Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° afgevaardigde producent: de producent die verantwoordelijk is voor het produceren van het audiovisuele werk en die belast is met de goede verwezenlijking, zowel op budgettair als op technisch vlak, van het deel van de verplichtingen die hem opgelegd worden door zijn overeenkomst;
2° animatiefilm: een single audiovisueel werk dat in zijn productieproces hoofdzakelijk beeld-per-beeldtechnieken in al hun mogelijke vormen gebruikt, zoals stop-motion, klassieke tekenfilm of computergegenereerde animatiefilm, met inbegrip van het gebruik van game mechanics. Ook verfilmde poppen behoren tot deze categorie;
3° animatieserie: een serie in reeksvorm, die in haar productieproces hoofdzakelijk beeld-per-beeldtechnieken in al hun mogelijke vormen gebruikt, zoals stop-motion, klassieke tekenfilm of computer gegenereerde animatie, met inbegrip van het gebruik van game mechanics. Ook verfilmde poppen behoren tot deze categorie;
4° decreet van 27 maart 2009: het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie;
5° documentairefilm: een single non-fictiefilm die een behandeling of interpretatie weergeeft van de realiteit, via de beschrijving van onder meer gebeurtenissen, maatschappelijk relevante thema's, trends of personen, met de bedoeling om de inzichten en de leefwereld van de kijker te verrijken en te verbreden en met een intrinsiek lange termijnwaarde. Films die louter tot doel hebben informatie te verstrekken of louter beschrijvend zijn, zoals bedrijfsfilms, didactische films, reportages, zuiver wetenschappelijke films, bijdragen voor het journaal of voor een actualiteitenprogramma vallen hier niet onder;
6° documentaireserie: een non-fictie serie die een behandeling of interpretatie weergeeft van de realiteit via de beschrijving van onder meer gebeurtenissen, maatschappelijk relevante thema's, trends of personen, met de bedoeling om de inzichten en de leefwereld van de kijker te verrijken en te verbreden en met een intrinsiek lange termijnwaarde. Series die louter tot doel hebben informatie te verstrekken of louter beschrijvend zijn, zoals bijvoorbeeld bedrijfsfilms, didactische films, reportages, zuiver wetenschappelijke documentaires, bijdragen voor het journaal of voor een actualiteitenprogramma vallen hier niet onder;
7° fictiefilm: een single audiovisueel werk, voornamelijk liveaction, met hoofdzakelijk denkbeeldige en/of historische personages en gebeurtenissen;
8° fictieserie: een voornamelijk live-actionserie in reeksvorm met hoofdzakelijk denkbeeldige personages en gebeurtenissen. Soaps, telenovelles en sitcoms in hun gangbare betekenis behoren niet tot deze categorie;
9° ondertekende productieovereenkomst: een overeenkomst over een Vlaams productieproject die minstens ondertekend is door een investeerder die financieel bijdraagt aan de productie en een producent zoals bepaald in artikel 1, 11° ;
10° open net: uitgezonden door een omroeporganisatie die beschikbaar is in het basispakket van meerdere dienstenverdelers, zonder meerprijs op het basisabonnement;
11° producent: een van de volgende producenten:
a) de producent die aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:
1) de rechtspersoonlijkheid van de producent is onderscheiden van die van een investeerder als vermeld in artikel 188/1, § 1, van het decreet van 27 maart 2009;
2) de producent is niet verbonden als vermeld in artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, met een investeerder als vermeld in artikel 188/1, § 1, van het decreet van 27 maart 2009;
3) de producent houdt niet rechtstreeks noch onrechtstreeks meer dan 25% van de stemrechten of vermogensrechten van een investeerder vermeld in artikel 188/1, § 1, van het decreet van 27 maart 2009, aan;
4) niet meer dan 25% van de stemrechten of vermogensrechten van de producent wordt rechtstreeks of onrechtstreeks aangehouden door een investeerder als vermeld in artikel 188/1, § 1, van het decreet van 27 maart 2009;
5) niet meer dan 25% van de stemrechten of vermogensrechten van de producent wordt rechtstreeks of onrechtstreeks aangehouden door een vennootschap die rechtstreeks of onrechtstreeks meer dan 25% van de stemrechten of vermogensrechten van een investeerder als vermeld in artikel 188/1, § 1, van het decreet van 27 maart 2009, aanhoudt;
b) de producent die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in punt a), 2), 3), 4) of 5), maar die aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
1) uit de cijfers onderliggend aan de laatste drie goedgekeurde jaarrekeningen blijkt dat de producent een gemiddelde jaaromzet uit audiovisuele werken heeft die voor minder dan 25% rechtstreeks of onrechtstreeks is gerealiseerd bij een of meer van de investeerders, vermeld in punt a), 2), 3), 4) of 5). Voor de producent die nog niet over drie goedgekeurde jaarrekeningen beschikt, wordt de gemiddelde jaaromzet beoordeeld op basis van een schatting te goeder trouw;
2) de investeerder, vermeld in punt a), 2), 3), 4) of 5), heeft maar een beperkte bewezen gemiddelde jaaromzet zoals blijkt uit de cijfers onderliggend aan de laatste drie goedgekeurde jaarrekeningen, namelijk maximaal 10 miljoen euro. Onder de voormelde omzet worden de inkomsten, exclusief btw, verstaan die verworven zijn in het kader van:
i) betaling door de consument;
ii) B2B-overeenkomsten met betrekking tot de exploitatie en/of distributie van audiovisuele content;
iii) valorisatie van data;
iv) audiovisuele commerciële communicatie.
Voor de investeerder die nog niet over drie goedgekeurde jaarrekeningen beschikt, wordt de gemiddelde jaaromzet beoordeeld op basis van een schatting te goeder trouw;
c) de producent die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in punt a), 2), 3), 4) of 5), noch aan punt b), 1) of 2), maar die betrokken is bij een Vlaams productieproject waaraan geen financiële bijdrage wordt geleverd door investeerders als vermeld in punt a), 2), 3), 4) of 5);
12° serie: een audiovisueel werk, dat uit minstens drie afleveringen bestaat waarvan de afleveringen al dan niet op zichzelf staan;
13° Vlaamse Regulator voor de Media: de algemene kamer van de Vlaamse Regulator voor de Media, vermeld in artikel 215, § 2, 1°, van het decreet van 27 maart 2009.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
26 APRIL 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering over het stimuleren van de audiovisuele sector door financiële bijdragen aan de productie van audiovisuele werken
Titre
26 AVRIL 2024. - Arrêté du Gouvernement flamand relatif à la stimulation du secteur audiovisuel au moyen de contributions financières à la production d'oeuvres audiovisuelles
Informations sur le document
Numac: 2024006440
Datum: 2024-04-26
Info du document
Numac: 2024006440
Date: 2024-04-26
Table des matières
HOOFDSTUK 1. - Definities
HOOFDSTUK 2. - Communicatie
HOOFDSTUK 3. - Bereik van niet-lineaire televis...
HOOFDSTUK 4. - Bijdrage in de vorm van rechtstr...
Afdeling 1. - Samenstelling van de financiële b...
Afdeling 2. - Indiening, beoordeling en opvolgi...
HOOFDSTUK 5. - Bijdrage aan het VAF
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Table des matières
CHAPITRE 1er. - Définitions
CHAPITRE 2. - Communication
CHAPITRE 3. - Portée des services de télévision...
CHAPITRE 4. - Contribution sous la forme de con...
Section 1re. - Composition de la contribution f...
Section 2. - Introduction, évaluation et suivi ...
CHAPITRE 5. - Contribution au Fonds Audiovisuel...
CHAPITRE 6. - Dispositions finales
Tekst (27)
Texte (27)
HOOFDSTUK 1. - Definities
CHAPITRE 1er. - Définitions
Article 1er. Dans le présent arrêté, on entend par :
1° producteur délégué : le producteur responsable de la production de l'oeuvre audiovisuelle et qui est chargé de la bonne réalisation, tant sur le plan budgétaire que technique, de la partie des obligations qui lui incombent par contrat ;
2° film d'animation : une oeuvre audiovisuelle unique, dont le processus de production est basé principalement sur des techniques d'animation image par image utilisées sous toutes leurs formes possibles, comme le stop-motion, le dessin animé classique ou le film d'animation généré par ordinateur, en ce compris l'utilisation de mécanismes de jeu ; Les marionnettes filmées font également partie de cette catégorie ;
3° série d'animation : une série sous forme de série, dont le processus de production est basé principalement sur des techniques d'animation image par image utilisées sous toutes leurs formes possibles, comme le stop-motion, le dessin animé classique ou film d'animation généré par ordinateur, en ce compris l'utilisation de mécanismes de jeu. Les marionnettes filmées font également partie de cette catégorie ;
4° décret du 27 mars 2009 : le décret du 27 mars 2009 relatif à la radiodiffusion et à la télévision ;
5° film documentaire : un film non-fiction offrant une représentation ou une interprétation de la réalité via la description d'événements, de thèmes socialement pertinents, de tendances ou de personnes, entre autres, dans le but d'enrichir et d'élargir la compréhension et l'univers du téléspectateur et ayant une valeur intrinsèque à long terme. Sont exclus les films purement informatifs ou descriptifs, tels que les films d'entreprise, les films didactiques, les reportages, les films purement scientifiques, les contributions à des programmes d'information ou d'actualités ;
6° série documentaire : une série non-fiction offrant une représentation ou une interprétation de la réalité via la description d'événements, de thèmes socialement pertinents, de tendances ou de personnes, entre autres, dans le but d'enrichir et d'élargir la compréhension et l'univers du téléspectateur et ayant une valeur intrinsèque à long terme. Sont exclues les séries purement informatives ou descriptives, telles que les films d'entreprise, les films didactiques, les reportages, les documentaires purement scientifiques, les contributions à des programmes d'information ou d'actualités ;
7° film de fiction : une oeuvre audiovisuelle unique, essentiellement live action, avec principalement des personnages et événements imaginaires et/ou historiques ;
8° série de fiction : une série sous forme de série, principalement live action, contenant essentiellement des personnages et des événements imaginaires. Les feuilletons populaires, les feuilletons romantiques et les comédies de situation, dans leur acception courante, ne font pas partie de cette catégorie ;
9° contrat de production signé : un contrat relatif à un projet de production flamand signé au moins par un investisseur contribuant financièrement à la production et un producteur tel que défini à l'article 1er, 11° ;
10° réseau ouvert : émis par un organisme de radiodiffusion repris dans le paquet de base de plusieurs distributeurs de services, sans supplément de prix sur l'abonnement de base ;
11° producteur : un des producteurs suivants :
a) le producteur qui remplit chacune des conditions suivantes :
1) la personnalité juridique du producteur est distincte de celle de l'investisseur tel que visé à l'article 188/1, § 1er, du décret du 27 mars 2009 ;
2) le producteur n'est pas lié, comme visé à l'article 1:20 du Code des sociétés et des associations, à un investisseur tel que visé à l'article 188/1, § 1er, du décret du 27 mars 2009 ;
3) le producteur ne détient pas, directement ou indirectement, plus de 25 % des droits de vote ou des droits patrimoniaux d'un investisseur visé à l'article 188/1, § 1er, du décret du 27 mars 2009 ;
4) 25 % maximum des droits de vote ou des droits patrimoniaux du producteur sont détenus directement ou indirectement par un investisseur tel que visé à l'article 188/1, § 1er, du décret du 27 mars 2009 ;
5) 25 % maximum des droits de vote ou des droits patrimoniaux du producteur sont détenus directement ou indirectement par une société qui détient directement ou indirectement plus de 25 % des droits de vote ou des droits patrimoniaux d'un investisseur tel que visé à l'article 188/1, § 1er, du décret du 27 mars 2009 ;
b) le producteur qui ne remplit pas les conditions visées au point a), 2), 3), 4) ou 5), mais qui remplit une des conditions suivantes :
1) il ressort des chiffres qui sous-tendent les trois derniers comptes annuels approuvés que le producteur réalise un chiffre d'affaires annuel moyen provenant à moins de 25 % d'oeuvres audiovisuelles réalisées directement ou indirectement avec un ou plusieurs des investisseurs visés au point a), 2), 3), 4) ou 5). Pour le producteur qui ne dispose pas encore de trois comptes annuels approuvés, le chiffre d'affaires annuel moyen est évalué sur la base d'une estimation de bonne foi;
2) l'investisseur visé au point a), 2), 3), 4) ou 5) ne réalise qu'un chiffre d'affaires annuel moyen limité et prouvé, tel qu'il ressort des chiffres qui sous-tendent les trois derniers comptes annuels approuvés, soit un maximum de 10 millions d'euros. Le chiffre d'affaires indiqué correspond aux recettes, hors T.V.A., acquises dans le cadre :
i) du paiement par le consommateur ;
ii) de contrats B2B relatifs à l'exploitation et/ou à la distribution de contenus audiovisuels ;
iii) de la valorisation de données ;
iv) de communications commerciales audiovisuelles.
Pour l'investisseur qui ne dispose pas encore de trois comptes annuels approuvés, le chiffre d'affaires annuel moyen est évalué sur la base d'une estimation de bonne foi ;
c) le producteur qui ne remplit pas les conditions visées au point a), 2), 3), 4) ou 5), ni le point b), 1) ou 2), mais qui est impliqué dans un projet de production flamand qui ne reçoit pas de contribution financière d'investisseurs tels que visés au point a), 2), 3), 4) ou 5) ;
12° série : une oeuvre audiovisuelle qui se compose d'au moins trois épisodes, dont les épisodes sont ou non indépendants ;
13° Régulateur flamand des Médias : la chambre générale du Régulateur flamand des Médias, visée à l'article 215, § 2, 1°, du décret du 27 mars 2009.
1° producteur délégué : le producteur responsable de la production de l'oeuvre audiovisuelle et qui est chargé de la bonne réalisation, tant sur le plan budgétaire que technique, de la partie des obligations qui lui incombent par contrat ;
2° film d'animation : une oeuvre audiovisuelle unique, dont le processus de production est basé principalement sur des techniques d'animation image par image utilisées sous toutes leurs formes possibles, comme le stop-motion, le dessin animé classique ou le film d'animation généré par ordinateur, en ce compris l'utilisation de mécanismes de jeu ; Les marionnettes filmées font également partie de cette catégorie ;
3° série d'animation : une série sous forme de série, dont le processus de production est basé principalement sur des techniques d'animation image par image utilisées sous toutes leurs formes possibles, comme le stop-motion, le dessin animé classique ou film d'animation généré par ordinateur, en ce compris l'utilisation de mécanismes de jeu. Les marionnettes filmées font également partie de cette catégorie ;
4° décret du 27 mars 2009 : le décret du 27 mars 2009 relatif à la radiodiffusion et à la télévision ;
5° film documentaire : un film non-fiction offrant une représentation ou une interprétation de la réalité via la description d'événements, de thèmes socialement pertinents, de tendances ou de personnes, entre autres, dans le but d'enrichir et d'élargir la compréhension et l'univers du téléspectateur et ayant une valeur intrinsèque à long terme. Sont exclus les films purement informatifs ou descriptifs, tels que les films d'entreprise, les films didactiques, les reportages, les films purement scientifiques, les contributions à des programmes d'information ou d'actualités ;
6° série documentaire : une série non-fiction offrant une représentation ou une interprétation de la réalité via la description d'événements, de thèmes socialement pertinents, de tendances ou de personnes, entre autres, dans le but d'enrichir et d'élargir la compréhension et l'univers du téléspectateur et ayant une valeur intrinsèque à long terme. Sont exclues les séries purement informatives ou descriptives, telles que les films d'entreprise, les films didactiques, les reportages, les documentaires purement scientifiques, les contributions à des programmes d'information ou d'actualités ;
7° film de fiction : une oeuvre audiovisuelle unique, essentiellement live action, avec principalement des personnages et événements imaginaires et/ou historiques ;
8° série de fiction : une série sous forme de série, principalement live action, contenant essentiellement des personnages et des événements imaginaires. Les feuilletons populaires, les feuilletons romantiques et les comédies de situation, dans leur acception courante, ne font pas partie de cette catégorie ;
9° contrat de production signé : un contrat relatif à un projet de production flamand signé au moins par un investisseur contribuant financièrement à la production et un producteur tel que défini à l'article 1er, 11° ;
10° réseau ouvert : émis par un organisme de radiodiffusion repris dans le paquet de base de plusieurs distributeurs de services, sans supplément de prix sur l'abonnement de base ;
11° producteur : un des producteurs suivants :
a) le producteur qui remplit chacune des conditions suivantes :
1) la personnalité juridique du producteur est distincte de celle de l'investisseur tel que visé à l'article 188/1, § 1er, du décret du 27 mars 2009 ;
2) le producteur n'est pas lié, comme visé à l'article 1:20 du Code des sociétés et des associations, à un investisseur tel que visé à l'article 188/1, § 1er, du décret du 27 mars 2009 ;
3) le producteur ne détient pas, directement ou indirectement, plus de 25 % des droits de vote ou des droits patrimoniaux d'un investisseur visé à l'article 188/1, § 1er, du décret du 27 mars 2009 ;
4) 25 % maximum des droits de vote ou des droits patrimoniaux du producteur sont détenus directement ou indirectement par un investisseur tel que visé à l'article 188/1, § 1er, du décret du 27 mars 2009 ;
5) 25 % maximum des droits de vote ou des droits patrimoniaux du producteur sont détenus directement ou indirectement par une société qui détient directement ou indirectement plus de 25 % des droits de vote ou des droits patrimoniaux d'un investisseur tel que visé à l'article 188/1, § 1er, du décret du 27 mars 2009 ;
b) le producteur qui ne remplit pas les conditions visées au point a), 2), 3), 4) ou 5), mais qui remplit une des conditions suivantes :
1) il ressort des chiffres qui sous-tendent les trois derniers comptes annuels approuvés que le producteur réalise un chiffre d'affaires annuel moyen provenant à moins de 25 % d'oeuvres audiovisuelles réalisées directement ou indirectement avec un ou plusieurs des investisseurs visés au point a), 2), 3), 4) ou 5). Pour le producteur qui ne dispose pas encore de trois comptes annuels approuvés, le chiffre d'affaires annuel moyen est évalué sur la base d'une estimation de bonne foi;
2) l'investisseur visé au point a), 2), 3), 4) ou 5) ne réalise qu'un chiffre d'affaires annuel moyen limité et prouvé, tel qu'il ressort des chiffres qui sous-tendent les trois derniers comptes annuels approuvés, soit un maximum de 10 millions d'euros. Le chiffre d'affaires indiqué correspond aux recettes, hors T.V.A., acquises dans le cadre :
i) du paiement par le consommateur ;
ii) de contrats B2B relatifs à l'exploitation et/ou à la distribution de contenus audiovisuels ;
iii) de la valorisation de données ;
iv) de communications commerciales audiovisuelles.
Pour l'investisseur qui ne dispose pas encore de trois comptes annuels approuvés, le chiffre d'affaires annuel moyen est évalué sur la base d'une estimation de bonne foi ;
c) le producteur qui ne remplit pas les conditions visées au point a), 2), 3), 4) ou 5), ni le point b), 1) ou 2), mais qui est impliqué dans un projet de production flamand qui ne reçoit pas de contribution financière d'investisseurs tels que visés au point a), 2), 3), 4) ou 5) ;
12° série : une oeuvre audiovisuelle qui se compose d'au moins trois épisodes, dont les épisodes sont ou non indépendants ;
13° Régulateur flamand des Médias : la chambre générale du Régulateur flamand des Médias, visée à l'article 215, § 2, 1°, du décret du 27 mars 2009.
HOOFDSTUK 2. - Communicatie
CHAPITRE 2. - Communication
Art.2. Alle communicatie ter uitvoering van deel VI/1 van het decreet van 27 maart 2009 tussen de investeerders, vermeld in artikel 188/1, § 1 van het voormelde decreet, en de Vlaamse Regulator voor de Media, het Vlaams Audiovisueel Fonds, de Vlaamse minister bevoegd voor media en de Vlaamse minister bevoegd voor cultuur gebeurt via elektronische weg met digitale handtekening van de bevoegde persoon, in overeenstemming met hetgeen bepaald is in artikel II.22, II.23 en II.23/1 van het Bestuursdecreet.
Art.2. Toutes les communications en exécution de la partie VI/1 du décret du 27 mars 2009 entre les investisseurs, visés à l'article 188/1, § 1er du décret précité, et le Régulateur flamand des Médias, le Fonds Audiovisuel de Flandre, le ministre flamand ayant les médias dans ses attributions et le ministre flamand ayant la culture dans ses attributions se font par voie électronique avec signature numérique de la personne compétente, conformément à ce qui est prévu à l'article II.22, II.23 et II.23/1 du décret de gouvernance.
HOOFDSTUK 3. - Bereik van niet-lineaire televisiediensten
CHAPITRE 3. - Portée des services de télévision non linéaires
Art.3. De Vlaamse Regulator voor de Media stelt het bereik van niet-lineaire televisiediensten, vermeld in artikel 157, § 1, tweede lid, en artikel 188/1, § 2, eerste lid, 1°, van het decreet van 27 maart 2009, vast.
Particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden en jaarlijks meer dan 10 audiovisuele werken aanbieden, geven jaarlijks, voor 1 juni, aan de Vlaamse Regulator voor de Media voor elk van de volgende niet-lineaire televisiediensten die gericht zijn op het Nederlandse taalgebied, het aantal actieve gebruikers van het jaar vóór het jaar waarin ze de informatie moeten doorgeven, door:
1° op abonnementen gebaseerde niet-lineaire televisiediensten: het aantal unieke betalende abonnees;
2° transactionele niet-lineaire televisiediensten: het aantal unieke gebruikers die ten minste één programma in de catalogus hebben aangekocht;
3° op advertenties gebaseerde niet-lineaire televisiediensten waarvoor de gebruiker geen financiële vergoeding betaalt: het aantal unieke gebruikers die ten minste één programma hebben bekeken.
De Vlaamse Regulator voor de Media berekent jaarlijks voor 1 december 0,5% van het totaal aantal inwoners van het Nederlandse taalgebied en maakt deze informatie bekend op zijn website.
Particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden en jaarlijks meer dan 10 audiovisuele werken aanbieden, geven jaarlijks, voor 1 juni, aan de Vlaamse Regulator voor de Media voor elk van de volgende niet-lineaire televisiediensten die gericht zijn op het Nederlandse taalgebied, het aantal actieve gebruikers van het jaar vóór het jaar waarin ze de informatie moeten doorgeven, door:
1° op abonnementen gebaseerde niet-lineaire televisiediensten: het aantal unieke betalende abonnees;
2° transactionele niet-lineaire televisiediensten: het aantal unieke gebruikers die ten minste één programma in de catalogus hebben aangekocht;
3° op advertenties gebaseerde niet-lineaire televisiediensten waarvoor de gebruiker geen financiële vergoeding betaalt: het aantal unieke gebruikers die ten minste één programma hebben bekeken.
De Vlaamse Regulator voor de Media berekent jaarlijks voor 1 december 0,5% van het totaal aantal inwoners van het Nederlandse taalgebied en maakt deze informatie bekend op zijn website.
Art.3. Le Régulateur flamand des Médias arrête la portée des services de télévision non linéaires, visés à l'article 157, § 1er, alinéa 2, et à l'article 188/1, § 2, alinéa 1er, 1°, du décret du 27 mars 2009.
Les organismes privés de radiodiffusion qui offrent des services de télévision non linéaires et qui fournissent plus de 10 oeuvres audiovisuelles par an transmettent chaque année au Régulateur flamand des Médias, avant le 1er juin, pour chacun des services de télévision non linéaires suivants destinés à la région de langue néerlandaise, le nombre d'utilisateurs actifs de l'année précédant l'année au cours de laquelle ils sont tenus de transmettre les informations :
1° services de télévision non linéaires basés sur des abonnements : le nombre d'abonnés payants uniques ;
2° services de télévision non linéaires sur une base transactionnelle : le nombre d'utilisateurs uniques ayant acheté au moins un seul programme dans le catalogue ;
3° services de télévision non linéaires basés sur les annonces publicitaires pour lesquels l'utilisateur ne paie pas de contribution financière : le nombre d'utilisateurs uniques ayant regardé au moins un seul programme.
Le Régulateur flamand des Médias calcule chaque année pour le 1er décembre 0,5 % du nombre total d'habitants de la région de langue néerlandaise et publie cette information sur son site web.
Les organismes privés de radiodiffusion qui offrent des services de télévision non linéaires et qui fournissent plus de 10 oeuvres audiovisuelles par an transmettent chaque année au Régulateur flamand des Médias, avant le 1er juin, pour chacun des services de télévision non linéaires suivants destinés à la région de langue néerlandaise, le nombre d'utilisateurs actifs de l'année précédant l'année au cours de laquelle ils sont tenus de transmettre les informations :
1° services de télévision non linéaires basés sur des abonnements : le nombre d'abonnés payants uniques ;
2° services de télévision non linéaires sur une base transactionnelle : le nombre d'utilisateurs uniques ayant acheté au moins un seul programme dans le catalogue ;
3° services de télévision non linéaires basés sur les annonces publicitaires pour lesquels l'utilisateur ne paie pas de contribution financière : le nombre d'utilisateurs uniques ayant regardé au moins un seul programme.
Le Régulateur flamand des Médias calcule chaque année pour le 1er décembre 0,5 % du nombre total d'habitants de la région de langue néerlandaise et publie cette information sur son site web.
HOOFDSTUK 4. - Bijdrage in de vorm van rechtstreekse financiële bijdrage aan de productie van audiovisuele werken
CHAPITRE 4. - Contribution sous la forme de contribution financière directe à la production d'oeuvres audiovisuelles
Afdeling 1. - Samenstelling van de financiële bijdrage
Section 1re. - Composition de la contribution financière
Art.4. De investeerders, vermeld in artikel 188/1, § 1, van het decreet van 27 maart 2009, die bijdragen aan de financiering van een Vlaams productieproject, kunnen de marktconforme vergoeding die ze betalen om uitzendrechten te verwerven op een Vlaams productieproject gericht op het Nederlandse taalgebied mee in rekening nemen voor maximaal 30% van de financiële bijdrage die ze verschuldigd zijn, op voorwaarde dat de investeerder voor minstens 20% participeert in de productie van het audiovisuele werk indien het een fictie-, of documentaireserie betreft of een fictie- of documentairefilm, en voor minstens 10% indien het een animatieserie of animatiefilm betreft.
Het eerste lid is niet van toepassing op de investeerders die een bijdrage verschuldigd zijn, vermeld in artikel 188/5, § 1, eerste lid, 2°, a), en artikel 188/6, § 1, eerste lid, 2°, a), van het voormelde decreet.
Het eerste lid is niet van toepassing op de investeerders die een bijdrage verschuldigd zijn, vermeld in artikel 188/5, § 1, eerste lid, 2°, a), en artikel 188/6, § 1, eerste lid, 2°, a), van het voormelde decreet.
Art.4. Les investisseurs visés à l'article 188/1, § 1er, du décret du 27 mars 2009, qui contribuent au financement d'un projet de production flamand, peuvent prendre en compte la contribution à l'acquisition de droits de diffusion sur un projet de production flamand destiné à la région de langue néerlandaise conforme au marché qu'ils paient à concurrence de maximum 30 % de la contribution financière dont ils sont redevables, à condition que l'investisseur participe à la production de l'oeuvre audiovisuelle pour au moins 20 % s'il s'agit d'une série de fiction ou série documentaire, ou d'un film de fiction ou film documentaire, et pour au moins 10 % s'il s'agit d'une série d'animation ou d'un film d'animation.
L'alinéa 1er ne s'applique pas aux investisseurs redevables d'une contribution visée à l'article 188/5, § 1er, alinéa 1er, 2°, a), et à l'article 188/6, § 1er, alinéa 1er, 2°, a), du décret précité.
L'alinéa 1er ne s'applique pas aux investisseurs redevables d'une contribution visée à l'article 188/5, § 1er, alinéa 1er, 2°, a), et à l'article 188/6, § 1er, alinéa 1er, 2°, a), du décret précité.
Art.5. Van de financiële bijdrage van een investeerder, vermeld in artikel 188/1, § 1, van het decreet van 27 maart 2009, moet minimaal 60% toekomen aan Vlaamse productieprojecten van producenten vermeld in artikel 1, 11°, vermeld in punt a) en b).
De resterende 40% van de financiële bijdrage van een investeerder, vermeld in artikel 188/1, § 1, van het decreet van 27 maart 2009, mag als volgt besteed worden:
1° mag toekomen aan Vlaamse productieprojecten van producenten vermeld in artikel 1, 11°, vermeld in punt a) en b);
2° mag toekomen aan Vlaamse productieprojecten van producenten vermeld in artikel 1, 11°, vermeld in punt c);
3° maximum 60% mag toekomen aan Vlaamse productieprojecten van producenten die niet voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 1, 11° met uitzondering van wat wordt bepaald onder artikel 1, 11°, a), 1).
De resterende 40% van de financiële bijdrage van een investeerder, vermeld in artikel 188/1, § 1, van het decreet van 27 maart 2009, mag als volgt besteed worden:
1° mag toekomen aan Vlaamse productieprojecten van producenten vermeld in artikel 1, 11°, vermeld in punt a) en b);
2° mag toekomen aan Vlaamse productieprojecten van producenten vermeld in artikel 1, 11°, vermeld in punt c);
3° maximum 60% mag toekomen aan Vlaamse productieprojecten van producenten die niet voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 1, 11° met uitzondering van wat wordt bepaald onder artikel 1, 11°, a), 1).
Art.5. De la contribution financière d'un investisseur, visée à l'article 188/1, § 1er, du décret du 27 mars 2009, au minimum 60 % doit revenir aux projets de production flamands de producteurs visés à l'article 1er, 11°, visés aux points a) et b).
Les 40 % restants de la contribution financière d'un investisseur, visée à l'article 188/1, § 1er, du décret du 27 mars 2009, peuvent être utilisés comme suit :
1° peuvent revenir à des projets de production flamands de producteurs visés à l'article 1er, 11°, visés aux points a) et b) ;
2° peuvent revenir à des projets de production flamands de producteurs visés à l'article 1er, 11°, visés au point c) ;
3° maximum 60 % peuvent revenir à des projets de production flamands de producteurs qui ne remplissent pas les conditions visées à l'article 1er, 11° à l'exception de ce qui est prévu à l'article 1er, 11°, a), 1).
Les 40 % restants de la contribution financière d'un investisseur, visée à l'article 188/1, § 1er, du décret du 27 mars 2009, peuvent être utilisés comme suit :
1° peuvent revenir à des projets de production flamands de producteurs visés à l'article 1er, 11°, visés aux points a) et b) ;
2° peuvent revenir à des projets de production flamands de producteurs visés à l'article 1er, 11°, visés au point c) ;
3° maximum 60 % peuvent revenir à des projets de production flamands de producteurs qui ne remplissent pas les conditions visées à l'article 1er, 11° à l'exception de ce qui est prévu à l'article 1er, 11°, a), 1).
Art.6. De rechtstreekse financiële bijdrage van een investeerder, vermeld in artikel 188/1, § 1, 1°, van het decreet van 27 maart 2009, die verbonden is met minstens één televisieomroeporganisatie in de zin van artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, wordt over een periode van 3 jaar besteed aan Vlaamse productieprojecten die worden aangeboden door minstens 3 verschillende televisieomroeporganisaties die vallen onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap die niet allemaal verbonden televisieomroeporganisaties zijn als vermeld in artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
Art.6. La contribution financière directe d'un investisseur, visée à l'article 188/1, § 1er, 1°, du décret du 27 mars 2009, qui est lié à au moins un organisme de radiodiffusion télévisuelle au sens de l'article 1:20 du Code des sociétés et des associations, est consacrée sur une période de 3 ans à des projets de production flamands proposés par au moins 3 organismes de radiodiffusion télévisuelle différents relevant de la compétence de la Communauté flamande qui ne sont pas tous des organismes de radiodiffusion télévisuelle liés tels que visés à l'article 1:20 du Code des sociétés et des associations.
Afdeling 2. - Indiening, beoordeling en opvolging van Vlaamse productieprojecten
Section 2. - Introduction, évaluation et suivi de projets de production flamands
Art.7. Productieprojecten die voldoen aan de bepalingen van deze afdeling, komen in aanmerking voor erkenning als een Vlaams productieproject dat beschouwd kan worden als een vorm van rechtstreekse financiële bijdrage tot de productie van audiovisuele werken vermeld in artikel 188/2, § 1, van het decreet van 27 maart 2009.
Art.7. Les projets de production répondant aux dispositions de la présente section sont éligibles à l'agrément comme projet de production flamand pouvant être considéré comme une forme de contribution financière directe à la production d'oeuvres audiovisuelles, telle que visée à l'article 188/2, § 1er, du décret du 27 mars 2009.
Art.8. De investeerder die kiest voor een deelname aan de productie van audiovisuele werken in de vorm van een rechtstreekse financiële bijdrage aan de productie van audiovisuele werken, dient daarvoor voor een of meer Vlaamse productieprojecten een erkenningsaanvraag in bij de Vlaamse Regulator voor de Media.
De Vlaamse Regulator voor de Media beoordeelt de ontvankelijkheid van de ingediende erkenningsaanvragen, vermeld in het eerste lid, op basis van de voorwaarden, vermeld in artikel 9, en brengt de investeerder ten laatste op 31 mei of op 30 november op de hoogte van zijn onontvankelijke erkenningsaanvragen.
De Vlaamse Regulator voor de Media beslist over de erkenning van de productieprojecten, rekening houdend met het advies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 11, en brengt de investeerder uiterlijk op 15 juli van elk jaar of op 15 januari van het daaropvolgende jaar op de hoogte van de beslissing tot erkenning van de productieprojecten.
De Vlaamse Regulator voor de Media beoordeelt de ontvankelijkheid van de ingediende erkenningsaanvragen, vermeld in het eerste lid, op basis van de voorwaarden, vermeld in artikel 9, en brengt de investeerder ten laatste op 31 mei of op 30 november op de hoogte van zijn onontvankelijke erkenningsaanvragen.
De Vlaamse Regulator voor de Media beslist over de erkenning van de productieprojecten, rekening houdend met het advies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 11, en brengt de investeerder uiterlijk op 15 juli van elk jaar of op 15 januari van het daaropvolgende jaar op de hoogte van de beslissing tot erkenning van de productieprojecten.
Art.8. L'investisseur optant pour une participation à la production d'oeuvres audiovisuelles sous la forme d'une contribution financière directe à la production d'oeuvres audiovisuelles, introduit à cet effet, pour un ou plusieurs projets de production flamands, une demande d'agrément auprès du Régulateur flamand des Médias.
Le Régulateur flamand des Médias évalue la recevabilité des demandes d'agrément introduites, visées à l'alinéa 1er, sur la base des conditions visées à l'article 9, et informe l'investisseur au plus tard le 31 mai ou le 30 novembre des demandes d'agrément irrecevables.
Le Régulateur flamand des Médias statue sur l'agrément des projets de production, compte tenu de l'avis de la commission d'évaluation, visée à l'article 11, et informe l'investisseur au plus tard le 15 juillet de chaque année ou le 15 janvier de l'année qui suit de la décision d'agrément des projets de production.
Le Régulateur flamand des Médias évalue la recevabilité des demandes d'agrément introduites, visées à l'alinéa 1er, sur la base des conditions visées à l'article 9, et informe l'investisseur au plus tard le 31 mai ou le 30 novembre des demandes d'agrément irrecevables.
Le Régulateur flamand des Médias statue sur l'agrément des projets de production, compte tenu de l'avis de la commission d'évaluation, visée à l'article 11, et informe l'investisseur au plus tard le 15 juillet de chaque année ou le 15 janvier de l'année qui suit de la décision d'agrément des projets de production.
Art.9. Om in aanmerking te komen als vorm van rechtstreekse financiële bijdrage tot de productie van audiovisuele werken moeten de erkenningsaanvragen aan de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden voldoen:
1° de productieprojecten zijn Vlaamse productieprojecten. Een productieproject wordt als Vlaams gekwalificeerd op basis van de volgende criteria:
a) het aanwezige Vlaamse artistieke of productionele talent;
b) de Nederlandstalige originele versie;
c) de Nederlandstalige tekst of dialogen;
d) het Nederlandstalige onderliggende werk;
e) de culturele verbondenheid met Vlaanderen;
f) de creatieve input vanuit de Vlaamse cultuurgemeenschap; en/of
g) een onderwerp dat verband houdt met de Vlaamse maatschappij, geschiedenis, cultuur, enz.;
2° de productieprojecten worden uiterlijk op 15 april of op 15 oktober van elk jaar ingediend bij de Vlaamse Regulator voor de Media;
3° de rechtstreekse financiële bijdrage bedraagt maximaal 50% van het productiebudget van het productieproject;
4° het productieproject wordt ingediend samen met minstens één producent met zetel of permanent agentschap in het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die de rol van afgevaardigde producent waarneemt. De aanvrager bewijst dat de producent voldoet aan de omschrijving in artikel 1, 11° met stukken gevaloriseerd door een bedrijfsrevisor die worden toegevoegd aan het dossier.
5° het productieproject bevat een schriftelijk engagement dat het audiovisuele werk kosteloos ter beschikking wordt gesteld van de Vlaamse kijker via open net of gratis online voor een periode van minimaal drie maanden, binnen een redelijke termijn, rekening houdend met de investering van de verschillende partijen en met de gebruikelijke windows, door de televisieomroeporganisatie die dat zal garanderen, inclusief het profiel van de voormelde televisieomroeporganisatie;
6° het productieproject betreft animatieseries of -films, documentaireseries of -films of fictieseries of -films;
7° het productieproject past binnen de verplichting voor de investeerder om jaarlijks niet meer dan 50% van zijn financiële bijdrage te bestemmen voor de productie van animatiefilms, fictiefilms en documentairefilms;
8° als het productieproject de investeerder de mogelijkheid biedt om te delen in de winst van het productieproject, kan dat uitsluitend nadat alle andere financiers hun financiële bijdrage aan de totstandkoming van de productie, verhoogd met een marktconform rendement dat in casu bepaald wordt op 10% per jaar gekapitaliseerd, hebben gerealiseerd;
9° de erkenningsaanvraag voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5 en 6;
10° de erkenningsaanvraag bevat alle elementen, vermeld in artikel 10.
1° de productieprojecten zijn Vlaamse productieprojecten. Een productieproject wordt als Vlaams gekwalificeerd op basis van de volgende criteria:
a) het aanwezige Vlaamse artistieke of productionele talent;
b) de Nederlandstalige originele versie;
c) de Nederlandstalige tekst of dialogen;
d) het Nederlandstalige onderliggende werk;
e) de culturele verbondenheid met Vlaanderen;
f) de creatieve input vanuit de Vlaamse cultuurgemeenschap; en/of
g) een onderwerp dat verband houdt met de Vlaamse maatschappij, geschiedenis, cultuur, enz.;
2° de productieprojecten worden uiterlijk op 15 april of op 15 oktober van elk jaar ingediend bij de Vlaamse Regulator voor de Media;
3° de rechtstreekse financiële bijdrage bedraagt maximaal 50% van het productiebudget van het productieproject;
4° het productieproject wordt ingediend samen met minstens één producent met zetel of permanent agentschap in het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die de rol van afgevaardigde producent waarneemt. De aanvrager bewijst dat de producent voldoet aan de omschrijving in artikel 1, 11° met stukken gevaloriseerd door een bedrijfsrevisor die worden toegevoegd aan het dossier.
5° het productieproject bevat een schriftelijk engagement dat het audiovisuele werk kosteloos ter beschikking wordt gesteld van de Vlaamse kijker via open net of gratis online voor een periode van minimaal drie maanden, binnen een redelijke termijn, rekening houdend met de investering van de verschillende partijen en met de gebruikelijke windows, door de televisieomroeporganisatie die dat zal garanderen, inclusief het profiel van de voormelde televisieomroeporganisatie;
6° het productieproject betreft animatieseries of -films, documentaireseries of -films of fictieseries of -films;
7° het productieproject past binnen de verplichting voor de investeerder om jaarlijks niet meer dan 50% van zijn financiële bijdrage te bestemmen voor de productie van animatiefilms, fictiefilms en documentairefilms;
8° als het productieproject de investeerder de mogelijkheid biedt om te delen in de winst van het productieproject, kan dat uitsluitend nadat alle andere financiers hun financiële bijdrage aan de totstandkoming van de productie, verhoogd met een marktconform rendement dat in casu bepaald wordt op 10% per jaar gekapitaliseerd, hebben gerealiseerd;
9° de erkenningsaanvraag voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5 en 6;
10° de erkenningsaanvraag bevat alle elementen, vermeld in artikel 10.
Art.9. Pour être éligible en tant que forme de contribution financière directe à la production d'oeuvres audiovisuelles, les demandes d'agrément doivent remplir toutes les conditions d'admissibilité suivantes :
1° les projets de production sont des projets de production flamands. Un projet de production est qualifié de flamand sur la base des critères suivants :
a) le talent artistique ou de production flamand présent ;
b) la version originale néerlandophone ;
c) le texte ou les dialogues néerlandais ;
d) l'oeuvre sous-jacente néerlandophone ;
e) le lien culturel avec la Flandre ;
f) l'apport créatif de la communauté culturelle flamande ; et/ou
g) un sujet lié à la société, l'histoire, la culture, etc. flamande ;
2° les projets de production sont introduits au plus tard le 15 avril ou le 15 octobre de chaque année auprès du Régulateur flamand des Médias ;
3° la contribution financière directe est de maximum 50 % du budget de production du projet de production ;
4° le projet de production est introduit conjointement avec au moins un producteur ayant son siège ou une agence permanente en Région flamande ou en Région de Bruxelles-Capitale, qui assure le rôle de producteur délégué. Le demandeur prouve que le producteur répond à la définition de l'article 1er, 11° à l'aide de documents valorisés par un réviseur d'entreprise qui sont joints au dossier.
5° le projet de production contient un engagement écrit que l'oeuvre audiovisuelle sera mise gratuitement à la disposition du téléspectateur flamand en réseau ouvert ou gratuitement en ligne pour une période d'au moins trois mois, dans un délai raisonnable, compte tenu de l'investissement des différentes parties et des fenêtres habituelles, par l'organisme de radiodiffusion télévisuelle qui s'en porte garant, y compris le profil de l'organisme de radiodiffusion télévisuelle précité ;
6° le projet de production concerne des séries ou films d'animation, des séries ou films documentaires ou des séries ou films de fiction ;
7° le projet de production s'inscrit dans le cadre de l'obligation de l'investisseur de ne pas consacrer plus de 50 % de sa contribution financière annuelle à la production de films d'animation, films de fiction et films documentaires ;
8° si le projet de production permet à l'investisseur de participer aux bénéfices du projet de production, il ne peut le faire qu'après que tous les autres financiers ont réalisé leur contribution financière à la réalisation de la production, augmentée d'un rendement conforme au marché, qui est fixé en l'espèce à 10 % capitalisé par an ;
9° la demande d'agrément remplit les conditions visées aux articles 5 et 6 ;
10° la demande d'agrément comprend tous les éléments visés à l'article 10.
1° les projets de production sont des projets de production flamands. Un projet de production est qualifié de flamand sur la base des critères suivants :
a) le talent artistique ou de production flamand présent ;
b) la version originale néerlandophone ;
c) le texte ou les dialogues néerlandais ;
d) l'oeuvre sous-jacente néerlandophone ;
e) le lien culturel avec la Flandre ;
f) l'apport créatif de la communauté culturelle flamande ; et/ou
g) un sujet lié à la société, l'histoire, la culture, etc. flamande ;
2° les projets de production sont introduits au plus tard le 15 avril ou le 15 octobre de chaque année auprès du Régulateur flamand des Médias ;
3° la contribution financière directe est de maximum 50 % du budget de production du projet de production ;
4° le projet de production est introduit conjointement avec au moins un producteur ayant son siège ou une agence permanente en Région flamande ou en Région de Bruxelles-Capitale, qui assure le rôle de producteur délégué. Le demandeur prouve que le producteur répond à la définition de l'article 1er, 11° à l'aide de documents valorisés par un réviseur d'entreprise qui sont joints au dossier.
5° le projet de production contient un engagement écrit que l'oeuvre audiovisuelle sera mise gratuitement à la disposition du téléspectateur flamand en réseau ouvert ou gratuitement en ligne pour une période d'au moins trois mois, dans un délai raisonnable, compte tenu de l'investissement des différentes parties et des fenêtres habituelles, par l'organisme de radiodiffusion télévisuelle qui s'en porte garant, y compris le profil de l'organisme de radiodiffusion télévisuelle précité ;
6° le projet de production concerne des séries ou films d'animation, des séries ou films documentaires ou des séries ou films de fiction ;
7° le projet de production s'inscrit dans le cadre de l'obligation de l'investisseur de ne pas consacrer plus de 50 % de sa contribution financière annuelle à la production de films d'animation, films de fiction et films documentaires ;
8° si le projet de production permet à l'investisseur de participer aux bénéfices du projet de production, il ne peut le faire qu'après que tous les autres financiers ont réalisé leur contribution financière à la réalisation de la production, augmentée d'un rendement conforme au marché, qui est fixé en l'espèce à 10 % capitalisé par an ;
9° la demande d'agrément remplit les conditions visées aux articles 5 et 6 ;
10° la demande d'agrément comprend tous les éléments visés à l'article 10.
Art.10. Een erkenningsaanvraag als vermeld in artikel 8, bevat de volgende elementen:
1° de titel van de productie;
2° een synopsis van één tot drie pagina's;
3° de contactgegevens en beroepsgegevens van de producenten, waaronder de producent met zetel of permanent agentschap in het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
4° een budget;
5° een financieringsplan;
6° voor series: bij voorkeur volledig uitgeschreven scenario's van alle afleveringen van de productie, maar minimaal drie afleveringen, plus treatments van alle andere afleveringen; voor films: het volledig uitgeschreven scenario; specifiek voor animatie (series en films): bijkomend ook de grafische stijl en animatietechniek; voor documentaire (series en films): bij voorkeur een volledig uitgeschreven scenario ofwel een gedetailleerde inhoudelijke en visuele opzet en structuur;
7° een inclusienota rekening houdend met de eigenheid van het productieproject waarin wordt gereflecteerd over de wijze waarop de realisatie van het project ruimte biedt voor diversiteit;
8° een overkoepelende nota met verantwoording dat voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4, 5 en 6.
Ter ondersteuning van de erkenningsaanvraag kunnen optioneel volgende elementen bijkomend toegevoegd worden:
1° een intentienota van de auteur of de scenarist, de regisseur en de producent of producenten;
2° als dat van toepassing is, een voorstelling van de belangrijkste personages met een korte karakterschets. Als dat gewenst is, kunnen de personagebeschrijvingen ook opgenomen worden in de beschrijving van het project;
3° een productieplanning.
1° de titel van de productie;
2° een synopsis van één tot drie pagina's;
3° de contactgegevens en beroepsgegevens van de producenten, waaronder de producent met zetel of permanent agentschap in het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
4° een budget;
5° een financieringsplan;
6° voor series: bij voorkeur volledig uitgeschreven scenario's van alle afleveringen van de productie, maar minimaal drie afleveringen, plus treatments van alle andere afleveringen; voor films: het volledig uitgeschreven scenario; specifiek voor animatie (series en films): bijkomend ook de grafische stijl en animatietechniek; voor documentaire (series en films): bij voorkeur een volledig uitgeschreven scenario ofwel een gedetailleerde inhoudelijke en visuele opzet en structuur;
7° een inclusienota rekening houdend met de eigenheid van het productieproject waarin wordt gereflecteerd over de wijze waarop de realisatie van het project ruimte biedt voor diversiteit;
8° een overkoepelende nota met verantwoording dat voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4, 5 en 6.
Ter ondersteuning van de erkenningsaanvraag kunnen optioneel volgende elementen bijkomend toegevoegd worden:
1° een intentienota van de auteur of de scenarist, de regisseur en de producent of producenten;
2° als dat van toepassing is, een voorstelling van de belangrijkste personages met een korte karakterschets. Als dat gewenst is, kunnen de personagebeschrijvingen ook opgenomen worden in de beschrijving van het project;
3° een productieplanning.
Art.10. Une demande d'agrément telle que visée à l'article 8 comprend les éléments suivants :
1° le titre de la production ;
2° un synopsis d'une à trois pages ;
3° les coordonnées et données professionnelles des producteurs, notamment du producteur ayant son siège ou une agence permanente en Région flamande ou en Région de Bruxelles-Capitale ;
4° un budget ;
5° un plan de financement ;
6° pour les séries : de préférence les scénarios écrits complets de tous les épisodes de la production, mais au moins trois épisodes, plus traitements de tous les autres épisodes ; pour les films : le scénario écrit complet ; spécifiquement pour l'animation (séries et films) : en complément, le style graphique et la technique d'animation ; pour les documentaires (séries et films) : de préférence un scénario écrit complet ou une conception et structure détaillées sur les plans visuel et en termes de contenu ;
7° une note d'inclusion prenant en compte la spécificité du projet de production et réfléchissant à la manière dont la réalisation du projet permet la diversité ;
8° une note faîtière comprenant une justification du fait que les conditions visées aux articles 4, 5 et 6 sont remplies.
Les éléments suivants peuvent en outre facultativement être ajoutés pour soutenir la demande d'agrément :
1° une note d'intention de l'auteur ou du scénariste, du metteur en scène et du ou des producteurs ;
2° le cas échéant, une présentation des personnages principaux avec un bref portrait. Si souhaité, les descriptions des personnages peuvent également être intégrées dans la description du projet ;
3° un planning de production.
1° le titre de la production ;
2° un synopsis d'une à trois pages ;
3° les coordonnées et données professionnelles des producteurs, notamment du producteur ayant son siège ou une agence permanente en Région flamande ou en Région de Bruxelles-Capitale ;
4° un budget ;
5° un plan de financement ;
6° pour les séries : de préférence les scénarios écrits complets de tous les épisodes de la production, mais au moins trois épisodes, plus traitements de tous les autres épisodes ; pour les films : le scénario écrit complet ; spécifiquement pour l'animation (séries et films) : en complément, le style graphique et la technique d'animation ; pour les documentaires (séries et films) : de préférence un scénario écrit complet ou une conception et structure détaillées sur les plans visuel et en termes de contenu ;
7° une note d'inclusion prenant en compte la spécificité du projet de production et réfléchissant à la manière dont la réalisation du projet permet la diversité ;
8° une note faîtière comprenant une justification du fait que les conditions visées aux articles 4, 5 et 6 sont remplies.
Les éléments suivants peuvent en outre facultativement être ajoutés pour soutenir la demande d'agrément :
1° une note d'intention de l'auteur ou du scénariste, du metteur en scène et du ou des producteurs ;
2° le cas échéant, une présentation des personnages principaux avec un bref portrait. Si souhaité, les descriptions des personnages peuvent également être intégrées dans la description du projet ;
3° un planning de production.
Art.11. De Vlaamse Regulator voor de Media legt de ontvankelijke Vlaamse productieprojecten voor advies voor aan een beoordelingscommissie die de Vlaamse Regulator voor de Media samenstelt. De beoordelingscommissie bestaat uit zes leden die het VAF op een dubbele lijst voordraagt.
Het mandaat van lid van de beoordelingscommissie is onverenigbaar met:
1° een verkozen politiek mandaat;
2° een functie als medewerker van een parlementaire fractie of een kabinet;
3° een functie als personeelslid in dienst van een instelling van de Vlaamse overheid die in het kader van zijn functie betrokken is bij de uitvoering van dit decreet;
4° het lidmaatschap van een commissie voor de beoordeling en selectie van aanvragen, aangesteld door het VAF;
5° een beroepshalve binding met een media-, advertentie- of reclamebedrijf of -instelling, of met een verdeler van omroepsignalen, inclusief het aanhouden van economische belangen in die bedrijven of instellingen.
De voormelde beoordelingscommissie regelt de praktische modaliteiten van haar werking in een huishoudelijk reglement.
De voormelde beoordelingscommissie geeft de Vlaamse Regulator voor de Media een niet-bindend advies met het oog op de erkenning van de Vlaamse productieprojecten, rekening houdend met de volgende criteria:
1° de elementen in het dossier, vermeld in artikel 10;
2° de inhoud en vorm van het productieproject zelf;
3° de ervaring, kennis en expertise van alle creatieve en zakelijke talenten die aan het project meewerken;
4° het publiekspotentieel dat eigen is aan het project;
5° het businessplan en de haalbaarheid van het productieproject;
6° sterke, authentieke en originele verhalen;
7° de garanties die het project in zich draagt om zijn eigen finaliteit(en) te bereiken.
Het mandaat van lid van de beoordelingscommissie is onverenigbaar met:
1° een verkozen politiek mandaat;
2° een functie als medewerker van een parlementaire fractie of een kabinet;
3° een functie als personeelslid in dienst van een instelling van de Vlaamse overheid die in het kader van zijn functie betrokken is bij de uitvoering van dit decreet;
4° het lidmaatschap van een commissie voor de beoordeling en selectie van aanvragen, aangesteld door het VAF;
5° een beroepshalve binding met een media-, advertentie- of reclamebedrijf of -instelling, of met een verdeler van omroepsignalen, inclusief het aanhouden van economische belangen in die bedrijven of instellingen.
De voormelde beoordelingscommissie regelt de praktische modaliteiten van haar werking in een huishoudelijk reglement.
De voormelde beoordelingscommissie geeft de Vlaamse Regulator voor de Media een niet-bindend advies met het oog op de erkenning van de Vlaamse productieprojecten, rekening houdend met de volgende criteria:
1° de elementen in het dossier, vermeld in artikel 10;
2° de inhoud en vorm van het productieproject zelf;
3° de ervaring, kennis en expertise van alle creatieve en zakelijke talenten die aan het project meewerken;
4° het publiekspotentieel dat eigen is aan het project;
5° het businessplan en de haalbaarheid van het productieproject;
6° sterke, authentieke en originele verhalen;
7° de garanties die het project in zich draagt om zijn eigen finaliteit(en) te bereiken.
Art.11. Le Régulateur flamand des Médias soumet les projets de production flamands recevables pour avis à la commission d'évaluation composée par le Régulateur flamand des Médias. La commission d'évaluation se compose de six membres proposés par le Fonds Audiovisuel de Flandre sur une liste double.
Le mandat de membre de la commission d'évaluation est incompatible avec :
1° un mandat politique élu ;
2° une fonction de collaborateur d'un groupe parlementaire ou d'un cabinet ;
3° une fonction de membre du personnel au service d'une institution de l'Autorité flamande qui, dans le cadre de sa fonction, est associé à l'exécution du présent décret ;
4° la qualité de membre d'une commission pour l'évaluation et la sélection de demandes, désignée par le Fonds Audiovisuel de Flandre ;
5° un lien professionnel avec une entreprise ou institution médiatique, d'annonces ou de publicité, ou avec un distributeur de signaux de radiodiffusion, y compris la détention d'intérêts économiques dans ces entreprises ou institutions.
La commission d'évaluation précitée règle les modalités pratiques de son fonctionnement dans un règlement d'ordre intérieur.
La commission d'évaluation précitée rend un avis non contraignant au Régulateur flamand des Médias en vue de l'agrément des projets de production flamands, en tenant compte des critères suivants :
1° les éléments du dossier visés à l'article 10 ;
2° le contenu et la forme du projet de production en tant que tel ;
3° l'expérience, les connaissances et l'expertise de tous les talents créatifs et d'affaires qui collaborent au projet ;
4° le potentiel d'audience propre au projet ;
5° le business plan et la faisabilité du projet de production ;
6° des récits forts, authentiques et originaux ;
7° les garanties que contient en soi le projet pour atteindre sa ou ses propre(s) finalité(s).
Le mandat de membre de la commission d'évaluation est incompatible avec :
1° un mandat politique élu ;
2° une fonction de collaborateur d'un groupe parlementaire ou d'un cabinet ;
3° une fonction de membre du personnel au service d'une institution de l'Autorité flamande qui, dans le cadre de sa fonction, est associé à l'exécution du présent décret ;
4° la qualité de membre d'une commission pour l'évaluation et la sélection de demandes, désignée par le Fonds Audiovisuel de Flandre ;
5° un lien professionnel avec une entreprise ou institution médiatique, d'annonces ou de publicité, ou avec un distributeur de signaux de radiodiffusion, y compris la détention d'intérêts économiques dans ces entreprises ou institutions.
La commission d'évaluation précitée règle les modalités pratiques de son fonctionnement dans un règlement d'ordre intérieur.
La commission d'évaluation précitée rend un avis non contraignant au Régulateur flamand des Médias en vue de l'agrément des projets de production flamands, en tenant compte des critères suivants :
1° les éléments du dossier visés à l'article 10 ;
2° le contenu et la forme du projet de production en tant que tel ;
3° l'expérience, les connaissances et l'expertise de tous les talents créatifs et d'affaires qui collaborent au projet ;
4° le potentiel d'audience propre au projet ;
5° le business plan et la faisabilité du projet de production ;
6° des récits forts, authentiques et originaux ;
7° les garanties que contient en soi le projet pour atteindre sa ou ses propre(s) finalité(s).
Art.12. De investeerder die kiest voor een deelname aan de productie van audiovisuele werken in de vorm van een rechtstreekse bijdrage aan de productie van audiovisuele werken, dient voor 31 augustus van elk kalenderjaar of voor 28 februari van het daaropvolgende jaar bij de Vlaamse Regulator voor de Media een dossier in met een lijst van investeringen in de vorm van producties van audiovisuele werken voor het lopende jaar.
De Vlaamse Regulator voor de Media controleert uiterlijk op 30 september van elk kalenderjaar of uiterlijk op 31 maart van het daaropvolgende kalenderjaar de lijst van investeringen, vermeld in het eerste lid, op basis van het totale bedrag van de financiële bijdrage. Hij verifieert of het bedrag van de financiële bijdrage wordt bereikt en brengt de investeerder op de hoogte van die controle en van de daar eventueel uit voortvloeiende verplichtingen voor de investeerder, met toepassing van artikel 188/2, § 3, van het decreet van 27 maart 2009.
De stortingen van de financiële bijdrage, vermeld in artikel 188/2, § 3, van het decreet van 27 maart 2009, worden telkens op 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar overgemaakt op de rekening van het VAF.
De Vlaamse Regulator voor de Media controleert uiterlijk op 30 september van elk kalenderjaar of uiterlijk op 31 maart van het daaropvolgende kalenderjaar de lijst van investeringen, vermeld in het eerste lid, op basis van het totale bedrag van de financiële bijdrage. Hij verifieert of het bedrag van de financiële bijdrage wordt bereikt en brengt de investeerder op de hoogte van die controle en van de daar eventueel uit voortvloeiende verplichtingen voor de investeerder, met toepassing van artikel 188/2, § 3, van het decreet van 27 maart 2009.
De stortingen van de financiële bijdrage, vermeld in artikel 188/2, § 3, van het decreet van 27 maart 2009, worden telkens op 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar overgemaakt op de rekening van het VAF.
Art.12. L'investisseur qui opte pour une participation à la production d'oeuvres audiovisuelles sous la forme d'une contribution directe à la production d'oeuvres audiovisuelles, introduit pour le 31 août de chaque année calendrier ou pour le 28 février de l'année qui suit, auprès du Régulateur flamand des Médias, un dossier contenant une liste d'investissements sous la forme de productions d'oeuvres audiovisuelles pour l'année en cours.
Au plus tard le 30 septembre de chaque année calendrier, ou au plus tard le 31 mars de l'année calendrier qui suit, le Régulateur flamand des Médias vérifie la liste des investissements visée à l'alinéa 1er sur la base du montant total de la contribution financière. Il vérifie que le montant de la contribution financière est respecté et informe l'investisseur de cette vérification et, le cas échéant, des obligations qui en découlent pour l'investisseur, en application de l'article 188/2, § 3, du décret du 27 mars 2009.
Les versements de la contribution financière, visée à l'article 188/2, § 3, du décret du 27 mars 2009, sont chaque fois effectués sur le compte du Fonds Audiovisuel de Flandre le 1er avril de l'année calendrier qui suit.
Au plus tard le 30 septembre de chaque année calendrier, ou au plus tard le 31 mars de l'année calendrier qui suit, le Régulateur flamand des Médias vérifie la liste des investissements visée à l'alinéa 1er sur la base du montant total de la contribution financière. Il vérifie que le montant de la contribution financière est respecté et informe l'investisseur de cette vérification et, le cas échéant, des obligations qui en découlent pour l'investisseur, en application de l'article 188/2, § 3, du décret du 27 mars 2009.
Les versements de la contribution financière, visée à l'article 188/2, § 3, du décret du 27 mars 2009, sont chaque fois effectués sur le compte du Fonds Audiovisuel de Flandre le 1er avril de l'année calendrier qui suit.
Art.13. De ondertekende productieovereenkomsten met de investeerder worden bij de lijst van investeringen, vermeld in artikel 12, gevoegd. Als de ondertekende overeenkomsten niet binnen de vervaldatum, vermeld in artikel 12, eerste lid, kunnen worden ingediend, kan de investeerder voorlopig een brief met vaststaande intentie en engagement tot investering indienen waarin al de volgende gegevens vermeld worden:
1° de titel van de productie;
2° de vervaldatum waarbinnen de overeenkomst gesloten moet worden;
3° de contactgegevens van de producent met zetel of permanent agentschap in het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
4° de contactgegevens van de televisieomroeporganisatie, vermeld in artikel 9, eerste lid, 5° ;
5° de contactgegevens van de regisseur;
6° het bedrag van de financiële bijdrage.
1° de titel van de productie;
2° de vervaldatum waarbinnen de overeenkomst gesloten moet worden;
3° de contactgegevens van de producent met zetel of permanent agentschap in het Vlaamse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
4° de contactgegevens van de televisieomroeporganisatie, vermeld in artikel 9, eerste lid, 5° ;
5° de contactgegevens van de regisseur;
6° het bedrag van de financiële bijdrage.
Art.13. Les contrats de production signés avec l'investisseur sont joints à la liste des investissements, visée à l'article 12. Lorsque les contrats signés ne peuvent pas être introduits dans le délai visé à l'article 12, alinéa 1er, l'investisseur peut soumettre à titre provisoire une déclaration d'intention avec engagement d'investissement, reprenant toutes les données suivantes :
1° le titre de la production ;
2° la date limite de conclusion du contrat ;
3° les coordonnées du producteur ayant son siège ou son agence permanente en Région flamande ou en Région de Bruxelles-Capitale ;
4° les coordonnées de l'organisme de radiodiffusion télévisuelle, visé à l'article 9, alinéa 1er, 5° ;
5° les coordonnées du metteur en scène ;
6° le montant de la contribution financière.
1° le titre de la production ;
2° la date limite de conclusion du contrat ;
3° les coordonnées du producteur ayant son siège ou son agence permanente en Région flamande ou en Région de Bruxelles-Capitale ;
4° les coordonnées de l'organisme de radiodiffusion télévisuelle, visé à l'article 9, alinéa 1er, 5° ;
5° les coordonnées du metteur en scène ;
6° le montant de la contribution financière.
Art.14. Vóór 15 april van elk kalenderjaar brengt de investeerder die het jaar voordien investeringen in Vlaamse productieprojecten heeft gedaan, aan de Vlaamse Regulator voor de Media verslag uit over de investeringen in lopende Vlaamse productieprojecten en Vlaamse productieprojecten die zijn ingediend en erkend in het vorige jaar.
In het verslag, vermeld in het eerste lid, vermeldt de investeerder voor elk Vlaams productieproject al de volgende elementen:
1° of er bedragen zijn geïnvesteerd;
2° welke bedragen zijn geïnvesteerd;
3° op welk ogenblik die bedragen zijn geïnvesteerd.
De uitgaven voor de Vlaamse productieprojecten worden gedaan binnen drie jaar nadat de Vlaamse Regulator voor de Media de investeerder op de hoogte heeft gebracht van de beslissing tot erkenning van het productieproject, vermeld in artikel 8, derde lid.
De Vlaamse Regulator voor de Media is bevoegd om over het verslag, vermeld in het eerste lid, alle relevante inlichtingen en documenten aan de investeerder te vragen.
De Vlaamse Regulator voor de Media heeft de volgende taken:
1° een register opmaken van de investeringen die de verschillende investeerders hebben aangegaan;
2° de conformiteit nagaan van de implementatie van de verschillende investeringen aan de verplichting tot stimulering conform artikel 188/1 van het decreet van 27 maart 2009;
3° een jaarlijks verslag opmaken over de punten 1° en 2° en dat overmaken aan de Vlaamse minister bevoegd voor het mediabeleid en aan de Vlaamse minister bevoegd voor cultuur;
In het verslag, vermeld in het eerste lid, vermeldt de investeerder voor elk Vlaams productieproject al de volgende elementen:
1° of er bedragen zijn geïnvesteerd;
2° welke bedragen zijn geïnvesteerd;
3° op welk ogenblik die bedragen zijn geïnvesteerd.
De uitgaven voor de Vlaamse productieprojecten worden gedaan binnen drie jaar nadat de Vlaamse Regulator voor de Media de investeerder op de hoogte heeft gebracht van de beslissing tot erkenning van het productieproject, vermeld in artikel 8, derde lid.
De Vlaamse Regulator voor de Media is bevoegd om over het verslag, vermeld in het eerste lid, alle relevante inlichtingen en documenten aan de investeerder te vragen.
De Vlaamse Regulator voor de Media heeft de volgende taken:
1° een register opmaken van de investeringen die de verschillende investeerders hebben aangegaan;
2° de conformiteit nagaan van de implementatie van de verschillende investeringen aan de verplichting tot stimulering conform artikel 188/1 van het decreet van 27 maart 2009;
3° een jaarlijks verslag opmaken over de punten 1° en 2° en dat overmaken aan de Vlaamse minister bevoegd voor het mediabeleid en aan de Vlaamse minister bevoegd voor cultuur;
Art.14. Avant le 15 avril de chaque année calendrier, l'investisseur qui a investi dans des projets de production flamands au cours de l'année précédente fait rapport au Régulateur flamand des Médias sur les investissements dans des projets de production flamands en cours et projets de production flamands introduits et agréés au cours de l'année précédente.
Dans le rapport, visé à l'alinéa 1er, l'investisseur indique pour chaque projet de production flamand tous les éléments suivants :
1° si des montants ont été investis ;
2° les montants investis ;
3° le moment auquel ces montants ont été investis.
Les dépenses relatives aux projets de production flamands doivent être effectuées dans les trois ans suivant la notification par le Régulateur flamand des Médias, à l'investisseur, de la décision d'agrément du projet de production, visée à l'article 8, alinéa 3.
Le Régulateur flamand des Médias est compétent pour demander à l'investisseur toutes les informations et tous les documents pertinents relatifs au rapport, visé à l'alinéa 1er.
Le Régulateur flamand des Médias a les tâches suivantes :
1° établir un registre des investissements réalisés par les différents investisseurs ;
2° vérifier la conformité de la mise en oeuvre des différents investissements à l'obligation de stimulation conformément à l'article 188/1 du décret du 27 mars 2009 ;
3° établir un rapport annuel relatif aux points 1° et 2° et le transmettre au ministre flamand ayant la politique des médias dans ses attributions et au ministre flamand ayant la culture dans ses attributions.
Dans le rapport, visé à l'alinéa 1er, l'investisseur indique pour chaque projet de production flamand tous les éléments suivants :
1° si des montants ont été investis ;
2° les montants investis ;
3° le moment auquel ces montants ont été investis.
Les dépenses relatives aux projets de production flamands doivent être effectuées dans les trois ans suivant la notification par le Régulateur flamand des Médias, à l'investisseur, de la décision d'agrément du projet de production, visée à l'article 8, alinéa 3.
Le Régulateur flamand des Médias est compétent pour demander à l'investisseur toutes les informations et tous les documents pertinents relatifs au rapport, visé à l'alinéa 1er.
Le Régulateur flamand des Médias a les tâches suivantes :
1° établir un registre des investissements réalisés par les différents investisseurs ;
2° vérifier la conformité de la mise en oeuvre des différents investissements à l'obligation de stimulation conformément à l'article 188/1 du décret du 27 mars 2009 ;
3° établir un rapport annuel relatif aux points 1° et 2° et le transmettre au ministre flamand ayant la politique des médias dans ses attributions et au ministre flamand ayant la culture dans ses attributions.
HOOFDSTUK 5. - Bijdrage aan het VAF
CHAPITRE 5. - Contribution au Fonds Audiovisuel de Flandre
Art.15. De investeerder die kiest voor een deelname aan de productie van audiovisuele werken in de vorm van een gelijkwaardige financiële bijdrage aan het VAF, stort het bedrag op een rekeningnummer van het VAF. Het totale verschuldigde bedrag wordt uiterlijk op 30 april van elk kalenderjaar op de rekening van het VAF betaald.
Het VAF publiceert op zijn website een overzicht van de investeerders die met toepassing van dit besluit bijdragen aan de productie van audiovisuele werken in de vorm van een gelijkwaardige bijdrage aan het VAF en de totale som van de bijdragen van de investeerders, mits er op geen enkele manier bedrijfsgevoelige informatie kan uit afgeleid worden.
Het VAF investeert jaarlijks maximaal 50% van de ontvangen financiële bijdrage in animatiefilm, fictiefilm en documentairefilm.
Het VAF publiceert op zijn website een overzicht van de investeerders die met toepassing van dit besluit bijdragen aan de productie van audiovisuele werken in de vorm van een gelijkwaardige bijdrage aan het VAF en de totale som van de bijdragen van de investeerders, mits er op geen enkele manier bedrijfsgevoelige informatie kan uit afgeleid worden.
Het VAF investeert jaarlijks maximaal 50% van de ontvangen financiële bijdrage in animatiefilm, fictiefilm en documentairefilm.
Art.15. L'investisseur qui opte pour la participation à la production d'oeuvres audiovisuelles sous la forme d'une contribution financière équivalente au Fonds Audiovisuel de Flandre, verse le montant sur un numéro de compte du Fonds Audiovisuel de Flandre. Le montant total dû est versé au plus tard le 30 avril de chaque année calendrier sur le compte du Fonds Audiovisuel de Flandre.
Le Fonds Audiovisuel de Flandre publie sur son site web un aperçu des investisseurs qui contribuent au titre du présent arrêté à la production d'oeuvres audiovisuelles sous la forme d'une contribution équivalente au Fonds Audiovisuel de Flandre et la somme totale des contributions des investisseurs, pour autant qu'aucune information sensible pour l'entreprise ne puisse en être déduite de quelque manière que ce soit.
Le Fonds Audiovisuel de Flandre investit chaque année maximum 50 % de la contribution financière perçue dans le film d'animation, le film de fiction et le film documentaire.
Le Fonds Audiovisuel de Flandre publie sur son site web un aperçu des investisseurs qui contribuent au titre du présent arrêté à la production d'oeuvres audiovisuelles sous la forme d'une contribution équivalente au Fonds Audiovisuel de Flandre et la somme totale des contributions des investisseurs, pour autant qu'aucune information sensible pour l'entreprise ne puisse en être déduite de quelque manière que ce soit.
Le Fonds Audiovisuel de Flandre investit chaque année maximum 50 % de la contribution financière perçue dans le film d'animation, le film de fiction et le film documentaire.
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
CHAPITRE 6. - Dispositions finales
Art.16. In afwijking van indieningsdatum vermeld in artikel 3, moeten particuliere omroeporganisaties die niet-lineaire televisiediensten aanbieden en jaarlijks meer dan 10 audiovisuele werken aanbieden, in het jaar van inwerkingtreding van artikel 3 de vereiste informatie doorgeven voor 15 november aan de Vlaamse Regulator voor de Media.
Art.16. Par dérogation à la date d'introduction visée à l'article 3, les organismes privés de radiodiffusion qui offrent des services de télévision non linéaires et qui fournissent plus de 10 oeuvres audiovisuelles par an doivent, au cours de l'année de l'entrée en vigueur de l'article 3, transmettre les informations requises avant le 15 novembre au Régulateur flamand des Médias.
Art.17. De volgende regeling wordt opgeheven:
het besluit van de Vlaamse Regering van 21 maart 2014 betreffende de stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector, vermeld in artikel 184/1 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie.
het besluit van de Vlaamse Regering van 21 maart 2014 betreffende de stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector, vermeld in artikel 184/1 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie.
Art.17. La réglementation suivante est abrogée :
l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 mars 2014 relatif au règlement de stimulation pour le secteur audiovisuel, visé à l'article 184/1er du décret du 27 mars 2009 relatif à la radiodiffusion et à la télévision.
l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 mars 2014 relatif au règlement de stimulation pour le secteur audiovisuel, visé à l'article 184/1er du décret du 27 mars 2009 relatif à la radiodiffusion et à la télévision.
Art.18. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2025.
In afwijking van het eerste lid, treedt artikel 3 in werking op de tiende dag na publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
In afwijking van het eerste lid, treedt artikel 3 in werking op de tiende dag na publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art.18. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er janvier 2025.
Par dérogation à l'alinéa 1er, l'article 3 entre en vigueur le dixième jour qui suit la publication du présent arrêté au Moniteur belge.
Par dérogation à l'alinéa 1er, l'article 3 entre en vigueur le dixième jour qui suit la publication du présent arrêté au Moniteur belge.
Art. 19. De Vlaamse minister, bevoegd voor de media, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 19. Le ministre flamand ayant les Médias dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.