Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
6 JUNI 2024. - Besluit van de Regering tot vaststelling van bepaalde financieringsregels voor de woonzorgcentra voor ouderen voor de jaren 2024 tot 2029(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-10-2024 en tekstbijwerking tot 14-05-2025)
Titre
6 JUIN 2024. - Arrêté du Gouvernement fixant certaines modalités de financement concernant les centres de repos et de soins pour personnes âgées pour les années 2024 à 2029(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 30-10-2024 et mise à jour au 14-05-2025)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (45)
Texte (45)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
CHAPITRE 1er. - Dispositions générales
Artikel 1. Dit besluit stelt bepaalde financieringsregels voor de woonzorgcentra voor ouderen voor de jaren 2024 tot en met 2029 vast ter uitvoering van artikel 100, § 2, van het decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg.
  De financiering die op grond van dit besluit wordt toegekend, geschiedt in de vorm van een forfaitaire subsidie en wordt ten vroegste op 29 juni 2024 als eenmalig bedrag aan de begunstigden uitbetaald.
Article 1er. Le présent arrêté fixe, en exécution de l'article 100, § 2, du décret du 13 décembre 2018 concernant les offres pour personnes âgées ou dépendantes ainsi que les soins palliatifs, certaines modalités de financement concernant les centres de repos et de soins pour personnes âgées pour les années 2024 à 2029 incluse.
  Le financement accordé en vertu du présent arrêté prend la forme d'un subside forfaitaire et est liquidé aux bénéficiaires en une seule fois, au plus tôt le 29 juin 2024.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° decreet: het decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg;
  2° besluit van 22 juni 2001: het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid";
  3° besluit van 20 juni 2017: het besluit van de Regering van 20 juni 2017 betreffende mobiliteitshulpmiddelen;
  4° besluit van 25 mei 2023: het besluit van de Regering van 25 mei 2023 tot subsidiëring van de infrastructuurprojecten inzake woonstructuren voor ouderen;
  5° besluit van 29 februari 2024: het besluit van de Regering van 29 februari 2024 tot bepaling van minimale personeelsnormen in woonzorgcentra voor ouderen;
  6° administratie: het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap dat bevoegd is voor Ouderen;
  7° dienstverrichter: de dienstverrichter van een woonzorgcentrum voor ouderen.
Art.2. Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par :
  1° décret : le décret du 13 décembre 2018 concernant les offres pour personnes âgées ou dépendantes ainsi que les soins palliatifs ;
  2° arrêté du 22 juin 2001 : l'arrêté du Gouvernement du 22 juin 2001 fixant les bases de calcul en ce qui concerne la subsidiation des frais de personnel dans les secteurs des affaires sociales et de la santé ;
  3° arrêté du 20 juin 2017 : l'arrêté du Gouvernement du 20 juin 2017 relatif aux aides à la mobilité ;
  4° arrêté du 25 mai 2023 : l'arrêté du 25 mai 2023 relatif au subventionnement des projets d'infrastructure concernant des structures d'hébergement pour personnes âgées ;
  5° arrêté du 29 février 2024 : l'arrêté du Gouvernement du 29 février 2024 fixant les normes minimales en matière de personnel dans les centres de repos et de soins pour personnes âgées ;
  6° administration : le département du Ministère de la Communauté germanophone compétent en matière de personnes âgées ;
  7° prestataire : le prestataire d'un centre de repos et de soins pour personnes âgées.
Art.3. § 1 - Elk jaar, hierna: jaar N+1, dan wel op de tijdstippen vermeld in artikel 13, controleert de administratie de benutting van de overeenkomstig dit besluit uitbetaalde subsidies en de naleving van de voorwaarden voor de berekening en de toekenning tijdens het aan de controle voorafgaande jaar, hierna: jaar N, respectievelijk tijdens de perioden vermeld in artikel 13.
  Met behoud van de toepassing van artikel 48 van het besluit van de Regering van 20 juni 2017 betreffende mobiliteitshulpmiddelen stelt de administratie, op basis van die controle, voor de toepassing van elk hoofdstuk een verslag op waaruit blijkt of er voor het jaar N een recht op nabetaling dan wel een verplichting tot terugbetaling bestaat, en de administratie bezorgt dat verslag uiterlijk in de maand april van het jaar N + 1 aan de betrokken dienstverrichter.
  Binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van het verslag, kan de dienstverrichter zijn standpunt daaromtrent te kennen geven en, indien nodig, aanvullende bewijzen en bewijsstukken over de benutting van de subsidies indienen bij de administratie.
  § 2 - Op basis van de overeenkomstig paragraaf 1 opgestelde verslagen stelt de administratie uiterlijk in augustus 2030 een hoofdstukoverschrijdende eindafrekening op over de rechten op nabetaling en de verplichtingen tot terugbetaling voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2029. Voor zover daaruit blijkt dat er een recht op nabetaling en tegelijk een verplichting tot terugbetaling bestaat, kunnen de overeenkomstige bedragen met elkaar worden verrekend. De Regering zal het daaruit voortvloeiende saldo op 1 september 2030 nabetalen of terugvorderen.
  § 3 - Dit artikel is niet van toepassing op hoofdstuk 2.
Art.3. § 1 L'administration contrôle chaque année, ci-après dénommée " année N+1 ", plus précisément aux moments indiqués à l'article 13, l'utilisation des subsides versés conformément au présent arrêté ainsi que le respect des conditions de calcul et d'octroi pendant l'année précédant le contrôle, ci-après dénommée " année N ", plus précisément au cours des périodes mentionnées à l'article 13.
  Sans préjudice de l'article 48 de l'arrêté du Gouvernement du 20 juin 2017 relatif aux aides à la mobilité, l'administration établit sur la base de ce contrôle, pour l'application de chaque chapitre, un rapport indiquant s'il existe un droit à un paiement complémentaire ou une obligation de remboursement pour l'année N et transmet ce rapport au prestataire concerné au plus tard au mois d'avril de l'année N+1.
  Le prestataire peut prendre position à cet égard dans un délai de trente jours à compter de l'établissement du rapport et, si nécessaire, introduire auprès de l'administration des preuves et des pièces justificatives supplémentaires concernant l'utilisation des subsides.
  § 2 - Sur la base des rapports établis conformément au § 1er, l'administration établit, au plus tard en août 2030, un décompte global pour l'ensemble des chapitres des droits aux paiements complémentaires et des obligations de remboursement pour la période allant du 1er janvier 2024 au 31 décembre 2029. Dans la mesure où il en ressort qu'il existe un droit à un paiement complémentaire et en même temps une obligation de remboursement, les montants correspondants peuvent être compensés entre eux. Le solde qui en résulte est versé ou récupéré par le Gouvernement au 1er septembre 2030.
  § 3 - Le présent article n'est pas applicable au chapitre 2.
HOOFDSTUK 2. - Subsidie ter harmonisering van de dagforfaits
CHAPITRE 2. - Subside d'ajustement du forfait journalier
Art.4. De subsidie ter harmonisering van de dagforfaits die in artikel 100, § 2, eerste lid, 1°, van het decreet wordt vermeld, is het verschil tussen:
  1° enerzijds de bewonersgebonden subsidiëring bepaald in de overeenkomst die op grond van artikel 100, § 1, derde lid, van het decreet moet worden gesloten;
  2° anderzijds de vermenigvuldiging van de in artikel 5 vermelde dagforfaits voor de ondersteuningscategorie of voor kortverblijven met de jaarlijkse aanwezigheidsdagen van een woonzorgcentrum voor ouderen, rekening houdend met de ondersteuningscapaciteit van de instelling, die wordt bepaald overeenkomstig artikel 25 van het decreet.
  Voor de toepassing van het eerste lid wordt de subsidie berekend op basis van een volledige bezetting van de instelling gedurende de gehele subsidieperiode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2029.
  De aanwezigheidsdagen vermeld in het eerste lid, 2°, worden berekend:
  1° voor de categorie 'extra ondersteuning', door de jaarlijkse openingsdagen van het woonzorgcentrum voor ouderen te vermenigvuldigen met de in artikel 25 van het decreet bepaalde ondersteuningscapaciteit voor ouderen aan wie de categorie 'extra ondersteuning' is toegekend;
  2° voor de categorie 'geringe ondersteuning', door de jaarlijkse openingsdagen van het woonzorgcentrum voor ouderen te vermenigvuldigen met de in artikel 25 van het decreet bepaalde ondersteuningscapaciteit voor ouderen aan wie de categorie 'geringe ondersteuning' is toegekend;
  3° voor de kortverblijven, door de jaarlijkse openingsdagen van het woonzorgcentrum voor ouderen te vermenigvuldigen met de in artikel 25 van het decreet bepaalde ondersteuningscapaciteit voor ouderen aan wie de categorie 'geringe ondersteuning' is toegekend en die gebruikmaken van een kortverblijf.
Art.4. Le subside d'ajustement du forfait journalier mentionné à l'article 100, § 2, alinéa 1er, 1°, du décret résulte de la différence entre :
  1° d'une part, le subside lié aux résidents prévu dans le contrat à conclure en vertu de l'article 100, § 1er, alinéa 3, du décret ;
  2° d'autre part, la multiplication des forfaits journaliers prévus à l'article 5 par catégorie de soutien ou, selon le cas, pour les courts séjours par le nombre annuel de jours de présence d'un centre de repos et de soins pour personnes âgées, compte tenu de la capacité de soutien de l'établissement définie conformément à l'article 25 du décret.
  Pour l'application de l'alinéa 1er, le subside est calculé sur la base d'une pleine occupation de l'établissement pendant toute la période de subventionnement du 1er janvier 2024 au 31 décembre 2029.
  Les jours de présence mentionnés à l'alinéa 1er, 2°, sont calculés comme suit :
  1° pour la catégorie de soutien supérieure, en multipliant le nombre annuel de jours d'ouverture du centre de repos et de soins pour personnes âgées par la capacité de soutien définie à l'article 25 du décret pour les personnes âgées auxquelles une catégorie de soutien supérieure a été attribuée ;
  2° pour la catégorie de soutien peu élevée, en multipliant le nombre annuel de jours d'ouverture du centre de repos et de soins pour personnes âgées par la capacité de soutien définie à l'article 25 du décret pour les personnes âgées auxquelles une catégorie de soutien peu élevée a été attribuée ;
  3° pour les courts séjours, en multipliant le nombre annuel de jours d'ouverture du centre de repos et de soins pour personnes âgées par la capacité de soutien définie à l'article 25 du décret pour les personnes âgées auxquelles une catégorie de soutien peu élevée a été attribuée et qui effectuent un court séjour.
Art.5. Het dagforfait voor de categorie 'extra ondersteuning' wordt voor de jaren 2024 tot 2029 als volgt vastgesteld:
  1° voor het jaar 2024: 118,05 euro;
  2° voor het jaar 2025: 119,53 euro;
  3° voor het jaar 2026: 121,02 euro;
  4° voor het jaar 2027: 122,53 euro;
  5° voor het jaar 2028: 124,06 euro;
  6° voor het jaar 2029: 125,61 euro.
  Het dagforfait voor de categorie 'geringe ondersteuning' wordt voor de jaren 2024 tot 2029 als volgt vastgesteld:
  1° voor het jaar 2024: 59,03 euro;
  2° voor het jaar 2025: 59,77 euro;
  3° voor het jaar 2026: 60,51 euro;
  4° voor het jaar 2027: 61,27 euro;
  5° voor het jaar 2028: 62,04 euro;
  6° voor het jaar 2029: 62,81 euro.
  Het dagforfait voor de kortverblijven wordt voor de jaren 2024 tot 2029 als volgt vastgesteld:
  1° voor het jaar 2024: 88,54 euro;
  2° voor het jaar 2025: 89,65 euro;
  3° voor het jaar 2026: 90,77 euro;
  4° voor het jaar 2027: 91,90 euro;
  5° voor het jaar 2028: 93,05 euro;
  6° voor het jaar 2029: 94,21 euro.
Art.5. Le forfait journalier pour la catégorie de soutien supérieure est fixé pour les années 2024 à 2029 comme suit :
  1° pour l'année 2024 : 118,05 euros ;
  2° pour l'année 2025 : 119,53 euros ;
  3° pour l'année 2026 : 121,02 euros ;
  4° pour l'année 2027 : 122,53 euros ;
  5° pour l'année 2028 : 124,06 euros ;
  6° pour l'année 2029 : 125,61 euros.
  Le forfait journalier pour la catégorie de soutien peu élevée est fixé pour les années 2024 à 2029 comme suit :
  1° pour l'année 2024 : 59,03 euros ;
  2° pour l'année 2025 : 59,77 euros ;
  3° pour l'année 2026 : 60,51 euros ;
  4° pour l'année 2027 : 61,27 euros ;
  5° pour l'année 2028 : 62,04 euros ;
  6° pour l'année 2029 : 62,81 euros.
  Le forfait journalier pour les courts séjours est fixé pour les années 2024 à 2029 comme suit :
  1° pour l'année 2024 : 88,54 euros ;
  2° pour l'année 2025 : 89,65 euros ;
  3° pour l'année 2026 : 90,77 euros ;
  4° pour l'année 2027 : 91,90 euros ;
  5° pour l'année 2028 : 93,05 euros ;
  6° pour l'année 2029 : 94,21 euros.
Art.6. De administratie controleert de werkelijke aanwezigheidsdagen voor elk kwartaal op basis van de volgende gegevens over de oudere:
  1° naam en voornaam;
  2° rijksregisternummer;
  3° geboortedatum;
  4° gebruikt aanbod;
  5° het bestaan van een adviesattest en de datum van afgifte ervan;
  6° waarde van de BelRAI-screener en de dienovereenkomstig toegewezen ondersteuningscategorie, alsook de datum van de toewijzing van de ondersteuningscategorie;
  7° aankomstdatum en, indien van toepassing, vertrekdatum.
  Uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op het kwartaal in kwestie deelt de dienstverrichter de gegevens vermeld in het eerste lid mee aan de administratie. De gegevens betreffende het laatste kwartaal van een jaar moeten uiterlijk op 20 januari van het daaropvolgende jaar worden meegedeeld.
Art.6. L'administration contrôle pour chaque trimestre les jours de présence réels sur la base des informations énumérées ci-après qui concernent la personne âgée :
  1° nom et prénom ;
  2° numéro de registre national ;
  3° date de naissance ;
  4° offre utilisée ;
  5° existence d'une attestation de consultation et date de délivrance ;
  6° valeur du BelRAI screener et catégorie de soutien attribuée en conséquence, ainsi que la date d'attribution de la catégorie de soutien ;
  7° date d'emménagement et, le cas échéant, de départ.
  Le prestataire communique à l'administration les informations mentionnées à l'alinéa 1er au plus tard le dernier jour du mois suivant le trimestre concerné. Pour le dernier trimestre d'une année, les données doivent être communiquées pour le 20 janvier suivant au plus tard.
Art.7. Indien uit de overeenkomstig artikel 6 uitgevoerde controle blijkt dat er, rekening houdend met artikel 57, § 3, van het decreet, voor een jaar N geen volledige bezetting is of dat de indeling van de bewoners niet overeenstemt met de indeling bepaald in artikel 25 van het decreet, maakt de administratie een overeenkomstige berekening op basis van artikel 4, eerste lid. Met de daaruit voortvloeiende terugvordering voor het jaar N+1 moet rekening worden gehouden bij het opstellen van de jaarovereenkomst overeenkomstig artikel 100, § 1, derde lid, van het decreet.
Art.7. Dans la mesure où le contrôle mentionné à l'article 6 montre que, en tenant compte de l'article 57, § 3, du décret, il n'y a pas de pleine occupation au cours d'une année N ou que la répartition des résidents ne correspond pas à la répartition prévue à l'article 25 du décret, l'administration procède au calcul correspondant sur la base de l'article 4, alinéa 1er. La récupération éventuelle qui en résulte pour l'année N+1 doit être prise en compte lors de l'établissement du contrat annuel prévu à l'article 100, § 1er, alinéa 3, du décret.
HOOFDSTUK 3. - Personeelsgebonden subsidiëring
CHAPITRE 3. - Subside lié au personnel
Art.8. Voor de berekening van de personeelsgebonden subsidie vermeld in artikel 100, § 2, eerste lid, 2°, van het decreet worden voor elke dienstverrichter de premies voor bijzondere beroepskwalificaties en eindeloopbaanmaatregelen in aanmerking genomen die voortvloeien uit de artikelen 13.5 en 13.6 van het besluit van 22 juni 2001.
  In afwijking van artikel 1, tweede lid, 2°, van hetzelfde besluit van 22 juni 2001 is het eerste lid ook van toepassing op woonzorgcentra van publiekrechtelijke organen.
Art.8. Pour le calcul du subside lié au personnel mentionné à l'article 100, § 2, alinéa 1er, 2°, du décret, il est tenu compte, pour chaque prestataire, des primes pour des titres et qualifications professionnels particuliers ainsi que des mesures concernant la fin de carrière résultant des articles 13.5 et 13.6 de l'arrêté du 22 juin 2001.
  Par dérogation à l'article 1er, alinéa 2, 2°, du même arrêté du 22 juin 2001, l'alinéa 1er s'applique également pour les centres publics de repos et de soins.
Art.9. Onder voorbehoud van de regularisatie bepaald in artikel 10 wordt de personeelsstam van een woonzorgcentrum voor ouderen van het jaar 2022 als basis genomen voor de berekening van de in artikel 8 vermelde forfaitaire subsidiëring voor de jaren 2024 tot 2029.
  De in het eerste lid vermelde basis voor de jaarlijkse personeelskosten wordt voor de aldaar genoemde periode vanaf 2025 jaarlijks verhoogd met een vast percentage van 2 %.
  De Regering bepaalt jaarlijks een percentage voor de definitieve indexering van de subsidie die werd berekend op basis van het eerste lid en voor de dienstverrichter als verworven geldt.
Art.9. Sous réserve de la régularisation prévue à l'article 10, l'effectif d'un centre de repos et de soins pour personnes âgées pour l'année 2022 sert de base au calcul du subside forfaitaire mentionné à l'article 8 pour les années 2024 à 2029.
  Sur la base mentionnée à l'alinéa 1er et pour la période y mentionnée, un taux forfaitaire de 2 % est appliqué chaque année, à partir de l'année 2025, au subside pour les frais de personnel encourus annuellement.
  Le Gouvernement fixe annuellement un pourcentage au moyen duquel le subside calculé sur la base de l'alinéa 1er est indexé de manière définitive et considéré comme acquis par le prestataire.
Art.10. Uiterlijk in februari van elk jaar N+1 controleert de administratie de overeenstemming tussen de op basis van artikel 9 bepaalde personeelsstam en de overeenkomstige subsidiëring overeenkomstig de artikelen 8 en 9, en de werkelijke personeelsstam van het jaar N. Het definitieve recht op de subsidie vloeit voort uit de toepassing van artikel 8 en artikel 9, eerste lid, op de werkelijke personeelsstam van het jaar N. Het definitieve recht op de indexering vermeld in artikel 9, tweede lid, vloeit voort uit het verschil tussen de op de subsidie toegepaste forfaitaire indexering en het door de Regering vastgestelde percentage.
  Met toepassing van artikel 3, § 1, stelt de administratie een verslag op over het feit of:
  1° de subsidie met toepassing van artikel 13.5 en artikel 13.6 van het besluit van 22 juni 2001 verhoogd of verlaagd moet worden op grond van de berekening van de definitieve personeelsgebonden subsidiëring voor een jaar N;
  2° een personeelslid in het jaar N niet voldoet aan een of meer van de voorwaarden voor het krijgen van een van de premies voor bijzondere beroepstitels en bijzondere beroepskwalificaties overeenkomstig artikel 13.5 van het besluit van 22 juni 2001 of voor het krijgen van de eindeloopbaanvoordelen overeenkomstig artikel 13.6 van hetzelfde besluit en de subsidie dienovereenkomstig teruggevorderd moet worden;
  3° de dienstverrichter in het jaar N niet voldoet aan de voorwaarden van de vervanging van vrijgestelde uren in het kader van de eindeloopbaanvoordelen overeenkomstig artikel 13.6 van het besluit van 22 juni 2001 en de subsidie dienovereenkomstig teruggevorderd moet worden;
  4° het bedrag dat overeenkomstig artikel 9, tweede lid, voortvloeit uit de verrekening van de forfaitaire indexering en de door de Regering te bepalen indexering, nabetaald of teruggevorderd moet worden.
Art.10. L'administration contrôle, au plus tard au mois de février de chaque année N+1, la concordance entre l'effectif retenu sur la base de l'article 9 et le subside correspondant conformément aux articles 8 et 9 et l'effectif réel de l'année N. Le droit définitif au subside résulte de l'application des articles 8 et 9, alinéa 1er, à l'effectif réel de l'année N. Le droit définitif à l'indexation mentionnée à l'article 9, alinéa 2, résulte de la différence entre l'indexation forfaitaire appliquée au subside et le pourcentage fixé par le Gouvernement.
  En application de l'article 3, § 1er, l'administration établit un rapport indiquant si :
  1° sur la base du calcul du subside lié au personnel définitif pour une année N, en application de l'article 13.5 et de l'article 13.6 de l'arrêté du 22 juin 2001, le subside doit être augmenté ou diminué ;
  2° un membre du personnel ne remplit pas une ou plusieurs des conditions pour bénéficier de l'une des primes pour des titres et qualifications professionnels particuliers conformément à l'article 13.5 de l'arrêté du 22 juin 2001 ou pour bénéficier des avantages de fin de carrière conformément à l'article 13.6 du même arrêté au cours de l'année N et si le subside doit être récupéré en conséquence ;
  3° le prestataire ne remplit pas la condition relative au remplacement des heures de dispense dans le cadre des avantages de fin de carrière conformément à l'article 13.6 de l'arrêté du 22 juin 2001 au cours de l'année N et si le subside doit être récupéré en conséquence ;
  4° le montant résultant de la compensation de l'indexation forfaitaire et de l'indexation à fixer par le Gouvernement conformément à l'article 9, alinéa 2, doit être versé ou récupéré.
Art.11. De controle bepaald in artikel 10, eerste lid, geschiedt op grond van de volgende gegevens over het personeel van een dienstverrichter:
  1° naam en voornaam;
  2° rijksregisternummer;
  3° geboortedatum;
  4° geslacht;
  5° titel of kwalificatie en datum van de erkenning;
  6° begin van de overeenkomst;
  7° gegevens over het aantal uren dat volgens de overeenkomst per week moet worden gepresteerd;
  8° gegevens over het tijdstip, de aard en de omvang van de gepresteerde uren.
  De dienstverrichter deelt de gegevens vermeld in het eerste lid voor elk kwartaal mee aan de administratie en dit uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op het kwartaal in kwestie. De gegevens betreffende het laatste kwartaal van een jaar moeten uiterlijk op 20 januari van het daaropvolgende jaar worden meegedeeld.
Art.11. Le contrôle prévu à l'article 10, alinéa 1er, est effectué sur la base des informations énumérées ci-après qui concernent le personnel d'un prestataire :
  1° nom et prénom ;
  2° numéro de registre national ;
  3° date de naissance ;
  4° sexe ;
  5° titre ou qualification et date de reconnaissance ;
  6° début du contrat ;
  7° données relatives aux heures hebdomadaires à prester selon le contrat ;
  8° données concernant les dates, la nature et le volume des heures prestées.
  Le prestataire communique à l'administration pour chaque trimestre les informations mentionnées à l'alinéa 1er au plus tard le dernier jour du mois suivant le trimestre concerné. Pour le dernier trimestre d'une année, les données doivent être communiquées pour le 20 janvier suivant au plus tard.
HOOFDSTUK 4. - Subsidiëring van mobiliteitshulpmiddelen
CHAPITRE 4. - Subside pour les aides à la mobilité
Art.12. Voor de toepassing van artikel 100, § 2, eerste lid, 3°, van het decreet wordt de forfaitaire subsidie vermeld in artikel 47 van het besluit van 20 juni 2017 voor de jaren 2024 tot 2029 toegekend in de vorm van een eenmalige subsidie.
  Voor de berekening van die forfaitaire subsidie wordt rekening gehouden met de op 1 januari 2024 goedgekeurde opvangcapaciteit van een woonzorgcentrum voor ouderen.
Art.12. Pour l'application de l'article 100, § 2, alinéa 1er, 3°, du décret, le subside forfaitaire mentionné à l'article 47 de l'arrêté du 20 juin 2017 est accordé pour les années 2024 à 2029 sous la forme d'un subside unique.
  Pour le calcul de ce subside forfaitaire, la capacité d'encadrement d'un centre de repos et de soins pour personnes âgées autorisée au 1er janvier 2024 est prise en compte.
Art.13. Voor de toepassing van artikel 48 van het besluit van 20 juni 2017 dient de dienstverrichter alle dienstige bewijsstukken over de aanwending van de forfaitaire subsidie vermeld in artikel 12 in januari 2026 en in januari 2029 in bij de administratie.
Art.13. Pour l'application de l'article 48 de l'arrêté du 20 juin 2017, le prestataire introduit en janvier 2026 et en janvier 2029 auprès de l'administration toutes les pièces justificatives utiles relatives à l'utilisation du subside forfaitaire mentionné à l'article 12.
Art.14. Met toepassing van artikel 3, § 1, stelt de administratie een verslag op over het feit of:
  1° het deel van het subsidiebedrag dat niet is gebruikt voor de aanschaffing, de vernieuwing, de uitlening en het onderhoud van standaardhulpmiddelen, moet worden teruggevorderd indien uit de overeenkomstig artikel 13 ingediende bewijsstukken blijkt dat het woonzorgcentrum voor ouderen in de driejarige periodes 2023-2025 en 2026-2028 minder dan 90 % van het totale subsidiebedrag aan die doeleinden heeft besteed;
  2° de toepassing van artikel 47, tweede lid, van het besluit van 20 juni 2017 ertoe leidt dat het jaarlijkse subsidiebedrag in het jaar N verhoogd en dus nabetaald moet worden.
Art.14. En application de l'article 3, § 1er, l'administration établit un rapport indiquant si :
  1° la partie du subside qui, le cas échéant, n'a pas été utilisée pour l'acquisition, le renouvellement, le prêt et l'entretien d'aides standards doit être récupérée lorsqu'il ressort des pièces justificatives transmises conformément à l'article 13 que le centre de repos et de soins pour personnes âgées a, au cours des périodes de trois ans 2023-2025 et 2026-2028, utilisé à ces fins moins de 90 % du subside total ;
  2° l'application de l'article 47, alinéa 2, de l'arrêté du 20 juin 2017 a pour effet que le montant du subside dû chaque année pour l'année N doit être augmenté et, par conséquent, donner lieu à un paiement complémentaire.
HOOFDSTUK 5. - Subsidiëring van ADL-begeleiders
CHAPITRE 5. - Subside pour les accompagnateurs au quotidien
Afdeling 1. - In de instelling werkzame ADL-begeleiders
Section 1re. - Accompagnateurs au quotidien travaillant dans l'établissement
Art.15. Voor de berekening van de subsidie voor ADL-begeleiders in functie vermeld in artikel 100, § 2, eerste lid, 4°, van het decreet worden voor elke dienstverrichter de personeelskosten overeenkomstig de hoofdstukken I tot III van het besluit van 22 juni 2001 in aanmerking genomen.
  In afwijking van artikel 1, tweede lid, 2°, van hetzelfde besluit van 22 juni 2001 is het eerste lid ook van toepassing op de berekening van de forfaitaire subsidie voor woonzorgcentra van publiekrechtelijke organen. Voor de berekening van de verworven subsidie gelden de weddeschalen die op dat tijdstip van toepassing zijn voor de openbare sector.
  Onder voorbehoud van de regularisatie vermeld in artikel 16 worden de personeelskosten berekend op basis van het bedrag voor een dienstanciënniteit van 10 jaar voltijds vermeld in kolom 8 van de tabel van bijlage 1 van hetzelfde besluit van 22 juni 2001.
  Voor de berekening van het nodige aantal ADL-begeleiders gelden de vereisten gesteld in de artikelen 10 en 13 van het besluit van 29 februari 2024 en wordt het totaalaantal subsidieerbare ADL-begeleiders in functie voor het Duitse taalgebied beperkt tot 54.
  Het overeenkomstig het eerste tot vierde lid berekende forfaitaire bedrag wordt bovendien als volgt geïndexeerd:
  1° voor het jaar 2025 wordt het brutobasisloon in afwijking van artikel 2, vijfde lid, van het besluit van 22 juni 2001 vermenigvuldigd met coëfficiënt 2,1223;
  2° vanaf het jaar 2026 wordt het brutobasisloon in afwijking van artikel 2, vijfde lid, van het besluit van 22 juni 2001 vermenigvuldigd met coëfficiënt 2,1223 en elk jaar geïndexeerd met een vast percentage van 2 %. De Regering bepaalt jaarlijks het percentage voor de definitieve indexering van de subsidie die werd berekend op basis van het eerste tot vierde lid en voor de dienstverrichter als verworven geldt.
Art.15. Pour le calcul du subside pour les accompagnateurs au quotidien en fonction mentionné à l'article 100, § 2, alinéa 1er, 4°, du décret, il est tenu compte, pour chaque prestataire, des frais de personnel conformément aux chapitres Ier à III de l'arrêté du 22 juin 2001.
  Par dérogation à l'article 1er, alinéa 2, 2°, du même arrêté du 22 juin 2001, l'alinéa 1er s'applique, en ce qui concerne le calcul du subside forfaitaire, également pour les centres publics de repos et de soins. Pour le calcul du subside acquis, les échelles de traitement en vigueur pour les établissements publics à ce moment-là s'appliquent.
  Sous réserve de la régularisation prévue à l'article 16, il est tenu compte, pour le calcul des frais de personnel, de l'échelle prévue à l'annexe Ire, 8°, du même arrêté du 22 juin 2001, pour un temps plein avec une ancienneté de service de dix ans.
  Pour le calcul du nombre d'accompagnateurs au quotidien nécessaires, les exigences prévues aux articles 10 et 13 de l'arrêté du 29 février 2024 s'appliquent, le nombre total d'accompagnateurs au quotidien en fonction subsidiables étant limité à cinquante-quatre pour la région de langue allemande.
  Le montant forfaitaire calculé conformément aux alinéas 1er à 4 est en outre indexé comme suit :
  1° pour l'année 2025, par dérogation à l'article 2, alinéa 5, de l'arrêté du 22 juin 2001, le salaire brut de base est multiplié par un coefficient de 2,1223 ;
  2° à partir de l'année 2026, par dérogation à l'article 2, alinéa 5, de l'arrêté du 22 juin 2001, le salaire brut de base est multiplié par un coefficient de 2,1223 et indexé forfaitairement chaque année de 2 % supplémentaires. Le Gouvernement fixe annuellement un pourcentage au moyen duquel le subside calculé sur la base des alinéas 1er à 4 est indexé de manière définitive et considéré comme acquis par le prestataire.
Art.16. Uiterlijk in de maand februari van elk jaar N+1 controleert de administratie de overeenstemming tussen de op basis van artikel 15 berekende subsidie voor in de instelling werkzame ADL-begeleiders en de werkelijk tewerkgestelde ADL-begeleiders en hun werkelijke beroepservaring in het jaar N. Het definitieve recht op de subsidie vloeit voort uit de toepassing van artikel 15, eerste tot vierde lid, op de werkelijk tewerkgestelde ADL-begeleiders en hun werkelijke beroepservaring in het jaar N. Het definitieve recht op de indexering vermeld in artikel 15, vijfde lid, vloeit voort uit het verschil tussen de op de subsidie toegepaste forfaitaire indexering en het door de Regering vastgestelde percentage.
  Met toepassing van artikel 3, § 1, stelt de administratie een verslag op over het feit of:
  1° de overeenkomstig het besluit van 22 juni 2001 erkende dienstjaren of het arbeidsstelsel van de ADL-begeleider in het jaar N afwijken van hetgeen in aanmerking genomen werd in de berekening en de subsidie dienovereenkomstig verhoogd of teruggevorderd moet worden;
  2° de verrekening van de forfaitaire indexering en de door de Regering te bepalen indexering overeenkomstig artikel 15, vijfde lid, uitmondt in een bedrag dat nabetaald of teruggevorderd moet worden.
Art.16. L'administration contrôle, au plus tard au mois de février de chaque année N+1, la concordance entre le subside pour les accompagnateurs au quotidien travaillant dans l'établissement, calculé sur la base de l'article 15, et les accompagnateurs au quotidien réellement occupés et leur expérience professionnelle réelle au cours de l'année N. Le droit définitif au subside résulte de l'application de l'article 15, alinéas 1er à 4, aux accompagnateurs au quotidien réellement occupés et de leur expérience professionnelle réelle au cours de l'année N. Le droit définitif à l'indexation mentionnée à l'article 15, alinéa 5, résulte de la différence entre l'indexation forfaitaire appliquée au subside et le pourcentage fixé par le Gouvernement.
  En application de l'article 3, § 1er, l'administration établit un rapport indiquant si :
  1° l'accompagnateur au quotidien présente, au cours de l'année N, des années de service reconnues conformément à l'arrêté du 22 juin 2001 qui diffèrent du calcul ou travaille selon un régime de travail qui diffère du calcul et si le subside doit être augmenté ou récupéré en conséquence ;
  2° le montant résultant de la compensation de l'indexation forfaitaire et de l'indexation à fixer par le Gouvernement conformément à l'article 15, alinéa 5, doit être versé ou récupéré.
Art.17. Uiterlijk op 31 december 2024 en bij iedere nieuwe aanstelling bezorgt de dienstverrichter aan de administratie, in de door haar opgegeven vorm, de volgende gegevens over de ADL-begeleider voor de controle overeenkomstig artikel 16: de identificatiegegevens, de functie, de in aanmerking genomen dienstanciënniteit, de datum van indiensttreding en het arbeidsstelsel.
  De dienstverrichter deelt elke verandering in de arbeidsverhouding met de ADL-begeleider onmiddellijk mee aan de administratie.
Art.17. Aux fins du contrôle mentionné à l'article 16, le prestataire transmet à l'administration dans le format prescrit par celle-ci, pour le 31 décembre 2024 au plus tard ainsi qu'à chaque nouvel engagement, les informations suivantes concernant l'accompagnateur au quotidien : les données d'identification, la fonction, l'ancienneté de service prise en compte, la date de début de travail et le régime de travail.
  Le prestataire informe immédiatement l'administration de tout changement concernant la relation de travail avec l'accompagnateur au quotidien concerné.
Afdeling 2. - ADL-begeleiders in opleiding
Section 2. - Accompagnateurs au quotidien en formation
Art.18. Voor de berekening van de subsidie voor ADL-begeleiders in opleiding vermeld in artikel 100, § 2, eerste lid, 4°, van het decreet worden voor elke dienstverrichter de personeelskosten overeenkomstig het besluit van 22 juni 2001 in aanmerking genomen.
  In afwijking van artikel 1, tweede lid, 2°, van hetzelfde besluit van 22 juni 2001 is het eerste lid ook van toepassing op woonzorgcentra van publiekrechtelijke organen. Voor de berekening van de verworven subsidie gelden de weddeschalen die op dat tijdstip van toepassing zijn voor de openbare sector.
  Onder voorbehoud van de regularisatie vermeld in artikel 19 worden de personeelskosten berekend op basis van het bedrag voor een dienstanciënniteit van 10 jaar voltijds vermeld in kolom 2 van de tabel van bijlage 1 van hetzelfde besluit van 22 juni 2001.
  Voor de berekening van het nodige aantal ADL-begeleiders geldt dat er per wooneenheid van een woonzorgcentrum voor ouderen twee ADL-begeleiders in opleiding zijn. Bovendien gelden de vereisten gesteld in de artikelen 10 en 13 van het besluit van 29 februari 2024 en wordt het totaalaantal subsidieerbare ADL-begeleiders in opleiding voor het Duitse taalgebied beperkt tot 54.
  Het overeenkomstig het eerste tot vierde lid berekende forfaitaire bedrag wordt bovendien als volgt geïndexeerd:
  1° voor het jaar 2025 wordt het brutobasisloon in afwijking van artikel 2, vijfde lid, van het besluit van 22 juni 2001 vermenigvuldigd met coëfficiënt 2,1223;
  2° vanaf het jaar 2026 wordt het brutobasisloon in afwijking van artikel 2, vijfde lid, van het besluit van 22 juni 2001 vermenigvuldigd met coëfficiënt 2,1223 en elk jaar geïndexeerd met een vast percentage van 2 %. De Regering bepaalt jaarlijks het percentage voor de definitieve indexering van de subsidie die werd berekend op basis van het eerste tot vierde lid, die voor de dienstverrichter als verworven geldt.
Art.18. Pour le calcul du subside pour les accompagnateurs au quotidien en formation mentionné à l'article 100, § 2, alinéa 1er, 4°, du décret, il est tenu compte, pour chaque prestataire, des frais de personnel conformément à l'arrêté du 22 juin 2001.
  Par dérogation à l'article 1er, alinéa 2, 2°, du même arrêté du 22 juin 2001, l'alinéa 1er s'applique également pour les centres publics de repos et de soins. Pour le calcul du subside acquis, les échelles de traitement en vigueur pour les établissements publics à ce moment-là s'appliquent.
  Sous réserve de la régularisation prévue à l'article 19, il est tenu compte, pour le calcul des frais de personnel, de l'échelle prévue à l'annexe Ire, 2°, du même arrêté du 22 juin 2001, pour un temps plein avec une ancienneté de service de dix ans.
  Pour le calcul du nombre d'accompagnateurs au quotidien nécessaires, il convient de considérer qu'il y a deux accompagnateurs au quotidien en formation par zone de logement d'un centre de repos et de soins pour personnes âgées. En outre, les exigences prévues aux articles 10 et 13 de l'arrêté du 29 février 2024 s'appliquent, le nombre total d'accompagnateurs au quotidien en formation subsidiables étant limité à cinquante-quatre pour la région de langue allemande.
  Le montant forfaitaire calculé conformément aux alinéas 1er à 4 est en outre indexé comme suit :
  1° pour l'année 2025, par dérogation à l'article 2, alinéa 5, de l'arrêté du 22 juin 2001, le salaire brut de base est multiplié par un coefficient de 2,1223 ;
  2° à partir de l'année 2026, par dérogation à l'article 2, alinéa 5, de l'arrêté du 22 juin 2001, le salaire brut de base est multiplié par un coefficient de 2,1223 et indexé forfaitairement chaque année de 2 % supplémentaires. Le Gouvernement fixe annuellement un pourcentage au moyen duquel le subside calculé sur la base des alinéas 1er à 4 est indexé de manière définitive et considéré comme acquis par le prestataire.
Art.19. Uiterlijk in de maand februari van elk jaar N+1 controleert de administratie de overeenstemming tussen de op basis van artikel 18 berekende subsidie voor ADL-begeleiders in opleiding en de werkelijk voorhanden ADL-begeleiders en hun werkelijke beroepservaring in het jaar N. Het definitieve recht op de subsidie vloeit voort uit de toepassing van artikel 18, eerste tot vierde lid, op de werkelijk voorhanden ADL-begeleiders en hun werkelijke beroepservaring in het jaar N+1. Het definitieve recht op de indexering vermeld in artikel 18, vijfde lid, vloeit voort uit het verschil tussen de op de subsidie toegepaste forfaitaire indexering en het door de Regering vastgestelde percentage.
  Met toepassing van artikel 3, § 1, stelt de administratie een verslag op over het feit of:
  1° de overeenkomstig het besluit van 22 juni 2001 erkende dienstjaren of het arbeidsstelsel van de ADL-begeleider in opleiding in het jaar N afwijken van hetgeen in aanmerking genomen werd in de berekening en de subsidie dienovereenkomstig verhoogd of teruggevorderd moet worden;
  2° de verrekening van de forfaitaire indexering en de door de Regering te bepalen indexering overeenkomstig artikel 18, vijfde lid, uitmondt in een bedrag dat nabetaald of teruggevorderd moet worden.
Art.19. L'administration contrôle, au plus tard au mois de février de chaque année N+1, la concordance entre le subside pour les accompagnateurs au quotidien en formation, calculé sur la base de l'article 18, et les accompagnateurs au quotidien réellement présents et leur expérience professionnelle réelle au cours de l'année N. Le droit définitif au subside résulte de l'application de l'article 18, alinéas 1er à 4, aux accompagnateurs au quotidien réellement présents et de leur expérience professionnelle réelle au cours de l'année N+1. Le droit définitif à l'indexation mentionnée à l'article 18, alinéa 5, résulte de la différence entre l'indexation forfaitaire appliquée au subside et le pourcentage fixé par le Gouvernement.
  En application de l'article 3, § 1er, l'administration établit un rapport indiquant si :
  1° l'accompagnateur au quotidien en formation présente, au cours de l'année N, des années de service reconnues conformément à l'arrêté du 22 juin 2001 qui diffèrent du calcul ou travaille selon un régime de travail qui diffère du calcul et si le subside doit être augmenté ou récupéré en conséquence ;
  2° le montant résultant de la compensation de l'indexation forfaitaire et de l'indexation à fixer par le Gouvernement conformément à l'article 18, alinéa 5, doit être versé ou récupéré.
Art.20. Uiterlijk op 31 december 2024 en bij iedere nieuwe aanstelling bezorgt de dienstverrichter aan de administratie, in de door haar opgegeven vorm, de volgende gegevens over de ADL-begeleider in opleiding voor de controle overeenkomstig artikel 19: de identificatiegegevens, de functie, de in aanmerking genomen dienstanciënniteit, de datum van indiensttreding en het arbeidsstelsel.
  De dienstverrichter deelt elke verandering in de arbeidsverhouding met de ADL-begeleider onmiddellijk mee aan de administratie.
Art.20. Aux fins du contrôle mentionné à l'article 19, le prestataire transmet à l'administration dans le format prescrit par celle-ci, pour le 31 décembre 2024 au plus tard ainsi qu'à chaque nouvel engagement, les informations suivantes concernant l'accompagnateur au quotidien en formation : les données d'identification, la fonction, l'ancienneté de service prise en compte, la date de début de travail et le régime de travail.
  Le prestataire informe immédiatement l'administration de tout changement concernant la relation de travail avec l'accompagnateur au quotidien concerné.
HOOFDSTUK 6. - Subsidiëring van uitrusting
CHAPITRE 6. - Subside pour équipements
Art.21. De toekenning van de forfaitaire subsidie voor uitrustingsgoederen vermeld in artikel 100, § 2, eerste lid, 5°, van het decreet is onderworpen aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in artikel 3, § 2, van het besluit van 25 mei 2023.
Art.21. L'octroi du subside forfaitaire pour les biens d'équipement mentionné à l'article 100, § 2, alinéa 1er, 5°, du décret est soumis aux conditions fixées à l'article 3, § 2, de l'arrêté du 25 mai 2023.
Art.22. Voor de toepassing van artikel 21 en voor de berekening van deze forfaitaire subsidie voor de jaren 2025 tot 2029 wordt de in artikel 3, § 2, tweede lid, van het besluit van 25 mei 2023 bepaalde periode van 20 jaar onderverdeeld in periodes van 5 jaar.
  Voor de periode van 2025 tot 2029 bedraagt het maximumbedrag van de subsidie 1000 euro per plaats in een woonzorgcentrum voor ouderen, waarbij het maximumbedrag van de subsidieerbare uitgaven onderworpen is aan artikel 43 van het decreet van 18 maart 2002 betreffende de Infrastructuur en vermeerderd wordt met de van toepassing zijnde belasting over de toegevoegde waarde.
  Dit bedrag wordt vanaf 2025 elk jaar tot 2029 geïndexeerd met een vast percentage van 2 %. Artikel 3, § 2, derde lid, van het besluit van 25 mei 2023 is jaarlijks toepasbaar op het niet-opgevraagde gedeelte van de subsidie. Zodra dat gedeelte opgevraagd werd, is de aldaar vermelde indexering definitief verworven door de dienstverrichter.
Art.22. Pour l'application de l'article 21 et aux fins du calcul de ce subside forfaitaire pour les années 2025 à 2029, la période de vingt ans prévue à l'article 3, § 2, alinéa 2, de l'arrêté du 25 mai 2023 est divisée en périodes de cinq ans.
  Pour la période allant de 2025 à 2029, le montant maximal du subside est de 1 000 euros par place d'un centre de repos et de soins pour personnes âgées, les frais maximaux subsidiables étant soumis à l'application de l'article 43 du décret du 18 mars 2002 relatif à l'Infrastructure et majorés de la TVA en vigueur respective.
  Ce montant sera indexé forfaitairement de 2 % chaque année à partir de 2025 jusqu'en 2029. L'article 3, § 2, alinéa 3, de l'arrêté du 25 mai 2023 est applicable annuellement à la partie non utilisée du subside. Dès que celle-ci a été utilisée, l'indexation y mentionnée est définitivement acquise par le prestataire.
Art.23. Op de aanschaffing van uitrusting door de dienstverrichter is de wetgeving inzake de gunning van overheidsopdrachten van toepassing.
  Voor de controle van de aanwending van de forfaitaire subsidie dient de dienstverrichter jaarlijks uiterlijk op 20 januari van het jaar N+1 de volgende documenten in bij de administratie:
  1° een gedetailleerde beschrijving van de aangeschafte uitrusting en een bewijs dat de uitrusting nuttig en nodig is;
  2° een bewijs dat de aanschaffing van de uitrusting heeft plaatsgevonden rekening houdend met de bepalingen vermeld in het eerste lid;
  3° het bewijsstuk voor de eventuele aftrekbaarheid van de btw;
  4° de factuur voor de aangeschafte uitrusting en een betalingsbewijs.
  Met toepassing van artikel 3, § 1, stelt de administratie een verslag op over het feit of uit de controle vermeld in het tweede lid blijkt dat de voorwaarden vermeld in het eerste lid of in artikel 3, § 1, van het besluit van 25 mei 2023 niet werden nageleefd. Als dat het geval is, gelden de daaraan bestede bedragen als niet-opgevraagd gedeelte van de subsidie. De dienstverrichter is verplicht tot terugbetaling van het gedeelte van de subsidie dat niet is opgevraagd aan het einde van de periode vermeld in artikel 3, § 2.
Art.23. L'acquisition d'un équipement par le prestataire est soumise à la législation applicable en matière de marchés publics.
  Aux fins du contrôle de l'utilisation du subside forfaitaire, le prestataire introduit chaque année auprès de l'administration, au plus tard pour le 20 janvier de l'année N+1, les documents suivants :
  1° une description détaillée de l'équipement acquis ainsi qu'une preuve de son utilité et des besoins ;
  2° une preuve que l'acquisition de l'équipement a été effectuée dans le respect des dispositions mentionnées à l'alinéa 1er ;
  3° la pièce justificative pour la déductibilité éventuelle de la TVA ;
  4° la facture de l'équipement acquis et une preuve de paiement.
  En application de l'article 3, § 1er, l'administration établit un rapport indiquant s'il ressort du contrôle prévu à l'alinéa 2 que les conditions prévues à l'alinéa 1er ou à l'article 3, § 1er, de l'arrêté du 25 mai 2023 n'ont pas été respectées. Si tel est le cas, les montants dépensés à cette fin sont considérés comme une partie non utilisée du subside. Le prestataire est tenu de rembourser la partie du subside non utilisée au terme de la période mentionnée à l'article 3, § 2.
HOOFDSTUK 7. - Subsidie voor de financiering van extra personeel
CHAPITRE 7. - Subside destiné au financement de personnel supplémentaire
Afdeling 1. - Extra personeel
Section 1re. - Personnel supplémentaire
Art.24. De in artikel 100, § 2, eerste lid, 7°, van het decreet vermelde subsidie dient als bijdrage in de kosten voor de aanstelling en tewerkstelling van:
  1° een wooneenheidsassistent in de zin van artikel 15 van het besluit van 29 februari 2024;
  2° zorgkundigen voor de naleving van de voorwaarden bepaald in artikel 21 van hetzelfde besluit van 29 februari 2024.
  De subsidie die dient als bijdrage in de personeelskosten van de wooneenheidsassistent, is onderworpen aan de nadere regels die zijn vastgelegd in afdeling 2. De subsidie die dient als bijdrage in de personeelskosten van de zorgkundige, is onderworpen aan de nadere regels die zijn vastgelegd in afdeling 3.
Art.24. Le subside mentionné à l'article 100, § 2, alinéa 1er, 7°, du décret est destiné à la participation aux frais liés à l'engagement et à l'occupation :
  1° d'une aide de zone de logement au sens de l'article 15 de l'arrêté du 29 février 2024 ;
  2° d'aides-soignants pour respecter les conditions prévues à l'article 21 du même arrêté du 29 février 2024.
  Le subside pour la participation aux frais de personnel liés à l'aide de zone de logement est soumis aux modalités fixées à la section 2. Le subside pour la participation aux frais de personnel liés à l'aide-soignant est soumis aux modalités fixées à la section 3.
Afdeling 2. - Wooneenheidsassistenten
Section 2. - Aides de zone de logement
Art.25. De dienstverrichter ontvangt voor de aanstelling en tewerkstelling van een voltijdsequivalent wooneenheidsassistent een forfaitaire subsidie van 59.878 euro [1 ...]1 voor de periode van 2024 tot 2029, waarbij het totaalaantal subsidieerbare wooneenheidsassistenten voor het Duitse taalgebied beperkt wordt tot 27.
  
Art.25. Le prestataire reçoit un subside forfaitaire de 59 878 euros [1 ...]1 pour l'engagement et l'occupation d'une aide de zone de logement équivalent temps plein pour la période de 2024 à 2029, le nombre total d'aides de zone de logement subsidiables étant limité à vingt-sept pour la région de langue allemande.
  
Art.26. Uiterlijk op 31 december 2024 en bij iedere nieuwe aanstelling bezorgt de dienstverrichter aan de administratie, in de door haar opgegeven vorm, de volgende gegevens over de wooneenheidsassistent voor de controle van de werkelijke tewerkstelling en de aanstellingsomvang van de wooneenheidsassistent: de identificatiegegevens, de functie, de in aanmerking genomen dienstanciënniteit, de datum van indiensttreding en het arbeidsstelsel.
  Met toepassing van artikel 3, § 1, stelt de administratie een verslag op over het feit of de voorwaarden vermeld in artikel 25 niet vervuld zijn en de subsidie dienovereenkomstig [1 ...]1 teruggevorderd moet worden.
  
Art.26. Aux fins du contrôle de l'occupation réelle et du taux d'occupation de l'aide de zone de logement, le prestataire transmet à l'administration dans le format prescrit par celle-ci, pour le 31 décembre 2024 au plus tard ainsi qu'à chaque nouvel engagement, les informations suivantes concernant l'aide de zone de logement : les données d'identification, la fonction, l'ancienneté de service prise en compte, la date de début de travail et le régime de travail.
  En application de l'article 3, § 1er, l'administration établit un rapport indiquant si les conditions fixées à l'article 25 ne sont pas remplies et si le subside doit être [1 ...]1 récupéré en conséquence.
  
Afdeling 3. - Personeelsbezetting met zorgkundigen tussen 21.00 en 7.00 uur
Section 3. - Affectation des aides-soignants entre 21h00 et 7h00
Art.27. Voor de berekening van de subsidie voor de zorgkundigen vermeld in artikel 24, eerste lid, 2°, worden voor elke dienstverrichter de personeelskosten overeenkomstig het besluit van 22 juni 2001 in aanmerking genomen.
  In afwijking van artikel 1, tweede lid, 2°, van hetzelfde besluit van 22 juni 2001 is het eerste lid ook van toepassing op woonzorgcentra van publiekrechtelijke organen. Voor de berekening van de verworven subsidie gelden de weddeschalen die op dat tijdstip van toepassing zijn voor de openbare sector.
  Onder voorbehoud van de regularisatie vermeld in artikel 28 worden de personeelskosten berekend op basis van het bedrag voor een dienstanciënniteit van 10 jaar voltijds vermeld in kolom 9 van de tabel van bijlage 1 van hetzelfde besluit van 22 juni 2001.
  Voor de berekening van het nodige aantal zorgkundigen tussen 21.00 en 7.00 uur gelden de voorschriften van artikel 21 van het besluit van 29 februari 2024.
  Het overeenkomstig het eerste tot vierde lid berekende forfaitaire bedrag wordt bovendien als volgt geïndexeerd:
  1° voor het jaar 2025 wordt het brutobasisloon in afwijking van artikel 2, vijfde lid, van het besluit van 22 juni 2001 vermenigvuldigd met coëfficiënt 2,1223;
  2° vanaf het jaar 2026 wordt het brutobasisloon in afwijking van artikel 2, vijfde lid, van het besluit van 22 juni 2001 vermenigvuldigd met coëfficiënt 2,1223 en elk jaar geïndexeerd met een vast percentage van 2 %. De Regering bepaalt jaarlijks het percentage voor de definitieve indexering van de subsidie die werd berekend op basis van het eerste tot vierde lid, die voor de dienstverrichter als verworven geldt.
Art.27. Pour le calcul du subside pour les aides-soignants mentionnés à l'article 24, alinéa 1er, 2°, il est tenu compte, pour chaque prestataire, des frais de personnel conformément à l'arrêté du 22 juin 2001.
  Par dérogation à l'article 1er, alinéa 2, 2°, du même arrêté du 22 juin 2001, l'alinéa 1er s'applique également pour les centres publics de repos et de soins. Pour le calcul du subside acquis, les échelles de traitement en vigueur pour les établissements publics à ce moment-là s'appliquent.
  Sous réserve de la régularisation prévue à l'article 28, il est tenu compte, pour le calcul des frais de personnel, de l'échelle prévue à l'annexe Ire, 9°, du même arrêté du 22 juin 2001, pour un temps plein avec une ancienneté de service de dix ans.
  Pour le calcul du nombre d'aides-soignants nécessaires entre 21h00 et 7h00, les exigences prévues à l'article 21 de l'arrêté du 29 février 2024 s'appliquent.
  Le montant forfaitaire calculé conformément aux alinéas 1er à 4 est en outre indexé comme suit :
  1° pour l'année 2025, par dérogation à l'article 2, alinéa 5, de l'arrêté du 22 juin 2001, le salaire brut de base est multiplié par un coefficient de 2,1223 ;
  2° à partir de l'année 2026, par dérogation à l'article 2, alinéa 5, de l'arrêté du 22 juin 2001, le salaire brut de base est multiplié par un coefficient de 2,1223 et indexé forfaitairement chaque année de 2 % supplémentaires. Le Gouvernement fixe annuellement un pourcentage au moyen duquel le subside calculé sur la base des alinéas 1er à 4 est indexé de manière définitive et considéré comme acquis par le prestataire.
Art.28. Uiterlijk in de maand februari van elk jaar N+1 controleert de administratie de overeenstemming tussen de op basis van artikel 27 berekende subsidie voor de zorgkundige vermeld in artikel 24, eerste lid, 2°, en de werkelijk ingezette zorgkundigen en hun werkelijke beroepservaring in het jaar N. Het definitieve recht op de subsidie vloeit voort uit de toepassing van artikel 27, eerste tot vierde lid, op de werkelijk voor de vervulling van artikel 21 van het besluit van de Regering van 29 februari 2024 ingezette zorgkundigen en hun werkelijke beroepservaring in het jaar N. Het definitieve recht op de indexering vermeld in artikel 27, vijfde lid, vloeit voort uit het verschil tussen de op de subsidie toegepaste forfaitaire indexering en het door de Regering vastgestelde percentage.
  Met toepassing van artikel 3, § 1, stelt de administratie een verslag op over het feit of:
  1° de overeenkomstig het besluit van 22 juni 2001 erkende dienstjaren of het arbeidsstelsel van de zorgkundige in het jaar N afwijken van hetgeen in aanmerking genomen werd in de berekening en of de zorgkundige niet ingezet werd voor de vervulling van artikel 21 van het besluit van de Regering van 29 februari 2024, en de subsidie dienovereenkomstig verhoogd of teruggevorderd moet worden;
  2° de verrekening van de forfaitaire indexering en de door de Regering te bepalen indexering overeenkomstig artikel 27, vijfde lid, uitmondt in een bedrag dat nabetaald of teruggevorderd moet worden.
Art.28. L'administration contrôle, au plus tard au mois de février de chaque année N+1, la concordance entre le subside calculé sur la base de l'article 27 pour l'aide-soignant mentionné à l'article 24, alinéa 1er, 2°, et les aides-soignants réellement employés et leur expérience professionnelle réelle au cours de l'année N. Le droit définitif au subside résulte de l'application de l'article 27, alinéas 1er à 4, aux aides-soignants réellement employés pour garantir le respect de l'article 21 de l'arrêté du 29 février 2024 et de leur expérience professionnelle réelle au cours de l'année N. Le droit définitif à l'indexation mentionnée à l'article 27, alinéa 5, résulte de la différence entre l'indexation forfaitaire appliquée au subside et le pourcentage fixé par le Gouvernement.
  En application de l'article 3, § 1er, l'administration établit un rapport indiquant si :
  1° l'aide-soignant présente, au cours de l'année N, des années de service reconnues conformément à l'arrêté du 22 juin 2001 qui diffèrent du calcul, n'a pas été employé pour garantir le respect de l'article 21 de l'arrêté du 29 février 2024 ou travaille selon un régime de travail qui diffère du calcul et si le subside doit être augmenté ou récupéré en conséquence ;
  2° le montant résultant de la compensation de l'indexation forfaitaire et de l'indexation à fixer par le Gouvernement conformément à l'article 27, alinéa 5, doit être versé ou récupéré.
Art.29. Uiterlijk op 31 december 2024 en bij iedere nieuwe aanstelling bezorgt de dienstverrichter aan de administratie, in de door haar opgegeven vorm, de volgende gegevens over de zorgkundige voor de controle overeenkomstig artikel 28: de identificatiegegevens, de functie, de in aanmerking genomen dienstanciënniteit, de datum van indiensttreding, de werktijden en het arbeidsstelsel.
  De dienstverrichter deelt elke verandering in de arbeidsverhouding met de zorgkundige onmiddellijk mee aan de administratie.
Art.29. Aux fins du contrôle mentionné à l'article 28, le prestataire transmet à l'administration dans le format prescrit par celle-ci, pour le 31 décembre 2024 au plus tard ainsi qu'à chaque nouvel engagement, les informations suivantes concernant l'aide-soignant : les données d'identification, la fonction, l'ancienneté de service prise en compte, la date de début de travail et le régime de travail.
  Le prestataire informe immédiatement l'administration de tout changement concernant la relation de travail avec l'aide-soignant concerné.
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
CHAPITRE 8. - Dispositions finales
Art.30. In artikel 47, eerste lid, van het besluit van de Regering van 20 juni 2017 betreffende mobiliteitshulpmiddelen, gewijzigd bij het besluit van 27 mei 2021, worden de woorden "jaarlijks een" vervangen door de woorden "een meerjarige".
Art.30. Dans l'article 47, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement du 20 juin 2017 relatif aux aides à la mobilité, modifié par l'arrêté du 27 mai 2021, les mots " octroie annuellement, dans limites des crédits budgétaires disponibles, un subside forfaitaire " sont remplacés par les mots " octroie, dans les limites des crédits budgétaires disponibles, un subside forfaitaire pluriannuel ".
Art.31. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2024.
Art.31. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2024.
Art. 32. De minister bevoegd voor het Ouderenbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 32. Le Ministre compétent en matière de Politique des personnes âgées est chargé de l'exécution du présent arrêté.