Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre

24 OKTOBER 2025. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wat betreft de milieueffectrapportage

Titre

24 OCTOBRE 2025. - Arrêté du Gouvernement flamand portant exécution du titre IV du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, pour ce qui est des rapports d'incidence sur l'environnement

Informations sur le document

Numac: 2025008678

Datum: 2025-10-24

Justel: https://www.ejustice.just.fgov.be/eli/besluit/2025/10/24/2025008678/justel

Info du document

Numac: 2025008678

Date: 2025-10-24

Justel: https://www.ejustice.just.fgov.be/eli/arrete/2025/10/24/2025008678/justel

Table des matières

Table des matières

Tekst (220)

Texte (220)

Titel 1. Algemene bepalingen

Titre 1er. Dispositions générales

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de volgende richtlijnen:
1° richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's;
2° richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten.

Article 1er. Le présent arrêté transpose partiellement les directives suivantes :
1° directive 2001/42/CE du Parlement européen et du Conseil du 27 juin 2001 relative à l'évaluation des incidences de certains plans et programmes sur l'environnement ;
2° directive 2014/52/UE du Parlement européen et du Conseil du 16 avril 2014 modifiant la directive 2011/92/UE concernant l'évaluation des incidences de certains projets publics et privés sur l'environnement.

Art.2. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° besluitvormingsproces: de besluitvormingsprocedure vermeld in titel 4 van dit besluit over een actie die een project-MER of een plan-MER omvat;
  2° beveiligde zending: één van de onderstaande betekeningswijzen:
  a) een analoge beveiligde zending: een aangetekende brief of een afgifte tegen ontvangstbewijs;
  b) een digitale beveiligde zending: elke digitale betekeningswijze die de Vlaamse Regering toelaat, waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;
  3° bevoegde autoriteit: de autoriteit van een andere verdragspartij bij het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband gedaan te Espoo op 25 februari 1991, van een andere verdragspartij bij het Protocol inzake strategische milieueffectrapportage gedaan te Kiev in mei 2003, een andere lidstaat van de Europese Unie, een ander gewest dan het Vlaamse Gewest of de federale overheid;
  4° bevoegd bestuur: de Vlaamse Regering, een minister van de Vlaamse Regering, een gemeente, een provincie of een andere overheid met bevoegdheid in het Vlaamse Gewest dan het departement;
  5° decreet: het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;
  6° departement: het Departement Omgeving, vermeld in artikel 29, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  7° VECM: het Vlaams expertisecentrum m.e.r.;
  8° Algemene verordening gegevensbescherming: de Europese verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.

Art.2. Dans le présent arrêté, on entend par :
  1° processus décisionnel : la procédure décisionnelle visée au titre 4 du présent arrêté concernant une action qui comprend un RIE de projet ou un RIE de plan ;
  2° envoi sécurisé : l'un des modes de signification suivants :
  a) un envoi sécurisé analogique : une lettre recommandée ou une remise contre récépissé ;
  b) un envoi sécurisé numérique : tout mode de signification numérique autorisé par le Gouvernement flamand permettant d'établir la date de notification avec certitude ;
  3° autorité compétente : l'autorité d'une autre partie contractante à la Convention sur l'évaluation de l'impact sur l'environnement dans un contexte transfrontalier, conclue à Espoo le 25 février 1991, d'une autre partie contractante au Protocole relatif à l'évaluation stratégique environnementale, conclu à Kiev en mai 2003, un autre Etat membre de l'Union européenne, une autre Région que la Région flamande ou l'autorité fédérale ;
  4° administration compétente : le Gouvernement flamand, un ministre du Gouvernement flamand, une commune, une province ou une autre autorité ayant compétence dans la Région flamande autre que le département ;
  5° décret : le décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement ;
  6° département : le Département de l'Environnement (" Departement Omgeving ") visé à l'article 29, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 juin 2005 relatif à l'organisation de l'Administration flamande ;
  7° VECM : le Centre d'Expertise flamand R.I.E. ;
  8° Règlement général sur la protection des données : le règlement européen 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE.

Art.3. Dit besluit wordt aangehaald als: m.e.r.-besluit van 24 oktober 2025.

Art.3. Le présent arrêté est cité comme : arrêté R.I.E. du 24 octobre 2025.

Art.4. § 1. In voorkomend geval adviseert het VECM over de mogelijkheid tot afstemming of integratie van de verschillende rapporten en, als dat mogelijk is, van de verschillende beoordelingen zoals vermeld in artikel 4.2.6. van het decreet.
  Als de initiatiefnemer het VECM, conform artikel 4.2.6, eerste lid, van het decreet, verzoekt om een advies over de afstemming of integratie vermeld in het eerste lid, motiveert hij daarbij de meerwaarde van dat verzoek.
  Het VECM en de initiatiefnemer kunnen daarover vooraf overleg plegen.
  De afstemming of integratie kan betrekking hebben op rapportages in verschillende beleidsdomeinen.
  § 2. Het VECM motiveert het advies over de afstemming of integratie, vermeld in paragraaf 1, en bezorgt het advies binnen een redelijke termijn aan de initiatiefnemer.

Art.4. § 1er. Le cas échéant, le VECM donne son avis sur la possibilité d'adéquation ou d'intégration des différents rapports et dans la mesure du possible des différentes évaluations telles que mentionnées à l'article 4.2.6. du décret.
  Si, conformément à l'article 4.2.6, alinéa 1er, du décret, l'initiateur demande au VECM un avis sur l'adéquation ou l'intégration mentionnée dans l'alinéa 1er, il motive la valeur ajoutée de cette demande.
  Le VECM et l'initiateur peuvent se consulter au préalable à ce sujet.
  L'adéquation ou l'intégration peut porter sur des évaluations dans différents domaines politiques.
  § 2. Le VECM motive son avis sur l'adéquation ou l'intégration, visé au paragraphe 1er, et le transmet dans un délai raisonnable à l'initiateur.

Titel 2. Milieueffectrapportage voor plannen en programma's

Titre 2. Rapports d'incidence sur l'environnement concernant des plans et des programmes

Hoofdstuk 1. Screening

Chapitre 1er. Screening

Afdeling 1. Adviesvraag over het ontwerp van screening

Section 1re. Demande d'avis sur le projet de screening

Art.5. § 1. Bij de vraag tot advies over het ontwerp van screening van plannen of programma's, vermeld in artikel 4.3.5., § 1, van het decreet, raadpleegt de initiatiefnemer op eigen initiatief het VECM en de volgende instanties, tenzij ze de initiatiefnemer zelf zijn:
  1° de deputatie van de provincie of de deputaties van de provincies waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben;
  2° het college van burgemeester en schepenen van de gemeente of de colleges van burgemeester en schepenen van de gemeenten waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben;
  3° de betrokken instanties, vermeld in bijlage 3, bij dit besluit, afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma, ingedeeld per categorie van mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten voor mens of milieu. De categorieën van mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten zijn de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit.
  De initiatiefnemer bezorgt de adviesvraag over het ontwerp van screening, vermeld in het eerste lid, uiterlijk op het ogenblik dat hij de doelstellingen en de reikwijdte van het voorgenomen plan of programma kan afbakenen, via beveiligde zending aan het VECM en de instanties, vermeld in het eerste lid, tenzij de regelgeving van het besluitvormingsproces in kwestie in een andere wijze voorziet.
  § 2. Het ontwerp van screening bevat op het ogenblik van de raadpleging van het VECM en de instanties, vermeld in paragraaf 1, minstens de volgende informatie:
  1° een beschrijving en verduidelijking van het voorgenomen plan of voorgenomen programma, in voorkomend geval met inbegrip van de redelijke alternatieven en een afbakening van het gebied waarop het plan of programma betrekking heeft;
  2° de toetsing die de initiatiefnemer heeft gedaan conform artikel 4.3.2, § 2, en 4.3.5, § 1, van het decreet, aan de hand van de criteria, vermeld in bijlage I bij het decreet, met inbegrip van de redenen waarom geen plan-MER moet worden opgemaakt conform titel IV, hoofdstuk 4 van het decreet;
  3° in voorkomend geval, de systematische en wetenschappelijk verantwoorde analyse en evaluatie van de te verwachten gevolgen voor mens en milieu die al in het kader van andere rapportages of beoordelingen werden opgemaakt, die voldoen aan de essentiële kenmerken van een plan-MER zoals vermeld in artikel 4.2.1, tweede lid, van het decreet.
  De gegevens, vermeld in het eerste lid, zijn de gegevens die redelijkerwijze mogen worden vereist, gelet op de stand van kennis die de initiatiefnemer op dat ogenblik heeft van het voorgenomen plan of programma.
  § 3. De initiatiefnemer kan buiten de instanties, vermeld in paragraaf 1, andere instanties raadplegen waarvan hij het advies nuttig acht.

Art.5. § 1er. Lorsqu'il demande un avis sur le projet de screening de plans ou programmes, visé à l'article 4.3.5, § 1er, du décret, l'initiateur consulte de sa propre initiative le VECM et les instances suivantes, sauf si elles sont l'initiateur même :
  1° la députation de la province ou les députations des provinces pour lesquelles le plan ou programme envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement ;
  2° le collège des bourgmestre et échevins de la commune ou le collège des bourgmestre et échevins des communes pour lesquelles le plan ou programme envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement ;
  3° les instances concernées, visées à l'annexe 3 du présent arrêté, en fonction de la localisation et des incidences notables probables du plan ou programme envisagé, classées par catégorie d'incidences notables probables pour l'homme ou l'environnement. Les catégories d'incidences notables probables sont la santé et la sécurité de l'homme, l'aménagement du territoire, la biodiversité, la faune et la flore, les réserves d'énergies et de matières premières, le sol, l'eau, l'atmosphère, les facteurs climatologiques, le bruit, la lumière, les biens matériels, le patrimoine culturel en ce compris le patrimoine architectonique et archéologique, le paysage et la mobilité.
  L'initiateur transmet la demande d'avis sur le projet de screening, visée à l'alinéa 1er, au plus tard au moment où il peut délimiter les objectifs et la portée du plan ou du programme envisagé, par envoi sécurisé au VECM et aux instances visées à l'alinéa 1er, sauf si la réglementation du processus décisionnel en question prévoit une autre manière de procéder.
  § 2. Au moment de la consultation du VECM et des instances mentionnées au paragraphe 1er, le projet de screening contient au moins les informations suivantes :
  1° une description et une précision du plan ou programme envisagé, le cas échéant y compris les alternatives raisonnables et une délimitation de la zone à laquelle le plan ou programme a trait ;
  2° le contrôle effectué par l'initiateur conformément à l'article 4.3.2, § 2, et 4.3.5, § 1er, du décret, au regard des critères mentionnés à l'annexe Ire du décret, y compris les raisons pour lesquelles aucun RIE du plan ne doit être établi conformément au titre IV, chapitre 4, du décret ;
  3° le cas échéant, l'analyse et l'évaluation systématiques et scientifiquement étayées des conséquences prévues pour l'homme et l'environnement qui ont déjà été établies dans le cadre d'autres rapports ou évaluations et qui répondent aux caractéristiques essentielles d'un RIE du plan telles que mentionnées à l'article 4.2.1, alinéa 2, du décret.
  Les informations visées à l'alinéa 1er sont celles qui peuvent raisonnablement être exigées, compte tenu de l'état des connaissances dont dispose l'initiateur à ce moment-là sur le plan ou le programme envisagé.
  § 3. Hormis les instances visées au paragraphe 1er, l'initiateur peut consulter d'autres instances dont l'avis est jugé utile par lui.

Art.6. Het VECM en de instanties die een adviesvraag hebben ontvangen, bezorgen hun advies, vermeld in artikel 4.3.5., § 1, tweede lid, van het decreet, binnen dertig dagen na de datum waarop ze de adviesvraag hebben ontvangen, via beveiligde zending aan de initiatiefnemer.
Op uitdrukkelijk gemotiveerd verzoek en in onderling overleg met de initiatiefnemer kan een langere termijn worden afgesproken.

Art.6. Le VECM et les instances qui ont reçu une demande d'avis transmettent leur avis, tel que visé à l'article 4.3.5., § 1er, alinéa 2, du décret, à l'initiateur, dans les trente jours suivant la date à laquelle ils ont reçu la demande d'avis, par envoi sécurisé.
Sur demande motivée explicite et de commun accord avec l'initiateur, un délai plus long peut être convenu.

Afdeling 2. Inhoud van de screening

Section 2. Contenu du screening

Art.7. § 1. De initiatiefnemer vervolledigt de screening na het verstrijken van de adviestermijn, vermeld in artikel 6. De screening op basis waarvan gemotiveerd kan worden dat voor het plan of programma geen milieubeoordeling vereist is, conform artikel 4.3.5, § 2, van het decreet, bevat ten minste de volgende gegevens:
  1° het ontwerp van screening, vermeld in artikel 5, § 2;
  2° de communicatie met de instanties en de uitgebrachte adviezen, vermeld in artikel 6;
  3° de motivering van de initiatiefnemer over de manier waarop rekening is gehouden met de uitgebrachte adviezen, vermeld in artikel 6.
  De minister kan bijkomende gegevens bepalen die de screening, vermeld in het eerste lid, moet bevatten.
  § 2. De initiatiefnemer bezorgt, als dat nodig is, de screening als vermeld in paragraaf 1 aan de bevoegde overheid.

Art.7. § 1er. L'initiateur accomplit le screening après l'expiration du délai d'avis visé à l'article 6. Le screening sur la base duquel il peut être justifié que le plan ou le programme ne nécessite pas d'évaluation environnementale, conformément à l'article 4.3.5, § 2, du décret, contient au moins les informations suivantes :
  1° le projet de screening visé à l'article 5, § 2 ;
  2° la communication avec les instances et les avis émis, visés à l'article 6 ;
  3° la motivation de l'initiateur quant à la manière dont il a été tenu compte des avis émis, visés à l'article 6.
  Le ministre peut déterminer les informations supplémentaires qui doivent figurer dans le screening visé à l'alinéa 1er.
  § 2. Si nécessaire, l'initiateur fournit à l'autorité compétente le screening mentionné au paragraphe 1er.

Afdeling 3. Bekendmaking van de motivering over de screening

Section 3. Publication de la motivation du screening

Art.8. Als de bevoegde overheid conform artikel 4.3.5, § 2, van het decreet op basis van de screening motiveert dat het plan of programma niet aan een milieubeoordeling moet worden onderworpen, bezorgt de bevoegde overheid de inhoud van de screening, vermeld in artikel 7, en haar motivering, via beveiligde zending aan de instanties, vermeld in artikel 5, § 1 en, als dat nodig is, aan de initiatiefnemer.
  Uiterlijk bij de definitieve vaststelling van het plan of programma zorgt de bevoegde overheid ervoor, met behoud van andere bekendmakingen in het besluitvormingsproces voor het plan of programma, dat de screening en de motivering, vermeld in het eerste lid, met uitzondering van de gegevens die conform artikel 4.4.1. van het decreet aan de openbaarheid worden onttrokken, door het publiek kunnen worden geraadpleegd via de volgende kanalen:
  1° de internetsite van het VECM;
  2° in voorkomend geval, de internetsite van de bevoegde overheid;
  3° de internetsite van de gemeente of gemeenten waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben.
  De informatie, vermeld in het tweede lid, blijft zestig dagen na de bekendmaking van het plan of programma raadpleegbaar voor het publiek.

Art.8. Si, conformément à l'article 4.3.5, § 2, du décret, l'autorité compétente motive, sur la base du screening, que le plan ou le programme ne doit pas être soumis à une évaluation environnementale, elle transmet le contenu du screening, visé à l'article 7, et sa motivation, par envoi sécurisé aux instances visées à l'article 5, § 1er et, si nécessaire, à l'initiateur.
  Au plus tard lors de l'adoption définitive du plan ou du programme, l'autorité compétente veille, sans préjudice des autres publications dans le processus décisionnel pour le plan ou le programme, à ce que le screening et la motivation mentionnés à l'alinéa 1er, à l'exception des données qui, conformément à l'article 4.4.1. du décret, sont soustraites à la publication, puissent être consultées par le public par les canaux suivants :
  1° le site web du VECM ;
  2° le cas échéant, le site web de l'autorité compétente ;
  3° le site web de la commune ou des communes sur lesquelles le plan ou programme envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement.
  Les informations visées à l'alinéa 2 restent accessibles au public pendant soixante jours à compter de la publication du plan ou du programme.

Hoofdstuk 2. Milieubeoordeling

Chapitre 2. Evaluation environnementale

Afdeling 1. Aanmelding

Section 1re. Notification

Art.9. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder aanmelding: de aanmelding van het voornemen om een plan-MER op te stellen, vermeld in artikel 4.4.2 van het decreet.

Art.9. Dans le présent chapitre, on entend par notification : la notification de l'intention d'initier un RIE du plan, visée à l'article 4.4.2 du décret.

Art.10. De aanmelding bevat ten minste de volgende elementen:
  1° een beschrijving en verduidelijking van de intenties inzake het voorgenomen plan of programma en een afbakening van het gebied waarop het plan of programma betrekking heeft;
  2° in voorkomend geval, een afschrift van het ontwerpplan of -programma en een verwijzing naar het besluitvormingsproces dat ervoor van toepassing is;
  3° in voorkomend geval, de gegevens die betrekking hebben op de mogelijke aanzienlijke grensoverschrijdende milieueffecten;
  4° in voorkomend geval, relevante gegevens uit vorige rapportages en uit de rapporten die daaruit zijn voortgekomen;
  5° in voorkomend geval, de gronden voor de vraag tot onttrekking aan bekendmaking en terinzagelegging van de aanmelding of aangeduide delen ervan;
  6° in voorkomend geval, de relevante gegevens over de voorgestelde erkende MER-coördinator.
  De initiatiefnemer bezorgt de aanmelding, vermeld in het eerste lid, via beveiligde zending aan het VECM.

Art.10. La notification comprend au moins les éléments suivants :
  1° une description et une précision des intentions relatives au plan ou au programme envisagé, et une délimitation de la zone à laquelle le plan ou le programme a trait ;
  2° le cas échéant, une copie du projet de plan ou de programme et une référence au processus décisionnel y applicable ;
  3° le cas échéant, les informations concernant les incidences transfrontalières notables probables sur l'environnement ;
  4° le cas échéant, les données pertinentes des évaluations précédentes et des rapports qui en ont résulté ;
  5° le cas échéant, les motifs de la demande de soustraction à la publication et à la consultation de la notification ou de ses parties indiquées ;
  6° le cas échéant, les données pertinentes concernant le coordinateur RIE agréé proposé.
  L'initiateur transmet la notification visée à l'alinéa 1er au VECM par envoi sécurisé.

Art.11. Het VECM publiceert de aanmelding op haar internetsite binnen twintig dagen nadat het de informatie, vermeld in artikel 10, heeft ontvangen, met uitzondering van de documenten die aan de openbaarheid worden onttrokken. De aanmelding blijft publiek raadpleegbaar tot de aankondiging van het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 23.

Art.11. Le VECM publie la notification sur son site web dans les vingt jours suivant la réception des informations visées à l'article 10, à l'exception des documents qui sont soustraits à la publication. La notification reste accessible au public jusqu'à l'annonce de l'enquête publique visée à l'article 23.

Art.12. § 1. Als uit de aanmelding blijkt dat het plan of programma aanzienlijke grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten kan hebben, of als de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten daarom verzoeken, vraagt het VECM via beveiligde zending aan de betrokken bevoegde autoriteiten of ze hun deelname aan de milieubeoordeling aan het VECM kunnen meedelen binnen een termijn van dertig dagen. Als er niet tijdig een antwoord wordt verleend, wordt de procedure voortgezet.
  Het VECM brengt de initiatiefnemer ervan op de hoogte dat het plan of programma aan de betrokken bevoegde autoriteiten gemeld is en brengt hem in voorkomend geval op de hoogte van de bevestiging van deelname van de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten.
  Die vraag tot deelname, vermeld in het eerste lid, omvat ten minste de volgende informatie:
  1° een kopie van de aanmelding, vermeld in artikel 10;
  2° de termijn waarbinnen en de wijze waarop de betrokken bevoegde autoriteiten hun deelname aan de milieubeoordeling kunnen bekendmaken aan het VECM.
  § 2. Als de aanmelding ook een voorstel van scoping bevat conform artikel 13, tweede lid, zijn de bepalingen van artikel 17 of 21 van overeenkomstige toepassing.

Art.12. § 1er. Si la notification indique que le plan ou le programme est susceptible d'avoir des incidences environnementales transfrontalières ou transrégionales notables, ou si les autorités compétentes des Etats ou régions concernés en font la demande, le VECM demande par envoi sécurisé aux autorités compétentes concernées de lui faire part de leur participation à l'évaluation environnementale dans un délai de trente jours. En l'absence de réponse dans les délais, la procédure se poursuit.
  Le VECM informe l'initiateur que le plan ou le programme a été notifié aux autorités compétentes concernées et, le cas échéant, lui communique la confirmation de la participation des autorités compétentes des Etats ou régions concernés.
  La demande de participation, visée à l'alinéa 1er, comprend au moins toutes les informations suivantes :
  1° une copie de la notification visée à l'article 10 ;
  2° le délai dans lequel et la manière dont les autorités compétentes concernées peuvent faire connaître leur participation à l'évaluation environnementale au VECM.
  § 2. Si la notification contient également une proposition de délimitation du champ d'application conformément à l'article 13, alinéa 2, les dispositions de l'article 17 ou 21 s'appliquent mutatis mutandis.

Afdeling 2. Scoping

Section 2. Cadrage

Onderafdeling 1. Scoping

Sous-section 1re. Cadrage

Art.13. Bij de vraag tot scopingadvies, vermeld in artikel 4.4.2, § 2, van het decreet, raadpleegt de initiatiefnemer op eigen initiatief het VECM en de volgende instanties over het voorstel van scoping, tenzij ze de initiatiefnemer zelf zijn:
  1° de deputatie van de provincie of de deputaties van de provincies waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben;
  2° het college van burgemeester en schepenen van de gemeente of de colleges van burgemeester en schepenen van de gemeenten waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben;
  3° de betrokken instanties, vermeld in bijlage 3, bij dit besluit, afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma, ingedeeld per categorie van mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten voor mens of milieu. De categorieën van mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten zijn de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit.
  Het voorstel van scoping over het plan-MER, vermeld in artikel 4.4.2, § 2, van het decreet, bevat minstens de volgende elementen:
  1° informatie over de specifieke kenmerken van het voorgenomen plan of programma, inclusief de afbakening van het gebied waarop het plan of programma betrekking heeft;
  2° in voorkomend geval, een afschrift van het ontwerpplan of -programma en een verwijzing naar het besluitvormingsproces dat ervoor van toepassing is;
  3° informatie over de te verwachten aanzienlijke milieueffecten ervan;
  4° een voorstel over de reikwijdte en detailleringsniveau van het plan-MER;
  5° een document waarin de inhoudelijke aanpak van het plan-MER wordt voorgesteld, met inbegrip van de methodologie en wetenschappelijke onderbouwing;
  6° een beknopte beschrijving van de redelijke alternatieven voor het voorgenomen plan of -programma of voor onderdelen ervan die de initiatiefnemer heeft overwogen en, bondig weergegeven, zijn bedenkingen over de voor- en nadelen van de verschillende alternatieven;
  7° in voorkomend geval, de afstemming of integratie van de verschillende rapporten of beoordelingen van de milieueffecten die krachtens hoofdstuk 4 van titel IV van het decreet of andere gewestelijke of federale regelgeving voor het plan of programma worden uitgevoerd;
  8° in voorkomend geval, de gegevens die betrekking hebben op de mogelijke aanzienlijke grensoverschrijdende milieueffecten;
  9° in voorkomend geval, de gronden voor de vraag tot onttrekking aan bekendmaking en terinzagelegging van het voorstel van scoping of aangeduide delen ervan;
  10° de relevante gegevens over de voorgestelde erkende MER-coördinator.

Art.13. Lorsqu'il demande un avis de cadrage, visé à l'article 4.4.2, § 2, du décret, l'initiateur consulte de sa propre initiative le VECM et les instances suivantes sur la proposition de cadrage, sauf si elles sont l'initiateur même :
  1° la députation de la province ou les députations des provinces pour lesquelles le plan ou programme envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement ;
  2° le collège des bourgmestre et échevins de la commune ou le collège des bourgmestre et échevins des communes pour lesquelles le plan ou programme envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement ;
  3° les instances concernées, visées à l'annexe 3 du présent arrêté, en fonction de la localisation et des incidences notables probables du plan ou programme envisagé, classées par catégorie d'incidences notables probables pour l'homme ou l'environnement. Les catégories d'incidences notables probables sont la santé et la sécurité de l'homme, l'aménagement du territoire, la biodiversité, la faune et la flore, les réserves d'énergies et de matières premières, le sol, l'eau, l'atmosphère, les facteurs climatologiques, le bruit, la lumière, les biens matériels, le patrimoine culturel en ce compris le patrimoine architectonique et archéologique, le paysage et la mobilité.
  La proposition de cadrage sur le RIE du plan visée à l'article 4.4.2, § 2, du décret comporte au moins les éléments suivants :
  1° des informations sur les caractéristiques spécifiques du plan ou programme envisagé, y compris la délimitation de la zone à laquelle le plan ou programme se rapporte ;
  2° le cas échéant, une copie du projet de plan ou de programme et une référence au processus décisionnel y applicable ;
  3° des informations sur les incidences environnementales notables probables ;
  4° une proposition concernant la portée et le niveau de détail du RIE du plan ;
  5° un document présentant l'approche de fond du RIE du plan, y compris la méthodologie et les fondements scientifiques ;
  6° une description succincte des alternatives raisonnables au plan ou programme envisagé ou à des parties de celui-ci, que l'initiateur a envisagées et, de manière concise, ses réflexions sur les avantages et inconvénients des différentes alternatives ;
  7° le cas échéant, l'adéquation ou l'intégration des différents rapports ou évaluations des incidences sur l'environnement réalisés en vertu du chapitre 4 du titre IV du décret ou d'autres réglementations régionales ou fédérales pour le plan ou le programme ;
  8° le cas échéant, les informations concernant les incidences transfrontalières notables probables sur l'environnement ;
  9° le cas échéant, les motifs de la demande de soustraction à la publication et à la consultation de la proposition de cadrage ou de ses parties indiquées ;
  10° le cas échéant, les données pertinentes concernant le coordinateur RIE agréé proposé.

Art.14. De initiatiefnemer bezorgt de vraag tot scopingadvies met het voorstel van scoping, vermeld in artikel 13, tweede lid, via beveiligde zending aan het VECM en de te raadplegen instanties, vermeld in artikel 13, eerste lid.

Art.14. L'initiateur transmet la demande d'avis de cadrage avec la proposition de cadrage, visée à l'article 13, alinéa 2, par envoi sécurisé au VECM et aux instances à consulter, visées à l'article 13, alinéa 1er.

Art.15. Als de initiatiefnemer participatie over de scoping als vermeld in artikel 4.4.2, § 3, van het decreet, organiseert, kan hij de resultaten van die participatie meedelen via beveiligde zending aan het VECM.

Art.15. Si l'initiateur organise une participation au cadrage telle que visée à l'article 4.4.2, § 3, du décret, il peut communiquer les résultats de cette participation par envoi sécurisé au VECM.

Art.16. Het VECM en de instanties die een vraag tot scopingadvies hebben ontvangen, bezorgen hun scopingadvies, vermeld in artikel 4.4.2, § 2, van het decreet, binnen dertig dagen nadat ze de adviesvraag hebben ontvangen, via beveiligde zending aan de initiatiefnemer en, in voorkomend geval, het VECM.
In voorkomend geval neemt het VECM een beslissing over de vraag tot onttrekking aan bekendmaking en terinzagelegging van het voorstel van scoping of aangeduide delen ervan.
Het voorstel van scoping en de uitgebrachte scopingadviezen kunnen digitaal geraadpleegd worden door het publiek op de internetsite van het VECM, met uitzondering van de gegevens die aan de openbaarheid worden onttrokken, tot zestig dagen na de bekendmaking van het plan of programma vermeld in artikel 27.

Art.16. Le VECM et les instances qui ont reçu une demande d'avis de cadrage transmettent leur avis de cadrage, tel que visé à l'article 4.4.2., § 2, du décret, dans les trente jours suivant la date à laquelle ils ont reçu la demande d'avis, par envoi sécurisé à l'initiateur et, le cas échéant, au VECM.
Le cas échéant, le VECM prend une décision concernant la demande de soustraction à la publication et à la consultation de la proposition de cadrage ou de ses parties indiquées.
La proposition de cadrage et les avis de cadrage émis peuvent être consultés numériquement par le public sur le site web du VECM, à l'exception des données qui sont soustraites à la publicité, jusqu'à soixante jours après la publication du plan ou du programme visé à l'article 27.

Art.17. § 1. Als uit het voorstel van scoping of uit een scopingadvies, vermeld in artikel 16, blijkt dat het plan of programma aanzienlijke grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten kan hebben, of als de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten daarom verzoeken, bezorgt het VECM via beveiligde zending de informatie, vermeld in artikel 13, tweede lid, met de vraag aan de betrokken bevoegde autoriteiten of ze hun deelname aan de milieubeoordeling en eventuele opmerkingen aan het VECM kunnen meedelen binnen dertig dagen. Als de betrokken bevoegde autoriteiten niet tijdig antwoorden, wordt de procedure voortgezet.
  De vraag tot deelname, vermeld in het eerste lid, omvat ten minste de volgende informatie:
  1° het voorstel van scoping, vermeld in artikel 13, tweede lid;
  2° een beschrijving van de milieubeoordeling en het besluitvormingsproces dat van toepassing is op het voorgenomen plan of programma;
  3° de termijn waarbinnen en de wijze waarop de betrokken bevoegde autoriteiten hun deelname aan en opmerkingen van de milieubeoordeling kunnen bekendmaken aan het VECM
  § 2. Het VECM brengt de initiatiefnemer tegelijkertijd op de hoogte dat het plan of programma aan de betrokken bevoegde autoriteiten gemeld werd en brengt hem naderhand op de hoogte van de eventuele ontvangen opmerkingen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten.
  § 3. Als de betrokken bevoegde autoriteit al een melding heeft ontvangen conform artikel 12, § 1, en haar deelname aan de milieubeoordeling over het plan of programma al bekend heeft gemaakt of daarom verzocht heeft, bezorgt het VECM de gegevens, vermeld in paragraaf 1 en 2, aan de betrokken bevoegde autoriteit in kwestie.
  Als de betrokken bevoegde autoriteit al een melding heeft ontvangen conform artikel 12, § 1, en daar niet op heeft gereageerd, zijn paragraaf 1 en 2 niet van toepassing.

Art.17. § 1er. Si la proposition de cadrage ou un avis de cadrage, visé à l'article 16, indique que le plan ou programme est susceptible d'avoir des incidences environnementales transfrontalières ou transrégionales notables, ou si les autorités compétentes des Etats ou régions concernés en font la demande, le VECM fournit par envoi sécurisé les informations visées à l'article 13, alinéa 2, en demandant aux autorités compétentes concernées de lui faire part de leur participation à l'évaluation environnementale et d'éventuelles remarques dans un délai de trente jours. Si les autorités compétentes concernées ne répondent pas dans les délais, la procédure se poursuit.
  La demande de participation, visée à l'alinéa 1er, comprend au moins les informations suivantes :
  1° la proposition de cadrage, visée à l'article 13, alinéa 2 ;
  2° une description de l'évaluation environnementale et du processus décisionnel applicable au plan ou programme envisagé ;
  3° le délai dans lequel et la manière dont les autorités compétentes concernées peuvent faire connaître leur participation à l'évaluation environnementale et leurs remarques au VECM
  § 2. Le VECM informe simultanément l'initiateur que le plan ou programme a été notifié aux autorités compétentes concernées et lui communique ensuite les éventuelles remarques reçues des autorités compétentes des Etats ou régions concernés.
  § 3. Si l'autorité compétente concernée a déjà reçu une notification conformément à l'article 12, § 1er, et a déjà annoncé sa participation à l'évaluation environnementale du plan ou du programme ou en a fait la demande, le VECM transmet les informations mentionnées aux paragraphes 1er et 2 à l'autorité compétente concernée en question.
  Si l'autorité compétente concernée a déjà reçu une notification conformément à l'article 12, § 1er, et n'y a pas répondu, les paragraphes 1er et 2 ne s'appliquent pas.

Onderafdeling 2. Geïntegreerd scopingadvies

Sous-section 2. Avis de cadrage intégré

Art.18. § 1. De vraag tot geïntegreerd scopingadvies, vermeld in artikel 4.4.2, § 4, van het decreet, bevat ten minste het volgende:
  1° de informatie, vermeld in artikel 13, tweede lid;
  2° in voorkomend geval, de resultaten van de raadpleging vermeld in artikel 4.4.2., § 2, van het decreet.
  De initiatiefnemer bezorgt de vraag tot geïntegreerd scopingadvies, vermeld in het eerste lid, via beveiligde zending aan het VECM en geeft daarbij aan welke instanties hij zal raadplegen.
  § 2. De initiatiefnemer raadpleegt de volgende instanties over het voorstel van scoping gelijktijdig met de indiening van de vraag tot geïntegreerd scopingadvies vermeld in paragraaf 1, tenzij ze de initiatiefnemer zelf zijn:
  1° de deputatie van de provincie of de deputaties van de provincies waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben;
  2° het college van burgemeester en schepenen van de gemeente of de colleges van burgemeester en schepenen van de gemeenten waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben;
  3° de betrokken instanties, vermeld in bijlage 3, bij dit besluit, afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma, ingedeeld per categorie van mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten voor mens of milieu. De categorieën van mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten zijn de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit.
  De initiatiefnemer bezorgt de adviesvraag via beveiligde zending aan de instanties vermeld in het eerste lid en vermeldt daarbij dat gelijktijdig het VECM om een geïntegreerd scopingadvies wordt gevraagd.
  Deze raadpleging is niet nodig als de initiatiefnemer de instanties, vermeld in het eerste lid, al geraadpleegd heeft conform artikel 4.4.2, § 2, van het decreet.
  De instanties die een adviesvraag hebben ontvangen, bezorgen hun advies binnen dertig dagen nadat ze de adviesvraag hebben ontvangen via beveiligde zending aan de initiatiefnemer en aan het VECM. Als de instanties het advies niet tijdig verlenen, wordt de procedure voortgezet.
  § 3. Het VECM kan instanties raadplegen waarvan ze het advies nuttig acht.
  De geraadpleegde instanties bezorgen hun advies binnen dertig dagen nadat ze de adviesvraag hebben ontvangen, via beveiligde zending aan het VECM. Als de instanties het advies niet tijdig verlenen, wordt de procedure voortgezet.

Art.18. § 1er. La demande d'avis de cadrage intégré, mentionnée à l'article 4.4.2, § 4, du décret, contient au moins les informations suivantes :
  1° les informations visées à l'article 13, alinéa 2,
  2° le cas échéant, les résultats de la consultation visée à l'article 4.4.2., § 2, du décret.
  L'initiateur transmet la demande d'avis de cadrage intégré, visée à l'alinéa 1er, au VECM par envoi sécurisé, en indiquant les instances qu'il consultera.
  § 2. L'initiateur consulte les instances suivantes au sujet de la proposition de cadrage simultanément à la soumission de la demande d'avis de cadrage intégré visée au paragraphe 1er, sauf si elles sont l'initiateur même :
  1° la députation de la province ou les députations des provinces pour lesquelles le plan ou programme envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement ;
  2° le collège des bourgmestre et échevins de la commune ou le collège des bourgmestre et échevins des communes pour lesquelles le plan ou programme envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement ;
  3° les instances concernées, visées à l'annexe 3 du présent arrêté, en fonction de la localisation et des incidences notables probables du plan ou programme envisagé, classées par catégorie d'incidences notables probables pour l'homme ou l'environnement. Les catégories d'incidences notables probables sont la santé et la sécurité de l'homme, l'aménagement du territoire, la biodiversité, la faune et la flore, les réserves d'énergies et de matières premières, le sol, l'eau, l'atmosphère, les facteurs climatologiques, le bruit, la lumière, les biens matériels, le patrimoine culturel en ce compris le patrimoine architectonique et archéologique, le paysage et la mobilité.
  L'initiateur transmet la demande d'avis par envoi sécurisé aux instances mentionnées à l'alinéa 1er et indique qu'un avis de cadrage intégré est demandé simultanément au VECM.
  Cette consultation n'est pas nécessaire si l'initiateur a déjà consulté les instances mentionnées à l'alinéa 1er conformément à l'article 4.4.2, § 2, du décret.
  Les instances qui ont reçu une demande d'avis transmettent leur avis dans les trente jours suivant la réception de la demande d'avis par envoi sécurisé à l'initiateur et au VECM. Si les instances ne rendent pas leur avis dans les délais, la procédure se poursuit.
  § 3. Le VECM peut consulter les instances dont il estime l'avis utile.
  Les instances consultées transmettent leur avis dans les trente jours suivant la réception de la demande d'avis par envoi sécurisé au VECM. Si les instances ne rendent pas leur avis dans les délais, la procédure se poursuit.

Art.19. Als de initiatiefnemer participatie over de scoping zoals vermeld in artikel 4.4.2, § 3, van het decreet, organiseert, kan hij de resultaten van die participatie meedelen aan het VECM via beveiligde zending.

Art.19. Si l'initiateur organise une participation au cadrage telle que visée à l'article 4.4.2, § 3, du décret, il peut communiquer les résultats de cette participation au VECM par envoi sécurisé.

Art.20. Het VECM bezorgt het geïntegreerde scopingadvies, vermeld in artikel 4.4.2, § 4, van het decreet, binnen zestig dagen nadat het de adviesvraag heeft ontvangen, via beveiligde zending aan de initiatiefnemer en aan de geraadpleegde instanties, vermeld in artikel 18, paragraaf 2 en 3.
  Het geïntegreerde scopingadvies omvat ten minste de volgende informatie:
  1° een advies over de inhoud van het plan-MER, vermeld in artikel 4.4.2, § 4, van het decreet, en de voorgestelde methodologie in het voorstel van scoping;
  2° in voorkomend geval, een beslissing over de vraag tot onttrekking aan bekendmaking en terinzagelegging van het voorstel van scoping of aangeduide delen ervan.
  Het VECM houdt bij zijn advies rekening met al de volgende elementen:
  1° de adviezen van de geraadpleegde instanties, vermeld in artikel 18;
  2° in voorkomend geval, de resultaten van de grens- of gewestgrensoverschrijdende raadpleging, vermeld in artikel 21.
  Het geïntegreerd scopingadvies kan digitaal geraadpleegd worden door het publiek op de internetsite van het VECM, met uitzondering van de gegevens die aan de openbaarheid worden onttrokken, tot zestig dagen na de bekendmaking van het plan of programma vermeld in artikel 27.

Art.20. Le VECM transmet l'avis de cadrage intégré, visé à l'article 4.4.2, § 4, du décret, dans les soixante jours suivant la réception de la demande d'avis, par envoi sécurisé à l'initiateur et aux instances consultées, visées à l'article 18, paragraphes 2 et 3.
  L'avis de cadrage intégré comprend au moins les informations suivantes :
  1° un avis sur le contenu du RIE du plan, visé à l'article 4.4.2, § 4, du décret, et la méthodologie proposée dans la proposition de cadrage ;
  2° le cas échéant, une décision concernant la demande de soustraction à la publication et à la consultation de la proposition de cadrage ou de ses parties indiquées.
  Le VECM tient compte dans son avis de tous les éléments suivants :
  1° les avis des instances consultées, visées à l'article 18 ;
  2° le cas échéant, les résultats de la consultation transfrontalière ou transrégionale, visée à l'article 21.
  L'avis de cadrage intégré peut être consulté numériquement par le public sur le site web du VECM, à l'exception des données qui sont soustraites à la publicité, jusqu'à soixante jours après la publication du plan ou du programme visé à l'article 27.

Art.21. Als uit het voorstel van scoping of het geïntegreerd scopingadvies, vermeld in artikel 20, blijkt dat het plan of programma aanzienlijke grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten kan hebben, of als de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten daarom verzoeken, zijn de bepalingen van artikel 17 van overeenkomstige toepassing.

Art.21. Si la proposition de cadrage ou l'avis de cadrage intégré visé à l'article 20 indique que le plan ou programme est susceptible d'avoir des incidences notables sur l'environnement au-delà des frontières nationales ou régionales, ou si les autorités compétentes des Etats ou régions concernés en font la demande, les dispositions de l'article 17 sont applicables mutatis mutandis.

Afdeling 3. Raadpleging over het MER

Section 3. Consultation sur le RIE

Onderafdeling 1. Het openbaar onderzoek

Sous-section 1re. L'enquête publique

Art.22. De initiatiefnemer bezorgt, als dat nodig is, het ontwerp van plan-MER aan de bevoegde overheid met het verzoek het openbaar onderzoek te organiseren, conform artikel 4.4.6, § 1, van het decreet.
De initiatiefnemer deelt bij zijn verzoek vermeld in het eerste lid de gronden mee voor de vraag tot onttrekking aan de bekendmaking en terinzagelegging van het ontwerp van plan-MER of aangeduide delen ervan.

Art.22. Si nécessaire, l'initiateur transmet le projet de RIE du plan à l'autorité compétente en lui demandant d'organiser l'enquête publique, conformément à l'article 4.4.6, § 1er, du décret.
Dans sa demande visée à l'alinéa 1er, l'initiateur communique les motifs de la demande de soustraction à la publication et à la consultation du projet de RIE du plan ou de ses parties indiquées.

Art.23. § 1. De bevoegde overheid kondigt het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 4.4.6, § 1, van het decreet, aan via haar internetsite. Die aankondiging vermeldt minstens de volgende elementen:
  1° de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;
  2° de plaats waar de documenten, vermeld in artikel 4.4.6, § 1, eerste lid, van het decreet, ter inzage zullen liggen tijdens het openbaar onderzoek;
  3° de internetsite van de bevoegde overheid waar de documenten, vermeld in artikel 4.4.6, § 1, eerste lid, van het decreet, geraadpleegd zullen kunnen worden tijdens het openbaar onderzoek;
  4° de plaats waar en het tijdstip waarop in voorkomend geval een of meer informatie- of hoorzittingen worden georganiseerd;
  5° de wijze waarop het publiek zijn opmerkingen kenbaar kan maken en kan bezorgen vóór het einde van de termijn van het openbaar onderzoek.
  § 2. De bevoegde overheid bezorgt de informatie, vermeld in paragraaf 1 via beveiligde zending aan de volgende instanties, met het verzoek het openbaar onderzoek aan te kondigen op hun internetsite:
  1° het VECM;
  2° de gemeente of gemeenten waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben.
  De gemeente of gemeenten waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben, kondigen het openbaar onderzoek bijkomend aan door aanplakking op de aanplakplaatsen van de gemeente.
  De aankondiging door het VECM en de gemeente of gemeenten waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben, bevat de informatie, vermeld in paragraaf 1.
  § 3. De aankondigingen van het openbaar onderzoek, vermeld in paragraaf 1 en 2, vinden plaats uiterlijk tien dagen voor de aanvang ervan. De aankondigingen blijven raadpleegbaar voor het publiek gedurende het openbaar onderzoek.
  § 4. De minister kan de modaliteiten bepalen waaronder de opmerkingen vermeld in paragraaf 1 punt 5 ingediend kunnen worden. Het publiek geeft bij het indienen van opmerkingen al dan niet toestemming dat de identificatiegegevens uitgewisseld mogen worden tussen de bevoegde overheid, de adviesinstanties of de initiatiefnemer.

Art.23. § 1er. L'autorité compétente annonce l'enquête publique visée à l'article 4.4.6, § 1er, du décret sur son site web. Cette annonce mentionne au moins les éléments suivants :
  1° la date de début et de fin de l'enquête publique ;
  2° l'endroit où les documents, visés à l'article 4.4.6, § 1er, alinéa 1er, du décret, pourront être consultés pendant l'enquête publique ;
  3° le site web de l'autorité compétente où les documents visés à l'article 4.4.6, § 1er, alinéa 1er, du décret pourront être consultés pendant l'enquête publique ;
  4° le lieu et l'heure auxquels, le cas échéant, une ou plusieurs séance(s) d'information ou auditions sont organisées ;
  5° la manière dont le public peut faire connaître et transmettre ses remarques avant la fin du délai de l'enquête publique.
  § 2. L'autorité compétente transmet les informations visées au paragraphe 1er par envoi sécurisé aux instances suivantes, en leur demandant d'annoncer l'enquête publique sur leur site web :
  1° le VECM ;
  2° la commune ou les communes sur lesquelles le plan ou programme envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement.
  La commune ou les communes sur lesquelles le plan ou programme envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement annoncent également l'enquête publique par affichage aux endroits d'affichage prévus à cet effet dans la commune.
  L'annonce par le VECM et la commune ou les communes sur lesquelles le plan ou programme envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement contient les informations mentionnées au paragraphe 1er.
  § 3. Les annonces de l'enquête publique mentionnées aux paragraphes 1er et 2 sont faites au plus tard dix jours avant le début de celle-ci. Les annonces restent consultables par le public pendant toute la durée de l'enquête publique.
  § 4. Le ministre peut déterminer les modalités selon lesquelles les remarques visées au paragraphe 1er, point 5, peuvent être introduites. Lorsqu'il introduit ses remarques, le public donne ou non son accord pour que les données d'identification soient échangées entre l'autorité compétente, les instances consultatives ou l'initiateur.

Onderafdeling 2. Adviesverlening

Sous-section 2. Emission d'avis

Art.24. § 1. Uiterlijk voor de aanvang van het openbaar onderzoek vraagt de bevoegde overheid advies conform artikel 4.4.6, § 2, van het decreet aan het VECM en de volgende instanties, tenzij ze de initiatiefnemer zelf zijn:
  1° de deputatie van de provincie of de deputaties van de provincies waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben;
  2° het college van burgemeester en schepenen van de gemeente of de colleges van burgemeester en schepenen van de gemeenten waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben;
  3° de betrokken instanties, vermeld in bijlage 3, bij dit besluit, afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma, ingedeeld per categorie van mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten voor mens of milieu. De categorieën van mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten zijn de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit.
  De bevoegde overheid bezorgt de adviesvraag, vermeld in het eerst lid, samen met het ontwerp van plan of programma en het ontwerp van plan-MER via beveiligde zending aan de instanties, vermeld in het eerste lid, en geeft daarbij aan welke instanties om advies worden gevraagd. De bevoegde overheid vermeldt in de adviesvraag de einddatum van het openbaar onderzoek.
  § 2. Het VECM en de instanties die een vraag tot advies, vermeld in paragraaf 1, hebben ontvangen, bezorgen hun advies, vermeld in artikel 4.4.6, § 2, van het decreet, uiterlijk op de einddatum van het openbaar onderzoek, via beveiligde zending aan de bevoegde overheid.
  Op uitdrukkelijk gemotiveerd verzoek en in onderling overleg met de initiatiefnemer kan een langere termijn worden afgesproken.

Art.24. § 1er. Au plus tard avant le début de l'enquête publique, l'autorité compétente demande l'avis du VECM et des instances suivantes, conformément à l'article 4.4.6, § 2, du décret, sauf si elles sont l'initiateur même :
  1° la députation de la province ou les députations des provinces pour lesquelles le plan ou programme envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement ;
  2° le collège des bourgmestre et échevins de la commune ou le collège des bourgmestre et échevins des communes pour lesquelles le plan ou programme envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement ;
  3° les instances concernées, visées à l'annexe 3 du présent arrêté, en fonction de la localisation et des incidences notables probables du plan ou programme envisagé, classées par catégorie d'incidences notables probables pour l'homme ou l'environnement. Les catégories d'incidences notables probables sont la santé et la sécurité de l'homme, l'aménagement du territoire, la biodiversité, la faune et la flore, les réserves d'énergies et de matières premières, le sol, l'eau, l'atmosphère, les facteurs climatologiques, le bruit, la lumière, les biens matériels, le patrimoine culturel en ce compris le patrimoine architectonique et archéologique, le paysage et la mobilité.
  L'autorité compétente transmet la demande d'avis visée à l'alinéa 1er, accompagnée du projet de plan ou de programme et du projet de RIE du plan, par envoi sécurisé aux instances visées à l'alinéa 1er, en indiquant les instances auxquelles un avis est demandé. L'autorité compétente mentionne dans la demande d'avis la date de clôture de l'enquête publique.
  § 2. Le VECM et les instances qui ont reçu une demande d'avis, visée au paragraphe 1er, transmettent leur avis, visé à l'article 4.4.6, § 2, du décret, au plus tard à la date de clôture de l'enquête publique, par envoi sécurisé à l'autorité compétente.
  Sur demande motivée explicite et de commun accord avec l'initiateur, un délai plus long peut être convenu.

Onderafdeling 3. Grensoverschrijdende consultatie

Sous-section 3. Consultation transfrontalière

Art.25. Als het ontwerp van plan of programma aanzienlijke grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten kan hebben, of als de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten daarom verzoeken, bezorgt de bevoegde overheid via beveiligde zending de informatie, vermeld in artikel 23, § 1 aan de bevoegde autoriteit van de betrokken staten of gewesten, uiterlijk tien dagen voor de aanvang van het openbaar onderzoek.
  Uiterlijk voor de aanvang van het openbaar onderzoek stelt de bevoegde overheid ten minste de volgende informatie ter beschikking aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten voor advies:
  1° het ontwerp van plan of programma en het ontwerp van plan-MER, vermeld in artikel 4.4.6, § 3, eerste lid, van het decreet;
  2° een beschrijving van de milieubeoordeling en het besluitvormingsproces dat op het ontwerpplan of -programma van toepassing is;
  3° de termijn waarbinnen en de wijze waarop de betrokken bevoegde autoriteiten en het betrokken publiek hun opmerkingen of adviezen kunnen bekendmaken aan de bevoegde overheid.
  De bevoegde autoriteit deelt haar advies, samen met de resultaten van het eventueel door haar georganiseerde openbaar onderzoek, via beveiligde zending mee aan de bevoegde overheid uiterlijk op de einddatum van het openbaar onderzoek. Als de betrokken bevoegde autoriteiten niet tijdig antwoorden, wordt de procedure voortgezet.
  Op verzoek van de bevoegde overheid of van de bevoegde autoriteit kan een overleg georganiseerd worden om praktische regelingen te treffen over onder andere de wijze waarop de bevoegde autoriteit enerzijds, en de burgers van de betrokken lidstaat of het betrokken gewest anderzijds, hun opmerkingen over het ontwerp van plan-MER of het ontwerpplan of -programma kunnen meedelen.

Art.25. S'il s'avère que le projet de plan ou de programme est susceptible d'avoir des incidences environnementales transfrontalières ou transrégionales notables, ou si les autorités compétentes des Etats ou régions concernés en font la demande, l'autorité compétente transmet, par envoi sécurisé, les informations visées à l'article 23 § 1er à l'autorité compétente des Etats ou régions concernés, au plus tard dix jours avant le début de l'enquête publique.
  Au plus tard avant le début de l'enquête publique, l'autorité compétente met au moins les informations suivantes à la disposition des autorités compétentes des Etats ou régions concernés pour avis :
  1° le projet de plan ou de programme et le projet de RIE du plan visés à l'article 4.4.6, § 3, alinéa 1er, du décret ;
  2° une description de l'évaluation environnementale et du processus décisionnel applicable au projet de plan ou de programme envisagé ;
  3° le délai dans lequel et la manière dont les autorités compétentes concernées et le public concerné peuvent faire connaître leurs remarques ou avis à l'autorité compétente.
  L'autorité compétente communique son avis, accompagné des résultats de l'enquête publique qu'elle a éventuellement organisée, par envoi sécurisé à l'autorité compétente au plus tard à la date de clôture de l'enquête publique. Si les autorités compétentes concernées ne répondent pas dans les délais, la procédure se poursuit.
  A la demande de l'autorité compétente, une concertation peut être organisée afin de régler pratiquement entre autres la manière dont l'autorité compétente, d'une part, et les citoyens de l'Etat membre ou de la région concernés, d'autre part, peuvent communiquer leurs remarques sur le projet de RIE du plan ou le projet de plan ou de programme.

Onderafdeling 4. Verwerking van de resultaten en aanpassing van het ontwerp van plan-MER

Sous-section 4. Traitement des résultats et adaptation du projet de RIE du plan

Art.26. De bevoegde overheid bezorgt de resultaten van het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 4.4.6, § 1, van het decreet, de adviesverlening, vermeld in artikel 4.4.6, § 2 van het decreet en de grensoverschrijdende consultatie, vermeld in artikel 4.4.6, § 3 van het decreet, aan het VECM. en, als dat nodig is, aan de initiatiefnemer. De initiatiefnemer kan naar aanleiding van deze resultaten het ontwerp van plan-MER aanpassen.
De initiatiefnemer bezorgt, als dat nodig is, opnieuw het aangepaste plan-MER aan de bevoegde overheid.

Art.26. L'autorité compétente transmet les résultats de l'enquête publique visée à l'article 4.4.6, § 1er, du décret, l'avis visé à l'article 4.4.6, § 2, du décret et la consultation transfrontalière visée à l'article 4.4.6, § 3, du décret au VECM et, si nécessaire, à l'initiateur. L'initiateur peut adapter le projet de RIE du plan en fonction de ces résultats.
Si nécessaire, l'initiateur transmet à nouveau le RIE du plan adapté à l'autorité compétente.

Hoofdstuk 3. De bekendmaking van de beslissing

Chapitre 3. La publication de la décision

Art.27. § 1. Binnen veertien dagen na de vaststelling van het plan of programma bezorgt de bevoegde overheid via beveiligde zending, met behoud van andere bekendmakingen in het besluitvormingsproces voor het plan of programma, de informatie, vermeld in artikel 4.4.8, § 2, eerste lid, van het decreet, aan de instanties, vermeld in artikel 4.4.6, § 2, van het decreet, alsook de bevoegde autoriteiten van de staten en gewesten die op basis van artikel 4.4.6, § 3, van het decreet, zijn geraadpleegd en, als dat nodig is, aan de initiatiefnemer.
  § 2. Binnen twintig dagen na de vaststelling van het plan of programma zorgt de bevoegde overheid ervoor dat de documenten, vermeld in artikel 4.4.8, § 2, eerste lid, van het decreet, door het publiek kunnen worden geraadpleegd via de volgende kanalen:
  1° de internetsite van het VECM;
  2° in voorkomend geval, de internetsite van de bevoegde overheid;
  3° de internetsite van de gemeente of gemeenten waarop het vastgestelde plan of programma milieueffecten kan hebben.
  § 3. Door aanplakking op de aanplakplaatsen van de gemeente of gemeenten waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben, wordt gemeld dat de documenten, vermeld in artikel 4.4.8, § 2, eerste lid, van het decreet, via de kanalen vermeld in paragraaf 2 kunnen worden geraadpleegd.
  De aanplakking duurt minstens dertig dagen.
  § 4. De informatie, vermeld in paragraaf 2, blijft zestig dagen na de bekendmaking van het plan of programma vermeld in artikel 27 raadpleegbaar voor het publiek.
  Indien de gegevens van de initiatiefnemer wijzigen deelt de initiatiefnemer deze wijzigingen aan de bevoegde overheid binnen een redelijke termijn mee.

Art.27. § 1er. Dans les quatorze jours suivant l'adoption du plan ou du programme, l'autorité compétente transmet, par envoi sécurisé, sans préjudice d'autres publications dans le cadre du processus décisionnel relatif au plan ou au programme, les informations visées à l'article 4.4.8, § 2, alinéa 1er, du décret aux instances visées à l'article 4.4.6, § 2, du décret, ainsi qu'aux autorités compétentes des Etats et régions qui ont été consultés sur la base de l'article 4.4.6, § 3, du décret et, si nécessaire, à l'initiateur.
  § 2. Dans les vingt jours suivant l'adoption du plan ou du programme, l'autorité compétente veille à ce que les documents visés à l'article 4.4.8, § 2, alinéa 1er, du décret puissent être consultés par le public par les canaux suivants :
  1° le site web du VECM ;
  2° le cas échéant, le site web de l'autorité compétente ;
  3° le site web de la commune ou des communes sur lesquelles le plan ou programme envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement.
  § 3. Par affichage dans les endroits d'affichage de la commune ou des communes sur lesquelles le plan ou programme envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement, il est annoncé que les documents visés à l'article 4.4.8, § 2, alinéa 1er, du décret peuvent être consultés par les canaux mentionnés au paragraphe 2.
  L'affichage dure au moins trente jours.
  § 4. Les informations visées au paragraphe 2 restent accessibles au public pendant soixante jours à compter de la publication du plan ou du programme visé à l'article 27.
  Si les données de l'initiateur changent, celui-ci en informe l'autorité compétente dans un délai raisonnable.

Titel 3. Milieueffectrapportage voor projecten

Titre 3. Rapports d'incidence sur l'environnement concernant des projets

Hoofdstuk 1. Categorieën van projecten die onderworpen zijn aan een screening of een milieubeoordeling

Chapitre 1er. Catégories de projets soumis à un screening ou à une évaluation environnementale

Art.28. De categorieën van projecten waarvoor conform artikel 4.3.3, § 1, van het decreet een screening moet worden uitgevoerd of een project-MER moet worden opgesteld, zijn vermeld in bijlage 1 en bijlage 2 bij dit besluit.
Als een project zowel onder de toepassing valt van bijlage 1 als bijlage 2, die bij dit besluit zijn gevoegd, geldt voor dat project de procedure die van toepassing is op de projecten vermeld in bijlage 1 bij dit besluit.

Art.28. Les catégories de projets pour lesquels un screening doit être effectué ou un RIE du projet doit être établi conformément à l'article 4.3.3, § 1er, du décret sont mentionnées à l'annexe 1re et à l'annexe 2 du présent arrêté.
Si un projet relève à la fois de l'application de l'annexe 1re et de l'annexe 2 jointes au présent arrêté, la procédure applicable à ce projet est celle qui s'applique aux projets mentionnés à l'annexe 1re du présent arrêté.

Hoofdstuk 2. Screening

Chapitre 2. Screening

Afdeling 1. Algemene bepaling

Section 1re. Disposition générale

Art.29. Als met toepassing van artikel 4.3.6, § 1, van het decreet, bij de vergunningsaanvraag een screening is gevoegd, onderzoekt de bevoegde overheid de screening en beslist of er over het project een milieueffectrapport moet worden opgesteld, tenzij de regelgeving van het besluitvormingsproces in kwestie in een andere wijze voorziet.

Art.29. Si, en application de l'article 4.3.6, § 1er, du décret, un screening est joint à la demande d'autorisation, l'autorité compétente examine ce screening et décide si un rapport d'incidence sur l'environnement doit être établi pour le projet, sauf si la réglementation du processus décisionnel en question prévoit des modalités différentes.

Afdeling 2. Inhoud van de screening

Section 2. Contenu du screening

Art.30. Voor de categorieën van projecten, vermeld in bijlage 2 bij dit besluit, dient de initiatiefnemer een project-m.e.r.-screening in bij de bevoegde overheid, dat minstens de elementen, vermeld in artikel 4.3.6, § 4, van het decreet bevat.
Als de initiatiefnemer oordeelt dat het project niet moet worden onderworpen aan een milieubeoordeling conform titel IV, hoofdstuk 4, van het decreet, vermeldt de initiatiefnemer de belangrijkste redenen die zijn oordeel motiveren. In die motivering wordt verwezen naar de relevante criteria, vermeld in bijlage I bij het decreet.
De Vlaamse Regering kan een modelformulier ter beschikking stellen voor de vorm en inhoud van de screening, vermeld in het eerste lid.

Art.30. Pour les catégories de projets mentionnées à l'annexe 2 du présent arrêté, l'initiateur soumet à l'autorité compétente un screening de RIE du projet qui contient au moins les éléments mentionnés à l'article 4.3.6, § 4, du décret.
Si l'initiateur juge que le projet ne doit pas être soumis à une évaluation environnementale conformément au titre IV, chapitre 4, du décret, il mentionne les principales raisons qui motivent son jugement. Dans cette motivation, il est fait référence aux critères pertinents, visés à l'annexe I au décret.
Le Gouvernement flamand peut mettre à disposition un formulaire type pour la forme et le contenu du screening visé à l'alinéa 1er.

Afdeling 3. Beslissing over de screening

Section 3. Décision concernant le screening

Art.31. De beslissing, vermeld in artikel 29, houdt rekening met de selectiecriteria, vermeld in bijlage I bij het decreet.
  Er moet geen milieueffectrapport over het project worden opgesteld als:
  1° een toetsing aan de criteria van bijlage I bij het decreet uitwijst dat het voorgenomen project geen aanzienlijke gevolgen kan hebben voor het milieu en een project-MER redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten;
  2° vroeger al een plan-MER is opgemaakt over een plan of programma waarin een project met vergelijkbare effecten beoordeeld werd en een nieuw project-MER redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten;
  3° vroeger al een project-MER is beoordeeld over een project waarvan het voorgenomen initiatief een herhaling, voortzetting of alternatief is en een nieuw project-MER redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten;
  4° indien er een goedgekeurd gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de milieubeoordeling, vermeld in artikel 4.2.3, § 3bis, van het DABM, zoals van kracht op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, voorhanden is voor het voorgenomen initiatief.
  De bevoegde overheid motiveert haar beslissing over de screening conform artikel 4.3.6, § 2, van het decreet.
  Bij de beslissing, vermeld in het eerste lid, houdt de bevoegde overheid, als dat relevant is, rekening met de resultaten van de voorafgaande controles die zijn verricht, of met de beoordelingen van de effecten op het milieu die zijn gemaakt met toepassing van titel IV van het decreet of met toepassing van andere gewestelijke of federale regelgeving.

Art.31. La décision visée à l'article 29 tient compte des critères de sélection mentionnés à l'annexe 1re du décret.
  Un rapport d'incidence sur l'environnement du projet ne doit pas être établi si :
  1° un contrôle au regard des critères de l'annexe 1re du décret démontre que le projet envisagé ne peut pas avoir des conséquences considérables pour l'environnement et qu'un RIE du projet ne peut raisonnablement pas contenir des données nouvelles ou complémentaires concernant des incidences importantes sur l'environnement ;
  2° un RIE du plan a déjà été établi pour un plan ou un programme dans lequel un projet ayant des incidences comparables a été évalué et un nouveau RIE du projet ne peut raisonnablement pas contenir de données nouvelles ou complémentaires concernant des incidences notables sur l'environnement ;
  3° un RIE du projet a déjà été évalué pour un projet dont l'initiative envisagée est une répétition, une continuation ou une alternative et un nouveau RIE du projet ne peut raisonnablement pas contenir de données nouvelles ou complémentaires concernant des incidences importantes sur l'environnement ;
  4° il existe une demande motivée approuvée de dispense d'évaluation environnementale, visée à l'article 4.2.3, § 3bis, du DABM, tel qu'en vigueur la veille de la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, pour l'initiative envisagée.
  L'autorité compétente motive sa décision relative au screening conformément à l'article 4.3.6, § 2, du décret.
  Dans la décision visée à l'alinéa 1er, l'autorité compétente tient compte, le cas échéant, des résultats des contrôles préalables effectués ou des évaluations des incidences sur l'environnement réalisées en application du titre IV du décret ou en application d'autres réglementations régionales ou fédérales.

Art.32. De beslissing over de screening, vermeld in artikel 31, wordt bij beveiligde zending aan de initiatiefnemer en het VECM meegedeeld binnen negentig dagen vanaf de dag na de datum waarop de initiatiefnemer de vergunningsaanvraag heeft ingediend, of binnen negentig dagen nadat de bevoegde overheid de ontbrekende gegevens of documenten heeft ontvangen, tenzij de regelgeving van het besluitvormingsproces in kwestie in een andere wijze voorziet.
Als de bevoegde overheid beslist dat er een milieueffectrapport moet worden opgesteld, verklaart ze de vergunningsaanvraag onvolledig en zonder voorwerp en wordt de procedure stopgezet.

Art.32. La décision relative au screening, visée à l'article 31, est communiquée par envoi sécurisé à l'initiateur et au VECM dans un délai de nonante jours à compter du lendemain de la date à laquelle l'initiateur a introduit la demande d'autorisation, ou dans les nonante jours suivant la réception des informations ou documents manquants par l'autorité compétente, sauf si la réglementation du processus décisionnel en question prévoit une autre procédure.
Si l'autorité compétente décide qu'un rapport d'incidence sur l'environnement doit être établi, elle déclare la demande d'autorisation incomplète et sans objet, et la procédure est interrompue.

Art.33. De bevoegde overheid zorgt er voor dat de beslissing over de screening raadpleegbaar is door het publiek gedurende een termijn van minstens dertig dagen en maximaal tot vijfenveertig dagen na de bekendmaking van de beslissing over de vergunningsaanvraag van het project, met uitzondering van de gegevens die conform artikel 4.4.1. van het decreet aan de openbaarheid worden onttrokken.
Als de regelgeving van de vergunningsprocedure in kwestie in de organisatie van een openbaar onderzoek voorziet, kan de bevoegde overheid de beslissing over de screening, vermeld in artikel 31, tijdens dat openbaar onderzoek ter inzage leggen. In dat geval blijft de beslissing over de screening raadpleegbaar tot maximaal vijfenveertig dagen na de bekendmaking van de beslissing over de vergunningsaanvraag van het project.

Art.33. L'autorité compétente veille à ce que la décision relative au screening puisse être consultée par le public pendant une période d'au moins trente jours et d'au plus quarante-cinq jours après la publication de la décision relative à la demande d'autorisation du projet, à l'exception des données qui sont soustraites à la publicité conformément à l'article 4.4.1. du décret.
Si la réglementation relative à la procédure d'autorisation en question prévoit l'organisation d'une enquête publique, l'autorité compétente peut mettre à la disposition du public la décision relative au screening, visée à l'article 31, pendant cette enquête publique. Dans ce cas, la décision relative au screening reste consultable pendant un délai maximal de quarante-cinq jours après la publication de la décision relative à la demande d'autorisation du projet.

Hoofdstuk 3. Milieubeoordeling

Chapitre 3. Evaluation environnementale

Afdeling 1. Aanmelding

Section 1re. Notification

Art.34. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder aanmelding: de aanmelding van het voornemen om een project-MER op te stellen, vermeld in artikel 4.4.3, § 1, van het decreet.

Art.34. Dans le présent chapitre, on entend par notification : la notification de l'intention d'initier un RIE du projet, visée à l'article 4.4.3, § 1er, du décret.

Art.35. De aanmelding bevat ten minste:
  1° een beschrijving van het project, met inbegrip van de locatie en de technische capaciteit ervan en met inbegrip van een beknopte beschrijving van de overwogen alternatieven voor het project of voor onderdelen ervan;
  2° de vergunningen die moeten worden aangevraagd en in voorkomend geval de bestaande vergunningstoestand;
  3° een beschrijving van de te onderzoeken aanzienlijke effecten voor mens en milieu die het project vermoedelijk zal hebben;
  4° een beschrijving van het procesverloop, met in voorkomend geval een beschrijving van het participatietraject;
  5° in voorkomend geval, alle beschikbare informatie over de mogelijke aanzienlijke grensoverschrijdende milieueffecten van het project;
  6° in voorkomend geval, de relevante gegevens uit vorige rapportages en uit de rapporten die daaruit zijn voortgekomen;
  7° in voorkomend geval, de gronden voor de vraag tot onttrekking aan de bekendmaking en terinzagelegging van de aanmelding of aangeduide delen ervan;
  8° de relevante gegevens over erkende MER-coördinator en het team van erkende MER-deskundigen.
  De initiatiefnemer bezorgt de aanmelding, vermeld in het eerste lid, via beveiligde zending aan het VECM, voorafgaand aan de indiening van een vergunningsaanvraag of vergunningsaanvragen.

Art.35. La notification contient au moins :
  1° une description du projet, y compris sa localisation et sa capacité technique et y compris une description succincte des alternatives envisagées pour le projet ou pour des parties du projet ;
  2° les autorisations qui doivent être demandées et, le cas échéant, la situation actuelle en matière d'autorisation ;
  3° une description des incidences considérables sur l'homme et l'environnement que le projet aura probablement et qu'il convient d'étudier ;
  4° une description du déroulement du processus avec, le cas échéant, une description du trajet de participation ;
  5° le cas échéant, toutes les informations disponibles concernant les incidences transfrontalières considérables du projet ;
  6° le cas échéant, les données pertinentes des évaluations précédentes et des rapports qui en ont résulté ;
  7° le cas échéant, les motifs de la demande de soustraction à la publication et à la consultation de la notification ou de ses parties indiquées ;
  8° les données pertinentes concernant le coordinateur RIE proposé et l'équipe proposée d'experts RIE.
  L'initiateur transmet la notification visée à l'alinéa 1er au VECM par envoi sécurisé, avant le dépôt d'une ou plusieurs demandes d'autorisation.

Art.36. De aanmelding kan binnen een termijn van twintig dagen nadat het VECM de informatie, vermeld in artikel 35, heeft ontvangen, digitaal geraadpleegd worden op haar internetsite, met uitzondering van de gegevens die aan de openbaarheid worden onttrokken. De aanmelding blijft publiek raadpleegbaar tot de aankondiging van het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 48

Art.36. La notification peut être consultée sous forme numérique sur le site web du VECM dans un délai de vingt jours après réception par celui-ci des informations visées à l'article 35, à l'exception des données qui sont soustraites à la publication. La notification reste accessible au public jusqu'à l'annonce de l'enquête publique visée à l'article 48.

Art.37. § 1. Als uit de aanmelding blijkt dat het project aanzienlijke grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten kan hebben, of als de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten daarom verzoeken, vraagt het VECM via beveiligde zending aan de betrokken bevoegde autoriteiten of ze binnen dertig dagen hun deelname aan de milieubeoordeling aan het VECM kunnen meedelen. Als de betrokken bevoegde autoriteiten niet tijdig antwoorden, wordt de procedure voortgezet.
  Het VECM brengt de initiatiefnemer ervan op de hoogte dat het project aan de betrokken bevoegde autoriteiten gemeld is en brengt hem in voorkomend geval op de hoogte van de bevestiging van deelname van de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten.
  De vraag tot deelname, vermeld in het eerste lid, omvat ten minste de volgende informatie:
  1° een kopie van de aanmelding, vermeld in artikel 35;
  2° een beschrijving van de milieubeoordeling die op het voorgenomen project van toepassing is;
  3° informatie over de vergunningsplicht waaraan het voorgenomen project onderworpen is;
  4° de termijn waarbinnen en de wijze waarop de betrokken bevoegde autoriteiten hun deelname aan de milieubeoordeling kunnen bekendmaken aan het VECM
  § 2. Als de aanmelding ook een voorstel van scoping bevat conform artikel 38, is artikel 42 van overeenkomstige toepassing.

Art.37. § 1er. Si la notification indique que le projet est susceptible d'avoir des incidences environnementales transfrontalières ou transrégionales notables, ou si les autorités compétentes des Etats ou régions concernés en font la demande, le VECM demande par envoi sécurisé aux autorités compétentes concernées de lui faire part, dans un délai de trente jours, de leur participation à l'évaluation environnementale. Si les autorités compétentes concernées ne répondent pas dans les délais, la procédure se poursuit.
  Le VECM informe l'initiateur que le projet a été notifié aux autorités compétentes concernées et, le cas échéant, lui communique la confirmation de la participation des autorités compétentes des Etats ou régions concernés.
  La demande de participation, visée à l'alinéa 1er, comprend au moins les informations suivantes :
  1° une copie de la notification visée à l'article 35 ;
  2° une description de l'évaluation environnementale applicable au projet envisagé ;
  3° l'information relative à l'obligation d'autorisation à laquelle le projet envisagé est soumis ;
  4° le délai dans lequel et la manière dont les autorités compétentes concernées peuvent faire connaître leur participation à l'évaluation environnementale au VECM
  § 2. Si la notification contient également une proposition de cadrage conformément à l'article 38, l'article 42 s'applique mutatis mutandis.

Afdeling 2. Scoping

Section 2. Cadrage

Onderafdeling 1. Scoping

Sous-section 1re. Cadrage

Art.38. Bij de vraag tot scopingadvies over een voorstel van scoping, vermeld in artikel 4.4.3, § 2, van het decreet, raadpleegt de initiatiefnemer op eigen initiatief het VECM en, tenzij ze de initiatiefnemer zelf zijn, de relevante instanties die op grond van hun specifieke verantwoordelijkheden op milieugebied of op grond van hun lokale of regionale bevoegdheden met het project te maken kunnen krijgen. Die instanties zijn vermeld in bijlage 4, bij dit besluit.
  Het voorstel van scoping over het project-MER, vermeld in het eerste lid, bevat minstens de volgende elementen:
  1° informatie over de specifieke kenmerken van het project, inclusief de locatie en de technische capaciteit ervan;
  2° informatie over de te verwachten aanzienlijke milieueffecten ervan;
  3° een voorstel over de reikwijdte en detailleringsniveau van het project-MER;
  4° een document waarin de inhoudelijke aanpak, met inbegrip van de methodologie en wetenschappelijke onderbouwing, van het project-MER wordt voorgesteld;
  5° een beknopte beschrijving van de redelijke alternatieven voor het project of voor onderdelen ervan die de initiatiefnemer heeft overwogen en, bondig weergegeven, zijn bedenkingen over de voor- en nadelen van de verschillende alternatieven;
  6° in voorkomend geval, de afstemming of integratie van de verschillende rapporten of beoordelingen van de milieueffecten die krachtens hoofdstuk 4 van titel IV van het decreet of andere gewestelijke of federale regelgeving voor het project worden uitgevoerd;
  7° in voorkomend geval, de gegevens die betrekking hebben op de mogelijke aanzienlijke grensoverschrijdende milieueffecten;
  8° in voorkomend geval, de gronden voor de vraag tot onttrekking aan bekendmaking van het voorstel van scoping of aangeduide delen ervan.

Art.38. Lorsqu'il demande un avis de cadrage sur une proposition de cadrage, visée à l'article 4.4.3, § 2, du décret, l'initiateur consulte de sa propre initiative le VECM et, sauf si elles sont l'initiateur même, les instances concernées qui, en raison de leurs responsabilités spécifiques en matière d'environnement ou en vertu de leurs compétences locales ou régionales, sont susceptibles d'être concernées par le projet. Ces instances sont mentionnées à l'annexe 4 du présent arrêté.
  La proposition de cadrage sur le RIE du projet visée à l'alinéa 1er comporte au moins les éléments suivants :
  1° des informations sur les caractéristiques spécifiques du projet, en ce compris sa localisation et sa capacité technique ;
  2° des informations sur les incidences environnementales notables probables ;
  3° une proposition concernant la portée et le niveau de détail du RIE du projet ;
  4° un document présentant l'approche de fond du RIE du projet, y compris la méthodologie et les fondements scientifiques ;
  5° une description succincte des alternatives raisonnables au projet ou à des parties de celui-ci, que l'initiateur a envisagées et, de manière concise, ses réflexions sur les avantages et inconvénients des différentes alternatives ;
  6° le cas échéant, l'adéquation ou l'intégration des différents rapports ou évaluations des incidences sur l'environnement réalisés en vertu du chapitre 4 du titre IV du décret ou d'autres réglementations régionales ou fédérales pour le projet ;
  7° le cas échéant, les informations concernant les incidences transfrontalières notables probables sur l'environnement ;
  8° le cas échéant, les motifs de la demande de soustraction à la publication de la proposition de cadrage ou de ses parties indiquées.

Art.39. De initiatiefnemer bezorgt de vraag tot scopingadvies met het voorstel van scoping, vermeld in artikel 38, via beveiligde zending aan het VECM en de te raadplegen instanties, vermeld in artikel 38, eerste lid.

Art.39. L'initiateur transmet la demande d'avis de cadrage avec la proposition de cadrage, visée à l'article 38, par envoi sécurisé au VECM et aux instances à consulter, visées à l'article 38, alinéa 1er.

Art.40. Als de initiatiefnemer participatie over de scoping als vermeld in artikel 4.4.3, § 3, van het decreet, organiseert, kan hij de resultaten van die participatie meedelen aan het VECM via beveiligde zending.

Art.40. Si l'initiateur organise une participation au cadrage telle que visée à l'article 4.4.3, § 3, du décret, il peut communiquer les résultats de cette participation au VECM par envoi sécurisé.

Art.41. Het VECM en de adviesinstanties die een vraag tot scopingadvies hebben ontvangen, verlenen een advies over het voorstel van scoping, vermeld in artikel 38, tweede lid.
  Het VECM en de adviesinstanties bezorgen hun scopingadvies als vermeld in artikel 4.4.3, § 2, van het decreet, uiterlijk binnen dertig dagen nadat ze de adviesvraag hebben ontvangen, via beveiligde zending aan de initiatiefnemer en, in voorkomend geval, aan het VECM.
  In voorkomend geval neemt het VECM een beslissing over de vraag tot onttrekking aan bekendmaking en terinzagelegging van het voorstel van scoping of aangeduide delen ervan.
  Het voorstel van scoping en de uitgebrachte scopingsadviezen kunnen digitaal geraadpleegd worden door het publiek op de internetsite van het VECM tot dertig dagen na de bekendmaking van de beslissing vermeld in artikel 57, met uitzondering van de gegevens die aan de openbaarheid worden onttrokken.

Art.41. Le VECM et les instances consultatives qui ont reçu une demande d'avis de cadrage émettent un avis sur la proposition de cadrage visée à l'article 38, alinéa 2.
  Le VECM et les instances consultatives transmettent leur avis de cadrage, tel que visé à l'article 4.4.3, § 2, du décret, au plus tard dans les trente jours suivant la date à laquelle ils ont reçu la demande d'avis, par envoi sécurisé à l'initiateur et, le cas échéant, au VECM.
  Le cas échéant, le VECM prend une décision concernant la demande de soustraction à la publication et à la consultation de la proposition de cadrage ou de ses parties indiquées.
  La proposition de cadrage et les avis de cadrage émis peuvent être consultés par le public sous forme numérique sur le site web du VECM jusqu'à trente jours après la publication de la décision visée à l'article 57, à l'exception des données qui sont soustraites à la publicité.

Art.42. § 1. Als uit het voorstel van scoping of uit een scopingadvies als vermeld in artikel 41 blijkt dat het project aanzienlijke grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten kan hebben, of als de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten daarom verzoeken, bezorgt het VECM via beveiligde zending de informatie, vermeld in artikel 38, tweede lid, met de vraag aan de betrokken bevoegde autoriteiten of ze hun deelname aan de milieubeoordeling en eventuele opmerkingen aan het VECM kunnen meedelen binnen dertig dagen. Als de betrokken bevoegde autoriteiten niet tijdig antwoorden, wordt de procedure voortgezet.
  Die vraag tot deelname, vermeld in het eerste lid, omvat ten minste de volgende informatie:
  1° het voorstel van scoping, vermeld in artikel 38, tweede lid;
  2° een beschrijving van de milieubeoordeling die van toepassing is op het voorgenomen project;
  3° informatie over de vergunningsplicht waaraan het voorgenomen project onderworpen is;
  4° de termijn waarbinnen en de wijze waarop de betrokken bevoegde autoriteiten hun deelname aan en opmerkingen van de milieubeoordeling kunnen bekendmaken aan het VECM
  § 2. Het VECM brengt de initiatiefnemer ervan op de hoogte dat het project aan de betrokken bevoegde autoriteiten gemeld werd en brengt hem in voorkomend geval op de hoogte van de bevestiging van deelname van de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten.
  § 3. Als de betrokken bevoegde autoriteit al een vraag tot deelname heeft ontvangen conform artikel 37 en haar deelname aan de milieubeoordeling over het project al bekend heeft gemaakt of daarom verzocht heeft, bezorgt het VECM de gegevens, vermeld in het tweede lid van paragraaf 1, aan de betrokken bevoegde autoriteiten in kwestie.
  Als de betrokken bevoegde autoriteit al een vraag tot deelname heeft ontvangen conform artikel 37 en daar niet op heeft gereageerd of heeft laten weten niet te willen deelnemen aan de milieubeoordeling, zijn paragraaf 1 en 2 niet van toepassing.

Art.42. § 1er. Si la proposition de cadrage ou un avis de cadrage, visé à l'article 41, indique que le projet est susceptible d'avoir des incidences environnementales transfrontalières ou transrégionales notables, ou si les autorités compétentes des Etats ou régions concernés en font la demande, le VECM fournit par envoi sécurisé les informations visées à l'article 38, alinéa 2, en demandant aux autorités compétentes concernées de lui faire part de leur participation à l'évaluation environnementale et d'éventuelles remarques dans un délai de trente jours. Si les autorités compétentes concernées ne répondent pas dans les délais, la procédure se poursuit.
  La demande de participation, visée à l'alinéa 1er, comprend au moins toutes les informations suivantes :
  1° la proposition de cadrage, visée à l'article 38, alinéa 2 ;
  2° une description de l'évaluation environnementale applicable au projet envisagé ;
  3° l'information relative à l'obligation d'autorisation à laquelle le projet envisagé est soumis ;
  4° le délai dans lequel et la manière dont les autorités compétentes concernées peuvent faire connaître leur participation à l'évaluation environnementale et leurs remarques au VECM.
  § 2. Le VECM informe l'initiateur que le projet a été notifié aux autorités compétentes concernées et, le cas échéant, lui communique la confirmation de la participation des autorités compétentes des Etats ou régions concernés.
  § 3. Si l'autorité compétente concernée a déjà reçu une demande de participation conformément à l'article 37 et a déjà annoncé sa participation à l'évaluation environnementale du projet ou en a fait la demande, le VECM transmet les informations mentionnées à l'alinéa 2 du paragraphe 1er à l'autorité compétente concernée en question.
  Si l'autorité compétente concernée a déjà reçu une demande de participation conformément à l'article 37 et n'y a pas répondu ou a fait savoir qu'elle ne souhaitait pas participer à l'évaluation environnementale, les paragraphes 1er et 2 ne s'appliquent pas.

Onderafdeling 2. Geïntegreerde scoping

Sous-section 2. Cadrage intégré

Art.43. § 1. De vraag tot geïntegreerd scopingadvies over een voorstel van scoping, vermeld in artikel 4.4.3, § 4, van het decreet, wordt door de initiatiefnemer aan het VECM gericht en bevat ten minste de volgende informatie:
  1° de informatie, vermeld in artikel 38, tweede lid;
  2° in voorkomend geval de resultaten van de raadpleging vermeld in artikel 4.4.3., § 2, van het decreet.
  De initiatiefnemer bezorgt de vraag tot geïntegreerd scopingadvies met het voorstel van scoping van het project-MER, vermeld in het eerste lid, via beveiligde zending aan het VECM, en duidt daarbij aan welke instanties om advies worden gevraagd.
  § 2. De initiatiefnemer raadpleegt op eigen initiatief en gelijktijdig met de indiening van de vraag tot geïntegreerd scopingadvies vermeld in paragraaf 1, de relevante instanties die op grond van hun specifieke verantwoordelijkheden op milieugebied of op grond van hun lokale of regionale bevoegdheden met het project te maken kunnen krijgen, tenzij ze de initiatiefnemer zelf zijn. Die instanties zijn vermeld in bijlage 4, bij dit besluit.
  De initiatiefnemer bezorgt de adviesvraag via beveiligde zending aan de instanties vermeld in het eerste lid en vermeldt daarbij dat gelijktijdig het VECM om een geïntegreerd scopingadvies wordt gevraagd.
  De geraadpleegde instanties, vermeld in het eerste lid, bezorgen hun advies aan het VECM via beveiligde zending binnen dertig dagen nadat ze de adviesvraag hebben ontvangen. Als de geraadpleegde instanties het advies niet tijdig verlenen, wordt de procedure voortgezet.
  Deze raadpleging is niet nodig als de initiatiefnemer de instanties, vermeld in het eerste lid, al geraadpleegd heeft conform artikel 4.4.3, § 2, van het decreet.
  § 3. Het VECM kan nog bijkomende instanties raadplegen waarvan ze het advies nuttig acht. De geraadpleegde instanties verlenen vervolgens hun advies via beveiligde zending binnen dertig dagen nadat ze de adviesvraag hebben ontvangen. Als de geraadpleegde instanties het advies niet tijdig verlenen, wordt de procedure voortgezet.

Art.43. § 1er. La demande d'avis de cadrage intégré sur une proposition de cadrage, visée à l'article 4.4.3, § 4, du décret, est adressée par l'initiateur au VECM et contient au moins les informations suivantes :
  1° les informations visées à l'article 38, alinéa 2,
  2° le cas échéant, les résultats de la consultation visée à l'article 4.4.3, § 2, du décret.
  L'initiateur transmet la demande d'avis de cadrage intégré avec la proposition de cadrage du RIE du projet, visée à l'alinéa 1er, au VECM par envoi sécurisé, en indiquant les instances qu'il consultera.
  § 2. L'initiateur consulte, de sa propre initiative et simultanément à la soumission de la demande d'avis de cadrage intégré visée au paragraphe 1er, les autorités compétentes qui, en raison de leurs responsabilités spécifiques en matière d'environnement ou en vertu de leurs compétences locales ou régionales, sont susceptibles d'être concernées par le projet, à moins qu'elles ne soient l'initiateur même. Ces instances sont mentionnées à l'annexe 4 du présent arrêté.
  L'initiateur transmet la demande d'avis par envoi sécurisé aux instances mentionnées à l'alinéa 1er et indique qu'un avis de cadrage intégré est demandé simultanément au VECM.
  Les instances consultées, visées à l'alinéa 1er, transmettent leur avis par envoi sécurisé au VECM dans les trente jours suivant la réception de la demande d'avis. Si les instances consultées ne rendent pas leur avis dans les délais, la procédure se poursuit.
  Cette consultation n'est pas nécessaire si l'initiateur a déjà consulté les instances mentionnées à l'alinéa 1er conformément à l'article 4.4.3, § 2, du décret.
  § 3. Le VECM peut encore consulter d'autres instances dont il estime l'avis utile. Les instances consultées transmettent ensuite leur avis par envoi sécurisé dans les trente jours suivant la réception de la demande d'avis. Si les instances consultées ne rendent pas leur avis dans les délais, la procédure se poursuit.

Art.44. Als de initiatiefnemer participatie over de scoping als vermeld in artikel 4.4.3, § 3, van het decreet, organiseert, kan hij de resultaten van die participatie meedelen aan het VECM en aan de geraadpleegde adviesinstanties via beveiligde zending .

Art.44. Si l'initiateur organise une participation au cadrage telle que visée à l'article 4.4.3, § 3, du décret, il peut communiquer les résultats de cette participation au VECM et aux instances consultatives consultées par envoi sécurisé.

Art.45. § 1. Nadat het VECM de adviezen van de instanties, vermeld artikel 43, heeft ontvangen, verleent het een geïntegreerd scopingadvies conform artikel 4.4.3, § 4, van het decreet, binnen zestig dagen nadat het de adviesvraag heeft ontvangen.
  Het VECM houdt bij zijn advies rekening met al de volgende elementen:
  1° de adviezen van de geraadpleegde instanties, vermeld in artikel 43;
  2° in voorkomend geval, de resultaten van de participatie over de scoping, vermeld in artikel 44;
  3° in voorkomend geval, de resultaten van de grens- of gewestgrensoverschrijdende raadpleging, vermeld in artikel 42.
  Het geïntegreerde scopingadvies omvat ten minste de volgende informatie:
  1° een advies over de inhoud van het project-MER, vermeld in artikel 4.4.3, § 4, van het decreet, en de voorgestelde methodologie in het voorstel van scoping;
  2° in voorkomend geval, een beslissing over de vraag tot onttrekking aan bekendmaking en terinzagelegging van het voorstel van scoping of delen ervan.
  § 2. Het VECM deelt zijn geïntegreerde scopingadvies mee via beveiligde zending aan de initiatiefnemer, de geraadpleegde adviesinstanties en aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten.
  Het voorstel van scoping en het geïntegreerde scopingadvies kunnen digitaal geraadpleegd worden door het publiek op de internetsite van het VECM gedurende dertig dagen na de bekendmaking van de beslissing vermeld in artikel 57, met uitzondering van de gegevens die aan de openbaarheid worden onttrokken.

Art.45. § 1er. Après avoir reçu les avis des instances visées à l'article 43, le VECM rend un avis de cadrage intégré conformément à l'article 4.4.3, § 4, du décret, dans les soixante jours suivant la réception de la demande d'avis.
  Le VECM tient compte dans son avis de tous les éléments suivants :
  1° les avis des instances consultées, visées à l'article 43 ;
  2° le cas échéant, les résultats de la participation au cadrage, visée à l'article 44 ;
  3° le cas échéant, les résultats de la consultation transfrontalière ou transrégionale, visée à l'article 42.
  L'avis de cadrage intégré comprend au moins les informations suivantes :
  1° un avis sur le contenu du RIE du projet, visé à l'article 4.4.3, § 4, du décret, et la méthodologie proposée dans la proposition de cadrage ;
  2° le cas échéant, une décision concernant la demande de soustraction à la publication et à la consultation de la proposition de cadrage ou de parties de celle-ci.
  § 2. Le VECM communique son avis de cadrage intégré par envoi sécurisé à l'initiateur, aux instances consultatives consultées et aux autorités compétentes des Etats ou régions concernés.
  La proposition de cadrage et l'avis de cadrage intégré peuvent être consultés par le public sous forme numérique sur le site web du VECM pendant trente jours à compter de la publication de la décision visée à l'article 57, à l'exception des données qui sont soustraites à la publicité.

Art.46. Als uit het voorstel van scoping of het geïntegreerd scopingadvies blijkt dat het project aanzienlijke grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten kan hebben, of als de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten daarom verzoeken, is artikel 42 van overeenkomstige toepassing.

Art.46. Si la proposition de cadrage ou l'avis de cadrage intégré indique que le projet est susceptible d'avoir des incidences environnementales transfrontalières ou transrégionales notables, ou si les autorités compétentes des Etats ou régions concernés en font la demande, les dispositions de l'article 42 sont applicables mutatis mutandis.

Afdeling 3. Raadpleging over het MER

Section 3. Consultation sur le RIE

Onderafdeling 1. Het openbaar onderzoek

Sous-section 1re. L'enquête publique

Art.47. Bij het bezorgen van het project-MER aan de bevoegde overheid conform artikel 4.4.7. § 1 meldt de initiatiefnemer de gronden mee voor de vraag tot onttrekking aan de bekendmaking en terinzagelegging van het ontwerp van project-MER of aangeduide delen ervan. Hij geeft daarbij uitdrukkelijk aan welke delen uit het project-MER hij aan het openbaar onderzoek wil onttrekken en waarvoor hij over de voorafgaande beslissing van het VECM beschikt.

Art.47. Lors de la remise du RIE du projet à l'autorité compétente conformément à l'article 4.4.7, § 1er, l'initiateur communique les motifs de la demande de soustraction à la publication et à la consultation du RIE du projet ou de ses parties indiquées. Il indique expressément quelles parties du RIE du projet il souhaite soustraire à l'enquête publique et pour lesquelles il dispose de la décision préalable du VECM.

Art.48. Het openbaar onderzoek vermeld in artikel 4.4.7, § 1, begint binnen veertig dagen nadat de vergunningsaanvraag is ingediend, tenzij de regelgeving van het besluitvormingsproces in kwestie in een andere wijze voorziet.
  Het openbaar onderzoek wordt aangekondigd uiterlijk de dag voor de aanvang ervan.
  De vergunningsaanvraag en het project-MER worden bekendgemaakt door:
  1° de aanplakking van een affiche op de plaats waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden;
  2° de publicatie op de internetsite van de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden;
  3° de digitale terinzagelegging van de vergunningsaanvraag in het gemeentehuis van de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden;
  4° de aanplakking op de aanplakplaatsen van de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden;
  5° de internetsite van het VECM.
  De aankondigingen blijven raadpleegbaar voor het publiek gedurende het openbaar onderzoek.
  Gedurende de periode waarin het openbaar onderzoek loopt, kan iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon standpunten, opmerkingen en bezwaren via beveiligde zending meedelen aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden.
  De minister kan de modaliteiten bepalen waaronder de opmerkingen vermeld in het vijfde lid ingediend kunnen worden. Het publiek geeft bij het indienen van opmerkingen al dan niet toestemming dat de identificatiegegevens uitgewisseld mogen worden tussen de bevoegde overheid, de adviesinstanties of de initiatiefnemer.

Art.48. L'enquête publique visée à l'article 4.4.7, § 1er, débute dans les quarante jours suivant le dépôt de la demande d'autorisation, sauf si la réglementation du processus décisionnel en question prévoit d'autres modalités.
  L'enquête publique est annoncée au plus tard la veille du début de celle-ci.
  La demande d'autorisation et le RIE du projet sont publiés par les canaux suivants :
  1° l'apposition d'une affiche à l'endroit où sera exécuté l'objet de la demande d'autorisation ;
  2° la publication sur le site web de la commune où sera exécuté l'objet de la demande d'autorisation ;
  3° la consultation numérique de la demande d'autorisation à la maison communale de la commune où sera exécuté l'objet de la demande d'autorisation ;
  4° l'affichage aux endroits d'affichage de la commune où sera exécuté l'objet de la demande d'autorisation ;
  5° le site web du VECM.
  Les annonces restent consultables par le public pendant toute la durée de l'enquête publique.
  Pendant la durée de l'enquête publique, toute personne physique ou morale peut communiquer ses positions, remarques et objections par envoi sécurisé au collège des bourgmestre et échevins de la commune où l'objet de la demande d'autorisation sera réalisé.
  Le ministre peut déterminer les modalités selon lesquelles les remarques visées à l'alinéa 5 peuvent être introduites. Lorsqu'il introduit ses remarques, le public donne ou non son accord pour que les données d'identification soient échangées entre l'autorité compétente, les instances consultatives ou l'initiateur.

Art.49. Als het projectgebied of de alternatieven die onderzocht zijn in het ontwerp project-MER zich uitstrekken over meer gemeenten dan de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden, publiceren de gemeenten waarop het projectgebied of de alternatieven in het ontwerp project-MER betrekking hebben, op verzoek van de bevoegde overheid, een mededeling op hun internetsite waarin ze al de volgende elementen melden:
  1° er is een vergunningsaanvraag ingediend in de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden;
  2° er wordt een openbaar onderzoek gehouden over de vergunningsaanvraag, vermeld in punt 1°, in de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden;
  3° de vergunningsaanvraag, vermeld in punt 1°, bevat een project-MER waarvan de alternatieven of het projectgebied betrekking hebben op de betrokken gemeente.
  De mededeling, vermeld in het eerste lid, gebeurt uiterlijk de dag voor de begindatum van het openbaar onderzoek en tot en met de laatste dag daarvan.
  De gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden, hoeft de mededeling, vermeld in het eerste lid, niet te doen.

Art.49. Si la zone du projet ou les alternatives examinées dans le RIE du projet s'étendent sur d'autres communes que la commune où sera exécuté l'objet de la demande d'autorisation, les communes concernées par la zone du projet ou les alternatives dans le RIE du projet publient, à la demande de l'autorité compétente, une communication sur leur site web dans laquelle elles mentionnent tous les éléments suivants :
  1° une demande d'autorisation a été introduite dans la commune où sera exécuté l'objet de la demande d'autorisation ;
  2° une enquête publique est organisée sur la demande d'autorisation visée au point 1° dans la commune où sera exécuté l'objet de la demande d'autorisation ;
  3° la demande d'autorisation visée au point 1° comprend un RIE du projet dont les alternatives ou la zone de projet concernent la commune concernée.
  La communication visée à l'alinéa 1er est effectuée au plus tard la veille de la date de début de l'enquête publique et jusqu'au dernier jour de celle-ci inclus.
  La commune où sera exécuté l'objet de la demande d'autorisation n'est pas tenue d'effectuer la communication visée à l'alinéa 1er.

Art.50. De gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden, stelt de tekst ter beschikking die gebruikt wordt voor de bekendmaking, vermeld in artikel 48, derde lid.
  De tekst, vermeld in het eerste lid, bevat minstens de volgende gegevens:
  1° de vergunningsplicht of vergunningsplichten waarop de aanvraag betrekking heeft;
  2° de ligging en beknopte omschrijving van het voorwerp van de vergunningsaanvraag;
  3° de naam van de aanvrager of exploitant. Als de aanvraag wordt ondertekend door een natuurlijk persoon namens een rechtspersoon, wordt alleen de naam van de rechtspersoon vermeld;
  4° de overheid die bevoegd is voor de vergunningsaanvraag;
  5° de overheid waarbij relevante informatie kan worden verkregen;
  6° de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;
  7° de plaats waar de vergunningsaanvraag tijdens het openbaar onderzoek raadpleegbaar is;
  8° de mogelijkheid om standpunten, opmerkingen en bezwaren in te dienen over de vergunningsaanvraag en het ontwerp project-MER, alsook de voorwaarden en modaliteiten waaronder ze ingediend kunnen worden.

Art.50. La commune où sera exécuté l'objet de la demande d'autorisation met à disposition le texte utilisé pour la publication visée à l'article 48, alinéa 3.
  Le texte visé à l'alinéa 1er contient au moins les données suivantes :
  1° l'obligation d'autorisation ou les obligations d'autorisation auxquelles la demande se rapporte ;
  2° la localisation et une description succincte de l'objet de la demande d'autorisation ;
  3° le nom du demandeur ou de l'exploitant. Lorsque la demande est signée par une personne physique au nom d'une personne morale, seul le nom de la personne morale est mentionné ;
  4° l'autorité compétente pour la demande d'autorisation ;
  5° l'autorité auprès de laquelle des informations pertinentes peuvent être obtenues ;
  6° la date de début et de fin de l'enquête publique ;
  7° le lieu où la demande d'autorisation peut être consultée durant l'enquête publique ;
  8° la possibilité de soumettre des points de vue, des remarques et des objections concernant la demande d'autorisation et le RIE du projet, ainsi que les conditions et modalités selon lesquelles ils peuvent être soumis.

Art.51. Uiterlijk tien dagen na het verstrijken van de duur van het openbaar onderzoek stelt de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden, de standpunten, opmerkingen en bezwaren die zijn ingediend tijdens het openbaar onderzoek ter beschikking van de bevoegde overheid en het VECM via beveiligde zending, of deelt ze mee dat er geen standpunten, opmerkingen en bezwaren zijn ingediend.

Art.51. Au plus tard dix jours après la clôture de l'enquête publique, la commune où sera exécuté l'objet de la demande d'autorisation met les points de vue, remarques et objections formulés lors de l'enquête publique à la disposition de l'autorité compétente et du VECM par envoi sécurisé, ou signale qu'aucun point de vue, remarque ou objection n'a été formulé.

Onderafdeling 2. Adviesverlening

Sous-section 2. Emission d'avis

Art.52. § 1. Met het oog op advies bezorgt de bevoegde overheid, de vergunningsaanvraag en het project-MER, conform artikel 4.4.7, § 2, eerste lid, van het decreet via beveiligde zending aan de instanties, vermeld in bijlage 4 bij dit besluit. Die instanties bezorgen hun advies via beveiligde zending aan de bevoegde overheid binnen vijftig dagen nadat ze de adviesvraag hebben ontvangen. Als de instanties het advies niet tijdig verlenen, wordt de procedure voortgezet.
  Gelijktijdig met de adviesvraag, vermeld in het eerste lid, bezorgt de bevoegde overheid het opgestelde project-MER samen met de vergunningsaanvraag aan het VECM via beveiligde zending.
  § 2. Zodra de bevoegde overheid de adviezen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, ontvangt, bezorgt ze die op haar beurt via beveiligde zending aan het VECM met het oog op het nemen van een beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het project-MER als vermeld in artikel 4.4.7, § 3, van het decreet.
  § 3. De bevoegde overheid zorgt ervoor dat de adviezen vermeld in paragraaf 1 door het publiek kunnen worden geraadpleegd tot minstens dertig dagen en maximaal zestig dagen na de beslissing over de vergunningsaanvraag van het project vermeld in artikel 57.

Art.52. § 1er. En vue d'obtenir un avis, l'autorité compétente transmet la demande d'autorisation et le RIE du projet, conformément à l'article 4.4.7, § 2, alinéa 1er, du décret, par envoi sécurisé aux instances mentionnées à l'annexe 4 du présent arrêté. Ces instances transmettent leur avis par envoi sécurisé à l'autorité compétente dans les cinquante jours suivant la réception de la demande d'avis. Si les instances ne rendent pas leur avis dans les délais, la procédure se poursuit.
  Parallèlement à la demande d'avis mentionnée à l'alinéa 1er, l'autorité compétente transmet le RIE du projet établi ainsi que la demande d'autorisation au VECM par envoi sécurisé.
  § 2. Dès réception des avis visés au paragraphe 1er, alinéa 1er, l'autorité compétente les transmet à son tour par envoi sécurisé au VECM en vue de la prise d'une décision d'approbation ou de rejet du RIE du projet, comme prévu à l'article 4.4.7, § 3, du décret.
  § 3. L'autorité compétente veille à ce que les avis visés au paragraphe 1er puissent être consultés par le public pendant au moins trente jours et au maximum soixante jours après la décision relative à la demande d'autorisation du projet visée à l'article 57.

Onderafdeling 3. Grensoverschrijdende consultatie

Sous-section 3. Consultation transfrontalière

Art.53. § 1. Als de bevoegde overheid vaststelt dat het voorwerp van de vergunningsaanvraag aanzienlijke grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten kan hebben, of als de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten daarom verzoeken, bezorgt de bevoegde overheid conform artikel 4.4.7, § 4, van het decreet, via beveiligde zending de informatie, vermeld in artikel 50, tweede lid, voor advies aan de bevoegde autoriteit van de betrokken staten of gewesten met de vraag of ze hun advies en eventuele opmerkingen kunnen meedelen voor het einde van het openbaar onderzoek.
  § 2. Uiterlijk de dag voor de begindatum van het openbaar onderzoek en gelijktijdig met de kennisgeving in artikel 49, brengt de bevoegde overheid de bevoegde autoriteit op de hoogte van de informatie, vermeld in artikel 4.4.7, § 4, eerste lid.
  § 3. De belanghebbende inwoners van de betrokken staat of gewest kunnen deelnemen aan:
  1° het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 48;
  2° het openbaar onderzoek dat de bevoegde autoriteit op basis van het ontvangen vergunningsaanvraagdossier eventueel op haar eigen grondgebied organiseert.
  De bevoegde autoriteit deelt haar advies, samen met de resultaten van het eventueel door haar georganiseerde openbaar onderzoek, tegelijkertijd mee aan de bevoegde overheid via beveiligde zending binnen een termijn van vijftig dagen na de datum van de terbeschikkingstelling, vermeld in paragraaf 1. Als de bevoegde autoriteiten niet tijdig antwoorden, wordt de procedure voortgezet.
  § 4. Met de terbeschikkingstelling, vermeld in paragraaf 1, kan met de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten overleg gepleegd worden over onder andere de mogelijke grensoverschrijdende effecten van het project en de maatregelen die worden overwogen om die effecten te beperken of teniet te doen, en wordt een redelijke termijn overeengekomen waarin het overleg moet plaatsvinden.
  § 5. Zodra de bevoegde overheid de adviezen of opmerkingen, vermeld in paragraaf 3, ontvangt, bezorgt ze die op haar beurt via beveiligde zending aan het VECM met het oog op het verlenen van een beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het project-MER als vermeld in artikel 4.4.7, § 3, van het decreet.

Art.53. § 1er. Si l'autorité compétente constate que l'objet de la demande d'autorisation est susceptible d'avoir des incidences environnementales transfrontalières ou transrégionales notables, ou si les autorités compétentes des Etats ou régions concernés en font la demande, l'autorité compétente transmet, conformément à l'article 4.4.7, § 4, du décret, par envoi sécurisé, les informations visées à l'article 50, alinéa 2, pour avis à l'autorité compétente des Etats ou régions concernés, en leur demandant de communiquer leur avis et leurs éventuelles remarques avant la fin de l'enquête publique.
  § 2. Au plus tard la veille de la date de début de l'enquête publique et simultanément à la notification visée à l'article 49, l'autorité compétente communique à l'autorité compétente les informations visées à l'article 4.4.7, § 4, alinéa 1er.
  § 3. Les habitants intéressés de l'Etat ou de la région concernés peuvent participer à :
  1° l'enquête publique visée à l'article 48 ;
  2° l'enquête publique que l'autorité compétente organise éventuellement sur son propre territoire sur la base du dossier de demande d'autorisation reçu.
  L'autorité compétente communique son avis, accompagné des résultats de l'enquête publique qu'elle a éventuellement organisée, à l'autorité compétente par envoi sécurisé dans un délai de cinquante jours à compter de la date de la mise à disposition visée au paragraphe 1er. Si les autorités compétentes ne répondent pas dans les délais, la procédure se poursuit.
  § 4. La mise à disposition visée au paragraphe 1er permet de consulter les autorités compétentes des Etats ou régions concernés, notamment sur les incidences transfrontalières éventuelles du projet et les mesures envisagées pour réduire ou éliminer ces incidences, et de convenir d'un délai raisonnable dans lequel la concertation doit avoir lieu.
  § 5. Dès réception des avis ou remarques visés au paragraphe 3, l'autorité compétente les transmet à son tour par envoi sécurisé au VECM en vue de la prise d'une décision d'approbation ou de rejet du RIE du projet, comme prévu à l'article 4.4.7, § 3, du décret.

Onderafdeling 4. Beslissing over het MER

Sous-section 4. Décision concernant le RIE

Art.54. Nadat het VECM de resultaten van het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 51, de adviezen, vermeld in artikel 52, en, in voorkomend geval, de resultaten van de grensoverschrijdende raadpleging, vermeld in artikel 53, heeft ontvangen, toetst het VECM het project-MER aan de elementen, vermeld in artikel 4.4.7, § 3, tweede lid, van het decreet.
Het VECM kan nog bijkomende instanties raadplegen waarvan ze het advies nuttig acht conform artikel 4.4.7, § 3, derde lid, van het decreet. Die adviesvragen worden via beveiligde zending gesteld aan de desbetreffende instanties. De geraadpleegde instanties verlenen vervolgens hun advies via beveiligde zending binnen een termijn van dertig dagen nadat ze de adviesvraag hebben ontvangen.

Art.54. Après avoir reçu les résultats de l'enquête publique visée à l'article 51, les avis visés à l'article 52 et, le cas échéant, les résultats de la consultation transfrontalière visée à l'article 53, le VECM examine le RIE du projet au regard des éléments visés à l'article 4.4.7, § 3, alinéa 2, du décret.
Le VECM peut encore consulter d'autres instances dont il estime l'avis utile, conformément à l'article 4.4.7, § 3, alinéa 3, du décret. Ces demandes d'avis sont adressées aux instances concernées par envoi sécurisé. Les instances consultées transmettent ensuite leur avis par envoi sécurisé dans les trente jours suivant la réception de la demande d'avis.

Art.55. § 1. Het VECM neemt een beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het project-MER binnen zestig dagen na de terbeschikkingstelling, vermeld in artikel 52, § 1, tweede lid.
  § 2. Het VECM bezorgt zijn beslissing, vermeld in paragraaf 1, via beveiligde zending uiterlijk 10 dagen na de dag van de beslissing:
  1° aan de initiatiefnemer;
  2° aan de adviesverlenende instanties, vermeld in artikel 52 en, in voorkomend geval, artikel 54, tweede lid;
  3° aan de bevoegde overheid die in eerste administratieve aanleg een beslissing over de vergunningsaanvraag van het project zal nemen.
  Het VECM bezorgt, in voorkomend geval, tegelijkertijd zijn beslissing, vermeld in paragraaf 1 via beveiligde zending aan de bevoegde autoriteiten, vermeld in artikel 4.4.7, § 4, van het decreet.

Art.55. § 1er. Le VECM prend une décision d'approbation ou de rejet du RIE du projet dans les soixante jours suivant la mise à disposition mentionnée à l'article 52, § 1er, alinéa 2.
  § 2. Le VECM communique sa décision, visée au paragraphe 1er, par envoi sécurisé au plus tard 10 jours après la date de la décision :
  1° à l'initiateur ;
  2° aux instances consultatives visées à l'article 52 et, le cas échéant, à l'article 54, alinéa 2 ;
  3° à l'autorité compétente qui prendra, en première instance administrative, une décision sur la demande d'autorisation du projet.
  Le VECM transmet, le cas échéant, simultanément sa décision visée au paragraphe 1er par envoi sécurisé aux autorités compétentes visées à l'article 4.4.7, § 4, du décret.

Onderafdeling 5. Bekendmaking van de resultaten van de raadpleging over het MER

Sous-section 5. Publication des résultats de la consultation concernant le RIE

Art.56. Uiterlijk 10 dagen na de bekendmaking van de beslissing, vermeld in artikel 55, zijn het project-MER, de adviezen, vermeld in artikel 4.4.7, § 2, van het decreet, de beslissing tot goedkeuring of afkeuring, vermeld in artikel 4.4.7, § 3, vierde lid, van het decreet, en in voorkomend geval het geïntegreerde scopingadvies, vermeld in artikel 4.4.3, § 4, van het decreet, raadpleegbaar via de internetsite van het VECM. Daarnaast meldt de bevoegde overheid dat op haar internetsite, zodat het betrokken publiek die informatie kan raadplegen.
De bevoegde overheid zorgt ervoor dat de informatie, vermeld in het eerste lid, publiek raadpleegbaar is tot minstens dertig dagen en maximaal zestig dagen na de bekendmaking van de beslissing over de vergunningsaanvraag van het project vermeld in artikel 57.

Art.56. Au plus tard 10 jours après la publication de la décision visée à l'article 55, le RIE du projet, les avis visés à l'article 4.4.7, § 2, du décret, la décision d'approbation ou de rejet visée à l'article 4.4.7, § 3, alinéa 4, du décret, et, le cas échéant, l'avis de cadrage intégré, visé à l'article 4.4.3, § 4, du décret, peuvent être consultés sur le site web du VECM. En outre, l'autorité compétente signale sur son site web que le public concerné peut consulter ces informations.
L'autorité compétente veille à ce que les informations visées à l'alinéa 1er puissent être consultés par le public pendant au moins trente jours et au maximum soixante jours après la décision relative à la demande d'autorisation du projet visée à l'article 57.

Hoofdstuk 4. De beslissing

Chapitre 4. La décision

Art.57. § 1. De beslissing over de vergunningsaanvraag van het project, die is genomen conform artikel 4.4.9. van het decreet, wordt bekendgemaakt uiterlijk tien dagen na de beslissing.
  De bevoegde overheid bezorgt de beslissing, vermeld in het eerste lid, via beveiligde zending aan:
  1° de initiatiefnemer;
  2° de geraadpleegde instanties, vermeld in artikel 4.4.7, § 2, van het decreet;
  3° het VECM.
  Indien de gegevens van de initiatiefnemer wijzigen deelt de initiatiefnemer deze wijzigingen aan de bevoegde overheid binnen een redelijke termijn mee.
  § 2. De bevoegde overheid zorgt ervoor dat de beslissing, vermeld in paragraaf 1, ook door het publiek kan worden geraadpleegd . Het publiek kan de beslissing gedurende een termijn van dertig dagen raadplegen.
  § 3. Het definitieve vergunningenbesluit wordt opgestuurd via beveiligde zending naar de bevoegde autoriteiten van de betrokken staten of gewesten, vermeld in artikel 4.4.7, § 4, van het decreet. De bevoegde overheid stuurt daarvoor een kopie van de uitdrukkelijke beslissing of een melding van de stilzwijgende beslissing naar de voormelde bevoegde autoriteiten op het tijdstip waarop de beslissing aan het publiek wordt meegedeeld conform paragraaf 4.
  § 4. Door aanplakking op de aanplakplaatsen van de gemeente en op de plaats waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden, wordt gemeld dat de beslissing via de volgende kanalen kan worden geraadpleegd:
  1° de internetsite van het VECM;
  2° de internetsite van de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden;
  3° de digitale terinzagelegging van de beslissing in het gemeentehuis van de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden.
  De aanplakking duurt minstens dertig dagen.

Art.57. § 1er. La décision relative à la demande d'autorisation du projet, qui a été prise conformément à l'article 4.4.9. du décret, est publiée au plus tard dix jours après la décision.
  L'autorité compétente transmet la décision visée à l'alinéa 1er par envoi sécurisé :
  1° à l'initiateur ;
  2° aux instances consultées, visées à l'article 4.4.7, § 2, du décret ;
  3° au VECM.
  Si les données de l'initiateur changent, celui-ci en informe l'autorité compétente dans un délai raisonnable.
  § 2. L'autorité compétente veille à ce que la décision visée au paragraphe 1er puisse également être consultée par le public. Le public peut consulter la décision pendant une période de trente jours.
  § 3. L'arrêté d'autorisation définitif est envoyé par envoi sécurisé aux autorités compétentes des Etats ou régions concernés, mentionnés à l'article 4.4.7, § 4, du décret. A cette fin, l'autorité compétente envoie une copie de la décision explicite ou une notification de la décision tacite aux autorités compétentes susmentionnées au moment où la décision est communiquée au public conformément au paragraphe 4.
  § 4. Par affichage dans les endroits d'affichage de la commune et à l'endroit où sera exécuté l'objet de la demande d'autorisation, il est annoncé que la décision peut être consultée via les canaux suivants :
  1° le site web du VECM ;
  2° le site web de la commune où sera exécuté l'objet de la demande d'autorisation ;
  3° la consultation numérique de la décision à la maison communale de la commune où sera exécuté l'objet de la demande d'autorisation ;
  L'affichage dure au moins trente jours.

Titel 4. Milieueffecten van acties van andere staten, gewesten of federale overheid

Titre 4. Incidences environnementales des actions d'autres Etats, régions ou de l'autorité fédérale

Hoofdstuk 1. Algemene bepaling

Chapitre 1er. Disposition générale

Art.58. In deze titel wordt verstaan onder:
  1° grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten: de mogelijk aanzienlijke milieueffecten van een voorgenomen actie die zich volledig of gedeeltelijk bevindt op het grondgebied van een andere verdragspartij bij het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband gedaan te Espoo op 25 februari 1991, van een andere verdragspartij bij het Protocol inzake strategische milieueffectrapportage gedaan te Kiev op 21 mei 2003, van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een ander gewest of in de mariene gebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, die worden veroorzaakt in het Vlaamse Gewest;
  2° notificatie: de handeling waarmee een andere verdragspartij bij het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband gedaan te Espoo op 25 februari 1991, van een andere verdragspartij bij het Protocol inzake strategische milieueffectrapportage gedaan te Kiev op 21 mei 2003, een andere lidstaat van de Europese Unie, een ander gewest of de federale overheid aan het bevoegde bestuur of het departement de volgende informatie bezorgt:
  a) voor projecten:
  1) een beschrijving van het project dat men wil uitvoeren op het grondgebied van de andere verdragspartij bij het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband gedaan te Espoo op 25 februari 1991, de andere lidstaat van de Europese Unie, het andere gewest of de federale overheid, met alle beschikbare informatie over de mogelijke grensoverschrijdende milieueffecten ervan op het grondgebied van het Vlaamse Gewest;
  2) informatie over de aard van de beslissing die kan worden genomen;
  3) in voorkomend geval, de aanvraag van een vergunning;
  4) in voorkomend geval, het feit dat het project aan een milieueffectbeoordelingsprocedure is onderworpen en, als dat relevant is, het feit dat een grensoverschrijdende milieubeoordelingsprocedure van toepassing is;
  5) in voorkomend geval, de nadere gegevens van:
  i. de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de besluitvorming;
  ii. de bevoegde autoriteiten waarbij relevante informatie kan worden verkregen;
  iii. de bevoegde autoriteiten waaraan opmerkingen of vragen kunnen worden voorgelegd;
  6) in voorkomend geval, de nadere gegevens over de termijnen om opmerkingen of vragen te versturen;
  7) in voorkomend geval, de aard van de eventuele besluiten of, als dat van toepassing is, van het ontwerpbesluit;
  8) in voorkomend geval, een indicatie van de beschikbaarheid van de informatie die is verzameld tijdens de milieubeoordeling;
  9) in voorkomend geval, de informatie die is verzameld tijdens de milieubeoordeling;
  10) in voorkomend geval, tijd, plaats en wijze van verstrekking van de relevante informatie;
  11) in voorkomend geval, de nadere gegevens over de regelingen voor inspraak;
  b) voor plannen en programma's:
  1) het ontwerpplan of -programma en het milieueffectrapport, inclusief informatie over de mogelijke grensoverschrijdende milieugevolgen, met inbegrip van gezondheidsgevolgen, ervan;
  2) informatie over het besluitvormingsproces, inclusief vermelding van een redelijke termijn voor het inzenden van opmerkingen;
  3° vergunning: de beslissing van een bevoegde autoriteit waardoor een initiatiefnemer het recht verkrijgt om het project uit te voeren.

Art.58. Dans le présent titre, on entend par :
  1° incidences environnementales transfrontalières ou transrégionales : les incidences sur l'environnement potentiellement considérables d'un projet prévu situé en tout ou en partie sur le territoire d'une autre partie contractante à la Convention sur l'évaluation de l'impact sur l'environnement dans un contexte transfrontalier, conclue à Espoo le 25 février 1991, d'une autre partie contractante au Protocole sur l'évaluation stratégique environnementale, conclu à Kiev le 21 mai 2003, d'un autre Etat membre de l'Union européenne, d'une autre région ou dans les zones marines relevant de la capacité juridique de la Belgique, causées en Région flamande ;
  2° notification : l'acte par lequel une autre partie contractante à la Convention sur l'évaluation de l'impact sur l'environnement dans un contexte transfrontalier, conclue à Espoo le 25 février 1991, une autre partie contractante au Protocole sur l'évaluation stratégique environnementale, conclu à Kiev le 21 mai 2003, un autre Etat membre de l'Union européenne, une autre région ou l'autorité fédérale fournit à l'administration compétente ou au département les informations suivantes.
  a) pour les projets :
  1) une description du projet que l'on souhaite réaliser sur le territoire de l'autre partie contractante à la Convention sur l'évaluation de l'impact sur l'environnement dans un contexte transfrontalier, conclue à Espoo le 25 février 1991, de l'autre Etat membre de l'Union européenne, de l'autre région ou de l'autorité fédérale, contenant toutes les informations disponibles relatives aux incidences environnementales transfrontalières éventuelles sur le territoire de la Région flamande ;
  2) des informations sur la nature de la décision qui peut être prise ;
  3) le cas échéant, la demande d'une autorisation ;
  4) le cas échéant, le fait que le projet est soumis à une procédure d'évaluation des incidences sur l'environnement et, si cela est pertinent, le fait qu'une procédure transfrontalière d'évaluation environnementale s'applique ;
  5) le cas échéant, les données détaillées des :
  i. autorités compétentes chargées de la procédure décisionnelle ;
  ii. autorités compétentes auprès desquelles des informations pertinentes peuvent être obtenues ;
  iii. autorités compétentes auxquelles des observations ou des questions peuvent être soumises ;
  6) le cas échéant, les renseignements sur les délais pour transmettre des remarques ou des questions ;
  7) le cas échéant, la nature des décisions éventuelles ou, s'il y a lieu, du projet d'arrêté ;
  8) le cas échéant, une indication de la disponibilité des informations recueillies lors de l'évaluation environnementale ;
  9) le cas échéant, les informations recueillies lors de l'évaluation environnementale ;
  10) le cas échéant, la date, le lieu et le mode de mise à disposition des informations pertinentes ;
  11) le cas échéant, les renseignements sur les modalités relatives à la participation ;
  b) pour les plans et programmes :
  1) le projet de plan ou de programme et le rapport d'incidence sur l'environnement, y compris les informations sur les incidences environnementales transfrontalières éventuelles, y compris les incidences sur la santé ;
  2) des informations sur le processus décisionnel, y compris l'indication d'un délai raisonnable pour l'envoi de remarques ;
  3° autorisation : la décision d'une autorité compétente qui autorise un initiateur à réaliser le projet.

Hoofdstuk 2. Inspraak in de milieubeoordeling van de acties van andere staten, gewesten en de federale overheid

Chapitre 2. Participation dans l'évaluation environnementale des actions d'autres Etats, régions et de l'autorité fédérale

Art.59. Als het departement een notificatie ontvangt van een bevoegde autoriteit over een actie die een project-MER of een plan-MER omvat met mogelijke grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten, gaat het departement na of het wil deelnemen aan het besluitvormingsproces van de voorgenomen actie en brengt het in voorkomend geval de betrokken bevoegde autoriteit op de hoogte van zijn beslissing.
  Als een bevoegd bestuur een notificatie ontvangt van bevoegde autoriteiten over een actie die een project-MER of een plan-MER omvat met mogelijke grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten op zijn grondgebied, brengt dat bevoegde bestuur het departement daarvan op de hoogte.
  Als het departement vaststelt dat het op basis van de informatie die is aangeleverd via de notificatie, vermeld in het tweede lid, niet in staat is om te beslissen, of als het wil deelnemen aan het besluitvormingsproces, vraagt het de ontbrekende informatie uit de notificatie op bij de bevoegde autoriteit.
  Als het departement wil deelnemen aan het genotificeerde besluitvormingsproces van de voorgenomen actie, vermeld in het eerste of tweede lid, brengt het de bevoegde autoriteit daarvan op de hoogte. Het kan daarbij de ontbrekende of bijkomende informatie uit de notificatie opvragen.

Art.59. Lorsque le département reçoit une notification d'une autorité compétente concernant une action comprenant un RIE de projet ou un RIE de plan susceptible d'avoir des incidences environnementales transfrontalières ou transrégionales, il examine s'il souhaite participer au processus décisionnel de l'action prévue et, le cas échéant, il informe l'autorité compétente concernée de sa décision.
  Lorsqu'une administration compétente reçoit une notification des autorités compétentes concernant une action comprenant un RIE de projet ou un RIE de plan susceptible d'avoir des incidences environnementales transfrontalières ou transrégionales sur son territoire, elle en informe le département.
  Si le département constate que, sur la base des informations fournies par la notification, visée à l'alinéa 2, il n'est pas en mesure de décider de participer ou non au processus décisionnel, il demande à l'autorité compétente les informations manquantes de la notification.
  Si le département souhaite participer au processus décisionnel notifié concernant l'action prévue, visé à l'alinéa 1er ou 2, il en informe l'autorité compétente. Ce faisant, il peut demander les informations manquantes ou complémentaires de la notification.

Art.60. Als een bevoegd bestuur vaststelt dat een actie die een project-MER of plan-MER omvat, grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten kan hebben op zijn grondgebied, brengt dat bevoegde bestuur het departement daarvan op de hoogte.
Het departement vraagt de bevoegde autoriteiten om een notificatie te ontvangen van een voorgenomen actie met mogelijke grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten.
Als het departement wil deelnemen aan het genotificeerde besluitvormingsproces van de voorgenomen actie, vermeld in het eerste of tweede lid, brengt het de bevoegde autoriteit daarvan op de hoogte. Het kan daarbij de ontbrekende of bijkomende informatie uit de notificatie opvragen.

Art.60. Si une administration compétente détermine qu'une action comprenant un RIE de projet ou un RIE de plan est susceptible d'avoir des incidences environnementales transfrontalières ou transrégionales sur son territoire, elle en informe le département.
Le département demande aux autorités compétentes de lui adresser une notification de l'action prévue susceptible d'avoir des incidences environnementales transfrontalières ou transrégionales.
Si le département souhaite participer au processus décisionnel notifié concernant l'action prévue, visé à l'alinéa 1er ou 2, il en informe l'autorité compétente. Ce faisant, il peut demander les informations manquantes ou complémentaires de la notification.

Art.61. In andere gevallen dan de gevallen, vermeld in artikel 59 en 60, kan het departement de bevoegde autoriteiten vragen om een notificatie te ontvangen als het informatie heeft over een voorgenomen actie die een project-MER of een plan-MER omvat met mogelijke grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten op het grondgebied van het Vlaamse Gewest.
Als het departement wil deelnemen aan het genotificeerde besluitvormingsproces van de voorgenomen actie, vermeld in het eerste lid, brengt het de bevoegde autoriteit daarvan op de hoogte. Het kan daarbij de ontbrekende of bijkomende informatie uit de notificatie opvragen.

Art.61. Dans les cas autres que ceux visés aux articles 59 et 60, le département peut demander aux autorités compétentes de lui adresser une notification si elles disposent d'informations sur une action prévue comprenant un RIE de projet ou un RIE de plan susceptible d'avoir des incidences environnementales transfrontalières ou transrégionales sur le territoire de la Région flamande.
Si le département souhaite participer au processus décisionnel notifié concernant l'action prévue, visé à l'alinéa 1er, il en informe l'autorité compétente. Ce faisant, il peut demander les informations manquantes ou complémentaires de la notification.

Art.62. Zodra de bevoegde autoriteit het departement informeert over de publieke participatie en alle informatie ter beschikking stelt, stelt het departement de informatie die het met toepassing van artikel 59, 60 en 61, heeft ontvangen, binnen een redelijke termijn digitaal ter beschikking van het publiek door de informatie bekend te maken op haar internetsite. Die internetsite vermeldt al de volgende gegevens:
  1° de termijn waarin het publiek de gelegenheid krijgt om zich uit te spreken over de ter beschikking gestelde informatie;
  2° de wijze waarop het publiek de gelegenheid krijgt om zich uit te spreken over de ter beschikking gestelde informatie;
  3° de contactgegevens van de bevoegde autoriteit waarbij het publiek de gelegenheid krijgt om zich uit te spreken over de ter beschikking gestelde informatie.
  De bekendmaking, vermeld in het eerste lid, blijft gedurende de looptijd van de publieke consultatie van de bevoegde autoriteit beschikbaar op de internetsite van het departement, vermeld in het eerste lid.
  Als blijkt dat de looptijd van de publieke consultatie van de bevoegde autoriteit minder dan 14 dagen bedraagt, neemt het departement contact op met de bevoegde autoriteit en wordt getracht in onderling overleg een nieuwe termijn overeen te komen.

Art.62. Dès que l'autorité compétente a informé le département de la participation publique et mis à disposition toutes les informations, le département met les informations reçues en application des articles 59, 60 et 61 à la disposition du public sous forme numérique et dans un délai raisonnable en les publiant sur son site web. Le site web précité mentionne toutes les informations suivantes :
  1° le délai dans lequel le public a la possibilité de se prononcer sur les informations mises à disposition ;
  2° la manière dont le public a la possibilité de se prononcer sur les informations mises à disposition ;
  3° les coordonnées de l'autorité compétente auprès de laquelle le public a la possibilité de se prononcer sur les informations mises à disposition.
  La publication visée à l'alinéa 1er reste disponible sur le site web du département, visé à l'alinéa 1er, pendant la durée de la consultation publique de l'autorité compétente.
  S'il apparaît que la durée de la consultation publique de l'autorité compétente est inférieure à 14 jours, le département contacte l'autorité compétente et tente de convenir d'un commun accord d'un nouveau délai.

Art.63. Zodra de bevoegde autoriteit het departement informeert over de publieke participatie en alle informatie ter beschikking stelt, stelt het departement de informatie die het met toepassing van artikel 59, 60 en 61, heeft ontvangen, binnen een redelijke termijn ter beschikking van de betrokken gemeente of gemeenten op het grondgebied waarvan de voorgenomen actie mogelijk aanzienlijke milieueffecten kan hebben. Het departement vermeldt daarbij al de volgende gegevens:
  1° de termijn waarin het publiek en de gemeente of gemeenten de gelegenheid krijgen om zich uit te spreken over de ter beschikking gestelde informatie;
  2° de wijze waarop het publiek en de gemeente of gemeenten de gelegenheid krijgen om zich uit te spreken over de ter beschikking gestelde informatie;
  3° de contactgegevens van de bevoegde autoriteit waarbij het publiek en de gemeente of gemeenten de gelegenheid krijgen om zich uit te spreken over de ter beschikking gestelde informatie.
  De gemeente of gemeenten maken de ontvangen informatie, vermeld in het eerste lid, binnen een redelijke termijn bekend door:
  1° de ontvangen informatie bekend te maken op hun website gedurende de looptijd van de publieke participatie, vermeld in artikel 62;
  2° de ontvangen informatie analoog of digitaal ter inzage te leggen in het gemeentehuis gedurende de looptijd van de publieke participatie, vermeld in artikel 62.
  Bij de bekendmaking, vermeld in het tweede lid, 1°, vermeldt de betrokken gemeente of gemeenten al de volgende gegevens:
  1° de termijn waarin het publiek de gelegenheid krijgt om zich uit te spreken over de ter beschikking gestelde informatie;
  2° de wijze waarop het publiek de gelegenheid krijgt om zich uit te spreken over de ter beschikking gestelde informatie;
  3° de contactgegevens van de bevoegde autoriteit waarbij het publiek de gelegenheid krijgt om zich uit te spreken over de ter beschikking gestelde informatie.
  De betrokken gemeente of gemeenten delen hun eventuele opmerkingen rechtstreeks mee aan de bevoegde autoriteit en brengen gelijktijdig het departement op de hoogte van deze opmerkingen.

Art.63. Dès que l'autorité compétente a informé le département de la participation publique et mis à disposition toutes les informations, le département met les informations reçues en application des articles 59, 60 et 61, dans un délai raisonnable à la disposition de la ou des commune(s) concernée(s) sur le territoire de laquelle ou desquelles l'action prévue peut avoir des incidences considérables sur l'environnement. Le département y inclut toutes les informations suivantes :
  1° le délai dans lequel le public et la ou les commune(s) ont la possibilité de se prononcer sur les informations mises à disposition ;
  2° la manière dont le public et la ou les commune(s) ont la possibilité de se prononcer sur les informations mises à disposition ;
  3° les coordonnées de l'autorité compétente auprès de laquelle le public et la ou les commune(s) ont la possibilité de se prononcer sur les informations mises à disposition.
  La ou les commune(s) publie(nt) les informations reçues, visées à l'alinéa 1er, dans un délai raisonnable :
  1° en publiant les informations reçues sur leur site web pendant la durée de la participation publique, visée à l'article 62 ;
  2° en ouvrant à la consultation analogique ou numérique les informations reçues, à la maison communale pendant la durée de la participation publique, visée à l'article 62.
  Lors de la publication visée à l'alinéa 2, 1°, la ou les commune(s) concernée(s) mentionne(nt) toutes les informations suivantes :
  1° le délai dans lequel le public a la possibilité de se prononcer sur les informations mises à disposition ;
  2° la manière dont le public a la possibilité de se prononcer sur les informations mises à disposition ;
  3° les coordonnées de l'autorité compétente auprès de laquelle le public a la possibilité de se prononcer sur les informations mises à disposition.
  La ou les commune(s) concernée(s) communique(nt) ses/leurs remarques éventuelles directement à l'autorité compétente, en informant simultanément le département de ces remarques.

Art.64. Het departement stelt de informatie over de voorgenomen actie die het met toepassing van artikel 59, 60 en 61 heeft ontvangen, binnen een redelijke termijn ter beschikking van de instanties die op grond van hun specifieke verantwoordelijkheden op milieugebied of op grond van hun lokale of regionale bevoegdheden met de actie te maken kunnen krijgen, en vraagt hun daarover advies uit te brengen. In de adviesaanvraag vermeldt het departement al de volgende gegevens:
  1° de termijn waarin de instanties de gelegenheid krijgen om zich uit te spreken over de ter beschikking gestelde informatie;
  2° de wijze waarop de instanties de gelegenheid krijgen om zich uit te spreken over de ter beschikking gestelde informatie;
  3° de contactgegevens van de bevoegde autoriteit waarbij de instanties de gelegenheid krijgen om zich uit te spreken over de ter beschikking gestelde informatie.
  De geraadpleegde instanties, vermeld in het eerste lid, delen hun eventuele opmerkingen rechtstreeks mee aan de bevoegde autoriteit en brengen gelijktijdig het departement op de hoogte van die opmerkingen, tenzij het departement in een andere wijze voorziet vermeld in het eerste lid punt 2°.

Art.64. Le département met les informations sur l'action prévue qu'il a reçues en application des articles 59, 60 et 61, dans un délai raisonnable, à la disposition des instances qui, sur la base de leurs responsabilités spécifiques en matière d'environnement ou de leurs compétences locales ou régionales, peuvent être concernées par l'action, et leur demande de formuler leur avis à ce sujet. Dans la demande d'avis précitée, le département mentionne toutes les informations suivantes :
  1° le délai dans lequel les instances ont la possibilité de se prononcer sur les informations mises à disposition ;
  2° la manière dont les instances ont la possibilité de se prononcer sur les informations mises à disposition ;
  3° les coordonnées de l'autorité compétente auprès de laquelle les instances ont la possibilité de se prononcer sur les informations mises à disposition.
  Les instances consultées, visées à l'alinéa 1er, communiquent leurs remarques éventuelles directement à l'autorité compétente et en informent simultanément le département, sauf si celui-ci prévoit une autre manière de procéder mentionnée à l'alinéa 1er, point 2°.

Art.65. Het departement kan een advies verstrekken over de informatie die het met toepassing van artikel 59, 60 en 61 heeft ontvangen aan de bevoegde autoriteit binnen de termijn die de bevoegde autoriteit daarvoor bepaalt of de termijn die overeengekomen is conform artikel 62, lid 3.
Het departement kan op ieder moment van het besluitvormingsproces bijkomende informatie opvragen.

Art.65. Le département peut formuler un avis sur les informations reçues en application des articles 59, 60 et 61, à l'attention de l'autorité compétente, dans le délai fixé à cet effet par l'autorité compétente ou dans le délai convenu conformément à l'article 62, alinéa 3.
Le département peut demander des informations supplémentaires à tout moment au cours du processus décisionnel.

Hoofdstuk 3. Bekendmaking van de beslissing over acties van andere staten, gewesten en de federale overheid

Chapitre 3. Publication de la décision relative aux projets d'autres Etats, régions et de l'autorité fédérale

Art.66. Als een bevoegde autoriteit het departement op de hoogte brengt van een beslissing over een actie die een project-MER of een plan-MER omvat met mogelijke grens- en gewestgrensoverschrijdende effecten, stelt het departement de ontvangen informatie binnen een redelijke termijn digitaal ter beschikking van het publiek. Die informatie blijft minstens gedurende een periode van dertig dagen, die ingaat op de dag na de eerste dag van de bekendmaking ervan, beschikbaar.
  Het bevoegde bestuur dat door de bevoegde autoriteiten op de hoogte wordt gebracht van een beslissing over een actie die een project-MER of een plan-MER omvat van een project, plan of programma met mogelijke grens- en gewestgrensoverschrijdende effecten, stelt die informatie ter beschikking van het departement. Het departement maakt de informatie bekend conform het eerste lid.
  Het departement stelt de informatie die het conform het eerste of tweede lid heeft ontvangen, ter beschikking van de betrokken gemeente of gemeenten.
  De gemeente of gemeenten maken de ontvangen informatie, vermeld in het derde lid, binnen een redelijke termijn bekend door:
  1° de informatie bekend te maken op hun internetsite. De informatie blijft gedurende een periode van dertig dagen, die ingaat op de dag na de eerste dag van de bekendmaking ervan, op hun website staan;
  2° de digitale terinzagelegging van de ontvangen informatie in het gemeentehuis. De informatie wordt gedurende dertig dagen ter inzage gelegd in het gemeentehuis van de gemeente.
  Als het bevoegde bestuur, vermeld in het tweede lid, een betrokken gemeente is, stelt het departement, in afwijking van het derde lid, de ontvangen informatie niet nog eens ter beschikking van diezelfde gemeente. In voorkomend geval gaat de gemeente binnen een redelijke termijn over tot de bekendmaking en de terinzagelegging conform het vierde lid, 1° en 2°.
  Als een bevoegde autoriteit een termijn om beroep in te dienen tegen de beslissing over een actie, vermeld in het eerste of tweede lid, meedeelt die langer is dan dertig dagen, wordt de beslissing over een actie gedurende die termijn ter beschikking gesteld in afwijking van de termijnen, vermeld in het eerste en vierde lid.

Art.66. Si une autorité compétente informe le département d'une décision relative à une action comprenant un RIE de projet ou un RIE de plan susceptible d'avoir des incidences environnementales transfrontalières ou transrégionales, le département met les informations reçues à la disposition du public sous forme numérique et dans un délai raisonnable. Les informations précitées restent disponibles pendant une période d'au moins trente jours, qui prend cours le jour suivant le premier jour de leur publication.
  L'administration compétente qui est informée par les autorités compétentes d'une décision relative à une action comprenant un RIE de projet ou un RIE de plan d'un projet, plan ou programme susceptible d'avoir des incidences transfrontalières et transrégionales sur l'environnement, met les informations précitées à la disposition du département. Le département publie les informations précitées conformément à l'alinéa 1er.
  Le département met les informations qu'il a reçues conformément à l'alinéa 1er ou 2 à la disposition de la ou des commune(s) concernée(s).
  La ou les commune(s) publie(nt) les informations reçues, visées à l'alinéa 3, dans un délai raisonnable :
  1° en publiant les informations précitées sur leur site web. Les informations précitées restent disponibles sur le site web pendant une période d'au moins trente jours, qui prend cours le jour suivant le premier jour de leur publication ;
  2° en mettant à disposition les informations reçues sous forme numérique à la maison communale. Les informations précitées sont tenues à disposition aux fins de consultation à la maison communale de la commune pendant trente jours.
  Par dérogation à l'alinéa 3, si l'administration compétente visée à l'alinéa 2, est une commune concernée, le département ne met pas à nouveau les informations reçues à la disposition de la même commune. Le cas échéant, la commune procède dans un délai raisonnable à la publication et à l'ouverture à la consultation conformément à l'alinéa 4, 1° et 2°.
  Lorsqu'une autorité compétente communique un délai de recours contre la décision relative à une demande d'autorisation visée à l'alinéa 1er ou 2 qui est supérieur à trente jours, la décision relative à une action est mise à disposition pendant ce délai, par dérogation aux délais visés aux alinéas 1er et 4.

Titel 5. Gegevensverwerking

Titre 5. Traitement des données

Art.67. In deze titel wordt verstaan onder algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).

Art.67. Dans le présent article, on entend par Règlement général sur la protection des données : le règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE (Règlement général sur la protection des données) ;

Art.68. § 1. Het departement treedt op als de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van dit besluit.
  De verwerking van persoonsgegevens gebeurt op basis van artikel 6, 1), e) van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de volgende doeleinden:
  1° het verwerken, beheren en delen van de gegevens, met inbegrip van de wijzigingen aan die gegevens, die meegedeeld worden tijdens de volgende procedures:
  a) de relaties tussen milieubeoordelingen, vermeld in artikel 4.2.6. van het decreet;
  b) de screening, vermeld in artikel 4.3.5. en 4.3.6. van het decreet;
  c) de milieubeoordeling, vermeld in titel IV, hoofdstuk 4, van het decreet;
  d) de raadpleging over het MER;
  e) de besluitvorming, vermeld artikel 4.4.8. en 4.4.9. van het decreet.
  2° beslissingen met betrekking tot m.e.r. en over het MER-rapport;
  3° bekendmaking van stukken met betrekking tot de procedures vermeld in dit besluit;
  4° het bewaren van de informatie betreffende de procedures vermeld in punt 2° ;
  5° het behandelen van bezwaren, opmerkingen en standpunten.
  § 2. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit besluit heeft betrekking op de volgende categorieën van betrokkenen:
  1° de initiatiefnemer in het kader van procedures vermeld in dit besluit;
  2° de natuurlijke personen die vermeld worden in de uitgebrachte adviezen door de adviserende instanties in het kader van de raadplegingen vermeld in dit besluit;
  3° de personen die vermeld worden in de gegevens of documenten die bij de procedure gevoegd worden;
  4° het deelnemende publiek in het kader van een raadpleging of participatie vermeld in dit besluit.
  § 3. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit besluit heeft betrekking, in voorkomend geval, op de volgende categorieën van persoonsgegevens:
  1° de identificatiegegevens en contactgegevens van de betrokkenen vermeld in paragraaf 2;
  a) de voor en achternaam;
  b) het fysieke adres;
  c) het rijksregisternummer;
  d) het mailadres;
  e) eigendomsgegevens.
  f) de hoedanigheid in het project;
  g) in voorkomend geval het inrichtingsnummer of het ondernemingsnummer van de initiatiefnemer;
  h) gegevens die vrijwillig meegedeeld worden en die toelaten om personen te identificeren;
  i) andere identificatiegegevens of contactgegevens die in het kader van de desbetreffende vergunningsprocedure of planproces worden opgevraagd;
  2° locatiegegevens van het gebied waarop het plan of programma of het project betrekking heeft;
  3° de gegevens vervat in de inspraakreacties van het publiek zoals ingediend in het kader van een raadpleging of participatie vermeld in dit besluit.
  § 4. De verwerkingsverantwoordelijken verwerken de persoonsgegevens onder de
  volgende voorwaarden:
  1° de persoonsgegevens worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is;
  2° de persoonsgegevens worden verzameld voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden als vermeld in paragraaf 1 en mogen vervolgens niet verder op een met die doeleinden onverenigbare wijze worden verwerkt;
  3° de persoonsgegevens worden verwerkt op een wijze die toereikend is, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
  4° de persoonsgegevens zijn juist en als dat nodig is, worden ze geactualiseerd;
  5° alle redelijke maatregelen worden genomen om de persoonsgegevens die, gelet op de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt, onjuist zijn, onmiddellijk te wissen of te rectificeren;
  6° de persoonsgegevens worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen niet langer te identificeren dan noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt;
  7° de persoonsgegevens worden, door passende technische of organisatorische maatregelen te nemen, op een dusdanige manier verwerkt dat een passendebeveiliging ervan gewaarborgd is, zodat ze onder meer beschermd zijn tegenongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en tegen onopzettelijk verlies,vernietiging of beschadiging.
  De verwerkingsverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de naleving van de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, en kunnen dat aantonen.
  De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkenen vooraf over deverwerking van hun persoonsgegevens conform artikel 13 en 14 van de algemene verordening gegevensbescherming en informeren hen over hun rechten op basis van artikel 15 tot en met 22 van de algemene verordening gegevensbescherming.
  § 5. De maximale bewaringstermijnen voor persoonsgegevens die op basis van dit besluit worden verwerkt, conform artikel 5, lid 1, e), van de algemene verordening gegevensbescherming, worden vastgelegd op 30 jaar.

Art.68. § 1er. Le département est le responsable du traitement visé à l'article 4, 7), du Règlement général sur la protection des données, pour le traitement des données à caractère personnel dans le cadre de l'exécution du présent arrêté.
  Le traitement de données à caractère personnel est effectué sur la base de l'article 6, 1), e), du Règlement général sur la protection des données, aux fins suivantes :
  1° le traitement, la gestion et le partage des données, y compris les modifications apportées à ces données, qui sont communiquées au cours des procédures suivantes :
  a) les relations entre les évaluations environnementales, visées à l'article 4.2.6. du décret ;
  b) le screening visé aux articles 4.3.5. et 4.3.6. du décret ;
  c) l'évaluation environnementale, visée au titre IV, chapitre 4, du décret ;
  d) la consultation sur le RIE ;
  e) la prise de décision, visée aux articles 4.4.8. et 4.4.9. du décret.
  2° les décisions relatives au RIE et au rapport RIE ;
  3° la publication des documents relatifs aux procédures mentionnées dans le présent arrêté ;
  4° la conservation des informations relatives aux procédures visées au point 2° ;
  5° le traitement des objections, remarques et points de vue.
  § 2. Le traitement de données à caractère personnel dans le cadre du présent arrêté concerne les catégories suivantes de personnes concernées : 1° l'initiateur dans le cadre des procédures mentionnées dans le présent arrêté ;
  2° les personnes physiques mentionnées dans les avis rendus par les instances consultatives dans le cadre des consultations visées dans le présent arrêté ;
  3° les personnes mentionnées dans les données ou documents joints à la procédure ;
  4° le public participant dans le cadre d'une consultation ou d'une participation visée dans le présent arrêté.
  § 3. Le traitement de données à caractère personnel dans le cadre du présent arrêté concerne, le cas échéant, les catégories suivantes de données à caractère personnel : 1° les données d'identification et les coordonnées des personnes concernées mentionnées au paragraphe 2 ;
  a) les nom et prénom ;
  b) l'adresse physique ;
  c) le numéro de registre national ;
  d) l'adresse e-mail ;
  e) les données de propriété ;
  f) la qualité dans le projet ;
  g) le numéro d'établissement et, le cas échéant, le numéro d'entreprise de l'exploitant ;
  h) les données communiquées volontairement, qui permettent d'identifier des personnes ;
  i) d'autres données d'identification ou coordonnées demandées dans le cadre de la procédure d'autorisation ou du processus de planification concernés ;
  2° les données de localisation de la zone à laquelle le plan, le programme ou le projet se rapporte ;
  3° les données contenues dans les réactions du public soumises dans le cadre d'une consultation ou d'une participation visée au présent arrêté.
  § 4. Les responsables du traitement traitent les données personnelles selon les conditions suivantes :
  1° les données à caractère personnel sont traitées de manière licite, loyale et transparente au regard de la personne concernée ;
  2° les données à caractère personnel sont collectées pour des finalités déterminées, explicites et légitimes, telles que visées au paragraphe 1er, et ne peuvent pas être traitées ultérieurement d'une manière incompatible avec ces finalités ;
  3° les données personnelles sont traitées de manière adéquate, pertinente et limitée à ce qui est nécessaire au regard des fins auxquelles elles sont traitées ;
  4° les données à caractère personnel sont exactes et, si nécessaire, tenues à jour ;
  5° toutes les mesures raisonnables sont prises pour effacer ou corriger immédiatement les données à caractère personnel qui sont inexactes, eu égard aux fins auxquelles elles sont traitées ;
  6° les données à caractère personnel sont conservées sous une forme permettant de ne pas identifier l'intéressé plus longtemps qu'il ne faut pour les fins auxquelles les données à caractère personnel sont traitées ;
  7° les données à caractère personnel sont traitées de façon à garantir une sécurité appropriée des données à caractère personnel, y compris la protection contre le traitement non autorisé ou illicite et contre la perte, la destruction ou les dégâts d'origine accidentelle, à l'aide de mesures techniques ou organisationnelles appropriées. Le responsable du traitement est responsable du respect des conditions visées à l'alinéa 1er, et est en mesure de démontrer que celles-ci sont respectées. Le responsable du traitement informe préalablement les personnes concernées du traitement de leurs données à caractère personnel conformément aux articles 13 et 14 du Règlement général sur la protection des données, et les informe de leurs droits sur la base des articles 15 à 22 du Règlement général sur la protection des données.
  § 5. Les durées de conservation maximales des données à caractère personnel traitées en vertu du présent arrêté, conformément à l'article 5, paragraphe 1er, e), du Règlement général sur la protection des données, sont fixées à 30 ans.

Titel 6. Wijzigingsbepalingen

Titre 6. Dispositions modificatives

Hoofdstuk 1. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid

Chapitre 1er. Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 novembre 2003 contenant des mesures d'exécution de la politique naturelle zonale

Art.69. In artikel 29, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, worden in punt 6° de woorden "conform verklaarde milieueffectrapport" vervangen door de woorden "goedgekeurd milieueffectrapport".

Art.69. Dans l'article 29, § 1er, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 novembre 2003 contenant des mesures d'exécution de la politique naturelle zonale, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 7 mars 2008, au point 6, les mots " rapport d'incidence sur l'environnement déclaré conforme " sont remplacés par les mots " rapport d'incidence sur l'environnement approuvé ".

Art.70. In artikel 32, § 2, van hetzelfde besluit, worden in punt 5° de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de zinsnede "met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage," wordt geschrapt;
2° worden de woorden "conform verklaarde milieueffectrapport" vervangen door de woorden "goedgekeurd milieueffectrapport".

Art.70. A l'article 32, § 2, du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées au point 5° :
1° les mots " par un titre relatif à l'évaluation des incidences sur l'environnement et la sécurité " sont supprimés ;
2° les mots " l'évaluation des incidences sur l'environnement déclarée conforme " sont remplacés par les mots " l'évaluation des incidences sur l'environnement approuvée ".

Art.71. In artikel 35, § 1, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "conform verklaard milieueffectrapport" vervangen door de woorden "goedgekeurd milieueffectrapport".

Art.71. Dans l'article 35, § 1er, alinéa 3, du même arrêté, les mots " évaluation des incidences sur l'environnement déclarée conforme " sont remplacés par les mots " évaluation des incidences sur l'environnement approuvée ".

Art.72. In artikel 37, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "conform verklaard milieueffectrapport" vervangen door de woorden "goedgekeurd milieueffectrapport".

Art.72. Dans l'article 37, alinéa 1er, du même arrêté, les mots " évaluation des incidences sur l'environnement déclarée conforme " sont remplacés par les mots " évaluation des incidences sur l'environnement approuvée ".

Hoofdstuk 2. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet

Chapitre 2. Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 mars 2004 portant exécution du décret relatif aux minerais de surface

Art.73. In artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008 en 24 februari 2017, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
"Het aanvraagdossier dient te worden opgesteld door een opdrachtnemer die hiertoe werd aangesteld door de aanvrager van het certificaat van herkomst. Deze opdrachtnemer dient ofwel te beschikken over de nodige erkenningen voor een bodemsaneringsdeskundige, zoals bedoeld in het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, ofwel is de opdrachtnemer conform de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu, erkend in de discipline bodem, deeldomein geologie.".

Art.73. Dans l'article 10 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand du 7 mars 2008 et du 24 février 2017, l'alinéa 2 est remplacé par ce qui suit :
" Le dossier de demande doit être établi par un exécutant qui a été désigné pour ce faire par le demandeur du certificat d'origine. Cet exécutant doit disposer soit des agréments nécessaires pour un expert en assainissement du sol, tels que prévus par le décret du 27 octobre 2006 relatif à l'assainissement du sol et à la protection du sol, soit l'exécutant doit être agréé dans la discipline sol, branche géologie, conformément aux dispositions de l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 novembre 2010 établissant le règlement flamand en matière d'agréments relatifs à l'environnement. ".

Art.74. In artikel 37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008 en 24 februari 2017, wordt de zinsnede "decreet van 18 mei 1999 betreffende de openbaarheid van bestuur" vervangen door de zinsnede "het Bestuursdecreet van 7 december 2018".

Art.74. Dans l'article 37 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand du 7 mars 2008 et du 24 février 2017, le membre de phrase " décret du 18 mai 1999 relatif à la publicité de l'administration " est remplacé par le membre de phrase " décret de gouvernance du 7 décembre 2018 ".

Hoofdstuk 3. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 houdende de vaststelling van de regels voor de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichting en de vaststelling van de zoneringsplannen

Chapitre 3. Modification de l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 mars 2006 fixant les règles de séparation entre l'obligation d'assainissement communale et supracommunale et la fixation des plans de zonage

Art.75. In artikel 5, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 houdende de vaststelling van de regels voor de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichting en de vaststelling van de zoneringsplannen, wordt de zinsnede "de milieueffectrapportage, vermeld in artikel 4.1.4, § 2," vervangen door de zinsnede "de milieueffectrapportage, vermeld in artikel 4.2.1, tweede lid".

Art.75. Dans l'article 5, § 1er, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 mars 2006 fixant les règles de séparation entre l'obligation d'assainissement communale et supracommunale et la fixation des plans de zonage, le membre de phrase " des rapports sur les incidences sur l'environnement, visés à l'article 4.1.4, § 2 " est remplacé par le membre de phrase " des rapports sur les incidences sur l'environnement, visés à l'article 4.2.1, alinéa 2 ".

Hoofdstuk 4. Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 26 januari 2007 houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage

Chapitre 4. Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 janvier 2007 portant les modalités en matière de l'établissement de rapports de sécurité spatiale

Art.76. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 januari 2007 houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage, wordt de zinsnede "hoofdstuk IV van titel IV" vervangen door de zinsnede "hoofdstuk 2 van titel IV/1".

Art.76. Dans l'article 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 janvier 2007 portant les modalités en matière de l'établissement de rapports de sécurité spatiale, le membre de phrase " chapitre IV du titre IV " est remplacé par le membre de phrase " chapitre 2 du titre IV/1 ".

Art.77. In artikel 2, § 1, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "artikel 4.1.1" vervangen door de zinsnede "artikel 4/1.2.1".

Art.77. Dans l'article 2, § 1er, du même arrêté, le membre de phrase " l'article 4.1.1 " est remplacé par le membre de phrase " l'article 4/1.2.1 ".

Art.78. In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "hoofdstuk IV en V van titel IV" vervangen door de zinsnede "hoofdstuk 2 en 3 van titel IV/1".

Art.78. Dans l'article 3 du même arrêté, le membre de phrase " du chapitre IV et V du titre IV " est remplacé par le membre de phrase " des chapitres 2 en 3 du titre IV/1 ".

Hoofdstuk 5. Wijzigingen van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007

Chapitre 5. Modifications de l'arrêté VLAREBO du 14 décembre 2007

Art.79. In artikel 1 van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, wordt punt 9° vervangen door wat volgt:
"9° Vlaams expertisecentrum m.e.r., afgekort VECM: het Vlaams expertisecentrum m.e.r., vermeld in artikel 4.1.1, 19°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;".

Art.79. Dans l'article 1er de l'arrêté VLAREBO du 14 décembre 2007, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 février 2017, le point 9° est remplacé par ce qui suit :
" 9° Centre d'Expertise flamand R.I.E., en abrégé VECM : le Centre d'Expertise flamand R.I.E., visé à l'article 4.1.1, 19°, du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement ; ".

Art.80. In artikel 78, 6°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 oktober 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt b) wordt de zinsnede "artikel 4.3.2, § 2bis," vervangen door de zinsnede "artikel 4.3.3., § 1, 2°, ";
2° in punt c) wordt de zinsnede "artikel 4.3.2, § 1, of § 2," vervangen door de zinsnede "artikel 4.3.3., § 1, 1°, " en wordt de zinsnede "artikel 4.3.7" vervangen door de zinsnede "artikel 4.4.5".

Art.80. A l'article 78, 6° du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 octobre 2015, les modifications suivantes sont apportées :
1° au point b), le membre de phrase " article 4.3.2, § 2bis, " est remplacé par le membre de phrase " article 4.3.3., § 1er, 2°, " ;
2° au point c), le membre de phrase " article 4.3.2, § 1er ou 2, " est remplacé par le membre de phrase " article 4.3.3., § 1er, 1°, " et le membre de phrase " article 4.3.7 " est remplacé par le membre de phrase " article 4.4.5 ".

Art.81. In artikel 78/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 oktober 2015 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017, wordt de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het VECM".

Art.81. Dans l'article 78/1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 octobre 2015 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 février 2017, les mots " la division compétente pour l'évaluation des incidences sur l'environnement " sont remplacés par les mots " le VECM ".

Art.82. In artikel 85, eerste lid van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 oktober 2015, wordt de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het VECM".

Art.82. Dans l'article 85, alinéa 1er, du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 octobre 2015, les mots " de la division chargée de l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " du VECM ".

Art.83. In artikel 86, vierde lid, van hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2018, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor milieueffectrapportage" wordt telkens vervangen door de woorden "het VECM"
2° de zinsnede "Bij gebrek aan advies binnen die termijn wordt aangenomen dat een gunstig advies is uitgebracht en kan de procedure worden voortgezet." wordt vervangen door "Bij gebrek aan advies binnen die termijn mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.".

Art.83. A l'article 86, alinéa 4, du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 septembre 2018, les modifications suivantes sont apportées :
1° les mots " à la division compétente pour l'évaluation des incidences sur l'environnement " sont remplacés par les mots " au VECM ".
2° le membre de phrase " Faute d'avis dans ce délai, il est admis qu'un avis favorable a été émis et que la procédure peut être poursuivie. " est remplacé par " Faute d'avis dans ce délai, il peut être dérogé à l'obligation d'avis. ".

Hoofdstuk 6. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is

Chapitre 6. Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 juillet 2010 portant détermination des actes urbanistiques qui ne requièrent pas de permis d'environnement

Art.84. In artikel 11.9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018, wordt de zinsnede "bijlage I en II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage" vervangen door de zinsnede "bijlage 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2025 tot uitvoering van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wat betreft de milieueffectrapportage".

Art.84. Dans l'article 11.9 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 septembre 2018, le membre de phrase " dans l'annexe Ire et II de l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 décembre 2004 établissant les catégories de projets soumises à l'évaluation des incidences sur l'environnement " est remplacé par le membre de phrase " dans l'annexe 1re de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 octobre 2025 portant exécution du titre IV du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, pour ce qui est des rapports d'incidence sur l'environnement ".

Hoofdstuk 7. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten

Chapitre 7. Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 décembre 2014 portant exécution du décret du 25 avril 2014 relatif aux projets complexes

Art.85. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2014 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"5° Vlaams expertisecentrum m.e.r., afgekort VECM: het Vlaams expertisecentrum m.e.r., vermeld in artikel 4.1.1, 19°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;".

Art.85. Dans l'article 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 décembre 2014 portant exécution du décret du 25 avril 2014 relatif aux projets complexes, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 février 2017, il est inséré un point 5°, rédigé comme suit :
" 5° Centre d'Expertise flamand R.I.E., en abrégé VECM : le Centre d'Expertise flamand R.I.E., visé à l'article 4.1.1, 19°, du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement ; ".

Art.86. In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° punt 3° wordt vervangen door wat volgt:
  "3° een advies van het VECM over de reikwijdte en het detailleringsniveau van het MER conform artikel 8, § 2, van het voormelde decreet of, in voorkomend geval, een geïntegreerd scopingadvies van het Vlaams expertisecentrum m.e.r. conform artikel 8, § 3, van het voormelde decreet en artikel 35 van dit besluit, geïntegreerd in de geactualiseerde alternatievenonderzoeksnota;";
  2° in punt 8° wordt de zinsnede "de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het VECM".

Art.86. Dans l'article 3 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 février 2017, les modifications suivantes sont apportées :
  1° le point 3° est remplacé par ce qui suit :
  " 3° d'un avis du VECM quant à la portée et le niveau de détail du RIE conformément à l'article 8, § 2, du décret précité ou, le cas échéant, d'un avis de cadrage intégré du Centre d'expertise flamand R.I.E. conformément à l'article 8, § 3, du décret précité et à l'article 35 du présent arrêté, intégré dans la note actualisée d'examen des alternatives ; " ;
  2° dans le point 8°, le membre de phrase " du service compétent pour la rédaction de rapports d'incidences sur l'environnement " est remplacé par les mots " du VECM ".

Art.87. In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° punt 2° wordt vervangen door wat volgt:
  "2° een advies van het VECM over de reikwijdte en het detailleringsniveau van het MER conform artikel 18, § 2, van het voormelde decreet of, in voorkomend geval, artikel 18, § 3, van het voormelde decreet en artikel 37 van dit besluit, geïntegreerd in de geactualiseerde projectonderzoeksnota;";
  2° in punt 7° wordt de zinsnede "de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het VECM".

Art.87. A l'article 4 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 février 2017, les modifications suivantes sont apportées :
  1° le point 2° est remplacé par ce qui suit :
  " 2° d'un avis du VECM quant à la portée et le niveau de détail du RIE conformément à l'article 18, § 2, du décret précité ou, le cas échéant, à l'article 18, § 3, du décret précité et à l'article 37 du présent arrêté, intégré dans la note actualisée d'examen du projet ; " ;
  2° dans le point 7°, les mots " du service compétent pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " du VECM ".

Art.88. In artikel 5, tweede lid, 5°, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het VECM".

Art.88. Dans l'article 5, alinéa 2, 5°, du même arrêté, les mots " du service compétent pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " du VECM ".

Art.89. In artikel 7 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het VECM".

Art.89. Dans l'article 7 du même arrêté, les mots " au service compétent pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " au VECM ".

Art.90. In artikel 8, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het VECM".

Art.90. Dans l'article 8, § 1er, alinéa 2, du même arrêté, les mots " au service compétent pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " au VECM ".

Art.91. In artikel 10 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het VECM bezorgt het advies, vermeld in artikel 8, § 2, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014, binnen vijfenveertig dagen na de datum van de ontvangst van het verzoek, vermeld in artikel 8, § 2, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014, aan de procesverantwoordelijke."

Art.91. L'article 10 du même arrêté est complété par un alinéa 3, rédigé comme suit :
" Le VECM transmet l'avis visé à l'article 8, § 2, alinéa 1er, du décret du 25 avril 2014 au responsable du processus dans les quarante-cinq jours suivant la date de réception de la demande visée à l'article 8, § 2, alinéa 1er, du décret du 25 avril 2014. "

Art.92. In artikel 11 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het VECM".

Art.92. Dans l'article 11 du même arrêté, les mots " au service compétent pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " au VECM ".

Art.93. In artikel 15, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het VECM".

Art.93. Dans l'article 15, § 1er, alinéa 2, du même arrêté, les mots " au service compétent pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " au VECM ".

Art.94. In artikel 17 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
" Het VECM bezorgt het advies, vermeld in artikel 18, § 2, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014, binnen vijfenveertig dagen na de datum van de ontvangst van het verzoek, vermeld in artikel 18, § 2, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014, aan de procesverantwoordelijke."

Art.94. L'article 17 du même arrêté est complété par un alinéa 3, rédigé comme suit :
" Le VECM transmet l'avis visé à l'article 18, § 2, alinéa 1er, du décret du 25 avril 2014 au responsable du processus dans les quarante-cinq jours suivant la date de réception de la demande visée à l'article 18, § 2, alinéa 1er, du décret du 25 avril 2014. "

Art.95. In artikel 18 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het VECM".

Art.95. Dans l'article 18 du même arrêté, les mots " au service compétent pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " au VECM ".

Art.96. In artikel 22, § 2, eerste lid, 1°, c), van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het VECM".

Art.96. Dans l'article 22, § 2, alinéa 1er, 1°, c), du même arrêté, les mots " au service compétent pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " du VECM ".

Art.97. In artikel 33 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het VECM".

Art.97. Dans l'article 33 du même arrêté, les mots " au service compétent pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " au VECM ".

Art.98. In artikel 34, § 2, derde lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het VECM".

Art.98. Dans l'article 34, § 2, alinéa 3, du même arrêté, les mots " au service compétent pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " au VECM ".

Art.99. In artikel 35 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt:
  "De adviezen van het VECM, vermeld in artikel 8, § 2, eerste lid en artikel 8, § 3, van het decreet van 25 april 2014, omvatten ten minste de volgende informatie:
  1° een advies over de inhoudelijke aanpak van de rapportage, met inbegrip van de methodologie;
  2° in voorkomend geval, een beslissing over de onttrekking aan de bekendmaking van het MER of delen ervan.
  Bij een geïntegreerd advies vermeld in artikel 8, § 3, van het decreet van 25 april 2014, houdt het VECM rekening met de uitgebrachte adviezen en met het resultaat van de grensoverschrijdende raadpleging.
  De adviezen van het VECM, vermeld in het eerste lid, worden geïntegreerd in de geactualiseerde alternatievenonderzoeksnota. De geactualiseerde alternatievenonderzoeksnota is samen met de procesnota de leidraad voor het verdere verloop van het geïntegreerde planningsproces dat leidt tot de opmaak van het voorontwerp van voorkeursbesluit."
  2° paragraaf 2, wordt vervangen door wat volgt:
  " § 2. In voorkomend geval deelt het VECM het geïntegreerd scopingadvies uiterlijk binnen een termijn van veertig dagen na de datum van ontvangst van de adviezen van de adviesinstanties, vermeld in artikel 8, § 2, van het voormelde decreet, mee aan :
  1° de procesverantwoordelijke;
  2° de leidend ambtenaren die om advies zijn verzocht of die uit eigen beweging een advies hebben uitgebracht, conform artikel 9, § 1;
  3° de instanties die om advies zijn verzocht of die uit eigen beweging een advies hebben uitgebracht, conform artikel 9, § 2 tot en met § 4;
  4° in voorkomend geval, de bevoegde autoriteiten, vermeld in artikel 8, § 2, derde lid van het decreet van 25 april 2014.
  Het geïntegreerd scopingadvies, vermeld in het eerste lid, wordt ook bekendgemaakt op de volgende websites :
  1° de website van de bevoegde overheid, vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014;
  2° de website van het VECM;
  3° de website complexe projecten;
  4° in voorkomend geval, de website die specifiek voor het project in kwestie is ontwikkeld."

Art.99. A l'article 35 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 février 2017, les modifications suivantes sont apportées :
  1° le paragraphe 1er est remplacé par ce qui suit :
  " Les avis du VECM, mentionnés à l'article 8, § 2, alinéa 1er, et à l'article 8, § 3, du décret du 25 avril 2014, comprennent au moins les informations suivantes :
  1° un avis sur l'approche de fond du rapport, y compris la méthodologie ;
  2° le cas échéant, une décision sur la soustraction à la publication du RIE ou de parties de celui-ci.
  Dans le cadre d'un avis intégré visé à l'article 8, § 3, du décret du 25 avril 2014, le VECM tient compte, lors de sa décision, des avis émis et du résultat de la consultation transfrontalière.
  Les avis du VECM visés à l'alinéa 1er sont intégrés dans la note actualisée d'examen des alternatives. La note actualisée d'examen des alternatives conjointement avec la note de processus servent à orienter la suite du processus intégré de planification qui aboutira à la rédaction de l'avant-projet d'arrêté relatif à la préférence. "
  2° le paragraphe 2 est remplacé par ce qui suit :
  " § 2. Le cas échéant, le VECM communique l'avis de cadrage intégré au plus tard dans un délai de quarante jours à compter de la date de réception des avis des instances consultatives visées à l'article 8, § 2, du décret précité :
  1° au responsable du processus ;
  2° aux fonctionnaires dirigeants auxquels un avis a été demandé ou ayant rendu un avis de leur propre initiative, conformément à l'article 9, § 1er ;
  3° aux instances auxquelles un avis a été demandé ou ayant rendu un avis de leur propre initiative, conformément à l'article 9, §§ 2 à 4 ;
  4° le cas échéant, aux autorités compétentes citées à l'article 8, § 2, alinéa 3, du décret du 25 avril 2014.
  L'avis de cadrage intégré visé à l'alinéa 1er est également publié sur les sites web suivants :
  1° le site web de l'autorité compétente visée à l'article 6 du décret du 25 avril 2014 ;
  2° le site web du VECM ;
  3° le site web projets complexes ;
  4° le cas échéant, le site web spécifiquement développé pour le projet en question. "

Art.100. In artikel 36 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017, wordt de zinsnede "De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage" telkens vervangen door de woorden "Het VECM".

Art.100. Dans l'article 36 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 février 2017, le membre de phrase " Le service compétent pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " est remplacé par les mots " Le VECM ".

Art.101. In artikel 37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1, wordt vervangen door wat volgt:
  "De adviezen van het VECM, vermeld in artikel 18, § 2, eerste lid en artikel 18, § 3, van het decreet van 25 april 2014, omvatten ten minste de volgende informatie:
  1° een advies over de inhoudelijke aanpak van de rapportage, met inbegrip van de methodologie;
  2° in voorkomend geval, een beslissing over de onttrekking aan de bekendmaking van het MER of delen ervan.
  Bij een geïntegreerd advies vermeld in artikel 18, § 3, van het decreet van 25 april 2014, houdt het VECM rekening met de uitgebrachte adviezen en met het resultaat van de grensoverschrijdende raadpleging.
  De adviezen van het VECM, vermeld in het eerste lid, worden geïntegreerd in de geactualiseerde projectonderzoeksnota. De geactualiseerde projectonderzoeksnota is samen met de procesnota de leidraad voor het verdere verloop van het geïntegreerde planningsproces dat leidt tot de opmaak van het voorontwerp van projectbesluit."
  2° paragraaf 2, wordt vervangen door wat volgt:
  " § 2. In voorkomend geval deelt het VECM het geïntegreerd scopingadvies uiterlijk binnen een termijn van veertig dagen na de datum van ontvangst van de adviezen van de adviesinstanties, vermeld in artikel 18, § 2, van het voormelde decreet, mee aan :
  1° de procesverantwoordelijke;
  2° de leidende ambtenaren die om advies zijn verzocht of die uit eigen beweging een advies hebben uitgebracht, conform artikel 16, § 1;
  3° de instanties die om advies zijn verzocht, conform artikel 16, § 2 tot en met § 4;
  4° in voorkomend geval, de bevoegde autoriteiten, vermeld in artikel 18, § 2, tweede lid van het decreet van 25 april 2014.
  Het geïntegreerde scopingadvies, vermeld in het eerste lid, wordt ook bekendgemaakt op de volgende websites :
  1° de website van de bevoegde overheid, vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014;
  2° de website van het VECM;
  3° de website complexe projecten;
  4° in voorkomend geval, de website die specifiek voor het project in kwestie is ontwikkeld."

Art.101. A l'article 37 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 février 2017, les modifications suivantes sont apportées :
  1° le paragraphe 1er est remplacé par ce qui suit :
  " Les avis du VECM, mentionnés à l'article 18, § 2, alinéa 1er, et à l'article 18, § 3, du décret du 25 avril 2014, comprennent au moins les informations suivantes :
  1° un avis sur l'approche de fond du rapport, y compris la méthodologie ;
  2° le cas échéant, une décision sur la soustraction à la publication du RIE ou de parties de celui-ci.
  Dans le cadre d'un avis intégré visé à l'article 18, § 3, du décret du 25 avril 2014, le VECM tient compte, lors de sa décision, des avis émis et du résultat de la consultation transfrontalière.
  Les avis du VECM visés à l'alinéa 1er sont intégrés dans la note actualisée d'examen du projet. La note actualisée d'examen du projet conjointement avec la note de processus servent à orienter la suite du processus intégré de planification qui aboutira à la rédaction de l'avant-projet d'arrêté relatif au projet. "
  2° le paragraphe 2 est remplacé par ce qui suit :
  " § 2. Le cas échéant, le VECM communique l'avis de cadrage intégré au plus tard dans un délai de quarante jours à compter de la date de réception des avis des instances consultatives visées à l'article 18, § 2, du décret précité :
  1° au responsable du processus ;
  2° aux fonctionnaires dirigeants auxquels un avis a été demandé ou ayant rendu un avis de leur propre initiative, conformément à l'article 16, § 1er ;
  3° aux instances auxquelles un avis a été demandé, conformément à l'article 16, §§ 2 à 4 ;
  4° le cas échéant, aux autorités compétentes citées à l'article 18, § 2, alinéa 2, du décret du 25 avril 2014.
  L'avis de cadrage intégré visé à l'alinéa 1er est également publié sur les sites web suivants :
  1° le site web de l'autorité compétente visée à l'article 6 du décret du 25 avril 2014 ;
  2° le site web du VECM ;
  3° le site web projets complexes ;
  4° le cas échéant, le site web spécifiquement développé pour le projet en question. "

Art.102. In artikel 38 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017, wordt de zinsnede "De dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage" telkens vervangen door de woorden "Het VECM".

Art.102. Dans l'article 38 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 février 2017, le membre de phrase " Le service compétent pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " est remplacé par les mots " Le VECM ".

Art.103. In artikel 39 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "artikel 4.3.6" vervangen door de zinsnede "artikel 4.5.1".

Art.103. Dans l'article 39 du même arrêté, le membre de phrase " l'article 4.3.6 " est remplacé par le membre de phrase " l'article 4.5.1 ".

Art.104. In hoofdstuk 3, afdeling 4 het hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017, wordt onderafdeling 4, die bestaat uit artikel 40, opgeheven.

Art.104. Dans le chapitre 3, section 4, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 février 2017, la sous-section 4, comprenant l'article 40, est abrogée.

Art.105. In artikel 41, eerste lid, 1°, e), van hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 juli 2021, worden de woorden "de dienst bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het VECM".

Art.105. Dans l'article 41, alinéa 1er, 1°, e), du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 juillet 2021, les mots " du service compétent pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " du VECM ".

Art.106. In artikel 48, tweede lid, 5°, van hetzelfde besluit, wordt de zinsnede "de dienst, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het VECM".

Art.106. Dans l'article 48, alinéa 2, 5°, du même arrêté, les mots " du service compétent pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " du VECM ".

Hoofdstuk 8. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Chapitre 8. Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 novembre 2015 portant exécution du décret du 25 avril 2014 relatif au permis d'environnement

Art.107. In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid wordt punt 6° vervangen door wat volgt:
  "6° afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage: de subentiteit van het departement, bevoegd voor veiligheidsrapportage;";
  2° in het eerste lid wordt in punt 25° de zinsnede "artikel 4.1.1, § 1, 10°, " vervangen door de zinsnede "artikel 4/1.1.1, 5°, ";
  3° in het eerste lid wordt in punt 29° de zinsnede "artikel 4.1.1, § 1, 8°, " vervangen door de zinsnede "artikel 4.1.1, 7°, ";
  4° aan het eerste lid worden een punt 35° en een punt 36° toegevoegd, die luiden als volgt:
  "35° Vlaams expertisecentrum m.e.r., afgekort VECM: de instantie die belast is met de taken van milieueffectrapportage, vermeld in artikel 4.1.1, 19°, van het DABM;
  36° m.e.r.-besluit van 24 oktober 2025: het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2025 tot uitvoering van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wat betreft de milieueffectrapportage.";
  5° in het tweede lid worden in punt 2° tussen het woord "artikel" en het getal "5.1.1" de zinsnede "4.1.1, 4/1.1.1," ingevoegd.

Art.107. A l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 novembre 2015 portant exécution du décret du 25 avril 2014 relatif au permis d'environnement, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 mai 2023, les modifications suivantes sont apportées :
  1° à l'alinéa 1er, le point 6° est remplacé par ce qui suit :
  " 6° division compétente pour les rapports de sécurité : la sous-entité du département, compétente pour les rapports de sécurité ; " ;
  2° dans l'alinéa 1er, au point 25°, le membre de phrase " l'article 4.1.1, § 1er, 10°, " est remplacé par le membre de phrase " l'article 4/1.1.1, 5°, " ;
  3° dans l'alinéa 1er, au point 29°, le membre de phrase " l'article 4.1.1, § 1er, 8°, " est remplacé par le membre de phrase " l'article 4.1.1, 7°, " ;
  4° l'alinéa 1er est complété par un point 35° et un point 36°, rédigés comme suit :
  " 35° Centre d'Expertise flamand R.I.E., en abrégé VECM : l'instance chargée des rapports d'incidence sur l'environnement, visée à l'article 4.1.1, 19°, du DABM ;
  36° arrêté R.I.E. du 24 octobre 2025. l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 octobre 2025 portant exécution du titre IV du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, pour ce qui est des rapports d'incidence sur l'environnement. " ;
  5° dans l'alinéa 2, au point 2°, le membre de phrase " 4.1.1, 4/1.1.1, " est inséré entre le mot " articles " et le chiffre " 5.1.1 ".

Art.108. In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 9 maart 2018 en 11 september 2020, worden volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt punt 3° vervangen wat volgt:
  "3° de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage, in geval van een project waarvoor een OVR moet worden opgesteld;";
  2° aan paragraaf 1, eerste lid, wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "4° het VECM in geval van een project of een verandering daaraan als vermeld in bijlage 1 en 2 van het m.e.r.-besluit van 24 oktober 2025";
  3° in paragraaf 1, derde lid, wordt de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage." vervangen door de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage of het VECM";
  4° in paragraaf 4, tweede lid wordt in punt 5° de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage." vervangen door de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage of het VECM".

Art.108. A l'article 8 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 9 mars 2018 et 11 septembre 2020, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans le paragraphe 1er, alinéa 1er, le point 3° est remplacé par ce qui suit :
  " 3° la division compétente pour les rapports de sécurité, dans le cas d'un projet pour lequel un RSE doit être établi ; " ;
  2° le paragraphe 1er, alinéa 1er, est complété par un point 4°, rédigé comme suit :
  " 4° le VECM dans le cas d'un projet ou de sa modification, comme mentionné dans les annexes 1re et 2 de l'arrêté R.I.E du 24 octobre 2025 " ;
  3° dans le paragraphe 1er, alinéa 3, les mots " la division compétente pour l'évaluation des incidences sur la sécurité et l'environnement " sont remplacés par les mots " la division compétente pour les rapports de sécurité ou le VECM " ;
  4° dans le paragraphe 4, alinéa 2, au point 5°, les mots " la division compétente pour l'évaluation des incidences sur la sécurité et l'environnement " sont remplacés par les mots " la division compétente pour les rapports de sécurité ou le VECM " ;

Art.109. In artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 en 9 maart 2018, wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt:
" § 3. Het bevoegde bestuur verzoekt, als dat nodig is, de vergunningsaanvrager om aanvullende informatie, conform bijlage II van het DABM, die rechtstreeks ter zake doet om te komen tot de gemotiveerde conclusie over de aanzienlijke milieueffecten van het project.

Art.109. Dans l'article 15 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 17 février 2017 et 9 mars 2018, le paragraphe 3 est remplacé par ce qui suit :
" § 3. Si nécessaire, l'administration compétente demande au demandeur d'autorisation des informations complémentaires, conformément à l'annexe II du DABM, qui sont directement utiles à l'élaboration de la conclusion motivée sur les incidences notables du projet sur l'environnement.

Art.110. In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid wordt telkens de zinsnede "project-MER of" opgeheven;
  2° er wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt als volgt:
  "Als de vergunningsaanvraag een nog niet goedgekeurd project-MER omvat, en het projectgebied of de alternatieven, onderzocht in dit project-MER, zich uitstrekken over meer gemeenten dan de gemeente waar het voorwerp van de vergunningsaanvraag uitgevoerd zal worden, is artikel 49 van het m.e.r.-besluit van overeenkomstige toepassing.".

Art.110. A l'article 17 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans l'alinéa 1er, les membres de phrase " un RIE du projet ou ", " ce RIE du projet ou " et " le RIE du projet ou " sont abrogés ;
  2° il est ajouté un alinéa 4, rédigé comme suit :
  " Lorsque la demande d'autorisation comprend un RIE du projet non encore approuvé et que la zone du projet ou les alternatives examinées dans ce RIE du projet s'étendent sur d'autres communes que celle où sera exécuté l'objet de la demande d'autorisation, l'article 49 de l'arrêté R.I.E. s'applique mutatis mutandis. ".

Art.111. In artikel 24, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 9 maart 2018 en 11 september 2020, wordt punt 1° opgeheven.

Art.111. Dans l'article 24, § 1er, alinéa 2, du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 9 mars 2018 et 11 septembre 2020, le point 1° est abrogé.

Art.112. In artikel 27 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt het woord "milieueffectrapportage" vervangen door het woord "milieubeoordeling als vermeld in artikel 4.1.1., 6°, van het DABM";
  2° aan paragraaf 1, tweede lid, wordt de volgende zin toegevoegd:
  "Als de vergunningsaanvraag onderworpen is aan een milieubeoordeling als vermeld in artikel 4.1.1., 6°, van het DABM, dan is artikel 53 van het m.e.r.-besluit van toepassing.";
  3° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage," vervangen door de woorden "het VECM".

Art.112. A l'article 27 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 février 2017, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans le paragraphe 1er, alinéa 2, les mots " une évaluation des incidences sur l'environnement " sont remplacés par le membre de phrase " une évaluation environnementale telle que visée à l'article 4.1.1., 6°, du DABM " ;
  2° le paragraphe 1er, alinéa 2, est complété par la phrase suivante :
  " Si la demande d'autorisation est soumise à une évaluation environnementale telle que visée à l'article 4.1.1., 6°, du DABM, l'article 53 de l'arrêté R.I.E. s'applique. " ;
  3° dans le paragraphe 3, alinéa 2, le membre de phrase " à la division compétente pour l'évaluation des incidences sur la sécurité et l'environnement, " est remplacé par le membre de phrase " au VECM, " ;

Art.113. In artikel 28, § 3, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage," vervangen door de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage".

Art.113. Dans l'article 28, § 3, alinéa 2, du même arrêté, les mots " à la division compétente pour l'évaluation des incidences sur la sécurité et l'environnement, " sont remplacés par les mots " à la division compétente pour les rapports de sécurité, ".

Art.114. In artikel 29, § 1, tweede lid, 2°, van hetzelfde besluit, wordt de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage," vervangen door de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage of het VECM overeenkomstig artikel 51 van het m.e.r.-besluit".

Art.114. Dans l'article 29, § 1er, alinéa 2, 2°, du même arrêté, les mots " de la division compétente pour l'évaluation des incidences sur la sécurité et l'environnement, " sont remplacés par le membre de phrase " de la division compétente pour les rapports de sécurité ou le VECM, conformément à l'article 51 de l'arrêté R.I.E., ".

Art.115. Aan artikel 31 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van 9 maart 2018, wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt:
"Als de vergunningsaanvraag of beroep onderworpen is aan een milieubeoordeling conform artikel 4.3.3. van het DABM, worden de adviesinstanties vermeld in het eerste lid maar één keer om advies gevraagd en moeten ze maar één advies uitbrengen over de vergunningsaanvraag en het bijhorende project-MER.".

Art.115. Dans l'article 31 du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mars 2018, il est ajouté un alinéa deux, rédigé comme suit :
" Si la demande d'autorisation ou le recours est soumis à une évaluation environnementale conformément à l'article 4.3.3. du DABM, les instances d'avis mentionnées à l'alinéa 1er ne sont consultées qu'une seule fois pour avis et ne doivent émettre qu'un seul avis sur la demande d'autorisation et le RIE du projet correspondant. ".

Art.116. In artikel 35, § 15, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 en 20 januari 2023, wordt de zinsnede "De afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage," vervangen door de zinsnede "De afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage,".

Art.116. Dans l'article 35, § 15, du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 30 novembre 2018 et 20 janvier 2023, les mots " La division compétente pour les rapports des incidences sur la sécurité et l'environnement " sont remplacés par les mots " La division compétente pour les rapports de sécurité ".

Art.117. In artikel 41, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 9 maart 2018 en 11 september 2020, worden de woorden "of een ontheffing van de rapportageverplichting is verkregen" telkens opgeheven.

Art.117. Dans l'article 41 du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 février 2017 et modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 9 mars 2018 et 11 septembre 2020, les mots " ou une dispense de cette obligation a été obtenue " sont supprimés à chaque fois.

Art.118. In artikel 42, 1°, b), van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017, worden de woorden "of een ontheffing van de rapportageverplichting is verkregen" opgeheven.

Art.118. Dans l'article 42, 1°, b), du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 février 2017, les mots " ou une dispense de cette obligation a été obtenue " sont supprimés.

Art.119. In artikel 48, 5° /1, a), van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017, wordt de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor veiligheids- milieueffectenrapportage, vermeld in artikel 4.3.8, § 2, van het DABM," vervangen door de zinsnede "het VECM, vermeld in artikel 4.4.7, § 3, van het DABM".

Art.119. Dans l'article 48, 5° /1, a), du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 février 2017, le membre de phrase " de la division compétente pour l'évaluation des incidences sur la sécurité et l'environnement, visé à l'article 4.3.8, § 2, du DABM, " est remplacé par le membre de phrase " du VECM, visé à l'article 4.4.7, § 3, du DABM, ".

Art.120. In artikel 62, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° punt 6° wordt vervangen door wat volgt:
  "6° het VECM als de vergunningsaanvraag een project-MER omvat;";
  2° er wordt een punt 6° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "6° /1 de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage in de volgende gevallen:
  a) als het gaat om een inrichting waarop indelingsrubriek 17.2 van toepassing is;
  b) als de vergunningsaanvraag een OVR omvat;".

Art.120. A l'article 62, alinéa 2, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mars 2018, les modifications suivantes sont apportées : 1° le point 6° est remplacé par ce qui suit :
  " 6° le VECM lorsque la demande d'autorisation comprend un RIE du projet ; " ; 2° il est inséré un point 6° /1, rédigé comme suit :
  " 6° /1 la division compétente pour les rapports de sécurité, dans les cas suivants :
  a) lorsqu'il s'agit d'un établissement auquel s'applique la rubrique de classification 17.2 ;
  b) lorsque la demande d'autorisation comprend un RSE ; ".

Art.121. In artikel 64 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt:
"Voor elke beslissing over een vergunningsaanvraag waarvoor een project-MER is opgesteld is artikel 57, § 3, van het m.e.r.-besluit van toepassing.".

Art.121. Dans l'article 64 du même arrêté, il est inséré un alinéa 2, rédigé comme suit :
" Pour toute décision au sujet d'une demande d'autorisation pour laquelle un RIE du projet a été établi, l'article 57, § 3, de l'arrêté R.I.E. s'applique. ".

Art.122. In artikel 65, derde lid, 2°, van hetzelfde besluit, wordt de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage" vervangen door de zinsnede "het VECM of de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage".

Art.122. Dans l'article 65, alinéa 3, 2°, du même arrêté, les mots " de la division compétente pour l'évaluation des incidences sur la sécurité et l'environnement " sont remplacés par les mots " du VECM ou de la division compétente pour les rapports de sécurité ".

Art.123. In artikel 66 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het derde lid wordt vervangen door wat volgt:
  "Indien er een project-m.e.r.-screening is gevoegd bij de vergunningsaanvraag zijn de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 2, van het m.e.r.-besluit van toepassing.";
  2° het vierde lid wordt opgeheven.

Art.123. Dans l'article 66 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 11 septembre 2020, les modifications suivantes sont apportées :
  1° l'alinéa 3 est remplacé par ce qui suit :
  " Si un screening RIE du projet est joint à la demande d'autorisation, les dispositions du titre 3, chapitre 2, de l'arrêté R.I.E. s'appliquent. " ;
  2° l'alinéa 4 est abrogé.

Art.124. In artikel 67, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° punt 4° wordt vervangen door wat volgt:
  "4° het VECM, als de vergunningsaanvraag een nog niet goedgekeurd project-MER omvat;";
  2° er wordt een punt 4° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "4° /1 de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage, als de vergunningsaanvraag een nog niet goedgekeurd OVR omvat;".

Art.124. A l'article 67, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mars 2018, les modifications suivantes sont apportées : 1° le point 4° est remplacé par ce qui suit :
" 4° du VECM si la demande d'autorisation comprend un RIE du projet non encore approuvé ; " ; 2° il est inséré un point 4° /1, rédigé comme suit :
" 4° /1 de la division compétente pour les rapports de sécurité, si la demande d'autorisation comprend un RSE non encore approuvé ; ".

Art.125. Artikel 68 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  " § 1. Uiterlijk zestig dagen na de ontvangst van het ontwerp van project-MER beslist het VECM, over de goedkeuring of afkeuring van het project-MER met toepassing van artikel 54 en 55 van het m.e.r.-besluit.
  Het VECM stelt zijn beslissing over het project-MER met een beveiligde zending ter beschikking van de vergunningsaanvrager en met een digitale zending ter beschikking van het bevoegde bestuur en, in voorkomend geval, de POVC of GOVC binnen tien dagen nadat het zijn beslissing genomen heeft.
  § 2. Uiterlijk zestig dagen nadat de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage, het ontwerp-OVR heeft ontvangen, beslist ze over de goedkeuring of afkeuring van het OVR met toepassing van artikel 4/1.3.5, § 2, van het DABM.
  De afdeling, vermeld in het eerste lid, stelt haar beslissing over het OVR met een beveiligde zending ter beschikking van de vergunningsaanvrager en met een digitale zending ter beschikking van het bevoegde bestuur en, in voorkomend geval, de POVC of GOVC binnen tien dagen nadat ze haar beslissing genomen heeft.".

Art.125. L'article 68 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :
  " § 1er. Au plus tard soixante jours après la réception du projet de RIE du projet, le VECM statue sur l'approbation ou le refus du RIE du projet en application des articles 54 et 55 de l'arrêté R.I.E.
  Le VECM met sa décision au sujet du RIE du projet à la disposition du demandeur d'autorisation par envoi sécurisé et de l'administration compétente et, le cas échéant, de la POVC ou de la GOVC par envoi numérique dans un délai de dix jours suivant la prise de sa décision.
  § 2. Au plus tard soixante jours après la réception du projet de RSE, la division compétente pour les rapports de sécurité statue sur l'approbation ou le refus du RSE en application de l'article 4/1.3.5, § 2, du DABM.
  La division, visée à l'alinéa 1er, met sa décision au sujet du RSE à la disposition du demandeur d'autorisation par envoi sécurisé et de l'administration compétente et, le cas échéant, de la POVC ou de la GOVC par envoi numérique dans un délai de dix jours suivant la prise de sa décision. ".

Art.126. In artikel 70, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017 en 9 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het tweede lid wordt punt 4° vervangen door wat volgt:
  "4° het VECM, als de vergunningsaanvraag een nog niet goedgekeurd project-MER omvat;";
  2° aan het tweede lid wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "5° de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage, als de vergunningsaanvraag een nog niet goedgekeurd OVR omvat.";
  3° in het vijfde lid wordt punt 3° vervangen door wat volgt:
  "3° beslist het VECM, opnieuw over de goedkeuring of afkeuring van het project-MER binnen een termijn van dertig dagen;";
  4° aan het vijfde lid wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "4° beslist de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage, opnieuw over de goedkeuring of afkeuring van het OVR binnen een termijn van dertig dagen.".

Art.126. A l'article 70 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 10 février 2017 et 9 mars 2018, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans l'alinéa 2, le point 4° est remplacé par ce qui suit :
  " 4° le VECM si la demande d'autorisation comprend un RIE du projet non encore approuvé ; " ;
  2° à l'alinéa 2, il est inséré un point 5°, rédigé comme suit :
  " 5° la division compétente pour les rapports de sécurité, si la demande d'autorisation comprend un RSE non encore approuvé. " ;
  3° à l'alinéa 5, le point 3° est remplacé par ce qui suit :
  " 3° le VECM statue à nouveau sur l'approbation ou le refus du RIE du projet dans un délai de trente jours ; " ;
  4° l'alinéa 5 est complété par un point 4°, rédigé comme suit :
  " 4° la division compétente pour les rapports de sécurité statue à nouveau sur l'approbation ou le refus du RSE dans un délai de trente jours. ".

Art.127. In artikel 72 van hetzelfde besluit wordt de volgende zinsnede "en, in voorkomend geval, artikel 57 van het m.e.r.-besluit." toegevoegd.

Art.127. A l'article 72 du même arrêté, il est inséré le membre de phrase suivant : " et, le cas échéant, à l'article 57 de l'arrêté R.I.E. ".

Art.128. In artikel 75, § 2, van hetzelfde besluit, wordt punt 4° vervangen door wat volgt:
"4° het VECM of de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage, als het beroepschrift gebreken in de milieueffect- of veiligheidsrapportage aanvoert.".

Art.128. Dans l'article 75, § 2, du même arrêté, le point 4° est remplacé par ce qui suit :
" 4° le VECM ou la division compétente pour les rapports de sécurité, si le recours invoque des lacunes dans les rapports d'incidence sur l'environnement ou de sécurité. ".

Art.129. In artikel 77, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het tweede lid wordt punt 4° vervangen door wat volgt:
  "4° het VECM of de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage, als het beroepschrift gebreken in de milieueffect- of veiligheidsrapportage aanvoert.".
  2° in het vijfde lid wordt punt 3° vervangen door wat volgt:
  "3° beslist het VECM, opnieuw over het project-MER binnen een termijn van dertig dagen;";
  3° aan het vijfde lid wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "4° beslist de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage, opnieuw over het OVR binnen een termijn van dertig dagen.".

Art.129. A l'article 77 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mars 2018, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans l'alinéa 2, le point 4° est remplacé par ce qui suit :
  " 4° le VECM ou la division compétente pour les rapports de sécurité, si le recours invoque des lacunes dans les rapports d'incidence sur l'environnement ou de sécurité. ".
  2° à l'alinéa 5, le point 3° est remplacé par ce qui suit :
  " 3° le VECM statue à nouveau sur le RIE du projet dans un délai de trente jours ; " ;
  3° l'alinéa 5 est complété par un point 4°, rédigé comme suit :
  " 4° la division compétente pour les rapports de sécurité statue à nouveau sur le RSE dans un délai de trente jours. "

Art.130. In artikel 81 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het derde lid wordt vervangen door wat volgt:
  "Indien er een project-m.e.r.-screening is gevoegd bij de vergunningsaanvraag zijn de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 2, van het m.e.r.-besluit van toepassing.";
  2° het vierde lid wordt opgeheven.

Art.130. A l'article 81 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 février 2017, les modifications suivantes sont apportées :
  1° l'alinéa 3 est remplacé par ce qui suit :
  " Si un screening RIE du projet est joint à la demande d'autorisation, les dispositions du titre 3, chapitre 2, de l'arrêté R.I.E. s'appliquent. " ;
  2° l'alinéa 4 est abrogé.

Hoofdstuk 9. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage

Chapitre 9. Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 février 2017 relatif aux modalités de l'évaluation des incidences de projets sur l'environnement et du rapport de sécurité environnementale

Art.131. In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage, wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
"1° administratie, bevoegd voor veiligheidsrapportage: de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportage van het departement Omgeving.;".

Art.131. Dans l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 février 2017 relatif aux modalités de l'évaluation des incidences de projets sur l'environnement et du rapport de sécurité environnementale, le point 1° est remplacé par ce qui suit :
" 1° administration compétente pour les rapports de sécurité : la division du département de l'Environnement compétente pour les rapports de sécurité ; ".

Art.132. In het opschrift van hoofdstuk 2 van hetzelfde worden de woorden "voor de milieueffectrapportage over projecten en" opgeheven.

Art.132. Dans l'intitulé du chapitre 2 du même arrêté, les mots " de l'évaluation des incidences de projets sur l'environnement et " sont supprimés.

Art.133. In hoofdstuk 2, afdeling 1, van hetzelfde besluit wordt onderafdeling 1, die bestaat uit artikel 3 tot en met 6, opgeheven.

Art.133. Dans le chapitre 2, section 1re du même arrêté, la sous-section 1re, comprenant les articles 3 à 6, est abrogée.

Art.134. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de zinsnede "artikel 4.5.2, § 1," wordt vervangen door de zinsnede "artikel 4/1.3.2., § 1,";
2° de zinsnede "de administratie bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage" vervangen door de zinsnede "de administratie bevoegd voor veiligheidsrapportage".

Art.134. A l'article 7 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° le membre de phrase " l'article 4.5.2, § 1er, " est remplacé par le membre de phrase " l'article 4/1.3.2., § 1er, " ;
2° les mots " l'administration compétente pour l'évaluation des incidences sur la sécurité et l'environnement " sont remplacés par les mots " l'administration compétente pour les rapports de sécurité ".

Art.135. In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "artikel 4.5.2, § 1, lid 2, 8° " vervangen door zinsnede "artikel 4/1.3.2, § 1, lid 2, 8° ";
  2° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "de administratie bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage" telkens vervangen door de zinsnede " de administratie bevoegd voor veiligheidsrapportage";
  3° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "artikel 4.5.2, § 2," vervangen door de zinsnede "artikel 4/1.3.2, § 2,";
  4° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "de administratie bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage" telkens vervangen door de zinsnede " de administratie bevoegd voor veiligheidsrapportage";
  5° in paragraaf 3 wordt de zinsnede "de administratie bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage" telkens vervangen door de zinsnede " de administratie bevoegd voor veiligheidsrapportage";

Art.135. A l'article 8 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans le paragraphe 1er, le membre de phrase " l'article 4.5.2, § 1er, alinéa 2, 8° " est remplacé par le membre de phrase " l'article 4/1.3.2., § 1er, alinéa 2, 8° " ;
  2° dans le paragraphe 1er, les mots " l'administration compétente pour l'évaluation des incidences sur la sécurité et l'environnement " sont à chaque fois remplacés par les mots " l'administration compétente pour les rapports de sécurité " ;
  3° dans le paragraphe 2, le membre de phrase " l'article 4.5.2, § 2, " est remplacé par le membre de phrase " l'article 4/1.3.2., § 2, " ;
  4° dans le paragraphe 2, les mots " l'administration compétente pour l'évaluation des incidences sur la sécurité et l'environnement " sont à chaque fois remplacés par les mots " l'administration compétente pour les rapports de sécurité " ;
  5° dans le paragraphe 3, les mots " l'administration compétente pour l'évaluation des incidences sur la sécurité et l'environnement " sont à chaque fois remplacés par les mots " l'administration compétente pour les rapports de sécurité " ;

Art.136. In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in punt 1° van het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 4.5.2, § 3," vervangen door de zinsnede "artikel 4/1.3.2, § 3,";
  2° in punt 2° van het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 4.5.2, § 4" vervangen door de zinsnede "artikel 4/1.3.2, § 4,";
  3° in het tweede lid wordt de zinsnede "de administratie bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage" vervangen door de zinsnede " de administratie bevoegd voor veiligheidsrapportage".

Art.136. A l'article 9 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° au point 1° de l'alinéa 1er, le membre de phrase " l'article 4.5.2, § 3 " est remplacé par le membre de phrase " l'article 4/1.3.2., § 3 " ;
  2° au point 2° de l'alinéa 1er, le membre de phrase " l'article 4.5.2, § 4, " est remplacé par le membre de phrase " l'article 4/1.3.2., § 4, " ;
  3° dans l'alinéa 2, les mots " l'administration compétente pour l'évaluation des incidences sur la sécurité et l'environnement " sont remplacés par les mots " l'administration compétente pour les rapports de sécurité ".

Art.137. In artikel 10 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "de administratie bevoegd voor veiligheids- en milieueffectrapportage" vervangen door de zinsnede " de administratie bevoegd voor veiligheidsrapportage".

Art.137. Dans l'article 10 du même arrêté, les mots " L'administration compétente pour l'évaluation des incidences sur la sécurité et l'environnement " sont remplacés par les mots " L'administration compétente pour les rapports de sécurité ".

Art.138. In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt opgeheven;
  2° het tweede lid, dat het enige lid wordt, wordt vervangen door wat volgt:
  "Ter uitvoering van artikel 4/1.3.2, § 7, van het decreet van 5 april 1995 keurt de administratie bevoegd voor veiligheidsrapportage het OVR, binnen dertig dagen na de ontvangst ervan, voorlopig goed of af en bezorgt ze die beslissing vervolgens binnen veertig dagen na de ontvangst ervan aan de initiatiefnemer. Op uitdrukkelijk gemotiveerd verzoek van de administratie bevoegd voor veiligheidsrapportage en in onderling overleg met de initiatiefnemer kan een langere termijn worden afgesproken.".

Art.138. A l'article 11 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° l'alinéa 1er est abrogé ;
  2° l'alinéa 2, qui devient le seul alinéa, est remplacé par ce qui suit :
  " En exécution de l'article 4/1.3.2, § 7, du décret du 5 avril 1995, l'administration compétente pour les rapports de sécurité approuve ou refuse provisoirement le RSE dans les trente jours de sa réception et transmet ensuite cette décision à l'initiateur dans les quarante jours de sa date de réception. Il peut être convenu d'un délai plus long à la demande expressément motivée de l'administration compétente pour les rapports de sécurité et d'un commun accord avec l'initiateur. ".

Art.139. In hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 2, afdeling 3, dat bestaat uit artikel 12, opgeheven.

Art.139. Au chapitre 2 du même arrêté, la section 3, qui comprend l'article 12, est abrogée.

Hoofdstuk 10. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2018 houdende nadere regels voor de aanduiding van watergevoelige openruimtegebieden

Chapitre 10. Modification de l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juin 2018 établissant les modalités pour la désignation de zones d'espace ouvert vulnérables du point de vue de l'eau

Art.140. In artikel 7, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2018 houdende nadere regels voor de aanduiding van watergevoelige openruimtegebieden, worden de woorden "het goedgekeurde plan-MER" vervangen door de woorden "het plan-MER".

Art.140. Dans l'article 7, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juin 2018 établissant les modalités pour la désignation de zones d'espace ouvert vulnérables du point de vue de l'eau, les mots " du plan RIE approuvé " sont remplacés par les mots " du plan RIE ".

Hoofdstuk 11. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2019 tot bepaling van de nadere regels over de projectmethodologie en de projectstuurgroep in het kader van de basisbereikbaarheid

Chapitre 11. Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 6 septembre 2019 fixant les modalités relatives à la méthodologie de projet et au groupe de pilotage de projet dans le cadre de l'accessibilité de base

Art.141. In artikel 4, § 2, tweede lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2019 tot bepaling van de nadere regels over de projectmethodologie en de projectstuurgroep in het kader van de basisbereikbaarheid, wordt de zinsnede "hoofdstuk II en III," opgeheven.

Art.141. Dans l'article 4, § 2, alinéa 2, 3°, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 6 septembre 2019 fixant les modalités relatives à la méthodologie de projet et au groupe de pilotage de projet dans le cadre de l'accessibilité de base, le membre de phrase " chapitres II et III, " est abrogé.

Art.142. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zinsnede "conform titel IV, hoofdstuk II," vervangen door de zinsnede "artikel 4.3.2.";
2° in het derde lid wordt de zinsnede "conform titel IV, hoofdstuk III," vervangen door de zinsnede "artikel 4.3.3.".

Art.142. A l'article 7 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 janvier 2021, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans l'alinéa 1er, le membre de phrase " conformément au titre IV, chapitre II, " est remplacé par le membre de phrase " conformément à l'article 4.3.2. " ;
2° dans l'alinéa 3, le membre de phrase " conformément au titre IV, chapitre III, " est remplacé par le membre de phrase " conformément à l'article 4.3.3. ".

Hoofdstuk 12. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2020 over de regionale mobiliteitsplannen met integratie van de milieueffectrapportage

Chapitre 12. Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 20 novembre 2020 relatif aux plans de mobilité régionaux intégrant l'évaluation de l'impact sur l'environnement

Art.143. In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2020 over de regionale mobiliteitsplannen met integratie van de milieueffectrapportage worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in punt 5° wordt de zinsnede "artikel 4.1.1, § 1, eerste lid, 7° " vervangen door de woorden "artikel 4.1.1, 7° ";
  2° punt 6° wordt vervangen door wat volgt:
  "6° plan-m.e.r.-screening: een geheel van milieu-informatie, ongeacht de drager, waarin van een voorgenomen regionaal mobiliteitsplan wordt aangegeven of er aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn aan de hand van de criteria, vermeld in bijlage I bij het decreet van 5 april 1995.".

Art.143. A l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 20 novembre 2020 relatif aux plans de mobilité régionaux intégrant l'évaluation de l'impact sur l'environnement, les modifications suivantes sont apportées :
  1° au point 5°, le membre de phrase " l'article 4.1.1, § 1er, alinéa 1er, 7° " est remplacé par le membre de phrase " l'article 4.1.1, 7° " ;
  2° le point 6° est remplacé par ce qui suit :
  " 6° screening du RIE du plan : un ensemble d'informations environnementales, quel que soit le support, qui indique si un plan de mobilité régional envisagé est susceptible d'avoir des incidences environnementales notables à l'aide des critères énoncés à l'annexe Ire du décret du 5 avril 1995. ".

Art.144. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "De milieueffectrapportage voor een regionaal mobiliteitsplan wordt met toepassing van artikel 4.1.4, eerste lid, van het decreet van 5 april 1995 geïntegreerd in het proces tot opmaak of herziening van het regionale mobiliteitsplan op de wijze bepaald in dit besluit. De procedure en de termijnen voor de milieueffectrapportage voor een regionaal mobiliteitsplan zijn geregeld in het derde lid en in hoofdstuk 4 en 5 van dit besluit. Artikel 4.3.2, 4.4.4, en artikel 4.5.1, van het decreet van 5 april 1995 zijn van toepassing, met uitzondering van de procedurele aspecten en termijnen, vermeld in de voormelde bepalingen.
  Als informatie in het regionale mobiliteitsplan is opgenomen die vereist is conform artikel 4.4.4, van het decreet van 5 april 1995, kan daarnaar verwezen worden in het plan-MER.
  Het departement stelt de erkende MER-coördinator aan.".

Art.144. L'article 4 du même arrêté est remplacé comme suit :
  " L'évaluation de l'impact sur l'environnement pour un plan de mobilité régional est intégrée, en application de l'article 4.1.4, alinéa 1er, du décret du 5 avril 1995, dans le processus d'élaboration ou de révision du plan de mobilité régional, selon les modalités prévues dans le présent arrêté. La procédure et les délais d'évaluation de l'impact sur l'environnement pour un plan de mobilité régional sont réglés à l'alinéa 3 et aux chapitres 4 et 5 du présent arrêté. L'article 4.3.2, l'article 4.4.4, et l'article 4.5.1 du décret du 5 avril 1995 s'appliquent, à l'exception des aspects et délais de procédure visés dans les dispositions précitées.
  Si des informations requises conformément à l'article 4.4.4 du décret du 5 avril 1995 ont été reprises dans le plan de mobilité régional, il peut y être fait référence dans le RIE du plan.
  Le département désigne le coordinateur RIE agréé. ".

Art.145. In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2 wordt het woord "milieueffectrapportage" vervangen door het woord "milieubeoordeling";
  2° in paragraaf 2 wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
  "1° het Vlaams expertisecentrum m.e.r.;";
  3° in paragraaf 3, eerste lid, wordt het woord "milieueffectrapportage" vervangen door het woord "milieubeoordeling";
  4° in paragraaf 3, eerste lid, wordt de zinsnede "de administratie, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het Vlaams expertisecentrum m.e.r.".

Art.145. A l'article 5 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans le paragraphe 2, les mots " évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " évaluation environnementale " ;
  2° dans le paragraphe 2, le point 1° est remplacé par ce qui suit :
  " 1° le Centre d'Expertise flamand R.I.E. ; " ;
  3° dans le paragraphe 3, alinéa 1er, les mots " évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " évaluation environnementale " ;
  4° dans le paragraphe 3, alinéa 1er, les mots " l'administration compétente pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " le Centre d'Expertise flamand R.I.E. ".

Art.146. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2, derde lid, wordt de zinsnede "de administratie, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het Vlaams expertisecentrum m.e.r.".
  2° in paragraaf 3, eerste lid, wordt de zinsnede "artikel 4.2.3, § 2, 2°, of § 3" vervangen door de zinsnede "artikel 4.3.2, § 2";
  3° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zinsnede "de administratie, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het Vlaams expertisecentrum m.e.r.";
  4° paragraaf 4 wordt opgeheven;
  5° in paragraaf 5 wordt de zinsnede "conform paragraaf 2, 3 en 4" vervangen door de woorden "conform paragraaf 2 en 3";
  6° in paragraaf 6 wordt de zinsnede "De administratie, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "Het Vlaams expertisecentrum m.e.r." en worden de woorden "of over de MER-ontheffing" opgeheven.

Art.146. A l'article 6 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans le paragraphe 2, alinéa 3, les mots " L'administration compétente pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " Le Centre d'Expertise flamand R.I.E. ".
  2° dans le paragraphe 3, alinéa 1er, le membre de phrase " l'article 4.2.3, § 2, 2°, ou § 3 " est remplacé par le membre de phrase " l'article 4.3.2., § 2 " ;
  3° dans le paragraphe 3, alinéa 2, les mots " L'administration compétente pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " Le Centre d'Expertise flamand R.I.E. " ;
  4° le paragraphe 4 est abrogé ;
  5° dans le paragraphe 5, le membre de phrase " conformément aux paragraphes 2, 3 et 4 " est remplacé par le membre de phrase " conformément aux paragraphes 2 et 3 " ;
  6° dans le paragraphe 6, les mots " L'administration compétente pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " Le Centre d'Expertise flamand R.I.E. " et les mots " ou au sujet de la dispense de RIE " sont supprimés.

Art.147. In artikel 7, § 3, van hetzelfde besluit wordt punt 3° opgeheven.

Art.147. Dans l'article 7, § 3 du même arrêté, le point 3° est abrogé.

Art.148. Artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede "de administratie, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de woorden "het Vlaams expertisecentrum m.e.r." en worden de woorden "artikel 4.2.8, § 1bis," vervangen door de woorden "artikel 4.4.4.";
  2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "of het verzoek tot ontheffing" opgeheven en wordt de zinsnede "de administratie, bevoegd voor milieueffectrapportage" telkens vervangen door de zinsnede "het Vlaams expertisecentrum m.e.r.";
  3° in paragraaf 4 wordt de zinsnede "of het verzoek en de beslissing tot MER-ontheffing" opgeheven.

Art.148. A l'article 8 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans le paragraphe 2, alinéa 1er, les mots " l'administration compétente pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont remplacés par les mots " Le Centre d'Expertise flamand R.I.E. " et le membre de phrase " l'article 4.2.8, § 1er bis, " est remplacé par le membre de phrase " l'article 4.4.4. " ;
  2° dans le paragraphe 2, alinéa 2, les mots " ou de la demande de dispense " sont abrogés et les mots " l'administration compétente pour l'évaluation de l'impact sur l'environnement " sont à chaque fois remplacés par les mots " le Centre d'Expertise flamand R.I.E. " ;
  3° dans le paragraphe 4, les mots " ou la demande et la décision de dispense de RIE " sont supprimés.

Art.149. In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2 worden de woorden "en de beslissing daarover of het verzoek en de beslissing tot MER-ontheffing" opgeheven;
  2° in paragraaf 3, 2°, worden de woorden "en de beslissing daarover of het verzoek en de beslissing tot MER-ontheffing" opgeheven;
  3° in paragraaf 3, 4°, wordt de zinsnede "artikel 4.6.3bis" vervangen door de zinsnede "artikel 4.5.4.".

Art.149. A l'article 9 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans le paragraphe 2, les mots " et la décision à ce sujet ou la demande et la décision de dispense de RIE " sont supprimés ;
  2° dans le paragraphe 3, 2°, les mots " et la décision à ce sujet ou la demande et la décision de dispense de RIE " sont supprimés ;
  3° dans le paragraphe 3, 4°, le membre de phrase " l'article 4.6.3bis " est remplacé par le membre de phrase " l'article 4.5.4. ".

Hoofdstuk 13. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2021 tot uitvoering van diverse bepalingen uit de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wat betreft het toezicht op de naleving van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen

Chapitre 13. Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 7 mai 2021 portant exécution de diverses dispositions de la loi du 28 décembre 1967 relative aux cours d'eau non navigables et modifiant l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 décembre 2008 portant exécution du titre XVI du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, en ce qui concerne le contrôle du respect de la loi du 28 décembre 1967 relative aux cours d'eau non navigables

Art.150. Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2021 tot uitvoering van diverse bepalingen uit de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wat betreft het toezicht op de naleving van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2024, wordt punt 16° opgeheven.

Art.150. Dans l'article 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 7 mai 2021 portant exécution de diverses dispositions de la loi du 28 décembre 1967 relative aux cours d'eau non navigables et modifiant l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 décembre 2008 portant exécution du titre XVI du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, en ce qui concerne le contrôle du respect de la loi du 28 décembre 1967 relative aux cours d'eau non navigables, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2024, le point 16° est abrogé.

Art.151. In artikel 26/2, § 4 van hetzelfde besluit wordt punt 5° vervangen door wat volgt:
  "5° de beslissing van de bevoegde overheid conform artikel 4.3.5, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, dat voor het plan geen milieubeoordeling moet worden uitgevoerd, of het kwaliteitsadvies van het Vlaams expertisecentrum m.e.r. vermeld in artikel 4.4.6, § 2, tweede lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, en, in voorkomend geval, een overzicht van de conclusies van de volgende effectbeoordelingen waarbij aangegeven wordt hoe die geïntegreerd zijn in het plan:
  a) het planmilieueffectrapport;
  b) de passende beoordeling;
  c) andere verplicht voorgeschreven of gemaakte effectenrapporten;
  d) in voorkomend geval de monitoringsmaatregelen in het kader van de uitgevoerde effectbeoordelingen."

Art.151. Dans l'article 26/2, § 4 du même arrêté, le point 5° est remplacé par ce qui suit :
  " 5° la décision de l'autorité compétente conformément à l'article 4.3.5, § 2, du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, selon laquelle aucune évaluation environnementale ne doit être réalisée pour le plan, ou l'avis sur la qualité émis par le Centre d'Expertise flamand R.I.E. visé à l'article 4.4.6, § 2, alinéa 2, du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, ainsi que, le cas échéant, un aperçu des conclusions des études d'incidences suivantes, en indiquant la manière dont elles sont intégrées dans le plan :
  a) le rapport d'incidences du plan sur l'environnement ;
  b) l'évaluation appropriée ;
  c) d'autres rapports d'incidences obligatoirement prescrits ou établis ;
  d) le cas échéant, les mesures de suivi dans le cadre des évaluations d'incidences exécutées. "

Art.152. In artikel 26/3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "afdeling, bevoegd voor Milieueffectrapportage" vervangen door de zinsnede "het Vlaams expertisecentrum m.e.r.";
  2° in paragraaf 2, 8° wordt de zinsnede "de kennisgeving van het voorgenomen plan-milieueffectrapport, vermeld in artikel 4.2.8, § 1" vervangen door de zinsnede "de aanmelding van het voorgenomen plan-milieueffectrapport, vermeld in artikel 4.4.2, § 1" en wordt een punt 9° toegevoegd dat luidt als volgt:
  "in voorkomend geval, een voorstel van scoping, vermeld in artikel 4.4.2, § 2 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid."
  3° in paragraaf 3, 6° wordt de zinsnede "afdeling, bevoegd voor Milieueffectrapportage" vervangen door de zinsnede "het Vlaams expertisecentrum m.e.r.";
  4° paragraaf 3, laatste lid wordt opgeheven;
  5° in paragraaf 4, 4° wordt de zinsnede "of een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de rapportageverplichting als vermeld in artikel 4.2.3, § 3bis, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid," opgeheven en wordt de zinsnede "m.e.r.-screeningsnota als vermeld in artikel 4.2.3, § 2 2° " vervangen door de zinsnede "m.e.r.-screening als vermeld in artikel 4.3.2, § 2";
  6° paragraaf 4, laatste lid wordt opgeheven;
  7° in paragraaf 6, laatste lid wordt de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor milieueffectrapportage" vervangen door de zinsnede "het Vlaams expertisecentrum m.e.r.";
  8° paragraaf 8 wordt vervangen door wat volgt:
  " § 8. Als het ontwerp van peilbesluit, vermeld in paragraaf 4, een ontwerp van plan-MER omvat, wordt het ontwerp van plan-MER conform artikel 4.4.6, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid voor advies ter beschikking gesteld aan het Vlaams expertisecentrum m.e.r. en de instanties vermeld in artikel 24, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2025 tot uitvoering van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wat betreft de milieueffectrapportage."
  9° paragraaf 9 wordt vervangen door wat volgt:
  "De waterbeheerder past het ontwerp van peilbesluit, vermeld in paragraaf 4, aan de resultaten van het openbaar onderzoek aan, vermeld in paragraaf 5 en 6, en aan de adviezen, vermeld in paragraaf 7 en 8, binnen negentig dagen na het einde van het openbaar onderzoek en de adviesronde, vermeld in paragraaf 5, 7 en 8.
  Aan de documenten, vermeld in paragraaf 4, tweede lid, kunnen alleen wijzigingen worden aangebracht die gebaseerd zijn op of voortvloeien uit de adviezen, vermeld in paragraaf 7 en 8, en de vragen, opmerkingen en bezwaren uit het openbaar onderzoek, vermeld in paragraaf 5 en 6.
  De waterbeheerder of de coördinerende waterbeheerder, vermeld in artikel 26/2, § 1 en § 2, bezorgen de volgende stukken aan de minister:
  1° het aangepaste peilbesluit, vermeld in het eerste lid;
  2° de documenten, vermeld in paragraaf 4, tweede lid;
  3° de ontvangen bezwaren en opmerkingen van het openbaar onderzoek, vermeld in paragraaf 6;
  4° in voorkomend geval, het kwaliteitsadvies van het Vlaams expertisecentrum m.e.r. vermeld in artikel 4.4.6, § 2, tweede lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
  De minister houdt bij de beslissing onder meer rekening met de resultaten van het openbaar onderzoek, vermeld in paragraaf 5 en 6, en met de inhoud van de adviezen, vermeld in paragraaf 7 en 8.
  De minister neemt binnen een termijn van 90 dagen een gemotiveerde beslissing omtrent het peilbesluit."
  11° in paragraaf 11 wordt de zinsnede "de beslissing tot afkeuring van het plan-milieueffectrapportage of" opgeheven.

Art.152. A l'article 26/3 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans le paragraphe 1er, les mots " division compétente pour l'évaluation des incidences sur l'environnement " sont remplacés par les mots " Centre d'Expertise flamand R.I.E. ".
  2° dans le paragraphe 2, 8°, le membre de phrase " la notification du rapport d'incidences sur l'environnement du plan envisagé visé à l'article 4.2.8, § 1er " est remplacé par le membre de phrase " la notification du rapport d'incidence sur l'environnement du plan envisagé visé à l'article 4.4.2, § 1er " et il est inséré un point 9°, rédigé comme suit :
  " le cas échéant, une proposition de cadrage, visée à l'article 4.4.2, § 2, du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement. "
  3° dans le paragraphe 3, 6°, les mots " la division compétente pour l'évaluation des incidences sur l'environnement " sont remplacés par les mots " le Centre d'Expertise flamand R.I.E. " ;
  4° le paragraphe 3, dernier alinéa est abrogé ;
  5° dans le paragraphe 4, 4°, le membre de phrase " ou une demande motivée de dispense de l'obligation de rapportage, telle que visée à l'article 4.2.3, § 3bis, du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, " est supprimé et le membre de phrase " une note de screening de projet MER telle que visée à l'article 4.2.3, § 2, 2° " est remplacé par le membre de phrase " un screening RIE tel que visé à l'article 4.3.2, § 2 " ;
  6° le paragraphe 4, dernier alinéa est abrogé ;
  7° dans le paragraphe 6, dernier alinéa, les mots " à la division compétente pour l'évaluation des incidences sur l'environnement " sont remplacés par les mots " au Centre d'Expertise flamand R.I.E. " ;
  8° le paragraphe 8 est remplacé par ce qui suit :
  " § 8. Si le projet de décision de niveau visé au paragraphe 4 comprend un projet de RIE du plan, le projet de RIE du plan est mis pour avis, conformément à l'article 4.4.6, § 2, du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, à la disposition du Centre d'Expertise flamand R.I.E. et aux instances visées à l'article 24, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 octobre 2025 portant exécution du titre IV du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, pour ce qui est des rapports d'incidence sur l'environnement. "
  9° le paragraphe 9 est remplacé par ce qui suit :
  " Le gestionnaire des eaux adapte le projet de décision de niveau, visé au paragraphe 4, aux résultats de l'enquête publique, visée aux paragraphes 5 et 6, et aux avis, visés aux paragraphes 7 et 8, dans un délai de nonante jours à compter de la fin de l'enquête publique et de la phase de consultation, visées aux paragraphes 5, 7 et 8.
  Les documents visés au paragraphe 4, alinéa 2, ne peuvent être modifiés que sur la base ou à la suite des avis visés aux paragraphes 7 et 8, et des questions, observations et objections de l'enquête publique visée aux paragraphes 5 et 6.
  Le gestionnaire des eaux ou le gestionnaire des eaux coordinateur visé à l'article 26/2, § 1er et § 2, fournit au ministre les documents suivants :
  1° la décision de niveau adaptée visée à l'alinéa 1er ;
  2° les documents visés au paragraphe 4, alinéa 2 ;
  3° les objections et observations reçues dans le cadre de l'enquête publique visée au paragraphe 6 ;
  4° le cas échéant, l'avis sur la qualité émis par le Centre d'Expertise flamand R.I.E., visé à l'article 4.4.6, § 2, alinéa 2, du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement.
  Dans sa décision, le ministre tient compte, entre autres, des résultats de l'enquête publique, visée aux paragraphes 5 et 6, et du contenu des avis, visés aux paragraphes 7 et 8.
  Le ministre prend une décision motivée sur la décision de niveau dans un délai de nonante jours. "
  11° dans le paragraphe 11, les mots " la décision de refus de l'évaluation des incidences sur l'environnement du plan ou de " sont supprimés.

Hoofdstuk 14. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2023 tot vaststelling van nadere regels voor aanvragen, adviezen en beslissingen over de vrijgave van woonreservegebieden

Chapitre 14. Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 septembre 2023 fixant les modalités pour les demandes, avis et décisions concernant la libération de zones de réserve d'habitat

Art.153. Artikel 8, vierde lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2023 tot vaststelling van nadere regels voor aanvragen, adviezen en beslissingen over de vrijgave van woonreservegebieden, wordt vervangen door wat volgt:
  "Samen met het gemeenteraadsbesluit tot voorlopige vaststelling van een volledige of gedeeltelijke vrijgave van het woonreservegebied laadt de gemeente ook een van de volgende documenten op in het digitale platform:
  1° de screening en de bijbehorende motivering, vermeld in artikel 4.3.5, § 1 en § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;
  2° het ontwerp van milieueffectrapport, vermeld in artikel 4.4.6, § 1 van het voormelde decreet."

Art.153. L'article 8, alinéa 4, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 septembre 2023 fixant les modalités pour les demandes, avis et décisions concernant la libération de zones de réserve d'habitat est remplacé par ce qui suit :
" En même temps que la décision du conseil communal adoptant provisoirement une libération totale ou partielle de la zone de réserve d'habitat, la commune télécharge également l'un des documents suivants sur la plate-forme numérique : 1° le screening et la motivation correspondante, visés à l'article 4.3.5, § 1er et § 2, du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement ; 2° le projet de rapport d'incidence sur l'environnement visé à l'article 4.4.6, § 1er, du décret précité. "

Art.154. In artikel 9 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "artikel 4.2.11" vervangen door de zinsnede "artikel 4.4.6".

Art.154. Dans l'article 9 du même arrêté, le membre de phrase " l'article 4.2.11 " est remplacé par le membre de phrase " l'article 4.4.6 ".

Art.155. Artikel 10, tweede lid wordt vervangen door wat volgt:
"Samen met het gemeenteraadsbesluit tot definitieve vaststelling van een volledige of gedeeltelijke vrijgave van het woonreservegebied laadt de gemeente het milieueffectrapport, vermeld in artikel 4.4.8, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het bijbehorende kwaliteitsadvies van het Vlaams expertisecentrum m.e.r., vermeld in artikel 4.4.6, § 2, tweede lid van het voormelde decreet, op in het digitale platform."

Art.155. L'article 10, alinéa 2, est remplacé par ce qui suit :
" En même temps que la décision du conseil communal adoptant définitivement une libération totale ou partielle de la zone de réserve d'habitat, la commune télécharge sur la plate-forme numérique le rapport d'incidence sur l'environnement, visé à l'article 4.4.8, § 2 du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, et l'avis sur la qualité y afférent émis par le Centre d'Expertise R.I.E., visé à l'article 4.4.6, § 2, alinéa 2, du décret précité. "

Titel 7. Slotbepalingen

Titre 7. Dispositions finales

Hoofdstuk 1. Opheffingsbepalingen

Chapitre 1er. Dispositions abrogatoires

Art.156. De volgende regelingen worden opgeheven:
  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 maart 2008, 15 juli 2011, 1 maart 2013, 16 mei 2014, 27 november 2015, 18 maart 2016, 24 februari 2017 en 2 februari 2024;
  2° het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma's, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012, 11 januari 2013, 16 mei 2014, 15 juli 2016, 24 februari 2017, 30 maart 2018, 11 december 2020, 10 november 2022 en 12 mei 2023;
  3° het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2023 tot regeling van de grensoverschrijdende raadpleging bij milieueffectbeoordeling van projecten van andere landen of gewesten, vermeld in artikel 4.3.9, § 5, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

Art.156. Les réglementations suivantes sont abrogées :
  1° l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 décembre 2004 établissant les catégories de projets soumises à l'évaluation des incidences sur l'environnement, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 7 mars 2008, 15 juillet 2011, 1er mars 2013, 16 mai 2014, 27 novembre 2015, 18 mars 2016, 24 février 2017 et 2 février 2024 ;
  2° l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 octobre 2007 relatif à l'évaluation des incidences sur l'environnement concernant des plans et des programmes, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 16 mars 2012, 11 janvier 2013, 16 mai 2014, 15 juillet 2016, 24 février 2017, 30 mars 2018, 11 décembre 2020, 10 novembre 2022 et 12 mai 2023 ;
  3° l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 mai 2023 réglant la consultation transfrontalière en cas d'évaluation des incidences sur l'environnement de projets d'autres pays ou régions, visée à l'article 4.3.9, § 5, du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement.

Hoofdstuk 2. Overgangsbepalingen

Chapitre 2. Dispositions transitoires

Art.157. § 1. Een onderzoek tot milieueffectrapportage, vermeld in artikel 4.2.3, § 2, 2°, en § 3, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, zoals van kracht op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, waarbij de documenten, vermeld in artikel 4.2.6, § 1, van het voormelde decreet, zoals van kracht op de dag voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, aan de administratie in kwestie zijn bezorgd vóór de inwerkingtreding van dit besluit, vindt plaats conform de artikelen 4.2.6 en 4.2.7 van het voormelde decreet zoals die golden vóór de inwerkingtreding van dit besluit en de artikelen 3, 4, 5 en 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma's zoals die golden vóór de inwerkingtreding van artikel 156 van dit besluit.
§ 2. De milieueffectrapportage over een plan of programma waarvoor de kennisgeving, vermeld in artikel 4.2.8, § 1, van het voormelde decreet, zoals kracht op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, ter beschikking is gesteld van de administratie in kwestie vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, wordt uitgevoerd conform de artikelen 4.2.8, 4.2.9, 4.2.10 en 4.2.11 van het voormelde decreet zoals die golden vóór de inwerkingtreding van dit besluit en de artikelen 7, 8, 9, 10, 11 en 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma's zoals die golden vóór de inwerkingtreding van artikel 156 van dit besluit.

Art.157. § 1er. Une analyse de l'évaluation des incidences sur l'environnement, visée à l'article 4.2.3, § 2, 2° et § 3, du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales relatives à la politique de l'environnement, tel qu'en vigueur la veille de la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, par laquelle les documents, visés à l'article 4.2.6, § 1er, du décret précité, tel qu'en vigueur la veille de la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, ont été remis à l'administration en question avant l'entrée en vigueur du présent arrêté, a lieu conformément aux articles 4.2.6 et 4.2.7 du décret précité, tels qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté, et aux articles 3, 4, 5 et 6 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 octobre 2007 relatif à l'évaluation des incidences sur l'environnement concernant des plans et des programmes, tels qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur de l'article 156 du présent arrêté.
§ 2. L'évaluation des incidences sur l'environnement concernant un plan ou programme dont la notification, visée à l'article 4.2.8 § 1er, du décret précité, tel qu'en vigueur la veille de la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, a été mise à la disposition de l'administration en question avant la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, est réalisée conformément aux articles 4.2.8, 4.2.9, 4.2.10 et 4.2.11 du décret précité, tels qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté, et aux articles 7, 8, 9, 10, 11 et 12 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 octobre 2007 relatif à l'évaluation des incidences sur l'environnement concernant des plans et des programmes, tels qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur de l'article 156 du présent arrêté.

Art.158. § 1. Dit besluit is van toepassing op aanvragen voor vergunningen die worden ingediend na de inwerkingtreding van dit besluit.
  § 2. Een screening als vermeld in artikel 4.3.3, § 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, zoals van kracht op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, die ter beschikking is gesteld van de bevoegde overheid vóór de inwerkingtreding van dit besluit, wordt onderzocht conform artikel 4.3.3, § 2 van het voormelde decreet zoals dit gold vóór de inwerkingtreding van dit besluit en artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage zoals die gold vóór de inwerkingtreding van artikel 156 van dit besluit.
  § 3. Een gemotiveerd verzoek tot ontheffing als vermeld in artikel 4.3.3, § 3, van het voormelde decreet, zoals van kracht op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, dat ter beschikking is gesteld van de administratie in kwestie vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, wordt onderzocht conform artikel 4.3.3, § 3, § 4, § 6, § 7 en § 8 van het voormelde decreet zoals die gold vóór de inwerkingtreding dit besluit en artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage zoals die gold vóór de inwerkingtreding van artikel 156 van dit besluit.
  De informatie in de gemotiveerde verzoeken tot ontheffing van de milieubeoordeling, vermeld in artikel 4.3.3, § 3, van het DABM, zoals van kracht op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, die behandeld en goedgekeurd zijn door de administratie die bevoegd is voor de milieueffectrapportage conform artikel 139, § 2, tweede lid, van het decreet van 17 mei 2024 tot wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en diverse andere decreet, wat betreft de milieueffectrapportage en de bepalingen die van toepassing waren op de datum van indiening van vermeld verzoek, kan hergebruikt worden in aanvragen die ingediend zijn na de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
  § 4. De milieueffectrapportage over een project waarvoor de aanmelding, vermeld in artikel 4.3.4, § 1, van het voormelde decreet, zoals van kracht op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, ter beschikking is gesteld van de administratie in kwestie vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, wordt uitgevoerd conform de artikelen 4.3.4, § 2 tot en met § 7, 4.3.6, 4.3.7, 4.3.8 en 4.3.9 van het voormelde decreet zoals die golden vóór de inwerkingtreding van dit besluit en artikelen 3, 4, 5, 6, 11 en 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage zoals die golden vóór de inwerkingtreding van artikel 133, 138 en 139 van dit besluit.

Art.158. § 1er. Le présent arrêté s'applique aux demandes d'autorisations introduites à partir de la date d'entrée en vigueur du présent arrêté.
  § 2. Un screening tel que visé à l'article 4.3.3, § 2, du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales relatives à la politique de l'environnement, tel qu'en vigueur la veille de la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, qui a été mis à la disposition de l'autorité compétente avant l'entrée en vigueur du présent arrêté, est examiné conformément à l'article 4.3.3, § 2, du décret précité, tel qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté, et à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 décembre 2004 établissant les catégories de projets soumises à l'évaluation des incidences sur l'environnement, tel qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur de l'article 156 du présent arrêté.
  § 3. Une demande motivée de dispense, telle que visée à l'article 4.3.3, § 3, du décret précité, tel qu'en vigueur la veille de la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, qui a été mis à la disposition de l'administration en question avant la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, est examinée conformément à l'article 4.3.3, § 3, § 4, § 6, § 7 et § 8, du décret précité, tel qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté, et à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 décembre 2004 établissant les catégories de projets soumises à l'évaluation des incidences sur l'environnement, tel qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur de l'article 156 du présent arrêté.
  Les informations contenues dans les demandes motivées de dispense à l'évaluation environnementale, visées à l'article 4.3.3, § 3, du DABM, tel qu'en vigueur la veille de la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, qui ont été traitées et approuvées par l'administration compétente pour l'évaluation des incidences sur l'environnement conformément à l'article 139, § 2, alinéa 2, du décret du 17 mai 2024 modifiant le décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales relatives à la politique de l'environnement et divers autres décrets, pour ce qui est des rapports d'incidence sur l'environnement, et aux dispositions applicables à la date d'introduction de ladite demande, peuvent être réutilisées dans les demandes introduites après la date d'entrée en vigueur du présent arrêté.
  § 4. L'évaluation des incidences sur l'environnement concernant un projet dont la notification, visée à l'article 4.3.4, § 1er, du décret précité, tel qu'en vigueur la veille de la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, a été mise à la disposition de l'administration en question avant la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, est réalisée conformément aux articles 4.3.4, § 2 à § 7, 4.3.6, 4.3.7, 4.3.8 et 4.3.9 du décret précité, tels qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur du présent arrêté, et aux articles 3, 4, 5, 6, 11 et 12 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 février 2017 relatif aux modalités de l'évaluation des incidences de projets sur l'environnement et du rapport de sécurité environnementale, tels qu'en vigueur avant l'entrée en vigueur des articles 133, 138 et 139 du présent arrêté.

Hoofdstuk 3. Inwerkingtreding

Chapitre 3. Entrée en vigueur

Art.159. Het decreet van 17 mei 2024 tot wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en diverse andere decreten, wat betreft de milieueffectrapportage treedt op 1 december 2025 in werking, met uitzondering van artikel 7, 45, 49, 97, 115, 117, 127, 129, 134, 136 en 138.

Art.159. Le décret du 17 mai 2024 modifiant le décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement et divers autres décrets, pour ce qui est des rapports d'incidence sur l'environnement, entre en vigueur le 1er décembre 2025, à l'exception des articles 7, 45, 49, 97, 115, 117, 127, 129, 134, 136 et 138.

Art.160. Dit besluit treedt in werking op 1 december 2025.

Art.160. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er décembre 2025.

Art. 161. De Vlaamse minister, bevoegd voor omgeving en landbouw, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 161. Le ministre flamand qui a l'Environnement et l'Aménagement du Territoire et l'Agriculture dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.

Bijlage 1. De categorieën van projecten die conform artikel 4.3.3, § 1, 1°, van het decreet aan een milieubeoordeling worden onderworpen en waarvoor een project-MER moet worden opgesteld

Annexe 1re. Les catégories de projets qui sont soumises à une évaluation environnementale, conformément à l'article 4.3.3, § 1er, 1°, du décret, et pour lesquelles un RIE du projet doit être établi

1		raffinaderijen van ruwe aardolie (met uitzondering van de bedrijven die uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie vervaardigen), alsmede installaties voor de vergassing en vloeibaarmaking van ten minste 500 ton steenkool of bitumineuze schisten per dag
2	a	thermische centrales en andere verbrandingsinstallaties met een warmtevermogen van ten minste 300 megawatt
	b	kerncentrales en andere kernreactoren, met inbegrip van de ontmanteling of buitengebruikstelling van dergelijke centrales of reactoren (1) (met uitzondering van onderzoeksinstallaties voor de productie en verwerking van splijt- en kweekstoffen, met een constant vermogen van ten hoogste 1 thermische kW)
3	a	installaties voor de opwerking van bestraalde splijtstoffen
	b	installaties die ontworpen zijn: * voor de productie of de verrijking van splijtstoffen * voor de behandeling van bestraalde splijtstoffen of hoog radioactief afval * voor de definitieve verwijdering van bestraalde splijtstoffen; * uitsluitend voor de definitieve verwijdering van radioactief afval * uitsluitend voor de (voor meer dan tien jaar geplande) opslag van bestraalde splijtstoffen of radioactief afval op een andere plaats dan het productieterrein
4	a	geïntegreerde hoogovenbedrijven voor de productie van ruwijzer en staal
	b	installaties voor de winning van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procedés
5		installaties voor de winning van asbest, alsmede voor de behandeling en de verwerking van asbest en asbesthoudende producten: voor producten van asbestcement, met een jaarproductie van meer dan 20.000 ton eindproducten, voor remvoeringen, met een jaarproductie van meer dan 50 ton eindproducten, alsmede - voor andere toepassingsmogelijkheden van asbest - met een gebruik van meer dan 200 ton per jaar
6		geïntegreerde chemische installaties, dat wil zeggen installaties voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting, waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van: * organische basischemicaliën * anorganische basischemicaliën * fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen) * basisproducten voor gewasbescherming en van biociden * farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procedé * explosieven
7		aanleg van spoorlijnen voor spoorverkeer over een lengte van 10 km of meer
8		aanleg van vliegvelden met een start- en landingsbaan van ten minste 2100 meter
9		aanleg van autosnelwegen en autowegen, met inbegrip van de hoofdwegen
10		aanleg van nieuwe wegen met vier of meer rijstroken, of verlegging en/of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken, als de nieuwe weg, of het verlegde en/of verbrede weggedeelte een ononderbroken lengte van 10 km of meer heeft
11		aanleg van waterwegen en havens voor de binnenscheepvaart voor schepen van meer dan 1350 ton
12		zeehandelshavens, met het land verbonden en buiten havens gelegen pieren voor lossen en laden (met uitzondering van pieren voor veerboten) die schepen van meer dan 1350 ton kunnen ontvangen
13		afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, zoals gedefinieerd in punt D10 van artikel 4.2.1 VLAREMA, de chemische behandeling, zoals gedefinieerd in punt D9 van artikel 4.2.1 VLAREMA, of het storten van gevaarlijke afvalstoffen
14		afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, zoals gedefinieerd in punt D10 van artikel 4.2.1 VLAREMA, of chemische behandeling, zoals gedefinieerd in punt D9 van artikel artikel 4.2.1 VLAREMA, van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 100 ton per dag
15		werkzaamheden voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater als het jaarlijkse volume onttrokken of aangevuld water 10 miljoen m³ of meer bedraagt
16	a	projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden als die overbrenging tot doel heeft eventuele waterschaarste te voorkomen en de hoeveelheid overgebracht water meer bedraagt dan 100 miljoen m³ per jaar
	b	in alle andere gevallen, projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden als het meerjarige gemiddelde jaardebiet van het bekken waaraan het water wordt onttrokken, meer bedraagt dan 2.000 miljoen m³ en de hoeveelheid overgebracht water 5% van dat debiet overschrijdt; in beide gevallen is overbrenging van via leidingen aangevoerd drinkwater uitgesloten
17		rioolwaterzuiveringsinstallaties met een capaciteit van meer dan 150.000 Inwonerequivalenten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 91/271/EEG (4)
18		commerciële winning van aardolie en aardgas als de gewonnen hoeveelheid meer dan 500 ton aardolie per dag of meer dan 500.000 m³ aardgas per dag bedraagt
19		stuwdammen en andere installaties voor het stuwen of permanent opslaan van water, met inbegrip van waterspaarbekkens voor drinkwatervoorziening, als een nieuwe of extra hoeveelheid water van meer dan 10 miljoen m³ wordt gestuwd of opgeslagen, en voor de aanleg van een waterbekken als de oppervlakte 50 ha of meer bedraagt
20		pijpleidingen met een diameter van meer dan 800 mm en een lengte van meer dan 40 km:
	a	voor het vervoer van gas, olie of chemicaliën
	b	voor het vervoer van koolstofdioxidestromen voor geologische opslag, inclusief de desbetreffende pompstations
21		installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan:
	a	85.000 plaatsen voor mesthoenders (ander gevogelte dan legkippen), of
	b	60 000 plaatsen voor hennen (legkippen), of
	c	3.000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 20 kg), of
	d	900 plaatsen voor zeugen
22		industriële installaties voor:
	a	de fabricage van papierpulp uit hout of uit andere vezelstoffen, of
	b	de fabricage van papier en karton met een productiecapaciteit* van meer dan 200 ton per dag *productiecapaciteit: de jaarlijkse of dagelijkse effectieve productiecapaciteit van de installaties, rekening houdend met onder andere de eigenschappen van de inrichtingen zoals de opslagcapaciteiten, de werkuren, het aantal werknemers, de werkregeling of personeelsbezetting en rekening houdend met de bij de vergunning aan te vragen capaciteit;
23		steengroeven en dagbouwmijnen, met inbegrip van ontginningen van oppervlaktedelfstoffen of grind, met een terreinoppervlakte van meer dan 10 hectare, of turfwinning met een terreinoppervlakte van meer dan 150 hectare
24		aanleg van bovengrondse hoogspanningsleidingen van 150 kV of meer en langer dan 15 km
25		installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een capaciteit van 200.000 ton of meer
26		opslaglocaties conform het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond
27		installaties voor het afvangen van koolstofdioxidestromen met het oog op de geologische opslag conform het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, afkomstig van onder deze bijlage vallende installaties, of als de totale jaarlijkse afvang van koolstofdioxide 1,5 megaton of meer bedraagt
28		permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen
29	a	wijziging of uitbreiding van de in deze bijlage of bijlage 2 opgenomen projecten, als die wijziging of uitbreiding op zich voldoet aan de in deze bijlage genoemde drempelwaarden, voor zover die bestaan
	b	wijziging of uitbreiding van de in deze bijlage of screeningsbijlage opgenomen projecten, waarvoor al een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd, als die wijziging of uitbreiding aanleiding geeft tot een overschrijding van de in deze bijlage genoemde drempelwaarden (niet in rubriek 29, a) opgenomen wijziging of uitbreiding). Van die overschrijding van de drempelwaarde is sprake ofwel als de drempelwaarde van deze bijlage voor het eerst wordt overschreden door het samenvoegen van de al vergunde en de nog te vergunnen activiteiten (= project) ofwel als de verschillende uitbreidingen samen, sinds de laatst verleende ontheffing of goedgekeurde MER (voor zover die bestaan), groter zijn dan de drempelwaarde van deze bijlage.

1 raffinaderijen van ruwe aardolie (met uitzondering van de bedrijven die uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie vervaardigen), alsmede installaties voor de vergassing en vloeibaarmaking van ten minste 500 ton steenkool of bitumineuze schisten per dag 2 a thermische centrales en andere verbrandingsinstallaties met een warmtevermogen van ten minste 300 megawatt b kerncentrales en andere kernreactoren, met inbegrip van de ontmanteling of buitengebruikstelling van dergelijke centrales of reactoren (1) (met uitzondering van onderzoeksinstallaties voor de productie en verwerking van splijt- en kweekstoffen, met een constant vermogen van ten hoogste 1 thermische kW) 3 a installaties voor de opwerking van bestraalde splijtstoffen b installaties die ontworpen zijn:
  * voor de productie of de verrijking van splijtstoffen
  * voor de behandeling van bestraalde splijtstoffen of hoog radioactief afval
  * voor de definitieve verwijdering van bestraalde splijtstoffen;
  * uitsluitend voor de definitieve verwijdering van radioactief afval
  * uitsluitend voor de (voor meer dan tien jaar geplande) opslag van bestraalde splijtstoffen of radioactief afval op een andere plaats dan het productieterrein 4 a geïntegreerde hoogovenbedrijven voor de productie van ruwijzer en staal b installaties voor de winning van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procedés 5 installaties voor de winning van asbest, alsmede voor de behandeling en de verwerking van asbest en asbesthoudende producten: voor producten van asbestcement, met een jaarproductie van meer dan 20.000 ton eindproducten, voor remvoeringen, met een jaarproductie van meer dan 50 ton eindproducten, alsmede - voor andere toepassingsmogelijkheden van asbest - met een gebruik van meer dan 200 ton per jaar 6 geïntegreerde chemische installaties, dat wil zeggen installaties voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting, waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van:
  * organische basischemicaliën
  * anorganische basischemicaliën
  * fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen)
  * basisproducten voor gewasbescherming en van biociden
  * farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procedé
  * explosieven 7 aanleg van spoorlijnen voor spoorverkeer over een lengte van 10 km of meer 8 aanleg van vliegvelden met een start- en landingsbaan van ten minste 2100 meter 9 aanleg van autosnelwegen en autowegen, met inbegrip van de hoofdwegen 10 aanleg van nieuwe wegen met vier of meer rijstroken, of verlegging en/of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken, als de nieuwe weg, of het verlegde en/of verbrede weggedeelte een ononderbroken lengte van 10 km of meer heeft 11 aanleg van waterwegen en havens voor de binnenscheepvaart voor schepen van meer dan 1350 ton 12 zeehandelshavens, met het land verbonden en buiten havens gelegen pieren voor lossen en laden (met uitzondering van pieren voor veerboten) die schepen van meer dan 1350 ton kunnen ontvangen 13 afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, zoals gedefinieerd in punt D10 van artikel 4.2.1 VLAREMA, de chemische behandeling, zoals gedefinieerd in punt D9 van artikel 4.2.1 VLAREMA, of het storten van gevaarlijke afvalstoffen 14 afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, zoals gedefinieerd in punt D10 van artikel 4.2.1 VLAREMA, of chemische behandeling, zoals gedefinieerd in punt D9 van artikel artikel 4.2.1 VLAREMA, van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 100 ton per dag 15 werkzaamheden voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater als het jaarlijkse volume onttrokken of aangevuld water 10 miljoen m3 of meer bedraagt 16 a projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden als die overbrenging tot doel heeft eventuele waterschaarste te voorkomen en de hoeveelheid overgebracht water meer bedraagt dan 100 miljoen m3 per jaar b in alle andere gevallen, projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden als het meerjarige gemiddelde jaardebiet van het bekken waaraan het water wordt onttrokken, meer bedraagt dan 2.000 miljoen m3 en de hoeveelheid overgebracht water 5% van dat debiet overschrijdt; in beide gevallen is overbrenging van via leidingen aangevoerd drinkwater uitgesloten 17 rioolwaterzuiveringsinstallaties met een capaciteit van meer dan 150.000 Inwonerequivalenten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 91/271/EEG (4) 18 commerciële winning van aardolie en aardgas als de gewonnen hoeveelheid meer dan 500 ton aardolie per dag of meer dan 500.000 m3 aardgas per dag bedraagt 19 stuwdammen en andere installaties voor het stuwen of permanent opslaan van water, met inbegrip van waterspaarbekkens voor drinkwatervoorziening, als een nieuwe of extra hoeveelheid water van meer dan 10 miljoen m3 wordt gestuwd of opgeslagen, en voor de aanleg van een waterbekken als de oppervlakte 50 ha of meer bedraagt 20 pijpleidingen met een diameter van meer dan 800 mm en een lengte van meer dan 40 km: a voor het vervoer van gas, olie of chemicaliën b voor het vervoer van koolstofdioxidestromen voor geologische opslag, inclusief de desbetreffende pompstations 21 installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan: a 85.000 plaatsen voor mesthoenders (ander gevogelte dan legkippen), of b 60 000 plaatsen voor hennen (legkippen), of c 3.000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 20 kg), of d 900 plaatsen voor zeugen 22 industriële installaties voor: a de fabricage van papierpulp uit hout of uit andere vezelstoffen, of b de fabricage van papier en karton met een productiecapaciteit* van meer dan 200 ton per dag
  *productiecapaciteit: de jaarlijkse of dagelijkse effectieve productiecapaciteit van de installaties, rekening houdend met onder andere de eigenschappen van de inrichtingen zoals de opslagcapaciteiten, de werkuren, het aantal werknemers, de werkregeling of personeelsbezetting en rekening houdend met de bij de vergunning aan te vragen capaciteit; 23 steengroeven en dagbouwmijnen, met inbegrip van ontginningen van oppervlaktedelfstoffen of grind, met een terreinoppervlakte van meer dan 10 hectare, of turfwinning met een terreinoppervlakte van meer dan 150 hectare 24 aanleg van bovengrondse hoogspanningsleidingen van 150 kV of meer en langer dan 15 km 25 installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een capaciteit van 200.000 ton of meer 26 opslaglocaties conform het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond 27 installaties voor het afvangen van koolstofdioxidestromen met het oog op de geologische opslag conform het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, afkomstig van onder deze bijlage vallende installaties, of als de totale jaarlijkse afvang van koolstofdioxide 1,5 megaton of meer bedraagt 28 permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen 29 a wijziging of uitbreiding van de in deze bijlage of bijlage 2 opgenomen projecten, als die wijziging of uitbreiding op zich voldoet aan de in deze bijlage genoemde drempelwaarden, voor zover die bestaan b wijziging of uitbreiding van de in deze bijlage of screeningsbijlage opgenomen projecten, waarvoor al een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd, als die wijziging of uitbreiding aanleiding geeft tot een overschrijding van de in deze bijlage genoemde drempelwaarden (niet in rubriek 29, a) opgenomen wijziging of uitbreiding). Van die overschrijding van de drempelwaarde is sprake ofwel als de drempelwaarde van deze bijlage voor het eerst wordt overschreden door het samenvoegen van de al vergunde en de nog te vergunnen activiteiten (= project) ofwel als de verschillende uitbreidingen samen, sinds de laatst verleende ontheffing of goedgekeurde MER (voor zover die bestaan), groter zijn dan de drempelwaarde van deze bijlage.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2025 tot uitvoering van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wat betreft de milieueffectrapportage.
  Brussel, 24 oktober 2025.
  De minister-president van de Vlaamse Regering,
  M. DIEPENDAELE
  De Vlaamse minister van Omgeving en Landbouw,
  J. BROUNS

1		raffineries de pétrole brut (à l'exclusion des entreprises fabriquant uniquement des lubrifiants à partir de pétrole brut) ainsi que les installations de gazéification et de liquéfaction d'au moins 500 tonnes de charbon ou de schiste bitumineux par jour
2	a	centrales thermiques et autres installations d'incinération d'une puissance calorifique d'au moins 300 MW
	b	centrales nucléaires et autres réacteurs nucléaires, y compris le démantèlement ou le déclassement de ces centrales ou réacteurs (1) (à l'exception des installations de recherche pour la production et la transformation des matières fissiles et fertiles, dont la puissance maximale ne dépasse pas 1 kW de durée permanente thermique)
3	a	installations pour le retraitement de combustibles nucléaires irradiés
	b	installations destinées : * à la production ou à l'enrichissement de combustibles nucléaires * au traitement de combustibles nucléaires irradiés ou de déchets hautement radioactifs * à l'élimination définitive de combustibles nucléaires irradiés ; * exclusivement à l'élimination définitive de déchets radioactifs * exclusivement au stockage (prévu pour plus de dix ans) de combustibles nucléaires irradiés ou de déchets radioactifs dans un site différent du site de production
4	a	usines intégrées de première fusion de la fonte et de l'acier
	b	installations destinées à la production de métaux bruts non ferreux à partir de minerais, de concentrés de minerai ou de matières premières secondaires selon des procédés métallurgiques, chimiques ou électrolytiques
5		installations destinées à l'extraction de l'amiante ainsi qu'au traitement et à la transformation de l'amiante et de produits contenant de l'amiante : pour les produits en amiante-ciment, une production annuelle de plus de 20 000 tonnes de produits finis ; pour les garnitures de friction, une production annuelle de plus de 50 tonnes de produits finis ; pour les autres utilisations de l'amiante, une utilisation de plus de 200 tonnes par an
6		installations chimiques intégrées, à savoir les installations prévues pour la fabrication à l'échelle industrielle de substances par transformation chimique, où plusieurs unités sont juxtaposées et fonctionnellement liées entre elles, et qui sont destinées à la fabrication : * de produits chimiques organiques de base * de produits chimiques inorganiques de base * d'engrais à base de phosphate, d'azote ou de potassium (engrais simples ou composés) * de produits de base phytosanitaires et de biocides * de produits pharmaceutiques de base selon un procédé chimique ou biologique * d'explosifs
7		construction de voies pour le trafic ferroviaire sur une distance de 10 km ou plus
8		construction d'aéroports dont la piste de décollage et d'atterrissage a une longueur d'au moins 2 100 mètres
9		construction d'autoroutes et de voies rapides, y compris les voies principales
10		construction d'une nouvelle route à quatre voies ou plus, ou alignement et/ou élargissement d'une route existante à deux voies ou moins pour en faire une route à quatre voies ou plus, lorsque la nouvelle route ou la section de route alignée et/ou élargie doit avoir une longueur ininterrompue d'au moins 10 kilomètres
11		construction de voies navigables et ports de navigation intérieure permettant l'accès de bateaux de plus de 1 350 tonnes
12		ports de commerce, quais de chargement et de déchargement reliés à la terre et avant-ports (à l'exclusion des quais pour transbordeurs) accessibles aux bateaux de plus de 1 350 tonnes
13		installations d'élimination des déchets dangereux par incinération, telle que définie au point D10 de l'article 4.2.1 du VLAREMA, traitement chimique, tel que défini au point D9 de l'article 4.2.1 du VLAREMA, ou mise en décharge de déchets dangereux
14		installations d'élimination des déchets non dangereux par incinération, telle que définie au point D10 de l'article 4.2.1 du VLAREMA, traitement chimique, tel que défini au point D9 de l'article 4.2.1 du VLAREMA, ou mise en décharge de déchets dangereux, d'une capacité de plus de 100 tonnes par jour.
15		dispositifs de captage ou de recharge artificielle des eaux souterraines lorsque le volume annuel d'eaux à capter ou à recharger atteint ou dépasse 10 millions de m3.
16	a	ouvrages servant au transvasement de ressources hydrauliques entre bassins hydrographiques lorsque cette opération vise à prévenir d'éventuelles pénuries d'eau et que le volume annuel des eaux transvasées dépasse 100 millions de m3 par an.
	b	dans tous les autres cas, ouvrages servant au transvasement de ressources hydrauliques entre bassins hydrographiques lorsque le débit annuel moyen, sur plusieurs années, du bassin de prélèvement dépasse 2 000 hectomètres cubes et que le volume des eaux transvasées dépasse 5 % de ce débit ; dans les deux cas, les transvasements d'eau potable amenée par canalisation sont exclus
17		installations de traitement des eaux résiduaires d'une capacité supérieure à 150 000 équivalents-habitants, tel que défini à l'article 2 point 6 de la directive 91/271/CEE (4)
18		extraction de pétrole et de gaz naturel à des fins commerciales, lorsque les quantités extraites dépassent quotidiennement 500 tonnes de pétrole et 500 000 m3 de gaz
19		barrages et autres installations destinées à retenir les eaux ou à les stocker de façon permanente, y compris au moyen de bassins pour installation d'eau potable, lorsque le nouveau volume d'eau ou un volume supplémentaire d'eau à retenir ou à stocker dépasse 10 millions de m3, et à la construction d'un bassin lorsque la superficie dépasse 50 ha ou plus
20		canalisations pour le transport de gaz, de pétrole ou de produits chimiques, d'un diamètre supérieur à 800 millimètres et d'une longueur supérieure à 40 kilomètres
	a	pour le transport de gaz, de pétrole ou de produits chimiques
	b	pour le transport des flux de dioxyde de carbone destinés au stockage géologique, y compris les stations de pompage correspondantes
21		installations destinées à l'élevage intensif de volailles ou de porcs disposant de plus de :
	a	85 000 emplacements pour poulets (autres que poules pondeuses) ; ou
	b	60 000 emplacements pour poules (poules pondeuses) ; ou
	c	3 000 emplacements pour porcs de production (de plus de 20 kilogrammes) ; ou
	d	900 places pour truies
22		installations industrielles destinées à :
	a	la fabrication de pâte à papier à partir de bois ou d'autres matières fibreuses ; ou
	b	la fabrication de papier et de carton, d'une capacité de production* supérieure à 200 tonnes par jour *capacité de production : la capacité de production effective annuelle ou journalière des installations, compte tenu des autres caractéristiques des établissements telles que les capacités de stockage, les heures de travail, le nombre de travailleurs, le régime de travail des effectifs et eu égard à la capacité à demander dans l'autorisation ;
23		carrières et exploitations minières à ciel ouvert, y compris les minerais de surface ou du gravier, lorsque la surface du site dépasse 10 hectares ou, pour les tourbières, 150 hectares
24		aménagement des lignes à haute tension hors sol de 150 kV ou plus, et d'une longueur supérieure à 15 km
25		installations de stockage de pétrole, de produits pétrochimiques ou de produits chimiques, d'une capacité de 200 000 tonnes ou plus
26		sites de stockage conformes au décret du 8 mai 2009 concernant le sous-sol profond
27		installations destinées au captage des flux de dioxyde de carbone en vue de leur stockage géologique conformément au décret du 8 mai 2009 concernant le sous-sol profond, provenant d'installations relevant de la présente annexe, ou si le captage annuel total de dioxyde de carbone est égal ou supérieur à 1,5 mégatonne
28		circuits de course et de test permanents pour les véhicules motorisés
29	a	modification ou extension des projets repris dans la présente annexe ou l'annexe 2, lorsque cette modification ou extension satisfait en soi aux valeurs seuils figurant dans la présente annexe, dans la mesure où celles-ci existent
	b	modification ou extension des projets repris dans la présente annexe ou l'annexe relative au screening, pour lesquels une autorisation a déjà été délivrée, qui ont été ou sont réalisés, lorsque cette modification ou extension donne lieu à un dépassement des valeurs seuils figurant dans la présente annexe (pas pour les modifications ou extensions reprises à la rubrique 29, a)). Il est question de ce dépassement de la valeur seuil soit lorsque le seuil fixé dans la présente annexe est dépassé pour la première fois suite à la réunion des activités (= projet) autorisées et encore à autoriser, soit lorsque les différentes extensions combinées sont, depuis la dernière dispense accordée ou le RIE approuvé (pour autant qu'ils existent), supérieurs à la valeur seuil de la présente annexe.

1 raffineries de pétrole brut (à l'exclusion des entreprises fabriquant uniquement des lubrifiants à partir de pétrole brut) ainsi que les installations de gazéification et de liquéfaction d'au moins 500 tonnes de charbon ou de schiste bitumineux par jour 2 a centrales thermiques et autres installations d'incinération d'une puissance calorifique d'au moins 300 MW b centrales nucléaires et autres réacteurs nucléaires, y compris le démantèlement ou le déclassement de ces centrales ou réacteurs (1) (à l'exception des installations de recherche pour la production et la transformation des matières fissiles et fertiles, dont la puissance maximale ne dépasse pas 1 kW de durée permanente thermique) 3 a installations pour le retraitement de combustibles nucléaires irradiés b installations destinées :
  * à la production ou à l'enrichissement de combustibles nucléaires
  * au traitement de combustibles nucléaires irradiés ou de déchets hautement radioactifs
  * à l'élimination définitive de combustibles nucléaires irradiés ;
  * exclusivement à l'élimination définitive de déchets radioactifs
  * exclusivement au stockage (prévu pour plus de dix ans) de combustibles nucléaires irradiés ou de déchets radioactifs dans un site différent du site de production 4 a usines intégrées de première fusion de la fonte et de l'acier b installations destinées à la production de métaux bruts non ferreux à partir de minerais, de concentrés de minerai ou de matières premières secondaires selon des procédés métallurgiques, chimiques ou électrolytiques 5 installations destinées à l'extraction de l'amiante ainsi qu'au traitement et à la transformation de l'amiante et de produits contenant de l'amiante : pour les produits en amiante-ciment, une production annuelle de plus de 20 000 tonnes de produits finis ; pour les garnitures de friction, une production annuelle de plus de 50 tonnes de produits finis ; pour les autres utilisations de l'amiante, une utilisation de plus de 200 tonnes par an 6 installations chimiques intégrées, à savoir les installations prévues pour la fabrication à l'échelle industrielle de substances par transformation chimique, où plusieurs unités sont juxtaposées et fonctionnellement liées entre elles, et qui sont destinées à la fabrication :
  * de produits chimiques organiques de base
  * de produits chimiques inorganiques de base
  * d'engrais à base de phosphate, d'azote ou de potassium (engrais simples ou composés)
  * de produits de base phytosanitaires et de biocides
  * de produits pharmaceutiques de base selon un procédé chimique ou biologique
  * d'explosifs 7 construction de voies pour le trafic ferroviaire sur une distance de 10 km ou plus 8 construction d'aéroports dont la piste de décollage et d'atterrissage a une longueur d'au moins 2 100 mètres 9 construction d'autoroutes et de voies rapides, y compris les voies principales 10 construction d'une nouvelle route à quatre voies ou plus, ou alignement et/ou élargissement d'une route existante à deux voies ou moins pour en faire une route à quatre voies ou plus, lorsque la nouvelle route ou la section de route alignée et/ou élargie doit avoir une longueur ininterrompue d'au moins 10 kilomètres 11 construction de voies navigables et ports de navigation intérieure permettant l'accès de bateaux de plus de 1 350 tonnes 12 ports de commerce, quais de chargement et de déchargement reliés à la terre et avant-ports (à l'exclusion des quais pour transbordeurs) accessibles aux bateaux de plus de 1 350 tonnes 13 installations d'élimination des déchets dangereux par incinération, telle que définie au point D10 de l'article 4.2.1 du VLAREMA, traitement chimique, tel que défini au point D9 de l'article 4.2.1 du VLAREMA, ou mise en décharge de déchets dangereux 14 installations d'élimination des déchets non dangereux par incinération, telle que définie au point D10 de l'article 4.2.1 du VLAREMA, traitement chimique, tel que défini au point D9 de l'article 4.2.1 du VLAREMA, ou mise en décharge de déchets dangereux, d'une capacité de plus de 100 tonnes par jour. 15 dispositifs de captage ou de recharge artificielle des eaux souterraines lorsque le volume annuel d'eaux à capter ou à recharger atteint ou dépasse 10 millions de m3. 16 a ouvrages servant au transvasement de ressources hydrauliques entre bassins hydrographiques lorsque cette opération vise à prévenir d'éventuelles pénuries d'eau et que le volume annuel des eaux transvasées dépasse 100 millions de m3 par an. b dans tous les autres cas, ouvrages servant au transvasement de ressources hydrauliques entre bassins hydrographiques lorsque le débit annuel moyen, sur plusieurs années, du bassin de prélèvement dépasse 2 000 hectomètres cubes et que le volume des eaux transvasées dépasse 5 % de ce débit ; dans les deux cas, les transvasements d'eau potable amenée par canalisation sont exclus 17 installations de traitement des eaux résiduaires d'une capacité supérieure à 150 000 équivalents-habitants, tel que défini à l'article 2 point 6 de la directive 91/271/CEE (4) 18 extraction de pétrole et de gaz naturel à des fins commerciales, lorsque les quantités extraites dépassent quotidiennement 500 tonnes de pétrole et 500 000 m3 de gaz 19 barrages et autres installations destinées à retenir les eaux ou à les stocker de façon permanente, y compris au moyen de bassins pour installation d'eau potable, lorsque le nouveau volume d'eau ou un volume supplémentaire d'eau à retenir ou à stocker dépasse 10 millions de m3, et à la construction d'un bassin lorsque la superficie dépasse 50 ha ou plus 20 canalisations pour le transport de gaz, de pétrole ou de produits chimiques, d'un diamètre supérieur à 800 millimètres et d'une longueur supérieure à 40 kilomètres a pour le transport de gaz, de pétrole ou de produits chimiques b pour le transport des flux de dioxyde de carbone destinés au stockage géologique, y compris les stations de pompage correspondantes 21 installations destinées à l'élevage intensif de volailles ou de porcs disposant de plus de : a 85 000 emplacements pour poulets (autres que poules pondeuses) ; ou b 60 000 emplacements pour poules (poules pondeuses) ; ou c 3 000 emplacements pour porcs de production (de plus de 20 kilogrammes) ; ou d 900 places pour truies 22 installations industrielles destinées à : a la fabrication de pâte à papier à partir de bois ou d'autres matières fibreuses ; ou b la fabrication de papier et de carton, d'une capacité de production* supérieure à 200 tonnes par jour
  *capacité de production : la capacité de production effective annuelle ou journalière des installations, compte tenu des autres caractéristiques des établissements telles que les capacités de stockage, les heures de travail, le nombre de travailleurs, le régime de travail des effectifs et eu égard à la capacité à demander dans l'autorisation ; 23 carrières et exploitations minières à ciel ouvert, y compris les minerais de surface ou du gravier, lorsque la surface du site dépasse 10 hectares ou, pour les tourbières, 150 hectares 24 aménagement des lignes à haute tension hors sol de 150 kV ou plus, et d'une longueur supérieure à 15 km 25 installations de stockage de pétrole, de produits pétrochimiques ou de produits chimiques, d'une capacité de 200 000 tonnes ou plus 26 sites de stockage conformes au décret du 8 mai 2009 concernant le sous-sol profond 27 installations destinées au captage des flux de dioxyde de carbone en vue de leur stockage géologique conformément au décret du 8 mai 2009 concernant le sous-sol profond, provenant d'installations relevant de la présente annexe, ou si le captage annuel total de dioxyde de carbone est égal ou supérieur à 1,5 mégatonne 28 circuits de course et de test permanents pour les véhicules motorisés 29 a modification ou extension des projets repris dans la présente annexe ou l'annexe 2, lorsque cette modification ou extension satisfait en soi aux valeurs seuils figurant dans la présente annexe, dans la mesure où celles-ci existent b modification ou extension des projets repris dans la présente annexe ou l'annexe relative au screening, pour lesquels une autorisation a déjà été délivrée, qui ont été ou sont réalisés, lorsque cette modification ou extension donne lieu à un dépassement des valeurs seuils figurant dans la présente annexe (pas pour les modifications ou extensions reprises à la rubrique 29, a)). Il est question de ce dépassement de la valeur seuil soit lorsque le seuil fixé dans la présente annexe est dépassé pour la première fois suite à la réunion des activités (= projet) autorisées et encore à autoriser, soit lorsque les différentes extensions combinées sont, depuis la dernière dispense accordée ou le RIE approuvé (pour autant qu'ils existent), supérieurs à la valeur seuil de la présente annexe.
Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 octobre 2025 portant exécution du titre IV du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, pour ce qui est des rapports d'incidence sur l'environnement.
  Bruxelles, le 24 octobre 2025.
  Le ministre-président du Gouvernement flamand,
  M. DIEPENDAELE
  Le ministre flamand de l'Environnement et de l'Agriculture,
  J. BROUNS

Bijlage 2. De categorieën van projecten die conform artikel 4.3.3, § 1, 2° van het decreet aan een milieubeoordeling of een screening worden onderworpen

Annexe 2. Les catégories de projets qui sont soumises à une évaluation environnementale ou à un screening, conformément à l'article 4.3.3, § 1er, 2°, du décret

1	Landbouw, bosbouw en aquacultuur
	a	Ruilverkavelingsprojecten
	b	projecten voor het gebruik van niet in cultuur gebrachte gronden of seminatuurlijke gebieden voor intensieve landbouw
	c	waterbeheersingsprojecten voor landbouwdoeleinden, met inbegrip van irrigatie- en droogleggingsprojecten
	d	eerste bebossing of ontbossing met het oog op omschakeling naar een ander bodemgebruik
	e	intensieve veeteeltbedrijven
	f	intensieve aquacultuur van vis
	g	landwinning uit zee
2	Extractieve bedrijven
	a	steengroeven, dagbouwmijnen, met inbegrip van ontginningen van oppervlaktedelfstoffen of grind, en turfwinningen
	b	ondergrondse mijnbouw
	c	winning van mineralen door afbaggering van de zee- of rivierbodem
	d	diepboringen, voor zover ze geen betrekking hebben op de verwachte effecten op het leefmilieu die verband houden met de bescherming tegen ioniserende straling, met name: * geothermische boringen * boringen in verband met de opslag van kernafval * boringen voor watervoorziening met uitzondering van boringen voor het onderzoek naar de stabiliteit van de grond
	e	oppervlakte-installaties van bedrijven voor de winning van ertsen, van bitumineuze schisten en van koolwaterstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 2, 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond
3	Energiebedrijven
	a	industriële installaties voor de productie van elektriciteit, stoom en warm water, met uitzondering van kernenergiecentrales voor zover ze geen betrekking hebben op de verwachte effecten op het leefmilieu die verband houden met de bescherming tegen ioniserende straling
	b	industriële installaties voor * het transport van gas, olie, chemicaliën, stoom en warm water * het transport van elektrische energie via bovengrondse leidingen * het transport van elektrische energie via ondergrondse leidingen en voor zover ze niet gelegen zijn binnen de rooilijnen van een openbare weg
	c	bovengrondse opslag van aardgas
	d	ondergrondse opslag van gasvormige brandstoffen
	e	bovengrondse opslag van fossiele brandstoffen
	f	industrieel briketteren van steenkool en bruinkool
	g	installaties voor de behandeling en de opslag van radioactief afval, voor zover ze geen betrekking hebben op de verwachte effecten op het leefmilieu die verband houden met de bescherming tegen ioniserende straling
	h	installaties voor de productie van hydro-elektrische energie
	i	installaties voor de winning van windenergie voor de energieproductie (windturbineparken)
	j	installaties voor het afvangen van koolstofdioxidestromen met het oog op geologische opslag conform het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, afkomstig van installaties
4	Productie en verwerking van metalen
	a	installaties voor de productie van ruwijzer of staal (primaire of secundaire smelting), met inbegrip van continugieten
	b	installaties voor de verwerking van ferrometalen door: * warmwalsen; * koudwalsen van vlakke platen; * smeden met hamers; * het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal
	c	smelterijen van ferrometalen
	d	installaties voor het smelten, met inbegrip van het legeren, het vormgieten, walsen (koud- en warmwalsen), het trekken van non-ferrometalen, met uitzondering van edele metalen, inclusief terugwinningsproducten (affineren, vormgieten enzovoort)
	e	installaties voor oppervlaktebehandeling van metalen en plastic materiaal en kunststoffen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé
	f	automobielfabrieken en -assemblagebedrijven en fabrieken van automobielmotoren
	g	scheepswerven
	h	installaties voor de bouw en reparatie van luchtvaartuigen
	i	inrichtingen voor het vervaardigen of herstellen van spoorwegmaterieel
	j	inrichtingen voor het vervormen van metalen (uitstampen) door middel van springstoffen
	k	installaties voor het roosteren en sinteren van ertsen
5	Minerale industrie
	a	cokesovenbedrijven (droge distillatie van steenkool)
	b	installaties voor de vervaardiging van cement
	c	installaties voor de winning van asbest en de fabricage van asbestproducten
	d	installaties voor de fabricage van glas, met inbegrip van glasvezels
	e	installaties voor het smelten van minerale stoffen, met inbegrip van installaties voor de fabricage van mineraalvezels
	f	fabricage van keramische producten door middel van bakken, namelijk dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein
6	Chemische industrie
	a	chemische installaties voor de behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën
	b	chemische installaties voor de productie van bestrijdingsmiddelen, kunstmeststoffen en farmaceutische producten, verven en vernissen, elastomeren en peroxiden
	c	opslagruimten voor aardolie, petrochemische en chemische producten bij inrichtingen behorend tot de chemische industrie
	d	petrochemische installaties of vervolgfabrieken voor het kraken of vergassen van nafta, gasolie, LPG of andere aardoliefracties behorende tot de chemische industrie
7	Voedings- en genotmiddelenindustrie
	a	inrichtingen voor het vervaardigen van plantaardige en dierlijke oliën en vetten
	b	conservenfabrieken voor dierlijke en plantaardige producten
	c	zuivelfabrieken
	d	bierbrouwerijen of mouterijen
	e	suikerwaren-, siroop- of frisdrankfabrieken
	f	installaties voor het slachten van dieren
	g	zetmeelfabrieken
	h	vismeel- en visoliefabrieken
	i	suikerfabrieken
8	Textiel-, leder-, hout- en papierindustrie
	a	industriële installaties voor de fabricage van papier en karton
	b	installaties voor de voorbehandeling (zoals wassen, bleken, merceriseren) of het verven van vezels of textiel
	c	installaties voor het looien van huiden
	d	installaties voor het produceren en bewerken van celstof
	e	houtvezelplaat-, spaanplaat-, duplex-, triplex- en multiplexfabrieken
9	Rubberverwerkende industrie inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van producten op basis van elastomeren
10	Infrastructuurprojecten
	a	industrieterreinontwikkeling
	b	stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen
	c	aanleg van spoorwegen
	d	aanleg van faciliteiten voor de overlading tussen vervoerswijzen en van overladingsstations
	e	aanleg van vliegvelden
	f	aanleg van wegen
	g	aanleg van haven en haveninstallaties, met inbegrip van visserijhavens, waaronder de aanleg van dokken en sluizen
	h	aanleg van waterwegen
	i	stuwdammen en andere installaties voor het stuwen of voor de langetermijnopslag van water
	j	aanleg van infrastructuur voor trams, boven- en ondergrondse spoorwegen, zweefspoor en dergelijke bijzondere constructies, die uitsluitend of overwegend voor personenvervoer zijn bestemd
	k	aanleg van buisleidingen voor transport en bijbehorende randvoorzieningen die niet gelegen zijn binnen de rooilijnen van een openbare weg
	l	aanleg van aquaducten over lange afstand
	m	kustwerken om erosie te bestrijden en maritieme werken die de kust kunnen wijzigen door de aanleg van onder meer dijken, pieren, havenhoofden, havendammen, en andere kustverdedigingswerken, met uitzondering van instandhoudings-, herstel- of onderhoudswerken
	n	werken voor * het onttrekken van grondwater met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van grondwater g * Het kunstmatig aanvullen van grondwater
	o	projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden als die overbrenging tot doel heeft eventuele waterschaarste te voorkomen en het project niet de overbrenging van drinkwater via leidingen betreft
	p	werken op of langs niet-kunstmatige bevaarbare waterlopen, namelijk: * verbreden of verdiepen van de vaargeul * aanleg van stuwen of sluizen
	q	werken inzake kanalisering en ter beperking van overstromingen (flood-reliefwerken)
11	Andere projecten

	a	installaties voor de verwijdering of het storten van afval
	b	rioolwaterzuiveringsinstallaties en kleinschalige waterzuiveringsinstallaties (KWZI)
	c	slibstortplaatsen
	d	monostortplaatsen voor baggerspecie of ruimingsspecie, afkomstig van de oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net
	e	opslag van schroot, met inbegrip van autowrakken
	f	testbanken voor motoren, turbines of reactoren
	g	installaties voor de vervaardiging van kunstmatige minerale vezels
	h	installaties voor de terugwinning of vernietiging van explosieve stoffen
	i	vilderijen
	j	inrichtingen bestemd voor de destructie van kadavers
	k	installaties voor mestbewerking of -verwerking
12	Toerisme en recreatie
	a	skihellingen, skiliften, kabelspoorwegen en bijbehorende voorzieningen
	b	jachthavens
	c	vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones, met bijbehorende voorzieningen
	d	permanente kampeer- en caravanterreinen
	e	themaparken
	f	aanleg van golfterreinen
13.	Wijziging of uitbreiding van projecten wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage 1 of bijlage 2 waarvoor al een vergunning is afgegeven en die zijn of worden uitgevoerd (niet in bijlage 1 opgenomen wijziging of uitbreiding)

1 Landbouw, bosbouw en aquacultuur a Ruilverkavelingsprojecten b projecten voor het gebruik van niet in cultuur gebrachte gronden of seminatuurlijke gebieden voor intensieve landbouw c waterbeheersingsprojecten voor landbouwdoeleinden, met inbegrip van irrigatie- en droogleggingsprojecten d eerste bebossing of ontbossing met het oog op omschakeling naar een ander bodemgebruik e intensieve veeteeltbedrijven f intensieve aquacultuur van vis g landwinning uit zee 2 Extractieve bedrijven a steengroeven, dagbouwmijnen, met inbegrip van ontginningen van oppervlaktedelfstoffen of grind, en turfwinningen b ondergrondse mijnbouw c winning van mineralen door afbaggering van de zee- of rivierbodem d diepboringen, voor zover ze geen betrekking hebben op de verwachte effecten op het leefmilieu die verband houden met de bescherming tegen ioniserende straling, met name:
  * geothermische boringen
  * boringen in verband met de opslag van kernafval
  * boringen voor watervoorziening
  met uitzondering van boringen voor het onderzoek naar de stabiliteit van de grond e oppervlakte-installaties van bedrijven voor de winning van ertsen, van bitumineuze schisten en van koolwaterstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 2, 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond 3 Energiebedrijven a industriële installaties voor de productie van elektriciteit, stoom en warm water, met uitzondering van kernenergiecentrales voor zover ze geen betrekking hebben op de verwachte effecten op het leefmilieu die verband houden met de bescherming tegen ioniserende straling b industriële installaties voor
  * het transport van gas, olie, chemicaliën, stoom en warm water
  * het transport van elektrische energie via bovengrondse leidingen
  * het transport van elektrische energie via ondergrondse leidingen en voor zover ze niet gelegen zijn binnen de rooilijnen van een openbare weg c bovengrondse opslag van aardgas d ondergrondse opslag van gasvormige brandstoffen e bovengrondse opslag van fossiele brandstoffen f industrieel briketteren van steenkool en bruinkool g installaties voor de behandeling en de opslag van radioactief afval, voor zover ze geen betrekking hebben op de verwachte effecten op het leefmilieu die verband houden met de bescherming tegen ioniserende straling h installaties voor de productie van hydro-elektrische energie i installaties voor de winning van windenergie voor de energieproductie (windturbineparken) j installaties voor het afvangen van koolstofdioxidestromen met het oog op geologische opslag conform het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, afkomstig van installaties 4 Productie en verwerking van metalen a installaties voor de productie van ruwijzer of staal (primaire of secundaire smelting), met inbegrip van continugieten b installaties voor de verwerking van ferrometalen door:
  * warmwalsen;
  * koudwalsen van vlakke platen;
  * smeden met hamers;
  * het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal c smelterijen van ferrometalen d installaties voor het smelten, met inbegrip van het legeren, het vormgieten, walsen (koud- en warmwalsen), het trekken van non-ferrometalen, met uitzondering van edele metalen, inclusief terugwinningsproducten (affineren, vormgieten enzovoort) e installaties voor oppervlaktebehandeling van metalen en plastic materiaal en kunststoffen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé f automobielfabrieken en -assemblagebedrijven en fabrieken van automobielmotoren g scheepswerven h installaties voor de bouw en reparatie van luchtvaartuigen i inrichtingen voor het vervaardigen of herstellen van spoorwegmaterieel j inrichtingen voor het vervormen van metalen (uitstampen) door middel van springstoffen k installaties voor het roosteren en sinteren van ertsen 5 Minerale industrie a cokesovenbedrijven (droge distillatie van steenkool) b installaties voor de vervaardiging van cement c installaties voor de winning van asbest en de fabricage van asbestproducten d installaties voor de fabricage van glas, met inbegrip van glasvezels e installaties voor het smelten van minerale stoffen, met inbegrip van installaties voor de fabricage van mineraalvezels f fabricage van keramische producten door middel van bakken, namelijk dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein 6 Chemische industrie a chemische installaties voor de behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën b chemische installaties voor de productie van bestrijdingsmiddelen, kunstmeststoffen en farmaceutische producten, verven en vernissen, elastomeren en peroxiden c opslagruimten voor aardolie, petrochemische en chemische producten bij inrichtingen behorend tot de chemische industrie d petrochemische installaties of vervolgfabrieken voor het kraken of vergassen van nafta, gasolie, LPG of andere aardoliefracties behorende tot de chemische industrie 7 Voedings- en genotmiddelenindustrie a inrichtingen voor het vervaardigen van plantaardige en dierlijke oliën en vetten b conservenfabrieken voor dierlijke en plantaardige producten c zuivelfabrieken d bierbrouwerijen of mouterijen e suikerwaren-, siroop- of frisdrankfabrieken f installaties voor het slachten van dieren g zetmeelfabrieken h vismeel- en visoliefabrieken i suikerfabrieken 8 Textiel-, leder-, hout- en papierindustrie a industriële installaties voor de fabricage van papier en karton b installaties voor de voorbehandeling (zoals wassen, bleken, merceriseren) of het verven van vezels of textiel c installaties voor het looien van huiden d installaties voor het produceren en bewerken van celstof e houtvezelplaat-, spaanplaat-, duplex-, triplex- en multiplexfabrieken 9 Rubberverwerkende industrie
  inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van producten op basis van elastomeren 10 Infrastructuurprojecten a industrieterreinontwikkeling b stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen c aanleg van spoorwegen d aanleg van faciliteiten voor de overlading tussen vervoerswijzen en van overladingsstations e aanleg van vliegvelden f aanleg van wegen g aanleg van haven en haveninstallaties, met inbegrip van visserijhavens, waaronder de aanleg van dokken en sluizen h aanleg van waterwegen i stuwdammen en andere installaties voor het stuwen of voor de langetermijnopslag van water j aanleg van infrastructuur voor trams, boven- en ondergrondse spoorwegen, zweefspoor en dergelijke bijzondere constructies, die uitsluitend of overwegend voor personenvervoer zijn bestemd k aanleg van buisleidingen voor transport en bijbehorende randvoorzieningen die niet gelegen zijn binnen de rooilijnen van een openbare weg l aanleg van aquaducten over lange afstand m kustwerken om erosie te bestrijden en maritieme werken die de kust kunnen wijzigen door de aanleg van onder meer dijken, pieren, havenhoofden, havendammen, en andere kustverdedigingswerken, met uitzondering van instandhoudings-, herstel- of onderhoudswerken n werken voor * het onttrekken van grondwater met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van grondwater g
  * Het kunstmatig aanvullen van grondwater o projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden als die overbrenging tot doel heeft eventuele waterschaarste te voorkomen en het project niet de overbrenging van drinkwater via leidingen betreft p werken op of langs niet-kunstmatige bevaarbare waterlopen, namelijk:
  * verbreden of verdiepen van de vaargeul
  * aanleg van stuwen of sluizen q werken inzake kanalisering en ter beperking van overstromingen (flood-reliefwerken) 11 Andere projecten a installaties voor de verwijdering of het storten van afval b rioolwaterzuiveringsinstallaties en kleinschalige waterzuiveringsinstallaties (KWZI) c slibstortplaatsen d monostortplaatsen voor baggerspecie of ruimingsspecie, afkomstig van de oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net e opslag van schroot, met inbegrip van autowrakken f testbanken voor motoren, turbines of reactoren g installaties voor de vervaardiging van kunstmatige minerale vezels h installaties voor de terugwinning of vernietiging van explosieve stoffen i vilderijen j inrichtingen bestemd voor de destructie van kadavers k installaties voor mestbewerking of -verwerking 12 Toerisme en recreatie a skihellingen, skiliften, kabelspoorwegen en bijbehorende voorzieningen b jachthavens c vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones, met bijbehorende voorzieningen d permanente kampeer- en caravanterreinen e themaparken f aanleg van golfterreinen 13. Wijziging of uitbreiding van projecten
  wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage 1 of bijlage 2 waarvoor al een vergunning is afgegeven en die zijn of worden uitgevoerd (niet in bijlage 1 opgenomen wijziging of uitbreiding)
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2025 tot uitvoering van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wat betreft de milieueffectrapportage.
  Brussel, 24 oktober 2025.
  De minister-president van de Vlaamse Regering,
  M. DIEPENDAELE
  De Vlaamse minister van Omgeving en Landbouw,
  J. BROUNS

1	Agriculture, sylviculture et aquaculture
	a	Projets de remembrement rural
	b	projets d'affectation de terres incultes ou d'étendues semi-naturelles à l'exploitation agricole intensive
	c	projets de gestion des eaux à des fins agricoles, y compris les projets d'irrigation et d'assèchement
	d	premier boisement ou déboisement en vue de la conversion vers une autre utilisation du sol
	e	installations d'élevage intensif
	f	aquaculture intensive de poissons
	g	récupération de territoires sur la mer
2	Industrie extractive
	a	carrières et exploitations minières à ciel ouvert, y compris l'extraction de minerais de surface ou du gravier, et tourbières
	b	exploitation minière souterraine
	c	extraction de minéraux par dragage du fonds marin ou fluvial
	d	forages profonds, pour autant qu'ils ne portent pas sur les effets escomptés sur l'environnement qui ont trait à la protection contre le rayonnement ionisant, notamment : * forages géothermiques * forages relatifs au stockage des déchets nucléaires * forages pour les infrastructures de distribution de l'eau à l'exception des forages pour étudier la stabilité des sols
	e	installations industrielles de surface pour l'exploitation de minerais, schistes bitumineux et hydrocarbures tels que définis à l'article 2, 2° du décret du 8 mai 2009 concernant le sous-sol profond
3	Industries de l'énergie
	a	installations industrielles destinées à la production d'énergie électrique, de vapeur et d'eau chaude, à l'exception des centrales d'énergie nucléaire pour autant qu'elles ne portent pas sur les effets escomptés sur l'environnement qui ont trait à la protection contre le rayonnement ionisant
	b	installations industrielles destinées * au transport de gaz, de pétrole, de produits chimiques, de vapeur et d'eau chaude * au transport d'énergie électrique par lignes aériennes * au transport d'énergie électrique par des conduites souterraines, pour autant qu'elles ne soient pas situées dans l'alignement d'une voie publique
	c	stockage aérien de gaz naturel
	d	stockage souterrain de combustibles gazeux
	e	stockage aérien de combustibles fossiles
	f	agglomération industrielle de houille et de lignite
	g	installations de traitement et de stockage de déchets nucléaires, pour autant qu'ils ne portent pas sur les effets escomptés sur l'environnement qui ont trait à la protection contre le rayonnement ionisant
	h	installations destinées à la production d'énergie hydroélectrique
	i	installations destinées à l'exploitation de l'énergie éolienne pour la production d'énergie (parcs d'éoliennes)
	j	installations destinées au captage des flux de dioxyde de carbone en vue de leur stockage géologique conformément au décret du 8 mai 2009 concernant le sous-sol profond, provenant d'installations
4	Production et usinage de métaux
	a	installations destinées à la production de fonte ou d'acier (fusion primaire ou secondaire), y compris la coulée continue
	b	installations destinées à la transformation des métaux ferreux par : * laminage à chaud ; * laminage à froid de plaques plates ; * forgeage à l'aide de marteaux ; * application de couches de protection de métal en fusion
	c	fonderies de métaux ferreux
	d	installations de fusion, y compris l'alliage, de moulage, de fonte, de laminage (à chaud et à froid), d'étirage de métaux non ferreux, à l'exclusion des métaux précieux, y compris les produits de récupération (affinage, moulage en fonderie, etc.)
	e	installations de traitement de surface de métaux et matières plastiques utilisant un procédé électrolytique ou chimique
	f	construction et assemblage de véhicules automobiles et usines de construction de moteurs pour automobiles
	g	chantiers navals
	h	installations pour la construction et la réparation d'aéronefs
	i	installations pour la fabrication ou la réparation de matériel ferroviaire
	j	installations pour la déformation de métaux (emboutissage) par explosifs
	k	installations de calcination et de frittage de minerais métalliques
5	Industrie minérale
	a	cokeries (distillation sèche du charbon)
	b	installations destinées à la production de ciment
	c	installations destinées à la production d'amiante et à la fabrication de produits à base d'amiante
	d	installations destinées à la fabrication du verre, y compris de fibres de verre
	e	installations pour la fonte de substances minérales, y compris d'installations pour la fabrication de fibres minérales
	f	fabrication de produits céramiques par cuisson, notamment de tuiles, de briques, de briques réfractaires, de carrelages, de grès ou de porcelaines
6	Industrie chimique
	a	installations chimiques pour le traitement de produits intermédiaires et fabrication de produits chimiques
	b	installations chimiques pour la fabrication de pesticides, d'engrais et de produits pharmaceutiques, de peintures et de vernis, d'élastomères et de peroxydes
	c	installations de stockage de pétrole, de produits pétrochimiques et chimiques dans le cas d'établissements appartenant l'industrie chimique
	d	installations pétrochimiques ou complémentaires pour le craquage ou la gazéification de naphte, gasoil, LPG ou autres fractions pétrolières appartenant à l'industrie chimique
7	Industrie alimentaire et des denrées de luxe
	a	installations pour la fabrication d'huiles et de graisses végétales et animales
	b	usines de conserves pour produits animaux et végétaux
	c	laiteries
	d	brasseries ou malteries
	e	confiseries, siroperies ou usines de boissons rafraîchissantes
	f	installations destinées à l'abattage d'animaux
	g	féculeries
	h	usines de farine et d'huile de poisson
	i	sucreries
8	industrie textile, du cuir, du bois et du papier
	a	installations industrielles destinées à la fabrication de papier et de carton
	b	usines destinées au prétraitement (opérations de lavage, de blanchiment, de mercerisation) ou à la teinture de fibres ou de textiles
	c	installations destinées au tannage des peaux
	d	installations de production et de traitement de la cellulose
	e	usines de panneaux de fibres de bois, d'aggloméré, de duplex, de triplex et de multiplex
9	Industrie du caoutchouc installations pour la fabrication et le traitement de produits à base d'élastomères
10	Projets d'infrastructure
	a	développement de zones industrielles
	b	projets d'aménagement urbain, y compris la construction de centres commerciaux et de parkings
	c	construction de voies ferrées
	d	aménagement de facilités pour le transbordement entre modes de transport et de stations de transbordement
	e	construction d'aérodromes
	f	construction de routes
	g	construction de ports et d'installations portuaires, y compris des ports de pêche, ainsi que la construction de docks et d'écluses
	h	construction de voies d'eau.
	i	barrages et autres installations destinés à retenir les eaux ou à les stocker d'une manière durable
	j	construction d'infrastructure pour tramways, métros aériens et souterrains, lignes suspendues et lignes analogues de type particulier servant exclusivement ou principalement au transport des personnes
	k	aménagement de canalisations tubulaires destinées au transport et aménagement des équipements secondaires appartenant aux canalisations tubulaires qui ne sont pas situées dans l'alignement d'une voie publique
	l	construction d'aqueducs sur longue distance
	m	ouvrages côtiers destinés à combattre l'érosion et travaux maritimes susceptibles de modifier la côte par la construction, par exemple, de digues, de môles, de jetées et d'autres ouvrages de protection côtière, à l'exclusion des travaux de maintien, d'entretien et de reconstruction de ces ouvrages
	n	travaux de * captage d'eaux souterraines, y compris de repompage d'eau souterraine g * recharge artificielle d'eaux souterraines
	o	projets servant au transvasement des ressources hydrauliques entre bassins hydrographiques, si celui-ci a pour but de prévenir une éventuelle pénurie d'eau et si le projet ne concerne pas le transvasement d'eau potable par des conduites
	p	ouvrages sur ou le long des cours d'eau navigables non artificiels, à savoir : * l'élargissement ou l'approfondissement du chenal * la construction de barrages ou d'écluses
	q	travaux de canalisation et d'atténuation des inondations (flood relief)
11	Autres projets

	a	installations d'élimination ou de mise en décharge des déchets
	b	installations d'épuration des eaux d'égouts et installations d'épuration d'eau à petite échelle (KWZI)
	c	sites de dépôt de boues
	d	monodécharges pour boues de dragage ou boues de curage provenant des eaux de surface du réseau hydrographique public
	e	stockage de ferrailles, y compris les ferrailles provenant de véhicules
	f	bancs d'essai pour moteurs, turbines ou réacteurs
	g	installations destinées à la fabrication de fibres minérales artificielles
	h	installations destinées à la récupération ou à la destruction de substances explosives.
	i	ateliers d'équarrissage
	j	installations pour la destruction de carcasses
	k	installations pour le traitement ou la transformation d'engrais
12	Tourisme et loisirs
	a	pistes de ski, remontées mécaniques, téléphériques et aménagements associés
	b	ports de plaisance
	c	villages de vacances et complexes hôteliers à l'extérieur des zones urbaines et aménagements associés
	d	terrains de camping et de caravaning permanents
	e	parcs d'attractions à thème
	f	aménagement de terrains de golf
13	Modification ou extension de projets modification ou extension de projets de l'annexe 1re ou 2 pour lesquels une autorisation a déjà été délivrée, qui ont été exécutés ou qui sont en cours d'exécution (modification ou extension pas reprise dans l'annexe 1re)

1 Agriculture, sylviculture et aquaculture a Projets de remembrement rural b projets d'affectation de terres incultes ou d'étendues semi-naturelles à l'exploitation agricole intensive c projets de gestion des eaux à des fins agricoles, y compris les projets d'irrigation et d'assèchement d premier boisement ou déboisement en vue de la conversion vers une autre utilisation du sol e installations d'élevage intensif f aquaculture intensive de poissons g récupération de territoires sur la mer 2 Industrie extractive a carrières et exploitations minières à ciel ouvert, y compris l'extraction de minerais de surface ou du gravier, et tourbières b exploitation minière souterraine c extraction de minéraux par dragage du fonds marin ou fluvial d forages profonds, pour autant qu'ils ne portent pas sur les effets escomptés sur l'environnement qui ont trait à la protection contre le rayonnement ionisant, notamment :
  * forages géothermiques
  * forages relatifs au stockage des déchets nucléaires
  * forages pour les infrastructures de distribution de l'eau
  à l'exception des forages pour étudier la stabilité des sols e installations industrielles de surface pour l'exploitation de minerais, schistes bitumineux et hydrocarbures tels que définis à l'article 2, 2° du décret du 8 mai 2009 concernant le sous-sol profond 3 Industries de l'énergie a installations industrielles destinées à la production d'énergie électrique, de vapeur et d'eau chaude, à l'exception des centrales d'énergie nucléaire pour autant qu'elles ne portent pas sur les effets escomptés sur l'environnement qui ont trait à la protection contre le rayonnement ionisant b installations industrielles destinées
  * au transport de gaz, de pétrole, de produits chimiques, de vapeur et d'eau chaude
  * au transport d'énergie électrique par lignes aériennes
  * au transport d'énergie électrique par des conduites souterraines, pour autant qu'elles ne soient pas situées dans l'alignement d'une voie publique c stockage aérien de gaz naturel d stockage souterrain de combustibles gazeux e stockage aérien de combustibles fossiles f agglomération industrielle de houille et de lignite g installations de traitement et de stockage de déchets nucléaires, pour autant qu'ils ne portent pas sur les effets escomptés sur l'environnement qui ont trait à la protection contre le rayonnement ionisant h installations destinées à la production d'énergie hydroélectrique i installations destinées à l'exploitation de l'énergie éolienne pour la production d'énergie (parcs d'éoliennes) j installations destinées au captage des flux de dioxyde de carbone en vue de leur stockage géologique conformément au décret du 8 mai 2009 concernant le sous-sol profond, provenant d'installations 4 Production et usinage de métaux a installations destinées à la production de fonte ou d'acier (fusion primaire ou secondaire), y compris la coulée continue b installations destinées à la transformation des métaux ferreux par :
  * laminage à chaud ;
  * laminage à froid de plaques plates ;
  * forgeage à l'aide de marteaux ;
  * application de couches de protection de métal en fusion c fonderies de métaux ferreux d installations de fusion, y compris l'alliage, de moulage, de fonte, de laminage (à chaud et à froid), d'étirage de métaux non ferreux, à l'exclusion des métaux précieux, y compris les produits de récupération (affinage, moulage en fonderie, etc.) e installations de traitement de surface de métaux et matières plastiques utilisant un procédé électrolytique ou chimique f construction et assemblage de véhicules automobiles et usines de construction de moteurs pour automobiles g chantiers navals h installations pour la construction et la réparation d'aéronefs i installations pour la fabrication ou la réparation de matériel ferroviaire j installations pour la déformation de métaux (emboutissage) par explosifs k installations de calcination et de frittage de minerais métalliques 5 Industrie minérale a cokeries (distillation sèche du charbon) b installations destinées à la production de ciment c installations destinées à la production d'amiante et à la fabrication de produits à base d'amiante d installations destinées à la fabrication du verre, y compris de fibres de verre e installations pour la fonte de substances minérales, y compris d'installations pour la fabrication de fibres minérales f fabrication de produits céramiques par cuisson, notamment de tuiles, de briques, de briques réfractaires, de carrelages, de grès ou de porcelaines 6 Industrie chimique a installations chimiques pour le traitement de produits intermédiaires et fabrication de produits chimiques b installations chimiques pour la fabrication de pesticides, d'engrais et de produits pharmaceutiques, de peintures et de vernis, d'élastomères et de peroxydes c installations de stockage de pétrole, de produits pétrochimiques et chimiques dans le cas d'établissements appartenant l'industrie chimique d installations pétrochimiques ou complémentaires pour le craquage ou la gazéification de naphte, gasoil, LPG ou autres fractions pétrolières appartenant à l'industrie chimique 7 Industrie alimentaire et des denrées de luxe a installations pour la fabrication d'huiles et de graisses végétales et animales b usines de conserves pour produits animaux et végétaux c laiteries d brasseries ou malteries e confiseries, siroperies ou usines de boissons rafraîchissantes f installations destinées à l'abattage d'animaux g féculeries h usines de farine et d'huile de poisson i sucreries 8 industrie textile, du cuir, du bois et du papier a installations industrielles destinées à la fabrication de papier et de carton b usines destinées au prétraitement (opérations de lavage, de blanchiment, de mercerisation) ou à la teinture de fibres ou de textiles c installations destinées au tannage des peaux d installations de production et de traitement de la cellulose e usines de panneaux de fibres de bois, d'aggloméré, de duplex, de triplex et de multiplex 9 Industrie du caoutchouc
  installations pour la fabrication et le traitement de produits à base d'élastomères 10 Projets d'infrastructure a développement de zones industrielles b projets d'aménagement urbain, y compris la construction de centres commerciaux et de parkings c construction de voies ferrées d aménagement de facilités pour le transbordement entre modes de transport et de stations de transbordement e construction d'aérodromes f construction de routes g construction de ports et d'installations portuaires, y compris des ports de pêche, ainsi que la construction de docks et d'écluses h construction de voies d'eau. i barrages et autres installations destinés à retenir les eaux ou à les stocker d'une manière durable j construction d'infrastructure pour tramways, métros aériens et souterrains, lignes suspendues et lignes analogues de type particulier servant exclusivement ou principalement au transport des personnes k aménagement de canalisations tubulaires destinées au transport et aménagement des équipements secondaires appartenant aux canalisations tubulaires qui ne sont pas situées dans l'alignement d'une voie publique l construction d'aqueducs sur longue distance m ouvrages côtiers destinés à combattre l'érosion et travaux maritimes susceptibles de modifier la côte par la construction, par exemple, de digues, de môles, de jetées et d'autres ouvrages de protection côtière, à l'exclusion des travaux de maintien, d'entretien et de reconstruction de ces ouvrages n travaux de * captage d'eaux souterraines, y compris de repompage d'eau souterraine g
  * recharge artificielle d'eaux souterraines o projets servant au transvasement des ressources hydrauliques entre bassins hydrographiques, si celui-ci a pour but de prévenir une éventuelle pénurie d'eau et si le projet ne concerne pas le transvasement d'eau potable par des conduites p ouvrages sur ou le long des cours d'eau navigables non artificiels, à savoir :
  * l'élargissement ou l'approfondissement du chenal
  * la construction de barrages ou d'écluses q travaux de canalisation et d'atténuation des inondations (flood relief) 11 Autres projets a installations d'élimination ou de mise en décharge des déchets b installations d'épuration des eaux d'égouts et installations d'épuration d'eau à petite échelle (KWZI) c sites de dépôt de boues d monodécharges pour boues de dragage ou boues de curage provenant des eaux de surface du réseau hydrographique public e stockage de ferrailles, y compris les ferrailles provenant de véhicules f bancs d'essai pour moteurs, turbines ou réacteurs g installations destinées à la fabrication de fibres minérales artificielles h installations destinées à la récupération ou à la destruction de substances explosives. i ateliers d'équarrissage j installations pour la destruction de carcasses k installations pour le traitement ou la transformation d'engrais 12 Tourisme et loisirs a pistes de ski, remontées mécaniques, téléphériques et aménagements associés b ports de plaisance c villages de vacances et complexes hôteliers à l'extérieur des zones urbaines et aménagements associés d terrains de camping et de caravaning permanents e parcs d'attractions à thème f aménagement de terrains de golf 13 Modification ou extension de projets
  modification ou extension de projets de l'annexe 1re ou 2 pour lesquels une autorisation a déjà été délivrée, qui ont été exécutés ou qui sont en cours d'exécution (modification ou extension pas reprise dans l'annexe 1re)
Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 octobre 2025 portant exécution du titre IV du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, pour ce qui est des rapports d'incidence sur l'environnement.
  Bruxelles, le 24 octobre 2025.
  Le ministre-président du Gouvernement flamand,
  M. DIEPENDAELE
  Le ministre flamand de l'Environnement et de l'Agriculture,
  J. BROUNS

  Bijlage 3. Te raadplegen instanties als vermeld in artikel 5, 13, 18 en 24
  Deze bijlage bevat de instanties die de initiatiefnemer moet raadplegen conform artikel 5, § 1, eerste lid, 3°, artikel 13, eerste lid, 3°, artikel 18, § 2, eerste lid, 3° en artikel 24, § 1, eerste lid, 3°. Deze werd ingedeeld per categorie van mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten voor mens of milieu.
  Per onderstaande categorie van mogelijke aanzienlijke effecten voor mens of milieu wordt aangegeven welke instanties de initiatiefnemer moet raadplegen rekening houdend met zowel de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten als met de ligging van het voorgenomen plan of programma.
  0. Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:
  1° CJSM: behorende tot het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media;
  2° EWI: behorende tot het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie;
  3° KBBJ: behorende tot het beleidsdomein Kanselarij, Bestuur, Buitenlandse Zaken en Justitie;
  4° MOW: behorende tot het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken;
  5° OMG: behorend tot het beleidsdomein Omgeving;
  6° LV: behorende tot het beleidsdomein Landbouw en Visserij;
  7° WVG: behorende tot het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
  8° EVA: afkorting van extern verzelfstandigd agentschap;
  9° IVA: afkorting van intern verzelfstandigd agentschap;
  10° studiegebied: het gebied waarbinnen het voorgenomen plan of programma aanzienlijke effecten kan veroorzaken voor mens en milieu.
  1. Effecten op de gezondheid en de veiligheid van de mens
  1.1 Het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg, of de provinciale afdelingen ervan worden geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma als doelstelling heeft een industriegebied, een bedrijventerrein of een ermee vergelijkbaar gebied te realiseren.
  1.2 Het Departement Zorg of de provinciale afdelingen ervan worden geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma als doelstelling heeft een zone van openbaar nut, een recreatiegebied, een gebied voor verblijfsrecreatie of een ermee vergelijkbaar gebied te realiseren.
  1.3 Het Departement Omgeving wordt geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma geurhinder kan veroorzaken.
  1.4 Het Departement Zorg of de provinciale afdelingen ervan worden geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma als doelstelling heeft verkeersinfrastructuren te realiseren of te wijzigen.
  1.5 Het Departement Omgeving wordt geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma als doelstelling heeft een industriegebied, een bedrijventerrein of een ermee vergelijkbaar gebied waar Seveso-bedrijven zich kunnen vestigen te realiseren.
  1.6 Het Departement Omgeving wordt geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele het volgende omvatten:
  1° gebied met woonfunctie:
  a) woongebied, bepaald volgens artikelen 5 en 6 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen, en de ermee vergelijkbare gebieden vastgesteld in de ruimtelijke uitvoeringsplannen met toepassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
  b) groepen van minstens vijf bestaande, niet onteigende of in onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen, in andere gebieden dan vermeld in 1);
  2° kwetsbare locaties: alle terreinen waarop zich scholen, ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen bevinden;
  3° waardevolle of bijzonder kwetsbare natuurgebieden: een van de volgende gebieden:
  a) de speciale beschermingszones, de definitief vastgestelde gebieden die in aanmerking komen als speciale beschermingszone en de waterrijke gebieden van internationale betekenis conform het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
  b) natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, die aangewezen zijn op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen die van kracht zijn in de ruimtelijke ordening;
  4° door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden, waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1000 personen aanwezig zijn;
  5° hoofdtransportwegen:
  a) wegverkeer: de wegen die behoren tot de categorieën 'hoofdwegen' en 'primaire wegen van categorie I' uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen;
  b) spoorwegverkeer: de spoorwegen die behoren tot de categorie 'hoofdspoorwegen voor het personenvervoer' uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen;
  c) luchthavenverkeer in verband met het luchthaventerrein van Zaventem;
  Voor de toepassing van a) en b) wordt ook na de vervanging van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen door het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, vermeld in artikel 2.1.5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gebruikgemaakt van de wegenselecties die opgenomen zijn in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zoals het tot dan toe gold;
  6° externe gevarenbron: een element in de omgeving die de oorzaak kan vormen van een zwaar ongeval bij een Seveso-inrichting zoals pijpleidingen, windturbines, hoogspanningsleidingen, LPG-tankstations ...
  1.7 De afdeling Kust van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust (MOW) wordt geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele gelegen zijn in de kustzone.
  1.8 De afdeling Maritieme Toegang (MOW) wordt geraadpleegd worden als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele havens omvatten.
  1.9 De afdeling Haven- en Waterbeleid (MOW) wordt geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele waterwegen omvatten. Ook de EVA De Vlaamse Waterweg nv (MOW) of de afdeling Maritieme Toegang (MOW) wordt geraadpleegd voor zover ze de beheerder van de waterweg zijn.
  1.10 De afdeling Algemeen Beleid (MOW) wordt geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma invloed kan hebben op de afwikkeling van het vliegverkeer van een regionale luchthaven.
  2. Effecten op ruimtelijke ordening
  2.1 Het Departement Omgeving wordt geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma uitvoering geeft aan een ruimtelijk structuurplan of een ruimtelijk beleidsplan.
  2.2 Het Departement Omgeving wordt geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma mogelijke effecten kan hebben op de ruimtelijke ordening.
  2.3 De Entiteit Ruimtelijke Economie (EWI) en het Departement Omgeving worden geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele bestemd zijn als industriegebied, bedrijventerrein of een ermee vergelijkbaar gebied.
  2.4 De Entiteit Ruimtelijke Economie (EWI) en het Departement Omgeving worden geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele bestemd zijn als ontginningsgebied of een ermee vergelijkbaar gebied.
  2.5 Afhankelijk van de respectievelijke bevoegdheden wordt Toerisme Vlaanderen of de IVA Sport Vlaanderen (CJSM) geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele recreatiegebieden, gebieden voor verblijfsrecreatie of een ermee vergelijkbaar gebied omvatten.
  2.6 Het IVA Wonen in Vlaanderen (OMG) en het Departement Omgeving (OMG) worden geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma als doelstelling heeft een woongebied, een woonuitbreidingsgebied, een woonreservegebied of een ermee vergelijkbaar gebied te realiseren of te wijzigen.
  2.7 De afdeling Woonbeleid (OMG), het Departement Omgeving (OMG) en het Team Vlaams Bouwmeester (KBBJ) worden geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma het kader kan vormen voor vergunningen van stadsontwikkelingsprojecten.
  2.8 Het Team Vlaams Bouwmeester (KBBJ) en het Departement Omgeving worden geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma het kader kan vormen voor vergunningen voor verkeersinfrastructuren.
  2.9 De IVA Agentschap Wegen en Verkeer (MOW) of de provinciale afdelingen ervan worden geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele bestemd zijn als bestaande of aan te leggen autosnelweg, hoofdverkeersweg, primaire weg (categorie I of II), of aan die infrastructuur verbonden reservatie- of erfdienstbaarheidsgebieden.
  2.10 De afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (LV) of de provinciale afdelingen ervan en de EVA Vlaamse Landmaatschappij (OMG) worden geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele bestemd zijn als agrarisch gebied of een ermee vergelijkbaar gebied.
  2.11 De afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (LV) of de provinciale afdelingen ervan en de EVA Vlaamse Landmaatschappij (OMG) worden geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele gelegen zijn binnen een voorgenomen of al uitgevoerd landinrichtingsproject of ruilverkaveling.
  2.12 Het Agentschap voor Natuur en Bos (OMG) wordt geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele gelegen zijn binnen een voorgenomen of al uitgevoerd natuurinrichtingsproject.
  3. Effecten op de fauna, de flora en de biodiversiteit
  3.1 Het Agentschap voor Natuur en Bos (OMG) wordt geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele gelegen zijn in:
  1° speciale beschermingszones conform het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
  2° een gebied dat is aangeduid conform de Conventie van Ramsar inzake watergebieden van internationale betekenis;
  3° natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en ermee vergelijkbaar gebieden die zijn aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen die van kracht zijn in de ruimtelijke ordening;
  4° bosgebieden, parkgebieden, valleigebieden, brongebieden, overstromingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde en ermee vergelijkbaar gebieden, die zijn aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen die van kracht zijn in de ruimtelijke ordening;
  5° het Vlaams Ecologisch Netwerk conform het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
  6° natuurverwevingsgebieden.
  3.2 Het Agentschap voor Natuur en Bos (OMG) wordt geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, een beboste oppervlakte omvatten.
  3.3 De afdeling Kust van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust (MOW) en het Agentschap voor Natuur en Bos (OMG) worden geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele gelegen zijn in beschermd duingebied of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied zoals aangegeven ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen.
  3.4 De afdeling Kust van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust (MOW) en het Agentschap voor Natuur en Bos (OMG) worden geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele gelegen zijn in de kustzone.
  4. Effecten op de energie- en grondstoffenvoorraden
  4.1 De IVA Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (OMG) wordt geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma de productie kan inhouden van hernieuwbare energievormen.
  4.2 De IVA Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (OMG) wordt geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma als doelstelling heeft een industriegebied, een bedrijventerrein of een ermee vergelijkbaar gebied, of stadsontwikkelingsprojecten of themaparken te realiseren of te wijzigen.
  4.3 Het Departement Omgeving, de IVA Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OMG) en de Entiteit Ruimtelijke Economie (EWI) worden geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele bestemd zijn als ontginningsgebied of een ermee vergelijkbaar gebied.
  4.4 Het Departement Omgeving, de IVA Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OMG) en de IVA Vlaamse Milieumaatschappij (OMG) worden geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma als doelstelling heeft een ontginningsgebied of een ermee vergelijkbaar gebied te realiseren of te wijzigen.
  4.5 Het Departement Omgeving wordt geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma het opsporen of het winnen van aardwarmte of van koolwaterstoffen in de diepe ondergrond als doelstelling heeft.
  5. Effecten op of in de bodem
  5.1 De IVA Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OMG) wordt geraadpleegd als er op de gronden gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, bedrijven of activiteiten gevestigd zijn die onderworpen zijn aan de milieuvergunningsplicht klasse I waarvoor de IVA Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij adviesbevoegdheid heeft.
  5.2 De IVA Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OMG) wordt geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele opgenomen zijn in het register van verontreinigde gronden.
  5.3 Het Departement Omgeving wordt geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma gelegen is in een erosiegevoelig gebied.
  5.4 Het Departement Omgeving wordt geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma de bodem of ondergrond kan verontreinigen of aantasten.
  5.5 Het Departement Omgeving en de Entiteit Ruimtelijke Economie (EWI) worden geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele bestemd zijn als ontginningsgebied of een ermee vergelijkbaar gebied.
  6. Effecten op het water
  6.1 De IVA Vlaamse Milieumaatschappij (OMG) wordt geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele het volgende omvatten:
  1° waterwingebieden en bijbehorende beschermingszones type I, II en III, afgebakend volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende nadere regelen voor de afbakening van waterwingebieden en de beschermingszones;
  2° onbevaarbare waterlopen van de eerste categorie;
  3° gebieden gelegen binnen een bekkenbeheersplan;
  4° oppervlaktewater voor oppervlaktewaterwinning bestemd voor drinkwaterproductie.
  6.2 De IVA Vlaamse Milieumaatschappij (LNE), de EVA De Vlaamse Waterweg nv (MOW), de afdeling Haven- en Waterbeleid (MOW) en de afdeling Algemeen Beleid (MOW) worden geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele overstromingsgebieden omvatten.
  6.3 De afdeling Haven- en Waterbeleid (MOW) wordt geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele waterwegen of de aan die infrastructuur verbonden reservatie- of erfdienstbaarheidsgebieden omvatten. Ook de EVA De Vlaamse Waterweg nv (MOW) of de afdeling Maritieme Toegang (MOW) wordt geraadpleegd voor zover ze de beheerder van de waterweg zijn.
  6.4 De autonome havenbedrijven, de afdeling Haven- en Waterbeleid (MOW) en de afdeling Algemeen Beleid (MOW) worden geraadpleegd als de gronden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan, geheel of ten dele havens omvatten.
  6.5 De EVA De Vlaamse Waterweg nv (MOW), de afdeling Haven- en Waterbeleid (MOW), de afdeling Maritieme Toegang (MOW), de afdeling Kust van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust (MOW) en het Agentschap voor Natuur en Bos (LNE) worden geraadpleegd als het plan of programma als doelstelling heeft een jachthaven te realiseren of te wijzigen.
  6.6 De IVA Vlaamse Milieumaatschappij (OMG) wordt geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma als doelstelling heeft verkeersinfrastructuren te realiseren of te wijzigen.
  7. Effecten op de atmosfeer en de klimatologische factoren
  7.1 De afdeling meetnetten van de IVA Vlaamse Milieumaatschappij (OMG) en het Departement Omgeving (OMG) worden geraadpleegd als er al gekende knelpunten inzake luchtkwaliteit zijn binnen de gebieden, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan.
  7.2 Het Departement Omgeving wordt geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma als doelstelling heeft een industriegebied, een bedrijventerrein of een ermee vergelijkbaar gebied te realiseren.
  7.3 Het Departement Omgeving wordt geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma als doelstelling verkeersinfrastructuren te realiseren of te wijzigen.
  7.4 De afdeling meetnetten van de IVA Vlaamse Milieumaatschappij (OMG) en het Departement Omgeving worden geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma wijzigingen inzake verkeersgeneratie kan veroorzaken met een eventuele impact op de luchtkwaliteit.
  8. Effecten inzake het geluid en het licht
  8.1 Het Departement Omgeving wordt geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma geluids- of lichthinder kan veroorzaken.
  9. Effecten op het landschap, de stoffelijke goederen en het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed
  9.1 De provinciale afdelingen van het agentschap Onroerend Erfgoed (OMG) worden geraadpleegd als de gronden of de erop aanwezige constructies, gelegen binnen het voorgenomen plan of programma of binnen het studiegebied ervan:
  1° geheel of ten dele zijn beschermd als monument;
  2° geheel of ten dele beschermd zijn als cultuurhistorisch landschap, dorps- of stadsgezicht;
  3° geheel of ten dele beschermd zijn als archeologische site;
  4° deel uitmaken van een volgens een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan vastgesteld erfgoedlandschap.
  10. Effecten op de mobiliteit
  10.1 De IVA Agentschap Wegen en Verkeer (MOW) of de provinciale afdelingen ervan, en het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) worden geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma als doelstelling heeft verkeersinfrastructuren te realiseren of te wijzigen.
  10.2 Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) en de Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn worden geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma een verkeersgenererende werking van pieken van 1000 of meer personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur kan veroorzaken.
  10.3 De Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn wordt geraadpleegd als het voorgenomen plan of programma een gebied omvat waarin zich minstens 1000 bestaande of geplande woongelegenheden bevinden.
  10.4 De EVA De Vlaamse Waterweg nv (MOW), de afdeling Haven- en Waterbeleid (MOW), de afdeling Maritieme Toegang (MOW), de afdeling Kust van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust (MOW) en het Agentschap voor Natuur en Bos (OMG) worden geraadpleegd als het plan of programma als doelstelling heeft een jachthaven te realiseren of te wijzigen.
  Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2025 tot uitvoering van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wat betreft de milieueffectrapportage
  Brussel, 24 oktober 2025.
  De minister-president van de Vlaamse Regering,
  M. DIEPENDAELE
  De Vlaamse minister van Omgeving en Landbouw,
  J. BROUNS

  Annexe 3. Instances à consulter visées aux articles 5, 13, 18 et 24
  La présente annexe contient les instances que l'initiateur doit consulter conformément à l'article 5, § 1er, alinéa 1er, 3°, l'article 13, alinéa 1er, 3°, l'article 18, § 2, alinéa 1er, 3° et l'article 24, § 1er, alinéa 1er, 3°. Elle a été subdivisée par catégorie d'incidences importantes escomptées sur l'homme ou l'environnement.
  Par catégorie d'incidences importantes escomptées sur l'homme ou l'environnement reprise ci-dessous, il est indiqué quelles instances doivent être consultées par l'initiateur, compte tenu tant des incidences importantes escomptées que de la localisation du plan ou programme envisagé.
  0. Pour l'application de la présente annexe, on entend par :
  1° CJSM : relevant du domaine politique de la Culture, de la Jeunesse, des Sports et des Médias ;
  2° EWI : relevant du domaine politique de l'Economie, des Sciences et de l'Innovation ;
  3° KBBJ : relevant du domaine politique de la Chancellerie, de la Gouvernance publique, des Affaires étrangères et de la Justice ;
  4° MOW : relevant du domaine politique de la Mobilité et des Travaux publics ;
  5° OMG : relevant du domaine politique de l'Environnement ;
  6° LV : relevant du domaine politique de l'Agriculture et de la Pêche ;
  7° WVG : relevant du domaine politique du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille ;
  8° AAE : abréviation d'agence autonomisée externe ;
  9° AAI : abréviation d'agence autonomisée interne ;
  10° discipline : le périmètre à l'intérieur duquel le plan ou programme envisagé pourrait avoir des incidences importantes pour l'homme ou l'environnement.
  1. Incidences sur la santé et la sécurité de l'homme
  1.1 Le Département Soins, visé à l'article 2, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 mai 2023 relatif au Département Soins, ou ses divisions provinciales, sont consultés si le plan ou programme envisagé a pour objet la réalisation d'une zone industrielle, d'une zone d'activité ou d'une zone comparable.
  1.2 Le Département Soins ou ses divisions provinciales sont consultés si le plan ou programme envisagé a pour objet la réalisation d'une zone d'utilité publique, d'une zone de loisirs, d'une zone de récréation et de séjour ou d'une zone comparable.
  1.3 Le Département de l'Environnement est consulté si le plan ou programme envisagé est susceptible de provoquer des nuisances olfactives.
  1.4 Le Département Soins ou ses divisions provinciales sont consultés si le plan ou programme envisagé a pour objet la réalisation ou la modification d'infrastructures routières.
  1.5 Le Département de l'Environnement est consulté si le plan ou programme envisagé a pour objet la réalisation d'une zone industrielle, d'une zone d'activité ou d'une zone comparable où des entreprises Seveso peuvent s'établir.
  1.6 Le Département de l'Environnement est consulté si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, comportent en tout ou en partie ce qui suit :
  1° zone à fonction d'habitat :
  a) zone d'habitat, définie conformément aux articles 5 et 6 de l'arrêté royal du 28 décembre 1972 relatif à la présentation et à la mise en oeuvre des projets de plans et des plans de secteur, et les zones comparables établies dans les plans d'exécution spatiaux en application du Code flamand de l'Aménagement du Territoire ;
  b) groupes d'au moins 5 unités d'habitation existantes non expropriées ou reprises dans des plans d'expropriation, formant un ensemble spatial d'un seul tenant, dans d'autres zones que celles visées en 1) ;
  2° sites sensibles : tous les terrains sur lesquels se trouvent des écoles, hôpitaux et/ou maisons de repos et de soins ;
  3° zones présentant un intérêt naturel particulier ou ayant un caractère particulièrement sensible : l'une des zones suivantes :
  a) les zones spéciales de conservation, les zones définitivement fixées qui sont considérées comme des zones spéciales de conservation et les zones humides d'importance internationale, conformément au décret du 21 octobre 1997 concernant la conservation de la nature et le milieu naturel ;
  b) les zones naturelles de valeur scientifique et les zones comparables, indiquées sur des plans d'aménagement et les plans d'exécution spatiaux en vigueur dans le cadre de l'aménagement du territoire ;
  4° les bâtiments et zones visités par le public, y compris les zones de loisirs, dont la fréquentation moyenne journalière est de 200 personnes au moins et où 1 000 personnes au moins sont présentes en périodes de pointe ;
  5° les voies de transport principales :
  a) circulation routière : les routes appartenant aux catégories 'routes principales' et 'routes primaires de catégorie I' telles que visées au Plan structurel spatial pour la Flandre ;
  b) trafic ferroviaire : les voies ferroviaires appartenant à la catégorie 'voies ferroviaires principales destinées au transport de personnes' telles que visées au Plan structurel spatial pour la Flandre ;
  c) trafic aérien relatif au site de l'aéroport de Zaventem ;
  Aux fins de l'application des points a) et b), il est fait usage, même après le remplacement du Plan structurel spatial pour la Flandre par le Plan de politique spatiale pour la Flandre, visé à l'article 2.1.5 du Code flamand de l'Aménagement du Territoire, des sélections des routes reprises dans le Plan structurel spatial pour la Flandre tel qu'il s'appliquait jusqu'alors ;
  6° les source de danger externe : un élément présent dans les environs d'un établissement Seveso qui peut être à l'origine d'un accident majeur, tel que les pipelines, les éoliennes, les câbles à haute tension, les stations GPL...
  1.7 La division de la Côte de l'Agence des Services maritimes et de la Côte (MOW) est consultée si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, se situent en tout ou en partie dans la zone côtière.
  1.8 La division de l'Accès maritime (MOW) est consultée si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, comportent en tout ou en partie des ports.
  1.9 La division de la Politique portuaire et des Eaux (MOW) est consultée si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, comportent en tout ou en partie des voies navigables. L'AAE De Vlaamse Waterweg nv (MOW) ou la division de l'Accès maritime (MOW) sont également consultées dans la mesure où elles sont le gestionnaire de la voie navigable.
  1.10 La division de la Politique générale (MOW) est consultée si le plan ou programme envisagé est susceptible d'avoir une incidence sur le déroulement du trafic aérien d'un aéroport régional.
  2. Incidences sur l'aménagement du territoire
  2.1 Le Département de l'Environnement est consulté si le plan ou programme envisagé met à exécution un plan structurel spatial ou un plan de politique spatiale.
  2.2 Le Département de l'Environnement est consulté si le plan ou programme envisagé est susceptible d'avoir des incidences sur l'aménagement du territoire.
  2.3 L'Entité de l'Economie spatiale (EWI) et le Département de l'Environnement sont consultés si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, sont destinés en tout ou en partie à une zone industrielle, une zone d'activité ou une zone comparable.
  2.4 L'Entité de l'Economie spatiale (EWI) et le Département de l'Environnement sont consultés si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, sont destinés en tout ou en partie à une zone d'extraction ou une zone comparable.
  2.5 En fonction des compétences respectives, Visit Flanders ou l'AAI Sport Flandre (CJSM) sont consultés si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, comportent en tout ou en partie des zones de loisirs, des zones de récréation et de séjour ou une zone comparable.
  2.6 L'AAI Habiter en Flandre (OMG) et le Département de l'Environnement (OMG) sont consultés si le plan ou programme envisagé a pour objet la réalisation ou la modification d'une zone d'habitat, d'une zone d'extension d'habitat, d'une zone de réserve d'habitat ou d'une zone comparable.
  2.7 La division de la Politique du Logement (OMG), le Département de l'Environnement (OMG) et l'Equipe du Maître Architecte flamand (KBBJ) sont consultés si le plan ou programme envisagé peut définir le cadre des autorisations de projets de développement urbain.
  2.8 L'Equipe du Maître Architecte flamand (KBBJ) et le Département de l'Environnement (OMG) sont consultés si le plan ou programme envisagé peut définir le cadre d'autorisations d'infrastructures routières.
  2.9 L'AAI Agence des Routes et de la Circulation (MOW) ou ses divisions provinciales sont consultées si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, sont destinés en tout ou en partie à une autoroute, route principale ou route primaire (catégorie I ou II) existante ou à aménager, ou à des zones à réservation ou de servitude liées à cette infrastructure.
  2.10 La division du Développement agricole durable (LV) ou ses divisions provinciales et l'AAE Agence flamande terrienne (OMG) sont consultées si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, sont destinés en tout ou en partie à une zone agricole ou une zone comparable.
  2.11 La division du Développement agricole durable (LV) ou ses divisions provinciales et l'AAE Agence flamande terrienne (OMG) sont consultées si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, sont destinés en tout ou en partie à un projet de rénovation rurale ou à un remembrement envisagé ou déjà exécuté.
  2.12 L'Agence de la Nature et des Forêts (OMG) est consultée si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, se situent en tout ou en partie dans un projet d'aménagement de la nature envisagé ou déjà exécuté.
  3. Incidences sur la faune, la flore et la biodiversité
  3.1 L'Agence de la Nature et des Forêts (OMG) est consultée si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, sont situés en tout ou en partie dans :
  1° des zones spéciales de conservation conformément au décret du 21 octobre 1997 concernant la conservation de la nature et le milieu naturel ;
  2° une zone désignée conformément à la Convention de Ramsar relative aux zones humides d'importance internationale ;
  3° des zones naturelles, des zones naturelles de valeur scientifique et des zones comparables, indiquées sur des plans d'aménagement et les plans d'exécution spatiaux en vigueur dans le cadre de l'aménagement du territoire ;
  4° des zones forestières, zones de parcs, zones de vallées, zones de sources, zones inondables, zones agricoles d'intérêt écologique ou de valeur écologique et des zones comparables, indiquées sur des plans d'aménagement et les plans d'exécution spatiaux en vigueur dans le cadre de l'aménagement du territoire ;
  5° le Réseau écologique flamand, conformément au décret du 21 octobre 1997 concernant la conservation de la nature et le milieu naturel ;
  6° des zones naturelles d'imbrication.
  3.2 L'Agence de la Nature et des Forêts (OMG) est consultée si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, comportent une superficie boisée.
  3.3 La division de la Côte de l'Agence des Services maritimes et de la Côte (MOW) et l'Agence de la Nature et des Forêts (OMG) sont consultées si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, se situent en tout ou en partie dans une zone dunaire protégée ou une zone agricole importante pour la zone dunaire, telle qu'indiquée en exécution du décret du 14 juillet 1993 portant des mesures de protection des dunes côtières.
  3.4 La division de la Côte de l'Agence des Services maritimes et de la Côte (MOW) et l'Agence de la Nature et des Forêts (OMG) sont consultées si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, se situent en tout ou en partie dans la zone côtière.
  4. Incidences sur les réserves d'énergies et de matières premières
  4.1 L'AAI Agence flamande pour l'Energie et le Climat (OMG) est consultée si le plan ou programme envisagé peut impliquer la production d'énergies renouvelables.
  4.2 L'AAI Agence flamande pour l'Energie et le Climat (OMG) est consultée si le plan ou programme envisagé a pour objet la réalisation ou la modification d'une zone industrielle, d'une zone d'activité ou d'une zone comparable, ou la réalisation ou la modification de projets de développement urbain ou de parcs à thème.
  4.3 Le Département de l'Environnement, l'AAI Société publique des Déchets de la Région flamande (OMG) et l'Entité de l'Economie spatiale (EWI) sont consultés si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans son périmètre d'étude, sont destinés en tout ou en partie à une zone d'extraction ou une zone comparable.
  4.4 Le Département de l'Environnement, l'AAI Société publique des Déchets de la Région flamande (OMG) et l'AAI Société flamande de l'Environnement (OMG) sont consultés si le plan ou programme envisagé a pour objet la réalisation ou la modification d'une zone d'extraction ou d'une zone comparable.
  4.5 Le Département de l'Environnement est consulté si le plan ou programme envisagé a pour objet la prospection ou l'extraction d'énergie géothermique ou d'hydrocarbures dans le sous-sol profond.
  5. Incidences sur ou dans le sol
  5.1 L'AAI Société publique des Déchets de la Région flamande (OMG) est consultée si des entreprises ou activités soumises à l'obligation d'autorisation écologique de classe I pour lesquelles l'AAI Société publique des Déchets de la Région flamande a compétence consultative sont établies sur les terrains situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline.
  5.2 L'AAI Société publique des Déchets de la Région flamande (OMG) est consultée si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, figurent en tout ou en partie au registre des terrains pollués.
  5.3 Le Département de l'Environnement est consulté si le plan ou programme envisagé se situe dans une zone sensible à l'érosion.
  5.4 Le Département de l'Environnement est consulté si le plan ou programme envisagé est susceptible de polluer ou d'affecter le sol ou le sous-sol.
  5.5 Le Département de l'Environnement et l'Entité de l'Economie spatiale (EWI) sont consultés si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, sont destinés en tout ou en partie à une zone d'extraction ou une zone comparable.
  6. Incidences sur l'eau
  6.1 L'AAI Société flamande de l'Environnement (OMG) est consultée si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, comportent en tout ou en partie ce qui suit :
  1° des zones de captage d'eau et des zones de protection connexes de types I, II et III, délimitées conformément à l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 mars 1985 fixant les règles de délimitation des captages d'eau et des zones de protection ;
  2° des cours d'eau non navigables de la première catégorie ;
  3° des zones situées dans un plan de gestion des bassins ;
  4° des eaux de surface destinées au captage pour la production d'eau potable.
  6.2 L'AAI Société flamande de l'Environnement (LNE), l'AAE De Vlaamse Waterweg nv (MOW), la division de la Politique portuaire et des Eaux (MOW) et la division de la Politique générale (MOW) sont consultées si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, comportent en tout ou en partie des zones inondables.
  6.3 La division de la Politique portuaire et des Eaux (MOW) est consultée si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, comportent en tout ou en partie des voies navigables ou des zones à réservation ou de servitude liées à cette infrastructure. L'AAE De Vlaamse Waterweg nv (MOW) ou la division de l'Accès maritime (MOW) sont également consultées dans la mesure où elles sont le gestionnaire de la voie navigable.
  6.4 Les régies portuaires autonomes, la division de la Politique portuaire et des Eaux (MOW) et la division de la Politique générale (MOW) sont consultées si les terrains, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline, comportent en tout ou en partie des ports.
  6.5 L'AAE De Vlaamse Waterweg nv (MOW), la division de la Politique portuaire et des Eaux (MOW), la division de l'Accès maritime (MOW), la division de la Côte de l'Agence des Services maritimes et de la Côte (MOW) et l'Agence de la Nature et des Forêts (LNE) sont consultées si le plan ou programme a pour objet la réalisation ou la modification d'un port de plaisance.
  6.6 L'AAI Société flamande de l'Environnement (OMG) est consultée si le plan ou programme envisagé a pour objet la réalisation ou la modification d'infrastructures routières.
  7. Incidences sur l'atmosphère et les facteurs climatologiques
  7.1 La division des réseaux de mesure de l'AAI Société flamande de l'Environnement (OMG) et le Département de l'Environnement (OMG) sont consultés s'il existe déjà des problèmes connus de qualité de l'air dans les zones situées dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline.
  7.2 Le Département de l'Environnement est consulté si le plan ou programme envisagé a pour objet la réalisation d'une zone industrielle, d'une zone d'activité ou d'une zone comparable.
  7.3 Le Département de l'Environnement est consulté si le plan ou programme envisagé a pour objet la réalisation ou la modification d'infrastructures routières.
  7.4 La division des réseaux de mesure de l'AAI Société flamande de l'Environnement (OMG) et le Département de l'Environnement (OMG) sont consultés si le plan ou programme envisagé peut provoquer des modifications en termes de génération de trafic susceptibles d'avoir une incidence sur la qualité de l'air.
  8. Incidences en matière de bruit et de lumière
  8.1 Le Département de l'Environnement est consulté si le plan ou programme envisagé est susceptible de provoquer des nuisances acoustiques ou lumineuses.
  9. Incidences sur le paysage, les biens matériels et le patrimoine culturel, en ce compris le patrimoine architectonique et archéologique
  9.1 Les divisions provinciales de l'agence Patrimoine de Flandre (OMG) sont consultées si les terrains ou les constructions y érigées, situés dans le plan ou programme envisagé ou dans sa discipline :
  1° sont protégés entièrement ou partiellement comme monument ;
  2° sont protégés entièrement ou partiellement comme paysage historico-culturel, site rural ou urbain ;
  3° sont protégés entièrement ou partiellement comme site archéologique ;
  4° font partie d'un site patrimonial fixé suivant un plan d'aménagement ou un plan d'exécution spatial ;
  10. Incidences sur la mobilité
  10.1 L'AAI Agence des Routes et de la Circulation (MOW) ou ses divisions provinciales et le Département de la Mobilité et des Travaux publics (MOW) sont consultés si le plan ou programme envisagé a pour objet la réalisation ou la modification d'infrastructures routières.
  10.2 Le Département de la Mobilité et des Travaux publics (MOW) et la Société flamande de transports en commun De Lijn sont consultés si le plan ou programme envisagé est susceptible d'occasionner un trafic avec des pointes de 1 000 équivalents-voitures ou plus par tranche horaire de 2 heures.
  10.3 La Société flamande de transports en commun De Lijn est consultée si le plan ou programme envisagé comporte une zone où se trouvent au moins 1 000 unités d'habitation existantes ou projetées.
  10.4 L'AAE De Vlaamse Waterweg nv (MOW), la division de la Politique portuaire et des Eaux (MOW), la division de l'Accès maritime (MOW), la division de la Côte de l'Agence des Services maritimes et de la Côte (MOW) et l'Agence de la Nature et des Forêts (OMG) sont consultées si le plan ou programme a pour objet la réalisation ou la modification d'un port de plaisance.
  Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 octobre 2025 portant exécution du titre IV du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, pour ce qui est des rapports d'incidence sur l'environnement.
  Bruxelles, le 24 octobre 2025.
  Le ministre-président du Gouvernement flamand,
  M. DIEPENDAELE
  Le ministre flamand de l'Environnement et de l'Agriculture,
  J. BROUNS

  Bijlage 4. Adviserende instanties als vermeld in artikel 38, 43 en 52
  De bevoegde overheid, en in voorkomend geval het Vlaams expertisecentrum m.e.r., vraagt advies aan de volgende relevante instanties, die op grond van hun specifieke verantwoordelijkheden op milieugebied of op grond van hun lokale of regionale bevoegdheden met het project te maken kunnen krijgen, tenzij ze de initiatiefnemer zijn:
  1° de deputatie van de provincie of de deputatie van de provincies, waarop het voorgenomen project milieueffecten kan hebben;
  2° het college van burgemeester en schepenen van de gemeente of het college van burgemeester en schepenen van de gemeenten waarop het voorgenomen project milieueffecten kan hebben;
  3° de volgende relevante bevoegde instanties van de Vlaamse overheid:
  a) het Agentschap voor Natuur en Bos, als:
  1) voor het voorgenomen project een passende beoordeling vereist is;
  2) het voorgenomen project aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op de biodiversiteit;
  b) de Vlaamse Milieumaatschappij, als:
  1) voor het voorgenomen project een watertoets vereist is;
  2) het voorgenomen project aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op de water- of luchtkwaliteit;
  c) het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, als:
  1) voor het voorgenomen project een mobiliteitsstudie vereist is;
  2) het voorgenomen project aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op de mobiliteit;
  d) de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM), als voor het voorgenomen project een mogelijke impact zou kunnen hebben op gronden waarop volgens het Grondeninformatieregister van de OVAM een oriënterend bodemonderzoeken werd uitgevoerd met als conclusie dat verdere maatregelen voor de behandeling van de bodemverontreiniging noodzakelijk zijn of een beschrijvend bodemonderzoek werd uitgevoerd;
  e) het Departement Zorg, als het voorgenomen project aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op de gezondheid van de mens;
  f) het Agentschap Onroerend Erfgoed, als het voorgenomen project aanzienlijke effecten zou kunnen hebben op het landschap, de stoffelijke goederen of het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed.
  De bevoegde overheid of het Vlaams expertisecentrum m.e.r. kunnen daarenboven advies vragen aan die instanties waarvan ze het advies nuttig achten, afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen project op, in voorkomend geval, de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit.
  Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2025 tot uitvoering van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wat betreft de milieueffectrapportage.
  Brussel, 24 oktober 2025.
  De minister-president van de Vlaamse Regering,
  M. DIEPENDAELE
  De Vlaamse minister van Omgeving en Landbouw,
  J. BROUNS

  Annexe 4. Instances consultatives visées aux articles 38, 43 et 52
  L'autorité compétente et, le cas échéant, le Centre d'Expertise flamand R.I.E., demandent l'avis des instances concernées suivantes qui, en raison de leurs responsabilités spécifiques en matière d'environnement ou en vertu de leurs compétences locales ou régionales, sont susceptibles d'être concernées par le projet, à moins qu'elles ne soient l'initiateur même :
  1° la députation de la province ou la députation des provinces pour lesquelles le projet envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement ;
  2° le collège des bourgmestre et échevins de la commune ou le collège des bourgmestre et échevins des communes pour lesquelles le projet envisagé peut avoir des incidences sur l'environnement ;
  3° les instances compétentes suivantes de l'Autorité flamande :
  a) l'Agence de la Nature et des Forêts, si
  1) une évaluation appropriée est requise pour le projet envisagé ;
  2) le projet envisagé est susceptible d'avoir des incidences notables sur la biodiversité ;
  b) la Société flamande de l'Environnement, si :
  1) une évaluation hydrologique est requise pour le projet envisagé ;
  2) le projet envisagé est susceptible d'avoir des incidences notables sur la qualité de l'air ou de l'eau ;
  c) le Département de la Mobilité et des Travaux publics, si :
  1) une étude de la mobilité est requise pour le projet envisagé ;
  2) le projet envisagé est susceptible d'avoir des incidences notables sur la mobilité ;
  d) la Société publique des Déchets de la Région flamande (OVAM), si le projet envisagé est susceptible d'avoir un impact potentiel sur des sols qui, d'après le Grondeninformatieregister (registre d'informations sur les sols) de l'OVAM, ont fait l'objet d'une étude d'orientation du sol concluant à la nécessité d'autres mesures de traitement de la pollution du sol ou d'une étude descriptive du sol ;
  e) le Département Soins, si le projet envisagé est susceptible d'avoir des incidences notables sur la santé de l'homme ;
  f) l'agence Patrimoine de Flandre, si le projet envisagé est susceptible d'avoir des incidences notables sur le paysage, les biens matériels ou le patrimoine culturel, y compris le patrimoine architectonique et archéologique.
  L'autorité compétente ou le Centre d'Expertise R.I.E. peuvent en outre solliciter l'avis d'instances dont elle juge l'avis utile en fonction de l'emplacement et des incidences notables que l'on peut attendre du projet envisagé, le cas échéant, sur la santé et la sécurité de l'homme, l'aménagement du territoire, la biodiversité, les réserves d'énergies et de matières premières, le sol, l'eau, l'atmosphère, les facteurs climatologiques, le bruit, la lumière, les biens matériels, le patrimoine culturel en ce compris le patrimoine architectonique et archéologique, le paysage et la mobilité.
  Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 octobre 2025 portant exécution du titre IV du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l'environnement, pour ce qui est des rapports d'incidence sur l'environnement.
  Bruxelles, le 24 octobre 2025.
  Le ministre-président du Gouvernement flamand,
  M. DIEPENDAELE
  Le ministre flamand de l'Environnement et de l'Agriculture,
  J. BROUNS