bénéficier d'une subvention peut introduire une demande de révision de la subvention en cas de changements justifiant une augmentation de la subvention.
La demande de révision est introduite par écrit auprès de l'administration. Elle indique les changements au niveau de l'effectif du personnel qui justifient un besoin de financement d'accompagnateurs supplémentaires.
La demande doit être accompagnée des documents suivants :
1° la liste du personnel mentionnée à l'article 14, alinéa 2;
2° une copie des diplômes et/ou d'autres titres pertinents des accompagnateurs.
Art.33. Herziening van de subsidie van ambtswege
§ 1 - De administratie controleert elk semester de werkelijke tewerkstelling van de benadeelde personen en de begeleiders bedoeld in artikel 5, eerste lid, 8°, of artikel 6, eerste lid, 3°, van het decreet. Daartoe dient de onderneming elk semester uiterlijk 15 dagen na het einde van het semester bij de administratie een personeelslijst in die gebaseerd is op de kwartaalgegevens van de maandelijkse aanwezigheden en die duidelijkheid verschaft over het aantal benadeelde personen.
Op basis van deze lijsten berekent de administratie hoeveel benadeelde personen gemiddeld per kwartaal toegewezen zijn aan een begeleider overeenkomstig artikel 5, eerste lid, 8°, of artikel 6, eerste lid, 3°, van het decreet.
§ 2 - Als gedurende twee opeenvolgende kwartalen niet gemiddeld wordt voldaan aan de eis die is vastgelegd in artikel 5, eerste lid, 8°, of artikel 6, eerste lid, 3°, van het decreet, wordt de subsidie vanaf het daaropvolgende semester dienovereenkomstig verlaagd.
De administratie brengt de onderneming schriftelijk op de hoogte van een eventuele verlaging van de subsidie.
§ 3 - Als de voorwaarde die is vastgelegd in artikel 5, eerste lid, 8°, of artikel 6, eerste lid, 3°, van het decreet gemiddeld overschreden wordt gedurende twee opeenvolgende kwartalen, kan de onderneming een aanvraag indienen voor een gesubsidieerde betrekking als begeleider extra.
De administratie brengt de onderneming op de hoogte van een eventuele verhoging van de subsidie.
§ 4 - Voor de berekening van de verhouding van begeleiders tot benadeelde personen met toepassing van § 1, tweede lid, en § § 2 en 3 gelden de tabellen van bijlagen 1 en 2.
§ 1 - De administratie controleert elk semester de werkelijke tewerkstelling van de benadeelde personen en de begeleiders bedoeld in artikel 5, eerste lid, 8°, of artikel 6, eerste lid, 3°, van het decreet. Daartoe dient de onderneming elk semester uiterlijk 15 dagen na het einde van het semester bij de administratie een personeelslijst in die gebaseerd is op de kwartaalgegevens van de maandelijkse aanwezigheden en die duidelijkheid verschaft over het aantal benadeelde personen.
Op basis van deze lijsten berekent de administratie hoeveel benadeelde personen gemiddeld per kwartaal toegewezen zijn aan een begeleider overeenkomstig artikel 5, eerste lid, 8°, of artikel 6, eerste lid, 3°, van het decreet.
§ 2 - Als gedurende twee opeenvolgende kwartalen niet gemiddeld wordt voldaan aan de eis die is vastgelegd in artikel 5, eerste lid, 8°, of artikel 6, eerste lid, 3°, van het decreet, wordt de subsidie vanaf het daaropvolgende semester dienovereenkomstig verlaagd.
De administratie brengt de onderneming schriftelijk op de hoogte van een eventuele verlaging van de subsidie.
§ 3 - Als de voorwaarde die is vastgelegd in artikel 5, eerste lid, 8°, of artikel 6, eerste lid, 3°, van het decreet gemiddeld overschreden wordt gedurende twee opeenvolgende kwartalen, kan de onderneming een aanvraag indienen voor een gesubsidieerde betrekking als begeleider extra.
De administratie brengt de onderneming op de hoogte van een eventuele verhoging van de subsidie.
§ 4 - Voor de berekening van de verhouding van begeleiders tot benadeelde personen met toepassing van § 1, tweede lid, en § § 2 en 3 gelden de tabellen van bijlagen 1 en 2.
Art.33. Révision d'office de la subvention
§ 1er - L'administration vérifie chaque semestre l'occupation effective des personnes défavorisées et des accompagnateurs, occupation prévue à l'article 5, alinéa 1er, 8°, ou, selon le cas, à l'article 6, alinéa 1er, 3°, du décret. A cette fin, l'entreprise soumet chaque semestre à l'administration, au plus tard le 15 du mois suivant, une liste du personnel résultant des données trimestrielles sur la base des présences mensuelles et indiquant le nombre de personnes défavorisées.
A partir de ces listes, l'administration calcule, par trimestre, le nombre moyen de personnes défavorisées rattachées à un accompagnateur conformément à l'article 5, alinéa 1er, 8°, ou, selon le cas, à l'article 6, alinéa 1er, 3°, du décret.
§ 2 - Si l'objectif prévu à l'article 5, alinéa 1er, 8°, ou, selon le cas, à l'article 6, alinéa 1er, 3°, du décret n'est pas atteint en moyenne pendant deux trimestres consécutifs, la subvention est diminuée en conséquence à partir du semestre suivant.
L'administration informe l'entreprise par écrit de toute diminution de la subvention.
§ 3 - Si l'objectif prévu à l'article 5, alinéa 1er, 8°, ou, selon le cas, à l'article 6, alinéa 1er, 3°, du décret est dépassé en moyenne pendant deux trimestres consécutifs, l'entreprise peut introduire une demande pour un poste d'accompagnateur supplémentaire subventionné.
L'administration informe l'entreprise par écrit de toute augmentation de la subvention.
§ 4 - Pour le calcul du ratio accompagnateurs/personnes défavorisées en application du § 1er, alinéa 2, et des §§ 2 et 3, les tableaux établis aux annexes 1re et 2 sont applicables.
§ 1er - L'administration vérifie chaque semestre l'occupation effective des personnes défavorisées et des accompagnateurs, occupation prévue à l'article 5, alinéa 1er, 8°, ou, selon le cas, à l'article 6, alinéa 1er, 3°, du décret. A cette fin, l'entreprise soumet chaque semestre à l'administration, au plus tard le 15 du mois suivant, une liste du personnel résultant des données trimestrielles sur la base des présences mensuelles et indiquant le nombre de personnes défavorisées.
A partir de ces listes, l'administration calcule, par trimestre, le nombre moyen de personnes défavorisées rattachées à un accompagnateur conformément à l'article 5, alinéa 1er, 8°, ou, selon le cas, à l'article 6, alinéa 1er, 3°, du décret.
§ 2 - Si l'objectif prévu à l'article 5, alinéa 1er, 8°, ou, selon le cas, à l'article 6, alinéa 1er, 3°, du décret n'est pas atteint en moyenne pendant deux trimestres consécutifs, la subvention est diminuée en conséquence à partir du semestre suivant.
L'administration informe l'entreprise par écrit de toute diminution de la subvention.
§ 3 - Si l'objectif prévu à l'article 5, alinéa 1er, 8°, ou, selon le cas, à l'article 6, alinéa 1er, 3°, du décret est dépassé en moyenne pendant deux trimestres consécutifs, l'entreprise peut introduire une demande pour un poste d'accompagnateur supplémentaire subventionné.
L'administration informe l'entreprise par écrit de toute augmentation de la subvention.
§ 4 - Pour le calcul du ratio accompagnateurs/personnes défavorisées en application du § 1er, alinéa 2, et des §§ 2 et 3, les tableaux établis aux annexes 1re et 2 sont applicables.
Art.34. Subsidiebedrag
De subsidie is voor elke voltijdsequivalente begeleider per jaar beperkt tot de voor ondersteuning in aanmerking komende loonkosten die zijn vastgelegd overeenkomstig artikel 36, met een maximaal subsidiebedrag van [1 veertigduizend euro]1.
De Minister kan de subsidies ieder jaar per 1 januari aanpassen binnen de perken van de beschikbare financiële middelen door het indexcijfer van de maand maart van het vorige kalenderjaar te delen door het indexcijfer van de maand maart van het voorlaatste kalenderjaar en dit cijfer te vermenigvuldigen met de subsidie die geldt op het tijdstip van de indexering.
Als basis voor de vergelijking van de indexcijfers dient de gezondheidsindex ingevoerd bij het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Indien het met toepassing van het eerste lid berekende bedrag niet uitkomt op een geheel getal, wordt het afgerond op de euro, naar boven als het bedrag na de komma hoger is dan of gelijk is aan vijftig eurocent, naar onder als het bedrag na de komma lager is dan vijftig eurocent.
De subsidie is voor elke voltijdsequivalente begeleider per jaar beperkt tot de voor ondersteuning in aanmerking komende loonkosten die zijn vastgelegd overeenkomstig artikel 36, met een maximaal subsidiebedrag van [1 veertigduizend euro]1.
De Minister kan de subsidies ieder jaar per 1 januari aanpassen binnen de perken van de beschikbare financiële middelen door het indexcijfer van de maand maart van het vorige kalenderjaar te delen door het indexcijfer van de maand maart van het voorlaatste kalenderjaar en dit cijfer te vermenigvuldigen met de subsidie die geldt op het tijdstip van de indexering.
Als basis voor de vergelijking van de indexcijfers dient de gezondheidsindex ingevoerd bij het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Indien het met toepassing van het eerste lid berekende bedrag niet uitkomt op een geheel getal, wordt het afgerond op de euro, naar boven als het bedrag na de komma hoger is dan of gelijk is aan vijftig eurocent, naar onder als het bedrag na de komma lager is dan vijftig eurocent.
Modifications
Art.34. Montant de la subvention
La subvention est limitée pour chaque accompagnateur occupé équivalent temps plein, par an, aux coûts salariaux éligibles fixés conformément à l'article 36, avec un montant maximal de subvention [1 de 40 000 euros]1.
Le Ministre peut, au 1er janvier de chaque année, adapter les subventions dans la limite des moyens financiers disponibles, en divisant l'indice du mois de mars de l'année calendrier précédente par l'indice du mois de mars de l'avant-dernière année calendrier et en le multipliant par la subvention valable au moment de l'indexation.
L'indice-santé tel qu'établi par l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays sert de base pour comparer les indices.
Si le montant obtenu en application de l'alinéa 1er se termine par une fraction d'euro, il est arrondi à l'euro supérieur ou inférieur selon que cette fraction atteint ou non 0,5.
La subvention est limitée pour chaque accompagnateur occupé équivalent temps plein, par an, aux coûts salariaux éligibles fixés conformément à l'article 36, avec un montant maximal de subvention [1 de 40 000 euros]1.
Le Ministre peut, au 1er janvier de chaque année, adapter les subventions dans la limite des moyens financiers disponibles, en divisant l'indice du mois de mars de l'année calendrier précédente par l'indice du mois de mars de l'avant-dernière année calendrier et en le multipliant par la subvention valable au moment de l'indexation.
L'indice-santé tel qu'établi par l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays sert de base pour comparer les indices.
Si le montant obtenu en application de l'alinéa 1er se termine par une fraction d'euro, il est arrondi à l'euro supérieur ou inférieur selon que cette fraction atteint ou non 0,5.
Modifications
Art.35. Nadere regels voor de uitbetaling
De eerste subsidie wordt uitbetaald op basis van de in de aanvraag opgegeven elementen.
De subsidie wordt maandelijks uitbetaald in twaalfden. Voor elke toegekende betrekking moeten de betreffende loonbewijzen worden ingediend. Voor de jaarafrekening moeten ze uiterlijk op 15 februari van het daaropvolgende jaar worden ingediend bij de administratie. Het eventuele verschil tussen de bewijsstukken en de toegekende subsidie wordt verrekend of in voorkomend geval teruggevorderd.
De eerste subsidie wordt uitbetaald op basis van de in de aanvraag opgegeven elementen.
De subsidie wordt maandelijks uitbetaald in twaalfden. Voor elke toegekende betrekking moeten de betreffende loonbewijzen worden ingediend. Voor de jaarafrekening moeten ze uiterlijk op 15 februari van het daaropvolgende jaar worden ingediend bij de administratie. Het eventuele verschil tussen de bewijsstukken en de toegekende subsidie wordt verrekend of in voorkomend geval teruggevorderd.
Art.35. Modalités de liquidation
La première subvention est liquidée sur la base des éléments indiqués dans la demande.
La subvention est liquidée mensuellement en douzièmes. Pour chaque poste accordé, les pièces justificatives relatives au salaire correspondantes doivent être fournies. Ces dernières doivent être soumises à l'administration pour le décompte annuel au plus tard le 15 février de l'année suivante. La différence éventuelle entre les pièces justificatives et la subvention accordée sera compensée ou, le cas échéant, récupérée.
La première subvention est liquidée sur la base des éléments indiqués dans la demande.
La subvention est liquidée mensuellement en douzièmes. Pour chaque poste accordé, les pièces justificatives relatives au salaire correspondantes doivent être fournies. Ces dernières doivent être soumises à l'administration pour le décompte annuel au plus tard le 15 février de l'année suivante. La différence éventuelle entre les pièces justificatives et la subvention accordée sera compensée ou, le cas échéant, récupérée.
Art.36. Voor ondersteuning in aanmerking komende loonkosten
§ 1 - Het totale subsidiebedrag per jaar kan de som van de volgende bedragen niet overschrijden:
1° het brutoloon;
2° het vakantiegeld;
3° de eindejaarspremie of tegemoetkoming in de vervoerskosten van en naar het werk die moet worden betaald op grond van de toepasselijke wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten;
4° de bedragen die de werkgever moet betalen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Per begeleider wordt de subsidie verminderd met het bedrag van de andere overheidstegemoetkomingen in de loonkosten, als het totaalbedrag van de overheidstegemoetkomingen hoger is dan het totaalbedrag van de loonkosten.
§ 2 - De werkgever is ertoe verplicht de administratie onmiddellijk op de hoogte te brengen van elke wijziging in de arbeidsverhouding en van elke toekenning van overheidstegemoetkomingen in de loonkosten van de begeleider.
§ 1 - Het totale subsidiebedrag per jaar kan de som van de volgende bedragen niet overschrijden:
1° het brutoloon;
2° het vakantiegeld;
3° de eindejaarspremie of tegemoetkoming in de vervoerskosten van en naar het werk die moet worden betaald op grond van de toepasselijke wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten;
4° de bedragen die de werkgever moet betalen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Per begeleider wordt de subsidie verminderd met het bedrag van de andere overheidstegemoetkomingen in de loonkosten, als het totaalbedrag van de overheidstegemoetkomingen hoger is dan het totaalbedrag van de loonkosten.
§ 2 - De werkgever is ertoe verplicht de administratie onmiddellijk op de hoogte te brengen van elke wijziging in de arbeidsverhouding en van elke toekenning van overheidstegemoetkomingen in de loonkosten van de begeleider.
Art.36. Coûts salariaux éligibles
§ 1er - Le montant total annuel de la subvention ne peut pas dépasser la somme des montants suivants :
1° la rémunération brute;
2° le pécule de vacances;
3° la prime de fin d'année à payer en vertu de la législation ou de la convention collective de travail applicable ou l'intervention prescrite dans les frais de transport vers le lieu de travail;
4° les montants à verser par l'employeur en faveur de l'Office national de sécurité sociale.
Par accompagnateur, la subvention est réduite du montant d'autres interventions publiques dans les coûts salariaux lorsque la somme totale des interventions publiques dépasse le montant total des coûts salariaux.
§ 2 - L'employeur est tenu d'informer sans délai l'administration de tout changement dans la relation de travail et de l'octroi d'interventions publiques dans les coûts salariaux de l'accompagnateur.
§ 1er - Le montant total annuel de la subvention ne peut pas dépasser la somme des montants suivants :
1° la rémunération brute;
2° le pécule de vacances;
3° la prime de fin d'année à payer en vertu de la législation ou de la convention collective de travail applicable ou l'intervention prescrite dans les frais de transport vers le lieu de travail;
4° les montants à verser par l'employeur en faveur de l'Office national de sécurité sociale.
Par accompagnateur, la subvention est réduite du montant d'autres interventions publiques dans les coûts salariaux lorsque la somme totale des interventions publiques dépasse le montant total des coûts salariaux.
§ 2 - L'employeur est tenu d'informer sans délai l'administration de tout changement dans la relation de travail et de l'octroi d'interventions publiques dans les coûts salariaux de l'accompagnateur.
Afdeling 2. - Ondersteuning van innoverende projecten op aanvraag
Section 2. - Soutien aux projets novateurs sur demande
Art.37. Innoverende projecten
Voor de toepassing van artikel 12 van het decreet gelden als innoverend in het bijzonder projecten die:
1° een reactie zijn op een behoefte inzake sociale economie die tot dat moment niet of ontoereikend wordt vervuld;
2° de sociale economie in het Duitse taalgebied bevorderen;
3° bevorderlijk zijn voor de creatie en verdere ontwikkeling van sociale ondernemingen;
4° bevorderlijk zijn voor de socioprofessionele integratie van benadeelde personen met woonplaats in het Duitse taalgebied;
5° bevorderlijk zijn voor de zichtbaarheid van de sector en de ondernemingen van de sociale economie in de Duitstalige Gemeenschap;
6° de participatieve besluitvorming van de sociale ondernemingen bevorderen en intensiveren;
7° de ecologische, lokale en duurzame koers van de sociale ondernemingen bevorderen en versterken.
Voor de toepassing van artikel 12 van het decreet gelden als innoverend in het bijzonder projecten die:
1° een reactie zijn op een behoefte inzake sociale economie die tot dat moment niet of ontoereikend wordt vervuld;
2° de sociale economie in het Duitse taalgebied bevorderen;
3° bevorderlijk zijn voor de creatie en verdere ontwikkeling van sociale ondernemingen;
4° bevorderlijk zijn voor de socioprofessionele integratie van benadeelde personen met woonplaats in het Duitse taalgebied;
5° bevorderlijk zijn voor de zichtbaarheid van de sector en de ondernemingen van de sociale economie in de Duitstalige Gemeenschap;
6° de participatieve besluitvorming van de sociale ondernemingen bevorderen en intensiveren;
7° de ecologische, lokale en duurzame koers van de sociale ondernemingen bevorderen en versterken.
Art.37. Projets novateurs
Pour l'application de l'article 12 du décret, sont notamment considérés comme novateurs les projets qui :
1° répondent à une demande dans le domaine de l'économie sociale à laquelle il n'a pas été répondu jusqu'à présent ou il a été répondu de manière insuffisante;
2° visent à promouvoir l'économie sociale en région de langue allemande;
3° contribuent à la création et au développement d'entreprises sociales;
4° favorisent l'intégration socioprofessionnelle de personnes défavorisées résidant en région de langue allemande;
5° contribuent à augmenter la visibilité du secteur et des entreprises de l'économie sociale en Communauté germanophone;
6° visent à promouvoir et à intensifier le système de prise de décision participatif des entreprises sociales;
7° servent à promouvoir et à renforcer l'orientation écologique, locale et durable des entreprises sociales.
Pour l'application de l'article 12 du décret, sont notamment considérés comme novateurs les projets qui :
1° répondent à une demande dans le domaine de l'économie sociale à laquelle il n'a pas été répondu jusqu'à présent ou il a été répondu de manière insuffisante;
2° visent à promouvoir l'économie sociale en région de langue allemande;
3° contribuent à la création et au développement d'entreprises sociales;
4° favorisent l'intégration socioprofessionnelle de personnes défavorisées résidant en région de langue allemande;
5° contribuent à augmenter la visibilité du secteur et des entreprises de l'économie sociale en Communauté germanophone;
6° visent à promouvoir et à intensifier le système de prise de décision participatif des entreprises sociales;
7° servent à promouvoir et à renforcer l'orientation écologique, locale et durable des entreprises sociales.
Art.38. In aanmerking komende kosten en soort tegemoetkoming
§ 1 - Voor het ontwerpen en uitvoeren van innoverende projecten inzake sociale economie kunnen personeels- en werkingskosten van de ondernemingen in aanmerking worden genomen voor ondersteuning.
Rekening houdend met het tweede en derde lid zijn de personeels- en werkingskosten die in aanmerking komen voor ondersteuning:
1° de loonkosten vermeld in artikel 36, § 1, eerste lid;
2° de kantoor- en administratie-uitgaven en de werkingskosten, waaronder kantooruitrusting, reiskosten, huurprijzen en huurlasten, tot hoogstens 20 % van de loonkosten in totaal;
3° de kosten voor externe dienstverleners en adviseurs.
De aankoop van uitrusting en diensten door de aanvrager is onderworpen aan de toepasselijke wetgeving inzake overheidsopdrachten.
Per personeelslid wordt de subsidie verminderd met het bedrag van de andere overheidstegemoetkomingen in de loonkosten, als het totaalbedrag van de overheidstegemoetkomingen hoger is dan het totaalbedrag van de loonkosten vermeld in het eerste lid, 1°.
§ 2 - De tegemoetkoming in de voor ondersteuning in aanmerking komende kosten zoals vermeld in paragraaf 1 kan worden toegekend in de vorm van een subsidie of een renteloze lening.
§ 3 - De aanvrager dient jaarlijks een tussentijds verslag in bij de administratie. Uiterlijk op 15 februari van het daaropvolgende jaar wordt een kostenstaat met bewijsstukken ingediend bij de administratie.
Het tussentijds verslag wordt voorgesteld naar aanleiding van het opvolgingscomité, waartoe de aanvrager uitnodigt.
Kosten die niet bewezen worden of die niet in aanmerking komen, worden verrekend met een eventuele volgende tegemoetkoming. Indien er geen tegemoetkoming meer volgt, vordert de Minister de niet-bewezen of niet in aanmerking komende kosten terug.
§ 1 - Voor het ontwerpen en uitvoeren van innoverende projecten inzake sociale economie kunnen personeels- en werkingskosten van de ondernemingen in aanmerking worden genomen voor ondersteuning.
Rekening houdend met het tweede en derde lid zijn de personeels- en werkingskosten die in aanmerking komen voor ondersteuning:
1° de loonkosten vermeld in artikel 36, § 1, eerste lid;
2° de kantoor- en administratie-uitgaven en de werkingskosten, waaronder kantooruitrusting, reiskosten, huurprijzen en huurlasten, tot hoogstens 20 % van de loonkosten in totaal;
3° de kosten voor externe dienstverleners en adviseurs.
De aankoop van uitrusting en diensten door de aanvrager is onderworpen aan de toepasselijke wetgeving inzake overheidsopdrachten.
Per personeelslid wordt de subsidie verminderd met het bedrag van de andere overheidstegemoetkomingen in de loonkosten, als het totaalbedrag van de overheidstegemoetkomingen hoger is dan het totaalbedrag van de loonkosten vermeld in het eerste lid, 1°.
§ 2 - De tegemoetkoming in de voor ondersteuning in aanmerking komende kosten zoals vermeld in paragraaf 1 kan worden toegekend in de vorm van een subsidie of een renteloze lening.
§ 3 - De aanvrager dient jaarlijks een tussentijds verslag in bij de administratie. Uiterlijk op 15 februari van het daaropvolgende jaar wordt een kostenstaat met bewijsstukken ingediend bij de administratie.
Het tussentijds verslag wordt voorgesteld naar aanleiding van het opvolgingscomité, waartoe de aanvrager uitnodigt.
Kosten die niet bewezen worden of die niet in aanmerking komen, worden verrekend met een eventuele volgende tegemoetkoming. Indien er geen tegemoetkoming meer volgt, vordert de Minister de niet-bewezen of niet in aanmerking komende kosten terug.
Art.38. Coûts éligibles et nature de la participation
§ 1er - Pour la conception et la mise en oeuvre de projets novateurs dans le domaine de l'économie sociale, les frais de personnel et de fonctionnement des entreprises peuvent être pris en compte en vue de leur subventionnement.
Dans le respect des alinéas 2 et 3, les frais de personnel et de fonctionnement éligibles sont les suivants :
1° les coûts salariaux mentionnés à l'article 36, § 1er, alinéa 1er;
2° les frais de bureau et d'administration et les frais de fonctionnement, en ce compris l'équipement de bureau, les frais de déplacement, les loyers et les charges locatives, sous la forme d'un forfait jusqu'à concurrence de 20 % des coûts salariaux;
3° les coûts liés aux prestataires et conseillers externes.
L'acquisition d'un équipement et de prestations par le demandeur est soumise à la législation applicable en matière de marchés publics.
Par membre du personnel, la subvention est réduite du montant d'autres interventions publiques dans les coûts salariaux lorsque la somme totale des interventions publiques dépasse le montant total des coûts salariaux mentionnés à l'alinéa 1er, 1°.
§ 2 - La participation aux coûts éligibles mentionnés au § 1er peut être accordée sous la forme d'une subvention ou d'un prêt sans intérêts.
§ 3 - Le demandeur soumet chaque année un rapport intermédiaire à l'administration. Un relevé des coûts accompagné des pièces justificatives doit être soumis à l'administration au plus tard le 15 février de l'année suivante.
Le rapport intermédiaire est présenté à l'occasion de la réunion du comité de suivi, à laquelle le demandeur invite à assister.
Les coûts non justifiés ou non éligibles seront déduits d'une éventuelle participation ultérieure. En l'absence d'une participation aux coûts ultérieure, le Ministre récupère les coûts non justifiés ou non éligibles.
§ 1er - Pour la conception et la mise en oeuvre de projets novateurs dans le domaine de l'économie sociale, les frais de personnel et de fonctionnement des entreprises peuvent être pris en compte en vue de leur subventionnement.
Dans le respect des alinéas 2 et 3, les frais de personnel et de fonctionnement éligibles sont les suivants :
1° les coûts salariaux mentionnés à l'article 36, § 1er, alinéa 1er;
2° les frais de bureau et d'administration et les frais de fonctionnement, en ce compris l'équipement de bureau, les frais de déplacement, les loyers et les charges locatives, sous la forme d'un forfait jusqu'à concurrence de 20 % des coûts salariaux;
3° les coûts liés aux prestataires et conseillers externes.
L'acquisition d'un équipement et de prestations par le demandeur est soumise à la législation applicable en matière de marchés publics.
Par membre du personnel, la subvention est réduite du montant d'autres interventions publiques dans les coûts salariaux lorsque la somme totale des interventions publiques dépasse le montant total des coûts salariaux mentionnés à l'alinéa 1er, 1°.
§ 2 - La participation aux coûts éligibles mentionnés au § 1er peut être accordée sous la forme d'une subvention ou d'un prêt sans intérêts.
§ 3 - Le demandeur soumet chaque année un rapport intermédiaire à l'administration. Un relevé des coûts accompagné des pièces justificatives doit être soumis à l'administration au plus tard le 15 février de l'année suivante.
Le rapport intermédiaire est présenté à l'occasion de la réunion du comité de suivi, à laquelle le demandeur invite à assister.
Les coûts non justifiés ou non éligibles seront déduits d'une éventuelle participation ultérieure. En l'absence d'une participation aux coûts ultérieure, le Ministre récupère les coûts non justifiés ou non éligibles.
Art.39. Aanvraagprocedure
Om de tegemoetkoming te verkrijgen, dient de onderneming jaarlijks uiterlijk op 30 april een aanvraag in bij de administratie. De administratie stelt daartoe een aanvraagformulier ter beschikking waarin de elementen vermeld in artikel 12, § 2, van het decreet worden opgevraagd.
Met behoud van de toepassing van artikel 10 controleert de administratie met inachtneming van de beschikbare begrotingsmiddelen of het innoverende project voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 12, § 1, van het decreet en ze stelt dienovereenkomstig een advies op.
Om de tegemoetkoming te verkrijgen, dient de onderneming jaarlijks uiterlijk op 30 april een aanvraag in bij de administratie. De administratie stelt daartoe een aanvraagformulier ter beschikking waarin de elementen vermeld in artikel 12, § 2, van het decreet worden opgevraagd.
Met behoud van de toepassing van artikel 10 controleert de administratie met inachtneming van de beschikbare begrotingsmiddelen of het innoverende project voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 12, § 1, van het decreet en ze stelt dienovereenkomstig een advies op.
Art.39. Procédure de demande
Pour pouvoir bénéficier de la participation, l'entreprise introduit chaque année une demande auprès de l'administration pour le 30 avril au plus tard. L'administration met à disposition un formulaire de demande à cet effet, qui reprend les éléments mentionnés à l'article 12, § 2, du décret.
Sans préjudice de l'article 10, l'administration examine, dans la limite des crédits budgétaires disponibles, si le projet novateur remplit les conditions mentionnées à l'article 12, § 1er, du décret, et émet un avis correspondant.
Pour pouvoir bénéficier de la participation, l'entreprise introduit chaque année une demande auprès de l'administration pour le 30 avril au plus tard. L'administration met à disposition un formulaire de demande à cet effet, qui reprend les éléments mentionnés à l'article 12, § 2, du décret.
Sans préjudice de l'article 10, l'administration examine, dans la limite des crédits budgétaires disponibles, si le projet novateur remplit les conditions mentionnées à l'article 12, § 1er, du décret, et émet un avis correspondant.
Art.40. Nadere regels voor de uitbetaling
De subsidies worden maandelijks uitbetaald in twaalfden.
De subsidies worden maandelijks uitbetaald in twaalfden.
Art.40. Modalités de liquidation
Les subventions sont liquidées mensuellement en douzièmes.
Les subventions sont liquidées mensuellement en douzièmes.
Afdeling 3. - Ondersteuning van innoverende projecten in het kader van een projectoproep
Section 3. - Soutien aux projets novateurs dans le cadre d'un appel à projets
Art.41. Innoverende projecten
Projecten in de zin van artikel 13 van het decreet gelden als innoverend als ze beantwoorden aan de kenmerken vermeld in artikel 37.
Projecten in de zin van artikel 13 van het decreet gelden als innoverend als ze beantwoorden aan de kenmerken vermeld in artikel 37.
Art.41. Projets novateurs
Les projets au sens de l'article 13 du décret sont considérés comme novateurs s'ils présentent les caractéristiques mentionnées à l'article 37.
Les projets au sens de l'article 13 du décret sont considérés comme novateurs s'ils présentent les caractéristiques mentionnées à l'article 37.
Art.42. In aanmerking komende kosten en soort tegemoetkoming
Als voor ondersteuning in aanmerking komend gelden de kosten vermeld in artikel 38, § 1.
De tegemoetkoming in deze voor ondersteuning in aanmerking komende kosten kan worden toegekend in de vorm van een subsidie of een renteloze lening.
De aanvrager dient jaarlijks een tussentijds verslag in bij de administratie. Uiterlijk op 15 februari van het daaropvolgende jaar wordt een kostenoverzicht met bewijsstukken ingediend bij de administratie.
Het tussentijds verslag wordt voorgesteld naar aanleiding van het opvolgingscomité, waartoe de aanvrager uitnodigt.
Kosten die niet bewezen worden of die niet in aanmerking komen, worden verrekend met een eventuele volgende tegemoetkoming. Indien er geen tegemoetkoming meer volgt, vordert de Minister de niet-bewezen of niet in aanmerking komende kosten terug.
Als voor ondersteuning in aanmerking komend gelden de kosten vermeld in artikel 38, § 1.
De tegemoetkoming in deze voor ondersteuning in aanmerking komende kosten kan worden toegekend in de vorm van een subsidie of een renteloze lening.
De aanvrager dient jaarlijks een tussentijds verslag in bij de administratie. Uiterlijk op 15 februari van het daaropvolgende jaar wordt een kostenoverzicht met bewijsstukken ingediend bij de administratie.
Het tussentijds verslag wordt voorgesteld naar aanleiding van het opvolgingscomité, waartoe de aanvrager uitnodigt.
Kosten die niet bewezen worden of die niet in aanmerking komen, worden verrekend met een eventuele volgende tegemoetkoming. Indien er geen tegemoetkoming meer volgt, vordert de Minister de niet-bewezen of niet in aanmerking komende kosten terug.
Art.42. Coûts éligibles et nature de la participation
Sont considérés comment éligibles les coûts mentionnés à l'article 38, § 1er.
La participation à ces coûts éligibles peut être accordée sous la forme d'une subvention ou d'un prêt sans intérêts.
Le demandeur soumet chaque année un rapport intermédiaire à l'administration. Un relevé des coûts accompagné des pièces justificatives doit être soumis à l'administration au plus tard le 15 février de l'année suivante.
Le rapport intermédiaire est présenté à l'occasion de la réunion du comité de suivi, à laquelle le demandeur invite à assister.
Les coûts non justifiés ou non éligibles seront déduits d'une éventuelle participation ultérieure. En l'absence d'une participation aux coûts ultérieure, le Ministre récupère les coûts non justifiés ou non éligibles.
Sont considérés comment éligibles les coûts mentionnés à l'article 38, § 1er.
La participation à ces coûts éligibles peut être accordée sous la forme d'une subvention ou d'un prêt sans intérêts.
Le demandeur soumet chaque année un rapport intermédiaire à l'administration. Un relevé des coûts accompagné des pièces justificatives doit être soumis à l'administration au plus tard le 15 février de l'année suivante.
Le rapport intermédiaire est présenté à l'occasion de la réunion du comité de suivi, à laquelle le demandeur invite à assister.
Les coûts non justifiés ou non éligibles seront déduits d'une éventuelle participation ultérieure. En l'absence d'une participation aux coûts ultérieure, le Ministre récupère les coûts non justifiés ou non éligibles.
Art.43. Aanvraagprocedure
Om de tegemoetkoming te verkrijgen, dient de onderneming na de publicatie van de projectoproep een aanvraag in bij de administratie. De administratie stelt daartoe een aanvraagformulier ter beschikking waarin de elementen vermeld in artikel 13, § § 1 en 2, van het decreet worden opgevraagd.
Met behoud van de toepassing van artikel 10 controleert de administratie met inachtneming van de beschikbare begrotingsmiddelen of het innoverende project voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 13, § 1, van het decreet en ze stelt dienovereenkomstig een advies op.
Om de tegemoetkoming te verkrijgen, dient de onderneming na de publicatie van de projectoproep een aanvraag in bij de administratie. De administratie stelt daartoe een aanvraagformulier ter beschikking waarin de elementen vermeld in artikel 13, § § 1 en 2, van het decreet worden opgevraagd.
Met behoud van de toepassing van artikel 10 controleert de administratie met inachtneming van de beschikbare begrotingsmiddelen of het innoverende project voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 13, § 1, van het decreet en ze stelt dienovereenkomstig een advies op.
Art.43. Procédure de demande
Pour pouvoir bénéficier de l'aide, l'entreprise introduit une demande auprès de l'administration après la publication de l'appel à projets. L'administration met à disposition un formulaire de demande à cet effet, qui reprend les éléments mentionnés à l'article 13, § § 1er et 2, du décret.
Sans préjudice de l'article 10, l'administration examine, dans la limite des crédits budgétaires disponibles, si le projet novateur remplit les conditions mentionnées à l'article 13, § 1er, du décret, et émet un avis correspondant.
Pour pouvoir bénéficier de l'aide, l'entreprise introduit une demande auprès de l'administration après la publication de l'appel à projets. L'administration met à disposition un formulaire de demande à cet effet, qui reprend les éléments mentionnés à l'article 13, § § 1er et 2, du décret.
Sans préjudice de l'article 10, l'administration examine, dans la limite des crédits budgétaires disponibles, si le projet novateur remplit les conditions mentionnées à l'article 13, § 1er, du décret, et émet un avis correspondant.
Afdeling 4. - Subsidiëring van sociale ondernemingen zonder bestaande structurele subsidiëring
Section 4. - Subventionnement des entreprises sociales sans subvention structurelle existante
Art.44. Kwalificatie, beroepservaring en gedrag van de begeleiders
Voor de toepassing van artikel 14, eerste lid, 3° en 4°, van het decreet zijn de artikelen 29 en 30 mutatis mutandis van toepassing.
Voor de toepassing van artikel 14, eerste lid, 3° en 4°, van het decreet zijn de artikelen 29 en 30 mutatis mutandis van toepassing.
Art.44. Qualification, expérience professionnelle et conduite des accompagnateurs
Pour l'application de l'article 14, alinéa 1er, 3° et 4°, du décret, les articles 29 et 30 s'appliquent mutatis mutandis.
Pour l'application de l'article 14, alinéa 1er, 3° et 4°, du décret, les articles 29 et 30 s'appliquent mutatis mutandis.
Art.45. Aanvraag- en herzieningsprocedure
Voor de aanvraag van de subsidie bedoeld in artikel 14 van het decreet en de herziening van het subsidiebedrag zijn de artikelen 31 tot 33 mutatis mutandis van toepassing.
Voor de aanvraag van de subsidie bedoeld in artikel 14 van het decreet en de herziening van het subsidiebedrag zijn de artikelen 31 tot 33 mutatis mutandis van toepassing.
Art.45. Procédure de demande et de révision
Pour la demande de subvention prévue à l'article 14 du décret et la révision du montant de la subvention, les articles 31 à 33 s'appliquent mutatis mutandis.
Pour la demande de subvention prévue à l'article 14 du décret et la révision du montant de la subvention, les articles 31 à 33 s'appliquent mutatis mutandis.
Art.46. Subsidiebedrag
De subsidie bedoeld in artikel 14 van het decreet stemt overeen met de subsidie bepaald in artikel 34 en wordt geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van dat artikel.
De subsidie bedoeld in artikel 14 van het decreet stemt overeen met de subsidie bepaald in artikel 34 en wordt geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van dat artikel.
Art.46. Montant de la subvention
La subvention prévue à l'article 14 du décret correspond à celle fixée à l'article 34 et est indexée conformément aux dispositions de ce même article.
La subvention prévue à l'article 14 du décret correspond à celle fixée à l'article 34 et est indexée conformément aux dispositions de ce même article.
Afdeling 5. - Schending van de subsidiëringsvoorwaarden
Section 5. - Violation des conditions de subventionnement
Art.47. Ingebrekestelling
Als de administratie vaststelt dat de onderneming een of meer verplichtingen vermeld in het decreet of in dit besluit niet nakomt of bepalingen van het decreet of dit besluit schendt, stelt ze de onderneming in gebreke om die verplichtingen binnen dertig dagen na te komen en binnen dezelfde termijn haar standpunt omtrent de tekortkomingen mee te delen.
De onderneming kan uiterlijk tien dagen voor het verstrijken van de in het eerste lid gestelde termijn bij de administratie een gemotiveerd verzoek indienen om de termijn eenmaal met hoogstens dertig dagen te verlengen.
Als de administratie vaststelt dat de onderneming een of meer verplichtingen vermeld in het decreet of in dit besluit niet nakomt of bepalingen van het decreet of dit besluit schendt, stelt ze de onderneming in gebreke om die verplichtingen binnen dertig dagen na te komen en binnen dezelfde termijn haar standpunt omtrent de tekortkomingen mee te delen.
De onderneming kan uiterlijk tien dagen voor het verstrijken van de in het eerste lid gestelde termijn bij de administratie een gemotiveerd verzoek indienen om de termijn eenmaal met hoogstens dertig dagen te verlengen.
Art.47. Mise en demeure
Si l'administration constate que l'entreprise ne remplit pas une ou plusieurs des obligations mentionnées dans le décret ou dans le présent arrêté ou en viole les dispositions, elle la met en demeure de se conformer à ces obligations dans un délai de trente jours et de s'expliquer, dans le même délai, sur les faits qui lui sont reprochés.
Sur demande motivée, l'entreprise peut - au plus tard dix jours avant l'expiration du délai mentionné à l'alinéa 1er - demander à l'administration une prorogation unique du délai de trente jours au maximum.
Si l'administration constate que l'entreprise ne remplit pas une ou plusieurs des obligations mentionnées dans le décret ou dans le présent arrêté ou en viole les dispositions, elle la met en demeure de se conformer à ces obligations dans un délai de trente jours et de s'expliquer, dans le même délai, sur les faits qui lui sont reprochés.
Sur demande motivée, l'entreprise peut - au plus tard dix jours avant l'expiration du délai mentionné à l'alinéa 1er - demander à l'administration une prorogation unique du délai de trente jours au maximum.
Art.48. Schorsing
Indien de onderneming na de ingebrekestelling vermeld in artikel 47 de verplichtingen nog altijd niet nakomt, schorst de Minister de uitbetaling van de subsidies na een advies van de administratie.
Alvorens over te gaan tot schorsing, licht de Minister de betrokken onderneming aangetekend in over zijn voornemen. De onderneming kan binnen dertig dagen na de toezending van dat voornemen een met redenen omkleed standpunt indienen bij de Minister.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het standpunt dan wel na het verstrijken van de termijn vermeld in het tweede lid beslist de Minister of de uitbetaling wordt geschorst en voor hoelang.
Die beslissing wordt zo snel mogelijk aan de betrokken onderneming bezorgd.
Indien de onderneming na de ingebrekestelling vermeld in artikel 47 de verplichtingen nog altijd niet nakomt, schorst de Minister de uitbetaling van de subsidies na een advies van de administratie.
Alvorens over te gaan tot schorsing, licht de Minister de betrokken onderneming aangetekend in over zijn voornemen. De onderneming kan binnen dertig dagen na de toezending van dat voornemen een met redenen omkleed standpunt indienen bij de Minister.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het standpunt dan wel na het verstrijken van de termijn vermeld in het tweede lid beslist de Minister of de uitbetaling wordt geschorst en voor hoelang.
Die beslissing wordt zo snel mogelijk aan de betrokken onderneming bezorgd.
Art.48. Suspension
Si l'entreprise, après la mise en demeure mentionnée à l'article 47, ne remplit toujours pas ses obligations, le Ministre suspend la liquidation des subventions sur avis de l'administration.
Avant la suspension, le Ministre communique son intention à l'entreprise concernée par lettre recommandée. Dans les trente jours suivant l'envoi de la déclaration d'intention, l'entreprise peut introduire auprès du Ministre une prise de position motivée.
Dans les trente jours suivant la réception de la prise de position ou, selon le cas, au terme du délai mentionné à l'alinéa 2, le Ministre statue sur la suspension de la liquidation et la durée de cette suspension.
Cette décision est immédiatement transmise à l'entreprise concernée.
Si l'entreprise, après la mise en demeure mentionnée à l'article 47, ne remplit toujours pas ses obligations, le Ministre suspend la liquidation des subventions sur avis de l'administration.
Avant la suspension, le Ministre communique son intention à l'entreprise concernée par lettre recommandée. Dans les trente jours suivant l'envoi de la déclaration d'intention, l'entreprise peut introduire auprès du Ministre une prise de position motivée.
Dans les trente jours suivant la réception de la prise de position ou, selon le cas, au terme du délai mentionné à l'alinéa 2, le Ministre statue sur la suspension de la liquidation et la durée de cette suspension.
Cette décision est immédiatement transmise à l'entreprise concernée.
Art.49. Stopzetting
Indien de onderneming na het verstrijken van de duur van de schorsing vermeld in artikel 48 de verplichtingen nog altijd niet nakomt, kan de Minister de uitbetaling van de subsidies definitief stopzetten na een advies van de administratie.
Alvorens over te gaan tot stopzetting, licht de Minister de betrokken onderneming aangetekend in over zijn voornemen. De onderneming kan binnen dertig dagen na de toezending van dat voornemen een met redenen omkleed standpunt indienen bij de Minister.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het standpunt dan wel na het verstrijken van de termijn vermeld in het tweede lid beslist de Minister over de stopzetting.
Die beslissing wordt zo snel mogelijk aan de betrokken onderneming bezorgd.
Indien de onderneming na het verstrijken van de duur van de schorsing vermeld in artikel 48 de verplichtingen nog altijd niet nakomt, kan de Minister de uitbetaling van de subsidies definitief stopzetten na een advies van de administratie.
Alvorens over te gaan tot stopzetting, licht de Minister de betrokken onderneming aangetekend in over zijn voornemen. De onderneming kan binnen dertig dagen na de toezending van dat voornemen een met redenen omkleed standpunt indienen bij de Minister.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het standpunt dan wel na het verstrijken van de termijn vermeld in het tweede lid beslist de Minister over de stopzetting.
Die beslissing wordt zo snel mogelijk aan de betrokken onderneming bezorgd.
Art. 49.. Si l'entreprise, au terme de la durée de la suspension mentionnée à l'article 48, ne remplit toujours pas ses obligations, le Ministre peut arrêter définitivement la liquidation des subventions sur avis de l'administration.
Avant l'arrêt, le Ministre communique son intention à l'entreprise concernée par lettre recommandée. Dans les trente jours suivant l'envoi de la déclaration d'intention, l'entreprise peut introduire auprès du Ministre une prise de position motivée.
Dans les trente jours suivant la réception de la prise de position ou, selon le cas, au terme du délai mentionné à l'alinéa 2, le Ministre statue sur l'arrêt de la liquidation.
Cette décision est immédiatement transmise à l'entreprise concernée.
Avant l'arrêt, le Ministre communique son intention à l'entreprise concernée par lettre recommandée. Dans les trente jours suivant l'envoi de la déclaration d'intention, l'entreprise peut introduire auprès du Ministre une prise de position motivée.
Dans les trente jours suivant la réception de la prise de position ou, selon le cas, au terme du délai mentionné à l'alinéa 2, le Ministre statue sur l'arrêt de la liquidation.
Cette décision est immédiatement transmise à l'entreprise concernée.
HOOFDSTUK 4. - Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens
CHAPITRE 4. - Confidentialité et protection des données
Art.50. Gegevenscategorieën
De personeelslijst vermeld in artikel 14 omvat de volgende persoonsgegevens:
1° met betrekking tot de personen die worden begeleid door de ondernemingen voor sociale inschakeling:
a) de volgende identiteitsgegevens: naam en voornaam;
b) de volgende gegevens over de socioprofessionele situatie:
- hoedanigheid in de zin van artikel 14, derde lid;
- begin- en/of einddatum van de tewerkstelling;
2° met betrekking tot de begeleiders die zijn aangesteld bij de ondernemingen voor sociale inschakeling:
a) de volgende identiteitsgegevens: naam en voornaam;
b) het volgende gegeven betreffende de kwalificatie van de begeleider: of het gaat om een begeleider.
De personeelslijst vermeld in artikel 14 omvat de volgende persoonsgegevens:
1° met betrekking tot de personen die worden begeleid door de ondernemingen voor sociale inschakeling:
a) de volgende identiteitsgegevens: naam en voornaam;
b) de volgende gegevens over de socioprofessionele situatie:
- hoedanigheid in de zin van artikel 14, derde lid;
- begin- en/of einddatum van de tewerkstelling;
2° met betrekking tot de begeleiders die zijn aangesteld bij de ondernemingen voor sociale inschakeling:
a) de volgende identiteitsgegevens: naam en voornaam;
b) het volgende gegeven betreffende de kwalificatie van de begeleider: of het gaat om een begeleider.
Art.50. Catégories de données
La liste du personnel mentionnée à l'article 14 comprend les données à caractère personnel suivantes :
1° en ce qui concerne les personnes accompagnées par les entreprises d'insertion sociale :
a) les données relatives à l'identité suivantes : les nom et prénom;
b) les données relatives à la situation socioprofessionnelle suivantes :
- la qualité au sens de l'article 14, alinéa 3;
- la date d'engagement ou la date de fin de l'occupation;
2° en ce qui concerne les accompagnateurs occupés auprès des entreprises d'insertion sociale :
a) les données relatives à l'identité suivantes : les nom et prénom;
b) l'indication suivante concernant la qualification de l'accompagnateur : la mention s'il s'agit d'un accompagnateur.
La liste du personnel mentionnée à l'article 14 comprend les données à caractère personnel suivantes :
1° en ce qui concerne les personnes accompagnées par les entreprises d'insertion sociale :
a) les données relatives à l'identité suivantes : les nom et prénom;
b) les données relatives à la situation socioprofessionnelle suivantes :
- la qualité au sens de l'article 14, alinéa 3;
- la date d'engagement ou la date de fin de l'occupation;
2° en ce qui concerne les accompagnateurs occupés auprès des entreprises d'insertion sociale :
a) les données relatives à l'identité suivantes : les nom et prénom;
b) l'indication suivante concernant la qualification de l'accompagnateur : la mention s'il s'agit d'un accompagnateur.
HOOFDSTUK 5. - Netwerk sociale economie
CHAPITRE 5. - Réseau d'économie sociale
Art.51. Samenstelling van het netwerk sociale economie
§ 1 - Tot het netwerk behoren de volgende stemgerechtigde leden:
1° de minister die bevoegd is voor Sociale Economie;
2° van alle erkende sociale ondernemingen of projecten in het Duitse taalgebied telkens één vertegenwoordiger;
3° één vertegenwoordiger van de Dienst voor arbeidsbemiddeling;
4° twee vertegenwoordigers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die in het Duitse taalgebied gevestigd zijn;
5° één vertegenwoordiger van de Dienst voor zelfbeschikkend leven;
6° twee vertegenwoordigers van de Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap, met name één vertegenwoordiger van de representatieve werknemersorganisaties en één vertegenwoordiger van de interprofessionele werkgeversorganisaties die in de Duitstalige Gemeenschap gevestigd zijn;
7° één vertegenwoordiger van de minister die bevoegd is voor Sociale Economie;
8° twee vertegenwoordigers van de administratie.
De administratie zorgt voor de notulering van de vergaderingen van het netwerk.
§ 2 - De Minister of zijn vertegenwoordiger is de voorzitter van het netwerk.
§ 1 - Tot het netwerk behoren de volgende stemgerechtigde leden:
1° de minister die bevoegd is voor Sociale Economie;
2° van alle erkende sociale ondernemingen of projecten in het Duitse taalgebied telkens één vertegenwoordiger;
3° één vertegenwoordiger van de Dienst voor arbeidsbemiddeling;
4° twee vertegenwoordigers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die in het Duitse taalgebied gevestigd zijn;
5° één vertegenwoordiger van de Dienst voor zelfbeschikkend leven;
6° twee vertegenwoordigers van de Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap, met name één vertegenwoordiger van de representatieve werknemersorganisaties en één vertegenwoordiger van de interprofessionele werkgeversorganisaties die in de Duitstalige Gemeenschap gevestigd zijn;
7° één vertegenwoordiger van de minister die bevoegd is voor Sociale Economie;
8° twee vertegenwoordigers van de administratie.
De administratie zorgt voor de notulering van de vergaderingen van het netwerk.
§ 2 - De Minister of zijn vertegenwoordiger is de voorzitter van het netwerk.
Art.51. Composition du réseau d'économie sociale
§ 1er - Font partie du réseau les membres suivants avec voix délibérative :
1° le Ministre compétent en matière d'Economie sociale;
2° un représentant de chaque entreprise sociale ou projet social agréé en région de langue allemande;
3° un représentant de l'Office de l'emploi;
4° deux représentants des centres publics d'action sociale ayant leur siège en région de langue allemande;
5° un représentant de l'Office pour une vie autodéterminée;
6° deux représentants du Conseil économique et social de la Communauté germanophone, dont un représentant des organisations représentatives des travailleurs et un représentant des organisations interprofessionnelles d'employeurs ayant leur siège en Communauté germanophone;
7° un représentant du Ministre compétent en matière d'Economie sociale;
8° deux représentants de l'administration.
L'administration assure la rédaction des procès-verbaux des réunions du réseau.
§ 2 - Le Ministre ou son représentant assure la présidence du réseau.
§ 1er - Font partie du réseau les membres suivants avec voix délibérative :
1° le Ministre compétent en matière d'Economie sociale;
2° un représentant de chaque entreprise sociale ou projet social agréé en région de langue allemande;
3° un représentant de l'Office de l'emploi;
4° deux représentants des centres publics d'action sociale ayant leur siège en région de langue allemande;
5° un représentant de l'Office pour une vie autodéterminée;
6° deux représentants du Conseil économique et social de la Communauté germanophone, dont un représentant des organisations représentatives des travailleurs et un représentant des organisations interprofessionnelles d'employeurs ayant leur siège en Communauté germanophone;
7° un représentant du Ministre compétent en matière d'Economie sociale;
8° deux représentants de l'administration.
L'administration assure la rédaction des procès-verbaux des réunions du réseau.
§ 2 - Le Ministre ou son représentant assure la présidence du réseau.
Art.52. Werkwijze
§ 1 - Het netwerk vergadert naargelang van de behoefte en minstens eenmaal per jaar.
In overleg met de leden van het netwerk legt de administratie vooraf een agenda vast, die, zo nodig met de betreffende bijlagen, minstens één week op voorhand aan de leden wordt bezorgd.
§ 2 - Voor de vervulling van zijn taken kan het netwerk voor specifieke thema's deskundigen en sprekers uitnodigen op zijn vergaderingen.
§ 1 - Het netwerk vergadert naargelang van de behoefte en minstens eenmaal per jaar.
In overleg met de leden van het netwerk legt de administratie vooraf een agenda vast, die, zo nodig met de betreffende bijlagen, minstens één week op voorhand aan de leden wordt bezorgd.
§ 2 - Voor de vervulling van zijn taken kan het netwerk voor specifieke thema's deskundigen en sprekers uitnodigen op zijn vergaderingen.
Art.52. Fonctionnement
§ 1er - Le réseau se réunit selon les besoins et au moins une fois par an.
En concertation avec les membres du réseau, l'administration établit préalablement un ordre du jour qui est envoyé aux membres, le cas échéant avec les annexes correspondantes, au moins une semaine à l'avance.
§ 2 - Pour mener à bien ses missions, le réseau peut inviter à ses réunions des experts et des intervenants dans le cadre de thèmes spécifiques.
§ 1er - Le réseau se réunit selon les besoins et au moins une fois par an.
En concertation avec les membres du réseau, l'administration établit préalablement un ordre du jour qui est envoyé aux membres, le cas échéant avec les annexes correspondantes, au moins une semaine à l'avance.
§ 2 - Pour mener à bien ses missions, le réseau peut inviter à ses réunions des experts et des intervenants dans le cadre de thèmes spécifiques.
HOOFDSTUK 6. - Verslaglegging
CHAPITRE 6. - Etablissement de rapports
Art.53. Indieningstermijn voor het activiteitenverslag
Het activiteitenverslag vermeld in artikel 25 van het decreet wordt het daaropvolgende jaar, na goedkeuring door de algemene vergadering, uiterlijk op 30 juni ingediend bij de administratie.
Het activiteitenverslag vermeld in artikel 25 van het decreet wordt het daaropvolgende jaar, na goedkeuring door de algemene vergadering, uiterlijk op 30 juni ingediend bij de administratie.
Art.53. Délai de soumission du rapport d'activités
Le rapport d'activités mentionné à l'article 25 du décret doit être soumis à l'administration l'année qui suit l'approbation de ce rapport par l'assemblée générale, et ce, pour le 30 juin au plus tard.
Le rapport d'activités mentionné à l'article 25 du décret doit être soumis à l'administration l'année qui suit l'approbation de ce rapport par l'assemblée générale, et ce, pour le 30 juin au plus tard.
Art.54. Minimumeisen
Het verslag verschaft minstens informatie over hoe de sociale onderneming de beginselen vermeld in artikel 1, tweede lid, van het decreet ten uitvoer brengt en welke activiteiten in dit verband werden uitgevoerd.
Het verslag verschaft minstens informatie over hoe de sociale onderneming de beginselen vermeld in artikel 1, tweede lid, van het decreet ten uitvoer brengt en welke activiteiten in dit verband werden uitgevoerd.
Art.54. Exigences minimales
Le rapport indique au moins comment l'entreprise sociale met en oeuvre les principes mentionnés à l'article 1er, alinéa 2, du décret, et quelles activités ont été réalisées dans ce contexte.
Le rapport indique au moins comment l'entreprise sociale met en oeuvre les principes mentionnés à l'article 1er, alinéa 2, du décret, et quelles activités ont été réalisées dans ce contexte.
Art.55. Indieningstermijn voor de statistische gegevens
De statistische gegevens vermeld in artikel 25, § 2, van het decreet worden uiterlijk op 1 september van het lopende jaar ingediend en hebben betrekking op het personeelsbestand op 30 juni.
De statistische gegevens vermeld in artikel 25, § 2, van het decreet worden uiterlijk op 1 september van het lopende jaar ingediend en hebben betrekking op het personeelsbestand op 30 juni.
Art.55. Délai de soumission des données statistiques
Les données statistiques mentionnées à l'article 25, § 2, du décret doivent être soumises au plus tard le 1er septembre de l'année en cours et se rapportent à l'état du personnel au 30 juin.
Les données statistiques mentionnées à l'article 25, § 2, du décret doivent être soumises au plus tard le 1er septembre de l'année en cours et se rapportent à l'état du personnel au 30 juin.
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
CHAPITRE 7. - Dispositions finales
Art.56. Wijzigingsbepaling
In artikel 1 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° § 1, 2°, wordt vervangen als volgt:
"2° ondernemingen voor sociale inschakeling en voorbereidings- en integratiecentra die erkend zijn in het kader van het decreet van 29 januari 2024 betreffende de erkenning en ondersteuning van ondernemingen inzake sociale economie;"
2° § 1, 12°, wordt opgeheven;
3° paragraaf 2 wordt opgeheven.
In artikel 1 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° § 1, 2°, wordt vervangen als volgt:
"2° ondernemingen voor sociale inschakeling en voorbereidings- en integratiecentra die erkend zijn in het kader van het decreet van 29 januari 2024 betreffende de erkenning en ondersteuning van ondernemingen inzake sociale economie;"
2° § 1, 12°, wordt opgeheven;
3° paragraaf 2 wordt opgeheven.
Art.56. Disposition modificative
A l'article 1er de l'arrêté royal du 3 mai 1999 portant exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif à la réinsertion de chômeurs très difficiles à placer, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 10 mars 2008, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le § 1er, le 2° est remplacé par ce qui suit :
" 2° les entreprises d'insertion sociale et centres préparatoires et d'intégration agréés dans le cadre du décret du 29 janvier 2024 relatif à l'agrément et à la promotion des entreprises du secteur de l'économie sociale; "
2° dans le § 1er, le 12° est abrogé;
3° le § 2 est abrogé.
A l'article 1er de l'arrêté royal du 3 mai 1999 portant exécution de l'article 7, § 1er, alinéa 3, m, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs relatif à la réinsertion de chômeurs très difficiles à placer, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 10 mars 2008, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le § 1er, le 2° est remplacé par ce qui suit :
" 2° les entreprises d'insertion sociale et centres préparatoires et d'intégration agréés dans le cadre du décret du 29 janvier 2024 relatif à l'agrément et à la promotion des entreprises du secteur de l'économie sociale; "
2° dans le § 1er, le 12° est abrogé;
3° le § 2 est abrogé.
Art.57. Wijzigingsbepaling
Artikel 12 van het besluit van de Regering van 28 september 2018 tot uitvoering van het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid wordt vervangen als volgt:
"Art. 12 - Maatregelen voor socio-professionele integratie
De maatregelen voor socio-professionele integratie vermeld in artikel 9 van het decreet zijn de voorbereidings- en integratiemaatregelen die worden aangeboden door erkende voorbereidings- en integratiecentra in het kader van het decreet van 29 januari 2024 betreffende de erkenning en ondersteuning van ondernemingen inzake sociale economie."
Artikel 12 van het besluit van de Regering van 28 september 2018 tot uitvoering van het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid wordt vervangen als volgt:
"Art. 12 - Maatregelen voor socio-professionele integratie
De maatregelen voor socio-professionele integratie vermeld in artikel 9 van het decreet zijn de voorbereidings- en integratiemaatregelen die worden aangeboden door erkende voorbereidings- en integratiecentra in het kader van het decreet van 29 januari 2024 betreffende de erkenning en ondersteuning van ondernemingen inzake sociale economie."
Art.57. Disposition modificative
L'article 12 de l'arrêté du Gouvernement du 28 septembre 2018 portant exécution du décret du 28 mai 2018 relatif aux mesures AktiF et AktiF PLUS destinées à promouvoir l'emploi est remplacé par ce qui suit :
" Art. 12 - Mesures d'intégration socioprofessionnelle
Les mesures d'intégration socioprofessionnelle mentionnées à l'article 9 du décret sont les mesures préparatoires et d'intégration proposées par les centres préparatoires et d'intégration agréés dans le cadre du décret du 29 janvier 2024 relatif à l'agrément et à la promotion des entreprises du secteur de l'économie sociale. "
L'article 12 de l'arrêté du Gouvernement du 28 septembre 2018 portant exécution du décret du 28 mai 2018 relatif aux mesures AktiF et AktiF PLUS destinées à promouvoir l'emploi est remplacé par ce qui suit :
" Art. 12 - Mesures d'intégration socioprofessionnelle
Les mesures d'intégration socioprofessionnelle mentionnées à l'article 9 du décret sont les mesures préparatoires et d'intégration proposées par les centres préparatoires et d'intégration agréés dans le cadre du décret du 29 janvier 2024 relatif à l'agrément et à la promotion des entreprises du secteur de l'économie sociale. "
Art.58. Wijzigingsbepaling
Artikel 20, tweede lid, van het besluit van de Regering van 13 december 2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden wordt vervangen als volgt:
"Als voorbereidende maatregel of integratiemaatregel in de zin van het eerste lid gelden de voorbereidings- en integratiemaatregelen die worden aangeboden door erkende voorbereidings- en integratiecentra in het kader van het decreet van 29 januari 2024 betreffende de erkenning en ondersteuning van ondernemingen inzake sociale economie."
Artikel 20, tweede lid, van het besluit van de Regering van 13 december 2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden wordt vervangen als volgt:
"Als voorbereidende maatregel of integratiemaatregel in de zin van het eerste lid gelden de voorbereidings- en integratiemaatregelen die worden aangeboden door erkende voorbereidings- en integratiecentra in het kader van het decreet van 29 januari 2024 betreffende de erkenning en ondersteuning van ondernemingen inzake sociale economie."
Art.58. Disposition modificative
Dans l'article 20 de l'arrêté du Gouvernement du 13 décembre 2018 relatif aux formations professionnelles destinées aux demandeurs d'emploi, l'alinéa 2 est remplacé par ce qui suit :
" Sont considérées comme mesures préparatoires et d'intégration au sens de l'alinéa 1er les mesures préparatoires et d'intégration proposées par les centres préparatoires et d'intégration agréés dans le cadre du décret du 29 janvier 2024 relatif à l'agrément et à la promotion des entreprises du secteur de l'économie sociale. "
Dans l'article 20 de l'arrêté du Gouvernement du 13 décembre 2018 relatif aux formations professionnelles destinées aux demandeurs d'emploi, l'alinéa 2 est remplacé par ce qui suit :
" Sont considérées comme mesures préparatoires et d'intégration au sens de l'alinéa 1er les mesures préparatoires et d'intégration proposées par les centres préparatoires et d'intégration agréés dans le cadre du décret du 29 janvier 2024 relatif à l'agrément et à la promotion des entreprises du secteur de l'économie sociale. "
Art.59. Wijzigingsbepaling
Artikel 1, 8°, van het ministerieel besluit van 10 oktober 2004 tot vaststelling van de lijst van de initiatieven voor sociale economie met het oog op de toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie wordt vervangen als volgt:
"8° het decreet van 29 januari 2024 betreffende de erkenning en ondersteuning van ondernemingen inzake sociale economie;".
Artikel 1, 8°, van het ministerieel besluit van 10 oktober 2004 tot vaststelling van de lijst van de initiatieven voor sociale economie met het oog op de toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie wordt vervangen als volgt:
"8° het decreet van 29 januari 2024 betreffende de erkenning en ondersteuning van ondernemingen inzake sociale economie;".
Art.59. Disposition modificative
Dans l'article 1er de l'arrêté ministériel du 10 octobre 2004 établissant la liste des initiatives d'économie sociale en vue de l'octroi d'une subvention majorée de l'Etat aux centres publics d'action sociale pour des initiatives spécifiques d'insertion sociale dans l'économie sociale, le 8° est remplacé par ce qui suit :
" 8° le décret du 29 janvier 2024 relatif à l'agrément et à la promotion des entreprises du secteur de l'économie sociale; ".
Dans l'article 1er de l'arrêté ministériel du 10 octobre 2004 établissant la liste des initiatives d'économie sociale en vue de l'octroi d'une subvention majorée de l'Etat aux centres publics d'action sociale pour des initiatives spécifiques d'insertion sociale dans l'économie sociale, le 8° est remplacé par ce qui suit :
" 8° le décret du 29 janvier 2024 relatif à l'agrément et à la promotion des entreprises du secteur de l'économie sociale; ".
Art.60. Wijzigingsbepaling
Artikel 2, 2° tot 5°, van hetzelfde koninklijk besluit wordt opgeheven.
Artikel 2, 2° tot 5°, van hetzelfde koninklijk besluit wordt opgeheven.
Art.60. Disposition modificative
Dans l'article 2 du même arrêté ministériel, les 2° à 5° sont abrogés.
Dans l'article 2 du même arrêté ministériel, les 2° à 5° sont abrogés.
Art.61. Opheffingsbepaling
Het besluit van de Waalse Regering van 15 oktober 1998 tot uitvoering van het decreet van 16 juli 1998 betreffende de voorwaarden waaronder de inschakelingsbedrijven worden erkend en gesubsidieerd, wordt opgeheven.
Het besluit van de Waalse Regering van 15 oktober 1998 tot uitvoering van het decreet van 16 juli 1998 betreffende de voorwaarden waaronder de inschakelingsbedrijven worden erkend en gesubsidieerd, wordt opgeheven.
Art.61. Disposition abrogatoire
L'arrêté du Gouvernement wallon du 15 octobre 1998 portant exécution du décret du 16 juillet 1998 relatif aux conditions auxquelles les entreprises d'insertion sont agréées et subventionnées est abrogé.
L'arrêté du Gouvernement wallon du 15 octobre 1998 portant exécution du décret du 16 juillet 1998 relatif aux conditions auxquelles les entreprises d'insertion sont agréées et subventionnées est abrogé.
Art.62. Opheffingsbepaling
Het ministerieel besluit van 4 mei 2007 tot bepaling van de erkenningsprocedure van de inschakelingsbedrijven, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 26 januari 2017, wordt opgeheven.
Het ministerieel besluit van 4 mei 2007 tot bepaling van de erkenningsprocedure van de inschakelingsbedrijven, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 26 januari 2017, wordt opgeheven.
Art.62. Disposition abrogatoire
L'arrêté ministériel du 4 mai 2007 définissant la procédure d'agrément des entreprises d'insertion, modifié par l'arrêté du Gouvernement du 26 janvier 2017, est abrogé.
L'arrêté ministériel du 4 mai 2007 définissant la procédure d'agrément des entreprises d'insertion, modifié par l'arrêté du Gouvernement du 26 janvier 2017, est abrogé.
Art.63. Opheffingsbepaling
Het ministerieel besluit van 10 januari 2019 tot vaststelling van de lijst met bepaalde maatregelen voor socio-professionele integratie op het gebied van werkgelegenheid wordt opgeheven.
Het ministerieel besluit van 10 januari 2019 tot vaststelling van de lijst met bepaalde maatregelen voor socio-professionele integratie op het gebied van werkgelegenheid wordt opgeheven.
Art.63. Disposition abrogatoire
L'arrêté ministériel du 10 janvier 2019 fixant la liste reprenant certaines mesures destinées à l'intégration socioprofessionnelle en matière d'Emploi est abrogé.
L'arrêté ministériel du 10 janvier 2019 fixant la liste reprenant certaines mesures destinées à l'intégration socioprofessionnelle en matière d'Emploi est abrogé.
Art.64. Overgangsbepaling
De maatregelen vermeld in artikel 1, 1° en 2°, van het ministerieel besluit van 10 januari 2019 tot vaststelling van de lijst met bepaalde maatregelen voor socio-professionele integratie op het gebied van werkgelegenheid gelden voor de toepassing van artikel 12 van het besluit van de Regering van 28 september 2018 tot uitvoering van het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid alsmede voor de toepassing van artikel 20 van het besluit van 13 december 2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden, tot 31 december 2026 als voorbereidende maatregel of integratiemaatregel.
De maatregelen vermeld in artikel 1, 1° en 2°, van het ministerieel besluit van 10 januari 2019 tot vaststelling van de lijst met bepaalde maatregelen voor socio-professionele integratie op het gebied van werkgelegenheid gelden voor de toepassing van artikel 12 van het besluit van de Regering van 28 september 2018 tot uitvoering van het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid alsmede voor de toepassing van artikel 20 van het besluit van 13 december 2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden, tot 31 december 2026 als voorbereidende maatregel of integratiemaatregel.
Art.64. Disposition transitoire
Les mesures mentionnées à l'article 1er, 1° et 2°, de l'arrêté ministériel du 10 janvier 2019 fixant la liste reprenant certaines mesures destinées à l'intégration socioprofessionnelle en matière d'Emploi sont considérées comme des mesures préparatoires et d'intégration jusqu'au 31 décembre 2026 pour l'application de l'article 12 de l'arrêté du Gouvernement du 28 septembre 2018 portant exécution du décret du 28 mai 2018 relatif aux mesures AktiF et AktiF PLUS destinées à promouvoir l'emploi et de l'article 20 de l'arrêté du 13 décembre 2018 relatif aux formations professionnelles destinées aux demandeurs d'emploi.
Les mesures mentionnées à l'article 1er, 1° et 2°, de l'arrêté ministériel du 10 janvier 2019 fixant la liste reprenant certaines mesures destinées à l'intégration socioprofessionnelle en matière d'Emploi sont considérées comme des mesures préparatoires et d'intégration jusqu'au 31 décembre 2026 pour l'application de l'article 12 de l'arrêté du Gouvernement du 28 septembre 2018 portant exécution du décret du 28 mai 2018 relatif aux mesures AktiF et AktiF PLUS destinées à promouvoir l'emploi et de l'article 20 de l'arrêté du 13 décembre 2018 relatif aux formations professionnelles destinées aux demandeurs d'emploi.
Art.65. Overgangsbepaling
Bedrijfsleiders van ondernemingen die erkend zijn overeenkomstig artikel 28 van het decreet die deze functie bekleden voor de inwerkingtreding van dit besluit en nog niet over voldoende kennis bedrijfsbeheer beschikken overeenkomstig artikel 13 en artikel 22, eerste lid, 7°, bewijzen dat ze uiterlijk binnen één jaar na de erkenning een opleiding hebben aangevat die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 13.
Bedrijfsleiders van ondernemingen die erkend zijn overeenkomstig artikel 28 van het decreet die deze functie bekleden voor de inwerkingtreding van dit besluit en nog niet over voldoende kennis bedrijfsbeheer beschikken overeenkomstig artikel 13 en artikel 22, eerste lid, 7°, bewijzen dat ze uiterlijk binnen één jaar na de erkenning een opleiding hebben aangevat die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 13.
Art.65. Disposition transitoire
Les directeurs d'entreprises agréées conformément à l'article 28 du décret qui occupent cette fonction avant l'entrée en vigueur du présent arrêté et qui ne disposent pas encore de connaissances en gestion suffisantes conformément aux articles 13 et 22, alinéa 1er, 7°, prouvent qu'ils ont entamé, au plus tard dans un délai d'un an suivant l'agrément, une formation répondant aux conditions mentionnées à l'article 13.
Les directeurs d'entreprises agréées conformément à l'article 28 du décret qui occupent cette fonction avant l'entrée en vigueur du présent arrêté et qui ne disposent pas encore de connaissances en gestion suffisantes conformément aux articles 13 et 22, alinéa 1er, 7°, prouvent qu'ils ont entamé, au plus tard dans un délai d'un an suivant l'agrément, une formation répondant aux conditions mentionnées à l'article 13.
Art.66. Overgangsbepaling
In geval van een fusie, een opsplitsing, een overgang van ondernemingen krachtens overeenkomst als bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 32bis van 7 juni 1985 betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij wijziging van werkgever ingevolge de overgang van ondernemingen krachtens overeenkomst en tot regeling van de rechten van de werknemers die overgenomen worden bij overname van activa na faillissement of een andere juridische omvorming van de werkgever van een onderneming vermeld in artikel 14 van het decreet die voor 1 januari 2025 voltrokken wordt, komt de onderneming die op deze grondslag wordt omgevormd in aanmerking voor de subsidie vermeld in artikel 14 van het decreet, wanneer het overgenomen begeleidend personeel voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 14, eerste lid, 2° tot 4°, van het decreet en de onderneming deze werknemers verder tewerkstelt onder dezelfde voorwaarden.
In geval van een fusie, een opsplitsing, een overgang van ondernemingen krachtens overeenkomst als bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 32bis van 7 juni 1985 betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij wijziging van werkgever ingevolge de overgang van ondernemingen krachtens overeenkomst en tot regeling van de rechten van de werknemers die overgenomen worden bij overname van activa na faillissement of een andere juridische omvorming van de werkgever van een onderneming vermeld in artikel 14 van het decreet die voor 1 januari 2025 voltrokken wordt, komt de onderneming die op deze grondslag wordt omgevormd in aanmerking voor de subsidie vermeld in artikel 14 van het decreet, wanneer het overgenomen begeleidend personeel voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 14, eerste lid, 2° tot 4°, van het decreet en de onderneming deze werknemers verder tewerkstelt onder dezelfde voorwaarden.
Art.66. Disposition transitoire
En cas de fusion, de scission, de transfert conventionnel d'entreprise conformément à la convention collective de travail n° 32 bis du 7 juin 1985 concernant le maintien des droits des travailleurs en cas de changement d'employeur du fait d'un transfert conventionnel d'entreprise et réglant les droits des travailleurs repris en cas de reprise de l'actif après faillite, ou de toute autre transformation juridique d'une entreprise mentionnée à l'article 14 du décret jusqu'au 1er janvier 2025, l'entreprise transformée sur cette base est éligible à la subvention mentionnée à l'article 14 du décret si le personnel d'accompagnement repris remplit les conditions mentionnées à l'article 14, alinéa 1er, 2° à 4°, du décret et que l'entreprise continue d'occuper ces travailleurs dans les mêmes conditions.
En cas de fusion, de scission, de transfert conventionnel d'entreprise conformément à la convention collective de travail n° 32 bis du 7 juin 1985 concernant le maintien des droits des travailleurs en cas de changement d'employeur du fait d'un transfert conventionnel d'entreprise et réglant les droits des travailleurs repris en cas de reprise de l'actif après faillite, ou de toute autre transformation juridique d'une entreprise mentionnée à l'article 14 du décret jusqu'au 1er janvier 2025, l'entreprise transformée sur cette base est éligible à la subvention mentionnée à l'article 14 du décret si le personnel d'accompagnement repris remplit les conditions mentionnées à l'article 14, alinéa 1er, 2° à 4°, du décret et que l'entreprise continue d'occuper ces travailleurs dans les mêmes conditions.
Art.67. Overgangsbepaling
De eisen bepaald in artikel 44 zijn van toepassing op begeleidend personeel dat na de inwerkingtreding van dit besluit het personeel van de sociale onderneming als bedoeld in artikel 14, eerste lid, 2°, van het decreet vervangt of aanvult.
De eisen bepaald in artikel 44 zijn van toepassing op begeleidend personeel dat na de inwerkingtreding van dit besluit het personeel van de sociale onderneming als bedoeld in artikel 14, eerste lid, 2°, van het decreet vervangt of aanvult.
Art.67. Disposition transitoire
Les exigences prévues à l'article 44 sont applicables au personnel d'accompagnement qui, à partir de l'entrée en vigueur du présent arrêté, remplace ou complète le personnel existant de l'entreprise sociale mentionné à l'article 14, alinéa 1er, 2°, du décret.
Les exigences prévues à l'article 44 sont applicables au personnel d'accompagnement qui, à partir de l'entrée en vigueur du présent arrêté, remplace ou complète le personnel existant de l'entreprise sociale mentionné à l'article 14, alinéa 1er, 2°, du décret.
Art.68. Inwerkingtreding
Het decreet en dit besluit treden in werking op 1 januari 2025.
Het decreet en dit besluit treden in werking op 1 januari 2025.
Art.68. Entrée en vigueur
Le décret et le présent arrêté entrent en vigueur le 1er janvier 2025.
Le décret et le présent arrêté entrent en vigueur le 1er janvier 2025.
Art.69. Uitvoeringsbepaling
De minister bevoegd voor Sociale Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
De minister bevoegd voor Sociale Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.69. Exécution
Le Ministre de l'Economie sociale est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Le Ministre de l'Economie sociale est chargé de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1. Richtwaarden voor het aanvragen van gesubsidieerde betrekkingen als begeleider voor de erkende onderneming voor sociale inschakeling met toepassing van artikel 11 of 14 van het decreet
Art. N1. Valeurs indicatives pour la demande de postes d'accompagnateurs subventionnés pour les entreprises d'insertion sociale agréées en application de l'article 11 ou 14 du décret
| Aantal deelnemers | Minimumaantal begeleiders (in voltijdsequivalent) |
| 4-10 | 1 |
| 11-15 | 1,5 |
| 16-20 | 2 |
| 21-25 | 2,5 |
| 26-30 | 3 |
| 31-35 | 3,5 |
| 36-40 | 4 |
| 41-45 | 4,5 |
| 46-50 | 5 |
| 51-55 | 5,5 |
| 56-60 | 6 |
| 61-65 | 6,5 |
| 66-70 | 7 |
| 71-75 | 7,5 |
| 76-80 | 8 |
| 81-85 | 8,5 |
| 86-90 | 9 |
| 91-95 | 9,5 |
| 96-100 | 10 |
| Nombre de participants | Nombre minimal d'accompagnateurs (en équivalents temps plein) |
| 4-10 | 1 |
| 11-15 | 1,5 |
| 16-20 | 2 |
| 21-25 | 2,5 |
| 26-30 | 3 |
| 31-35 | 3,5 |
| 36-40 | 4 |
| 41-45 | 4,5 |
| 46-50 | 5 |
| 51-55 | 5,5 |
| 56-60 | 6 |
| 61-65 | 6,5 |
| 66-70 | 7 |
| 71-75 | 7,5 |
| 76-80 | 8 |
| 81-85 | 8,5 |
| 86-90 | 9 |
| 91-95 | 9,5 |
| 96-100 | 10 |
Art. N2. Richtwaarden voor het aanvragen van gesubsidieerde betrekkingen als begeleider voor erkende voorbereidings- en integratiecentra met toepassing van artikel 11 of 14 van het decreet
Art. N2. Valeurs indicatives pour la demande de postes d'accompagnateurs subventionnés pour les centres préparatoires et d'intégration agréés en application de l'article 11 ou 14 du décret
| Aantal deelnemers | Minimumaantal begeleiders (in voltijdsequivalent) |
| 4-6 | 1 |
| 7-9 | 1,5 |
| 10-12 | 2 |
| 13-15 | 2,5 |
| 16-18 | 3 |
| 19-21 | 3,5 |
| 22-24 | 4 |
| 25-27 | 4,5 |
| 28-30 | 5 |
| 31-33 | 5,5 |
| 34-36 | 6 |
| 37-39 | 6,5 |
| 40-42 | 7 |
| 43-45 | 7,5 |
| 46-48 | 8 |
| 49-51 | 8,5 |
| 52-54 | 9 |
| 55-57 | 9,5 |
| 58-60 | 10 |
| 61-63 | 10,5 |
| 64-66 | 11 |
| 67-69 | 11,5 |
| 70-72 | 12 |
| 73-75 | 12,5 |
| 76-78 | 13 |
| 79-81 | 13,5 |
| 82-84 | 14 |
| 85-87 | 14,5 |
| 88-90 | 15 |
| 91-93 | 15,5 |
| 94-96 | 16 |
| 97-99 | 16,5 |
| 100-102 | 17 |
| Nombre de participants | Nombre minimal d'accompagnateurs (en équivalents temps plein) |
| 4-6 | 1 |
| 7-9 | 1,5 |
| 10-12 | 2 |
| 13-15 | 2,5 |
| 16-18 | 3 |
| 19-21 | 3,5 |
| 22-24 | 4 |
| 25-27 | 4,5 |
| 28-30 | 5 |
| 31-33 | 5,5 |
| 34-36 | 6 |
| 37-39 | 6,5 |
| 40-42 | 7 |
| 43-45 | 7,5 |
| 46-48 | 8 |
| 49-51 | 8,5 |
| 52-54 | 9 |
| 55-57 | 9,5 |
| 58-60 | 10 |
| 61-63 | 10,5 |
| 64-66 | 11 |
| 67-69 | 11,5 |
| 70-72 | 12 |
| 73-75 | 12,5 |
| 76-78 | 13 |
| 79-81 | 13,5 |
| 82-84 | 14 |
| 85-87 | 14,5 |
| 88-90 | 15 |
| 91-93 | 15,5 |
| 94-96 | 16 |
| 97-99 | 16,5 |
| 100-102 | 17 |