Comparaison NL / FR

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° " Agentschap " : het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het hoger onderwijs opgericht door artikel 2 van het decreet van 22 februari 2008 houdende verschillende maatregelen betreffende de organisatie en de werking van het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hoger onderwijs;
  2° " Kwaliteitsborging " : een reeks activiteiten die een continu proces van evaluatie van de kwaliteit van opleidingsinstellingen vormen en gericht zijn op de verantwoording van opleidingsinstellingen en de verbetering van de opleidingskwaliteit, door informatie te verstrekken op basis van een overeengekomen proces en vooraf gedefinieerde criteria;
  3° " Zelfevaluatie ": een door elke opleidingsinstelling uitgevoerde evaluatie van de kwaliteitsaanpak die zij toepast om de kwaliteit van de opleiding te waarborgen;
  4° " Wetboek Onderwijs " : het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs;
  5° "Comité van deskundigen" : Comité samengesteld uit externe deskundigen dat door het Agentschap is ingesteld om de externe evaluatie uit te voeren;
  6° "Begeleidingscommissie" (CoPi): de commissie die werd opgericht bij artikel 2 van het decreet van 27 maart 2002 betreffende de begeleiding van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap;
  7° " Raad voor voortgezette beroepsopleiding (CoFoPro)": de Raad voor voortgezette beroepsopleiding die is opgericht in artikel 6.1.5-2 van het Wetboek;.
  8° "Decreet van 22 februari 2008" : decreet van 22 februari 2008 houdende verschillende maatregelen betreffende de organisatie en de werking van het Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hoger onderwijs;
  9° "Kwaliteitsaanpak": alle aanpakken die elke opleidingsinstelling toepast om de kwaliteit van haar opleidingen te waarborgen;
  10° "Methodologisch document": een document waarin de transversale kwesties worden gedefinieerd en aan de hand waarvan, in voorkomend geval, de specifieke opleidingen kunnen worden vastgesteld die overeenkomstig artikel 4, § 2, aan een kwaliteitsevaluatie zullen worden onderworpen;
  11° "ESG : (European standards and Guidelines) referenties en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs;
  12° "Opleidingsinstellingen": het "Institut de la formation professionnelle continue" (IFPC) en de opleidingsinstellingen van de federaties van inrichtende machten en van Wallonie-Bruxelles Enseignement;
  13° "Actieplan": document waarin opleidingsinstellingen de maatregelen identificeren die moeten worden uitgevoerd om de follow-up van de evaluatie te garanderen;
  14° "Referentiekader voor evaluatie": lijst met criteria en indicatoren die relevant zijn voor de evaluatie van de kwaliteitsaanpak die gebruikt zullen worden voor zowel het interne gedeelte van de evaluatie als het externe gedeelte van de evaluatie van opleidingsinstellingen;
  15° "Intern gedeelte van de evaluatie": gedeelte van de evaluatie bedoeld in artikel 6.1.5-13 vanhet Wetboek Onderwijs dat overeenkomt met de zelfevaluatie van de kwaliteitsaanpak die door elke opleidingsinstelling wordt uitgevoerd;
  16° "Extern gedeelte van de evaluatie": gedeelte van de evaluatie bedoeld in artikel 6.1.5-13 van het Wetboek Onderwijs dat overeenkomt met alle opdrachten die aan het Comité van deskundigen worden toevertrouwd in overeenstemming met Afdeling 4 van Hoofdstuk 2.

Art.2. De externe evaluatie bedoeld in artikel 6.1.5-13 van het Wetboek Onderwijs heeft betrekking op de aanpak die wordt gehanteerd om de kwaliteit van de opleidingen die door elk van de opleidingsinstellingen worden aangeboden te waarborgen.
  De evaluatie omvat ook een transversale analyse van de aanpakken die gebruikt worden om de kwaliteit van de voorgezette beroepsopleiding te garanderen, bij alle opleidingsinstellingen.
  In voorkomend geval kan de evaluatie gericht zijn op de kwaliteit van een bepaalde opleiding, althans in verband met een hervorming van het onderwijsstelsel, of om op basis van een steekproef de evaluatie van de kwaliteitsaanpakken die door alle opleidingsinstellingen worden uitgevoerd, te valideren.

Art.3. § 1. Om de zes jaar wordt er een externe evaluatie georganiseerd in overeenstemming met artikel 6.1.5-13 van het Wetboek Onderwijs. Dit evaluatieproces strekt zich uit over een periode van vier opeenvolgende schooljaren en omvat de volgende fasen :
  1° bepaling van een referentiekader voor evaluatie en van een methodologisch document in overeenstemming met artikel 4. Deze fase vindt plaats tijdens het eerste schooljaar van het evaluatieproces;
  2° ontwikkeling van het interne gedeelte van de evaluatie door elke opleidingsinstelling in overeenstemming met artikel 5. Deze fase vindt plaats tijdens het tweede schooljaar van het evaluatieproces;
  3° uitvoering van het externe gedeelte van de evaluatie overeenkomstig artikelen 6 en 9. Deze fase vindt plaats tijdens het derde en vierde schooljaar van het evaluatieproces. Ze omvat de voorlegging van de volgende documenten :
  a) het externe evaluatieverslag voor elke opleidingsinstelling, opgesteld overeenkomstig artikel 8 ;
  b) het transversale analyseverslag opgesteld overeenkomstig artikel 9.
  4° de opstelling van een actieplan door elke opleidingsinstelling als follow-up van het externe evaluatieverslag dat op haar betrekking heeft, overeenkomstig artikel 10.
  Zodra het actieplan is opgesteld, voeren de opleidingsinstellingen het uit.
  § 2. Dit externe evaluatieproces wordt gestuurd door het Agentschap.
  Het Agentschap past de ESG toe door deze, waar nodig, aan te passen aan de context en de specifieke kenmerken van de voortgezette beroepsopleiding, door er ten minste de volgende elementen in te integreren :
  1° de opleidingsinstellingen zijn de primair verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun opleiding-s en dienstaanbod, en voor het waarborgen ervan;
  2° De kwaliteitsborging houdt rekening met :
  a) de diversiteit van opleidingsinstellingen ;
  b) de diversiteit van de opleidingen;
  c) de diversiteit van doelgroepen ;
  3° de kwaliteitsborging bevordert de ontwikkeling van een kwaliteitscultuur;
  4° de kwaliteitsborging maakt deel uit van een participatieve aanpak, waarin waar nodig rekening wordt gehouden met de behoeften en verwachtingen van alle belanghebbenden.

Art.4. § 1. Voorafgaand aan de zelfevaluatie en het externe gedeelte van de evaluatie worden een methodologisch document en een referentiekader voor evaluatie van de kwaliteitsaanpak van opleidingsinstellingen opgesteld.
  § 2. Het Agentschap en de Begeleidingscommissie keuren een methodologisch document goed, waarin de horizontale kwesties worden gedefinieerd die in het verslag van de horizontale analyse worden behandeld.
  Dit document beschrijft en rechtvaardigt de mogelijke methodologische keuze die gemaakt is om de kwaliteit van specifieke opleidingen te evalueren. In dit geval specificeert het methodologische document de geselecteerde opleidingen of de manier waarop de steekproef is samengesteld.
  Het wordt goedgekeurd uiterlijk op de laatste dag van het eerste schooljaar waarin het externe evaluatieproces wordt geïmplementeerd.
  § 3. Na overleg met de opleidingsinstellingen en de Raad voor voortgezette beroepsopleiding stelt het Agentschap een ontwerp van referentiekader voor evaluatie voor, waarin de relevante criteria en indicatoren voor de evaluatie van de kwaliteitsaanpak worden uiteengezet. Het houdt rekening met de specifieke kenmerken van de voortgezette beroepsopleiding.
  Dit ontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Begeleidingscommissie, die het ontwerp van het referentiekader voor evaluatie onderzoekt en er zich in het bijzonder van vergewist dat het overeenstemt met de criteria en indicatoren voor de evaluatie van de kwaliteit van de opleidingen waarnaar verwezen wordt in artikel 6.1.5-1, 6°, van het Wetboek voor Onderwijs.
  De Minister van Onderwijs keurt het referentiekader voor evaluatie uiterlijk op de laatste dag van het eerste schooljaar goed waarin het externe evaluatieproces wordt geïmplementeerd.
  § 4. Aan het einde van elk externe evaluatieproces bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, kan het referentiekader voor evaluatie op basis van feedback worden aangepast.
  Op voorstel van het Agentschap en na advies van de Begeleidingscommissie worden eventuele aanpassingen van het referentiekader voor evaluatie goedgekeurd door de Minister van Onderwijs.

Art.5. Elke opleidingsinstelling voert, in samenwerking met de betrokken partijen, een zelfevaluatie uit van de kwaliteitsaanpak die binnen haar instelling wordt geïmplementeerd.
  Deze zelfevaluatie wordt uitgevoerd op basis van het referentiekader voor evaluatie en in overeenstemming met de instructies van het Agentschap.
  Elke opleidingsinstelling deelt de conclusies van de zelfevaluatie mee in een zelfevaluatiedossier. Dit zelfevaluatiedossier wordt uiterlijk op 31 mei van het tweede schooljaar waarin het externe evaluatieproces wordt uitgevoerd, ingediend bij het Agentschap.
  Het Agentschap en het Comité van deskundigen zijn gebonden door een geheimhoudingsplicht met betrekking tot deze zelfevaluatiedossiers.

Art.6. § 1. Het externe gedeelte van de evaluatie wordt uitgevoerd door onafhankelijke externe deskundigen die uitsluitend door het Agentschap worden geselecteerd en aangesteld, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de voortgezette beroepsopleiding, in overleg met de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding.
  Het Agentschap organiseert de opleiding van deze deskundigen voorafgaand aan het externe gedeelte van de evaluatie.
  § 2. Het Comité van deskundigen bestaat uit vier deskundigen voor elke opleidingsinstelling, met voldoende deskundigheid en/of bewezen ervaring op het gebied van de voortgezette beroepsopleiding en/of andragogie en/of kwaliteitsborging, evenals een goede beheersing van de Franse taal en een grondige kennis van de inzet van de voortgezette beroepsopleiding en de kwaliteitsborging. Het profiel van de deskundigen is gekoppeld aan het referentiekader voor evaluatie. Hieronder valt ook iemand die opleiding volgt of heeft gevolgd. Hij of zij krijgt niet tegelijkertijd opleiding van de betrokken opleidingsinstelling.
  De samenstelling van het Comité van deskundigen voldoet ook aan het criterium van diversiteit van expertise, geografische herkomst en geslacht.
  § 3. Niemand mag lid zijn van het Comité van deskundigen dat verantwoordelijk is voor de evaluatie van een opleidingsinstelling als zijn/haar functie van dien aard is dat er een persoonlijk of functioneel belangenconflict ontstaat.
  Voorafgaand aan het externe deel van de evaluatie en in overeenstemming met de procedure voor werving, validatie van sollicitaties en samenstelling van de comités van deskundigen van het Agentschap, ondertekent elke deskundige een onafhankelijkheidsverklaring waarin hij verklaart geen direct of indirect belangenconflict te hebben met elke opleidingsinstelling die bij de evaluatie betrokken is.
  Daarnaast ondertekent elke deskundige een deontologische code waarin het methodologische principe van de onafhankelijkheid van de deskundige is vastgelegd.
  Opleidingsinstellingen kunnen een mogelijk belangenconflict aangeven met een deskundige die deel uitmaakt van het comité dat door het Agentschap is aangesteld om de externe evaluatie uit te voeren.
  Als het Agentschap het directe of indirecte belangenconflict als zodanig erkent, mag het lid niet deelnemen aan het externe deel van de evaluatie. De verklaring, samen met de redenen die het belangenconflict van de deskundige rechtvaardigen, worden door het Agentschap bewaard.
  Het Agentschap zorgt ervoor dat de deskundigen onafhankelijk zijn van de geëvalueerde opleidingsinstellingen, de diensten van de Regering en de leden van de regering en hun vertegenwoordigers. Het publiceert de lijst van deskundigen van het Comité van deskundigen op zijn website.
  Deze samenstelling wordt uiterlijk bepaald op de eerste dag van het derde schooljaar waarin het externe evaluatieproces wordt geïmplementeerd.

Art.7. § 1. Het externe gedeelte van de evaluatie is gebaseerd op het zelfevaluatiedossier van de opleidingsinstelling waarop de evaluatie betrekking heeft en op de bezoeken van de deskundigen aan deze instelling.
  Het Agentschap zal informatie geven over hoe de bezoeken georganiseerd moeten worden en welke categorieën mensen bezocht moeten worden.
  § 2. Het externe gedeelte van de evaluatie wordt gebruikt om de zelfevaluatie die elke opleidingsinstelling uitvoert te ondersteunen en te verrijken, om sterke punten en punten die voor verbetering vatbaar zijn te identificeren, en om aanbevelingen te geven met het oog op voortdurende verbetering en formatieve evaluatie.
  § 3. Bezoeken eindigen uiterlijk op de laatste dag van het derde jaar.

Art.8. § 1. Op basis van de zelfevaluatie en de tijdens bezoeken verzamelde informatie zal het Comité van deskundigen voor elke opleidingsinstelling een extern evaluatieverslag opstellen.
  Voor elk van de criteria en indicatoren in het referentiekader voor evaluatie bevat dit externe evaluatieverslag bevindingen, een analyse en aanbevelingen voor de betrokken opleidingsinstelling.
  § 2. Het wordt uiterlijk op 15 september van het vierde schooljaar waarin het externe evaluatieproces is uitgevoerd naar de betrokken opleidingsinstelling gestuurd, die binnen 15 schoolwerkdagen na de datum van indiening van het externe evaluatieverslag haar opmerkingen kan indienen.
  Deze opmerkingen zijn opgenomen in het externe evaluatieverslag.
  § 3. Het externe evaluatieverslag en, in voorkomend geval, de opmerkingen van de opleidingsinstelling worden uiterlijk op 31 december van het vierde schooljaar waarin de externe evaluatie is uitgevoerd, gepubliceerd op de website van het Agentschap.

Art.9. § 1. Op basis van de externe evaluatieverslagen stelt het Comité van deskundigen een transversaal analyseverslag op.
  Dit verslag geeft een overzicht van de kwaliteitsaanpakken die de kwaliteit van de voortgezette beroepsopleidingen in alle opleidingsinstellingen ondersteunen. Het is gebaseerd op het referentiekader voor evaluatie en presenteert bevindingen, analyses en aanbevelingen voor transversale verbetering, gericht aan opleidingsinstellingen, de Regering en zijn diensten. Transversale aanbevelingen voor verbetering kunnen betrekking hebben op regelgeving.
  Bij de analyse worden, in voorkomend geval, de transversale vraagstukken onderzocht die in het in artikel 4, § 2 bedoelde methodologische document zijn omschreven.
  § 2. Het transversale analyseverslag wordt uiterlijk op 31 december van het vierde jaar van de uitvoering van het externe evaluatieproces naar de opleidingsinstellingen, de Raad voor voortgezette beroepsopleiding, de Begeleidingscommissie, de Regering en zijn diensten gestuurd.
  Het transversale analyseverslag wordt door het Comité van deskundigen voorgelegd aan de Raad voor voortgezette beroepsopleiding.
  Het transversale analyseverslag wordt op 31 december van het vierde jaar van de uitvoering van het externe evaluatieproces op de website van het Agentschap gepubliceerd.

Art.10. § 1. Elke opleidingsinstelling volgt het externe evaluatieverslag en het transversale analyseverslag op.
  Hiertoe stelt elke opleidingsinstelling een actieplan op op basis van de aanbevelingen van het Comité van deskundigen, de discussies die de opleidingsinstelling tijdens de zelfevaluatie heeft gevoerd en andere factoren die de opleidingsinstelling van belang acht..
  § 2. Dit actieplan wordt uiterlijk zes maanden na publicatie van het externe evaluatieverslag aan het Agentschap meegedeeld en wordt door de opleidingsinstelling op haar website gepubliceerd.
  Dit actieplan wordt uitgevoerd zodra het is ingediend en gedurende de volgende zes jaar.
  § 3. Elke opleidingsinstelling zal haar actieplan na de eerste drie jaar minstens één keer bijwerken. Deze bijwerking wordt naar het Agentschap gestuurd en door de opleidingsinstelling op haar website gepubliceerd.

Art.11. § 1. De eerste fase van het externe evaluatieproces eindigt met de indiening van een door het Agentschap opgesteld eindverslag. Dit eindverslag bevat de resultaten van de externe evaluatie en gaat in op de methodologische, organisatorische, structurele en/of budgettaire aanpassingen die moeten worden doorgevoerd met het oog op alle volgende externe evaluaties.
  § 2. Het eindverslag wordt ter informatie naar de Raad voor voortgezette beroepsopleiding, de Begeleidingscommissie en de Regering gestuurd.

Art.12. Dit besluit treedt in werking op 25 augustus 2025.

Art. 13. De Minister van Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.