Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° de Regering: de Regering van de Franse Gemeenschap;
2° het Decreet: het Decreet van 16 mei 2024 betreffende media-educatie;
3° het Huishoudelijk Reglement: het huishoudelijk reglement van de Hoge Raad, zoals bepaald in artikel 9 van het Decreet.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
28 FEBRUARI 2025. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van het Decreet van 16 mei 2024 betreffende media-educatie
Titre
28 FEVRIER 2025. - Arrêté du Gouvernement de la Communauté française portant exécution du Décret du 16 mai 2024 relatif à l'éducation aux médias
Informations sur le document
Numac: 2025002093
Datum: 2025-02-28
Info du document
Numac: 2025002093
Date: 2025-02-28
Table des matières
Tekst (24)
Texte (24)
HOOFDSTUK 1. - Voorwerp en definities
CHAPITRE 1er. - Objet et définitions
Article 1er. Pour l'application du présent arrêté, on entend par :
1° le Gouvernement : le Gouvernement de la Communauté française ;
2° le Décret : le Décret du 16 mai 2024 relatif à l'éducation aux médias ;
3° le Règlement d'ordre intérieur : le règlement d'ordre intérieur du Conseil supérieur, tel que prévu à l'article 9 du Décret.
1° le Gouvernement : le Gouvernement de la Communauté française ;
2° le Décret : le Décret du 16 mai 2024 relatif à l'éducation aux médias ;
3° le Règlement d'ordre intérieur : le règlement d'ordre intérieur du Conseil supérieur, tel que prévu à l'article 9 du Décret.
HOOFDSTUK II. - De Hoge Raad voor opvoeding tot de media
CHAPITRE II. - Du Conseil supérieur de l'éducation aux médias
Art.2. § 1. Het Huishoudelijk Reglement van de Hoge Raad bepaalt de procedures voor het verkiezen van de Voorzitter of Voorzitster, en de Ondervoorzitter of Ondervoorzitster.
§ 2. Voorafgaand aan de vaststelling van het Huishoudelijk Reglement van de Hoge Raad worden de vergaderingen van de Hoge Raad bijeengeroepen en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Directie ondersteunende diensten.
§ 3. Op de eerste vergadering na de inwerkingtreding van het Decreet wordt een oproep tot kandidaten gedaan voor de functies van Voorzitter of Voorzitster en Ondervoorzitter of Ondervoorzitster. Kandidaten wordt verzocht hun sollicitatie uiterlijk twee dagen voor de volgende vergadering van de Hoge Raad in te dienen bij de Directie ondersteunende diensten. Als de periode afloopt op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, wordt deze verlengd tot de volgende werkdag.
Deze vergadering wordt uiterlijk drie weken na de eerste vergadering belegd.
De Directie ondersteunende diensten controleert of het principe van afwisseling tussen mannen en vrouwen en het pariteitsprincipe worden nageleefd. Bij gebreke daarvan wordt de in het eerste lid bedoelde procedure tijdens de volgende vergadering herhaald.
§ 2. Voorafgaand aan de vaststelling van het Huishoudelijk Reglement van de Hoge Raad worden de vergaderingen van de Hoge Raad bijeengeroepen en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Directie ondersteunende diensten.
§ 3. Op de eerste vergadering na de inwerkingtreding van het Decreet wordt een oproep tot kandidaten gedaan voor de functies van Voorzitter of Voorzitster en Ondervoorzitter of Ondervoorzitster. Kandidaten wordt verzocht hun sollicitatie uiterlijk twee dagen voor de volgende vergadering van de Hoge Raad in te dienen bij de Directie ondersteunende diensten. Als de periode afloopt op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, wordt deze verlengd tot de volgende werkdag.
Deze vergadering wordt uiterlijk drie weken na de eerste vergadering belegd.
De Directie ondersteunende diensten controleert of het principe van afwisseling tussen mannen en vrouwen en het pariteitsprincipe worden nageleefd. Bij gebreke daarvan wordt de in het eerste lid bedoelde procedure tijdens de volgende vergadering herhaald.
Art.2. § 1er. Le Règlement d'ordre intérieur du Conseil supérieur prévoit les modalités d'élection du Président ou de la Présidente, et du vice-Président ou de la vice-Présidente.
§ 2. Avant l'adoption du Règlement d'ordre intérieur du Conseil supérieur, les réunions du Conseil supérieur sont convoquées et présidées par le représentant de la Direction d'appui.
§ 3. Lors de la première réunion qui suit l'entrée en vigueur du Décret, un appel à candidatures pour les postes de Président ou de Présidente et de vice-Président ou de vice-Présidente est lancé. Les candidats sont invités à déposer leur candidature auprès de la Direction d'appui au plus tard deux jours avant la prochaine réunion du Conseil supérieur. Si le délai expire un samedi, un dimanche ou un jour férié légal il est prolongé au jour ouvrable qui suit.
Cette réunion est convoquée au plus tard trois semaines après la tenue de la première réunion.
La Direction d'appui vérifie que le principe d'alternance entre les hommes et les femmes et le principe de parité soient bien remplis. A défaut, la procédure visée au premier alinéa est répétée lors de la réunion suivante.
§ 2. Avant l'adoption du Règlement d'ordre intérieur du Conseil supérieur, les réunions du Conseil supérieur sont convoquées et présidées par le représentant de la Direction d'appui.
§ 3. Lors de la première réunion qui suit l'entrée en vigueur du Décret, un appel à candidatures pour les postes de Président ou de Présidente et de vice-Président ou de vice-Présidente est lancé. Les candidats sont invités à déposer leur candidature auprès de la Direction d'appui au plus tard deux jours avant la prochaine réunion du Conseil supérieur. Si le délai expire un samedi, un dimanche ou un jour férié légal il est prolongé au jour ouvrable qui suit.
Cette réunion est convoquée au plus tard trois semaines après la tenue de la première réunion.
La Direction d'appui vérifie que le principe d'alternance entre les hommes et les femmes et le principe de parité soient bien remplis. A défaut, la procédure visée au premier alinéa est répétée lors de la réunion suivante.
Art.3. § 1. Om de vijf jaar wordt op initiatief van de Directie ondersteunende diensten een oproep tot kandidaten gepubliceerd op de website van de Hoge Raad om de in artikel 5, § 2, e), g) en h), van het Decreet bedoelde leden van de Hoge Raad aan te wijzen. De Directie ondersteunende diensten zal dit bekendmaken via al haar gebruikelijke communicatiekanalen.
Deze oproep tot kandidaten wordt uiterlijk drie maanden voor de geplande datum voor de hernieuwing van de leden gepubliceerd. Tussen de publicatie van de oproep tot kandidaten en de sluiting ervan ligt een periode van dertig dagen.
Uiterlijk twee maanden voor de datum voor de hernieuwing van de leden vraagt de Directie ondersteunende diensten aan de instellingen bepaald in artikel 5, § 2, a) tot f) en i) tot w) van het Decreet om hun vertegenwoordigers en vertegenwoordigsters voor te dragen. Een periode van dertig dagen is voorzien tussen de uitnodiging en de sluiting van de periode om hun vertegenwoordigers voor te stellen.
§ 2. De Directie ondersteunende diensten overhandigt de Regering de lijst van kandidaten die hebben gereageerd op de oproep tot kandidaten en de vertegenwoordigers die door hun organisaties zijn aangesteld. Deze lijst gaat vergezeld van de volgende informatie:
1° een vergelijking van de titels en verdiensten van elke kandidaat;
2° de categorie waarin het lid wenst te worden benoemd, zoals bepaald in artikel 5, § 2, van het Decreet;
3° een bewijs van de ervaring van elke kandidaat in de media-educatie of, bij gebrek daaraan, in de media- of onderwijssector, of van hun interesse in het onderwerp;
4° in voorkomend geval, de vorige mandaten van elk van de kandidaten in de Hoge Raad.
Deze lijst wordt bewaard tot de volgende oproep tot kandidaten bedoeld in paragraaf 1.
§ 3. De Regering stelt het tekort vast van een categorie van leden bedoeld in artikel 5, § 2 van het Decreet indien niemand zich voor één van deze categorieën heeft aangemeld op de sluitingsdatum van de openbare oproep tot kandidaten.
Deze oproep tot kandidaten wordt uiterlijk drie maanden voor de geplande datum voor de hernieuwing van de leden gepubliceerd. Tussen de publicatie van de oproep tot kandidaten en de sluiting ervan ligt een periode van dertig dagen.
Uiterlijk twee maanden voor de datum voor de hernieuwing van de leden vraagt de Directie ondersteunende diensten aan de instellingen bepaald in artikel 5, § 2, a) tot f) en i) tot w) van het Decreet om hun vertegenwoordigers en vertegenwoordigsters voor te dragen. Een periode van dertig dagen is voorzien tussen de uitnodiging en de sluiting van de periode om hun vertegenwoordigers voor te stellen.
§ 2. De Directie ondersteunende diensten overhandigt de Regering de lijst van kandidaten die hebben gereageerd op de oproep tot kandidaten en de vertegenwoordigers die door hun organisaties zijn aangesteld. Deze lijst gaat vergezeld van de volgende informatie:
1° een vergelijking van de titels en verdiensten van elke kandidaat;
2° de categorie waarin het lid wenst te worden benoemd, zoals bepaald in artikel 5, § 2, van het Decreet;
3° een bewijs van de ervaring van elke kandidaat in de media-educatie of, bij gebrek daaraan, in de media- of onderwijssector, of van hun interesse in het onderwerp;
4° in voorkomend geval, de vorige mandaten van elk van de kandidaten in de Hoge Raad.
Deze lijst wordt bewaard tot de volgende oproep tot kandidaten bedoeld in paragraaf 1.
§ 3. De Regering stelt het tekort vast van een categorie van leden bedoeld in artikel 5, § 2 van het Decreet indien niemand zich voor één van deze categorieën heeft aangemeld op de sluitingsdatum van de openbare oproep tot kandidaten.
Art.3. § 1er. Un appel à candidatures est publié tous les cinq ans à l'initiative de la Direction d'appui sur le site internet du Conseil supérieur afin de désigner les membres du Conseil supérieur visés à l'article 5, § 2, e), g) et h), du Décret. La Direction d'appui en assure la publicité par tous ses canaux de communication habituels.
Cet appel à candidatures est publié au plus tard trois mois avant la date prévue pour le renouvellement des membres. Un délai de trente jours est prévu entre la publication de l'appel à candidatures et la clôture de la période d'appel à candidatures.
Au plus tard deux mois avant la date de renouvellement des membres, la Direction d'appui sollicite les organismes prévus à l'article 5, § 2, a) à f) et i) à w), du Décret afin de proposer leurs représentants et représentantes. Un délai de trente jours est prévu entre la sollicitation et la clôture de la période de proposition de leurs représentants.
§ 2. La Direction d'appui présente au Gouvernement la liste des candidats ayant répondus à l'appel à candidatures et les représentants désignés par leurs organisations. Cette liste est accompagnée des informations suivantes :
1° une comparaison des titres et mérites de chacun des candidats et candidates ;
2° la catégorie dans laquelle le membre souhaite être désigné tel que prévu à l'article 5, § 2, du Décret ;
3° la justification de l'expérience de chacun des candidats et candidates dans l'éducation aux médias ou, à défaut, dans le secteur des médias ou de l'enseignement ou de leur intérêt pour la matière ;
4° le cas échéant, les mandats précédents de chacun des candidats et candidates au sein du Conseil supérieur.
Cette liste est conservée jusqu'au prochain appel à candidatures visé au paragraphe premier.
§ 3. Le Gouvernement constate la pénurie d'une catégorie de membres visés à l'article 5, § 2, du Décret si aucune personne ne s'est portée candidate pour une de ces catégories au jour de la clôture de l'appel public à candidatures.
Cet appel à candidatures est publié au plus tard trois mois avant la date prévue pour le renouvellement des membres. Un délai de trente jours est prévu entre la publication de l'appel à candidatures et la clôture de la période d'appel à candidatures.
Au plus tard deux mois avant la date de renouvellement des membres, la Direction d'appui sollicite les organismes prévus à l'article 5, § 2, a) à f) et i) à w), du Décret afin de proposer leurs représentants et représentantes. Un délai de trente jours est prévu entre la sollicitation et la clôture de la période de proposition de leurs représentants.
§ 2. La Direction d'appui présente au Gouvernement la liste des candidats ayant répondus à l'appel à candidatures et les représentants désignés par leurs organisations. Cette liste est accompagnée des informations suivantes :
1° une comparaison des titres et mérites de chacun des candidats et candidates ;
2° la catégorie dans laquelle le membre souhaite être désigné tel que prévu à l'article 5, § 2, du Décret ;
3° la justification de l'expérience de chacun des candidats et candidates dans l'éducation aux médias ou, à défaut, dans le secteur des médias ou de l'enseignement ou de leur intérêt pour la matière ;
4° le cas échéant, les mandats précédents de chacun des candidats et candidates au sein du Conseil supérieur.
Cette liste est conservée jusqu'au prochain appel à candidatures visé au paragraphe premier.
§ 3. Le Gouvernement constate la pénurie d'une catégorie de membres visés à l'article 5, § 2, du Décret si aucune personne ne s'est portée candidate pour une de ces catégories au jour de la clôture de l'appel public à candidatures.
Art.4. § 1. Het bijwonen van plenaire vergaderingen van de Hoge Raad geeft recht op een presentiegeld, waarvan het bedrag als volgt is vastgesteld:
- voor de Voorzitter of Voorzitster: 50 euro per bijgewoonde vergadering;
- voor de Ondervoorzitter of Ondervoorzitster: 50 euro per bijgewoonde vergadering;
- voor alle andere leden: 25 euro per bijgewoonde vergadering.
De deskundigen die worden uitgenodigd om de vergaderingen van de Hoge Raad bij te wonen, zoals bepaald in artikel 5, § 6, van het Decreet, ontvangen een vergoeding die gelijk is aan het voor alle andere leden vastgestelde presentiegeld.
§ 2. Leden van de Hoge Raad die hun werkgever vertegenwoordigen, ondertekenen een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat zij de werkgever tijdens hun werkuren vertegenwoordigen en dat hun salaris door de werkgever wordt betaald. Deze verklaring geeft geen recht op presentiegeld.
§ 3. Het presentiegeld wordt alleen toegekend aan werkende leden. Plaatsvervangende leden hebben recht op presentiegeld als ze werkende leden vervangen.
§ 4. Het presentiegeld wordt betaald op basis van de aanwezigheidslijst die aan het einde van elke vergadering wordt opgesteld.
- voor de Voorzitter of Voorzitster: 50 euro per bijgewoonde vergadering;
- voor de Ondervoorzitter of Ondervoorzitster: 50 euro per bijgewoonde vergadering;
- voor alle andere leden: 25 euro per bijgewoonde vergadering.
De deskundigen die worden uitgenodigd om de vergaderingen van de Hoge Raad bij te wonen, zoals bepaald in artikel 5, § 6, van het Decreet, ontvangen een vergoeding die gelijk is aan het voor alle andere leden vastgestelde presentiegeld.
§ 2. Leden van de Hoge Raad die hun werkgever vertegenwoordigen, ondertekenen een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat zij de werkgever tijdens hun werkuren vertegenwoordigen en dat hun salaris door de werkgever wordt betaald. Deze verklaring geeft geen recht op presentiegeld.
§ 3. Het presentiegeld wordt alleen toegekend aan werkende leden. Plaatsvervangende leden hebben recht op presentiegeld als ze werkende leden vervangen.
§ 4. Het presentiegeld wordt betaald op basis van de aanwezigheidslijst die aan het einde van elke vergadering wordt opgesteld.
Art.4. § 1er. La participation aux réunions du Conseil supérieur en séance plénière donne droit à un jeton de présence dont le montant est fixé comme suit :
- pour le Président ou la Présidente : 50 euros par réunion à laquelle il ou elle assiste ;
- pour le vice-Président ou la vice-Présidente : 50 euros par réunion à laquelle il ou elle assiste ;
- pour tous les autres membres : 25 euros par réunion à laquelle ils assistent.
Les experts et expertes invités à assister aux séances du Conseil supérieur tel que prévu à l'article 5, § 6, du Décret perçoivent une indemnité équivalente au jeton de présence fixé pour tous les autres membres.
§ 2. Les membres du Conseil supérieur qui représentent leur employeur signent une déclaration sur l'honneur attestant qu'ils le représentent sur leur temps de travail et que leur salaire est pris en charge par ce dernier. Cette déclaration ne donne pas droit à la perception d'un jeton de présence.
§ 3. Les jetons de présence sont attribués uniquement aux membres effectifs. Les membres suppléants ont droit aux jetons de présence lorsqu'ils remplacent les membres effectifs.
§ 4. Les jetons de présence sont versés sur base de la liste des présences établie à la fin de chaque réunion.
- pour le Président ou la Présidente : 50 euros par réunion à laquelle il ou elle assiste ;
- pour le vice-Président ou la vice-Présidente : 50 euros par réunion à laquelle il ou elle assiste ;
- pour tous les autres membres : 25 euros par réunion à laquelle ils assistent.
Les experts et expertes invités à assister aux séances du Conseil supérieur tel que prévu à l'article 5, § 6, du Décret perçoivent une indemnité équivalente au jeton de présence fixé pour tous les autres membres.
§ 2. Les membres du Conseil supérieur qui représentent leur employeur signent une déclaration sur l'honneur attestant qu'ils le représentent sur leur temps de travail et que leur salaire est pris en charge par ce dernier. Cette déclaration ne donne pas droit à la perception d'un jeton de présence.
§ 3. Les jetons de présence sont attribués uniquement aux membres effectifs. Les membres suppléants ont droit aux jetons de présence lorsqu'ils remplacent les membres effectifs.
§ 4. Les jetons de présence sont versés sur base de la liste des présences établie à la fin de chaque réunion.
Art.5. § 1. Reiskostenvergoedingen worden toegekend aan alle leden van de Hoge Raad die zitting hebben met stemrecht.
§ 2. Reiskostenvergoedingen bestaan uit een vergoeding voor elke reis die een lid van de Hoge Raad met stemrecht maakt tussen zijn woonplaats en de vergaderlocatie. Het maximumbedrag van de vergoeding komt overeen met, afhangend van de vervoerswijze van het Raadslid:
1° de kosten van een tweedeklas treinkaartje; of
2° het geïndexeerde bedrag van de kilometervergoeding van kracht overeenkomstig artikelen 13 tot 15 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.
Reiskostenvergoedingen worden betaald op basis van een verklaring van schuldvordering van het lid van de Hoge Raad bij de Directie ondersteunende diensten.
§ 3. Leden van de Hoge Raad die hun werkgever vertegenwoordigen, ondertekenen een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat zij de werkgever tijdens hun werkuren vertegenwoordigen. Deze verklaring geeft geen recht op reiskostenvergoeding, zoals vastgelegd in paragraaf 2.
§ 4. Reiskostenvergoedingen worden alleen toegekend aan werkende leden. Plaatsvervangende leden hebben recht op reiskostenvergoedingen als ze werkende leden vervangen.
§ 2. Reiskostenvergoedingen bestaan uit een vergoeding voor elke reis die een lid van de Hoge Raad met stemrecht maakt tussen zijn woonplaats en de vergaderlocatie. Het maximumbedrag van de vergoeding komt overeen met, afhangend van de vervoerswijze van het Raadslid:
1° de kosten van een tweedeklas treinkaartje; of
2° het geïndexeerde bedrag van de kilometervergoeding van kracht overeenkomstig artikelen 13 tot 15 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.
Reiskostenvergoedingen worden betaald op basis van een verklaring van schuldvordering van het lid van de Hoge Raad bij de Directie ondersteunende diensten.
§ 3. Leden van de Hoge Raad die hun werkgever vertegenwoordigen, ondertekenen een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat zij de werkgever tijdens hun werkuren vertegenwoordigen. Deze verklaring geeft geen recht op reiskostenvergoeding, zoals vastgelegd in paragraaf 2.
§ 4. Reiskostenvergoedingen worden alleen toegekend aan werkende leden. Plaatsvervangende leden hebben recht op reiskostenvergoedingen als ze werkende leden vervangen.
Art.5. § 1er. Des indemnités pour frais de parcours sont attribuées à tous les membres du Conseil supérieur siégeant avec voix délibérative.
§ 2. Les indemnités pour frais de parcours consistent en une indemnité pour tout trajet effectué entre le domicile et le lieu de réunion par le membre du Conseil supérieur siégeant avec voix délibérative. Le montant maximum de l'indemnité correspond, en fonction du mode de déplacement du membre du Conseil :
1° au coût d'un billet de chemin de fer en seconde classe ; ou
2° au montant indexé de l'indemnité kilométrique en vigueur conformément aux articles 13 à 15 de l'arrêté royal du 18 janvier 1965 portant réglementation générale en matière de frais de parcours.
Les indemnités pour frais de parcours sont versées sur base d'une déclaration de créance remplie par le membre du Conseil supérieur auprès de la Direction d'appui.
§ 3. Les membres du Conseil supérieur qui représentent leur employeur signent une déclaration sur l'honneur attestant qu'ils représentent leur employeur sur leur temps de travail. Cette déclaration ne donne pas droit à la perception d'une indemnité pour frais de parcours comme prévu au paragraphe 2.
§ 4. Les indemnités de parcours sont attribuées uniquement aux membres effectifs. Les membres suppléants ont droit aux indemnités de parcours lorsqu'ils remplacent les membres effectifs.
§ 2. Les indemnités pour frais de parcours consistent en une indemnité pour tout trajet effectué entre le domicile et le lieu de réunion par le membre du Conseil supérieur siégeant avec voix délibérative. Le montant maximum de l'indemnité correspond, en fonction du mode de déplacement du membre du Conseil :
1° au coût d'un billet de chemin de fer en seconde classe ; ou
2° au montant indexé de l'indemnité kilométrique en vigueur conformément aux articles 13 à 15 de l'arrêté royal du 18 janvier 1965 portant réglementation générale en matière de frais de parcours.
Les indemnités pour frais de parcours sont versées sur base d'une déclaration de créance remplie par le membre du Conseil supérieur auprès de la Direction d'appui.
§ 3. Les membres du Conseil supérieur qui représentent leur employeur signent une déclaration sur l'honneur attestant qu'ils représentent leur employeur sur leur temps de travail. Cette déclaration ne donne pas droit à la perception d'une indemnité pour frais de parcours comme prévu au paragraphe 2.
§ 4. Les indemnités de parcours sont attribuées uniquement aux membres effectifs. Les membres suppléants ont droit aux indemnités de parcours lorsqu'ils remplacent les membres effectifs.
Art.6. Deskundigen die de Hoge Raad en de Directie ondersteunende diensten bijstaan bij de uitvoering van hun taken, kunnen daarvoor een bezoldiging ontvangen.
Art.6. Les experts et expertes qui assistent le Conseil supérieur et la Direction d'appui dans l'exercice de leurs missions peuvent percevoir une rémunération pour l'exercice de ces missions.
HOOFDSTUK III. - De erkenning van de Middelencentra
CHAPITRE III. - De la reconnaissance des Centres de ressources
Art.7. § 1. Om de vijf jaar wordt op initiatief van de Directie ondersteunende diensten een oproep tot kandidaten gepubliceerd op de website van de Hoge Raad voor operators die erkend willen worden als Middelencentrum. De Directie ondersteunende diensten zal dit bekendmaken via al haar gebruikelijke communicatiekanalen. Tussen de publicatie van de oproep tot kandidaten en de sluiting ervan ligt een periode van dertig dagen.
§ 2. Erkenningsaanvragers moeten een elektronische aanvraag indienen bij de Directie ondersteunende diensten, volgens de procedures die zijn beschreven in de oproep tot kandidaten, die de volgende gegevens bevat:
1° het ingevulde formulier voor de erkenningsaanvraag, zoals gepubliceerd door de Directie ondersteunende diensten;
2° een e-mailadres voor contact;
3° de gecoördineerde statuten van de erkenningsaanvrager;
4° het bewijs van zijn ervaring en deskundigheid zoals vastgelegd in artikel 14, § 1, 3°, van het Decreet voor de middelencentra gericht op het onderwijs en in artikel 21, 3° en 4°, van het Decreet voor de middelencentra gericht op de verenigingssector;
5° een vijfjarenplan met:
- de visie van de kandidaat op media-educatie;
- een presentatie van de belangrijkste acties die hij voornemens is te ondernemen om de in artikel 15 vastgelegde missies uit te voeren;
- de timing van deze acties in het vijfjarenplan;
6° voor elk van de in 5° voorgestelde acties:
- de algemene doelstelling van elk van de geïdentificeerde acties;
- de concrete middelen waarmee zij deze willen bereiken;
- de methodologie die zij willen ontwikkelen;
- de doelgroep(en) en hun relevantie voor de gepresenteerde actie;
- de kwalitatieve en/of kwantitatieve evaluatie-indicatoren voor elk van deze acties;
7° een zo precies mogelijk budgetplan voor de projecten die de kandidaat wil uitvoeren;
8° in voorkomend geval, de overeenkomst gesloten met de inrichtende macht voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of met één of meer representatie- en coördinatieorganen van inrichtende machten;
9° in voorkomend geval, de verenigingssubsector bedoeld in artikel 19 van het Decreet.
De Directie ondersteunende diensten stelt op de website van de Hoge Raad een model van formulier voor erkenning beschikbaar dat de in het eerste lid vermelde rubrieken bevat.
§ 3. Een kandidaat voor erkenning kan alleen erkenning aanvragen in de verenigingssector of de onderwijssector.
§ 4. De Directie ondersteunende diensten analyseert de ontvankelijkheid van elke aanvraag op basis van de documenten vermeld in § 2, eerste lid, van dit artikel. Als de Directie ondersteunende diensten vaststelt dat een dossier onvolledig is, wordt de aanvrager voor erkenning hiervan per e-mail op de hoogte gesteld. De aanvrager heeft vanaf de verzenddatum van de e-mail vijf dagen de tijd om de ontbrekende documenten op te sturen. Als die periode afloopt op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, wordt deze verlengd tot de volgende werkdag.
§ 5. De Directie ondersteunende diensten stuurt de aanvragen door naar de Hoge Raad, die binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvragen bijeenkomt om ze te analyseren. Onvolledige of te laat ingediende erkenningsaanvragen worden door de Hoge Raad onontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad geeft de Regering voor elke kandidaat een met redenen omkleed advies over de erkenning als Middelencentrum. Alle relevante en ondersteunende documenten zijn bijgevoegd. Dit advies wordt binnen vijf werkdagen na de beslissing van de Hoge Raad naar de Regering gestuurd.
De debatten en stemmingen van de Hoge Raad over de erkenning van een operator als Middelencentrum vinden plaats zonder de aanwezigheid van de leden bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, r), van het Decreet.
§ 2. Erkenningsaanvragers moeten een elektronische aanvraag indienen bij de Directie ondersteunende diensten, volgens de procedures die zijn beschreven in de oproep tot kandidaten, die de volgende gegevens bevat:
1° het ingevulde formulier voor de erkenningsaanvraag, zoals gepubliceerd door de Directie ondersteunende diensten;
2° een e-mailadres voor contact;
3° de gecoördineerde statuten van de erkenningsaanvrager;
4° het bewijs van zijn ervaring en deskundigheid zoals vastgelegd in artikel 14, § 1, 3°, van het Decreet voor de middelencentra gericht op het onderwijs en in artikel 21, 3° en 4°, van het Decreet voor de middelencentra gericht op de verenigingssector;
5° een vijfjarenplan met:
- de visie van de kandidaat op media-educatie;
- een presentatie van de belangrijkste acties die hij voornemens is te ondernemen om de in artikel 15 vastgelegde missies uit te voeren;
- de timing van deze acties in het vijfjarenplan;
6° voor elk van de in 5° voorgestelde acties:
- de algemene doelstelling van elk van de geïdentificeerde acties;
- de concrete middelen waarmee zij deze willen bereiken;
- de methodologie die zij willen ontwikkelen;
- de doelgroep(en) en hun relevantie voor de gepresenteerde actie;
- de kwalitatieve en/of kwantitatieve evaluatie-indicatoren voor elk van deze acties;
7° een zo precies mogelijk budgetplan voor de projecten die de kandidaat wil uitvoeren;
8° in voorkomend geval, de overeenkomst gesloten met de inrichtende macht voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of met één of meer representatie- en coördinatieorganen van inrichtende machten;
9° in voorkomend geval, de verenigingssubsector bedoeld in artikel 19 van het Decreet.
De Directie ondersteunende diensten stelt op de website van de Hoge Raad een model van formulier voor erkenning beschikbaar dat de in het eerste lid vermelde rubrieken bevat.
§ 3. Een kandidaat voor erkenning kan alleen erkenning aanvragen in de verenigingssector of de onderwijssector.
§ 4. De Directie ondersteunende diensten analyseert de ontvankelijkheid van elke aanvraag op basis van de documenten vermeld in § 2, eerste lid, van dit artikel. Als de Directie ondersteunende diensten vaststelt dat een dossier onvolledig is, wordt de aanvrager voor erkenning hiervan per e-mail op de hoogte gesteld. De aanvrager heeft vanaf de verzenddatum van de e-mail vijf dagen de tijd om de ontbrekende documenten op te sturen. Als die periode afloopt op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, wordt deze verlengd tot de volgende werkdag.
§ 5. De Directie ondersteunende diensten stuurt de aanvragen door naar de Hoge Raad, die binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvragen bijeenkomt om ze te analyseren. Onvolledige of te laat ingediende erkenningsaanvragen worden door de Hoge Raad onontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad geeft de Regering voor elke kandidaat een met redenen omkleed advies over de erkenning als Middelencentrum. Alle relevante en ondersteunende documenten zijn bijgevoegd. Dit advies wordt binnen vijf werkdagen na de beslissing van de Hoge Raad naar de Regering gestuurd.
De debatten en stemmingen van de Hoge Raad over de erkenning van een operator als Middelencentrum vinden plaats zonder de aanwezigheid van de leden bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, r), van het Decreet.
Art.7. § 1er. Tous les cinq ans, un appel à candidatures destiné aux opérateurs souhaitant être reconnus comme Centre de ressources est publié à l'initiative de la Direction d'appui sur le site internet du Conseil supérieur. La Direction d'appui en assure la publicité par tous ses canaux de communication habituels. Un délai de trente jours est prévu entre la publication de l'appel à candidatures et la clôture de la période d'appel à candidatures.
§ 2. Le candidat à la reconnaissance dépose, de manière électronique et selon les modalités prévues dans l'appel à candidatures, un dossier de candidature auprès de la Direction d'appui qui comprend :
1° le formulaire de demande de reconnaissance complété tel que publié par la Direction d'appui ;
2° une adresse électronique de contact ;
3° les statuts coordonnés du candidat à la reconnaissance ;
4° une justification de son expérience et de son expertise telle que demandé à l'article 14 § 1er, 3°, du Décret pour les centres de ressources dévolus à l'enseignement et à l'article 21, 3° et 4°, du Décret pour les centres de ressources dévolus au secteur associatif ;
5° un plan quinquennal présentant :
- la vision du candidat dans l'éducation aux médias ;
- la présentation des principales actions qu'il entend mettre en oeuvre pour réaliser les missions prévues à l'article 15 ;
- le phasage temporel de ces actions dans le plan quinquennal ;
6° pour chacune des actions présentées au 5° :
- l'objectif général de chacune des actions identifiées ;
- les moyens concrets par lesquels il a l'intention de les réaliser ;
- la méthodologie qu'il entend développer ;
- le(s) public(s) visés et leur pertinence au regard de l'action présentée ;
- les indicateurs d'évaluation qualitatifs et/ou quantitatifs pour chacune de ces actions ;
7° une planification budgétaire chiffrée le plus précisément possible des projets que le candidat entend mettre en oeuvre ;
8° le cas échéant, la convention passée avec le pouvoir organisateur de l'enseignement organisé par la Communauté française ou avec un ou plusieurs organes de représentation ou de coordination de pouvoirs organisateurs ;
9° le cas échéant, le sous-secteur associatif visé à l'article 19 du Décret.
La Direction d'appui propose sur le site internet du Conseil supérieur un modèle de formulaire de reconnaissance reprenant les rubriques mentionnées à l'alinéa 1er.
§ 3. Un candidat à la reconnaissance ne peut effectuer une demande de reconnaissance que pour le secteur associatif ou le secteur de l'enseignement.
§ 4. La Direction d'appui analyse la recevabilité de chaque candidature sur base des documents mentionnés au § 2, alinéa 1er, du présent article. Si la Direction d'appui constate qu'un dossier est incomplet, elle en informe, par courriel, le candidat à la reconnaissance qui dispose d'un délai de cinq jours à dater de l'envoi du courriel pour lui faire parvenir les documents manquants. Si le délai expire un samedi, un dimanche ou un jour férié légal il est prolongé au jour ouvrable qui suit.
§ 5. La Direction d'appui transmet les candidatures au Conseil supérieur, qui se réunit dans un délai de 30 jours à dater de la réception des dossiers de candidature afin d'analyser ces derniers. Les dossiers de reconnaissance incomplets ou introduits hors délai sont déclarés irrecevables par le Conseil supérieur.
Le Conseil supérieur remet au Gouvernement un avis motivé, pour chaque candidat, sur la reconnaissance en tant que Centre de ressources. Toutes les pièces utiles et justificatives sont jointes en annexe. Cet avis est transmis au Gouvernement dans les cinq jours ouvrables qui suivent la décision du Conseil supérieur.
Les débats et les votes du Conseil supérieur portant sur la reconnaissance d'un opérateur en tant que Centre de ressources se déroulent hors de la présence des membres visés à l'article 5, § 2, alinéa 1er, r), du Décret.
§ 2. Le candidat à la reconnaissance dépose, de manière électronique et selon les modalités prévues dans l'appel à candidatures, un dossier de candidature auprès de la Direction d'appui qui comprend :
1° le formulaire de demande de reconnaissance complété tel que publié par la Direction d'appui ;
2° une adresse électronique de contact ;
3° les statuts coordonnés du candidat à la reconnaissance ;
4° une justification de son expérience et de son expertise telle que demandé à l'article 14 § 1er, 3°, du Décret pour les centres de ressources dévolus à l'enseignement et à l'article 21, 3° et 4°, du Décret pour les centres de ressources dévolus au secteur associatif ;
5° un plan quinquennal présentant :
- la vision du candidat dans l'éducation aux médias ;
- la présentation des principales actions qu'il entend mettre en oeuvre pour réaliser les missions prévues à l'article 15 ;
- le phasage temporel de ces actions dans le plan quinquennal ;
6° pour chacune des actions présentées au 5° :
- l'objectif général de chacune des actions identifiées ;
- les moyens concrets par lesquels il a l'intention de les réaliser ;
- la méthodologie qu'il entend développer ;
- le(s) public(s) visés et leur pertinence au regard de l'action présentée ;
- les indicateurs d'évaluation qualitatifs et/ou quantitatifs pour chacune de ces actions ;
7° une planification budgétaire chiffrée le plus précisément possible des projets que le candidat entend mettre en oeuvre ;
8° le cas échéant, la convention passée avec le pouvoir organisateur de l'enseignement organisé par la Communauté française ou avec un ou plusieurs organes de représentation ou de coordination de pouvoirs organisateurs ;
9° le cas échéant, le sous-secteur associatif visé à l'article 19 du Décret.
La Direction d'appui propose sur le site internet du Conseil supérieur un modèle de formulaire de reconnaissance reprenant les rubriques mentionnées à l'alinéa 1er.
§ 3. Un candidat à la reconnaissance ne peut effectuer une demande de reconnaissance que pour le secteur associatif ou le secteur de l'enseignement.
§ 4. La Direction d'appui analyse la recevabilité de chaque candidature sur base des documents mentionnés au § 2, alinéa 1er, du présent article. Si la Direction d'appui constate qu'un dossier est incomplet, elle en informe, par courriel, le candidat à la reconnaissance qui dispose d'un délai de cinq jours à dater de l'envoi du courriel pour lui faire parvenir les documents manquants. Si le délai expire un samedi, un dimanche ou un jour férié légal il est prolongé au jour ouvrable qui suit.
§ 5. La Direction d'appui transmet les candidatures au Conseil supérieur, qui se réunit dans un délai de 30 jours à dater de la réception des dossiers de candidature afin d'analyser ces derniers. Les dossiers de reconnaissance incomplets ou introduits hors délai sont déclarés irrecevables par le Conseil supérieur.
Le Conseil supérieur remet au Gouvernement un avis motivé, pour chaque candidat, sur la reconnaissance en tant que Centre de ressources. Toutes les pièces utiles et justificatives sont jointes en annexe. Cet avis est transmis au Gouvernement dans les cinq jours ouvrables qui suivent la décision du Conseil supérieur.
Les débats et les votes du Conseil supérieur portant sur la reconnaissance d'un opérateur en tant que Centre de ressources se déroulent hors de la présence des membres visés à l'article 5, § 2, alinéa 1er, r), du Décret.
Art.8. § 1. Om als uitgaven die in aanmerking komen in de zin van artikel 18 van het Decreet te worden beschouwd, moet het Middelencentrum een verband leggen tussen elke uitgave en de acties bedoeld in artikel 8, § 2, 5°, tweede streepje, van dit besluit.
§ 2. In alle gevallen komen de volgende uitgaven niet in aanmerking voor de financiering van de Middelencentra:
1° kosten die niet rechtstreeks verband houden met de missies en acties vastgelegd door het Decreet en het vijfjarenplan, en buitensporige of ondoordachte uitgaven;
2° de uitgaven buiten de Lidstaten van de Europese Unie en de landen van de Europese Economische Ruimte (EER), behoudens uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de diensten van het Ministerie;
3° de aankoop van uitrusting, informaticamateriaal, uitrusting voor kantoorautomatisering, meubilair en infrastructuurmateriaal die niet gerechtvaardigd is voor de uitvoering van de missies en acties voorzien in het Decreet en het vijfjarenplan;
4° financiële kosten, waaronder btw wanneer deze kan worden teruggevorderd door de begunstigde, belastingen en heffingen, debetinteresten verbonden aan een lening of hypothecair krediet, de onroerende voorheffing;
5° kosten van geïnvesteerd kapitaal, voorzieningen voor eventuele toekomstige verliezen of schulden, rentelasten, schulden, dubieuze vorderingen, wisselkoersverliezen, bijdragen in natura, dotaties voor afschrijvingen, forfaitaire algemene kosten, niet-terugvorderbare belastingen en heffingen, brandstofaankopen, forfaitaire reiskosten, telefoonbijschrijvingen, voorzieningen voor risico's en lasten, geschenken, reizen in eerste klas en voordelen van welke aard ook.
§ 2. In alle gevallen komen de volgende uitgaven niet in aanmerking voor de financiering van de Middelencentra:
1° kosten die niet rechtstreeks verband houden met de missies en acties vastgelegd door het Decreet en het vijfjarenplan, en buitensporige of ondoordachte uitgaven;
2° de uitgaven buiten de Lidstaten van de Europese Unie en de landen van de Europese Economische Ruimte (EER), behoudens uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de diensten van het Ministerie;
3° de aankoop van uitrusting, informaticamateriaal, uitrusting voor kantoorautomatisering, meubilair en infrastructuurmateriaal die niet gerechtvaardigd is voor de uitvoering van de missies en acties voorzien in het Decreet en het vijfjarenplan;
4° financiële kosten, waaronder btw wanneer deze kan worden teruggevorderd door de begunstigde, belastingen en heffingen, debetinteresten verbonden aan een lening of hypothecair krediet, de onroerende voorheffing;
5° kosten van geïnvesteerd kapitaal, voorzieningen voor eventuele toekomstige verliezen of schulden, rentelasten, schulden, dubieuze vorderingen, wisselkoersverliezen, bijdragen in natura, dotaties voor afschrijvingen, forfaitaire algemene kosten, niet-terugvorderbare belastingen en heffingen, brandstofaankopen, forfaitaire reiskosten, telefoonbijschrijvingen, voorzieningen voor risico's en lasten, geschenken, reizen in eerste klas en voordelen van welke aard ook.
Art.8. § 1er. Pour être considérée comme une dépense admissible au sens de l'article 18 du Décret, le Centre de ressources doit établir un lien entre chaque dépense et les actions prévues à l'article 8, § 2, 5°, deuxième tiret du présent arrêté.
§ 2. Les dépenses suivantes ne sont dans tous les cas pas admissibles au titre du financement des Centres de ressources :
1° les frais sans lien direct avec les missions et actions prévues par le Décret et le plan quinquennal et les dépenses démesurées ou inconsidérées ;
2° les dépenses encourues en dehors des Etats membres de l'Union européenne et des pays de l'Espace Economique Européen (EEE), sauf lorsqu'elles sont spécifiquement autorisées au préalable par les services du Ministère ;
3° l'achat d'équipement, de matériel informatique, de bureautique, de mobilier et de matériel d'infrastructure non justifié pour la réalisation des missions et actions prévues par le Décret et le plan quinquennal ;
4° les frais financiers, en ce compris la T.V.A. lorsqu'elle peut être récupérée par le bénéficiaire, les taxes et impôts, les intérêts débiteurs liés à un emprunt ou à un crédit hypothécaire, le précompte immobilier ;
5° les coûts du capital investi, les provisions pour pertes ou dettes futures éventuelles, les intérêts débiteurs, les dettes, les créances douteuses, les pertes de change, les apports en nature, les dotations pour amortissements, les frais généraux forfaitaires, les impôts et taxes non-recouvrables, l'achat de carburant, les frais de déplacement forfaitaires, les recharges téléphoniques, les provisions pour risques et charges, les cadeaux, les déplacements en 1ère classe et les avantages de toute nature.
§ 2. Les dépenses suivantes ne sont dans tous les cas pas admissibles au titre du financement des Centres de ressources :
1° les frais sans lien direct avec les missions et actions prévues par le Décret et le plan quinquennal et les dépenses démesurées ou inconsidérées ;
2° les dépenses encourues en dehors des Etats membres de l'Union européenne et des pays de l'Espace Economique Européen (EEE), sauf lorsqu'elles sont spécifiquement autorisées au préalable par les services du Ministère ;
3° l'achat d'équipement, de matériel informatique, de bureautique, de mobilier et de matériel d'infrastructure non justifié pour la réalisation des missions et actions prévues par le Décret et le plan quinquennal ;
4° les frais financiers, en ce compris la T.V.A. lorsqu'elle peut être récupérée par le bénéficiaire, les taxes et impôts, les intérêts débiteurs liés à un emprunt ou à un crédit hypothécaire, le précompte immobilier ;
5° les coûts du capital investi, les provisions pour pertes ou dettes futures éventuelles, les intérêts débiteurs, les dettes, les créances douteuses, les pertes de change, les apports en nature, les dotations pour amortissements, les frais généraux forfaitaires, les impôts et taxes non-recouvrables, l'achat de carburant, les frais de déplacement forfaitaires, les recharges téléphoniques, les provisions pour risques et charges, les cadeaux, les déplacements en 1ère classe et les avantages de toute nature.
HOOFDSTUK IV. - De specifieke initiatieven en middelen inzake media-educatie in de Franse Gemeenschap
CHAPITRE IV. - Des initiatives et moyens particuliers en matière d'éducation aux médias en Communauté française
Art.9. § 1. Om de vijf jaar wordt op initiatief van de Directie ondersteunende diensten een oproep tot kandidaten gepubliceerd op de website van de Hoge Raad voor operators die het in artikel 25, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief willen uitvoeren. De Directie ondersteunende diensten zal dit bekendmaken via al haar gebruikelijke communicatiekanalen. Tussen de publicatie van de oproep tot kandidaten en de sluiting ervan ligt een periode van dertig dagen.
§ 2. Kandidaten voor aanwijzing moeten een aanvraag indienen bij de Directie ondersteunende diensten, die de volgende elementen moet bevatten:
1° het ingevulde formulier voor de aanwijzingsaanvraag, zoals gepubliceerd door de Directie ondersteunende diensten;
2° de gecoördineerde statuten van de aanwijzingsaanvrager;
3° een e-mailadres voor contact;
4° de redenen waarom de kandidaat meent betrokken te zijn bij de productie, begeleiding of analyse van media die informatie verstrekken;
5° een voorstelling van zijn project, zoals vastgelegd in artikel 25, § 3, eerste lid, 4°, van het Decreet.
De Directie ondersteunende diensten stelt op de website van de Hoge Raad een model van formulier voor de aanwijzingsaanvraag beschikbaar dat de in het eerste lid vermelde rubrieken bevat.
§ 3. De Directie ondersteunende diensten analyseert de ontvankelijkheid van elke aanvraag op basis van de documenten vermeld in § 2, eerste lid, van dit artikel. Als de Directie ondersteunende diensten vaststelt dat een dossier onvolledig is, wordt de aanvrager voor erkenning hiervan per e-mail op de hoogte gesteld. De aanvrager heeft vanaf de verzenddatum van de e-mail vijf werkdagen de tijd om de ontbrekende documenten op te sturen.
§ 4. De Directie ondersteunende diensten stuurt de aanvragen door naar de Hoge Raad, die binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvragen bijeenkomt om ze te analyseren. Onvolledige of te laat ingediende erkenningsaanvragen worden door de Raad onontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad geeft de Regering voor elke kandidaat een met redenen omkleed advies over de erkenning als operator belast met het uitvoeren van het in artikel 25, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief. Alle relevante en ondersteunende documenten zijn bijgevoegd. Dit advies wordt binnen vijf werkdagen na de beslissing van de Hoge Raad naar de Regering gestuurd.
De debatten en stemmingen van de Hoge Raad over de erkenning van een operator belast met het uitvoeren van het in artikel 25, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief vinden plaats zonder de aanwezigheid van de leden bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, s), van het Decreet, zelfs als ze al in de Raad vertegenwoordigd zijn.
§ 2. Kandidaten voor aanwijzing moeten een aanvraag indienen bij de Directie ondersteunende diensten, die de volgende elementen moet bevatten:
1° het ingevulde formulier voor de aanwijzingsaanvraag, zoals gepubliceerd door de Directie ondersteunende diensten;
2° de gecoördineerde statuten van de aanwijzingsaanvrager;
3° een e-mailadres voor contact;
4° de redenen waarom de kandidaat meent betrokken te zijn bij de productie, begeleiding of analyse van media die informatie verstrekken;
5° een voorstelling van zijn project, zoals vastgelegd in artikel 25, § 3, eerste lid, 4°, van het Decreet.
De Directie ondersteunende diensten stelt op de website van de Hoge Raad een model van formulier voor de aanwijzingsaanvraag beschikbaar dat de in het eerste lid vermelde rubrieken bevat.
§ 3. De Directie ondersteunende diensten analyseert de ontvankelijkheid van elke aanvraag op basis van de documenten vermeld in § 2, eerste lid, van dit artikel. Als de Directie ondersteunende diensten vaststelt dat een dossier onvolledig is, wordt de aanvrager voor erkenning hiervan per e-mail op de hoogte gesteld. De aanvrager heeft vanaf de verzenddatum van de e-mail vijf werkdagen de tijd om de ontbrekende documenten op te sturen.
§ 4. De Directie ondersteunende diensten stuurt de aanvragen door naar de Hoge Raad, die binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvragen bijeenkomt om ze te analyseren. Onvolledige of te laat ingediende erkenningsaanvragen worden door de Raad onontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad geeft de Regering voor elke kandidaat een met redenen omkleed advies over de erkenning als operator belast met het uitvoeren van het in artikel 25, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief. Alle relevante en ondersteunende documenten zijn bijgevoegd. Dit advies wordt binnen vijf werkdagen na de beslissing van de Hoge Raad naar de Regering gestuurd.
De debatten en stemmingen van de Hoge Raad over de erkenning van een operator belast met het uitvoeren van het in artikel 25, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief vinden plaats zonder de aanwezigheid van de leden bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, s), van het Decreet, zelfs als ze al in de Raad vertegenwoordigd zijn.
Art.9. § 1er. Tous les cinq ans, un appel à candidatures destiné aux opérateurs souhaitant mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 25, § 1er, du Décret est publié à l'initiative de la Direction d'appui sur le site internet du Conseil supérieur. La Direction d'appui en assure la publicité par tous ses canaux de communication habituels. Un délai de trente jours est prévu entre la publication de l'appel à candidatures et la clôture de la période d'appel à candidatures.
§ 2. Le candidat à la désignation dépose auprès de la Direction d'appui un dossier de candidature qui comprend :
1° le formulaire de demande de désignation complété tel que publié par la Direction d'appui ;
2° les statuts coordonnés du candidat à la désignation ;
3° une adresse électronique de contact ;
4° les raisons pour lesquelles le candidat estime être en lien avec la production, l'accompagnement ou l'analyse de médias fournissant de l'information ;
5° une présentation de son projet telle que prévue par l'article 25, § 3, alinéa 1er, 4°, du Décret.
La Direction d'appui propose sur le site internet du Conseil supérieur un modèle de formulaire de candidature à la désignation reprenant les rubriques mentionnées à l'alinéa 1er.
§ 3. La Direction d'appui analyse la recevabilité de chaque candidature sur base des documents mentionnés au § 2, alinéa 1er, du présent article. Si la Direction d'appui constate qu'un dossier est incomplet, elle en informe, par courriel, le candidat à la reconnaissance qui dispose d'un délai de cinq jours ouvrables à dater de l'envoi du courriel pour lui faire parvenir les documents manquants.
§ 4. La Direction d'appui transmet les candidatures au Conseil supérieur, qui se réunit dans un délai de 30 jours à dater de la réception des dossiers de candidature afin d'analyser ces derniers. Les dossiers de reconnaissance incomplets ou introduits hors délai sont déclarés irrecevables par le Conseil.
Le Conseil supérieur remet ensuite au Gouvernement un avis motivé, pour chaque candidat, sur la reconnaissance en tant qu'opérateur chargé de mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 25, § 1er, du Décret. Toutes les pièces utiles et justificatives sont jointes en annexe. Cet avis est transmis au Gouvernement dans les cinq jours ouvrables qui suivent la décision du Conseil supérieur.
Les débats et les votes du Conseil supérieur portant sur la reconnaissance d'un opérateur chargé de mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 25, § 1er, du Décret se déroulent hors de la présence des membres visés à l'article 5, § 2, alinéa 1er, s), du Décret, y compris s'ils sont déjà représentés au sein du Conseil par ailleurs.
§ 2. Le candidat à la désignation dépose auprès de la Direction d'appui un dossier de candidature qui comprend :
1° le formulaire de demande de désignation complété tel que publié par la Direction d'appui ;
2° les statuts coordonnés du candidat à la désignation ;
3° une adresse électronique de contact ;
4° les raisons pour lesquelles le candidat estime être en lien avec la production, l'accompagnement ou l'analyse de médias fournissant de l'information ;
5° une présentation de son projet telle que prévue par l'article 25, § 3, alinéa 1er, 4°, du Décret.
La Direction d'appui propose sur le site internet du Conseil supérieur un modèle de formulaire de candidature à la désignation reprenant les rubriques mentionnées à l'alinéa 1er.
§ 3. La Direction d'appui analyse la recevabilité de chaque candidature sur base des documents mentionnés au § 2, alinéa 1er, du présent article. Si la Direction d'appui constate qu'un dossier est incomplet, elle en informe, par courriel, le candidat à la reconnaissance qui dispose d'un délai de cinq jours ouvrables à dater de l'envoi du courriel pour lui faire parvenir les documents manquants.
§ 4. La Direction d'appui transmet les candidatures au Conseil supérieur, qui se réunit dans un délai de 30 jours à dater de la réception des dossiers de candidature afin d'analyser ces derniers. Les dossiers de reconnaissance incomplets ou introduits hors délai sont déclarés irrecevables par le Conseil.
Le Conseil supérieur remet ensuite au Gouvernement un avis motivé, pour chaque candidat, sur la reconnaissance en tant qu'opérateur chargé de mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 25, § 1er, du Décret. Toutes les pièces utiles et justificatives sont jointes en annexe. Cet avis est transmis au Gouvernement dans les cinq jours ouvrables qui suivent la décision du Conseil supérieur.
Les débats et les votes du Conseil supérieur portant sur la reconnaissance d'un opérateur chargé de mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 25, § 1er, du Décret se déroulent hors de la présence des membres visés à l'article 5, § 2, alinéa 1er, s), du Décret, y compris s'ils sont déjà représentés au sein du Conseil par ailleurs.
Art.10. § 1. Om de vijf jaar wordt op initiatief van de Directie ondersteunende diensten een oproep tot kandidaten gepubliceerd op de website van de Hoge Raad voor operators die het in artikel 26, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief willen uitvoeren. De Directie ondersteunende diensten zal dit bekendmaken via al haar gebruikelijke communicatiekanalen. Tussen de publicatie van de oproep tot kandidaten en de sluiting ervan ligt een periode van dertig dagen.
§ 2. Kandidaten voor aanwijzing moeten een aanvraag indienen bij de Directie ondersteunende diensten, die de volgende elementen moet bevatten:
1° het ingevulde formulier voor de aanwijzingsaanvraag, zoals gepubliceerd door de Directie ondersteunende diensten;
2° de gecoördineerde statuten van de aanwijzingsaanvrager;
3° een e-mailadres voor contact;
4° het bewijs dat voldaan is aan de voorwaarde bedoeld in artikel 26, § 1, eerste lid, 4°, van het Decreet;
5° het aantal en de hoedanigheid van hun leden die actief zijn in verschillende media.
De Directie ondersteunende diensten stelt op de website van de Hoge Raad een model van formulier voor de aanwijzingsaanvraag beschikbaar dat de in het eerste lid vermelde rubrieken bevat.
§ 3. De Directie ondersteunende diensten analyseert de ontvankelijkheid van elke aanvraag op basis van de aanwezigheid van de documenten vermeld in § 2, eerste lid, van dit artikel. Als de Directie ondersteunende diensten vaststelt dat een dossier onvolledig is, wordt de aanvrager voor erkenning hiervan per e-mail op de hoogte gesteld. De aanvrager heeft vanaf de verzenddatum van de e-mail vijf werkdagen de tijd om de ontbrekende documenten op te sturen.
§ 4. De Directie ondersteunende diensten stuurt de aanvragen door naar de Hoge Raad, die binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvragen bijeenkomt om ze te analyseren. Onvolledige of te laat ingediende erkenningsaanvragen worden door de Raad onontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad geeft de Regering voor elke kandidaat een met redenen omkleed advies over de erkenning als operator belast met het uitvoeren van het in artikel 26, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief. Alle relevante en ondersteunende documenten zijn bijgevoegd. Dit advies wordt binnen vijf werkdagen na de beslissing van de Hoge Raad naar de Regering gestuurd.
De debatten en stemmingen van de Hoge Raad over de erkenning van een operator belast met het uitvoeren van het in artikel 26, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief vinden plaats zonder de aanwezigheid van de leden bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, s), van het Decreet, zelfs als ze al in de Raad vertegenwoordigd zijn.
§ 2. Kandidaten voor aanwijzing moeten een aanvraag indienen bij de Directie ondersteunende diensten, die de volgende elementen moet bevatten:
1° het ingevulde formulier voor de aanwijzingsaanvraag, zoals gepubliceerd door de Directie ondersteunende diensten;
2° de gecoördineerde statuten van de aanwijzingsaanvrager;
3° een e-mailadres voor contact;
4° het bewijs dat voldaan is aan de voorwaarde bedoeld in artikel 26, § 1, eerste lid, 4°, van het Decreet;
5° het aantal en de hoedanigheid van hun leden die actief zijn in verschillende media.
De Directie ondersteunende diensten stelt op de website van de Hoge Raad een model van formulier voor de aanwijzingsaanvraag beschikbaar dat de in het eerste lid vermelde rubrieken bevat.
§ 3. De Directie ondersteunende diensten analyseert de ontvankelijkheid van elke aanvraag op basis van de aanwezigheid van de documenten vermeld in § 2, eerste lid, van dit artikel. Als de Directie ondersteunende diensten vaststelt dat een dossier onvolledig is, wordt de aanvrager voor erkenning hiervan per e-mail op de hoogte gesteld. De aanvrager heeft vanaf de verzenddatum van de e-mail vijf werkdagen de tijd om de ontbrekende documenten op te sturen.
§ 4. De Directie ondersteunende diensten stuurt de aanvragen door naar de Hoge Raad, die binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvragen bijeenkomt om ze te analyseren. Onvolledige of te laat ingediende erkenningsaanvragen worden door de Raad onontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad geeft de Regering voor elke kandidaat een met redenen omkleed advies over de erkenning als operator belast met het uitvoeren van het in artikel 26, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief. Alle relevante en ondersteunende documenten zijn bijgevoegd. Dit advies wordt binnen vijf werkdagen na de beslissing van de Hoge Raad naar de Regering gestuurd.
De debatten en stemmingen van de Hoge Raad over de erkenning van een operator belast met het uitvoeren van het in artikel 26, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief vinden plaats zonder de aanwezigheid van de leden bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, s), van het Decreet, zelfs als ze al in de Raad vertegenwoordigd zijn.
Art.10. § 1er. Tous les cinq ans, un appel à candidatures destiné aux opérateurs souhaitant mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 26, § 1er, du Décret est publié à l'initiative de la Direction d'appui sur le site internet du Conseil supérieur. La Direction d'appui en assure la publicité par tous ses canaux de communication habituels. Un délai de trente jours est prévu entre la publication de l'appel à candidatures et la clôture de la période d'appel à candidatures.
§ 2. Le candidat à la désignation dépose auprès de la Direction d'appui un dossier de candidature qui comprend :
1° le formulaire de demande de désignation complété tel que publié par la Direction d'appui ;
2° les statuts coordonnés du candidat à la désignation ;
3° une adresse électronique de contact ;
4° les justifications du respect de la condition visée à l'article 26, § 1er, alinéa 1er, 4°, du Décret ;
5° le nombre et la qualité de ses membres actifs dans divers médias.
La Direction d'appui propose sur le site internet du Conseil supérieur un modèle de formulaire de candidature à la désignation reprenant les rubriques mentionnées à l'alinéa 1er.
§ 3. La Direction d'appui analyse la recevabilité de chaque candidature en fonction de la présence des documents mentionnés au § 2, alinéa 1er, du présent article. Si la Direction d'appui constate qu'un dossier est incomplet, elle informe par courriel le candidat à la reconnaissance qui dispose d'un délai de cinq jours ouvrables à dater de l'envoi du courriel pour lui faire parvenir les documents manquants.
§ 4. La Direction d'appui transmet les candidatures au Conseil supérieur, qui se réunit dans un délai de 30 jours à dater de la réception des dossiers de candidature afin d'analyser ces derniers. Les dossiers de reconnaissance incomplets ou introduits hors délai sont déclarés irrecevables par le Conseil.
Le Conseil supérieur remet ensuite au Gouvernement un avis motivé, pour chaque candidat, sur la reconnaissance en tant qu'opérateur chargé de mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 26, § 1er, du Décret. Toutes les pièces utiles et justificatives sont jointes en annexe. Cet avis est transmis au Gouvernement dans les cinq jours ouvrables qui suivent la décision du Conseil supérieur.
Les débats et les votes du Conseil supérieur portant sur la reconnaissance d'un opérateur chargé de mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 26, § 1er, du Décret se déroulent hors de la présence des membres visés à l'article 5, § 2, alinéa 1er, s), du Décret, y compris s'ils sont déjà représentés au sein du Conseil par ailleurs.
§ 2. Le candidat à la désignation dépose auprès de la Direction d'appui un dossier de candidature qui comprend :
1° le formulaire de demande de désignation complété tel que publié par la Direction d'appui ;
2° les statuts coordonnés du candidat à la désignation ;
3° une adresse électronique de contact ;
4° les justifications du respect de la condition visée à l'article 26, § 1er, alinéa 1er, 4°, du Décret ;
5° le nombre et la qualité de ses membres actifs dans divers médias.
La Direction d'appui propose sur le site internet du Conseil supérieur un modèle de formulaire de candidature à la désignation reprenant les rubriques mentionnées à l'alinéa 1er.
§ 3. La Direction d'appui analyse la recevabilité de chaque candidature en fonction de la présence des documents mentionnés au § 2, alinéa 1er, du présent article. Si la Direction d'appui constate qu'un dossier est incomplet, elle informe par courriel le candidat à la reconnaissance qui dispose d'un délai de cinq jours ouvrables à dater de l'envoi du courriel pour lui faire parvenir les documents manquants.
§ 4. La Direction d'appui transmet les candidatures au Conseil supérieur, qui se réunit dans un délai de 30 jours à dater de la réception des dossiers de candidature afin d'analyser ces derniers. Les dossiers de reconnaissance incomplets ou introduits hors délai sont déclarés irrecevables par le Conseil.
Le Conseil supérieur remet ensuite au Gouvernement un avis motivé, pour chaque candidat, sur la reconnaissance en tant qu'opérateur chargé de mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 26, § 1er, du Décret. Toutes les pièces utiles et justificatives sont jointes en annexe. Cet avis est transmis au Gouvernement dans les cinq jours ouvrables qui suivent la décision du Conseil supérieur.
Les débats et les votes du Conseil supérieur portant sur la reconnaissance d'un opérateur chargé de mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 26, § 1er, du Décret se déroulent hors de la présence des membres visés à l'article 5, § 2, alinéa 1er, s), du Décret, y compris s'ils sont déjà représentés au sein du Conseil par ailleurs.
Art.11. § 1. Om de vijf jaar wordt op initiatief van de Directie ondersteunende diensten een oproep tot kandidaten gepubliceerd op de website van de Hoge Raad voor operators die het in artikel 27, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief willen uitvoeren. De Directie ondersteunende diensten zal dit bekendmaken via al haar gebruikelijke communicatiekanalen. Tussen de publicatie van de oproep tot kandidaten en de sluiting ervan ligt een periode van dertig dagen.
§ 2. Kandidaten voor aanwijzing moeten een aanvraag indienen bij de Directie ondersteunende diensten, die de volgende elementen moet bevatten:
1° het ingevulde formulier voor de aanwijzingsaanvraag, zoals gepubliceerd door de Directie ondersteunende diensten;
2° de gecoördineerde statuten van de aanwijzingsaanvrager;
3° een e-mailadres voor contact;
4° het bewijs dat de aanvrager in staat is om op een geschikte plaats en op regelmatige basis films te programmeren die van pedagogisch belang zijn op het vlak van media-educatie, in het bijzonder vanuit thematisch, technisch of esthetisch oogpunt;
5° een verantwoording van de redenen waarom de kandidaat meent ervaring en expertise te hebben in het ontwerpen van pedagogische hulpmiddelen met betrekking tot audiovisuele werken aangepast voor schoolpublieken.
De Directie ondersteunende diensten stelt op de website van de Hoge Raad een model van formulier voor de aanwijzingsaanvraag beschikbaar dat de in het eerste lid vermelde rubrieken bevat.
§ 3. De Directie ondersteunende diensten analyseert de ontvankelijkheid van elke aanvraag op basis van de aanwezigheid van de documenten vermeld in § 2, eerste lid, van dit artikel. Als de Directie ondersteunende diensten vaststelt dat een dossier onvolledig is, wordt de aanvrager voor erkenning hiervan per e-mail op de hoogte gesteld. De aanvrager heeft vanaf de verzenddatum van de e-mail vijf werkdagen de tijd om de ontbrekende documenten op te sturen.
§ 4. De Directie ondersteunende diensten stuurt de aanvragen door naar de Hoge Raad, die binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvragen bijeenkomt om ze te analyseren. Onvolledige of te laat ingediende erkenningsaanvragen worden door de Raad onontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad geeft de Regering voor elke kandidaat een met redenen omkleed advies over de erkenning als operator belast met het uitvoeren van het in artikel 27, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief. Alle relevante en ondersteunende documenten zijn bijgevoegd. Dit advies wordt binnen vijf werkdagen na de beslissing van de Hoge Raad naar de Regering gestuurd.
De debatten en stemmingen van de Hoge Raad over de erkenning van een operator belast met het uitvoeren van het in artikel 27, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief vinden plaats zonder de aanwezigheid van de leden bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, s), van het Decreet, zelfs als ze al in de Raad vertegenwoordigd zijn.
§ 2. Kandidaten voor aanwijzing moeten een aanvraag indienen bij de Directie ondersteunende diensten, die de volgende elementen moet bevatten:
1° het ingevulde formulier voor de aanwijzingsaanvraag, zoals gepubliceerd door de Directie ondersteunende diensten;
2° de gecoördineerde statuten van de aanwijzingsaanvrager;
3° een e-mailadres voor contact;
4° het bewijs dat de aanvrager in staat is om op een geschikte plaats en op regelmatige basis films te programmeren die van pedagogisch belang zijn op het vlak van media-educatie, in het bijzonder vanuit thematisch, technisch of esthetisch oogpunt;
5° een verantwoording van de redenen waarom de kandidaat meent ervaring en expertise te hebben in het ontwerpen van pedagogische hulpmiddelen met betrekking tot audiovisuele werken aangepast voor schoolpublieken.
De Directie ondersteunende diensten stelt op de website van de Hoge Raad een model van formulier voor de aanwijzingsaanvraag beschikbaar dat de in het eerste lid vermelde rubrieken bevat.
§ 3. De Directie ondersteunende diensten analyseert de ontvankelijkheid van elke aanvraag op basis van de aanwezigheid van de documenten vermeld in § 2, eerste lid, van dit artikel. Als de Directie ondersteunende diensten vaststelt dat een dossier onvolledig is, wordt de aanvrager voor erkenning hiervan per e-mail op de hoogte gesteld. De aanvrager heeft vanaf de verzenddatum van de e-mail vijf werkdagen de tijd om de ontbrekende documenten op te sturen.
§ 4. De Directie ondersteunende diensten stuurt de aanvragen door naar de Hoge Raad, die binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvragen bijeenkomt om ze te analyseren. Onvolledige of te laat ingediende erkenningsaanvragen worden door de Raad onontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad geeft de Regering voor elke kandidaat een met redenen omkleed advies over de erkenning als operator belast met het uitvoeren van het in artikel 27, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief. Alle relevante en ondersteunende documenten zijn bijgevoegd. Dit advies wordt binnen vijf werkdagen na de beslissing van de Hoge Raad naar de Regering gestuurd.
De debatten en stemmingen van de Hoge Raad over de erkenning van een operator belast met het uitvoeren van het in artikel 27, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief vinden plaats zonder de aanwezigheid van de leden bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, s), van het Decreet, zelfs als ze al in de Raad vertegenwoordigd zijn.
Art.11. § 1er. Tous les cinq ans, un appel à candidatures destiné aux opérateurs souhaitant mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 27, § 1er, du Décret est publié à l'initiative de la Direction d'appui sur le site internet du Conseil supérieur. La Direction d'appui en assure la publicité par tous ses canaux de communication habituels. Un délai de trente jours est prévu entre la publication de l'appel à candidatures et la clôture de la période d'appel à candidatures.
§ 2. Le candidat à la désignation dépose auprès de la Direction d'appui un dossier de candidature qui comprend :
1° le formulaire de demande de désignation complété tel que publié par la Direction d'appui ;
2° les statuts coordonnés du candidat à la désignation ;
3° une adresse électronique de contact ;
4° une justification de la capacité du candidat à programmer, en des lieux adaptés et de façon régulière, des films présentant un intérêt pédagogique en termes d'éducation aux médias, notamment d'un point de vue thématique, technique ou esthétique ;
5° une justification des raisons pour lesquelles le candidat estime avoir une expérience et une expertise dans la conception d'outils pédagogiques relatifs à des oeuvres audiovisuelles adaptés à des publics scolaires.
La Direction d'appui propose sur le site internet du Conseil supérieur un modèle de formulaire de candidature à la désignation reprenant les rubriques mentionnées à l'alinéa 1er.
§ 3. La Direction d'appui analyse la recevabilité de chaque candidature en fonction de la présence des documents mentionnés au § 2, alinéa 1er, du présent article. Si la Direction d'appui constate qu'un dossier est incomplet, elle informe par courriel le candidat à la reconnaissance qui dispose d'un délai de cinq jours ouvrables à dater de l'envoi du courriel pour lui faire parvenir les documents manquants.
§ 4. La Direction d'appui transmet les candidatures au Conseil supérieur, qui se réunit dans un délai de 30 jours à la date de la réception des dossiers de candidature afin d'analyser ces derniers. Les dossiers de reconnaissance incomplets ou introduits hors délai sont déclarés irrecevables par le Conseil.
Le Conseil supérieur remet ensuite au Gouvernement un avis motivé, pour chaque candidat, sur la reconnaissance en tant qu'opérateur chargé de mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 27, § 1er, du Décret. Toutes les pièces utiles et justificatives sont jointes en annexe. Cet avis est transmis au Gouvernement dans les cinq jours ouvrables qui suivent la décision du Conseil supérieur.
Les débats et les votes du Conseil supérieur portant sur la reconnaissance d'un opérateur chargé de mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 27, § 1er, du Décret se déroulent hors de la présence des membres visés à l'article 5, § 2, alinéa 1er, s), du Décret, y compris s'ils sont déjà représentés au sein du Conseil par ailleurs.
§ 2. Le candidat à la désignation dépose auprès de la Direction d'appui un dossier de candidature qui comprend :
1° le formulaire de demande de désignation complété tel que publié par la Direction d'appui ;
2° les statuts coordonnés du candidat à la désignation ;
3° une adresse électronique de contact ;
4° une justification de la capacité du candidat à programmer, en des lieux adaptés et de façon régulière, des films présentant un intérêt pédagogique en termes d'éducation aux médias, notamment d'un point de vue thématique, technique ou esthétique ;
5° une justification des raisons pour lesquelles le candidat estime avoir une expérience et une expertise dans la conception d'outils pédagogiques relatifs à des oeuvres audiovisuelles adaptés à des publics scolaires.
La Direction d'appui propose sur le site internet du Conseil supérieur un modèle de formulaire de candidature à la désignation reprenant les rubriques mentionnées à l'alinéa 1er.
§ 3. La Direction d'appui analyse la recevabilité de chaque candidature en fonction de la présence des documents mentionnés au § 2, alinéa 1er, du présent article. Si la Direction d'appui constate qu'un dossier est incomplet, elle informe par courriel le candidat à la reconnaissance qui dispose d'un délai de cinq jours ouvrables à dater de l'envoi du courriel pour lui faire parvenir les documents manquants.
§ 4. La Direction d'appui transmet les candidatures au Conseil supérieur, qui se réunit dans un délai de 30 jours à la date de la réception des dossiers de candidature afin d'analyser ces derniers. Les dossiers de reconnaissance incomplets ou introduits hors délai sont déclarés irrecevables par le Conseil.
Le Conseil supérieur remet ensuite au Gouvernement un avis motivé, pour chaque candidat, sur la reconnaissance en tant qu'opérateur chargé de mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 27, § 1er, du Décret. Toutes les pièces utiles et justificatives sont jointes en annexe. Cet avis est transmis au Gouvernement dans les cinq jours ouvrables qui suivent la décision du Conseil supérieur.
Les débats et les votes du Conseil supérieur portant sur la reconnaissance d'un opérateur chargé de mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 27, § 1er, du Décret se déroulent hors de la présence des membres visés à l'article 5, § 2, alinéa 1er, s), du Décret, y compris s'ils sont déjà représentés au sein du Conseil par ailleurs.
Art.12. § 1. Elk jaar wordt op initiatief van de Hoge Raad een projectoproep op zijn website gepubliceerd voor operators die het in artikel 29, § 1, van het Decreet bedoelde initiatief willen uitvoeren.
§ 2. De aanvrager dient een subsidieaanvraag in bij de Hoge Raad, die alle in artikel 29, § 2, van het Decreet bedoelde bewijsstukken bevat.
Een model van formulier met deze elementen is beschikbaar op de website van de Hoge Raad en, indien van toepassing, op het SUBSIDES-platform. Tussen de publicatie van de oproep tot het indienen van projecten en de afsluiting van de oproepperiode ligt een periode van minimaal dertig dagen.
Binnen dertig dagen analyseert de Hoge Raad de ontvankelijkheid van elke aanvraag op basis van de aanwezigheid van de elementen opgesomd in artikel 29, § 2, van het Decreet.
De Hoge Raad stelt een examencommissie samen die binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvragen bijeenkomt om de subsidieaanvragen te beoordelen op basis van de criteria vastgelegd in artikel 29, § 2, van het Decreet. Zij stelt een gemotiveerde rangschikking van de projecten op gebaseerd op een gewogen evaluatierooster en stuurt deze naar de Hoge Raad.
De Hoge Raad komt binnen dertig dagen bijeen om de door de examencommissie voorgestelde gemotiveerde rangschikking van de subsidieaanvragen te analyseren. Onvolledige of te laat ingediende subsidieaanvragen worden door de Hoge Raad onontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad geeft vervolgens de Regering een met redenen omkleed advies over elke subsidieaanvraag bedoeld in artikel 29, § 1, van het Decreet. Alle relevante en ondersteunende documenten zijn bijgevoegd. Dit advies wordt binnen vijf dagen na de beslissing van de Hoge Raad naar de Regering gestuurd.
§ 2. De aanvrager dient een subsidieaanvraag in bij de Hoge Raad, die alle in artikel 29, § 2, van het Decreet bedoelde bewijsstukken bevat.
Een model van formulier met deze elementen is beschikbaar op de website van de Hoge Raad en, indien van toepassing, op het SUBSIDES-platform. Tussen de publicatie van de oproep tot het indienen van projecten en de afsluiting van de oproepperiode ligt een periode van minimaal dertig dagen.
Binnen dertig dagen analyseert de Hoge Raad de ontvankelijkheid van elke aanvraag op basis van de aanwezigheid van de elementen opgesomd in artikel 29, § 2, van het Decreet.
De Hoge Raad stelt een examencommissie samen die binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvragen bijeenkomt om de subsidieaanvragen te beoordelen op basis van de criteria vastgelegd in artikel 29, § 2, van het Decreet. Zij stelt een gemotiveerde rangschikking van de projecten op gebaseerd op een gewogen evaluatierooster en stuurt deze naar de Hoge Raad.
De Hoge Raad komt binnen dertig dagen bijeen om de door de examencommissie voorgestelde gemotiveerde rangschikking van de subsidieaanvragen te analyseren. Onvolledige of te laat ingediende subsidieaanvragen worden door de Hoge Raad onontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad geeft vervolgens de Regering een met redenen omkleed advies over elke subsidieaanvraag bedoeld in artikel 29, § 1, van het Decreet. Alle relevante en ondersteunende documenten zijn bijgevoegd. Dit advies wordt binnen vijf dagen na de beslissing van de Hoge Raad naar de Regering gestuurd.
Art.12. § 1er. Chaque année, un appel à projets destiné aux opérateurs souhaitant mettre en oeuvre l'initiative visée à l'article 29, § 1er, du Décret est publié à l'initiative du Conseil Supérieur sur son site internet.
§ 2. Le candidat dépose auprès du Conseil supérieur un dossier de subventionnement qui comprend toutes les justifications des éléments visés à l'article 29, § 2, du Décret.
Il est proposé, sur le site internet du Conseil supérieur, et, le cas échéant, sur la plateforme SUBSIDES, un modèle de formulaire reprenant ces éléments. Un délai minimum de trente jours est prévu entre la publication de l'appel à projets et la clôture de la période d'appel à projets.
Le Conseil supérieur analyse dans un délai de trente jours la recevabilité de chaque candidature en fonction de la présence des éléments repris à l'article 29, § 2, du Décret.
Le Conseil supérieur constitue un jury qui se réunit dans un délai de trente jours après réception des candidatures afin d'évaluer les dossiers de subventionnement sur base des critères prévus à l'article 29, § 2, du Décret. Il établit un classement motivé des projets sur base d'une grille d'évaluation pondérée et le transmet au Conseil supérieur.
Le Conseil supérieur se réunit dans un délai de trente jours afin d'analyser le classement motivé des dossiers de subventionnement proposé par le jury. Les dossiers de subventionnement incomplets ou introduits hors délai sont déclarés irrecevables par le Conseil supérieur.
Le Conseil supérieur remet ensuite au Gouvernement un avis motivé sur chaque demande de subventionnement visé à l'article 29, § 1er, du Décret. Toutes les pièces utiles et justificatives sont jointes en annexe. Cet avis est transmis au Gouvernement dans les cinq jours qui suivent la décision du Conseil supérieur.
§ 2. Le candidat dépose auprès du Conseil supérieur un dossier de subventionnement qui comprend toutes les justifications des éléments visés à l'article 29, § 2, du Décret.
Il est proposé, sur le site internet du Conseil supérieur, et, le cas échéant, sur la plateforme SUBSIDES, un modèle de formulaire reprenant ces éléments. Un délai minimum de trente jours est prévu entre la publication de l'appel à projets et la clôture de la période d'appel à projets.
Le Conseil supérieur analyse dans un délai de trente jours la recevabilité de chaque candidature en fonction de la présence des éléments repris à l'article 29, § 2, du Décret.
Le Conseil supérieur constitue un jury qui se réunit dans un délai de trente jours après réception des candidatures afin d'évaluer les dossiers de subventionnement sur base des critères prévus à l'article 29, § 2, du Décret. Il établit un classement motivé des projets sur base d'une grille d'évaluation pondérée et le transmet au Conseil supérieur.
Le Conseil supérieur se réunit dans un délai de trente jours afin d'analyser le classement motivé des dossiers de subventionnement proposé par le jury. Les dossiers de subventionnement incomplets ou introduits hors délai sont déclarés irrecevables par le Conseil supérieur.
Le Conseil supérieur remet ensuite au Gouvernement un avis motivé sur chaque demande de subventionnement visé à l'article 29, § 1er, du Décret. Toutes les pièces utiles et justificatives sont jointes en annexe. Cet avis est transmis au Gouvernement dans les cinq jours qui suivent la décision du Conseil supérieur.
Art.13. Overeenkomstig artikel 30, § 1, van het Decreet kunnen operators die een in artikel 29, § 1, van het Decreet vastgelegde subsidie hebben ontvangen, bij de Directie ondersteunende diensten een aanvraag indienen voor het verkrijgen van een meerjarige subsidie waarmee zij hun project met drie jaar kunnen verlengen.
Deze operator dient een bijkomende subsidieaanvraag in bij de Directie ondersteunende diensten, die naast de verantwoording van de elementen bedoeld in artikel 29, § 2, van het Decreet de volgende elementen bevat:
1° een verantwoording van de redenen waarom de operator van mening is dat zijn project van groot belang is voor het beleid inzake media-educatie in de Franse Gemeenschap;
2° een driejarig evolutieplan voor het project, dat met name het volgende specificeert:
de hoofdlijnen en algemene doelstellingen van het project, ontwikkeld over drie jaar;
een beschrijving van de geplande activiteiten, met vermelding van het type en de omvang, als jaargemiddelde en voor de duur van de aangevraagde overeenkomst;
de doelgroep(en);
de ontwikkelde methodologie;
een gedetailleerde begroting voor drie jaar, inclusief een beschrijving van de andere publieke en private financiële steun die werd gevraagd en/of verkregen voor het betrokken project op het ogenblik van de indiening van de aanvraag.
De Directie ondersteunende diensten stelt op de website van de Hoge Raad een model van aanvraagformulier beschikbaar dat de in het tweede lid vermelde rubrieken bevat.
Binnen dertig dagen na ontvangst van de subsidieaanvraag beoordeelt de Directie ondersteunende diensten de ontvankelijkheid van elke aanvraag op basis van de aanwezigheid van de in het tweede lid genoemde elementen.
De Hoge Raad stelt een examencommissie samen die binnen 30 dagen na ontvangst van de ontvankelijke aanvragen bijeenkomt om de subsidieaanvragen te beoordelen op basis van de criteria vastgelegd in artikel 30, § 2, van het Decreet. Zij stelt een gemotiveerde rangschikking van de projecten op gebaseerd op een gewogen evaluatierooster en stuurt deze naar de Hoge Raad.
De Hoge Raad komt bijeen binnen 30 dagen vanaf de dag die volgt op de toezending van de ranglijst gemotiveerd door de examencommissie, zoals bepaald in het vorige lid. Om de gemotiveerde rangschikking van de subsidieaanvragen die door de examencommissie is voorgesteld te analyseren. Onvolledige of te laat ingediende subsidieaanvragen worden door de Hoge Raad onontvankelijk verklaard en de andere aanvragen worden onderzocht.
De Hoge Raad geeft de Regering een met redenen omkleed advies over elke subsidieaanvraag bedoeld in artikel 30, § 1, van het Decreet. Alle relevante en ondersteunende documenten zijn bijgevoegd. Dit advies wordt binnen vijf werkdagen na de beslissing van de Hoge Raad naar de Regering gestuurd.
Deze operator dient een bijkomende subsidieaanvraag in bij de Directie ondersteunende diensten, die naast de verantwoording van de elementen bedoeld in artikel 29, § 2, van het Decreet de volgende elementen bevat:
1° een verantwoording van de redenen waarom de operator van mening is dat zijn project van groot belang is voor het beleid inzake media-educatie in de Franse Gemeenschap;
2° een driejarig evolutieplan voor het project, dat met name het volgende specificeert:
de hoofdlijnen en algemene doelstellingen van het project, ontwikkeld over drie jaar;
een beschrijving van de geplande activiteiten, met vermelding van het type en de omvang, als jaargemiddelde en voor de duur van de aangevraagde overeenkomst;
de doelgroep(en);
de ontwikkelde methodologie;
een gedetailleerde begroting voor drie jaar, inclusief een beschrijving van de andere publieke en private financiële steun die werd gevraagd en/of verkregen voor het betrokken project op het ogenblik van de indiening van de aanvraag.
De Directie ondersteunende diensten stelt op de website van de Hoge Raad een model van aanvraagformulier beschikbaar dat de in het tweede lid vermelde rubrieken bevat.
Binnen dertig dagen na ontvangst van de subsidieaanvraag beoordeelt de Directie ondersteunende diensten de ontvankelijkheid van elke aanvraag op basis van de aanwezigheid van de in het tweede lid genoemde elementen.
De Hoge Raad stelt een examencommissie samen die binnen 30 dagen na ontvangst van de ontvankelijke aanvragen bijeenkomt om de subsidieaanvragen te beoordelen op basis van de criteria vastgelegd in artikel 30, § 2, van het Decreet. Zij stelt een gemotiveerde rangschikking van de projecten op gebaseerd op een gewogen evaluatierooster en stuurt deze naar de Hoge Raad.
De Hoge Raad komt bijeen binnen 30 dagen vanaf de dag die volgt op de toezending van de ranglijst gemotiveerd door de examencommissie, zoals bepaald in het vorige lid. Om de gemotiveerde rangschikking van de subsidieaanvragen die door de examencommissie is voorgesteld te analyseren. Onvolledige of te laat ingediende subsidieaanvragen worden door de Hoge Raad onontvankelijk verklaard en de andere aanvragen worden onderzocht.
De Hoge Raad geeft de Regering een met redenen omkleed advies over elke subsidieaanvraag bedoeld in artikel 30, § 1, van het Decreet. Alle relevante en ondersteunende documenten zijn bijgevoegd. Dit advies wordt binnen vijf werkdagen na de beslissing van de Hoge Raad naar de Regering gestuurd.
Art.13. Conformément à l'article 30, § 1er, du Décret, les opérateurs ayant bénéficié d'une subvention prévue à l'article 29, § 1er, du Décret peuvent déposer un dossier de demande auprès de la direction d'appui pour obtenir une subvention pluriannuelle leur permettant de prolonger leur projet pour une période de trois années supplémentaires.
Cet opérateur dépose auprès de la Direction d'appui un dossier de demande de subventionnement supplémentaire qui comprend, outre la justification des éléments visés à l'article 29, § 2, du Décret :
1° une justification des raisons pour lesquelles l'opérateur estime que son projet présente un intérêt majeur pour la politique d'éducation aux médias en Communauté française ;
2° un plan d'évolution du projet sur trois années qui précise notamment :
les lignes de force et les objectifs généraux du projet, développé sur trois années ;
la description des activités planifiées, en précisant le type et le volume, en moyenne annuelle et sur la durée de la convention demandée ;
le(s) public(s) cible(s);
la méthodologie développée ;
un budget détaillé sur trois années reprenant notamment une description des autres aides financières publiques et privées demandées et/ou obtenues pour le projet concerné au moment du dépôt de la demande.
La Direction d'appui propose sur le site internet du Conseil supérieur un modèle de formulaire de demande reprenant les rubriques mentionnées à l'alinéa 2.
La Direction d'appui analyse, dans un délai de trente jours à dater de la réception du dossier de demande de subventionnement, la recevabilité de chaque candidature en fonction de la présence des éléments repris à l'alinéa 2.
Le Conseil supérieur constitue un jury qui se réunit dans un délai de 30 jours à dater de la réception des candidatures recevables afin d'évaluer les dossiers de subventionnement sur base des critères prévus à l'article 30, § 2, du Décret. Il établit un classement motivé des projets sur base d'une grille d'évaluation pondérée et le transmet au Conseil supérieur.
Le Conseil supérieur se réunit dans un délai de 30 jours à partir du lendemain de la transmission du classement motivé par le jury tel que prévu à l'alinéa précédent. Afin d'analyser le classement motivé des dossiers de subventionnement proposé par son jury. Les dossiers de subventionnement incomplets ou introduits hors délai sont déclarés irrecevables par le Conseil supérieur et les autres font l'objet d'une analyse.
Le Conseil supérieur remet au Gouvernement un avis motivé sur chaque demande de subventionnement visé à l'article 30, § 1er, du Décret. Toutes les pièces utiles et justificatives sont jointes en annexe. Cet avis est transmis au Gouvernement dans les cinq jours ouvrables qui suivent la décision du Conseil supérieur.
Cet opérateur dépose auprès de la Direction d'appui un dossier de demande de subventionnement supplémentaire qui comprend, outre la justification des éléments visés à l'article 29, § 2, du Décret :
1° une justification des raisons pour lesquelles l'opérateur estime que son projet présente un intérêt majeur pour la politique d'éducation aux médias en Communauté française ;
2° un plan d'évolution du projet sur trois années qui précise notamment :
les lignes de force et les objectifs généraux du projet, développé sur trois années ;
la description des activités planifiées, en précisant le type et le volume, en moyenne annuelle et sur la durée de la convention demandée ;
le(s) public(s) cible(s);
la méthodologie développée ;
un budget détaillé sur trois années reprenant notamment une description des autres aides financières publiques et privées demandées et/ou obtenues pour le projet concerné au moment du dépôt de la demande.
La Direction d'appui propose sur le site internet du Conseil supérieur un modèle de formulaire de demande reprenant les rubriques mentionnées à l'alinéa 2.
La Direction d'appui analyse, dans un délai de trente jours à dater de la réception du dossier de demande de subventionnement, la recevabilité de chaque candidature en fonction de la présence des éléments repris à l'alinéa 2.
Le Conseil supérieur constitue un jury qui se réunit dans un délai de 30 jours à dater de la réception des candidatures recevables afin d'évaluer les dossiers de subventionnement sur base des critères prévus à l'article 30, § 2, du Décret. Il établit un classement motivé des projets sur base d'une grille d'évaluation pondérée et le transmet au Conseil supérieur.
Le Conseil supérieur se réunit dans un délai de 30 jours à partir du lendemain de la transmission du classement motivé par le jury tel que prévu à l'alinéa précédent. Afin d'analyser le classement motivé des dossiers de subventionnement proposé par son jury. Les dossiers de subventionnement incomplets ou introduits hors délai sont déclarés irrecevables par le Conseil supérieur et les autres font l'objet d'une analyse.
Le Conseil supérieur remet au Gouvernement un avis motivé sur chaque demande de subventionnement visé à l'article 30, § 1er, du Décret. Toutes les pièces utiles et justificatives sont jointes en annexe. Cet avis est transmis au Gouvernement dans les cinq jours ouvrables qui suivent la décision du Conseil supérieur.
Art.14. § 1. Elk jaar wordt op initiatief van de Directie ondersteunende diensten op de website van de Raad een projectoproep gepubliceerd voor operators die activiteiten willen ontwikkelen om bij te dragen tot de bewustmakings- en promotieweek gewijd aan media-educatie, zoals bepaald in artikel 31 van het Decreet. De Directie ondersteunende diensten zal dit bekendmaken via al haar gebruikelijke communicatiekanalen. Tussen de publicatie van de oproep tot het indienen van projecten voor activiteiten en de afsluiting van de oproepperiode ligt een periode van minimaal dertig dagen.
§ 2. Elke aanvrager dient een subsidieaanvraag in bij de Directie ondersteunende diensten, die bestaat uit:
1° voorstellen voor activiteiten die kunnen worden uitgevoerd tijdens de data van deze week die elk jaar door de Raad worden vastgesteld;
2° het identificeren van het type van elke activiteit;
3° het identificeren van de doelgroepen en hun kenmerken;
4° het identificeren van de doelstellingen die worden nagestreefd op het vlak van sensibilisering, kritische bewustmaking en/of de ontwikkeling van vaardigheden inzake media-educatie in overeenstemming met de doelstellingen van media-educatie zoals vastgesteld in artikel 2 van het Decreet;
5° het identificeren van de locatie voor het organiseren van elke activiteit;
6° het budget dat nodig is om elke activiteit uit te voeren.
Een enkele operator kan alleen steun aanvragen in de vorm van een subsidie voor maximaal €10.000.
De Directie ondersteunende diensten stelt op de website van de Raad een model van formulier beschikbaar dat deze elementen bevat.
Binnen dertig dagen analyseert de Directie ondersteunende diensten de ontvankelijkheid van elke aanvraag op basis van de aanwezigheid van de elementen opgesomd in het tweede lid van dit paragraaf.
De Hoge Raad stelt een examencommissie samen die binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvragen bijeenkomt om de subsidieaanvragen te beoordelen op basis van de volgende criteria:
1° de samenhang tussen de voorgestelde activiteit en de uitdagingen en doelstellingen van media-educatie;
2° de relevantie van het doelpubliek;
3° de relevantie van de gebruikte activiteiten en pedagogie in relatie tot het doelpubliek en het jaarthema van de week;
4° de toereikendheid van het budget in verhouding tot de activiteit en de kostprijs per deelnemer.
Zij stelt een gemotiveerde rangschikking van de projecten op gebaseerd op een gewogen evaluatierooster en stuurt deze naar de Hoge Raad.
De Hoge Raad komt binnen dertig dagen bijeen om de door de examencommissie voorgestelde gemotiveerde rangschikking van de subsidieaanvragen te analyseren. Onvolledige of te laat ingediende subsidieaanvragen worden door de Raad onontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad geeft vervolgens de Regering een met redenen omkleed advies over elke subsidieaanvraag bedoeld in artikel 31 van het Decreet. Alle relevante en ondersteunende documenten zijn bijgevoegd. Dit advies wordt binnen vijf dagen na de beslissing van de Raad naar de Regering gestuurd.
§ 2. Elke aanvrager dient een subsidieaanvraag in bij de Directie ondersteunende diensten, die bestaat uit:
1° voorstellen voor activiteiten die kunnen worden uitgevoerd tijdens de data van deze week die elk jaar door de Raad worden vastgesteld;
2° het identificeren van het type van elke activiteit;
3° het identificeren van de doelgroepen en hun kenmerken;
4° het identificeren van de doelstellingen die worden nagestreefd op het vlak van sensibilisering, kritische bewustmaking en/of de ontwikkeling van vaardigheden inzake media-educatie in overeenstemming met de doelstellingen van media-educatie zoals vastgesteld in artikel 2 van het Decreet;
5° het identificeren van de locatie voor het organiseren van elke activiteit;
6° het budget dat nodig is om elke activiteit uit te voeren.
Een enkele operator kan alleen steun aanvragen in de vorm van een subsidie voor maximaal €10.000.
De Directie ondersteunende diensten stelt op de website van de Raad een model van formulier beschikbaar dat deze elementen bevat.
Binnen dertig dagen analyseert de Directie ondersteunende diensten de ontvankelijkheid van elke aanvraag op basis van de aanwezigheid van de elementen opgesomd in het tweede lid van dit paragraaf.
De Hoge Raad stelt een examencommissie samen die binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvragen bijeenkomt om de subsidieaanvragen te beoordelen op basis van de volgende criteria:
1° de samenhang tussen de voorgestelde activiteit en de uitdagingen en doelstellingen van media-educatie;
2° de relevantie van het doelpubliek;
3° de relevantie van de gebruikte activiteiten en pedagogie in relatie tot het doelpubliek en het jaarthema van de week;
4° de toereikendheid van het budget in verhouding tot de activiteit en de kostprijs per deelnemer.
Zij stelt een gemotiveerde rangschikking van de projecten op gebaseerd op een gewogen evaluatierooster en stuurt deze naar de Hoge Raad.
De Hoge Raad komt binnen dertig dagen bijeen om de door de examencommissie voorgestelde gemotiveerde rangschikking van de subsidieaanvragen te analyseren. Onvolledige of te laat ingediende subsidieaanvragen worden door de Raad onontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad geeft vervolgens de Regering een met redenen omkleed advies over elke subsidieaanvraag bedoeld in artikel 31 van het Decreet. Alle relevante en ondersteunende documenten zijn bijgevoegd. Dit advies wordt binnen vijf dagen na de beslissing van de Raad naar de Regering gestuurd.
Art.14. § 1er. Chaque année, un appel à projets destiné aux opérateurs souhaitant développer des activités pour alimenter la semaine de sensibilisation et de promotion consacrée à l'éducation aux médias, prévue à l'article 31 du Décret, est publié à l'initiative de la Direction d'appui sur le site internet du Conseil. La Direction d'appui en assure la publicité par tous ses canaux de communication habituels. Un délai de minimum trente jours est prévu entre la publication de l'appel à projets d'activités et la clôture de la période d'appel à projets.
§ 2. Chaque candidat dépose auprès de la Direction d'appui un dossier de subventionnement qui comprend :
1° des propositions d'activités pouvant être menées durant les dates de cette semaine déterminées chaque année par le Conseil ;
2° l'identification du type de chaque activité ;
3° l'identification des publics visés et leurs caractéristiques ;
4° l'identification des objectifs poursuivis en termes de sensibilisation, d'éveil critique et/ou de développement des compétences en éducation aux médias en cohérence avec les objectifs de l'éducation aux médias tels que définis à l'article 2 du Décret ;
5° l'identification du lieu d'organisation pour chaque activité ;
6° le budget nécessaire à la réalisation de chaque activité.
Un même opérateur ne peut demander un soutien sous forme d'une subvention que pour un maximum de 10.000 €.
La Direction d'appui propose sur le site internet du Conseil un modèle de formulaire reprenant ces éléments.
La Direction d'appui analyse dans un délai de trente jours la recevabilité de chaque candidature en fonction de la présence des éléments repris à l'alinéa 2 du présent paragraphe.
Le Conseil supérieur constitue un jury qui se réunit dans un délai de trente jours après réception des candidatures afin d'évaluer les dossiers de subventionnement sur base des critères suivants :
1° la cohérence entre l'activité proposée et les enjeux et objectifs de l'éducation aux médias ;
2° la pertinence du public visé ;
3° la pertinence des activités et de la pédagogie utilisée en rapport avec le public visé et la thématique annuelle de la semaine ;
4° l'adéquation du budget au regard de l'activité et son coût par participant.
Il établit un classement motivé des projets sur base d'une grille d'évaluation pondérée et le transmet au Conseil supérieur.
Le Conseil supérieur se réunit dans un délai de trente jours afin d'analyser le classement motivé des dossiers de subventionnement proposé par le jury. Les dossiers de subventionnement incomplets ou introduits hors délai sont déclarés irrecevables par le Conseil.
Le Conseil supérieur remet ensuite au Gouvernement un avis motivé sur chaque demande de subventionnement visé à l'article 31 du Décret. Toutes les pièces utiles et justificatives sont jointes en annexe. Cet avis est transmis au Gouvernement dans les cinq jours qui suivent la décision du Conseil.
§ 2. Chaque candidat dépose auprès de la Direction d'appui un dossier de subventionnement qui comprend :
1° des propositions d'activités pouvant être menées durant les dates de cette semaine déterminées chaque année par le Conseil ;
2° l'identification du type de chaque activité ;
3° l'identification des publics visés et leurs caractéristiques ;
4° l'identification des objectifs poursuivis en termes de sensibilisation, d'éveil critique et/ou de développement des compétences en éducation aux médias en cohérence avec les objectifs de l'éducation aux médias tels que définis à l'article 2 du Décret ;
5° l'identification du lieu d'organisation pour chaque activité ;
6° le budget nécessaire à la réalisation de chaque activité.
Un même opérateur ne peut demander un soutien sous forme d'une subvention que pour un maximum de 10.000 €.
La Direction d'appui propose sur le site internet du Conseil un modèle de formulaire reprenant ces éléments.
La Direction d'appui analyse dans un délai de trente jours la recevabilité de chaque candidature en fonction de la présence des éléments repris à l'alinéa 2 du présent paragraphe.
Le Conseil supérieur constitue un jury qui se réunit dans un délai de trente jours après réception des candidatures afin d'évaluer les dossiers de subventionnement sur base des critères suivants :
1° la cohérence entre l'activité proposée et les enjeux et objectifs de l'éducation aux médias ;
2° la pertinence du public visé ;
3° la pertinence des activités et de la pédagogie utilisée en rapport avec le public visé et la thématique annuelle de la semaine ;
4° l'adéquation du budget au regard de l'activité et son coût par participant.
Il établit un classement motivé des projets sur base d'une grille d'évaluation pondérée et le transmet au Conseil supérieur.
Le Conseil supérieur se réunit dans un délai de trente jours afin d'analyser le classement motivé des dossiers de subventionnement proposé par le jury. Les dossiers de subventionnement incomplets ou introduits hors délai sont déclarés irrecevables par le Conseil.
Le Conseil supérieur remet ensuite au Gouvernement un avis motivé sur chaque demande de subventionnement visé à l'article 31 du Décret. Toutes les pièces utiles et justificatives sont jointes en annexe. Cet avis est transmis au Gouvernement dans les cinq jours qui suivent la décision du Conseil.
HOOFDSTUK V. - Slot-, overgangs- en opheffingsbepalingen
CHAPITRE V. - Dispositions finales, transitoires et abrogatoires
Art.15. Overeenkomstig artikel 37 van het Decreet stelt de Hoge Raad voor het eerst in 2029 en vervolgens om de vijf jaar een algemeen verslag op over de uitvoering van het Decreet.
Het verslag behandelt met name de volgende punten:
1° het identificeren van de systemen en operaties die de missies en doelstellingen bepaald door het Decreet hebben kunnen realiseren;
2° als een systeem of een operatie de missies en doelstellingen bepaald door het Decreet niet heeft kunnen bereiken, de redenen waarom die missies en doelstellingen niet zijn bereikt;
3° een kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de ontwikkeling van de systemen en operaties over vijf jaar;
4° een evaluatie van de missies toevertrouwd aan de Hoge Raad, zijn werking, samenstelling en budgettaire middelen;
5° een evaluatie van de missies toevertrouwd aan de Middelencentra en hun budgettaire middelen;
6° een evaluatie van de relevantie en de financiering van de operaties vastgelegd in artikelen 25 tot 31 van het Decreet.
Het verslag doet aanbevelingen aan de Regering om het beleid inzake media-educatie in de Franse Gemeenschap te verbeteren.
Het verslag behandelt met name de volgende punten:
1° het identificeren van de systemen en operaties die de missies en doelstellingen bepaald door het Decreet hebben kunnen realiseren;
2° als een systeem of een operatie de missies en doelstellingen bepaald door het Decreet niet heeft kunnen bereiken, de redenen waarom die missies en doelstellingen niet zijn bereikt;
3° een kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de ontwikkeling van de systemen en operaties over vijf jaar;
4° een evaluatie van de missies toevertrouwd aan de Hoge Raad, zijn werking, samenstelling en budgettaire middelen;
5° een evaluatie van de missies toevertrouwd aan de Middelencentra en hun budgettaire middelen;
6° een evaluatie van de relevantie en de financiering van de operaties vastgelegd in artikelen 25 tot 31 van het Decreet.
Het verslag doet aanbevelingen aan de Regering om het beleid inzake media-educatie in de Franse Gemeenschap te verbeteren.
Art.15. Conformément à l'article 37 du Décret et pour la première fois en 2029 et ensuite tous les cinq ans, le Conseil supérieur rédige un rapport général sur la mise en oeuvre du Décret.
Le rapport aborde notamment les points suivants :
1° l'identification des dispositifs et opérations qui ont pu atteindre les missions et objectifs définis par le Décret ;
2° si un dispositif ou une opération n'a pu atteindre les missions et objectifs définis par le Décret, les raisons pour lesquelles ces missions et objectifs n'ont pas pu être atteints ;
3° une analyse qualitative et quantitative de l'évolution des dispositifs et opérations sur cinq ans ;
4° une évaluation des missions confiées au Conseil supérieur, de son fonctionnement, de sa composition et de ses moyens budgétaires ;
5° une évaluation des missions confiées aux Centres de ressources et de leurs moyens budgétaires ;
6° une évaluation de la pertinence et du financement des opérations prévues aux articles 25 à 31 du Décret.
Le rapport formule des recommandations au Gouvernement aux fins d'améliorer la politique de l'éducation aux médias en Communauté française.
Le rapport aborde notamment les points suivants :
1° l'identification des dispositifs et opérations qui ont pu atteindre les missions et objectifs définis par le Décret ;
2° si un dispositif ou une opération n'a pu atteindre les missions et objectifs définis par le Décret, les raisons pour lesquelles ces missions et objectifs n'ont pas pu être atteints ;
3° une analyse qualitative et quantitative de l'évolution des dispositifs et opérations sur cinq ans ;
4° une évaluation des missions confiées au Conseil supérieur, de son fonctionnement, de sa composition et de ses moyens budgétaires ;
5° une évaluation des missions confiées aux Centres de ressources et de leurs moyens budgétaires ;
6° une évaluation de la pertinence et du financement des opérations prévues aux articles 25 à 31 du Décret.
Le rapport formule des recommandations au Gouvernement aux fins d'améliorer la politique de l'éducation aux médias en Communauté française.
Art.16. Het Huishoudelijk Reglement van de Hoge Raad, goedgekeurd door artikel 1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 juli 2010, is van toepassing tot het nieuwe Huishoudelijk Reglement wordt aangenomen overeenkomstig de voorwaarden bepaald in artikel 9 van het Decreet.
Art.16. Le Règlement d'ordre intérieur du Conseil supérieur, approuvé par l'article 1er de l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 15 juillet 2010, est d'application jusqu'à l'adoption du nouveau Règlement d'ordre selon les conditions prévues à l'article 9 du Décret.
Art.17. De volgende besluiten worden opgeheven:
1° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 april 2011 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van het Bureau van de Hoge Raad voor Opvoeding tot de Media alsook van de nadere regels voor de toekenning van presentiegeld;
2° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 september 2013 betreffende de procedure voor de aanwijzing van een operator, belast met het organiseren van een cultureel initiatief inzake opvoeding tot de media dat betrekking heeft op de programmering, tegen verminderde prijzen, van films in bioscoopzalen voor de leerlingen van de schoolinrichtingen van het gewoon en gespecialiseerd basis- en secundair onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd of gesubsidieerd en op de verwezenlijking van pedagogische instrumenten die gepaard gaan met die films;
3° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 oktober 2013 betreffende de procedure voor de aanstelling van een operator belast met een initiatief inzake opvoeding tot de media dat betrekking heeft op het kosteloze bezoek van beroepsjournalisten in de schoolinrichtingen;
4° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 oktober 2013 betreffende de procedure voor de aanstelling van een operator belast met een initiatief inzake opvoeding tot de media in verband met de dagbladpers en inzake aankoop van dagbladen die kosteloos ter beschikking worden gesteld van schoolinrichtingen en andere instellingen;
5° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 oktober 2013 betreffende de procedure voor de erkenning van de Documentatiecentra voor opvoeding tot de media.
1° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 april 2011 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van het Bureau van de Hoge Raad voor Opvoeding tot de Media alsook van de nadere regels voor de toekenning van presentiegeld;
2° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 september 2013 betreffende de procedure voor de aanwijzing van een operator, belast met het organiseren van een cultureel initiatief inzake opvoeding tot de media dat betrekking heeft op de programmering, tegen verminderde prijzen, van films in bioscoopzalen voor de leerlingen van de schoolinrichtingen van het gewoon en gespecialiseerd basis- en secundair onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd of gesubsidieerd en op de verwezenlijking van pedagogische instrumenten die gepaard gaan met die films;
3° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 oktober 2013 betreffende de procedure voor de aanstelling van een operator belast met een initiatief inzake opvoeding tot de media dat betrekking heeft op het kosteloze bezoek van beroepsjournalisten in de schoolinrichtingen;
4° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 oktober 2013 betreffende de procedure voor de aanstelling van een operator belast met een initiatief inzake opvoeding tot de media in verband met de dagbladpers en inzake aankoop van dagbladen die kosteloos ter beschikking worden gesteld van schoolinrichtingen en andere instellingen;
5° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 oktober 2013 betreffende de procedure voor de erkenning van de Documentatiecentra voor opvoeding tot de media.
Art.17. Les arrêtés suivants sont abrogés :
1° l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 28 avril 2011 fixant la composition et les modalités de fonctionnement du Bureau du Conseil supérieur de l'éducation aux Médias ainsi que les modalités d'attribution des jetons de présence ;
2° l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 19 septembre 2013 relatif à la procédure de désignation d'un opérateur chargé d'organiser une initiative culturelle d'éducation aux médias portant sur la programmation à prix réduits de films dans les salles de cinéma à destination des élèves des établissements scolaires de l'enseignement fondamental et secondaire ordinaires et spécialisés, organisés ou subventionnés par la Communauté française et à la réalisation d'outils pédagogiques destinés à accompagner ces films ;
3° l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 10 octobre 2013 relatif à la procédure de désignation d'un opérateur chargé d'une initiative d'éducation aux médias portant sur la visite gratuite de journalistes professionnels au sein des établissements scolaires ;
4° l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 10 octobre 2013 relatif à la procédure de désignation d'un opérateur chargé d'une initiative d'éducation aux médias portant sur la presse quotidienne et à l'achat de journaux mis gratuitement à disposition des établissements scolaires et d'autres institutions ;
5° l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 10 octobre 2013 relatif à la procédure de reconnaissance des Centres de ressources en éducation aux médias.
1° l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 28 avril 2011 fixant la composition et les modalités de fonctionnement du Bureau du Conseil supérieur de l'éducation aux Médias ainsi que les modalités d'attribution des jetons de présence ;
2° l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 19 septembre 2013 relatif à la procédure de désignation d'un opérateur chargé d'organiser une initiative culturelle d'éducation aux médias portant sur la programmation à prix réduits de films dans les salles de cinéma à destination des élèves des établissements scolaires de l'enseignement fondamental et secondaire ordinaires et spécialisés, organisés ou subventionnés par la Communauté française et à la réalisation d'outils pédagogiques destinés à accompagner ces films ;
3° l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 10 octobre 2013 relatif à la procédure de désignation d'un opérateur chargé d'une initiative d'éducation aux médias portant sur la visite gratuite de journalistes professionnels au sein des établissements scolaires ;
4° l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 10 octobre 2013 relatif à la procédure de désignation d'un opérateur chargé d'une initiative d'éducation aux médias portant sur la presse quotidienne et à l'achat de journaux mis gratuitement à disposition des établissements scolaires et d'autres institutions ;
5° l'arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 10 octobre 2013 relatif à la procédure de reconnaissance des Centres de ressources en éducation aux médias.
Art.18. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2025.
Art.18. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2025.
Art. 19. De Minister van Media is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 19. Le Ministre ayant les médias dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.