Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° het "Centrum": het "Centre Stratégique d'Expertise Fiscale, Financière et Budgétaire", bedoeld in artikel 2;
2° "de minister": de minister bevoegd voor financiën en begroting;
3° "het Gewest": het Waalse Gewest;
4° "het INR": het Instituut voor nationale rekeningen bedoeld in artikel 107 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen;
5° "de WOD": de Waalse Overheidsdienst;
6° "de Ambtenarencode": het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse Ambtenarencode;
7° "het SePAC": het "Secrétariat pour l'aide à la gestion et au contrôle interne des Cabinets" (SePAC) (Secretariaat voor bijstand bij intern beheer en controle van de ministeriële kabinetten) bedoeld in artikel 4, § 1, van het besluit van de Waalse Regering van 14 september 2019 betreffende de ministeriële kabinetten van de Waalse Regering, het Secretariaat van de Waalse Regering en het "SePAC";
8° "Verordening (EU) nr.549/2013": Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie;
9° "het ESR": het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie in de zin van Verordening (EU) nr. 549/2013, bedoeld bij 8° ;
10° "OBE": de openbare bestuurseenheid die deel uitmaakt van het consolidatiebereik van het Waals Gewest, namelijk subsector 1312 "Deelstaatoverheden" van sector 13 "Overheden" in de zin van Verordening (EU) nr. 549/2013, bedoeld bij 8° ;
11° "de SPOC": het enige contactpunt van het Gewest met het INR voor de mededeling van de gegevens en statistieken die vereist zijn voor de opstelling van de overheidsrekeningen in de zin van het ESR en in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten;
12° "Expenditure reviews": instrumenten om beleidsopties te ontwikkelen, te evalueren, aan te bevelen en goed te keuren door de bestaande overheidsuitgaven in welbepaalde domeinen te analyseren, teneinde:
a) de regering in staat te stellen het algemene niveau van de uitgaven te beheren;
b) de uitgaven af te stemmen op de prioriteiten van de regering;
c) de doeltreffendheid van programma's en beleid te verbeteren;
13° "de bronentiteiten": de entiteiten die vallen binnen de gewestelijke consolidatieperimeter zoals bepaald in artikel 2, 25° van het decreet van 15 december 2011 houdende de organisatie van de begroting, van de boekhouding en van de verslaggeving van de Waalse overheidsadministraties;
14° "de CFFW": de "Conseil de la Fiscalité et des Finances de Wallonie" (Raad van de Fiscaliteit en de Financiën van Wallonië) ingesteld bij het decreet van 22 juli 2010 houdende oprichting van een "Conseil de la Fiscalité et des Finances de Wallonie";
15° "de in aanmerking komende diensten": de werkelijke diensten bedoeld in de artikelen 238 tot 243 van de Ambtenarencode, bedoeld bij 6° ;
16° "de weddeschaal": de jaarlijkse weddeschaal opgenomen in bijlage XIII van de Ambtenarencode, bedoeld bij 6° ;
17° "de Regering": de Waalse Regering;
18° "het besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten": het besluit van de Waalse Regering van 14 september 2019 betreffende de ministeriële kabinetten van de Waalse Regering, het Secretariaat van de Waalse Regering en het "SePAC".
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
25 APRIL 2024. - Besluit van de Waalse Regering houdende oprichting van het "Centre stratégique d'expertise fiscale, financière et budgétaire", afgekort: CeSEFFB, en tot opheffing van de besluiten van de Waalse Regering van 27 maart 2002 houdende oprichting van een fiscale cel van het Waalse Gewest, en van 8 mei 2014 houdende oprichting van de cel voor financiële informatie en tot opheffing van het besluit van de Waalse Regering van 24 maart 2005, en tot intrekking van het Besluit van de Waalse Regering van 20 juli 2023 houdend oprichting van het "Centre stratégique d'expertise fiscale, financière et budgétaire", afgekort: CeSEFFB, en tot opheffing van verscheidene bepalingen terzake
Titre
25 AVRIL 2024. - Arrêté du Gouvernement wallon portant création du Centre Stratégique d'Expertise Fiscale, Financière et Budgétaire, en abrégé : CeSEFFB, abrogeant les arrêtés du Gouvernement wallon du 27 mars 2002 portant création d'une cellule fiscale de la Région wallonne, et du 8 mai 2014 portant création de la cellule d'informations financières et abrogeant l'arrêté du Gouvernement wallon du 24 mars 2005, et retirant l'arrêté du Gouvernement wallon du 20 juillet 2023 portant création du Centre Stratégique d'Expertise Fiscale, Financière et Budgétaire, en abrégé : CeSEFFB, et abrogeant diverses dispositions en la matière
Informations sur le document
Numac: 2024005858
Datum: 2024-04-25
Info du document
Numac: 2024005858
Date: 2024-04-25
Table des matières
TITEL I. - Oprichting, doel en opdrachten van h...
HOOFDSTUK I. - Definities
HOOFDSTUK II. - Oprichting van het Centrum
HOOFDSTUK III. - Doel en opdrachten van het Cen...
TITEL II. - Samenstelling en organisatie van he...
HOOFDSTUK I. - Samenstelling
HOOFDSTUK II. - Organisatie
TITEL III. - Administratieve en geldelijke toes...
HOOFDSTUK I. - Algemene beginselen
HOOFDSTUK II. - Cumulatie van activiteiten en v...
HOOFDSTUK III. - Niveaus en graden
HOOFDSTUK IV. - Selectie en aanwijzing
HOOFDSTUK V. - Bezoldigingen
HOOFDSTUK VI. - Diverse uitgaven, financiële te...
HOOFDSTUK VII. - Beëindiging van de dienst en o...
TITEL IV. - Werking van het Centrum
HOOFDSTUK I. - Ordonnateurs, rekenplichtigen en...
HOOFDSTUK II. - Apparatuur en bedrijfsmiddelen
TITEL V. - Overgangs-, opheffings- en slotbepal...
Table des matières
TITRE Ier. - Création, objet et missions du Centre
CHAPITRE Ier. - Définitions
CHAPITRE II. - Création du Centre
CHAPITRE III. - Objet et missions du Centre
TITRE II. - Composition et organisation du Centre
CHAPITRE Ier. - Composition
CHAPITRE II. - Organisation
TITRE III. - Situation administrative et pécuni...
CHAPITRE Ier. - Principes généraux
CHAPITRE II. - Cumul d'activités et congé pour ...
CHAPITRE III. - Niveaux et grades
CHAPITRE IV. - Sélection et désignation
CHAPITRE V. - Traitements
CHAPITRE VI. - Frais divers, contrevaleur finan...
CHAPITRE VII. - Fin de fonction et indemnités d...
TITRE IV. - Fonctionnement du Centre
CHAPITRE Ier. - Ordonnateurs, comptable et délé...
CHAPITRE II. - Equipement et moyens de fonction...
TITRE V. - Dispositions transitoires, abrogatoi...
Tekst (75)
Texte (75)
TITEL I. - Oprichting, doel en opdrachten van het "Centre"
TITRE Ier. - Création, objet et missions du Centre
HOOFDSTUK I. - Definities
CHAPITRE Ier. - Définitions
Article 1er. Pour l'application du présent arrêté, on entend par :
1° " le Centre " : le Centre Stratégique d'Expertise Fiscale, Financière et Budgétaire visé à l'article 2 ;
2° " le Ministre " : le Ministre qui a le budget et les finances dans ses attributions ;
3° " la Région " : la Région wallonne ;
4° " l'ICN " : l'Institut des comptes nationaux visé à l'article 107 de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses ;
5° " le SPW " : le Service public de Wallonie ;
6° " le Code de la Fonction publique " : l'arrêté du Gouvernement wallon du 18 décembre 2003 portant le Code de la Fonction publique wallonne ;
7° " le SePAC " : le Secrétariat pour l'Aide à la gestion et au contrôle interne des Cabinets ministériels tel que visé à l'article 4, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 14 septembre 2019 relatif aux Cabinets des Ministres du Gouvernement wallon, au Secrétariat du Gouvernement wallon et au SePAC ;
8° " le règlement (UE) n° 549/2013 " : le Règlement (UE) n° 549/2013 du Parlement européen et du Conseil du 21 mai 2013 relatif au système européen des comptes nationaux et régionaux dans l'Union européenne ;
9° " le SEC " : le Système européen des comptes nationaux et régionaux dans l'Union européenne au sens du règlement (UE) n° 549/2013 tel que visé au 8° ;
10° " UAP " : l'unité d'administration publique qui fait partie du périmètre de consolidation de la Région wallonne, à savoir le sous-secteur 1312 " Administrations d'Etats fédérés " du secteur 13 " Administrations publiques " au sens du règlement (UE) n° 549/2013 tel que visé au 8° ;
11° " le SPOC " : le point de contact unique de la Région vis-à-vis de l'ICN dans le cadre de la transmission des informations et des statistiques demandées pour l'établissement des comptes des administrations publiques au sens du SEC ainsi que dans le cadre de la procédure de déficits excessifs ;
12° " les revues des dépenses " : les outils qui permettent de développer, d'évaluer, de recommander et d'adopter des options politiques en analysant les dépenses existantes du Gouvernement dans des domaines définis, afin de :
a) permettre au Gouvernement de gérer le niveau global des dépenses ;
b) aligner les dépenses avec les priorités du gouvernement ;
c) améliorer l'efficacité des programmes et des politiques ;
13° " les entités-source " : les entités qui relèvent du périmètre régional de consolidation tel que défini à l'article 2, 25°, du décret du 15 décembre 2011 portant organisation du budget, de la comptabilité et du rapportage des unités d'administration publique wallonnes ;
14° " le CFFW " : le Conseil de la Fiscalité et des Finances de Wallonie institué par le décret du 22 juillet 2010 créant un Conseil de la Fiscalité et des Finances de Wallonie ;
15° " les services admissibles " : les services effectifs tels que visés aux articles 238 à 243 du Code de la Fonction publique, tel que visé au 6° ;
16° " l'échelle de traitements " : l'échelle de traitements en base annuelle reprise à l'Annexe XIII du Code de la Fonction publique, tel que visé au 6° ;
17° " le Gouvernement " : le Gouvernement wallon ;
18° " l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres " : l'arrêté du Gouvernement wallon du 14 septembre 2019 relatif aux Cabinets des Ministres du Gouvernement wallon, au Secrétariat du Gouvernement wallon et au SePAC.
1° " le Centre " : le Centre Stratégique d'Expertise Fiscale, Financière et Budgétaire visé à l'article 2 ;
2° " le Ministre " : le Ministre qui a le budget et les finances dans ses attributions ;
3° " la Région " : la Région wallonne ;
4° " l'ICN " : l'Institut des comptes nationaux visé à l'article 107 de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses ;
5° " le SPW " : le Service public de Wallonie ;
6° " le Code de la Fonction publique " : l'arrêté du Gouvernement wallon du 18 décembre 2003 portant le Code de la Fonction publique wallonne ;
7° " le SePAC " : le Secrétariat pour l'Aide à la gestion et au contrôle interne des Cabinets ministériels tel que visé à l'article 4, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 14 septembre 2019 relatif aux Cabinets des Ministres du Gouvernement wallon, au Secrétariat du Gouvernement wallon et au SePAC ;
8° " le règlement (UE) n° 549/2013 " : le Règlement (UE) n° 549/2013 du Parlement européen et du Conseil du 21 mai 2013 relatif au système européen des comptes nationaux et régionaux dans l'Union européenne ;
9° " le SEC " : le Système européen des comptes nationaux et régionaux dans l'Union européenne au sens du règlement (UE) n° 549/2013 tel que visé au 8° ;
10° " UAP " : l'unité d'administration publique qui fait partie du périmètre de consolidation de la Région wallonne, à savoir le sous-secteur 1312 " Administrations d'Etats fédérés " du secteur 13 " Administrations publiques " au sens du règlement (UE) n° 549/2013 tel que visé au 8° ;
11° " le SPOC " : le point de contact unique de la Région vis-à-vis de l'ICN dans le cadre de la transmission des informations et des statistiques demandées pour l'établissement des comptes des administrations publiques au sens du SEC ainsi que dans le cadre de la procédure de déficits excessifs ;
12° " les revues des dépenses " : les outils qui permettent de développer, d'évaluer, de recommander et d'adopter des options politiques en analysant les dépenses existantes du Gouvernement dans des domaines définis, afin de :
a) permettre au Gouvernement de gérer le niveau global des dépenses ;
b) aligner les dépenses avec les priorités du gouvernement ;
c) améliorer l'efficacité des programmes et des politiques ;
13° " les entités-source " : les entités qui relèvent du périmètre régional de consolidation tel que défini à l'article 2, 25°, du décret du 15 décembre 2011 portant organisation du budget, de la comptabilité et du rapportage des unités d'administration publique wallonnes ;
14° " le CFFW " : le Conseil de la Fiscalité et des Finances de Wallonie institué par le décret du 22 juillet 2010 créant un Conseil de la Fiscalité et des Finances de Wallonie ;
15° " les services admissibles " : les services effectifs tels que visés aux articles 238 à 243 du Code de la Fonction publique, tel que visé au 6° ;
16° " l'échelle de traitements " : l'échelle de traitements en base annuelle reprise à l'Annexe XIII du Code de la Fonction publique, tel que visé au 6° ;
17° " le Gouvernement " : le Gouvernement wallon ;
18° " l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres " : l'arrêté du Gouvernement wallon du 14 septembre 2019 relatif aux Cabinets des Ministres du Gouvernement wallon, au Secrétariat du Gouvernement wallon et au SePAC.
HOOFDSTUK II. - Oprichting van het Centrum
CHAPITRE II. - Création du Centre
Art.2. Er wordt onder de benaming "Centre Stratégique d'Expertise Fiscale, Financière et Budgétaire", een regeringscel opgericht die direct onder regeringsgezag wordt geplaatst, hierna "het Centrum" genoemd en met het letterwoord "CeSEFFB" aangeduid. Het Centrum gebruikt ook de naam "Wallonie Finances Expertises", waarvan de afkorting "WFE" is, voor zijn externe communicatie.
Het besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten van de Waalse Regering is van toepassing op het Centrum, tenzij in dit besluit anders is bepaald. Het Centrum wordt gelijkgesteld met een ministerieel kabinet, met inbegrip van de toepassing van de Ambtenarencode. Het is geen administratie, hoewel het een openbare dienst is.
Het personeel van het Centrum kan/is, in voorkomend geval onverminderd diens administratieve toestand bij de oorspronkelijke werkgever:
1° tijdens zijn tewerkstelling niet de hoedanigheid van vastbenoemde ambtenaar verwerven;
2° niet onderworpen aan de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten;
3° onderworpen aan een administratieve positie sui generis.
De minister heeft functioneel gezag over het Centrum en is de primaire ordonnateur.
Het besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten van de Waalse Regering is van toepassing op het Centrum, tenzij in dit besluit anders is bepaald. Het Centrum wordt gelijkgesteld met een ministerieel kabinet, met inbegrip van de toepassing van de Ambtenarencode. Het is geen administratie, hoewel het een openbare dienst is.
Het personeel van het Centrum kan/is, in voorkomend geval onverminderd diens administratieve toestand bij de oorspronkelijke werkgever:
1° tijdens zijn tewerkstelling niet de hoedanigheid van vastbenoemde ambtenaar verwerven;
2° niet onderworpen aan de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten;
3° onderworpen aan een administratieve positie sui generis.
De minister heeft functioneel gezag over het Centrum en is de primaire ordonnateur.
Art.2. Il est institué sous la dénomination " Centre Stratégique d'Expertise Fiscale, Financière et Budgétaire ", une cellule du Gouvernement placée sous son autorité directe, ci-après dénommée le Centre et dont le sigle est " CeSEFFB ". Le Centre dispose également de l'appellation " Wallonie Finances Expertises ", dont le sigle est " WFE ", aux fins de sa communication extérieure.
L'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres s'applique au Centre, sauf dispositions dérogatoires dans le présent arrêté. Le Centre est assimilé à un Cabinet ministériel, y compris pour le Code de la Fonction publique. Il n'est pas une administration tout en étant un service public.
Le personnel du Centre, le cas échéant sans préjudice de sa situation administrative chez son employeur d'origine :
1° ne peut pas acquérir en cours d'exercice un statut de fonctionnaire nommé à titre définitif ;
2° n'est pas soumis en son sein à la loi du 3 juillet 1978 sur le contrat de travail ;
3° est soumis à une position administrative sui generis.
Le Ministre assure l'autorité fonctionnelle sur le Centre et en est l'ordonnateur primaire.
L'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres s'applique au Centre, sauf dispositions dérogatoires dans le présent arrêté. Le Centre est assimilé à un Cabinet ministériel, y compris pour le Code de la Fonction publique. Il n'est pas une administration tout en étant un service public.
Le personnel du Centre, le cas échéant sans préjudice de sa situation administrative chez son employeur d'origine :
1° ne peut pas acquérir en cours d'exercice un statut de fonctionnaire nommé à titre définitif ;
2° n'est pas soumis en son sein à la loi du 3 juillet 1978 sur le contrat de travail ;
3° est soumis à une position administrative sui generis.
Le Ministre assure l'autorité fonctionnelle sur le Centre et en est l'ordonnateur primaire.
Art.3. Met het oog op de goede werking van het Centrum informeert het SePAC het Centrum onverwijld over het van kracht zijnde besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten, en over eventuele latere wijzigingen ervan.
Art.3. Aux fins d'assurer le bon fonctionnement du Centre, le SePAC l'informe sans délai de l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres, et de ses modifications ultérieures.
HOOFDSTUK III. - Doel en opdrachten van het Centrum
CHAPITRE III. - Objet et missions du Centre
Art.4. Het Centrum is de gesprekspartner en de gewestelijke partner die is aangewezen om ondersteuning, bijstand en begeleiding te bieden aan de Regering, de WOD en de OBE's, op de gebieden van algemeen belang die in artikel 5 worden genoemd.
Het Centrum is de gesprekspartner en de gewestelijke partner die is aangewezen om ondersteuning, bijstand en begeleiding te bieden aan de Begrotingscontrolecommissie, gedefinieerd als het orgaan dat door de Regering belast is met het toezicht op de werkzaamheden voor de opmaak van de begrotingen van het Gewest en de uitvoering ervan in het licht van de door de Regering bepaalde begrotingsdoelstellingen, en het CFFW bij het uitvoeren van hun opdrachten.
Het Centrum is de gesprekspartner en de gewestelijke partner die is aangewezen voor de Belgische, Europese en internationale financiële en fiscale instanties. Daartoe:
1° wordt door het Centrum gezorgd voor het vervullen van de fiscale wettelijke verplichtingen van het Gewest en van de Waalse instellingen die erom verzoeken;
2° wordt door het Centrum medegewerkt aan de verdediging en het behoud van de belangen van het Gewest inzake fiscaliteit;
3° worden door het Centrum de contacten van het Gewest en van de Waalse instellingen die erom verzoeken gecoördineerd, met de federale en plaatselijke fiscale administraties die belastingen en heffingen ten laste van het Gewest of van die instellingen beheren;
4° is het Centrum aangesteld als SPOC van het Gewest, in het bijzonder met betrekking tot het INR.
Het Centrum is de gesprekspartner en de gewestelijke partner die is aangewezen om ondersteuning, bijstand en begeleiding te bieden aan de Begrotingscontrolecommissie, gedefinieerd als het orgaan dat door de Regering belast is met het toezicht op de werkzaamheden voor de opmaak van de begrotingen van het Gewest en de uitvoering ervan in het licht van de door de Regering bepaalde begrotingsdoelstellingen, en het CFFW bij het uitvoeren van hun opdrachten.
Het Centrum is de gesprekspartner en de gewestelijke partner die is aangewezen voor de Belgische, Europese en internationale financiële en fiscale instanties. Daartoe:
1° wordt door het Centrum gezorgd voor het vervullen van de fiscale wettelijke verplichtingen van het Gewest en van de Waalse instellingen die erom verzoeken;
2° wordt door het Centrum medegewerkt aan de verdediging en het behoud van de belangen van het Gewest inzake fiscaliteit;
3° worden door het Centrum de contacten van het Gewest en van de Waalse instellingen die erom verzoeken gecoördineerd, met de federale en plaatselijke fiscale administraties die belastingen en heffingen ten laste van het Gewest of van die instellingen beheren;
4° is het Centrum aangesteld als SPOC van het Gewest, in het bijzonder met betrekking tot het INR.
Art.4. Le Centre est l'interlocuteur et le partenaire régional désigné pour offrir les services d'appui, d'assistance et d'accompagnement au Gouvernement, au SPW et aux UAP, dans les domaines d'intérêt général repris à l'article 5.
Le Centre est l'interlocuteur et le partenaire régional désigné pour offrir les services d'appui, d'assistance et d'accompagnement au Comité de monitoring budgétaire, défini comme l'organe chargé par le Gouvernement de suivre les travaux d'élaboration des budgets de la Région ainsi que leur exécution au regard des objectifs budgétaires fixés par le Gouvernement, et au CFFW dans l'exécution de leurs missions.
Le Centre est l'interlocuteur et le partenaire régional désigné pour les instances financières et fiscales belges, européennes et internationales. A cet effet, le Centre :
1° veille à l'accomplissement des obligations financières et fiscales légales de la Région et des institutions wallonnes qui le demandent ;
2° collabore à la défense et à la préservation des intérêts de la Région en matière financière et fiscale ;
3° coordonne les contacts de la Région et des institutions wallonnes qui le demandent, avec les administrations fiscales fédérales et locales qui gèrent des impôts et taxes à charge de la Région ou de ces institutions ;
4° est le SPOC de la Région, notamment vis-à-vis de l'ICN.
Le Centre est l'interlocuteur et le partenaire régional désigné pour offrir les services d'appui, d'assistance et d'accompagnement au Comité de monitoring budgétaire, défini comme l'organe chargé par le Gouvernement de suivre les travaux d'élaboration des budgets de la Région ainsi que leur exécution au regard des objectifs budgétaires fixés par le Gouvernement, et au CFFW dans l'exécution de leurs missions.
Le Centre est l'interlocuteur et le partenaire régional désigné pour les instances financières et fiscales belges, européennes et internationales. A cet effet, le Centre :
1° veille à l'accomplissement des obligations financières et fiscales légales de la Région et des institutions wallonnes qui le demandent ;
2° collabore à la défense et à la préservation des intérêts de la Région en matière financière et fiscale ;
3° coordonne les contacts de la Région et des institutions wallonnes qui le demandent, avec les administrations fiscales fédérales et locales qui gèrent des impôts et taxes à charge de la Région ou de ces institutions ;
4° est le SPOC de la Région, notamment vis-à-vis de l'ICN.
Art.5. § 1. Onder het gezag van de minister zorgt het Centrum voor de algemene financiering van de gewestelijke overheidsschuld in overeenstemming met de algemene richtlijnen van de minister.
In dat kader is het met name verantwoordelijk voor:
1° het voorstellen aan de minister van de financieringsstrategie en het uitvoeren van de financiële verrichtingen verbonden aan de uitgifte van alle soorten leningen volgens de gepaste uitgifteprocedures;
2° de handel in derivaten;
3° het registreren van alle financiële transacties met betrekking tot schuldbeheer om de dagelijkse kaspositie te bepalen, krediet- en marktrisico's te berekenen en statistieken en rapporten op te stellen;
4° het voorstellen aan de minister van een strategie voor het schuldbeheer, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de structuur van de schuldportefeuille en de beoordeling van de markt- en kredietrisico's;
5° het onderhouden van contacten met marktspelers en nationale en internationale instanties in verband met schuldbeheer;
6° het opstellen van de begroting van de overheidsschuld en het aanpassen van het schuldbeheer aan de begroting;
7° het bevorderen van de financiering van de federale staatsschuld, zowel in België als in het buitenland;
8° het ontwikkelen van nieuwe financiële producten;
9° het formuleren aan de minister van alle voorstellen die het schuldbeheer ten goede komen;
10° het opstellen van verslagen en het verstrekken van informatie op verzoek van de minister of van Belgische, Europese of internationale instellingen;
11° het verspreiden van algemene informatie over de schuld van het Gewest;
12° het adviseren en monitoren van de OBE's over hun financieringsbeleid.
§ 2. Onder het gezag van de minister is het Centrum verantwoordelijk voor de uitvoering van langetermijninvesteringen namens het Gewest en neemt het deel aan de ontwikkeling van de strategie op dit gebied.
In dat kader is het met name verantwoordelijk voor:
1° het voor rekening van het Gewest analyseren en beleggen van meer dan één maand in traditionele of gestructureerde producten, in euro of in een andere munt;
2° het onderhandelen, modelleren en afsluiten van afdekkingsproducten voor beleggingen;
3° het onderhandelen over en opvolgen van contracten;
4° het opzetten van een systeem voor toezicht op beleggingen en risicoanalyse van portefeuilles.
§ 3. Het Centrum staat de Regering, de WOD en de OBE's bij in het analyseren, sturen en monitoren van de begroting, de boekhouding en de financiële situatie, evenals het investeringsbeleid.
In dat kader is het met name verantwoordelijk voor:
1° het deelnemen aan de voorbereiding en uitvoering van de gewestelijke begrotingen en hun uitvoering;
2° het analyseren van de begrotingen en rekeningen van de OBE's en het toezicht houden op de uitvoering van hun begrotingen, met inbegrip van hun impact op de financieringsbehoeften en de schuldenlast van het Gewest;
3° het opstellen en opvolgen van meerjarenprognoses;
4° het uitbrengen, op hun verzoek, van adviezen over de beleidsmaatregelen die de Regering, de WOD en de OBE's nemen, in het bijzonder met betrekking tot de impact van deze beleidsmaatregelen op de financieringsbehoeften en de schuldenlast van het Gewest;
5° het ontwerpen van specifieke procedures en instrumenten;
6° het opstellen en opvolgen van het investeringsbeleid en zijn middelen;
7° het opvolgen van alternatieve financiering;
8° het bijstaan van de Regering, de WOD, de OBE's en de lokale besturen, op hun verzoek, bij het ontwerpen, ontwikkelen, uitvoeren en opvolgen van investeringsprojecten of -programma's;
9° het toezien op en het advies uitbrengen over openbare en particuliere boekhoudkundige aangelegenheden;
10° het ontwikkelen van toekomstgerichte financiële, budgettaire en fiscale analyses.
§ 4. Het Centrum staat de Regering bij in het herzieningsproces van de uitgaven, met inbegrip van belastingverminderingen, -verlagingen en -kredieten in verband met de fiscale bevoegdheden van het Gewest.
In dat kader is het met name verantwoordelijk voor:
1° het ontwikkelen en verzekeren van het algemene beheer van de methodologie;
2° het ontwerpen van specifieke procedures en instrumenten;
3° het coördineren van de uitvoering van de expenditure reviews, met inbegrip van het secretariaat van de werkgroepen en de stuurgroep;
4° het opvolgen van de beslissingen die de Regering neemt na elke expenditure review.
§ 5. Het Centrum staat de Regering bij in het opstellen en uitvoeren van haar fiscaal beleid, waar nodig in samenwerking met de WOD.
In dat kader is het met name verantwoordelijk voor:
1° het opstellen van de gewestelijke fiscale wet- en regelgeving;
2° het opvolgen van de ontworpen of bestaande wetgevingen in België of in het buitenland die de uitoefening van de fiscale bevoegdheden van het Gewest zouden kunnen beïnvloeden;
3° het opvolgen van de toepassing van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten;
4° het analyseren van de fiscale toestand van het Gewest en van de Waalse instellingen;
5° het analyseren van de fiscale ontvangsten en uitgaven van het Gewest
§ 6. Het Centrum treedt op als SPOC van het Gewest tegenover het INR.
In dat kader is het met name verantwoordelijk voor:
1° het verzamelen van de door het INR gevraagde informatie en statistieken bij de bronentiteiten;
2° het vertegenwoordigen van het Gewest in de werkgroepen die, in toepassing van het protocol afgesloten tussen het INR en de Belgische overheden, belast zijn met het opstellen van de nodige tabellen, spreadsheets en lijsten;
3° het doorsturen van de verzoeken om bijkomende informatie van het INR aan de overheidsinstellingen binnen de vereiste termijnen en het meedelen van de antwoorden aan het INR;
4° het informeren van het INR over elke wijziging die een impact kan hebben op de overmaking van de gegevens en over de vaststelling van de ESR-statistieken en de procedure bij buitensporige tekorten;
5° het vertegenwoordigen van het Gewest bij de wederzijdse informatievergaderingen zoals voorzien in het samenwerkingsprotocol;
6° het centraliseren en doorsturen naar het INR van de voorafgaande adviesaanvragen van overheidsinstellingen en bronentiteiten over de impact van projecten of verrichtingen op het vorderingensaldo en de schuldenlast van het Gewest;
7° het opstellen van een lijst van alle statistische gegevens die het INR verwacht, de frequentie waarmee ze moeten worden doorgestuurd en het vereiste formaat.
§ 7. Het Centrum ontvangt, verzamelt, bewaart en verzendt de gegevens en informatie die het nodig heeft voor de uitvoering van zijn taken, met inachtneming van de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.
§ 8. Het Centrum ontvangt van de bronentiteiten alle informatie die het voor de uitoefening van zijn taken nodig heeft.
In dat kader is het met name verantwoordelijk voor:
1° het voorstellen aan de minister van de financieringsstrategie en het uitvoeren van de financiële verrichtingen verbonden aan de uitgifte van alle soorten leningen volgens de gepaste uitgifteprocedures;
2° de handel in derivaten;
3° het registreren van alle financiële transacties met betrekking tot schuldbeheer om de dagelijkse kaspositie te bepalen, krediet- en marktrisico's te berekenen en statistieken en rapporten op te stellen;
4° het voorstellen aan de minister van een strategie voor het schuldbeheer, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de structuur van de schuldportefeuille en de beoordeling van de markt- en kredietrisico's;
5° het onderhouden van contacten met marktspelers en nationale en internationale instanties in verband met schuldbeheer;
6° het opstellen van de begroting van de overheidsschuld en het aanpassen van het schuldbeheer aan de begroting;
7° het bevorderen van de financiering van de federale staatsschuld, zowel in België als in het buitenland;
8° het ontwikkelen van nieuwe financiële producten;
9° het formuleren aan de minister van alle voorstellen die het schuldbeheer ten goede komen;
10° het opstellen van verslagen en het verstrekken van informatie op verzoek van de minister of van Belgische, Europese of internationale instellingen;
11° het verspreiden van algemene informatie over de schuld van het Gewest;
12° het adviseren en monitoren van de OBE's over hun financieringsbeleid.
§ 2. Onder het gezag van de minister is het Centrum verantwoordelijk voor de uitvoering van langetermijninvesteringen namens het Gewest en neemt het deel aan de ontwikkeling van de strategie op dit gebied.
In dat kader is het met name verantwoordelijk voor:
1° het voor rekening van het Gewest analyseren en beleggen van meer dan één maand in traditionele of gestructureerde producten, in euro of in een andere munt;
2° het onderhandelen, modelleren en afsluiten van afdekkingsproducten voor beleggingen;
3° het onderhandelen over en opvolgen van contracten;
4° het opzetten van een systeem voor toezicht op beleggingen en risicoanalyse van portefeuilles.
§ 3. Het Centrum staat de Regering, de WOD en de OBE's bij in het analyseren, sturen en monitoren van de begroting, de boekhouding en de financiële situatie, evenals het investeringsbeleid.
In dat kader is het met name verantwoordelijk voor:
1° het deelnemen aan de voorbereiding en uitvoering van de gewestelijke begrotingen en hun uitvoering;
2° het analyseren van de begrotingen en rekeningen van de OBE's en het toezicht houden op de uitvoering van hun begrotingen, met inbegrip van hun impact op de financieringsbehoeften en de schuldenlast van het Gewest;
3° het opstellen en opvolgen van meerjarenprognoses;
4° het uitbrengen, op hun verzoek, van adviezen over de beleidsmaatregelen die de Regering, de WOD en de OBE's nemen, in het bijzonder met betrekking tot de impact van deze beleidsmaatregelen op de financieringsbehoeften en de schuldenlast van het Gewest;
5° het ontwerpen van specifieke procedures en instrumenten;
6° het opstellen en opvolgen van het investeringsbeleid en zijn middelen;
7° het opvolgen van alternatieve financiering;
8° het bijstaan van de Regering, de WOD, de OBE's en de lokale besturen, op hun verzoek, bij het ontwerpen, ontwikkelen, uitvoeren en opvolgen van investeringsprojecten of -programma's;
9° het toezien op en het advies uitbrengen over openbare en particuliere boekhoudkundige aangelegenheden;
10° het ontwikkelen van toekomstgerichte financiële, budgettaire en fiscale analyses.
§ 4. Het Centrum staat de Regering bij in het herzieningsproces van de uitgaven, met inbegrip van belastingverminderingen, -verlagingen en -kredieten in verband met de fiscale bevoegdheden van het Gewest.
In dat kader is het met name verantwoordelijk voor:
1° het ontwikkelen en verzekeren van het algemene beheer van de methodologie;
2° het ontwerpen van specifieke procedures en instrumenten;
3° het coördineren van de uitvoering van de expenditure reviews, met inbegrip van het secretariaat van de werkgroepen en de stuurgroep;
4° het opvolgen van de beslissingen die de Regering neemt na elke expenditure review.
§ 5. Het Centrum staat de Regering bij in het opstellen en uitvoeren van haar fiscaal beleid, waar nodig in samenwerking met de WOD.
In dat kader is het met name verantwoordelijk voor:
1° het opstellen van de gewestelijke fiscale wet- en regelgeving;
2° het opvolgen van de ontworpen of bestaande wetgevingen in België of in het buitenland die de uitoefening van de fiscale bevoegdheden van het Gewest zouden kunnen beïnvloeden;
3° het opvolgen van de toepassing van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten;
4° het analyseren van de fiscale toestand van het Gewest en van de Waalse instellingen;
5° het analyseren van de fiscale ontvangsten en uitgaven van het Gewest
§ 6. Het Centrum treedt op als SPOC van het Gewest tegenover het INR.
In dat kader is het met name verantwoordelijk voor:
1° het verzamelen van de door het INR gevraagde informatie en statistieken bij de bronentiteiten;
2° het vertegenwoordigen van het Gewest in de werkgroepen die, in toepassing van het protocol afgesloten tussen het INR en de Belgische overheden, belast zijn met het opstellen van de nodige tabellen, spreadsheets en lijsten;
3° het doorsturen van de verzoeken om bijkomende informatie van het INR aan de overheidsinstellingen binnen de vereiste termijnen en het meedelen van de antwoorden aan het INR;
4° het informeren van het INR over elke wijziging die een impact kan hebben op de overmaking van de gegevens en over de vaststelling van de ESR-statistieken en de procedure bij buitensporige tekorten;
5° het vertegenwoordigen van het Gewest bij de wederzijdse informatievergaderingen zoals voorzien in het samenwerkingsprotocol;
6° het centraliseren en doorsturen naar het INR van de voorafgaande adviesaanvragen van overheidsinstellingen en bronentiteiten over de impact van projecten of verrichtingen op het vorderingensaldo en de schuldenlast van het Gewest;
7° het opstellen van een lijst van alle statistische gegevens die het INR verwacht, de frequentie waarmee ze moeten worden doorgestuurd en het vereiste formaat.
§ 7. Het Centrum ontvangt, verzamelt, bewaart en verzendt de gegevens en informatie die het nodig heeft voor de uitvoering van zijn taken, met inachtneming van de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.
§ 8. Het Centrum ontvangt van de bronentiteiten alle informatie die het voor de uitoefening van zijn taken nodig heeft.
Art.5. § 1er. Le Centre assure sous l'autorité du Ministre le financement global de la dette publique régionale conformément aux directives générales données par le Ministre.
Dans ce cadre, il est entre autres chargé de :
1° proposer au Ministre la stratégie de financement et d'exécuter les opérations financières liées à l'émission de tout type d'emprunts selon les procédures d'émission appropriées ;
2° intervenir sur le marché des produits dérivés ;
3° enregistrer toutes les opérations financières liées à la gestion de la dette afin de déterminer la position de trésorerie journalière, de calculer les risques de crédit et de marché et d'établir des statistiques et des rapports ;
4° proposer au Ministre une stratégie pour la gestion de la dette tenant compte notamment de la structure du portefeuille de dette et de l'évaluation des risques de marché et de crédit ;
5° entretenir des contacts avec les acteurs du marché et les organismes nationaux et internationaux pour ce qui concerne la gestion de la dette ;
6° établir le budget de la dette publique et d'adapter la gestion de la dette au budget ;
7° assurer la promotion du financement de la dette de la Région tant en Belgique qu'à l'étranger ;
8° développer de nouveaux produits financiers ;
9° formuler au Ministre toutes propositions qui favorise la gestion de la dette ;
10° établir des rapports et fournir des informations à la demande du Ministre ou des institutions belges, européennes ou internationales ;
11° diffuser des informations générales concernant la dette de la Région ;
12° conseiller et suivre les UAP dans leur politique de financement.
§ 2. Le Centre assure sous l'autorité du Ministre l'opérationnalisation des placements à long terme au nom de la Région, et participe au développement de la stratégie en la matière.
Dans ce cadre, il est entre autres chargé de :
1° analyser et réaliser les placements à plus d'un mois en produits classiques ou structurés, en euros ou en une autre devise au nom de la Région ;
2° négocier, modéliser et conclure les produits de couvertures des placements ;
3° négocier et suivre les contrats ;
4° mettre en place un monitoring des placements et d'analyse du risque du portefeuille.
§ 3. Le Centre assiste le Gouvernement, le SPW et les UAP dans le cadre de l'analyse, du pilotage et de la veille budgétaire, comptable et financière, ainsi que de la politique d'investissement.
Dans ce cadre, il est entre autres chargé de :
1° participer à la préparation et à l'élaboration des budgets régionaux et à leur exécution ;
2° analyser des budgets et des comptes des UAP, ainsi que de suivre l'exécution de leur budget, dont leur impact sur le besoin de financement et l'endettement de la Région ;
3° élaborer et suivre les projections pluriannuelles ;
4° remettre des avis relatifs aux politiques initiées par le Gouvernement, le SPW et les UAP, à la demande de ceux-ci, notamment quant à l'impact de celles-ci sur le besoin de financement et l'endettement de la Région ;
5° concevoir des procédures et des outils dédiés ;
6° élaborer la politique d'investissement, ses moyens et d'assurer son suivi ;
7° suivre les financements alternatifs ;
8° accompagner le Gouvernement, le SPW, les UAP et les pouvoirs locaux qui le sollicitent dans la conception, l'élaboration, la mise en oeuvre et le suivi de projets ou de programmes d'investissements ;
9° suivre et conseiller en matière de comptabilité publique et privée ;
10° développer des analyses prospectives financières, budgétaires et fiscales.
§ 4. Le Centre assiste le Gouvernement dans le processus des revues des dépenses, y compris les diminutions, les réductions et les crédits d'impôts relatifs aux compétences fiscales de la Région.
Dans ce cadre, il est entre autres chargé de :
1° élaborer et assurer la gestion globale de la méthodologie ;
2° concevoir des procédures et des outils dédiés ;
3° coordonner la mise en oeuvre des revues des dépenses, en ce compris le secrétariat des groupes de travail et du comité de pilotage ;
4° contrôler le suivi des décisions prises par le Gouvernement suite à chaque exercice de revues des dépenses.
§ 5. Le Centre assiste le Gouvernement dans l'élaboration et l'exécution de sa politique fiscale, le cas échéant en collaboration avec le SPW.
Dans ce cadre, il est entre autres chargé de :
1° rédiger la législation et la règlementation fiscales régionales ;
2° suivre les législations, en projet ou existantes, en Belgique ou à l'étranger, susceptibles d'influencer l'exercice des compétences fiscales de la Région ;
3° suivre l'application de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions ;
4° analyser le statut fiscal de la Région et des institutions wallonnes ;
5° analyser les recettes et les dépenses fiscales de la Région.
§ 6. Le Centre assure le rôle de SPOC de la Région vis-à-vis de l'ICN.
Dans ce cadre, il est entre autres chargé de :
1° collecter des informations et des statistiques requises par l'ICN auprès des entités sources ;
2° représenter la Région au sein des groupes de travail chargés, en application du protocole conclu entre l'ICN et les autorités publiques belges, d'établir les tableaux, les tableurs et les listes nécessaires ;
3° transmettre dans les délais requis les demandes de renseignements complémentaires adressées par l'ICN aux instances publiques et la communication des réponses à l'ICN ;
4° informer l'ICN de toute modification susceptible d'avoir une incidence sur la transmission des données ainsi que sur l'établissement des statistiques du SEC et de procédure de déficit excessif ;
5° représenter la Région aux réunions d'informations mutuelles telles que prévues par le protocole de collaboration ;
6° centraliser et transmettre à l'ICN les demandes d'avis préalablement sollicitées par les instances publiques et les entités sources sur l'impact de projets ou de transactions sur le solde de financement et l'endettement de la Région ;
7° établir la liste de toutes les données statistiques attendues par l'ICN, leur fréquence de transmission et le format requis.
§ 7. Le Centre reçoit, collecte, détient et transmet les données et les informations nécessaires pour la poursuite de ses missions dans le respect des dispositions légales et réglementaires applicables en la matière.
§ 8. Le Centre dispose auprès des entités-source de tous les renseignements nécessaires à l'exercice de ses missions.
Dans ce cadre, il est entre autres chargé de :
1° proposer au Ministre la stratégie de financement et d'exécuter les opérations financières liées à l'émission de tout type d'emprunts selon les procédures d'émission appropriées ;
2° intervenir sur le marché des produits dérivés ;
3° enregistrer toutes les opérations financières liées à la gestion de la dette afin de déterminer la position de trésorerie journalière, de calculer les risques de crédit et de marché et d'établir des statistiques et des rapports ;
4° proposer au Ministre une stratégie pour la gestion de la dette tenant compte notamment de la structure du portefeuille de dette et de l'évaluation des risques de marché et de crédit ;
5° entretenir des contacts avec les acteurs du marché et les organismes nationaux et internationaux pour ce qui concerne la gestion de la dette ;
6° établir le budget de la dette publique et d'adapter la gestion de la dette au budget ;
7° assurer la promotion du financement de la dette de la Région tant en Belgique qu'à l'étranger ;
8° développer de nouveaux produits financiers ;
9° formuler au Ministre toutes propositions qui favorise la gestion de la dette ;
10° établir des rapports et fournir des informations à la demande du Ministre ou des institutions belges, européennes ou internationales ;
11° diffuser des informations générales concernant la dette de la Région ;
12° conseiller et suivre les UAP dans leur politique de financement.
§ 2. Le Centre assure sous l'autorité du Ministre l'opérationnalisation des placements à long terme au nom de la Région, et participe au développement de la stratégie en la matière.
Dans ce cadre, il est entre autres chargé de :
1° analyser et réaliser les placements à plus d'un mois en produits classiques ou structurés, en euros ou en une autre devise au nom de la Région ;
2° négocier, modéliser et conclure les produits de couvertures des placements ;
3° négocier et suivre les contrats ;
4° mettre en place un monitoring des placements et d'analyse du risque du portefeuille.
§ 3. Le Centre assiste le Gouvernement, le SPW et les UAP dans le cadre de l'analyse, du pilotage et de la veille budgétaire, comptable et financière, ainsi que de la politique d'investissement.
Dans ce cadre, il est entre autres chargé de :
1° participer à la préparation et à l'élaboration des budgets régionaux et à leur exécution ;
2° analyser des budgets et des comptes des UAP, ainsi que de suivre l'exécution de leur budget, dont leur impact sur le besoin de financement et l'endettement de la Région ;
3° élaborer et suivre les projections pluriannuelles ;
4° remettre des avis relatifs aux politiques initiées par le Gouvernement, le SPW et les UAP, à la demande de ceux-ci, notamment quant à l'impact de celles-ci sur le besoin de financement et l'endettement de la Région ;
5° concevoir des procédures et des outils dédiés ;
6° élaborer la politique d'investissement, ses moyens et d'assurer son suivi ;
7° suivre les financements alternatifs ;
8° accompagner le Gouvernement, le SPW, les UAP et les pouvoirs locaux qui le sollicitent dans la conception, l'élaboration, la mise en oeuvre et le suivi de projets ou de programmes d'investissements ;
9° suivre et conseiller en matière de comptabilité publique et privée ;
10° développer des analyses prospectives financières, budgétaires et fiscales.
§ 4. Le Centre assiste le Gouvernement dans le processus des revues des dépenses, y compris les diminutions, les réductions et les crédits d'impôts relatifs aux compétences fiscales de la Région.
Dans ce cadre, il est entre autres chargé de :
1° élaborer et assurer la gestion globale de la méthodologie ;
2° concevoir des procédures et des outils dédiés ;
3° coordonner la mise en oeuvre des revues des dépenses, en ce compris le secrétariat des groupes de travail et du comité de pilotage ;
4° contrôler le suivi des décisions prises par le Gouvernement suite à chaque exercice de revues des dépenses.
§ 5. Le Centre assiste le Gouvernement dans l'élaboration et l'exécution de sa politique fiscale, le cas échéant en collaboration avec le SPW.
Dans ce cadre, il est entre autres chargé de :
1° rédiger la législation et la règlementation fiscales régionales ;
2° suivre les législations, en projet ou existantes, en Belgique ou à l'étranger, susceptibles d'influencer l'exercice des compétences fiscales de la Région ;
3° suivre l'application de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions ;
4° analyser le statut fiscal de la Région et des institutions wallonnes ;
5° analyser les recettes et les dépenses fiscales de la Région.
§ 6. Le Centre assure le rôle de SPOC de la Région vis-à-vis de l'ICN.
Dans ce cadre, il est entre autres chargé de :
1° collecter des informations et des statistiques requises par l'ICN auprès des entités sources ;
2° représenter la Région au sein des groupes de travail chargés, en application du protocole conclu entre l'ICN et les autorités publiques belges, d'établir les tableaux, les tableurs et les listes nécessaires ;
3° transmettre dans les délais requis les demandes de renseignements complémentaires adressées par l'ICN aux instances publiques et la communication des réponses à l'ICN ;
4° informer l'ICN de toute modification susceptible d'avoir une incidence sur la transmission des données ainsi que sur l'établissement des statistiques du SEC et de procédure de déficit excessif ;
5° représenter la Région aux réunions d'informations mutuelles telles que prévues par le protocole de collaboration ;
6° centraliser et transmettre à l'ICN les demandes d'avis préalablement sollicitées par les instances publiques et les entités sources sur l'impact de projets ou de transactions sur le solde de financement et l'endettement de la Région ;
7° établir la liste de toutes les données statistiques attendues par l'ICN, leur fréquence de transmission et le format requis.
§ 7. Le Centre reçoit, collecte, détient et transmet les données et les informations nécessaires pour la poursuite de ses missions dans le respect des dispositions légales et réglementaires applicables en la matière.
§ 8. Le Centre dispose auprès des entités-source de tous les renseignements nécessaires à l'exercice de ses missions.
Art.6. Vanaf zijn oprichting heeft het Centrum ook specifieke taken gekregen die inherent zijn aan zijn rol als cel die de Regering bijstaat, namelijk:
1° het analyseren van zijn positie binnen het Waalse institutionele landschap, op Belgisch en internationaal niveau;
2° het analyseren van de taken die het zijn toegewezen en het ontwikkelen van manieren om ze aan te passen;
3° het analyseren van de meest doeltreffende interne organisatie om zijn doelstellingen te bereiken;
4° het voorleggen aan de Regering van de resultaten van deze verschillende analyses binnen een termijn van maximum drie jaar vanaf de datum van zijn oprichting;
5° het voorstellen aan de Regering van het volledige juridische kader dat nodig is voor zijn evolutie naar een permanente structuur binnen een termijn van maximum één jaar vanaf de voltooiing van de taak bedoeld in 4°.
Onder "permanente structuur" wordt verstaan een organisatiestructuur met een permanente roeping, in tegenstelling tot de tijdelijke roeping van de structuur als cel die de Regering bijstaat.
1° het analyseren van zijn positie binnen het Waalse institutionele landschap, op Belgisch en internationaal niveau;
2° het analyseren van de taken die het zijn toegewezen en het ontwikkelen van manieren om ze aan te passen;
3° het analyseren van de meest doeltreffende interne organisatie om zijn doelstellingen te bereiken;
4° het voorleggen aan de Regering van de resultaten van deze verschillende analyses binnen een termijn van maximum drie jaar vanaf de datum van zijn oprichting;
5° het voorstellen aan de Regering van het volledige juridische kader dat nodig is voor zijn evolutie naar een permanente structuur binnen een termijn van maximum één jaar vanaf de voltooiing van de taak bedoeld in 4°.
Onder "permanente structuur" wordt verstaan een organisatiestructuur met een permanente roeping, in tegenstelling tot de tijdelijke roeping van de structuur als cel die de Regering bijstaat.
Art.6. Le Centre est également chargé dès sa constitution de missions spécifiques inhérentes à sa forme de cellule du Gouvernement que sont :
1° l'analyse de sa situation au sein du paysage institutionnel wallon, au niveau belge et international ;
2° l'analyse des missions qui lui sont dévolues et le développement des possibilités d'adaptation de ces missions ;
3° l'analyse de l'organisation interne la plus efficace pour atteindre ses objectifs ;
4° la présentation au Gouvernement des résultats de ces différentes analyses dans un délai maximal de trois ans à dater de sa constitution ;
5° la proposition au Gouvernement de l'ensemble du cadre juridique nécessaire à son évolution vers une structure pérenne dans un délai maximal d'un an à dater de l'accomplissement de la mission prévue au 4°.
On entend par " structure pérenne ", une structure organisationnelle à vocation permanente par opposition à la vocation temporaire de la structure du Centre en tant que cellule du Gouvernement.
1° l'analyse de sa situation au sein du paysage institutionnel wallon, au niveau belge et international ;
2° l'analyse des missions qui lui sont dévolues et le développement des possibilités d'adaptation de ces missions ;
3° l'analyse de l'organisation interne la plus efficace pour atteindre ses objectifs ;
4° la présentation au Gouvernement des résultats de ces différentes analyses dans un délai maximal de trois ans à dater de sa constitution ;
5° la proposition au Gouvernement de l'ensemble du cadre juridique nécessaire à son évolution vers une structure pérenne dans un délai maximal d'un an à dater de l'accomplissement de la mission prévue au 4°.
On entend par " structure pérenne ", une structure organisationnelle à vocation permanente par opposition à la vocation temporaire de la structure du Centre en tant que cellule du Gouvernement.
TITEL II. - Samenstelling en organisatie van het Centrum
TITRE II. - Composition et organisation du Centre
HOOFDSTUK I. - Samenstelling
CHAPITRE Ier. - Composition
Art.7. Het personeel van het Centrum is samengesteld uit de volgende leden:
1° een algemeen coördinator van niveau A;
2° vijf algemene adjunct-coördinatoren van niveau A;
3° eenenveertig voltijds equivalenten van niveau A;
4° acht voltijds equivalenten van niveau B, C of D.
1° een algemeen coördinator van niveau A;
2° vijf algemene adjunct-coördinatoren van niveau A;
3° eenenveertig voltijds equivalenten van niveau A;
4° acht voltijds equivalenten van niveau B, C of D.
Art.7. Le personnel du Centre est composé des membres suivants :
1° un coordinateur général de niveau A ;
2° cinq coordinateurs généraux adjoints de niveau A ;
3° quarante-et-un équivalents temps-plein de niveau A ;
4° huit équivalents temps-plein de niveau B, C ou D.
1° un coordinateur général de niveau A ;
2° cinq coordinateurs généraux adjoints de niveau A ;
3° quarante-et-un équivalents temps-plein de niveau A ;
4° huit équivalents temps-plein de niveau B, C ou D.
Art.8. De personeelsleden van het Centrum worden door de Regering op voorstel van de minister van Begroting aangewezen.
Art.8. Le Gouvernement désigne les membres du personnel du Centre sur proposition du Ministre.
HOOFDSTUK II. - Organisatie
CHAPITRE II. - Organisation
Art.9. § 1. De algemene coördinator is verantwoordelijk voor de gezamenlijke coördinatie van het Centrum, met inbegrip van het administratieve beheer.
Een algemene adjunct-coördinator is verantwoordelijk voor de organisatie, de uitvoering en de opvolging van de overkoepelende opdracht bepaald in artikel 4, lid 3.
De overige algemene adjunct-coördinatoren zijn verantwoordelijk voor de organisatie, de uitvoering en de opvolging van de andere opdrachten van het Centrum bepaald in titel 1, hoofdstuk 3.
De personeelsleden van niveau A en B zijn belast met de uitvoering van de opdrachten van het Centrum bepaald in titel 1, hoofdstuk 3, onder de verantwoordelijkheid van de algemeen coördinator en de algemene adjunct-coördinatoren. Ze kunnen ook belast worden met de ondersteuning van het centrum.
De personeelsleden van niveau C of D zijn belast met de ondersteunende of logistieke functies van het Centrum.
Bij de oprichting van het Centrum fungeren twee personeelsleden van niveau B, C of D als boekhoudingscorrespondent. Zodra een van de twee deze rol niet meer vervult, vervult nog slechts één personeelslid op niveau B, C of D de rol van boekhoudingscorrespondent.
§ 2. De algemeen coördinator en de algemene adjunct-coördinatoren oefenen hun functie in het Centrum voltijds uit.
§ 3. Het is de algemeen coördinator en de algemene adjunct-coördinatoren van het Centrum verboden, een prestatie te verrichten in een andere cel van de Regering, ministeriële kabinetten daaronder inbegrepen.
§ 4 Indien de algemeen coördinator afwezig is of niet in staat is zijn taken uit te voeren, worden de aan hem/haar toegekende delegaties, bij afwezigheid van andersluidende uitvoeringsvoorschriften of specifieke door de functiehouder vastgestelde bepalingen, voor de duur van de afwezigheid of van de onmogelijkheid om zijn taken uit te voeren, toegekend aan elke betrokken algemene adjunct-coördinator.
Een algemene adjunct-coördinator is verantwoordelijk voor de organisatie, de uitvoering en de opvolging van de overkoepelende opdracht bepaald in artikel 4, lid 3.
De overige algemene adjunct-coördinatoren zijn verantwoordelijk voor de organisatie, de uitvoering en de opvolging van de andere opdrachten van het Centrum bepaald in titel 1, hoofdstuk 3.
De personeelsleden van niveau A en B zijn belast met de uitvoering van de opdrachten van het Centrum bepaald in titel 1, hoofdstuk 3, onder de verantwoordelijkheid van de algemeen coördinator en de algemene adjunct-coördinatoren. Ze kunnen ook belast worden met de ondersteuning van het centrum.
De personeelsleden van niveau C of D zijn belast met de ondersteunende of logistieke functies van het Centrum.
Bij de oprichting van het Centrum fungeren twee personeelsleden van niveau B, C of D als boekhoudingscorrespondent. Zodra een van de twee deze rol niet meer vervult, vervult nog slechts één personeelslid op niveau B, C of D de rol van boekhoudingscorrespondent.
§ 2. De algemeen coördinator en de algemene adjunct-coördinatoren oefenen hun functie in het Centrum voltijds uit.
§ 3. Het is de algemeen coördinator en de algemene adjunct-coördinatoren van het Centrum verboden, een prestatie te verrichten in een andere cel van de Regering, ministeriële kabinetten daaronder inbegrepen.
§ 4 Indien de algemeen coördinator afwezig is of niet in staat is zijn taken uit te voeren, worden de aan hem/haar toegekende delegaties, bij afwezigheid van andersluidende uitvoeringsvoorschriften of specifieke door de functiehouder vastgestelde bepalingen, voor de duur van de afwezigheid of van de onmogelijkheid om zijn taken uit te voeren, toegekend aan elke betrokken algemene adjunct-coördinator.
Art.9. § 1er. Le coordinateur général est responsable de l'ensemble de la coordination du Centre, en ce compris la gestion administrative.
Un coordinateur général adjoint est responsable de l'organisation, de l'exécution et du suivi de la mission transversale prévue à l'article 4, alinéa 3.
Les autres coordinateurs généraux adjoints sont responsables de l'organisation, de l'exécution et du suivi des autres missions du Centre déterminées au titre 1er, chapitre 3.
Les membres du personnel de niveau A et B exécutent les missions du Centre déterminées au titre 1er, chapitre 3, sous la responsabilité du coordinateur général et des coordinateurs généraux adjoints. Ils peuvent également être chargés d'une fonction de support du Centre.
Les membres du personnel de niveau C ou D assurent les fonctions de support ou de logistique du Centre.
A la constitution du Centre, deux membres du personnel de niveau B, C ou D exercent la mission de Correspondant comptable. Dès que l'un des deux n'exerce plus cette mission, un seul membre du personnel de niveau B, C ou D exerce la mission de Correspondant comptable.
§ 2. Le coordinateur général et les coordinateurs généraux adjoints exercent leur fonction au sein du Centre à temps plein.
§ 3. Il est interdit au coordinateur général et aux coordinateur généraux adjoints du Centre d'effectuer une prestation dans une autre cellule du Gouvernement, y compris les cabinets ministériels.
§ 4. En cas d'absence ou d'empêchement du coordinateur général, les délégations dont il est investi sont, à défaut de dispositions réglementaires contraires ou de dispositions particulières prises par le titulaire de la fonction, accordées, pendant la durée de l'absence ou de l'empêchement, à chaque coordinateur général adjoint concerné.
Un coordinateur général adjoint est responsable de l'organisation, de l'exécution et du suivi de la mission transversale prévue à l'article 4, alinéa 3.
Les autres coordinateurs généraux adjoints sont responsables de l'organisation, de l'exécution et du suivi des autres missions du Centre déterminées au titre 1er, chapitre 3.
Les membres du personnel de niveau A et B exécutent les missions du Centre déterminées au titre 1er, chapitre 3, sous la responsabilité du coordinateur général et des coordinateurs généraux adjoints. Ils peuvent également être chargés d'une fonction de support du Centre.
Les membres du personnel de niveau C ou D assurent les fonctions de support ou de logistique du Centre.
A la constitution du Centre, deux membres du personnel de niveau B, C ou D exercent la mission de Correspondant comptable. Dès que l'un des deux n'exerce plus cette mission, un seul membre du personnel de niveau B, C ou D exerce la mission de Correspondant comptable.
§ 2. Le coordinateur général et les coordinateurs généraux adjoints exercent leur fonction au sein du Centre à temps plein.
§ 3. Il est interdit au coordinateur général et aux coordinateur généraux adjoints du Centre d'effectuer une prestation dans une autre cellule du Gouvernement, y compris les cabinets ministériels.
§ 4. En cas d'absence ou d'empêchement du coordinateur général, les délégations dont il est investi sont, à défaut de dispositions réglementaires contraires ou de dispositions particulières prises par le titulaire de la fonction, accordées, pendant la durée de l'absence ou de l'empêchement, à chaque coordinateur général adjoint concerné.
Art.10. De algemeen coördinator en de algemene adjunct-coördinatoren bepalen onderling de verdeling van de opdrachten en de taken, evenals de verspreiding van de personeelsleden over deze opdrachten en taken.
Art.10. Le coordinateur général et les coordinateurs généraux adjoints déterminent la répartition des missions et des tâches entre eux, ainsi que la répartition des membres du personnel affectés à ces missions et tâches.
Art.11. De Regering stelt een toezichtcomité voor het Centrum in, dat om de zes maanden bijeenkomt onder voorzitterschap van de algemeen coördinator van het Centrum.
Dit toezichtcomité bestaat uit:
1° een vertegenwoordiger van de minister-president van de Regering;
2° een vertegenwoordiger van elke vice-minister-president van de Regering;
3° een vertegenwoordiging van de minister;
4° de directeur-generaal van de WOD Financiën, of diens afgevaardigde;
5° de directeur-generaal van de WOD Binnenlandse Aangelegenheden en Sociale Actie, of diens afgevaardigde;
6° een lid van de Inspectie van Financiën.
Dit toezichtcomité is verantwoordelijk voor het toezicht op de activiteiten en de werking van het Centrum.
Dit toezichtcomité bestaat uit:
1° een vertegenwoordiger van de minister-president van de Regering;
2° een vertegenwoordiger van elke vice-minister-president van de Regering;
3° een vertegenwoordiging van de minister;
4° de directeur-generaal van de WOD Financiën, of diens afgevaardigde;
5° de directeur-generaal van de WOD Binnenlandse Aangelegenheden en Sociale Actie, of diens afgevaardigde;
6° een lid van de Inspectie van Financiën.
Dit toezichtcomité is verantwoordelijk voor het toezicht op de activiteiten en de werking van het Centrum.
Art.11. Le Gouvernement institue un comité de suivi du Centre qui se réunit semestriellement sous la présidence du coordinateur général du Centre.
Ce comité de suivi se compose :
1° d'un représentant du Ministre-Président du Gouvernement ;
2° d'un représentant de chaque vice-président du Gouvernement ;
3° d'un représentant du Ministre ;
4° du Directeur général du SPW Finances, ou son délégué ;
5° du Directeur général du SPW Intérieur et Action sociale, ou son délégué ;
6° d'un membre de l'Inspection des Finances.
Ce comité de suivi est chargé de suivre les activités et le fonctionnement du Centre.
Ce comité de suivi se compose :
1° d'un représentant du Ministre-Président du Gouvernement ;
2° d'un représentant de chaque vice-président du Gouvernement ;
3° d'un représentant du Ministre ;
4° du Directeur général du SPW Finances, ou son délégué ;
5° du Directeur général du SPW Intérieur et Action sociale, ou son délégué ;
6° d'un membre de l'Inspection des Finances.
Ce comité de suivi est chargé de suivre les activités et le fonctionnement du Centre.
Art.12. Uiterlijk op 31 maart van elk jaar stuurt de algemeen coördinator van het Centrum de Regering een jaarlijks activiteitenverslag over het voorgaande kalenderjaar.
Dit verslag bevat ten minste een beoordeling van de werking van het Centrum en de ondernomen acties, met inbegrip van de relevantie van de instrumenten en de doeltreffendheid van de uitvoering daarvan, alsmede voorstellen voor te nemen maatregelen en te voeren beleid om de resultaten die bij de uitvoering van de taken van het Centrum zijn bereikt, te verbeteren.
Dit verslag bevat ten minste een beoordeling van de werking van het Centrum en de ondernomen acties, met inbegrip van de relevantie van de instrumenten en de doeltreffendheid van de uitvoering daarvan, alsmede voorstellen voor te nemen maatregelen en te voeren beleid om de resultaten die bij de uitvoering van de taken van het Centrum zijn bereikt, te verbeteren.
Art.12. Au plus tard le 31 mars de chaque année, le coordinateur général du Centre communique au Gouvernement un rapport annuel d'activités relatif à l'année civile précédente.
Ce rapport contient au minimum une évaluation du fonctionnement du Centre et des actions menées, en ce compris la pertinence des instruments et l'efficacité de leur mise en oeuvre ainsi que toutes propositions relatives aux mesures à prendre et aux politiques à mener en vue d'améliorer les résultats obtenus dans le cadre de l'exercice des missions du Centre.
Ce rapport contient au minimum une évaluation du fonctionnement du Centre et des actions menées, en ce compris la pertinence des instruments et l'efficacité de leur mise en oeuvre ainsi que toutes propositions relatives aux mesures à prendre et aux politiques à mener en vue d'améliorer les résultats obtenus dans le cadre de l'exercice des missions du Centre.
TITEL III. - Administratieve en geldelijke toestand van de personeelsleden van het Centrum
TITRE III. - Situation administrative et pécuniaire des membres du personnel du Centre
HOOFDSTUK I. - Algemene beginselen
CHAPITRE Ier. - Principes généraux
Art.13. § 1. De personeelsleden van het Centrum voeren hun functies loyaal, gewetensvol en op integere wijze onder het gezag van hun hiërarchische meerderen uit.
Ze zijn ertoe gehouden de geldende wetten en verordeningen, evenals de procedures en de richtlijnen van het gezag waaronder ze ressorteren, in acht te nemen.
Zij dragen zorg voor de werkinstrumenten die hen ter beschikking worden gesteld, gebruiken ze voor beroepsdoeleinden en volgens de regels vastgesteld door het gezag waaronder ze vallen.
In hun dagelijks werk, en wanneer ze van toepassing zijn op het Centrum, houden de personeelsleden van het Centrum rekening met de deontologische beginselen verwoord in bijlage I bij de Ambtenarencode.
§ 2. De personeelsleden van het Centrum behandelen de gebruikers van hun dienstverlening met begrip en zonder enige discriminatie.
Zij waarborgen de gebruikers een gelijke behandeling zonder onderscheid van met name nationaliteit, geslacht, maatschappelijke of etnische oorsprong, godsdienst of overtuigingen, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.
§ 3. De personeelsleden van het Centrum zien buiten de uitoefening van hun functies af van elk gedrag dat het vertrouwen van het publiek in hun dienst kan aantasten.
§ 4. De personeelsleden van het Centrum kunnen noch rechtstreeks noch via een tussenpersoon, zelfs buiten hun functies om maar wegens hun functies, schenkingen, gratificaties of voordelen van allerlei aard vragen, eisen of krijgen.
§ 5. De personeelsleden van het Centrum behandelen hun dossiers en formuleren de adviezen voor hun hiërarchische meerderen en de Regering onafhankelijk van iedere invloed van buitenaf of conflicterende functies en handelen noch rechtstreeks noch onrechtstreeks uit persoonlijk belang.
De personeelsleden van het Centrum onthouden zich van deelname aan een besluitvorming in dossiers waarin ze rechtstreeks of onrechtstreeks persoonlijke belangen hebben, of waarin hun functies conflicterend zijn.
In het geval waarin ze een kiesmandaat of een lokaal uitvoerend mandaat uitoefenen, onthouden de personeelsleden van het Centrum zich bij de behandeling van dossiers met een lokaal belang.
§ 6. De personeelsleden van het Centrum houden zich permanent op de hoogte van de evolutie van de technieken, de reglementeringen en het onderzoek in de materies waarmee ze beroepshalve belast zijn.
Ze zijn ertoe gehouden de geldende wetten en verordeningen, evenals de procedures en de richtlijnen van het gezag waaronder ze ressorteren, in acht te nemen.
Zij dragen zorg voor de werkinstrumenten die hen ter beschikking worden gesteld, gebruiken ze voor beroepsdoeleinden en volgens de regels vastgesteld door het gezag waaronder ze vallen.
In hun dagelijks werk, en wanneer ze van toepassing zijn op het Centrum, houden de personeelsleden van het Centrum rekening met de deontologische beginselen verwoord in bijlage I bij de Ambtenarencode.
§ 2. De personeelsleden van het Centrum behandelen de gebruikers van hun dienstverlening met begrip en zonder enige discriminatie.
Zij waarborgen de gebruikers een gelijke behandeling zonder onderscheid van met name nationaliteit, geslacht, maatschappelijke of etnische oorsprong, godsdienst of overtuigingen, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.
§ 3. De personeelsleden van het Centrum zien buiten de uitoefening van hun functies af van elk gedrag dat het vertrouwen van het publiek in hun dienst kan aantasten.
§ 4. De personeelsleden van het Centrum kunnen noch rechtstreeks noch via een tussenpersoon, zelfs buiten hun functies om maar wegens hun functies, schenkingen, gratificaties of voordelen van allerlei aard vragen, eisen of krijgen.
§ 5. De personeelsleden van het Centrum behandelen hun dossiers en formuleren de adviezen voor hun hiërarchische meerderen en de Regering onafhankelijk van iedere invloed van buitenaf of conflicterende functies en handelen noch rechtstreeks noch onrechtstreeks uit persoonlijk belang.
De personeelsleden van het Centrum onthouden zich van deelname aan een besluitvorming in dossiers waarin ze rechtstreeks of onrechtstreeks persoonlijke belangen hebben, of waarin hun functies conflicterend zijn.
In het geval waarin ze een kiesmandaat of een lokaal uitvoerend mandaat uitoefenen, onthouden de personeelsleden van het Centrum zich bij de behandeling van dossiers met een lokaal belang.
§ 6. De personeelsleden van het Centrum houden zich permanent op de hoogte van de evolutie van de technieken, de reglementeringen en het onderzoek in de materies waarmee ze beroepshalve belast zijn.
Art.13. § 1er. Les membres du personnel du Centre remplissent leurs fonctions avec loyauté, conscience et intégrité sous l'autorité de leurs supérieurs hiérarchiques.
Ils sont tenus de respecter les lois et les règlements en vigueur ainsi que les procédures et les directives de l'autorité dont ils relèvent.
Ils respectent les instruments de travail qui sont mis à leur disposition, les utilisent à des fins professionnelles et selon les règles fixées par l'autorité dont ils dépendent.
Dans leur travail quotidien, et lorsque ceux-ci s'appliquent au Centre, les membres du personnel du Centre tiennent compte des principes de déontologie énoncés à l'annexe I du Code de la Fonction publique.
§ 2. Les membres du personnel du Centre traitent les usagers de leur service avec compréhension et sans aucune discrimination.
Ils garantissent aux usagers l'égalité de traitement sans distinction fondée notamment sur la nationalité, le sexe, l'origine sociale ou ethnique, la religion ou les convictions, un handicap, l'âge ou l'orientation sexuelle.
§ 3. Les membres du personnel du Centre évitent, en dehors de l'exercice de leurs fonctions, tout comportement qui peut ébranler la confiance du public dans leur service.
§ 4. Les membres du personnel du Centre ne peuvent pas solliciter, exiger ou recevoir, directement ou par personne interposée, même en dehors de leurs fonctions mais en raison de celles-ci, des dons, des gratifications ou des avantages quelconques.
§ 5. Les membres du personnel du Centre traitent leurs dossiers et formulent les avis destinés à leurs supérieurs hiérarchiques et au Gouvernement indépendamment de toute influence extérieure et de tout conflit de fonctions, et n'obéissent pas directement ou indirectement à un intérêt personnel.
Les membres du personnel du Centre s'abstiennent de participer à la prise d'une décision dans les dossiers dans lesquels ils ont directement ou indirectement des intérêts personnels, ou dans lesquels ils présentent un conflit de fonctions.
Dans le cas où ils exercent un mandat électif ou exécutif local, les membres du personnel du Centre s'abstiennent de traiter des dossiers revêtant un intérêt local.
§ 6. Les membres du personnel du Centre se tiennent au courant d'une façon permanente de l'évolution des techniques, des réglementations et des recherches dans les matières dont ils sont professionnellement chargés.
Ils sont tenus de respecter les lois et les règlements en vigueur ainsi que les procédures et les directives de l'autorité dont ils relèvent.
Ils respectent les instruments de travail qui sont mis à leur disposition, les utilisent à des fins professionnelles et selon les règles fixées par l'autorité dont ils dépendent.
Dans leur travail quotidien, et lorsque ceux-ci s'appliquent au Centre, les membres du personnel du Centre tiennent compte des principes de déontologie énoncés à l'annexe I du Code de la Fonction publique.
§ 2. Les membres du personnel du Centre traitent les usagers de leur service avec compréhension et sans aucune discrimination.
Ils garantissent aux usagers l'égalité de traitement sans distinction fondée notamment sur la nationalité, le sexe, l'origine sociale ou ethnique, la religion ou les convictions, un handicap, l'âge ou l'orientation sexuelle.
§ 3. Les membres du personnel du Centre évitent, en dehors de l'exercice de leurs fonctions, tout comportement qui peut ébranler la confiance du public dans leur service.
§ 4. Les membres du personnel du Centre ne peuvent pas solliciter, exiger ou recevoir, directement ou par personne interposée, même en dehors de leurs fonctions mais en raison de celles-ci, des dons, des gratifications ou des avantages quelconques.
§ 5. Les membres du personnel du Centre traitent leurs dossiers et formulent les avis destinés à leurs supérieurs hiérarchiques et au Gouvernement indépendamment de toute influence extérieure et de tout conflit de fonctions, et n'obéissent pas directement ou indirectement à un intérêt personnel.
Les membres du personnel du Centre s'abstiennent de participer à la prise d'une décision dans les dossiers dans lesquels ils ont directement ou indirectement des intérêts personnels, ou dans lesquels ils présentent un conflit de fonctions.
Dans le cas où ils exercent un mandat électif ou exécutif local, les membres du personnel du Centre s'abstiennent de traiter des dossiers revêtant un intérêt local.
§ 6. Les membres du personnel du Centre se tiennent au courant d'une façon permanente de l'évolution des techniques, des réglementations et des recherches dans les matières dont ils sont professionnellement chargés.
Art.14. In de loop van, of na afloop van, de uitvoering van hun opdracht in het Centrum handelen de personeelsleden van het Centrum met terughoudendheid en zijn ze verplicht tot de strikte inachtneming van het beroepsgeheim, zonder beperking in de tijd.
De activiteiten van het Centrum en de dienovereenkomstige (on)rechtstreekse informatie is strikt vertrouwelijk en de personeelsleden van het Centrum verbinden zich ertoe, geen informatie daarover te verspreiden.
De activiteiten van het Centrum en de dienovereenkomstige (on)rechtstreekse informatie is strikt vertrouwelijk en de personeelsleden van het Centrum verbinden zich ertoe, geen informatie daarover te verspreiden.
Art.14. Au cours de l'exécution et après l'exécution de leur mission au sein du Centre, les membres du personnel du Centre agissent avec réserve et sont tenus au strict respect du secret professionnel et ce, sans limite dans le temps.
Les activités du Centre et les informations y relatives, directes ou indirectes, sont strictement confidentielles et les membres du personnel du Centre s'engagent à ne pas divulguer d'informations concernant celles-ci.
Les activités du Centre et les informations y relatives, directes ou indirectes, sont strictement confidentielles et les membres du personnel du Centre s'engagent à ne pas divulguer d'informations concernant celles-ci.
Art.15. § 1. Onverminderd artikel 14 genieten de personeelsleden van het Centrum van de vrijheid van meningsuiting ten opzichte van feiten waarvan ze in de uitoefening van hun functies kennis hebben.
§ 2. Hen is het enkel verboden, feiten te openbaren die verband houden met de nationale veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, de preventie en de bestraffing van strafbare feiten, het beroepsgeheim, de rechten en de vrijheden van de burger, en met name het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; dit verbod geldt eveneens voor de feiten die verband houden met de voorbereiding van alle beslissingen zolang geen eindbeslissing is genomen, evenals voor de feiten die, wanneer ze zijn verspreid, schade kunnen toebrengen aan de concurrentiepositie van de instelling waarin het personeelslid van het Centrum tewerkgesteld is.
Het bepaalde in lid 1 is eveneens van toepassing op personeelsleden van het Centrum die hun functie hebben beëindigd.
§ 3. De personeelsleden van het Centrum hebben recht op informatie voor alle nuttige aspecten voor de uitoefening van hun taken.
§ 4. De personeelsleden van het Centrum hebben het recht tot inzage in hun persoonlijk dossier in te zien en het recht om er kosteloos een afschrift van te krijgen.
§ 5. De personeelsleden van het Centrum hebben recht op de vorming die nuttig is voor hun werk.
§ 6. De personeelsleden van het Centrum hebben recht op een waardige behandeling door hun meerderen en hun ondergeschikten.
§ 2. Hen is het enkel verboden, feiten te openbaren die verband houden met de nationale veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, de preventie en de bestraffing van strafbare feiten, het beroepsgeheim, de rechten en de vrijheden van de burger, en met name het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; dit verbod geldt eveneens voor de feiten die verband houden met de voorbereiding van alle beslissingen zolang geen eindbeslissing is genomen, evenals voor de feiten die, wanneer ze zijn verspreid, schade kunnen toebrengen aan de concurrentiepositie van de instelling waarin het personeelslid van het Centrum tewerkgesteld is.
Het bepaalde in lid 1 is eveneens van toepassing op personeelsleden van het Centrum die hun functie hebben beëindigd.
§ 3. De personeelsleden van het Centrum hebben recht op informatie voor alle nuttige aspecten voor de uitoefening van hun taken.
§ 4. De personeelsleden van het Centrum hebben het recht tot inzage in hun persoonlijk dossier in te zien en het recht om er kosteloos een afschrift van te krijgen.
§ 5. De personeelsleden van het Centrum hebben recht op de vorming die nuttig is voor hun werk.
§ 6. De personeelsleden van het Centrum hebben recht op een waardige behandeling door hun meerderen en hun ondergeschikten.
Art.15. § 1er. Sans préjudice de l'article 14, les membres du personnel du Centre jouissent de la liberté d'expression à l'égard des faits dont ils ont connaissance dans l'exercice de leurs fonctions.
§ 2. Il leur est uniquement interdit de révéler des faits qui ont trait à la sécurité nationale, à la protection de l'ordre public, aux intérêts financiers de l'autorité, à la prévention et à la répression des faits délictueux, au secret médical, aux droits et aux libertés du citoyen, et notamment au droit au respect de la vie privée; cette interdiction vaut également pour les faits qui ont trait à la préparation de toutes les décisions aussi longtemps qu'une décision finale n'a pas été prise, ainsi que pour les faits qui, lorsqu'ils sont divulgués, peuvent porter préjudice à la position de concurrence de l'organisme dans lequel le membre du personnel du Centre est occupé.
Les dispositions de l'alinéa 1er s'appliquent également aux membres du personnel du Centre qui ont cessé leurs fonctions.
§ 3. Les membres du personnel du Centre ont droit à l'information pour tous les aspects utiles à l'exercice de leurs tâches.
§ 4. Les membres du personnel du Centre ont le droit de consulter leur dossier personnel et d'en obtenir une copie gratuite.
§ 5. Les membres du personnel du Centre ont droit à la formation utile à leur travail.
§ 6. Les membres du personnel du Centre ont le droit d'être traités avec dignité tant par les supérieurs hiérarchiques que par les subordonnés.
§ 2. Il leur est uniquement interdit de révéler des faits qui ont trait à la sécurité nationale, à la protection de l'ordre public, aux intérêts financiers de l'autorité, à la prévention et à la répression des faits délictueux, au secret médical, aux droits et aux libertés du citoyen, et notamment au droit au respect de la vie privée; cette interdiction vaut également pour les faits qui ont trait à la préparation de toutes les décisions aussi longtemps qu'une décision finale n'a pas été prise, ainsi que pour les faits qui, lorsqu'ils sont divulgués, peuvent porter préjudice à la position de concurrence de l'organisme dans lequel le membre du personnel du Centre est occupé.
Les dispositions de l'alinéa 1er s'appliquent également aux membres du personnel du Centre qui ont cessé leurs fonctions.
§ 3. Les membres du personnel du Centre ont droit à l'information pour tous les aspects utiles à l'exercice de leurs tâches.
§ 4. Les membres du personnel du Centre ont le droit de consulter leur dossier personnel et d'en obtenir une copie gratuite.
§ 5. Les membres du personnel du Centre ont droit à la formation utile à leur travail.
§ 6. Les membres du personnel du Centre ont le droit d'être traités avec dignité tant par les supérieurs hiérarchiques que par les subordonnés.
Art.16. Het personeel van het Centrum bestaat uit:
1° personeelsleden van de Diensten van de Regering, of van een instelling bedoeld in artikel 3, § 1, 4°, van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de Waalse openbare bestuurseenheden, in verlof gesteld voor de uitoefening van een functie in een ministerieel kabinet overeenkomstig de artikelen 485 tot 490 van de Ambtenarencode;
2° gedetacheerde leden van:
a) een dienst, een administratie of een instelling van openbaar nut die afhankelijk is van andere gefedereerde entiteiten, de federale overheid of lokale besturen;
b) een autonoom overheidsbedrijf;
c) een georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichting;
3° de rechtstreeks door de Regering benoemde leden die zich niet in een situatie bevinden bedoeld in 1° of 2°.
De rechtspositie van het personeel van het Centrum is sui generis en de wet van 3 juli 1978 inzake arbeidsovereenkomsten is niet van toepassing. Hun aanstelling of detachering is uitsluitend het gevolg van eenzijdige administratieve besluiten van individuele strekking die door de minister worden genomen op basis van een besluit van de Regering. Als ze niet de hoedanigheid van vastbenoemd ambtenaar bij hun oorspronkelijke werkgever hebben, vallen ze niettemin onder het statuut van sociale zekerheid dat van toepassing is op contractuele werknemers van de staat. Het statutair personeel dat gedetacheerd is, blijft gedekt door de sociale zekerheid van hun oorspronkelijke werkgever.
1° personeelsleden van de Diensten van de Regering, of van een instelling bedoeld in artikel 3, § 1, 4°, van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de Waalse openbare bestuurseenheden, in verlof gesteld voor de uitoefening van een functie in een ministerieel kabinet overeenkomstig de artikelen 485 tot 490 van de Ambtenarencode;
2° gedetacheerde leden van:
a) een dienst, een administratie of een instelling van openbaar nut die afhankelijk is van andere gefedereerde entiteiten, de federale overheid of lokale besturen;
b) een autonoom overheidsbedrijf;
c) een georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichting;
3° de rechtstreeks door de Regering benoemde leden die zich niet in een situatie bevinden bedoeld in 1° of 2°.
De rechtspositie van het personeel van het Centrum is sui generis en de wet van 3 juli 1978 inzake arbeidsovereenkomsten is niet van toepassing. Hun aanstelling of detachering is uitsluitend het gevolg van eenzijdige administratieve besluiten van individuele strekking die door de minister worden genomen op basis van een besluit van de Regering. Als ze niet de hoedanigheid van vastbenoemd ambtenaar bij hun oorspronkelijke werkgever hebben, vallen ze niettemin onder het statuut van sociale zekerheid dat van toepassing is op contractuele werknemers van de staat. Het statutair personeel dat gedetacheerd is, blijft gedekt door de sociale zekerheid van hun oorspronkelijke werkgever.
Art.16. Le personnel du Centre est composé :
1° de membres des services du Gouvernement, ou d'un organisme visé à l'article 3, § 1er, 4°, du décret du 15 décembre 2011 portant organisation du budget, de la comptabilité et du rapportage des unités d'administration publique wallonnes, mis en congé pour l'exercice d'une fonction au sein d'un Cabinet ministériel en application des articles 485 à 490 du Code de la Fonction publique ;
2° de membres détachés relevant soit :
a) d'un service, d'une administration ou d'un organisme d'intérêt public dépendant des autres entités fédérées, du fédéral ou des pouvoirs locaux ;
b) d'une entreprise publique autonome ;
c) d'un établissement d'enseignement organisé ou subventionné ;
3° de membres désignés directement par le Gouvernement qui ne relèvent pas d'une situation visée aux 1° et 2°.
Le régime juridique des membres du personnel du Centre est sui generis et la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail n'est pas d'application. Leur désignation ou leur détachement est uniquement le fruit d'actes administratifs unilatéraux à portée individuelle qui émane du Ministre sur décision du Gouvernement. Lorsqu'ils n'ont pas la qualité d'agent désigné à titre définitif chez leur employeur d'origine, ils sont toutefois soumis au statut de sécurité sociale des agents contractuels de l'Etat. Le personnel statutaire détaché reste soumis à la sécurité sociale de son employeur d'origine.
1° de membres des services du Gouvernement, ou d'un organisme visé à l'article 3, § 1er, 4°, du décret du 15 décembre 2011 portant organisation du budget, de la comptabilité et du rapportage des unités d'administration publique wallonnes, mis en congé pour l'exercice d'une fonction au sein d'un Cabinet ministériel en application des articles 485 à 490 du Code de la Fonction publique ;
2° de membres détachés relevant soit :
a) d'un service, d'une administration ou d'un organisme d'intérêt public dépendant des autres entités fédérées, du fédéral ou des pouvoirs locaux ;
b) d'une entreprise publique autonome ;
c) d'un établissement d'enseignement organisé ou subventionné ;
3° de membres désignés directement par le Gouvernement qui ne relèvent pas d'une situation visée aux 1° et 2°.
Le régime juridique des membres du personnel du Centre est sui generis et la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail n'est pas d'application. Leur désignation ou leur détachement est uniquement le fruit d'actes administratifs unilatéraux à portée individuelle qui émane du Ministre sur décision du Gouvernement. Lorsqu'ils n'ont pas la qualité d'agent désigné à titre définitif chez leur employeur d'origine, ils sont toutefois soumis au statut de sécurité sociale des agents contractuels de l'Etat. Le personnel statutaire détaché reste soumis à la sécurité sociale de son employeur d'origine.
Art.17. De bepalingen bedoeld bij het besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten van de Waalse Regering inzake verlof en afwezigheden zijn van toepassing op de personeelsleden van het Centrum.
Art.17. Les dispositions visées par l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres en matière de congés et d'absences sont applicables aux membres du personnel du Centre.
HOOFDSTUK II. - Cumulatie van activiteiten en verlof wegens opdracht
CHAPITRE II. - Cumul d'activités et congé pour mission
Art.18. § 1. De personeelsleden van het Centrum mogen geen beroepsactiviteiten cumuleren.
Onder beroepsactiviteit wordt verstaan, elk activiteit waarvan de opbrengst beroepsinkomsten zijn in de zin van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
In afwijking van lid 2 wordt een openbaar mandaat van politieke aard niet als een beroepsactiviteit beschouwd.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de cumulatie van beroepsactiviteiten die inherent zijn aan de uitoefening van de functie van rechtswege uitgeoefend.
De enige taken die inherent zijn aan de uitoefening van de functie zijn:
1° taken krachtens een wettelijke of reglementaire bepaling verbonden aan de functie die het personeelslid uitoefent;
2° waarbij het personeelslid ambtshalve is aangesteld door de hiërarchische overheid waaronder hij ressorteert of door de Regering.
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 machtigt de algemeen coördinator de cumulatie voor een maximumduur van vijf jaar, verlengbaar, op schriftelijke en voorafgaande aanvraag van het personeelslid van het Centrum, en na advies van de algemeen adjunct-coördinator van wie het personeelslid van het Centrum afhangt, onder volgende voorwaarden:
1° de cumulatie is niet van dien aard dat zij de voltooiing van de plichten van het ambt aantast;
2° de cumulatie is niet in strijd met de waardigheid van het ambt;
3° de cumulatie is niet van dien aard is dat daardoor de onafhankelijkheid van het personeelslid van het Centrum in het gedrang komt of verwarring ontstaat met zijn hoedanigheid van personeelslid van het Centrum.
Uiterlijk zestig dagen na de indiening van het schriftelijke verzoek bij de algemeen coördinator brengt de algemeen adjunct-coördinator onder wie het personeelslid van het Centrum ressorteert, of bij gebreke daarvan de algemeen coördinator, hierover een met redenen omkleed advies uit. Na deze termijn wordt het advies als gunstig beschouwd.
De algemeen coördinator neemt een besluit over het verzoek van het personeelslid van het Centrum binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het in lid 2 bedoelde met redenen omklede advies. Na het verstrijken van deze termijn wordt het in lid 1 bedoelde schriftelijke verzoek automatisch ingewilligd.
Als het dossier niet de nodige informatie bevat, vraagt de autoriteit die de vaststelling verricht deze informatie op binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van het dossier.
De vergunning kan worden ingetrokken indien aan een van de in lid 1 genoemde voorwaarden niet langer wordt voldaan.
Besluiten om toestemming te verlenen, te weigeren of in te trekken worden met redenen omkleed.
In geval van wijziging van hun administratieve situatie, van de arbeidsvoorwaarden of van de aard van hun cumulatie, dienen de personeelsleden van het Centrum onverwijld een nieuwe aanvraag in.
Wanneer het betrokken personeelslid van het Centrum de algemeen coördinator is, wordt cumulatie rechtstreeks door de minister toegestaan.
In alle gevallen mag de cumulatie, met inbegrip van alle bezoldigde beroepsactiviteiten, niet resulteren in een bezoldigde arbeidstijd hoger dan honderdvijfentwintig procent van de arbeidstijd bij het Centrum.
Onder beroepsactiviteit wordt verstaan, elk activiteit waarvan de opbrengst beroepsinkomsten zijn in de zin van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
In afwijking van lid 2 wordt een openbaar mandaat van politieke aard niet als een beroepsactiviteit beschouwd.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de cumulatie van beroepsactiviteiten die inherent zijn aan de uitoefening van de functie van rechtswege uitgeoefend.
De enige taken die inherent zijn aan de uitoefening van de functie zijn:
1° taken krachtens een wettelijke of reglementaire bepaling verbonden aan de functie die het personeelslid uitoefent;
2° waarbij het personeelslid ambtshalve is aangesteld door de hiërarchische overheid waaronder hij ressorteert of door de Regering.
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 machtigt de algemeen coördinator de cumulatie voor een maximumduur van vijf jaar, verlengbaar, op schriftelijke en voorafgaande aanvraag van het personeelslid van het Centrum, en na advies van de algemeen adjunct-coördinator van wie het personeelslid van het Centrum afhangt, onder volgende voorwaarden:
1° de cumulatie is niet van dien aard dat zij de voltooiing van de plichten van het ambt aantast;
2° de cumulatie is niet in strijd met de waardigheid van het ambt;
3° de cumulatie is niet van dien aard is dat daardoor de onafhankelijkheid van het personeelslid van het Centrum in het gedrang komt of verwarring ontstaat met zijn hoedanigheid van personeelslid van het Centrum.
Uiterlijk zestig dagen na de indiening van het schriftelijke verzoek bij de algemeen coördinator brengt de algemeen adjunct-coördinator onder wie het personeelslid van het Centrum ressorteert, of bij gebreke daarvan de algemeen coördinator, hierover een met redenen omkleed advies uit. Na deze termijn wordt het advies als gunstig beschouwd.
De algemeen coördinator neemt een besluit over het verzoek van het personeelslid van het Centrum binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het in lid 2 bedoelde met redenen omklede advies. Na het verstrijken van deze termijn wordt het in lid 1 bedoelde schriftelijke verzoek automatisch ingewilligd.
Als het dossier niet de nodige informatie bevat, vraagt de autoriteit die de vaststelling verricht deze informatie op binnen een termijn van dertig dagen na de datum van ontvangst van het dossier.
De vergunning kan worden ingetrokken indien aan een van de in lid 1 genoemde voorwaarden niet langer wordt voldaan.
Besluiten om toestemming te verlenen, te weigeren of in te trekken worden met redenen omkleed.
In geval van wijziging van hun administratieve situatie, van de arbeidsvoorwaarden of van de aard van hun cumulatie, dienen de personeelsleden van het Centrum onverwijld een nieuwe aanvraag in.
Wanneer het betrokken personeelslid van het Centrum de algemeen coördinator is, wordt cumulatie rechtstreeks door de minister toegestaan.
In alle gevallen mag de cumulatie, met inbegrip van alle bezoldigde beroepsactiviteiten, niet resulteren in een bezoldigde arbeidstijd hoger dan honderdvijfentwintig procent van de arbeidstijd bij het Centrum.
Art.18. § 1er. Les membres du personnel du Centre ne peuvent pas cumuler des activités professionnelles.
Par activité professionnelle, l'on entend toute occupation dont le produit est un revenu professionnel au sens du Code des Impôts sur les revenus 1992.
Par dérogation à l'alinéa 2, un mandat public de nature politique n'est pas considéré comme une activité professionnelle.
§ 2. Par dérogation au paragraphe 1er, le cumul d'activités professionnelles inhérentes à l'exercice de la fonction s'exerce de plein droit.
Est inhérente à l'exercice de la fonction, uniquement toute charge :
1° attachée, en vertu d'une disposition légale ou réglementaire, à la fonction exercée par le membre du personnel ;
2° à laquelle le membre du personnel est désigné d'office par l'autorité hiérarchique dont il relève ou le Gouvernement.
§ 3. Par dérogation au paragraphe 1er, le coordinateur général autorise le cumul pour une durée maximale de cinq ans renouvelable sur demande écrite et préalable du membre du personnel du Centre, et après avis du coordinateur général adjoint dont le membre du personnel du Centre dépend, dans les conditions suivantes :
1° le cumul n'est pas de nature à nuire à l'accomplissement des devoirs de la fonction ;
2° le cumul n'est pas contraire à la dignité de la fonction ;
3° le cumul n'est pas de nature à compromettre l'indépendance du membre du personnel du Centre ou à créer une confusion avec sa qualité de membre du personnel du Centre.
Au plus tard dans les soixante jours de l'introduction de la demande écrite auprès du coordinateur général, le coordinateur général adjoint dont dépend le membre du personnel du Centre, remet un avis motivé à son égard. Passé ce délai, l'avis est réputé favorable.
Le coordinateur général statue sur la demande du membre du personnel du Centre dans un délai de soixante jours prenant cours à la date de la réception de l'avis motivé prévu à l'alinéa 2. Passé ce délai, la demande écrite dont question à l'alinéa 1er reçoit d'office une réponse favorable.
Si le dossier ne contient pas les renseignements nécessaires, l'autorité qui le constate demande ces renseignements dans un délai de trente jours prenant cours à la date de la réception du dossier.
L'autorisation est révocable si l'une des conditions visées à l'alinéa 1er n'est plus remplie.
Les décisions d'autorisation, de refus et de révocation sont motivées.
En cas de modification de sa situation administrative ou de modification des conditions d'exercice ou de la nature du cumul, le membre du personnel du Centre est tenu d'introduire sans délai une nouvelle demande.
Lorsque le membre du personnel du Centre concerné est le coordinateur général, le cumul est autorisé directement par le Ministre.
Dans tous les cas, le cumul ne peut pas entraîner, toutes activités professionnelles rémunérées comprises, un temps de prestation rémunéré supérieur à cent vingt-cinq pourcents du temps de prestation dans le Centre.
Par activité professionnelle, l'on entend toute occupation dont le produit est un revenu professionnel au sens du Code des Impôts sur les revenus 1992.
Par dérogation à l'alinéa 2, un mandat public de nature politique n'est pas considéré comme une activité professionnelle.
§ 2. Par dérogation au paragraphe 1er, le cumul d'activités professionnelles inhérentes à l'exercice de la fonction s'exerce de plein droit.
Est inhérente à l'exercice de la fonction, uniquement toute charge :
1° attachée, en vertu d'une disposition légale ou réglementaire, à la fonction exercée par le membre du personnel ;
2° à laquelle le membre du personnel est désigné d'office par l'autorité hiérarchique dont il relève ou le Gouvernement.
§ 3. Par dérogation au paragraphe 1er, le coordinateur général autorise le cumul pour une durée maximale de cinq ans renouvelable sur demande écrite et préalable du membre du personnel du Centre, et après avis du coordinateur général adjoint dont le membre du personnel du Centre dépend, dans les conditions suivantes :
1° le cumul n'est pas de nature à nuire à l'accomplissement des devoirs de la fonction ;
2° le cumul n'est pas contraire à la dignité de la fonction ;
3° le cumul n'est pas de nature à compromettre l'indépendance du membre du personnel du Centre ou à créer une confusion avec sa qualité de membre du personnel du Centre.
Au plus tard dans les soixante jours de l'introduction de la demande écrite auprès du coordinateur général, le coordinateur général adjoint dont dépend le membre du personnel du Centre, remet un avis motivé à son égard. Passé ce délai, l'avis est réputé favorable.
Le coordinateur général statue sur la demande du membre du personnel du Centre dans un délai de soixante jours prenant cours à la date de la réception de l'avis motivé prévu à l'alinéa 2. Passé ce délai, la demande écrite dont question à l'alinéa 1er reçoit d'office une réponse favorable.
Si le dossier ne contient pas les renseignements nécessaires, l'autorité qui le constate demande ces renseignements dans un délai de trente jours prenant cours à la date de la réception du dossier.
L'autorisation est révocable si l'une des conditions visées à l'alinéa 1er n'est plus remplie.
Les décisions d'autorisation, de refus et de révocation sont motivées.
En cas de modification de sa situation administrative ou de modification des conditions d'exercice ou de la nature du cumul, le membre du personnel du Centre est tenu d'introduire sans délai une nouvelle demande.
Lorsque le membre du personnel du Centre concerné est le coordinateur général, le cumul est autorisé directement par le Ministre.
Dans tous les cas, le cumul ne peut pas entraîner, toutes activités professionnelles rémunérées comprises, un temps de prestation rémunéré supérieur à cent vingt-cinq pourcents du temps de prestation dans le Centre.
Art.19. § 1. Op zijn schriftelijke voorafgaandelijke aanvraag aan de minister kan het personeelslid van het Centrum, bedoeld in artikel 16, eerste lid, bij besluit van de Regering en bij ministerieel besluit tijdelijk ter beschikking worden gesteld van een andere cel van de Regering, met inbegrip van een ministerieel kabinet.
De terbeschikkingstelling van een andere cel van de Regering wordt voltijds uitgeoefend.
§ 2. De aanstelling binnen het Centrum van het personeelslid bedoeld in artikel 16, eerste lid, 1° of 2°, in de zin van artikel 8, wordt geschorst voor de periode die nodig is om zijn detachering uit te voeren.
De in artikel 27 bedoelde jaarlijkse salarisvervangende toelage of de in artikel 28 bedoelde aanvullende jaarlijkse salarisvervangende toelage en de in artikel 30 bedoelde aanvullende jaarlijkse toelage worden opgeschort.
Aan het einde van de terbeschikkingstellingsperiode wordt de schorsing opgeheven en wordt het personeelslid bij ministerieel besluit van rechtswege in zijn functie bij het Centrum hersteld, zoals bepaald in zijn aanwijzing door de in artikel 8 bedoelde Regering.
§ 3 De terbeschikkingstelling van het personeelslid bedoeld in artikel 16, eerste lid, 3°, wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit binnen het Centrum en voor de periode daarvan:
1° wordt de betaling van de jaarlijkse weddevervangende toelage bedoeld in artikel 27 behouden;
2° wordt de betaling van de jaarlijkse bijkomende toelage bedoeld in artikel 30 onderbroken.
De terbeschikkingstelling van het in dit lid bedoelde personeelslid bij ministeriële kabinetten gebeurt overeenkomstig artikel 12 van het besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten.
Hij ontvangt de jaarlijkse kabinetsvergoeding zoals bedoeld in artikel 18 van het besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten.
§ 4. Bij wijziging van zijn administratieve toestand of van wijziging van de voorwaarden voor de uitoefening ervan of van de aard van de terbeschikkingstelling is het personeelslid van het Centrum verplicht om onverwijld en voorafgaand een nieuwe aanvraag in te dienen bij de minister, zoals bedoeld bij paragraaf 1.
§ 5 Het personeelslid dat op 1 januari 2024 in aanmerking kwam voor de toepassing van artikel 48, § 4, en dat nog steeds in aanmerking komt op de dag voorafgaand aan zijn terbeschikkingstelling bij een andere cel van de Regering overeenkomstig dit artikel, behoudt het voordeel van deze bepaling bij zijn terugkeer naar het Centrum.
§ 6 Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit bedoeld in artikel 27 wordt in alle gevallen rekening gehouden met de periode van terbeschikkingstelling bij een andere regeringsentiteit, met inbegrip van het ministerieel kabinet.
De terbeschikkingstelling van een andere cel van de Regering wordt voltijds uitgeoefend.
§ 2. De aanstelling binnen het Centrum van het personeelslid bedoeld in artikel 16, eerste lid, 1° of 2°, in de zin van artikel 8, wordt geschorst voor de periode die nodig is om zijn detachering uit te voeren.
De in artikel 27 bedoelde jaarlijkse salarisvervangende toelage of de in artikel 28 bedoelde aanvullende jaarlijkse salarisvervangende toelage en de in artikel 30 bedoelde aanvullende jaarlijkse toelage worden opgeschort.
Aan het einde van de terbeschikkingstellingsperiode wordt de schorsing opgeheven en wordt het personeelslid bij ministerieel besluit van rechtswege in zijn functie bij het Centrum hersteld, zoals bepaald in zijn aanwijzing door de in artikel 8 bedoelde Regering.
§ 3 De terbeschikkingstelling van het personeelslid bedoeld in artikel 16, eerste lid, 3°, wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit binnen het Centrum en voor de periode daarvan:
1° wordt de betaling van de jaarlijkse weddevervangende toelage bedoeld in artikel 27 behouden;
2° wordt de betaling van de jaarlijkse bijkomende toelage bedoeld in artikel 30 onderbroken.
De terbeschikkingstelling van het in dit lid bedoelde personeelslid bij ministeriële kabinetten gebeurt overeenkomstig artikel 12 van het besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten.
Hij ontvangt de jaarlijkse kabinetsvergoeding zoals bedoeld in artikel 18 van het besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten.
§ 4. Bij wijziging van zijn administratieve toestand of van wijziging van de voorwaarden voor de uitoefening ervan of van de aard van de terbeschikkingstelling is het personeelslid van het Centrum verplicht om onverwijld en voorafgaand een nieuwe aanvraag in te dienen bij de minister, zoals bedoeld bij paragraaf 1.
§ 5 Het personeelslid dat op 1 januari 2024 in aanmerking kwam voor de toepassing van artikel 48, § 4, en dat nog steeds in aanmerking komt op de dag voorafgaand aan zijn terbeschikkingstelling bij een andere cel van de Regering overeenkomstig dit artikel, behoudt het voordeel van deze bepaling bij zijn terugkeer naar het Centrum.
§ 6 Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit bedoeld in artikel 27 wordt in alle gevallen rekening gehouden met de periode van terbeschikkingstelling bij een andere regeringsentiteit, met inbegrip van het ministerieel kabinet.
Art.19. § 1er. A sa demande écrite et préalable au Ministre, sur décision du Gouvernement et par arrêté ministériel, le membre du personnel du Centre visé à l'article 16, alinéa 1er, peut être mis temporairement à disposition d'une autre cellule du Gouvernement, y compris un cabinet ministériel.
La mise à disposition d'une autre cellule du Gouvernement, y compris un cabinet ministériel, s'exerce à temps plein.
§ 2. La désignation au sein du Centre du membre du personnel visé à l'article 16, alinéa 1er, 1° ou 2°, au sens de l'article 8, est suspendue durant la période nécessaire à l'exécution de sa mise à disposition.
L'éventuelle allocation annuelle tenant lieu de traitement visée à l'article 27 ou allocation annuelle complémentaire tenant lieu de traitement visée à l'article 28, et l'allocation annuelle supplémentaire visée à l'article 30, sont suspendues.
Dès la fin de la mise à disposition, la suspension est levée et le membre du personnel est rétabli de plein droit, par arrêté ministériel, dans sa fonction au sein du Centre, telle que prévue par sa désignation par le Gouvernement visée à l'article 8.
§ 3. La mise à disposition du membre du personnel visé à l'article 16, alinéa 1er, 3°, est assimilée à une période d'activité de service au sein du Centre et, pour la période de celle-ci :
1° le paiement de l'allocation annuelle tenant lieu de traitement visée à l'article 27 est maintenu ;
2° le paiement de l'allocation annuelle supplémentaire visée à l'article 30 est suspendu.
La mise à disposition du membre du personnel visé au présent paragraphe spécifiquement dans les cabinets ministériels s'effectue conformément à l'article 12 de l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres.
Il bénéficie de l'allocation annuelle de cabinet visée à l'article 18 de l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres.
§ 4. Le membre du personnel du Centre est tenu d'introduire sans délai et préalablement une nouvelle demande au Ministre, telle que visée au paragraphe 1er, en cas de modification de sa situation administrative ou de modification des conditions d'exercice ou de la nature de la mise à disposition.
§ 5. Le membre du personnel qui a bénéficié de l'application de l'article 48, § 4, au 1er janvier 2024 et qui en bénéficie toujours au jour précédant sa mise à disposition d'une autre cellule du Gouvernement en application du présent article, conserve le bénéfice de cette disposition à son retour au sein du Centre.
§ 6. Dans tous les cas, la période de mise à disposition d'une autre cellule du Gouvernement, y compris le cabinet ministériel, est prise en compte pour le calcul de l'ancienneté pécuniaire visée à l'article 27.
La mise à disposition d'une autre cellule du Gouvernement, y compris un cabinet ministériel, s'exerce à temps plein.
§ 2. La désignation au sein du Centre du membre du personnel visé à l'article 16, alinéa 1er, 1° ou 2°, au sens de l'article 8, est suspendue durant la période nécessaire à l'exécution de sa mise à disposition.
L'éventuelle allocation annuelle tenant lieu de traitement visée à l'article 27 ou allocation annuelle complémentaire tenant lieu de traitement visée à l'article 28, et l'allocation annuelle supplémentaire visée à l'article 30, sont suspendues.
Dès la fin de la mise à disposition, la suspension est levée et le membre du personnel est rétabli de plein droit, par arrêté ministériel, dans sa fonction au sein du Centre, telle que prévue par sa désignation par le Gouvernement visée à l'article 8.
§ 3. La mise à disposition du membre du personnel visé à l'article 16, alinéa 1er, 3°, est assimilée à une période d'activité de service au sein du Centre et, pour la période de celle-ci :
1° le paiement de l'allocation annuelle tenant lieu de traitement visée à l'article 27 est maintenu ;
2° le paiement de l'allocation annuelle supplémentaire visée à l'article 30 est suspendu.
La mise à disposition du membre du personnel visé au présent paragraphe spécifiquement dans les cabinets ministériels s'effectue conformément à l'article 12 de l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres.
Il bénéficie de l'allocation annuelle de cabinet visée à l'article 18 de l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres.
§ 4. Le membre du personnel du Centre est tenu d'introduire sans délai et préalablement une nouvelle demande au Ministre, telle que visée au paragraphe 1er, en cas de modification de sa situation administrative ou de modification des conditions d'exercice ou de la nature de la mise à disposition.
§ 5. Le membre du personnel qui a bénéficié de l'application de l'article 48, § 4, au 1er janvier 2024 et qui en bénéficie toujours au jour précédant sa mise à disposition d'une autre cellule du Gouvernement en application du présent article, conserve le bénéfice de cette disposition à son retour au sein du Centre.
§ 6. Dans tous les cas, la période de mise à disposition d'une autre cellule du Gouvernement, y compris le cabinet ministériel, est prise en compte pour le calcul de l'ancienneté pécuniaire visée à l'article 27.
Art.20. In geval van verminderde prestaties in het Centrum is het, behoudens toepassing van artikel 19, het personeelslid van het Centrum verboden om een bezoldigde prestatie uit te voeren in een andere cel van de Regering, met inbegrip van de ministeriële kabinetten.
Art.20. En cas de prestations réduites au sein du Centre, sauf application de l'article 19, il est interdit au membre du personnel du Centre d'effectuer une prestation rémunérée dans une autre cellule du Gouvernement, y compris les cabinets ministériels.
HOOFDSTUK III. - Niveaus en graden
CHAPITRE III. - Niveaux et grades
Art.21. De graad is de titel die een personeelslid van het Centrum in de hiërarchie plaatst en hem het recht geeft om binnen het Centrum een betrekking te bekleden die met die graad overeenkomt.
De graden worden onderverdeeld in niveaus en rangen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 4 en 5 van de Ambtenarencode, rekening houdend met de in artikel 22 vastgestelde titels.
De graden worden onderverdeeld in niveaus en rangen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 4 en 5 van de Ambtenarencode, rekening houdend met de in artikel 22 vastgestelde titels.
Art.21. Le grade est le titre qui situe le membre du personnel du Centre dans la hiérarchie et qui l'habilite à occuper un des emplois au sein du Centre qui correspondent à ce grade.
Les grades sont répartis en niveaux et en rangs conformément aux dispositions des articles 4 et 5 du Code de la Fonction publique en tenant compte des titres énoncés à l'article 22.
Les grades sont répartis en niveaux et en rangs conformément aux dispositions des articles 4 et 5 du Code de la Fonction publique en tenant compte des titres énoncés à l'article 22.
Art.22. De graden binnen het Centrum zijn als volgt in rangen onderverdeeld:
1° in rang A2, de graad van algemeen coördinator;
2° in rang A3, de graad van algemeen adjunct-coördinator;
3° in rang A4, de graad van adviseur-expert;
4° in rang A5, de rang van eerste attaché-expert;
5° in rang A6, de graad van attaché-expert;
6° in rang B1, de graad van eerste administratief gegradueerde;
7° in rang B2, de graad van administratief gegradueerde;
8° in rang C1, de graad van eerste administratief assistent;
9° in rang C2, de graad van administratief assistent;
10° in rang D1, de graad van eerste administratief adjunct;
11° in rang D2, de graad van administratief adjunct.
1° in rang A2, de graad van algemeen coördinator;
2° in rang A3, de graad van algemeen adjunct-coördinator;
3° in rang A4, de graad van adviseur-expert;
4° in rang A5, de rang van eerste attaché-expert;
5° in rang A6, de graad van attaché-expert;
6° in rang B1, de graad van eerste administratief gegradueerde;
7° in rang B2, de graad van administratief gegradueerde;
8° in rang C1, de graad van eerste administratief assistent;
9° in rang C2, de graad van administratief assistent;
10° in rang D1, de graad van eerste administratief adjunct;
11° in rang D2, de graad van administratief adjunct.
Art.22. Les grades au sein du Centre sont répartis entre les rangs comme suit :
1° au rang A2, le grade de coordinateur général ;
2° au rang A3, le grade de coordinateur général adjoint ;
3° au rang A4, le grade de conseiller expert ;
4° au rang A5, le grade de premier attaché expert ;
5° au rang A6, le grade d'attaché expert ;
6° au rang B1, le grade de premier gradué administratif ;
7° au rang B2, le grade de gradué administratif ;
8° au rang C1, le grade de premier assistant administratif ;
9° au rang C2, le grade d'assistant administratif ;
10° au rang D1, le grade de premier adjoint administratif ;
11° au rang D2, le grade d'adjoint administratif.
1° au rang A2, le grade de coordinateur général ;
2° au rang A3, le grade de coordinateur général adjoint ;
3° au rang A4, le grade de conseiller expert ;
4° au rang A5, le grade de premier attaché expert ;
5° au rang A6, le grade d'attaché expert ;
6° au rang B1, le grade de premier gradué administratif ;
7° au rang B2, le grade de gradué administratif ;
8° au rang C1, le grade de premier assistant administratif ;
9° au rang C2, le grade d'assistant administratif ;
10° au rang D1, le grade de premier adjoint administratif ;
11° au rang D2, le grade d'adjoint administratif.
HOOFDSTUK IV. - Selectie en aanwijzing
CHAPITRE IV. - Sélection et désignation
Art.23. Enkel en alleen personen die aan de volgende algemene toelaatbaarheidsvoorwaarden voldoen, kunnen als personeelslid van het Centrum worden aangesteld:
1° een gedrag hebben dat beantwoordt aan de eisen van de functie;
2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
3° houder zijn van een diploma, studiegetuigschrift of ander gelijkwaardig getuigschrift dat overeenstemt met het niveau van de toe te kennen graad overeenkomstig bijlage III bij de Ambtenarencode;
4° voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot de betrekking vastgesteld door de algemeen coördinator bij het uitschrijven van de in te vullen betrekking;
5° laureaat zijn van een door het Centrum georganiseerde selectie.
In afwijking van lid 1, 4°, bepaalt de minister de toegangsvoorwaarden waaraan moet worden voldaan voor de selectie van de algemeen coördinator en de algemeen adjunct-coördinatoren.
De Regering kan, bij een gemotiveerde beslissing, een afwijking toekennen op de voorwaarde inzake diploma, studiegetuigschrift of een ander gelijkwaardig getuigschrift bedoeld in lid 1, 3°, aan kandidaten houders van een diploma, een studiegetuigschrift of een ander gelijkwaardig getuigschrift indien naar een bijzondere expertise wordt gezocht. In de oproep tot het indienen van kandidaturen wordt de afwijking vermeld en wordt de beslissing van de Regering hierover getrouw weergegeven.
Voor de toepassing van lid 3 is naast de in artikel 24 vereiste beroepservaring automatisch ook nuttige beroepservaring vereist, gelijk aan tweemaal het aantal jaren dat overeenkomt met het verschil tussen het aantal jaren van het vereiste diploma met betrekking tot het niveau van de te verlenen graad en het aantal jaren van het door de kandidaat getuigde studieniveau.
1° een gedrag hebben dat beantwoordt aan de eisen van de functie;
2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
3° houder zijn van een diploma, studiegetuigschrift of ander gelijkwaardig getuigschrift dat overeenstemt met het niveau van de toe te kennen graad overeenkomstig bijlage III bij de Ambtenarencode;
4° voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot de betrekking vastgesteld door de algemeen coördinator bij het uitschrijven van de in te vullen betrekking;
5° laureaat zijn van een door het Centrum georganiseerde selectie.
In afwijking van lid 1, 4°, bepaalt de minister de toegangsvoorwaarden waaraan moet worden voldaan voor de selectie van de algemeen coördinator en de algemeen adjunct-coördinatoren.
De Regering kan, bij een gemotiveerde beslissing, een afwijking toekennen op de voorwaarde inzake diploma, studiegetuigschrift of een ander gelijkwaardig getuigschrift bedoeld in lid 1, 3°, aan kandidaten houders van een diploma, een studiegetuigschrift of een ander gelijkwaardig getuigschrift indien naar een bijzondere expertise wordt gezocht. In de oproep tot het indienen van kandidaturen wordt de afwijking vermeld en wordt de beslissing van de Regering hierover getrouw weergegeven.
Voor de toepassing van lid 3 is naast de in artikel 24 vereiste beroepservaring automatisch ook nuttige beroepservaring vereist, gelijk aan tweemaal het aantal jaren dat overeenkomt met het verschil tussen het aantal jaren van het vereiste diploma met betrekking tot het niveau van de te verlenen graad en het aantal jaren van het door de kandidaat getuigde studieniveau.
Art.23. Nul ne peut être membre du personnel du Centre s'il ne remplit les conditions générales d'admissibilité suivantes :
1° être d'une conduite répondant aux exigences de la fonction ;
2° jouir des droits civils et politiques ;
3° être porteur d'un diplôme, d'un certificat d'études, ou d'un autre titre équivalent, en rapport avec le niveau du grade à conférer conformément à l'annexe III du Code de la Fonction publique ;
4° remplir les conditions d'accès à l'emploi déterminées par le Coordinateur général lors de la mise en compétition de l'emploi à pourvoir ;
5° être lauréat d'une sélection organisée par le Centre.
Par dérogation à l'aliéna 1er, 4°, le Ministre détermine les conditions d'accès à remplir pour la sélection du coordinateur général et des coordinateurs généraux adjoints.
Le Gouvernement peut accorder par une décision motivée une dérogation à la condition de diplôme, de certificat d'études, ou d'un autre titre équivalent, visée à l'alinéa 1er, 3°, aux candidats porteurs d'un diplôme, d'un certificat d'études ou d'un autre titre d'un niveau immédiatement inférieur, dans le cas de la recherche d'une expertise particulière. L'appel à candidatures fait mention de la dérogation et reprend fidèlement la décision du Gouvernement.
Pour l'application de l'alinéa 3, une expérience professionnelle utile complémentaire à celle éventuellement requise à l'article 24 est d'office exigée et égale au double du nombre d'années équivalent à la différence entre le nombre d'années du diplôme exigé en rapport avec le niveau du grade à conférer, et le nombre d'années du niveau d'étude attesté par le candidat.
1° être d'une conduite répondant aux exigences de la fonction ;
2° jouir des droits civils et politiques ;
3° être porteur d'un diplôme, d'un certificat d'études, ou d'un autre titre équivalent, en rapport avec le niveau du grade à conférer conformément à l'annexe III du Code de la Fonction publique ;
4° remplir les conditions d'accès à l'emploi déterminées par le Coordinateur général lors de la mise en compétition de l'emploi à pourvoir ;
5° être lauréat d'une sélection organisée par le Centre.
Par dérogation à l'aliéna 1er, 4°, le Ministre détermine les conditions d'accès à remplir pour la sélection du coordinateur général et des coordinateurs généraux adjoints.
Le Gouvernement peut accorder par une décision motivée une dérogation à la condition de diplôme, de certificat d'études, ou d'un autre titre équivalent, visée à l'alinéa 1er, 3°, aux candidats porteurs d'un diplôme, d'un certificat d'études ou d'un autre titre d'un niveau immédiatement inférieur, dans le cas de la recherche d'une expertise particulière. L'appel à candidatures fait mention de la dérogation et reprend fidèlement la décision du Gouvernement.
Pour l'application de l'alinéa 3, une expérience professionnelle utile complémentaire à celle éventuellement requise à l'article 24 est d'office exigée et égale au double du nombre d'années équivalent à la différence entre le nombre d'années du diplôme exigé en rapport avec le niveau du grade à conférer, et le nombre d'années du niveau d'étude attesté par le candidat.
Art.24. Voor elke binnen het Centrum te vervullen functie stelt de algemeen coördinator een functieomschrijving op die ten minste de volgende gegevens bevat:
1° het niveau, de graad, de rang en de weddeschaal;
2° de toegangsvoorwaarden, met inbegrip van de eventueel vereiste beroepservaring;
3° het doel en de hoofdactiviteiten van de functie;
4° de vaardigheden die nodig zijn om de functie uit te oefenen.
In afwijking van lid 1 stelt de minister een functieomschrijving op voor de selectie van de algemeen coördinator en de algemene adjunct-coördinatoren, die ten minste de volgende elementen bevat:
1° het niveau, de graad, de rang en de weddeschaal;
2° de toegangsvoorwaarden, met inbegrip van de eventueel vereiste beroepservaring;
3° het doel en de hoofdactiviteiten van de functie;
4° de vaardigheden die nodig zijn om de functie uit te oefenen.
De oproep tot het indienen van kandidaturen en de functieomschrijving worden door het Centrum op passende wijze bekendgemaakt, afhankelijk van de specifieke aard van de te vervullen functie.
Onder het "op passende wijze bekendmaken" wordt verstaan de bekendmaking via meerdere kanalen, uitgevoerd via digitale en gedrukte media. Dit wordt minstens georganiseerd op de website van de Waalse Overheidsdienst en op een website die gespecialiseerd is in werving, evenals in een dagblad van de gedrukte media. In voorkomend geval kan ook een beroep worden gedaan op gespecialiseerde wervingswebsites, de geschreven vakpers of andere communicatiekanalen zoals sociale media.
1° het niveau, de graad, de rang en de weddeschaal;
2° de toegangsvoorwaarden, met inbegrip van de eventueel vereiste beroepservaring;
3° het doel en de hoofdactiviteiten van de functie;
4° de vaardigheden die nodig zijn om de functie uit te oefenen.
In afwijking van lid 1 stelt de minister een functieomschrijving op voor de selectie van de algemeen coördinator en de algemene adjunct-coördinatoren, die ten minste de volgende elementen bevat:
1° het niveau, de graad, de rang en de weddeschaal;
2° de toegangsvoorwaarden, met inbegrip van de eventueel vereiste beroepservaring;
3° het doel en de hoofdactiviteiten van de functie;
4° de vaardigheden die nodig zijn om de functie uit te oefenen.
De oproep tot het indienen van kandidaturen en de functieomschrijving worden door het Centrum op passende wijze bekendgemaakt, afhankelijk van de specifieke aard van de te vervullen functie.
Onder het "op passende wijze bekendmaken" wordt verstaan de bekendmaking via meerdere kanalen, uitgevoerd via digitale en gedrukte media. Dit wordt minstens georganiseerd op de website van de Waalse Overheidsdienst en op een website die gespecialiseerd is in werving, evenals in een dagblad van de gedrukte media. In voorkomend geval kan ook een beroep worden gedaan op gespecialiseerde wervingswebsites, de geschreven vakpers of andere communicatiekanalen zoals sociale media.
Art.24. Pour chaque emploi à conférer au sein du Centre, le coordinateur général établit une description de fonction qui contient au minimum les éléments suivants :
1° le niveau, le grade, le rang et l'échelle de traitements ;
2° les conditions d'accès, y compris l'expérience professionnelle éventuellement requise ;
3° la finalité et les activités principales de la fonction ;
4° les compétences requises pour exercer la fonction.
Par dérogation à l'aliéna 1er, le Ministre établit une description de fonction pour la sélection du coordinateur général et des coordinateurs généraux adjoints, qui contient au minimum les éléments suivants :
1° le niveau, le grade, le rang et l'échelle de traitements ;
2° les conditions d'accès, y compris l'expérience professionnelle éventuellement requise ;
3° la finalité et les activités principales de la fonction ;
4° les compétences requises pour exercer la fonction.
L'appel à candidatures et la description de fonction font l'objet d'une publicité adéquate par le Centre, en fonction des spécificités de l'emploi à conférer.
On entend par " publicité adéquate ", une publicité multicanal effectuée par voie digitale et par presse écrite. Cette publicité est au minimum organisée sur le site Internet du SPW et sur un site Internet spécialisé dans le recrutement, ainsi que dans un quotidien de presse écrite. Le cas échéant, le Gouvernement peut décider de faire appel à des sites de recrutements spécialisés, à de la presse écrite spécialisée, ou à tout autre canal particulier de communication comme les réseaux sociaux.
1° le niveau, le grade, le rang et l'échelle de traitements ;
2° les conditions d'accès, y compris l'expérience professionnelle éventuellement requise ;
3° la finalité et les activités principales de la fonction ;
4° les compétences requises pour exercer la fonction.
Par dérogation à l'aliéna 1er, le Ministre établit une description de fonction pour la sélection du coordinateur général et des coordinateurs généraux adjoints, qui contient au minimum les éléments suivants :
1° le niveau, le grade, le rang et l'échelle de traitements ;
2° les conditions d'accès, y compris l'expérience professionnelle éventuellement requise ;
3° la finalité et les activités principales de la fonction ;
4° les compétences requises pour exercer la fonction.
L'appel à candidatures et la description de fonction font l'objet d'une publicité adéquate par le Centre, en fonction des spécificités de l'emploi à conférer.
On entend par " publicité adéquate ", une publicité multicanal effectuée par voie digitale et par presse écrite. Cette publicité est au minimum organisée sur le site Internet du SPW et sur un site Internet spécialisé dans le recrutement, ainsi que dans un quotidien de presse écrite. Le cas échéant, le Gouvernement peut décider de faire appel à des sites de recrutements spécialisés, à de la presse écrite spécialisée, ou à tout autre canal particulier de communication comme les réseaux sociaux.
Art.25. § 1. De selectie voor niveau A wordt georganiseerd en uitgevoerd door een jury onder het voorzitterschap van de algemeen coördinator van het Centrum, bestaande uit:
1° een lid van de Inspectie van Financiën;
2° twee deskundigen van buiten het Centrum, gekozen buiten de leden van de ministeriële kabinetten, de diensten van de Waalse Regering en de instellingen van openbaar nut bedoeld in het decreet van 22 januari 1998 betreffende het statuut van het personeel van sommige instellingen die van het Waalse Gewest afhangen;
3° een andere deskundige.
De in lid 1 bedoelde deskundigen moeten ten minste tien jaar ervaring hebben met betrekking tot de vaardigheden die vereist zijn voor de uitoefening van de functie van de toe te kennen betrekking.
De selectie voor niveau B, C en D wordt binnen het Centrum georganiseerd en uitgevoerd door een jury bestaande uit de algemeen coördinator en twee algemene adjunct-coördinatoren.
Teneinde de genderdiversiteit te eerbiedigen, mag geen enkel jurypanel voor meer dan twee derde uit leden van hetzelfde geslacht bestaan, met uitzondering van de jury die op grond van lid 3 wordt samengesteld, wanneer de samenstelling van het Centrum dit niet toelaat.
§ 2. De oproep tot het indienen van kandidaturen, de functieomschrijving en de selectieprocedure, met inbegrip van de samenstelling van de jury, worden gevalideerd door de Regering.
§ 3. De jury organiseert een of meer selectieproeven om:
1° de technische vaardigheden van de kandidaten vast te stellen;
2° inzicht te krijgen in de persoonlijkheid van de kandidaten.
De in lid 1 vermelde selectie kan, indien van toepassing, bestaan uit verschillende proeven die duidelijk worden aangegeven in de oproep tot het indienen van kandidaatstellingen en de selectieprocedure.
De verificatie van de inachtneming van de artikelen 23 en 24 is een integraal onderdeel van de selectieprocedure.
§ 4. Op basis van de selectieproef/-proeven rangschikt de jury de kandidaten volgens het aantal behaalde punten en stelt zij de Regering in kennis van de lijst van geslaagde kandidaten die de reservelijst van de selectie vormen.
§ 5. De Regering wijst de laureaat aan, op basis van de rangschikking opgemaakt volgens paragraaf 4, in de toe te kennen functie.
1° een lid van de Inspectie van Financiën;
2° twee deskundigen van buiten het Centrum, gekozen buiten de leden van de ministeriële kabinetten, de diensten van de Waalse Regering en de instellingen van openbaar nut bedoeld in het decreet van 22 januari 1998 betreffende het statuut van het personeel van sommige instellingen die van het Waalse Gewest afhangen;
3° een andere deskundige.
De in lid 1 bedoelde deskundigen moeten ten minste tien jaar ervaring hebben met betrekking tot de vaardigheden die vereist zijn voor de uitoefening van de functie van de toe te kennen betrekking.
De selectie voor niveau B, C en D wordt binnen het Centrum georganiseerd en uitgevoerd door een jury bestaande uit de algemeen coördinator en twee algemene adjunct-coördinatoren.
Teneinde de genderdiversiteit te eerbiedigen, mag geen enkel jurypanel voor meer dan twee derde uit leden van hetzelfde geslacht bestaan, met uitzondering van de jury die op grond van lid 3 wordt samengesteld, wanneer de samenstelling van het Centrum dit niet toelaat.
§ 2. De oproep tot het indienen van kandidaturen, de functieomschrijving en de selectieprocedure, met inbegrip van de samenstelling van de jury, worden gevalideerd door de Regering.
§ 3. De jury organiseert een of meer selectieproeven om:
1° de technische vaardigheden van de kandidaten vast te stellen;
2° inzicht te krijgen in de persoonlijkheid van de kandidaten.
De in lid 1 vermelde selectie kan, indien van toepassing, bestaan uit verschillende proeven die duidelijk worden aangegeven in de oproep tot het indienen van kandidaatstellingen en de selectieprocedure.
De verificatie van de inachtneming van de artikelen 23 en 24 is een integraal onderdeel van de selectieprocedure.
§ 4. Op basis van de selectieproef/-proeven rangschikt de jury de kandidaten volgens het aantal behaalde punten en stelt zij de Regering in kennis van de lijst van geslaagde kandidaten die de reservelijst van de selectie vormen.
§ 5. De Regering wijst de laureaat aan, op basis van de rangschikking opgemaakt volgens paragraaf 4, in de toe te kennen functie.
Art.25. § 1er. La sélection pour le niveau A est organisée et effectuée par un jury sous la présidence du coordinateur général du Centre, constitué en plus de :
1° un membre de l'Inspection des Finances ;
2° deux experts externes au Centre choisis en dehors des membres des cabinets ministériels, des services du Gouvernement wallon et des organismes d'intérêt public visés au décret du 22 janvier 1998 relatif au statut du personnel de certains organismes relevant de la Région wallonne ;
3° un autre expert.
Les experts mentionnés à l'alinéa 1er présentent une expérience de minimum dix années en lien avec les compétences requises pour exercer la fonction de l'emploi à conférer.
La sélection pour les niveaux B, C et D est organisée et effectuée au sein du Centre par un jury constitué du coordinateur général et de deux coordinateurs généraux adjoints.
Afin de respecter la mixité de genre, les jurys ne peuvent pas être composés de plus de deux tiers de membres du même sexe, à l'exception du jury constitué en application de l'alinéa 3 lorsque la composition du Centre ne le permet pas.
§ 2. L'appel à candidatures, la description de fonction et la procédure de sélection, y compris la composition du jury, font l'objet d'une validation par le Gouvernement.
§ 3. Le jury organise la ou les épreuves de sélection lui permettant de déterminer :
1° les aptitudes techniques des candidats ;
2° la personnalité des candidats.
La sélection mentionnée à l'alinéa 1er peut être, le cas échéant, constituée de plusieurs épreuves clairement identifiées dans l'appel à candidatures et la procédure de sélection.
La vérification du respect des articles 23 et 24 fait partie intégrante de la procédure de sélection.
§ 4. Sur la base de l'épreuve ou des épreuves de sélection, le jury classe les candidats selon les points obtenus et communique au Gouvernement la liste des lauréats qui constituent la réserve issue de la sélection.
§ 5. Le Gouvernement désigne le lauréat, sur base du classement opéré au paragraphe 4, dans l'emploi à conférer.
1° un membre de l'Inspection des Finances ;
2° deux experts externes au Centre choisis en dehors des membres des cabinets ministériels, des services du Gouvernement wallon et des organismes d'intérêt public visés au décret du 22 janvier 1998 relatif au statut du personnel de certains organismes relevant de la Région wallonne ;
3° un autre expert.
Les experts mentionnés à l'alinéa 1er présentent une expérience de minimum dix années en lien avec les compétences requises pour exercer la fonction de l'emploi à conférer.
La sélection pour les niveaux B, C et D est organisée et effectuée au sein du Centre par un jury constitué du coordinateur général et de deux coordinateurs généraux adjoints.
Afin de respecter la mixité de genre, les jurys ne peuvent pas être composés de plus de deux tiers de membres du même sexe, à l'exception du jury constitué en application de l'alinéa 3 lorsque la composition du Centre ne le permet pas.
§ 2. L'appel à candidatures, la description de fonction et la procédure de sélection, y compris la composition du jury, font l'objet d'une validation par le Gouvernement.
§ 3. Le jury organise la ou les épreuves de sélection lui permettant de déterminer :
1° les aptitudes techniques des candidats ;
2° la personnalité des candidats.
La sélection mentionnée à l'alinéa 1er peut être, le cas échéant, constituée de plusieurs épreuves clairement identifiées dans l'appel à candidatures et la procédure de sélection.
La vérification du respect des articles 23 et 24 fait partie intégrante de la procédure de sélection.
§ 4. Sur la base de l'épreuve ou des épreuves de sélection, le jury classe les candidats selon les points obtenus et communique au Gouvernement la liste des lauréats qui constituent la réserve issue de la sélection.
§ 5. Le Gouvernement désigne le lauréat, sur base du classement opéré au paragraphe 4, dans l'emploi à conférer.
Art.26. § 1. In afwijking van artikel 25 wordt de selectie voor de algemeen coördinator en de algemene adjunct-coördinatoren georganiseerd en uitgevoerd door een jury onder gezamenlijk voorzitterschap van de voorzitter en vicevoorzitter van de CFFW, bestaande uit:
1° een lid van de Inspectie van Financiën;
2° twee deskundigen van buiten het Centrum, gekozen buiten de leden van de ministeriële kabinetten, de diensten van de Waalse Regering en de instellingen van openbaar nut bedoeld in het decreet van 22 januari 1998 betreffende het statuut van het personeel van sommige instellingen die van het Waalse Gewest afhangen;
3° een andere deskundige van buiten het Centrum.
De in lid 1 bedoelde externe deskundigen moeten beschikken over ten minste tien jaar ervaring die relevant is voor de vaardigheden die vereist zijn voor de uitoefening van de functie van de toe te kennen betrekking, en ten minste één van hen moet tien jaar ervaring hebben op het gebied van management of personeelsmanagement.
Om de genderdiversiteit te respecteren, mag niet meer dan twee derde van de juryleden van hetzelfde geslacht zijn.
§ 2. De oproep tot het indienen van kandidaturen, de functieomschrijving en de selectieprocedure, met inbegrip van de samenstelling van de jury, worden gevalideerd door de Regering.
§ 3. De jury organiseert een of meer selectieproeven om:
1° de managementvaardigheden van de kandidaten te beoordelen;
2° de organisatorische vaardigheden van de kandidaten te beoordelen;
3° de technische vaardigheden van de kandidaten te beoordelen;
4° inzicht te krijgen in de persoonlijkheid van de kandidaten.
De in lid 1 vermelde selectie kan, indien van toepassing, bestaan uit verschillende proeven die duidelijk worden aangegeven in de oproep tot het indienen van kandidaatstellingen en de selectieprocedure.
De verificatie van de inachtneming van de artikelen 23 en 24 is een integraal onderdeel van de selectieprocedure.
§ 4. Op basis van de selectieproef/-proeven stelt de jury een schriftelijk rapport op voor de Regering, met een motivering van haar beslissing, met een opsomming van de vaardigheden van elke kandidaat en een indeling in twee categorieën: "geschikt" en "ongeschikt".
§ 5. De Regering benoemt de laureaat uit de kandidaten die door de jury geschikt worden bevonden, in de toe te kennen betrekking.
1° een lid van de Inspectie van Financiën;
2° twee deskundigen van buiten het Centrum, gekozen buiten de leden van de ministeriële kabinetten, de diensten van de Waalse Regering en de instellingen van openbaar nut bedoeld in het decreet van 22 januari 1998 betreffende het statuut van het personeel van sommige instellingen die van het Waalse Gewest afhangen;
3° een andere deskundige van buiten het Centrum.
De in lid 1 bedoelde externe deskundigen moeten beschikken over ten minste tien jaar ervaring die relevant is voor de vaardigheden die vereist zijn voor de uitoefening van de functie van de toe te kennen betrekking, en ten minste één van hen moet tien jaar ervaring hebben op het gebied van management of personeelsmanagement.
Om de genderdiversiteit te respecteren, mag niet meer dan twee derde van de juryleden van hetzelfde geslacht zijn.
§ 2. De oproep tot het indienen van kandidaturen, de functieomschrijving en de selectieprocedure, met inbegrip van de samenstelling van de jury, worden gevalideerd door de Regering.
§ 3. De jury organiseert een of meer selectieproeven om:
1° de managementvaardigheden van de kandidaten te beoordelen;
2° de organisatorische vaardigheden van de kandidaten te beoordelen;
3° de technische vaardigheden van de kandidaten te beoordelen;
4° inzicht te krijgen in de persoonlijkheid van de kandidaten.
De in lid 1 vermelde selectie kan, indien van toepassing, bestaan uit verschillende proeven die duidelijk worden aangegeven in de oproep tot het indienen van kandidaatstellingen en de selectieprocedure.
De verificatie van de inachtneming van de artikelen 23 en 24 is een integraal onderdeel van de selectieprocedure.
§ 4. Op basis van de selectieproef/-proeven stelt de jury een schriftelijk rapport op voor de Regering, met een motivering van haar beslissing, met een opsomming van de vaardigheden van elke kandidaat en een indeling in twee categorieën: "geschikt" en "ongeschikt".
§ 5. De Regering benoemt de laureaat uit de kandidaten die door de jury geschikt worden bevonden, in de toe te kennen betrekking.
Art.26. § 1er. Par dérogation à l'article 25, la sélection pour le coordinateur général et les coordinateurs généraux adjoints est organisée et effectuée par un jury sous la co-présidence du président et du vice-président du CFFW, constitué en plus de :
1° un membre de l'Inspection des Finances ;
2° deux experts externes au Centre choisis en dehors des membres des cabinets ministériels, des services du Gouvernement wallon et des organismes d'intérêt public visés au décret du 22 janvier 1998 relatif au statut du personnel de certains organismes relevant de la Région wallonne ;
3° un autre expert externe au Centre.
Les experts externes mentionnés à l'alinéa 1er présentent une expérience de minimum dix années en lien avec les compétences requises pour exercer la fonction de l'emploi à conférer, dont l'un au moins présente une expérience de dix années en management ou en gestion des ressources humaines.
Afin de respecter la mixité de genre, le jury ne peut pas être composé de plus de deux tiers de membres du même sexe.
§ 2. L'appel à candidatures, la description de fonction et la procédure de sélection, y compris la composition du jury, font l'objet d'une validation par le Gouvernement.
§ 3. Le jury organise la ou les épreuves de sélection lui permettant de déterminer :
1° les aptitudes de gestion des candidats ;
2° les aptitudes d'organisation des candidats ;
3° les aptitudes techniques des candidats ;
4° la personnalité des candidats.
La sélection mentionnée à l'alinéa 1er peut être, le cas échéant, constituée de plusieurs épreuves clairement identifiées dans l'appel à candidatures et la procédure de sélection.
La vérification du respect des articles 23 et 24 fait partie intégrante de la procédure de sélection.
§ 4. Sur la base de l'épreuve ou des épreuves de sélection, le jury rédige un rapport écrit et motivé à destination du Gouvernement reprenant les aptitudes de chacun des candidats, et classant les candidats en deux catégories " apte " et " inapte ".
§ 5. Le Gouvernement désigne le lauréat, parmi les candidats jugés aptes par le jury, dans l'emploi à conférer.
1° un membre de l'Inspection des Finances ;
2° deux experts externes au Centre choisis en dehors des membres des cabinets ministériels, des services du Gouvernement wallon et des organismes d'intérêt public visés au décret du 22 janvier 1998 relatif au statut du personnel de certains organismes relevant de la Région wallonne ;
3° un autre expert externe au Centre.
Les experts externes mentionnés à l'alinéa 1er présentent une expérience de minimum dix années en lien avec les compétences requises pour exercer la fonction de l'emploi à conférer, dont l'un au moins présente une expérience de dix années en management ou en gestion des ressources humaines.
Afin de respecter la mixité de genre, le jury ne peut pas être composé de plus de deux tiers de membres du même sexe.
§ 2. L'appel à candidatures, la description de fonction et la procédure de sélection, y compris la composition du jury, font l'objet d'une validation par le Gouvernement.
§ 3. Le jury organise la ou les épreuves de sélection lui permettant de déterminer :
1° les aptitudes de gestion des candidats ;
2° les aptitudes d'organisation des candidats ;
3° les aptitudes techniques des candidats ;
4° la personnalité des candidats.
La sélection mentionnée à l'alinéa 1er peut être, le cas échéant, constituée de plusieurs épreuves clairement identifiées dans l'appel à candidatures et la procédure de sélection.
La vérification du respect des articles 23 et 24 fait partie intégrante de la procédure de sélection.
§ 4. Sur la base de l'épreuve ou des épreuves de sélection, le jury rédige un rapport écrit et motivé à destination du Gouvernement reprenant les aptitudes de chacun des candidats, et classant les candidats en deux catégories " apte " et " inapte ".
§ 5. Le Gouvernement désigne le lauréat, parmi les candidats jugés aptes par le jury, dans l'emploi à conférer.
HOOFDSTUK V. - Bezoldigingen
CHAPITRE V. - Traitements
Art.27. § 1. De personeelsleden van het Centrum bedoeld in artikel 16, 1° en 2°, die geen recht op bezoldiging behouden van hun instelling van herkomst, en de personeelsleden van het Centrum bedoeld in artikel 16, 3°, ontvangen een jaarlijkse toelage in de plaats van een bezoldiging.
Deze jaarlijkse bezoldigingvervangende toelage wordt op basis van een salarisschaal toegekend aan de houder van de in artikel 22 bedoelde graad overeenkomstig de volgende overeenstemmingen:
1° voor de graad van algemeen coördinator, weddeschaal A2;
2° voor de graad van algemeen adjunct-coördinator, weddeschaal A3;
3° voor de graad van adviseur-expert, weddeschaal A4/1;
4° voor de graad van eerste attaché-expert, weddeschaal A5/2;
5° voor de graad van attaché-expert, weddeschaal A6/1;
6° voor de graad van eerste administratief gegradueerde, weddeschaal B1;
7° voor de graad van administratief gegradueerde, weddeschaal B2/1;
8° voor de graad van eerste administratief assistent, weddeschaal C1;
9° voor de graad van administratief assistent, weddeschaal C2;
10° voor de graad van eerste administratief adjunct, weddeschaal D1;
11° voor de graad van administratief adjunct, weddeschaal D2.
§ 2. De jaarlijkse salarisvervangende toelage evolueert in de tijd en wordt vastgesteld in een weddeschaal als bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, waarin rekening wordt gehouden met de toelaatbare diensten op de dag van indiensttreding bij het Centrum en met de in het Centrum verworven geldelijke anciënniteit.
In afwijking van artikel 238, § 3, tweede lid, van de Ambtenarencode is de duur bedoeld in het eerste lid van artikel 238, § 3, van de Ambtenarencode niet beperkt voor prestaties of perioden van activiteit die nuttige ervaring opleveren.
De prestaties die in aanmerking komen voor de berekening van de geldelijke anciënniteit worden vastgesteld door de algemeen coördinator op verzoek van het personeelslid van het Centrum, dat bij zijn verzoek alle relevante bewijsstukken voegt. De toelaatbare diensten vangen aan op de eerste dag van de maand volgende op het verzoek.
Deze jaarlijkse bezoldigingvervangende toelage wordt op basis van een salarisschaal toegekend aan de houder van de in artikel 22 bedoelde graad overeenkomstig de volgende overeenstemmingen:
1° voor de graad van algemeen coördinator, weddeschaal A2;
2° voor de graad van algemeen adjunct-coördinator, weddeschaal A3;
3° voor de graad van adviseur-expert, weddeschaal A4/1;
4° voor de graad van eerste attaché-expert, weddeschaal A5/2;
5° voor de graad van attaché-expert, weddeschaal A6/1;
6° voor de graad van eerste administratief gegradueerde, weddeschaal B1;
7° voor de graad van administratief gegradueerde, weddeschaal B2/1;
8° voor de graad van eerste administratief assistent, weddeschaal C1;
9° voor de graad van administratief assistent, weddeschaal C2;
10° voor de graad van eerste administratief adjunct, weddeschaal D1;
11° voor de graad van administratief adjunct, weddeschaal D2.
§ 2. De jaarlijkse salarisvervangende toelage evolueert in de tijd en wordt vastgesteld in een weddeschaal als bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, waarin rekening wordt gehouden met de toelaatbare diensten op de dag van indiensttreding bij het Centrum en met de in het Centrum verworven geldelijke anciënniteit.
In afwijking van artikel 238, § 3, tweede lid, van de Ambtenarencode is de duur bedoeld in het eerste lid van artikel 238, § 3, van de Ambtenarencode niet beperkt voor prestaties of perioden van activiteit die nuttige ervaring opleveren.
De prestaties die in aanmerking komen voor de berekening van de geldelijke anciënniteit worden vastgesteld door de algemeen coördinator op verzoek van het personeelslid van het Centrum, dat bij zijn verzoek alle relevante bewijsstukken voegt. De toelaatbare diensten vangen aan op de eerste dag van de maand volgende op het verzoek.
Art.27. § 1er. Les membres du personnel du Centre visés à l'article 16, 1° et 2°, qui ne conservent pas le droit au paiement du traitement auprès de leur organisme d'origine, et les membres du personnel du Centre visés à l'article 16, 3°, bénéficient d'une allocation annuelle tenant lieu de traitement.
Cette allocation annuelle tenant lieu de traitement est octroyée sur base d'une échelle de traitements au titulaire du grade visé à l'article 22 conformément aux correspondances suivantes :
1° pour le grade de Coordinateur général, l'échelle de traitements A2 ;
2° pour le grade de coordinateur général adjoint, l'échelle de traitements A3 ;
3° pour le grade de conseiller expert, l'échelle de traitements A4/1 ;
4° pour le grade de premier attaché expert, l'échelle de traitements A5/2 ;
5° pour le grade le grade d'attaché expert, l'échelle de traitements A6/1 ;
6° pour le grade de premier gradué administratif, l'échelle de traitements B1 ;
7° pour le grade de gradué administratif, l'échelle de traitements B2/1 ;
8° pour le grade de premier assistant administratif, l'échelle de traitements C1 ;
9° pour le grade d'assistant administratif, l'échelle de traitements C2 ;
10° pour le grade de premier adjoint administratif, l'échelle de traitements D1 ;
11° pour le grade d'adjoint administratif, l'échelle de traitements D2.
§ 2. L'allocation annuelle tenant lieu de traitement évolue dans le temps et est déterminée au sein d'une échelle de traitements visée au paragraphe 1er, alinéa 2, qui tient compte des services admissibles au jour de l'affectation au Centre, ainsi que de l'ancienneté pécuniaire acquise dans le Centre.
Par dérogation à l'article 238, § 3, alinéa 2, du Code de la Fonction publique, la durée visée à l'alinéa 1er de l'article 238, § 3, du Code de la Fonction publique, n'est pas limitée lorsqu'il s'agit de services ou de périodes d'activité qui présentent une expérience utile.
Les services admissibles pour le calcul de l'ancienneté pécuniaire sont fixés par le coordinateur général à la demande du membre du personnel du Centre qui joint à sa demande tous les éléments de preuve utiles. Les services admis le sont à compter du premier jour du mois qui suit la demande.
Cette allocation annuelle tenant lieu de traitement est octroyée sur base d'une échelle de traitements au titulaire du grade visé à l'article 22 conformément aux correspondances suivantes :
1° pour le grade de Coordinateur général, l'échelle de traitements A2 ;
2° pour le grade de coordinateur général adjoint, l'échelle de traitements A3 ;
3° pour le grade de conseiller expert, l'échelle de traitements A4/1 ;
4° pour le grade de premier attaché expert, l'échelle de traitements A5/2 ;
5° pour le grade le grade d'attaché expert, l'échelle de traitements A6/1 ;
6° pour le grade de premier gradué administratif, l'échelle de traitements B1 ;
7° pour le grade de gradué administratif, l'échelle de traitements B2/1 ;
8° pour le grade de premier assistant administratif, l'échelle de traitements C1 ;
9° pour le grade d'assistant administratif, l'échelle de traitements C2 ;
10° pour le grade de premier adjoint administratif, l'échelle de traitements D1 ;
11° pour le grade d'adjoint administratif, l'échelle de traitements D2.
§ 2. L'allocation annuelle tenant lieu de traitement évolue dans le temps et est déterminée au sein d'une échelle de traitements visée au paragraphe 1er, alinéa 2, qui tient compte des services admissibles au jour de l'affectation au Centre, ainsi que de l'ancienneté pécuniaire acquise dans le Centre.
Par dérogation à l'article 238, § 3, alinéa 2, du Code de la Fonction publique, la durée visée à l'alinéa 1er de l'article 238, § 3, du Code de la Fonction publique, n'est pas limitée lorsqu'il s'agit de services ou de périodes d'activité qui présentent une expérience utile.
Les services admissibles pour le calcul de l'ancienneté pécuniaire sont fixés par le coordinateur général à la demande du membre du personnel du Centre qui joint à sa demande tous les éléments de preuve utiles. Les services admis le sont à compter du premier jour du mois qui suit la demande.
Art.28. De personeelsleden van het Centrum bedoeld in artikel 16, 1° en 2°, die het recht op bezoldiging van hun instellingen van herkomst behouden, ontvangen in voorkomend geval een aanvullende jaarlijkse toelage ter vervanging van hun bezoldiging.
Deze aanvullende jaarlijkse toelage is gelijk aan het positieve verschil tussen de jaarlijkse toelage waarop de ambtenaar van het Centrum overeenkomstig artikel 27 recht heeft en de wedde die hij werkelijk van de instelling van herkomst ontvangt.
Met het oog op de berekening van de aanvullende jaarlijkse toelage moet een personeelslid van het Centrum dat nog een wedde ontvangt van zijn oorspronkelijke organisatie, SePAC onverwijld in kennis stellen van zijn financiële situatie bij de oorspronkelijke organisatie op de dag van zijn indiensttreding bij het Centrum, alsmede van eventuele wijzigingen in die situatie. Als dit niet gebeurt, kan de betaling van de aanvullende jaarlijkse toelage worden onderbroken of beperkt totdat de door SePAC verlangde informatie is ontvangen.
Deze aanvullende jaarlijkse toelage is gelijk aan het positieve verschil tussen de jaarlijkse toelage waarop de ambtenaar van het Centrum overeenkomstig artikel 27 recht heeft en de wedde die hij werkelijk van de instelling van herkomst ontvangt.
Met het oog op de berekening van de aanvullende jaarlijkse toelage moet een personeelslid van het Centrum dat nog een wedde ontvangt van zijn oorspronkelijke organisatie, SePAC onverwijld in kennis stellen van zijn financiële situatie bij de oorspronkelijke organisatie op de dag van zijn indiensttreding bij het Centrum, alsmede van eventuele wijzigingen in die situatie. Als dit niet gebeurt, kan de betaling van de aanvullende jaarlijkse toelage worden onderbroken of beperkt totdat de door SePAC verlangde informatie is ontvangen.
Art.28. Les membres du personnel du Centre visés à l'article 16, 1° et 2°, qui conservent le droit au paiement du traitement auprès de leur organisme d'origine bénéficient le cas échéant d'une allocation annuelle complémentaire tenant lieu de traitement.
Cette allocation annuelle complémentaire tenant lieu de traitement est égale à la différence positive entre l'allocation annuelle tenant lieu de traitement à laquelle le membre du personnel du Centre peut prétendre en application de l'article 27 et le traitement réellement perçu de l'organisme d'origine.
Afin de permettre le calcul de l'allocation annuelle complémentaire tenant lieu de traitement, le membre du personnel du Centre qui perçoit encore des traitements de son organisme d'origine transmet sans délai au SePAC sa situation pécuniaire dans l'organisme d'origine au jour de l'affectation au Centre, ainsi que toute évolution de cette situation. A défaut, le versement de l'allocation annuelle complémentaire tenant lieu de traitement peut être interrompu ou limité jusqu'à la réception des éléments requis par le SePAC.
Cette allocation annuelle complémentaire tenant lieu de traitement est égale à la différence positive entre l'allocation annuelle tenant lieu de traitement à laquelle le membre du personnel du Centre peut prétendre en application de l'article 27 et le traitement réellement perçu de l'organisme d'origine.
Afin de permettre le calcul de l'allocation annuelle complémentaire tenant lieu de traitement, le membre du personnel du Centre qui perçoit encore des traitements de son organisme d'origine transmet sans délai au SePAC sa situation pécuniaire dans l'organisme d'origine au jour de l'affectation au Centre, ainsi que toute évolution de cette situation. A défaut, le versement de l'allocation annuelle complémentaire tenant lieu de traitement peut être interrompu ou limité jusqu'à la réception des éléments requis par le SePAC.
Art.29. De geldelijke toestand van de personeelsleden van het Centrum bedoeld in artikel 16, eerste lid, 2°, wordt als volgt geregeld:
1° wanneer de dienst van herkomst ermee instemt de betaling van de wedde voort te zetten, ontvangt het personeelslid van het Centrum, in voorkomend geval en ten laste van de begroting van het Centrum, de in artikel 28 bedoelde aanvullende jaarlijkse toelage ter vervanging van de wedde;
2° wanneer de dienst van herkomst de betaling van de bezoldiging schorst, ontvangt het personeelslid van het Centrum ten laste van de begroting van het Centrum de in artikel 27 bedoelde jaarlijkse toelage ter vervanging van de wedde.
In lid 1, 1°, wordt, indien de werkgever om terugbetaling van de wedde verzoekt, door het Centrum aan de instelling van oorsprong de bezoldiging van het personeelslid van het Centrum, het vakantiegeld, de eindejaarspremie en alle andere toelagen terugbetaald, berekend volgens de bepalingen die op hem van toepassing zijn in zijn dienst van oorsprong, in voorkomend geval verhoogd met de werkgeversbijdragen.
Artikel 25 van het besluit van de Waalse regering betreffende de ministeriële kabinetten is niet van toepassing op het personeel van het Centrum.
1° wanneer de dienst van herkomst ermee instemt de betaling van de wedde voort te zetten, ontvangt het personeelslid van het Centrum, in voorkomend geval en ten laste van de begroting van het Centrum, de in artikel 28 bedoelde aanvullende jaarlijkse toelage ter vervanging van de wedde;
2° wanneer de dienst van herkomst de betaling van de bezoldiging schorst, ontvangt het personeelslid van het Centrum ten laste van de begroting van het Centrum de in artikel 27 bedoelde jaarlijkse toelage ter vervanging van de wedde.
In lid 1, 1°, wordt, indien de werkgever om terugbetaling van de wedde verzoekt, door het Centrum aan de instelling van oorsprong de bezoldiging van het personeelslid van het Centrum, het vakantiegeld, de eindejaarspremie en alle andere toelagen terugbetaald, berekend volgens de bepalingen die op hem van toepassing zijn in zijn dienst van oorsprong, in voorkomend geval verhoogd met de werkgeversbijdragen.
Artikel 25 van het besluit van de Waalse regering betreffende de ministeriële kabinetten is niet van toepassing op het personeel van het Centrum.
Art.29. La situation pécuniaire des membres du personnel du Centre visés à l'article 16, alinéa 1er, 2°, est réglée comme suit :
1° lorsque le service d'origine consent à poursuivre le paiement du traitement, le membre du personnel du Centre obtient, le cas échéant et à charge du budget du Centre, l'allocation annuelle complémentaire tenant lieu de traitement prévue à l'article 28 ;
2° lorsque le service d'origine suspend le paiement du traitement, le membre du personnel du Centre obtient, à charge du budget du Centre, l'allocation annuelle tenant lieu de traitement prévue à l'article 27.
A l'alinéa 1er, 1°, si l'employeur réclame le remboursement du traitement, le Centre rembourse à l'organisme d'origine la rétribution du membre du personnel du Centre, l'allocation de pécule de vacances, la prime de fin d'année et toute autre allocation et indemnité calculées conformément aux dispositions qui lui sont applicables dans son service d'origine, majorées, le cas échéant, des charges patronales.
L'article 25 de l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres ne s'applique pas au personnel du Centre.
1° lorsque le service d'origine consent à poursuivre le paiement du traitement, le membre du personnel du Centre obtient, le cas échéant et à charge du budget du Centre, l'allocation annuelle complémentaire tenant lieu de traitement prévue à l'article 28 ;
2° lorsque le service d'origine suspend le paiement du traitement, le membre du personnel du Centre obtient, à charge du budget du Centre, l'allocation annuelle tenant lieu de traitement prévue à l'article 27.
A l'alinéa 1er, 1°, si l'employeur réclame le remboursement du traitement, le Centre rembourse à l'organisme d'origine la rétribution du membre du personnel du Centre, l'allocation de pécule de vacances, la prime de fin d'année et toute autre allocation et indemnité calculées conformément aux dispositions qui lui sont applicables dans son service d'origine, majorées, le cas échéant, des charges patronales.
L'article 25 de l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres ne s'applique pas au personnel du Centre.
Art.30. De personeelsleden van het Centrum ontvangen een aanvullende jaarlijkse toelage, waarvan het bedrag als volgt wordt vastgesteld:
1° voor niveau A, een niet-geïndexeerd brutobedrag van 3.000 euro;
2° voor niveaus B, C en D, een niet-geïndexeerd brutobedrag van 2.000 euro.
1° voor niveau A, een niet-geïndexeerd brutobedrag van 3.000 euro;
2° voor niveaus B, C en D, een niet-geïndexeerd brutobedrag van 2.000 euro.
Art.30. Les membres du personnel du Centre bénéficient d'une allocation annuelle supplémentaire dont le montant est déterminé comme suit :
1° pour le niveau A, un montant brut non indexé de 3.000 euros ;
2° pour les niveaux B, C et D, un montant brut non indexé de 2.000 euros.
1° pour le niveau A, un montant brut non indexé de 3.000 euros ;
2° pour les niveaux B, C et D, un montant brut non indexé de 2.000 euros.
Art.31. De personeelsleden van het Centrum hebben recht op een haardtoelage, een standplaatstoelage, een vakantiegeld, een eindejaarspremie, maaltijdcheques en elke andere toelage of vergoeding tegen de tarieven en onder de voorwaarden vastgesteld in het geldende besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten of, bij ontstentenis daarvan, voor het personeel van andere diensten van de Regering, met uitzondering van de jaarlijkse kabinetsvergoeding in de plaats van een bezoldiging en de jaarlijkse kabinetsvergoeding.
Voor de toepassing van lid 1 met betrekking tot de jaarlijkse forfaitaire vergoedingen voor regelmatig telewerken, wordt het bedrag vastgesteld in overeenstemming met het besluit van de Waalse regering betreffende de ministeriële kabinetten, en rekening houdend met de taken die in het Centrum worden uitgevoerd in de hoedanigheid van:
1° algemeen coördinator, het bedrag toegekend aan de Kabinetschef;
2° algemeen adjunct-coördinator, het bedrag toegekend aan de Adjunct-kabinetschef;
3° adviseur-expert, het bedrag toegekend aan de adviseur;
4° eerste attaché-expert, het bedrag toegekend aan de attaché;
5° attaché-expert, het bedrag toegekend aan de attaché;
6° eerste administratief gegradueerde, het bedrag toegekend aan de medewerker;
7° administratief gegradueerde, het bedrag toegekend aan de medewerker;
8° eerste administratief assistent, het bedrag toegekend aan de medewerker;
9° administratief assistent, het bedrag toegekend aan de medewerker;
10° eerste administratief adjunct, het bedrag toegekend aan de medewerker;
11° administratief adjunct, het bedrag toegekend aan de medewerker.
In afwijking van het in toepassing van het vorige lid vastgestelde bedrag, hebben de personeelsleden die de functie van boekhoudingscorrespondent uitoefenen recht op een jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor regelmatig telewerken die gelijk is aan het bedrag dat aan de begrotingscorrespondent wordt toegekend door het besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten.
Voor de toepassing van lid 1 met betrekking tot de jaarlijkse forfaitaire vergoedingen voor regelmatig telewerken, wordt het bedrag vastgesteld in overeenstemming met het besluit van de Waalse regering betreffende de ministeriële kabinetten, en rekening houdend met de taken die in het Centrum worden uitgevoerd in de hoedanigheid van:
1° algemeen coördinator, het bedrag toegekend aan de Kabinetschef;
2° algemeen adjunct-coördinator, het bedrag toegekend aan de Adjunct-kabinetschef;
3° adviseur-expert, het bedrag toegekend aan de adviseur;
4° eerste attaché-expert, het bedrag toegekend aan de attaché;
5° attaché-expert, het bedrag toegekend aan de attaché;
6° eerste administratief gegradueerde, het bedrag toegekend aan de medewerker;
7° administratief gegradueerde, het bedrag toegekend aan de medewerker;
8° eerste administratief assistent, het bedrag toegekend aan de medewerker;
9° administratief assistent, het bedrag toegekend aan de medewerker;
10° eerste administratief adjunct, het bedrag toegekend aan de medewerker;
11° administratief adjunct, het bedrag toegekend aan de medewerker.
In afwijking van het in toepassing van het vorige lid vastgestelde bedrag, hebben de personeelsleden die de functie van boekhoudingscorrespondent uitoefenen recht op een jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor regelmatig telewerken die gelijk is aan het bedrag dat aan de begrotingscorrespondent wordt toegekend door het besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten.
Art.31. Les membres du personnel du Centre bénéficient de l'allocation de foyer ou de résidence, du pécule de vacances, de la prime de fin d'année, des chèques repas, et de toute autre allocation ou indemnité aux taux et aux conditions prévues par l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres, ou à défaut pour le personnel des autres services du Gouvernement, à l'exception de l'allocation annuelle de Cabinet tenant lieu de traitement et de l'allocation annuelle de Cabinet.
Pour l'application de l'alinéa 1er en ce qui concerne les indemnités forfaitaires annuelles pour télétravail régulier, le montant est déterminé conformément aux correspondances avec l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres, et eu égard aux fonctions exercées dans le Centre en qualité de :
1° coordinateur général, le montant octroyé au Chef de Cabinet ;
2° coordinateur général adjoint, le montant octroyé au Chef de Cabinet adjoint ;
3° conseiller expert, le montant octroyé au conseiller ;
4° premier attaché expert, le montant octroyé à l'attaché ;
5° attaché expert, le montant octroyé à l'attaché ;
6° premier gradué administratif, le montant octroyé au collaborateur ;
7° gradué administratif, le montant octroyé au collaborateur ;
8° premier assistant administratif, le montant octroyé au collaborateur ;
9° assistant administratif, le montant octroyé au collaborateur ;
10° premier adjoint administratif, le montant octroyé au collaborateur ;
11° adjoint administratif, le montant octroyé au collaborateur.
Par dérogation au montant fixé en application de l'alinéa précédent, les membres du personnel qui exercent la mission de Correspondant comptable bénéficient d'une indemnité forfaitaire annuelle pour télétravail régulier égale au montant octroyé au Correspondant budgétaire par l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres.
Pour l'application de l'alinéa 1er en ce qui concerne les indemnités forfaitaires annuelles pour télétravail régulier, le montant est déterminé conformément aux correspondances avec l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres, et eu égard aux fonctions exercées dans le Centre en qualité de :
1° coordinateur général, le montant octroyé au Chef de Cabinet ;
2° coordinateur général adjoint, le montant octroyé au Chef de Cabinet adjoint ;
3° conseiller expert, le montant octroyé au conseiller ;
4° premier attaché expert, le montant octroyé à l'attaché ;
5° attaché expert, le montant octroyé à l'attaché ;
6° premier gradué administratif, le montant octroyé au collaborateur ;
7° gradué administratif, le montant octroyé au collaborateur ;
8° premier assistant administratif, le montant octroyé au collaborateur ;
9° assistant administratif, le montant octroyé au collaborateur ;
10° premier adjoint administratif, le montant octroyé au collaborateur ;
11° adjoint administratif, le montant octroyé au collaborateur.
Par dérogation au montant fixé en application de l'alinéa précédent, les membres du personnel qui exercent la mission de Correspondant comptable bénéficient d'une indemnité forfaitaire annuelle pour télétravail régulier égale au montant octroyé au Correspondant budgétaire par l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres.
Art.32. De wedden, bezoldigingen, vergoedingen en voordelen van de door de Waalse Regering benoemde personeelsleden van het Centrum komen ten laste van de begroting van het Centrum.
Art.32. Les traitements, les rémunérations, les indemnités et les allocations des membres du personnel du Centre désignés par le Gouvernement wallon sont à charge du budget du Centre.
Art.33. De vergoedingen bedoeld in de artikelen 27, 28, 30 en 31 worden maandelijks bij vervallen termijn betaald.
De maandelijkse toelagen zijn gelijk aan een twaalfde van het jaarlijkse bedrag.
Als de maandelijkse toelagen niet volledig verschuldigd zijn, worden ze uitbetaald in dertigsten, overeenkomstig de voorwaarden die gelden voor het personeel van de overheidsdiensten.
De maandelijkse toelagen zijn gelijk aan een twaalfde van het jaarlijkse bedrag.
Als de maandelijkse toelagen niet volledig verschuldigd zijn, worden ze uitbetaald in dertigsten, overeenkomstig de voorwaarden die gelden voor het personeel van de overheidsdiensten.
Art.33. Les indemnités et les allocations visées aux articles 27, 28, 30 et 31 sont payées mensuellement à terme échu.
Les allocations mensuelles sont égales à un douzième de leur montant annuel.
Lorsque les allocations mensuelles ne sont pas dues entièrement, elles sont payées en trentièmes, conformément aux conditions prévues pour le personnel des Services du Gouvernement.
Les allocations mensuelles sont égales à un douzième de leur montant annuel.
Lorsque les allocations mensuelles ne sont pas dues entièrement, elles sont payées en trentièmes, conformément aux conditions prévues pour le personnel des Services du Gouvernement.
Art.34. De vergoedingen bedoeld in de artikelen 27, 28, 30 en 31 zijn gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de regels vastgesteld bij de wet van 1 maart 1977 houdende organisatie van een systeem van koppeling van bepaalde uitgaven van de openbare sector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Koninkrijk. Ze zijn gekoppeld aan het indexcijfer 138.01 van 1 januari 1990.
Art.34. Les indemnités et les allocations visées aux articles 27, 28, 30 et 31 sont liées aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation, conformément aux règles prescrites par la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses du secteur public, elles sont rattachées à l'indice 138,01 du 1er janvier 1990.
HOOFDSTUK VI. - Diverse uitgaven, financiële tegenwaarde en autogebruik
CHAPITRE VI. - Frais divers, contrevaleur financière et utilisation de voiture
Art.35. De bepalingen van de Ambtenarencode inzake de reiskosten ter zake van dienstreizen en het gebruik van het openbaar vervoer zijn van toepassing op het personeel van het Centrum.
Art.35. Les dispositions du Code de la Fonction publique relatives aux frais de parcours, résultant de déplacements pour les besoins du service et d'utilisation de transports en commun, sont applicables aux membres du personnel du Centre.
Art.36. De personeelsleden van het Centrum hebben recht op een abonnement voor het openbaar vervoer van hun woonplaats of gewone verblijfplaats naar de standplaats van het Centrum.
Door middel van een bijzondere beschikking van de minister kan een financiële tegenwaarde worden toegekend die overeenkomt met de kosten van het (de) openbaarvervoersabonnement(en) voor het traject van de woning of gebruikelijke verblijfplaats naar de plaats van het werk. Deze tegenwaarde wordt pro rata toegekend. Om hiervoor in aanmerking te komen, moeten personeelsleden van het Centrum een afschrift van het kentekenbewijs overleggen waaruit blijkt dat het om hun eigen voertuig gaat of dat van een persoon die deel uitmaakt van hun huishouden.
Door middel van een bijzondere beschikking van de minister kan een financiële tegenwaarde worden toegekend die overeenkomt met de kosten van het (de) openbaarvervoersabonnement(en) voor het traject van de woning of gebruikelijke verblijfplaats naar de plaats van het werk. Deze tegenwaarde wordt pro rata toegekend. Om hiervoor in aanmerking te komen, moeten personeelsleden van het Centrum een afschrift van het kentekenbewijs overleggen waaruit blijkt dat het om hun eigen voertuig gaat of dat van een persoon die deel uitmaakt van hun huishouden.
Art.36. Les membres du personnel du Centre peuvent bénéficier d'un abonnement pour un moyen de transport en commun, de leur domicile ou de résidence habituelle au lieu d'implantation du Centre.
Par arrêté dérogatoire motivé du Ministre, il peut être attribué une contre-valeur financière qui représente le coût du ou des abonnements de transport en commun du trajet domicile ou résidence habituelle au lieu de travail. Cette contrevaleur est accordée au prorata des prestations. Pour bénéficier de cette contrevaleur, les membres du personnel du Centre fournissent une copie du certificat d'immatriculation attestant qu'il s'agit de leur véhicule personnel ou d'une personne faisant partie de leur ménage.
Par arrêté dérogatoire motivé du Ministre, il peut être attribué une contre-valeur financière qui représente le coût du ou des abonnements de transport en commun du trajet domicile ou résidence habituelle au lieu de travail. Cette contrevaleur est accordée au prorata des prestations. Pour bénéficier de cette contrevaleur, les membres du personnel du Centre fournissent une copie du certificat d'immatriculation attestant qu'il s'agit de leur véhicule personnel ou d'une personne faisant partie de leur ménage.
Art.37. Binnen de perken van de begrotingskredieten van het Centrum stelt de minister de individuele kilometerquota vast die jaarlijks worden toegekend aan de personeelsleden van het Centrum aan wie toestemming kan worden verleend om hun persoonlijk motorvoertuig voor dienstdoeleinden te gebruiken overeenkomstig de in de Ambtenarencode vastgestelde voorwaarden.
Dit quotum mag niet hoger zijn dan 12.000 kilometer per jaar per begunstigde.
Terugbetaling vindt alleen plaats op vertoon van een maandelijkse aangifte, gestaafd met bewijsstukken van gemaakte reizen voor dienstdoeleinden.
Het tarief van de kilometervergoeding wordt vastgesteld in overeenstemming met het koninklijk besluit van 18 januari 1965 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende de reiskosten en wordt elk jaar in juli geïndexeerd door middel van een circulaire van de federale regering waarin het bedrag wordt aangepast.
Dit quotum mag niet hoger zijn dan 12.000 kilometer per jaar per begunstigde.
Terugbetaling vindt alleen plaats op vertoon van een maandelijkse aangifte, gestaafd met bewijsstukken van gemaakte reizen voor dienstdoeleinden.
Het tarief van de kilometervergoeding wordt vastgesteld in overeenstemming met het koninklijk besluit van 18 januari 1965 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende de reiskosten en wordt elk jaar in juli geïndexeerd door middel van een circulaire van de federale regering waarin het bedrag wordt aangepast.
Art.37. Dans les limites des crédits budgétaires du Centre, le Ministre fixe le contingent kilométrique individuel à octroyer annuellement aux membres du personnel du Centre qui peuvent être autorisés à utiliser leur véhicule à moteur personnel pour les besoins du service dans les conditions prévues par le Code de la Fonction publique.
Ce contingent ne peut pas dépasser douze mille kilomètres par an et par bénéficiaire.
Le remboursement intervient uniquement sur présentation d'une déclaration de créance mensuelle appuyée des pièces justificatives qui attestent les déplacements effectués pour les besoins du service.
Le taux de l'indemnité kilométrique est fixé conformément à l'arrêté royal du 18 janvier 1965 portant réglementation générale en matière de frais de parcours, et indexé au mois de juillet de chaque année via une circulaire du pouvoir fédéral adaptant ce montant.
Ce contingent ne peut pas dépasser douze mille kilomètres par an et par bénéficiaire.
Le remboursement intervient uniquement sur présentation d'une déclaration de créance mensuelle appuyée des pièces justificatives qui attestent les déplacements effectués pour les besoins du service.
Le taux de l'indemnité kilométrique est fixé conformément à l'arrêté royal du 18 janvier 1965 portant réglementation générale en matière de frais de parcours, et indexé au mois de juillet de chaque année via une circulaire du pouvoir fédéral adaptant ce montant.
Art.38. De algemeen coördinator en elke algemene adjunct-coördinator krijgen een bedrijfswagen toegewezen, tenzij zij anders vragen.
Na ontvangst van genoemd voertuig kunnen de algemeen coördinator en elke algemene adjunct-coördinator niet langer profiteren van de bepalingen van de artikelen 36 en 37.
Na ontvangst van genoemd voertuig kunnen de algemeen coördinator en elke algemene adjunct-coördinator niet langer profiteren van de bepalingen van de artikelen 36 en 37.
Art.38. Sauf demande contraire de leur part, le Centre octroie un véhicule de fonction au coordinateur général et à chaque coordinateur général adjoint.
Dès réception dudit véhicule, le coordinateur général et chaque coordinateur général adjoint ne peuvent plus bénéficier des dispositions des articles 36 et 37.
Dès réception dudit véhicule, le coordinateur général et chaque coordinateur général adjoint ne peuvent plus bénéficier des dispositions des articles 36 et 37.
Art.39. De voorwaarden voor de aankoop en het gebruik van bedrijfs- en dienstvoertuigen, de voorwaarden voor de bijdragen in de kosten van abonnementen op het vaste en mobiele telefoonnet, fax en internet en de communicatiekosten van het personeel van het Centrum worden geregeld door de circulaire van de Waalse Regering waarin de toe te passen procedures worden vastgesteld en geharmoniseerd, met name wat betreft het beheer en de werking van de ministeriële kabinetten zoals bepaald in het geldende besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten.
Art.39. Les modalités d'acquisition et d'utilisation des véhicules de fonction et de service, les modalités d'intervention dans les frais d'abonnement au réseau de téléphonie fixe et mobile, de télécopie et d'Internet et les frais de communication du personnel du Centre, sont réglées par la circulaire du Gouvernement wallon qui détermine et harmonise les procédures à appliquer, notamment en matière de gestion et de fonctionnement des Cabinets ministériels telle que prévue par l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres.
HOOFDSTUK VII. - Beëindiging van de dienst en ontslagvergoeding voor personeelsleden
CHAPITRE VII. - Fin de fonction et indemnités de départ des membres du personnel
Art.40. Indien de aangewezen personeelsleden van het Centrum die geen recht hebben op de in artikel 41 bedoelde uitkering bij vertrek ineens, wegens het belang van de dienst hun jaarlijkse vakantie vóór beëindiging van de dienst niet of slechts ten dele hebben kunnen opnemen, wordt hun voor de niet-opgenomen vakantiedagen een compensatiebedrag toegekend dat gelijk is aan hun laatste wedde.
Het verlof dat in aanmerking wordt genomen is het verlof van het lopende jaar, evenredig verdeeld volgens de regeling en de dienstperiode, en het verlof dat wordt overgedragen om te voldoen aan de dienstvereisten.
Voor de toepassing van dit artikel is het in aanmerking te nemen loon het geïndexeerde bruto maandbedrag van de in artikel 27 bedoelde jaarvergoeding in plaats van loon of het geïndexeerde bruto maandbedrag van de in artikel 28 bedoelde aanvullende jaarvergoeding in plaats van loon, waarop een aanpassingscoëfficiënt is toegepast volgens de uitkeringsregeling, eventueel verhoogd met de haardtoelage of de woonplaatsvergoeding.
Het verlof dat in aanmerking wordt genomen is het verlof van het lopende jaar, evenredig verdeeld volgens de regeling en de dienstperiode, en het verlof dat wordt overgedragen om te voldoen aan de dienstvereisten.
Voor de toepassing van dit artikel is het in aanmerking te nemen loon het geïndexeerde bruto maandbedrag van de in artikel 27 bedoelde jaarvergoeding in plaats van loon of het geïndexeerde bruto maandbedrag van de in artikel 28 bedoelde aanvullende jaarvergoeding in plaats van loon, waarop een aanpassingscoëfficiënt is toegepast volgens de uitkeringsregeling, eventueel verhoogd met de haardtoelage of de woonplaatsvergoeding.
Art.40. Si, par suite des nécessités du service, les membres du personnel du Centre désignés, qui ne bénéficient pas de l'allocation forfaitaire de départ prévue à l'article 41, n'ont pas pu prendre tout ou partie de leur congé annuel de vacances avant la cessation définitive de leur fonction, il leur est octroyé une allocation compensatoire dont le montant est égal à leur dernier traitement afférent aux jours de congés non pris.
Les congés à prendre en compte sont ceux de l'année en cours proratisés en fonction du régime et de la période de prestation, ainsi que ceux reportés pour les besoins du service.
Pour l'application du présent article, le traitement à prendre en considération est le montant mensuel brut indexé de l'allocation annuelle tenant lieu de traitement visé à l'article 27, ou le montant mensuel brut indexé de l'allocation annuelle complémentaire tenant lieu de traitement visé à l'article 28, pondéré en fonction du régime des prestations, et éventuellement majoré de l'allocation de foyer ou de résidence.
Les congés à prendre en compte sont ceux de l'année en cours proratisés en fonction du régime et de la période de prestation, ainsi que ceux reportés pour les besoins du service.
Pour l'application du présent article, le traitement à prendre en considération est le montant mensuel brut indexé de l'allocation annuelle tenant lieu de traitement visé à l'article 27, ou le montant mensuel brut indexé de l'allocation annuelle complémentaire tenant lieu de traitement visé à l'article 28, pondéré en fonction du régime des prestations, et éventuellement majoré de l'allocation de foyer ou de résidence.
Art.41. § 1. De minister kent een forfaitaire vertrekvergoeding toe aan de aangewezen personeelsleden van het Centrum die een functie bij het Centrum hebben uitgeoefend en die geen beroepsinkomen, vervangingsinkomen of rustpensioen genieten.
Een overlevingspensioen of het bestaansminimum toegekend door een openbaar centrum voor sociale voorzieningen worden niet beschouwd als vervangingsinkomen.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 kent de minister een forfaitaire vertrekvergoeding toe aan aangewezen personeelsleden van het Centrum die een functie in het Centrum hebben bekleed en wier enige inkomen bestaat uit:
1° een werkloosheidsuitkering, integratie-uitkering of wettelijke ziekte-, invaliditeits- of moederschapsuitkering;
2° de vergoeding voor het uitsluitend verrichten van één of meer functies op deeltijdse basis;
3° een overlevingspensioen of een leefloon toegekend door een openbaar centrum voor sociale actie.
De forfaitaire vertrekpremie wordt, na weging, verminderd met de bruto-inkomsten bedoeld in lid 1, 1°, 2° en 3° voor de overeenstemmende periode.
§ 3. De forfaitaire vertrekpremie wordt toegekend tot een maximum van:
1° een maanduitkering voor een ononderbroken vervulde tewerkstellingsperiode van drie tot zes maanden;
2° twee maandtoelagen voor een ononderbroken tewerkstellingsperiode van zes tot twaalf maanden;
3° een vergoeding van drie maanden voor een ononderbroken tewerkstellingsperiode van twaalf tot achttien volledige maanden;
4° een vergoeding van vier maanden voor een ononderbroken tewerkstellingsperiode van achttien tot vierentwintig volledige maanden;
5° een maximale vergoeding van vijf maanden voor een ononderbroken tewerkstellingsperiode van meer dan vierentwintig volledige maanden.
§ 4. Het maandelijkse brutobedrag van de forfaitaire uitkering bij vertrek is gelijk aan het geïndexeerde maandelijkse brutobedrag van de in artikel 27 bedoelde jaarlijkse vervangingsuitkering of aan het geïndexeerde maandelijkse brutobedrag van de in artikel 28 bedoelde jaarlijkse aanvullende vervangingsuitkering voor de laatste maand van activiteit waarin de betrokkene ten minste drie maanden heeft gewerkt, met een aanpassingscoëfficiënt volgens het uitkeringsstelsel, eventueel verhoogd met de kostwinnerstoelage of de woonplaatsvergoeding.
§ 5. De forfaitaire vertrekpremie wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. Voorwaarde voor de toekenning van de uitkering is dat de betrokkene elke maand een verklaring op erewoord indient waaruit blijkt dat hij in de betrokken periode geen beroepsbezigheid heeft uitgeoefend of dat hij in een van de in lid 2 bedoelde omstandigheden verkeert.
§ 6. De primaire ordonnateur of zijn afgevaardigde verstrekt SePAC onverwijld alle informatie die nodig is om de uitkering ineens bij vertrek voor elke begunstigde te berekenen.
§ 7. Er wordt geen forfaitaire ontslagvergoeding toegekend aan personeelsleden van het Centrum die ontslag nemen, met pensioen gaan of wegens grove schuld worden ontslagen.
§ 8. Het besluit tot beëindiging van de dienst vermeldt elke forfaitaire vertrekpremie waarvan de voorwaarden worden gecontroleerd door het SePAC.
Een overlevingspensioen of het bestaansminimum toegekend door een openbaar centrum voor sociale voorzieningen worden niet beschouwd als vervangingsinkomen.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 kent de minister een forfaitaire vertrekvergoeding toe aan aangewezen personeelsleden van het Centrum die een functie in het Centrum hebben bekleed en wier enige inkomen bestaat uit:
1° een werkloosheidsuitkering, integratie-uitkering of wettelijke ziekte-, invaliditeits- of moederschapsuitkering;
2° de vergoeding voor het uitsluitend verrichten van één of meer functies op deeltijdse basis;
3° een overlevingspensioen of een leefloon toegekend door een openbaar centrum voor sociale actie.
De forfaitaire vertrekpremie wordt, na weging, verminderd met de bruto-inkomsten bedoeld in lid 1, 1°, 2° en 3° voor de overeenstemmende periode.
§ 3. De forfaitaire vertrekpremie wordt toegekend tot een maximum van:
1° een maanduitkering voor een ononderbroken vervulde tewerkstellingsperiode van drie tot zes maanden;
2° twee maandtoelagen voor een ononderbroken tewerkstellingsperiode van zes tot twaalf maanden;
3° een vergoeding van drie maanden voor een ononderbroken tewerkstellingsperiode van twaalf tot achttien volledige maanden;
4° een vergoeding van vier maanden voor een ononderbroken tewerkstellingsperiode van achttien tot vierentwintig volledige maanden;
5° een maximale vergoeding van vijf maanden voor een ononderbroken tewerkstellingsperiode van meer dan vierentwintig volledige maanden.
§ 4. Het maandelijkse brutobedrag van de forfaitaire uitkering bij vertrek is gelijk aan het geïndexeerde maandelijkse brutobedrag van de in artikel 27 bedoelde jaarlijkse vervangingsuitkering of aan het geïndexeerde maandelijkse brutobedrag van de in artikel 28 bedoelde jaarlijkse aanvullende vervangingsuitkering voor de laatste maand van activiteit waarin de betrokkene ten minste drie maanden heeft gewerkt, met een aanpassingscoëfficiënt volgens het uitkeringsstelsel, eventueel verhoogd met de kostwinnerstoelage of de woonplaatsvergoeding.
§ 5. De forfaitaire vertrekpremie wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. Voorwaarde voor de toekenning van de uitkering is dat de betrokkene elke maand een verklaring op erewoord indient waaruit blijkt dat hij in de betrokken periode geen beroepsbezigheid heeft uitgeoefend of dat hij in een van de in lid 2 bedoelde omstandigheden verkeert.
§ 6. De primaire ordonnateur of zijn afgevaardigde verstrekt SePAC onverwijld alle informatie die nodig is om de uitkering ineens bij vertrek voor elke begunstigde te berekenen.
§ 7. Er wordt geen forfaitaire ontslagvergoeding toegekend aan personeelsleden van het Centrum die ontslag nemen, met pensioen gaan of wegens grove schuld worden ontslagen.
§ 8. Het besluit tot beëindiging van de dienst vermeldt elke forfaitaire vertrekpremie waarvan de voorwaarden worden gecontroleerd door het SePAC.
Art.41. § 1er. Le Ministre accorde une allocation forfaitaire de départ aux membres du personnel du Centre désignés qui ont occupé une fonction dans le Centre et qui ne bénéficient pas d'un revenu professionnel ou d'un revenu de remplacement ou d'une pension de retraite.
Une pension de survie ou le minimum de moyens d'existence accordé par un centre public d'aide sociale ne sont pas considérés comme un revenu de remplacement.
§ 2. Par dérogation au paragraphe 1er, le Ministre accorde une allocation forfaitaire de départ aux membres du personnel du Centre désignés qui ont occupé une fonction dans le Centre dont les seuls revenus sont constitués :
1° d'allocations de chômage, d'allocations d'insertion ou d'indemnités légales de maladie-invalidité ou de maternité ;
2° de la rémunération liée à l'exercice exclusif d'une ou de plusieurs fonctions à temps partiel ;
3° d'une pension de survie ou d'un revenu d'intégration sociale accordé par un centre public d'action sociale.
L'allocation forfaitaire de départ est diminuée, après pondération, des revenus bruts visés à l'alinéa 1er, 1°, 2° et 3°, pour la période correspondante.
§ 3. L'allocation forfaitaire de départ est accordée à concurrence de :
1° un mois d'allocation pour une période d'activité ininterrompue de trois à six mois accomplis ;
2° deux mois d'allocation pour une période d'activité ininterrompue de plus de six mois à douze mois accomplis ;
3° trois mois d'allocation pour une période d'activité ininterrompue de plus de douze mois à dix-huit mois accomplis ;
4° quatre mois d'allocation pour une période d'activité ininterrompue de plus de dix-huit mois à vingt-quatre mois accomplis ;
5° maximum cinq mois d'allocation pour une période d'activité ininterrompue de plus de vingt-quatre mois accomplis.
§ 4. Le montant mensuel brut de l'allocation forfaitaire de départ est le montant mensuel brut indexé de l'allocation annuelle tenant lieu de traitement visé à l'article 27, ou le montant mensuel brut indexé de l'allocation annuelle complémentaire tenant lieu de traitement visé à l'article 28, relatif au dernier mois d'activité que la personne concernée a exercé pendant au moins trois mois, pondéré en fonction du régime des prestations, et éventuellement majoré de l'allocation de foyer ou de résidence.
§ 5. L'allocation forfaitaire de départ est octroyée par mensualités. La condition d'attribution est l'introduction chaque mois par l'intéressé d'une déclaration sur l'honneur, dans laquelle il apparaît que, pour la période concernée, il n'a pas exercé une activité professionnelle, ou qu'il se trouve dans l'une des conditions prévues au paragraphe 2.
§ 6. L'ordonnateur primaire ou son délégué fournit, sans délai, au SePAC tous les éléments nécessaires relatifs au calcul de l'allocation forfaitaire de départ pour chaque bénéficiaire.
§ 7. Il n'est pas dû d'allocation forfaitaire de départ aux membres du personnel du Centre qui démissionnent, qui sont ou partent à la retraite, ou dont il est mis fin aux fonctions pour faute grave.
§ 8. L'arrêté de fin de fonction du membre du personnel du Centre mentionne l'octroi éventuel de l'allocation forfaitaire de départ, dont les conditions d'octroi sont vérifiées par le SePAC.
Une pension de survie ou le minimum de moyens d'existence accordé par un centre public d'aide sociale ne sont pas considérés comme un revenu de remplacement.
§ 2. Par dérogation au paragraphe 1er, le Ministre accorde une allocation forfaitaire de départ aux membres du personnel du Centre désignés qui ont occupé une fonction dans le Centre dont les seuls revenus sont constitués :
1° d'allocations de chômage, d'allocations d'insertion ou d'indemnités légales de maladie-invalidité ou de maternité ;
2° de la rémunération liée à l'exercice exclusif d'une ou de plusieurs fonctions à temps partiel ;
3° d'une pension de survie ou d'un revenu d'intégration sociale accordé par un centre public d'action sociale.
L'allocation forfaitaire de départ est diminuée, après pondération, des revenus bruts visés à l'alinéa 1er, 1°, 2° et 3°, pour la période correspondante.
§ 3. L'allocation forfaitaire de départ est accordée à concurrence de :
1° un mois d'allocation pour une période d'activité ininterrompue de trois à six mois accomplis ;
2° deux mois d'allocation pour une période d'activité ininterrompue de plus de six mois à douze mois accomplis ;
3° trois mois d'allocation pour une période d'activité ininterrompue de plus de douze mois à dix-huit mois accomplis ;
4° quatre mois d'allocation pour une période d'activité ininterrompue de plus de dix-huit mois à vingt-quatre mois accomplis ;
5° maximum cinq mois d'allocation pour une période d'activité ininterrompue de plus de vingt-quatre mois accomplis.
§ 4. Le montant mensuel brut de l'allocation forfaitaire de départ est le montant mensuel brut indexé de l'allocation annuelle tenant lieu de traitement visé à l'article 27, ou le montant mensuel brut indexé de l'allocation annuelle complémentaire tenant lieu de traitement visé à l'article 28, relatif au dernier mois d'activité que la personne concernée a exercé pendant au moins trois mois, pondéré en fonction du régime des prestations, et éventuellement majoré de l'allocation de foyer ou de résidence.
§ 5. L'allocation forfaitaire de départ est octroyée par mensualités. La condition d'attribution est l'introduction chaque mois par l'intéressé d'une déclaration sur l'honneur, dans laquelle il apparaît que, pour la période concernée, il n'a pas exercé une activité professionnelle, ou qu'il se trouve dans l'une des conditions prévues au paragraphe 2.
§ 6. L'ordonnateur primaire ou son délégué fournit, sans délai, au SePAC tous les éléments nécessaires relatifs au calcul de l'allocation forfaitaire de départ pour chaque bénéficiaire.
§ 7. Il n'est pas dû d'allocation forfaitaire de départ aux membres du personnel du Centre qui démissionnent, qui sont ou partent à la retraite, ou dont il est mis fin aux fonctions pour faute grave.
§ 8. L'arrêté de fin de fonction du membre du personnel du Centre mentionne l'octroi éventuel de l'allocation forfaitaire de départ, dont les conditions d'octroi sont vérifiées par le SePAC.
TITEL IV. - Werking van het Centrum
TITRE IV. - Fonctionnement du Centre
HOOFDSTUK I. - Ordonnateurs, rekenplichtigen en delegaties
CHAPITRE Ier. - Ordonnateurs, comptable et délégations
Art.42. De algemeen coördinator is gemachtigd om betalingsverplichtingen aan te gaan en zijn goedkeuring te hechten aan alle uitgaven in verband met de toelagen en voordelen die aan het personeel van het Centrum worden toegekend.
Art.42. Une délégation est accordée au coordinateur général pour engager et approuver toute dépense relative aux indemnités et allocations allouées aux membres du personnel du Centre.
Art.43. Aan de algemeen coördinator van het Centrum wordt een delegatie verleend tot een maximumbedrag van 10.000 euro exclusief btw om alle uitgaven vast te leggen, goed te keuren en te regelen die betrekking hebben op respectievelijk expertisekosten, procedurekosten en advocatenhonoraria, de werking van het Centrum en de aankoop van diverse goederen ten laste van de organieke afdeling 19 van de algemene uitgavenbegroting van het Gewest.
Art.43. Une délégation est accordée au coordinateur général du Centre jusqu'à concurrence d'un montant de dix mille euros hors T.V.A., pour engager, approuver et liquider toute dépense relative respectivement aux frais d'expertise, frais de procédure et honoraires d'avocats, au fonctionnement du Centre et à l'achat de biens divers de la division organique 19 du budget général des dépenses de la Région.
Art.44. Het SePAC is belast met de administratieve ondersteuning van het personeel van het Centrum en met de salarisadministratie van de aan het personeel van het Centrum toegekende salarissen, toelagen en voordelen.
Aan de directeur van het SePAC wordt een delegatie verleend tot het betalen van de uitgaven van de primaire ordonnateur of zijn afgevaardigden, als bedoeld in de artikelen 42 en 43, met betrekking tot de salarissen, vergoedingen en toelagen van het personeel van het Centrum.
Aan de directeur van het SePAC wordt een delegatie verleend tot het betalen van de uitgaven van de primaire ordonnateur of zijn afgevaardigden, als bedoeld in de artikelen 42 en 43, met betrekking tot de salarissen, vergoedingen en toelagen van het personeel van het Centrum.
Art.44. Le SePAC est chargé de l'assistance administrative en matière de personnel du Centre et de l'administration salariale des traitements, des indemnités et des allocations alloués aux membres du personnel du Centre.
Une délégation est accordée au directeur du SePAC pour liquider toute dépense engagée par l'ordonnateur primaire ou ses délégués visés aux articles 42 et 43, relative aux traitements, aux indemnités et aux allocations alloués aux membres du personnel du Centre.
Une délégation est accordée au directeur du SePAC pour liquider toute dépense engagée par l'ordonnateur primaire ou ses délégués visés aux articles 42 et 43, relative aux traitements, aux indemnités et aux allocations alloués aux membres du personnel du Centre.
Art.45. De bepalingen van de artikelen 42 tot en met 44 hebben niet tot gevolg dat de primaire ordonnateur de bevoegdheid verliest om betalingsverplichtingen aan te gaan en alle uitgaven in het kader van dit besluit goed te keuren en betaalbaar te stellen.
Art.45. Les dispositions des articles 42 à 44 n'ont pas pour effet de dessaisir l'ordonnateur primaire du pouvoir d'engager, d'approuver et d'ordonnancer toutes les dépenses visées par le présent arrêté.
HOOFDSTUK II. - Apparatuur en bedrijfsmiddelen
CHAPITRE II. - Equipement et moyens de fonctionnement
Art.46. De Regering neemt de nodige maatregelen om het Centrum de ruimten, het meubilair en de IT- en kantooruitrusting te verschaffen die het nodig heeft om te kunnen functioneren. De uitrusting kan worden aangekocht of geleased.
Art.46. Le Gouvernement prend les mesures utiles en vue de la mise à disposition du Centre de locaux, de mobiliers et d'équipements informatiques et bureautiques nécessaires à son fonctionnement. Les équipements peuvent être acquis ou loués.
Art.47. In overeenstemming met de bepalingen inzake overheidsopdrachten stelt de algemeen coördinator van het Centrum opdrachten voor diensten voor, met name om zich te verzekeren van de medewerking van adviesbureaus die hem in zijn opdracht bijstaan.
Zo nodig stelt hij voorstellen op voor aankopen ter aanvulling van de in artikel 46 bedoelde uitrusting.
Zo nodig stelt hij voorstellen op voor aankopen ter aanvulling van de in artikel 46 bedoelde uitrusting.
Art.47. Dans le respect des dispositions qui régissent les marchés publics, le coordinateur général du Centre propose les contrats de services, notamment en vue de s'assurer de la collaboration de bureaux de consultants pour l'assister dans sa mission.
Il prépare, le cas échéant, les propositions d'achat qui sont nécessaires en complément des moyens matériels visés à l'article 46.
Il prépare, le cas échéant, les propositions d'achat qui sont nécessaires en complément des moyens matériels visés à l'article 46.
TITEL V. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen
TITRE V. - Dispositions transitoires, abrogatoires et finales
Art.48. § 1. De personeelsleden van de Cel Financiële Informatie, opgericht bij het besluit van de Waalse Regering van 8 mei 2014 houdende oprichting van de cel voor financiële informatie en tot opheffing van het besluit van de Waalse Regering van 24 maart 2005, en de personeelsleden van de Cel Fiscale Expertise en Strategische Ondersteuning, opgericht bij het besluit van de Waalse Regering van 27 maart 2002 houdende oprichting van een fiscale cel van het Waalse Gewest, worden van rechtswege aan het Centrum toegewezen. Zij worden door de minister onverwijld per aangetekend schrijven in kennis gesteld van deze toewijzing, alsook van de in artikel 21 bedoelde graad die hun binnen het Centrum door de Regering wordt toegekend.
§ 2. De personeelsleden van de Cel Schuldbeheer en de Cel Ondersteuning monitoring van de WOD Financiën zijn op vrijwillige basis gedetacheerd bij het Centrum. Zij worden onverwijld door de minister per ter post aangetekende brief in kennis gesteld van de hun geboden mogelijkheid, alsmede van de in artikel 21 bedoelde graad die hun binnen het Centrum door de Regering wordt aangeboden, en beschikken over een termijn van een maand om de minister van hun keuze in kennis te stellen.
Als zij verkiezen niet aan het Centrum te worden toegewezen of als zij niet antwoorden binnen de in lid 1 genoemde termijn, worden zij niet automatisch bij het Centrum gevoegd.
§ 3. De in de paragrafen 1 en 2 bedoelde personeelsleden worden in het Centrum geïntegreerd overeenkomstig titel 3, hoofdstuk 3, artikelen 21 en 22, en hoofdstuk 5, artikelen 27 tot 34.
§ 4. Voor de toepassing van titel 3 en in afwijking van paragraaf 3, de personeelsleden bedoeld in paragraaf 1, met betrekking tot hun tewerkstelling bij de entiteit bedoeld in paragraaf 1:
1° die op de dag voorafgaand aan hun tewerkstelling bij het Centrum een jaarlijkse toelage ontvingen ter vervanging van hun bezoldiging, verbonden aan een hogere weddeschaal dan deze toegekend krachtens artikel 27, § 1, tweede lid, behouden het voordeel van deze hogere weddeschaal;
2° die op de dag voorafgaand aan hun tewerkstelling bij het Centrum een jaarlijkse, niet aan een weddeschaal gekoppelde, inkomensvervangende vergoeding ontvingen waarvan het bedrag hoger is dan dat van de jaarlijkse inkomensvervangende vergoeding die hun wordt toegekend overeenkomstig artikel 27, § 1, tweede lid, behouden het voordeel van dat bedrag bij wijze van jaarlijkse inkomensvervangende vergoeding totdat zij een bedrag ontvangen dat ten minste gelijk is aan de jaarlijkse inkomensvervangende vergoeding overeenkomstig artikel 27, § 1, tweede lid;
3° die op de dag voorafgaand aan hun tewerkstelling bij het Centrum recht hadden op een jaarlijkse toelage die overeenstemt met de jaarlijkse toelage van het Kabinet en waarvan het bedrag hoger is dan dat van de aanvullende jaarlijkse toelage toegekend krachtens artikel 28, behouden het voordeel van dit bedrag als aanvullende jaarlijkse toelage in afwijking van het bedrag vermeld in artikel 28.
Personeelsleden kunnen het voordeel krijgen van een combinatie van 1° tot 3°.
§ 5. Voor de toepassing van Titel 3 en in afwijking van § 3 behouden de in § 2 bedoelde personeelsleden die op de dag voorafgaand aan hun tewerkstelling bij het Centrum een hogere salarisschaal genoten dan die welke overeenkomstig artikel 27, § 1, tweede lid, is toegekend, het voordeel van die hogere salarisschaal.
§ 2. De personeelsleden van de Cel Schuldbeheer en de Cel Ondersteuning monitoring van de WOD Financiën zijn op vrijwillige basis gedetacheerd bij het Centrum. Zij worden onverwijld door de minister per ter post aangetekende brief in kennis gesteld van de hun geboden mogelijkheid, alsmede van de in artikel 21 bedoelde graad die hun binnen het Centrum door de Regering wordt aangeboden, en beschikken over een termijn van een maand om de minister van hun keuze in kennis te stellen.
Als zij verkiezen niet aan het Centrum te worden toegewezen of als zij niet antwoorden binnen de in lid 1 genoemde termijn, worden zij niet automatisch bij het Centrum gevoegd.
§ 3. De in de paragrafen 1 en 2 bedoelde personeelsleden worden in het Centrum geïntegreerd overeenkomstig titel 3, hoofdstuk 3, artikelen 21 en 22, en hoofdstuk 5, artikelen 27 tot 34.
§ 4. Voor de toepassing van titel 3 en in afwijking van paragraaf 3, de personeelsleden bedoeld in paragraaf 1, met betrekking tot hun tewerkstelling bij de entiteit bedoeld in paragraaf 1:
1° die op de dag voorafgaand aan hun tewerkstelling bij het Centrum een jaarlijkse toelage ontvingen ter vervanging van hun bezoldiging, verbonden aan een hogere weddeschaal dan deze toegekend krachtens artikel 27, § 1, tweede lid, behouden het voordeel van deze hogere weddeschaal;
2° die op de dag voorafgaand aan hun tewerkstelling bij het Centrum een jaarlijkse, niet aan een weddeschaal gekoppelde, inkomensvervangende vergoeding ontvingen waarvan het bedrag hoger is dan dat van de jaarlijkse inkomensvervangende vergoeding die hun wordt toegekend overeenkomstig artikel 27, § 1, tweede lid, behouden het voordeel van dat bedrag bij wijze van jaarlijkse inkomensvervangende vergoeding totdat zij een bedrag ontvangen dat ten minste gelijk is aan de jaarlijkse inkomensvervangende vergoeding overeenkomstig artikel 27, § 1, tweede lid;
3° die op de dag voorafgaand aan hun tewerkstelling bij het Centrum recht hadden op een jaarlijkse toelage die overeenstemt met de jaarlijkse toelage van het Kabinet en waarvan het bedrag hoger is dan dat van de aanvullende jaarlijkse toelage toegekend krachtens artikel 28, behouden het voordeel van dit bedrag als aanvullende jaarlijkse toelage in afwijking van het bedrag vermeld in artikel 28.
Personeelsleden kunnen het voordeel krijgen van een combinatie van 1° tot 3°.
§ 5. Voor de toepassing van Titel 3 en in afwijking van § 3 behouden de in § 2 bedoelde personeelsleden die op de dag voorafgaand aan hun tewerkstelling bij het Centrum een hogere salarisschaal genoten dan die welke overeenkomstig artikel 27, § 1, tweede lid, is toegekend, het voordeel van die hogere salarisschaal.
Art.48. § 1er. Les membres du personnel de la Cellule d'informations financières instituée par l'arrêté du Gouvernement wallon du 8 mai 2014 portant création de la cellule d'informations financières et abrogeant l'arrêté du Gouvernement wallon du 24 mars 2005, et les membres du personnel de la Cellule fiscale d'expertise et de support stratégique instituée par l'arrêté du Gouvernement wallon du 27 mars 2002 portant création d'une cellule fiscale de la Région wallonne, sont affectés d'office au Centre. Ils sont informés sans délai par le Ministre par pli recommandé à la poste de cette affectation, ainsi que du grade visé à l'article 21 qui leur est attribué au sein du Centre par le Gouvernement.
§ 2. Les membres du personnel de la Cellule de Gestion de la Dette et de la Cellule d'Appui au Monitoring du SPW Finances, sont détachés d'office au Centre sur base volontaire. Ils sont informés sans délai par le Ministre par pli recommandé à la poste de la faculté d'option qui leur est ouverte, ainsi que du grade visé à l'article 21 qui leur est proposé au sein du Centre par le Gouvernement, et disposent d'un délai d'un mois pour informer le Ministre de leur choix.
En cas d'option en défaveur d'une affectation au sein du Centre, ou à défaut de réponse dans le délai mentionné à l'alinéa 1er, ils n'intègrent d'office pas le Centre.
§ 3. Les membres du personnel visés aux paragraphes 1er et 2 sont intégrés au Centre en application du titre 3, chapitre 3, articles 21 et 22, et chapitre 5, articles 27 à 34.
§ 4. Pour l'application du titre 3 et par dérogation au paragraphe 3, les membres du personnel visés au paragraphe 1er, pour leur emploi au sein de l'entité visée au paragraphe 1er :
1° qui bénéficiaient au jour précédant leur affectation au Centre d'une allocation annuelle tenant lieu de traitement, y compris la majoration éventuelle, liée à une échelle de traitements supérieure à celle octroyée en application de l'article 27, § 1er, alinéa 2, conservent le bénéfice de cette échelle de traitements supérieure ;
2° qui bénéficiaient au jour précédant leur affectation au Centre d'une allocation annuelle tenant lieu de traitement, y compris la majoration éventuelle, non liée à une échelle de traitements, d'un montant supérieur à celui de l'allocation annuelle tenant lieu de traitement qui leur est octroyée en application de l'article 27, § 1er, alinéa 2, conservent le bénéfice de ce montant au titre d'allocation annuelle tenant lieu de traitement jusqu'à ce qu'ils obtiennent un montant au moins égal au titre d'allocation annuelle tenant lieu de traitement en application de l'article 27, § 1er, alinéa 2 ;
3° qui bénéficiaient au jour précédant leur affectation au Centre d'une allocation annuelle équivalente à l'allocation annuelle de Cabinet, y compris la majoration éventuelle, d'un montant supérieur à celui de l'allocation annuelle supplémentaire octroyée en application de l'article 28, conservent le bénéfice de ce montant au titre d'allocation annuelle supplémentaire par dérogation au montant mentionné à l'article 28.
Les membres du personnel peuvent bénéficier d'une combinaison des 1° à 3°.
§ 5. Pour l'application du Titre 3 et par dérogation au paragraphe 3, les membres du personnel visés au paragraphe 2 qui bénéficiaient au jour précédant leur affectation au Centre d'une échelle de traitements supérieure à celle octroyée en application de l'article 27, § 1er, alinéa 2, conservent le bénéfice de cette échelle de traitements supérieure.
§ 2. Les membres du personnel de la Cellule de Gestion de la Dette et de la Cellule d'Appui au Monitoring du SPW Finances, sont détachés d'office au Centre sur base volontaire. Ils sont informés sans délai par le Ministre par pli recommandé à la poste de la faculté d'option qui leur est ouverte, ainsi que du grade visé à l'article 21 qui leur est proposé au sein du Centre par le Gouvernement, et disposent d'un délai d'un mois pour informer le Ministre de leur choix.
En cas d'option en défaveur d'une affectation au sein du Centre, ou à défaut de réponse dans le délai mentionné à l'alinéa 1er, ils n'intègrent d'office pas le Centre.
§ 3. Les membres du personnel visés aux paragraphes 1er et 2 sont intégrés au Centre en application du titre 3, chapitre 3, articles 21 et 22, et chapitre 5, articles 27 à 34.
§ 4. Pour l'application du titre 3 et par dérogation au paragraphe 3, les membres du personnel visés au paragraphe 1er, pour leur emploi au sein de l'entité visée au paragraphe 1er :
1° qui bénéficiaient au jour précédant leur affectation au Centre d'une allocation annuelle tenant lieu de traitement, y compris la majoration éventuelle, liée à une échelle de traitements supérieure à celle octroyée en application de l'article 27, § 1er, alinéa 2, conservent le bénéfice de cette échelle de traitements supérieure ;
2° qui bénéficiaient au jour précédant leur affectation au Centre d'une allocation annuelle tenant lieu de traitement, y compris la majoration éventuelle, non liée à une échelle de traitements, d'un montant supérieur à celui de l'allocation annuelle tenant lieu de traitement qui leur est octroyée en application de l'article 27, § 1er, alinéa 2, conservent le bénéfice de ce montant au titre d'allocation annuelle tenant lieu de traitement jusqu'à ce qu'ils obtiennent un montant au moins égal au titre d'allocation annuelle tenant lieu de traitement en application de l'article 27, § 1er, alinéa 2 ;
3° qui bénéficiaient au jour précédant leur affectation au Centre d'une allocation annuelle équivalente à l'allocation annuelle de Cabinet, y compris la majoration éventuelle, d'un montant supérieur à celui de l'allocation annuelle supplémentaire octroyée en application de l'article 28, conservent le bénéfice de ce montant au titre d'allocation annuelle supplémentaire par dérogation au montant mentionné à l'article 28.
Les membres du personnel peuvent bénéficier d'une combinaison des 1° à 3°.
§ 5. Pour l'application du Titre 3 et par dérogation au paragraphe 3, les membres du personnel visés au paragraphe 2 qui bénéficiaient au jour précédant leur affectation au Centre d'une échelle de traitements supérieure à celle octroyée en application de l'article 27, § 1er, alinéa 2, conservent le bénéfice de cette échelle de traitements supérieure.
Art.49. In geval van wijzigingen aan het besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten die een weerslag hebben op dit besluit, zendt het Centrum de minister onverwijld de nodige voorstellen tot wijziging van dit besluit toe.
Art.49. Le Centre adresse sans délai au Ministre les propositions de modifications nécessaires du présent arrêté en cas de modifications de l'arrêté du Gouvernement wallon relatif aux cabinets des Ministres qui impactent le présent arrêté.
Art.50. Voor de toepassing van elke wet- of regelgeving die specifiek verwijst naar de Cel voor Financiële Informatie ingesteld bij het besluit van de Waalse Regering van 8 mei 2014 houdende oprichting van de cel voor financiële informatie en tot opheffing van het besluit van de Waalse Regering van 24 maart 2005, de Cel Fiscale Expertise en Strategische Ondersteuning, opgericht bij het besluit van de Waalse Regering van 27 maart 2002 houdende oprichting van een fiscale cel van het Waalse Gewest, de Cel Schuldbeheer van de Waalse Overheidsdienst Financiën of de Cel Ondersteuning monitoring van de WOD Financiën, moet het Centrum worden gelijkgesteld met de daarin vermelde cel zolang deze geldende wet- of regelgeving niet wordt aangepast na de oprichting van het Centrum.
Art.50. Pour l'application de toute législation ou règlementation faisant spécifiquement référence à la Cellule d'informations financières instituée par l'arrêté du Gouvernement wallon du 8 mai 2014 portant création de la cellule d'informations financières et abrogeant l'arrêté du Gouvernement wallon du 24 mars 2005, la Cellule fiscale d'expertise et de support stratégique instituée par l'arrêté du Gouvernement wallon du 27 mars 2002 portant création d'une cellule fiscale de la Région wallonne, la Cellule de Gestion de la Dette du SPW Finances ou la Cellule d'Appui au Monitoring du SPW Finances, il convient d'assimiler le Centre à la cellule y mentionnée tant que cette législation ou réglementation en vigueur n'est pas adaptée suite à la création du Centre.
Art.51. Het besluit van de Waalse Regering van 8 mei 2014 tot oprichting van de Cel Financiële Informatie en tot opheffing van het besluit van de Waalse Regering van 24 maart 2005 wordt opgeheven.
Art.51. L'arrêté du Gouvernement wallon du 8 mai 2014 portant création de la cellule d'informations financières et abrogeant l'arrêté du Gouvernement wallon du 24 mars 2005, est abrogé.
Art.52. Het besluit van de Waalse Regering van 27 maart 2002 tot oprichting van een fiscale eenheid van het Waals Gewest wordt opgeheven.
Art.52. L'arrêté du Gouvernement wallon du 27 mars 2002 portant création d'une cellule fiscale de la Région wallonne, est abrogé.
Art.53. Het besluit van de Waalse regering van 20 juli 2023 houdend oprichting van het "Centre stratégique d'expertise fiscale, financière et budgétaire", afgekort: CeSEFFB, en tot opheffing van verscheidene bepalingen terzake, wordt ingetrokken.
Art.53. L'arrêté du Gouvernement wallon du 20 juillet 2023 portant création du Centre Stratégique d'Expertise Fiscale, Financière et Budgétaire, en abrégé : CeSEFFB, et abrogeant diverses dispositions en la matière, est retiré.
Art.54. De afzonderlijke handelingen die goedgekeurd werden in uitvoering van het besluit van de Waalse regering van 20 juli 2023 houdend oprichting van het "Centre stratégique d'expertise fiscale, financière et budgétaire", afgekort: CeSEFFB, en tot opheffing van verscheidene bepalingen terzake, worden geacht hun grondslag te vinden in dit besluit.
Art.54. Les actes individuels adoptés en exécution de l'arrêté du Gouvernement wallon du 20 juillet 2023 portant création du Centre Stratégique d'Expertise Fiscale, Financière et Budgétaire, en abrégé : CeSEFFB, et abrogeant diverses dispositions en la matière, sont réputés trouver leur fondement dans le présent arrêté.
Art.55. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024.
Art.55. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2024.
Art. 56. De minister is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 56. Le Ministre est chargé de l'exécution du présent arrêté.