Vergelijken - 2024005704

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

CHAPITRE 1er. - Dispositions générales

Afdeling 1. - Definities

Section 1re. - Définitions

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° Agentschap Innoveren en Ondernemen: het agentschap, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2005 aangaande het Agentschap Innoveren en Ondernemen, afgekort "VLAIO";
  2° algemene groepsvrijstellingsverordening: de algemene groepsvrijstellingsverordening, vermeld in artikel 3, 8°, van het decreet van 16 maart 2012;
  3° beëindiging van de subsidiabele ecologie-uitgaven: de laatste datum van, hetzij de laatste factuur, hetzij de akte bij verwerving van een onroerend goed, hetzij de leasingovereenkomst;
  4° decreet van 16 maart 2012: het decreet van 16 maart 2012 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;
  5° ecologie-uitgaven: de kosten van de milieustudie en de investeringen van het project, vermeld in hoofdstuk III, deel 7, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, die rechtstreeks verband houden met een klimaat-, milieu- of energiedoelstelling van het Vlaamse Gewest;
  6° ecoklasse: de klasse die de ecologie-investeringen indeelt op basis van de kosteneffectiviteit van een technologie, waarbij de kosteneffectiviteit wordt bepaald door de jaarlijkse totale milieuwinst te vergelijken met de jaarlijkse extra investeringen van de ecologie-investering;
  7° indieningsdatum van de steunaanvraag: de datum waarop het Agentschap Innoveren en Ondernemen de steunaanvraag elektronisch ontvangt;
  8° kleine onderneming: een onderneming als vermeld in artikel 3, 2°, van het decreet van 16 maart 2012;
  9° limitatieve technologieënlijst, afgekort LTL-lijst: de LTL-lijst, vermeld in artikel 30;
  10° middelgrote onderneming: een onderneming als vermeld in artikel 3, 3°, van het decreet van 16 maart 2012;
  11° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de economie;
  12° onderneming: een onderneming als vermeld in artikel 3, 1°, van het decreet van 16 maart 2012;
  13° start van de subsidiabele ecologie-uitgaven: de vroegste datum, hetzij van de eerste factuur, hetzij van de akte bij verwerving van een onroerend goed, hetzij van de leasingovereenkomst;
  14° steun: de steun, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet van 16 maart 2012;
  15° steunintensiteit: de steunintensiteit, vermeld in artikel 3, 6°, van het decreet van 16 maart 2012.

Article 1er. Dans le présent arrêté, on entend par :
  1° Agence flamande de l'Innovation et de l'Entrepreunariat (" Agentschap Innoveren en Ondernemen ") l'agence, créée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 7 octobre 2005 relatif à l'" Agentschap Innoveren en Ondernemen ", en abrégé " VLAIO ".
  2° règlement général d'exemption par catégorie : le règlement général d'exemption par catégorie, mentionné à l'article 3, 8°, du décret du 16 mars 2012 ;
  3° cessation des dépenses écologiques subventionnables : la date la plus récente, soit de la dernière facture, soit de l'acte en cas d'acquisition d'un bien immobilier, soit du contrat de leasing ;
  4° décret du 16 mars 2012 : le décret du 16 mars 2012 relatif à la politique d'aide économique ;
  5° dépenses écologiques : les coûts de l'étude environnementale et les investissements du projet, mentionnés au chapitre III, partie 7, du règlement général d'exemption par catégorie, en lien direct avec un objectif climatique, environnemental ou énergétique de la Région flamande ;
  6° classe écologique : la classe qui répartit les investissements écologiques sur la base de l'effectivité des frais d'une technologie, l'effectivité des frais étant déterminée en comparant les gains environnementaux totaux annuels avec les investissements supplémentaires annuels des investissements écologiques ;
  7° date d'introduction de la demande d'aide : la date à laquelle l'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat reçoit la demande d'aide par voie électronique ;
  8° petite entreprise : une entreprise telle que visée à l'article 3, 2°, du décret du 16 mars 2012 ;
  9° liste de technologies limitative, LTL en abrégé : la liste LTL, mentionnée à l'article 30 ;
  10° moyenne entreprise : une entreprise telle que visée à l'article 3, 3°, du décret du 16 mars 2012 ;
  11° ministre : le ministre flamand chargé de l'économie ;
  12° entreprise : une entreprise telle que visée à l'article 3, 1°, du décret du 16 mars 2012 ;
  13° début des dépenses écologiques subventionnables : la date la plus antérieure, soit de la première facture, soit de l'acte en cas d'acquisition d'un bien immobilier, soit du contrat de leasing ;
  14° aide : l'aide visée à l'article 3, 5° du décret du 16 mars 2012 ;
  15° intensité de l'aide : intensité de l'aide visée à l'article 3, 6° du décret du 16 mars 2012.

Afdeling 2. - Algemene voorwaarden

Section 2. - Conditions générales

Onderafdeling 1. - Definitie van kleine, middelgrote en grote ondernemingen

Sous-section 1re. - Définition des petites, moyennes et grandes entreprises

Art.2. De grootte van de onderneming, vermeld in bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening, wordt vastgesteld op basis van een verklaring op erewoord van de onderneming en op basis van artikel 3 van dit besluit.

Art.2. L'ampleur de l'entreprise, visée à l'annexe I du règlement général d'exemption par catégorie, est déterminée sur la base d'une déclaration sur l'honneur de l'entreprise et sur la base de l'article 3 du présent arrêté.

Art.3. In dit artikel wordt verstaan onder werkzame personen: de werknemers die door de werkgever zijn ingeschreven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
  De gegevens om de jaaromzet, het balanstotaal en het aantal werkzame personen te berekenen, worden vastgesteld op basis van de jaarrekeningen die bij de Nationale Bank van België zijn neergelegd vóór de indieningsdatum van de steunaanvraag, en die beschikbaar zijn via een centrale databank.
  Voor ondernemingen die geen jaarrekening moeten opmaken, worden de gegevens om de jaaromzet te berekenen, vastgesteld op basis van de aangiftes bij de directe belastingen vóór de indieningsdatum van de steunaanvraag. De gegevens om het aantal werkzame personen te berekenen, worden in dat geval vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers die in de onderneming waren tewerkgesteld gedurende de laatste acht kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren vóór de indieningsdatum van de steunaanvraag.
  Bij recent opgerichte ondernemingen, waarvan de eerste jaarrekening nog niet is neergelegd en de eerste fiscale aangifte nog niet is uitgevoerd, worden de gegevens, vermeld in het tweede lid, vastgesteld op basis van een financieel plan van het eerste productiejaar.

Art.3. Dans le présent article, on entend par personnes employées : les travailleurs qui sont inscrits par l'employeur auprès de l'Office national de Sécurité sociale.
  Les données pour calculer le chiffre d'affaires annuel, le bilan total et le nombre de personnes employées sont fixées sur la base des derniers comptes annuels déposés auprès de la Banque nationale de Belgique avant la date d'introduction de la demande d'aide, et disponibles par le biais d'une banque de données centrale.
  Pour les entreprises qui ne doivent pas établir de compte annuel, les données pour le calcul du chiffre d'affaires annuel sont fixées sur la base des déclarations auprès des impôts directs avant la date d'introduction de la demande d'aide. Les données pour calculer le nombre de personnes employées sont dans ce cas fixées à l'aide du nombre de travailleurs qui étaient employés au sein de l'entreprise pendant les huit derniers trimestres attestables par l'Office national de Sécurité sociale avant la date d'introduction de la demande d'aide.
  Concernant les entreprises récemment créées, dont le premier compte annuel n'a pas encore été déposé et dont la première déclaration fiscale n'a pas encore été faite, les données, mentionnées à l'alinéa 2, sont établies sur la base d'un plan financier de la première année de production.

Onderafdeling 2. - Europese reglementering

Sous-section 2. - Réglementation européenne

Art.4. Dit besluit valt onder de toepassing van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
  Als de individuele aanmeldingsdrempels, vermeld in artikel 4 van de voormelde verordening, overschreden worden, wordt de voorgenomen steun vóór goedkeuring aangemeld bij de Europese Commissie.
  [1 Er wordt alleen steun verleend aan ondernemingen die op de datum van de indiening van de steunaanvraag en op de datum van de steuntoekenning geen onderneming in moeilijkheden zijn als vermeld in artikel 2, punt 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en geen procedure op basis van Europees recht hebben lopen waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd.]1
  In afwijking van het derde lid geldt de voorwaarde over ondernemingen in moeilijkheden niet voor een starter als vermeld in artikel 22, lid 2, van de voormelde verordening. Het maximale steunbedrag, vermeld in artikel 22, lid 3, c), en lid 5, van de voormelde verordening, wordt in dat geval alleen toegepast als dat lager is dan de maximale steunintensiteit, vermeld in dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan.
  Er kan geen steun worden toegekend met toepassing van dit besluit voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of voor werkzaamheden die afhangen van het gebruik van binnenlandse goederen als vermeld in artikel 1, lid 2, van de voormelde verordening.
  Er kan geen steun worden toegekend met toepassing van dit besluit voor activiteiten van ondernemingen in de sectoren, vermeld in artikel 1, lid 3, van de voormelde verordening.
  De steun kan niet worden toegekend als ze zou leiden tot een schending van het Unierecht als vermeld in artikel 1, lid 5, van de voormelde verordening.
  De voorwaarden voor transparantie, vermeld in artikel 9 van de voormelde verordening, worden nageleefd en het toegekende steunbedrag wordt ingegeven op de Europese Transparantiewebsite.

Modifications

[1] <BVR 2025-09-05/11, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2025>

Art.4. Le présent arrêté relève du champ d'application du règlement général d'exemption par catégorie.
  En cas de dépassement des seuils de notification individuels visés à l'article 4 du règlement précité, l'aide prévue est notifiée avant l'approbation à la Commission européenne.
  [1 Aucune aide n'est octroyée aux entreprises qui, à la date d'introduction de la demande d'aide et à la date d'octroi de l'aide, sont des entreprises en difficulté telles que visées à l'article 2, point 18, du règlement général d'exemption par catégorie, et font l'objet d'une procédure en cours en vertu du droit européen visant la récupération d'une aide octroyée.]1
  Par dérogation à l'alinéa 3, la condition relative aux entreprises en difficulté ne s'applique pas à un entrepreneur débutant tel que visé à l'article 22, alinéa 2, du règlement cité. Le montant maximal de l'aide, mentionné à l'article 22, alinéa 3, c), et à l'alinéa 5, du règlement cité, est dans ce cas uniquement appliqué s'il est inférieur à l'intensité maximale de l'aide visée dans cet arrêté et ses arrêtés d'exécution.
  Aucune aide ne peut être accordée en application du présent arrêté en faveur d'activités liées à l'exportation vers des pays tiers ou d'activités subordonnées à l'utilisation de produits nationaux au sens de l'article 1er, alinéa 2, du règlement précité.
  Aucune aide ne peut être accordée en application du présent arrêté en faveur d'activités d'entreprises dans les secteurs énoncés à l'article 1er, aliéna 3, du règlement précité.
  L'aide ne peut être octroyée si elle entraînait une violation du droit de l'Union, telle que visée à l'article 1er, alinéa 5, du règlement précité.
  Les conditions de transparence, énoncées à l'article 9 du règlement précité, sont respectées et le montant d'aide octroyé est introduit sur le site web européen consacré à la transparence.

Modifications

[1] <AGF 2025-09-05/11, art. 38, 003; En vigueur : 01-10-2025>

Onderafdeling 3. - Voorwaarden voor de onderneming

Sous-section 3. - Conditions pour l'entreprise

Art.5. Een onderneming komt in aanmerking voor steun als ze een van de volgende rechtsvormen aanneemt:
  1° een natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;
  2° een vennootschap met rechtspersoonlijkheid van privaat recht;
  3° een buitenlandse onderneming met een statuut dat gelijkwaardig is aan het statuut, vermeld in punt 1° en 2° ;
  Een vereniging zonder winstoogmerk die een commerciële activiteit uitoefent komt enkel in aanmerking voor steun als vermeld in artikel 37.
  In het tweede lid wordt verstaan onder een vereniging zonder winstoogmerk die een commerciële activiteit uitoefent: een vereniging zonder winstoogmerk die winst nastreeft en waarbij haar voorwerp niet ondergeschikt is aan een belangeloos doel.
  Het eerste lid is niet van toepassing op projecten die betrekking hebben op warmtenetten, walstroom en energiedelen als vermeld in artikel 43 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, op voorwaarde dat die projecten worden gefinancierd uit private middelen.

Art.5. Une entreprise est admissible à l'aide si elle répond à l'une des formes juridiques suivantes :
  1° une personne physique exerçant une activité professionnelle en tant qu'indépendant ;
  2° une société de droit privé dotée de la personnalité juridique ;
  3° une entreprise étrangère ayant un statut équivalent au statut visé aux points 1° et 2° ;
  Une association sans but lucratif exerçant une activité commerciale entre uniquement en considération pour l'aide visée à l'article 37.
  A l'alinéa 2, on entend par association sans but lucratif exerçant une activité commerciale : une association sans but lucratif qui vise des gains et dont l'objet n'est pas subordonné à un objectif désintéressé.
  L'alinéa 1er ne s'applique pas aux projets relatifs aux réseaux de chaleur, au courant de quai et au partage d'énergie comme mentionné à l'article 43 du règlement général d'exemption par catégorie, à condition que ces projets soient financés à partir de moyens privés.

Art.6. De volgende ondernemingen komen niet in aanmerking voor steun:
  1° ondernemingen die zich in een van de volgende rechtstoestanden bevinden:
  a) ontbinding;
  b) stopzetting;
  c) faillissement;
  d) vereffening;
  2° ondernemingen die op het moment van de steunaanvraag een insolventieprocedure als vermeld in artikel I.23, 1°, van het Wetboek van economisch recht, hebben lopen [1 ...]1.

Modifications

[1] <BVR 2025-09-05/11, art. 39, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2025>

Art.6. Les entreprises suivantes ne sont pas éligibles à l'aide :
  1° les entreprises qui se trouvent dans l'une des situations juridiques suivantes :
  a) dissolution ;
  b) cessation ;
  c) faillite ;
  d) liquidation ;
  2° les entreprises qui, au moment de la demande d'aide, font l'objet d'une procédure d'insolvabilité visée à l'article I.23, 1°, du Code de droit économique [1 ...]1.

Modifications

[1] <AGF 2025-09-05/11, art. 39, 003; En vigueur : 01-10-2025>

Art.7. Een onderneming die beschikt over een eigen, actieve vestigingseenheid in het Vlaamse Gewest, overeenkomstig de Kruispuntbank van Ondernemingen, of er zich toe verbindt in het Vlaamse Gewest een dergelijke vestigingseenheid te vestigen, komt in aanmerking voor steun.

Art.7. Une entreprise qui dispose de sa propre unité d'établissement active en Région flamande, conformément à la Banque-Carrefour des Entreprises, ou qui s'engage à établir en Région flamande une telle unité d'établissement, entre en considération pour l'aide.

Art.8. Een onderneming die voldoet aan de regelgeving die van toepassing is in het Vlaamse Gewest, komt in aanmerking voor steun. De onderneming blijft aan die regelgeving voldoen tot vijf jaar na de beëindiging van de subsidiabele ecologie-uitgaven.

Art.8. Une entreprise qui répond à la réglementation applicable en Région flamande entre en considération pour l'aide. L'entreprise continue de répondre à cette réglementation jusqu'à cinq ans après la fin des dépenses écologiques subventionnables.

Art.9. Een onderneming die op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen dominerende invloed van een administratieve overheid als vermeld in artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, of een buitenlandse vergelijkbare administratieve overheid heeft, komt in aanmerking voor steun.
  Er is een vermoeden van dominerende invloed als vermeld in het eerste lid, als de onderneming voor 50% of meer van het kapitaal, van de inbreng of van de stemrechten rechtstreeks of onrechtstreeks in handen is van de administratieve overheid, vermeld in het eerste lid.
  Het vermoeden, vermeld in het tweede lid, kan weerlegd worden als de onderneming kan aantonen dat de administratieve overheid, vermeld in het eerste lid, in werkelijkheid geen dominerende invloed uitoefent op het beleid van de onderneming. De minister neemt daarover een beslissing.
  Het eerste lid is niet van toepassing op projecten die betrekking hebben op warmtenetten, walstroom en energiedelen als vermeld in artikel 43 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, of industriële waterzuivering, op voorwaarde dat ze worden gefinancierd uit private middelen.

Art.9. Une entreprise qui n'a pas à la date d'introduction de la demande d'aide l'influence dominante d'une autorité administrative telle que visée à l'article 14 des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat ou d'une autorité administrative étrangère similaire entre en considération pour l'aide.
  L'existence d'une influence dominante telle que visée à l'alinéa 1er est présumée lorsque 50 % ou plus du capital, de l'apport ou des droits de vote de l'entreprise sont directement ou indirectement détenus par l'autorité administrative visée à l'alinéa 1er.
  La présomption visée à l'alinéa 2 peut être réfutée si l'entreprise peut démontrer que l'autorité administrative, visée à l'alinéa 1er, n'exerce en réalité aucune influence dominante sur la politique de l'entreprise. Le ministre prendra une décision en la matière.
  L'alinéa 1er ne s'applique pas aux projets relatifs aux réseaux de chaleur, au courant de quai et au partage d'énergie comme mentionné à l'article 43 du règlement général d'exemption par catégorie, ou à l'épuration des eaux industrielles, à condition qu'ils soient financés à partir de moyens privés.

Art.10. Een onderneming die op de indieningsdatum van de steunaanvraag voor minstens één vestiging behoort tot het toepassingsgebied van een energiebeleidsovereenkomst, komt in aanmerking voor steun als ze voor alle vestigingen van de onderneming die behoren tot het toepassingsgebied van die energiebeleidsovereenkomst, toetreedt tot die energiebeleidsovereenkomst vóór de toekenning van de steun, en de voorwaarden ervan naleeft gedurende de volledige looptijd ervan.
In het eerste lid wordt verstaan onder energiebeleidsovereenkomst: een energiebeleidsovereenkomst als vermeld in artikel 7.7.1 van het Energiedecreet van 8 mei 2009.

Art.10. Une entreprise qui appartient à la date d'introduction de la demande d'aide pour au moins un établissement au champ d'application d'un contrat de politique énergétique, entre en considération pour l'aide si elle adhère à ce contrat de politique énergétique pour tous les établissements de l'entreprise faisant partie du champ d'application de ce contrat de politique énergétique avant l'attribution de l'aide, et en respecte les conditions pendant toute sa durée.
Dans l'alinéa 1er, on entend par contrat de politique énergétique : un contrat de politique énergétique tel que visé à l'article 7.7.1. du Décret sur l'Energie du 8 mai 2009.

Art.11. De subsidiabele ecologie-uitgaven worden uitgevoerd door de steunaanvragende onderneming of een vennootschap die behoort tot dezelfde groep als de steunaanvragende onderneming en die daarvan het patrimonium beheert.
  Vennootschappen behoren tot dezelfde groep als vermeld in het eerste lid, in een van de volgende gevallen:
  1° de patrimoniumvennootschap participeert rechtstreeks of onrechtstreeks voor ten minste 25% in de steunaanvragende onderneming;
  2° de steunaanvragende onderneming participeert rechtstreeks of onrechtstreeks voor ten minste 25% in de patrimoniumvennootschap;
  3° een natuurlijke persoon of rechtspersoon participeert voor ten minste 25% in beide vennootschappen.
  De vennootschap die het patrimonium beheert, vermeld in het eerste lid, stelt de subsidiabele ecologie-investeringen gedurende vijf jaar ter beschikking van de steunvragende onderneming.
  [1 De minister bepaalt de voorwaarden waaraan de patrimoniumvennootschap en de steunaanvragende onderneming moeten voldoen als de ecologie-investeringen worden uitgevoerd door een vennootschap als vermeld in het tweede lid.
   De minister bepaalt de voorwaarden waarbij de ecologie-investeringen kunnen worden uitgevoerd door de steunaanvragende onderneming in een vestigingseenheid van een andere onderneming, buiten het geval vermeld in het eerste lid.]1

Modifications

[1] <BVR 2024-07-05/12, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>

Art.11. Les dépenses écologiques subventionnables sont exécutées par l'entreprise qui demande l'aide ou une société faisant partie du même groupe que l'entreprise qui demande l'aide et qui en gère le patrimoine.
  Les sociétés appartiennent au même groupe que celui visé à l'alinéa 1er, dans un des cas suivants :
  1° la société de patrimoine participe directement ou indirectement pour au moins 25 % dans l'entreprise qui demande l'aide ;
  2° l'entreprise qui demande l'aide participe directement ou indirectement pour au moins 25 % dans la société de patrimoine ;
  3° une personne physique ou morale participe pour au moins 25 % dans les deux sociétés.
  La société qui gère le patrimoine, visée à l'alinéa 1er, met les investissements écologiques subventionnables à la disposition de l'entreprise qui demande l'aide pendant cinq ans.
  [1 Le ministre détermine les conditions à remplir par la société de patrimoine et l'entreprise qui demande l'aide si les investissements écologiques sont réalisés par une société telle que visée à l'alinéa 2.
   Le ministre détermine les conditions selon lesquelles les investissements écologiques peuvent être réalisés par l'entreprise qui demande l'aide, dans une unité d'établissement d'une autre entreprise, outre le cas visé à l'alinéa 1er. ]1

Modifications

[1] <AGF 2024-07-05/12, art. 1, 002; En vigueur : 01-07-2024>

Onderafdeling 4. - Voorwaarden voor de subsidiabele ecologie-uitgaven

Sous-section 4. - Conditions pour les dépenses écologiques subventionnables

Art.12. De toegekende steun heeft een stimulerend effect.
De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, betekent dat de subsidiabele ecologie-uitgaven op zijn vroegst kunnen starten op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de steunaanvraag wordt ingediend.
De steun, verleend in het kader van dit besluit voor een bepaalde ecologie-uitgave, kan niet gecumuleerd worden met andere steun, ongeacht de bron, de vorm en het doel van de steun voor diezelfde uitgave.

Art.12. L'aide accordée a un effet incitatif.
La condition, visée à l'alinéa 1er, signifie que les dépenses écologiques subventionnables peuvent démarrer au plus tôt le premier jour du mois suivant le mois au cours duquel la demande d'aide est introduite.
L'aide, accordée dans le cadre de cet arrêté pour une certaine dépense écologique, ne peut pas être cumulée à une autre aide, peu importe la source, la forme et l'objectif de l'aide pour cette même dépense.

Art.13. Subsidiabele ecologie-investeringen worden uitgevoerd in het Vlaamse Gewest.
De uitgaven voor een milieustudie hebben betrekking op een subsidiabele ecologie-investering in een vestigingseenheid als vermeld in artikel 7.

Art.13. Les investissements écologiques subventionnables sont réalisés dans la Région flamande.
Les dépenses consacrées à une étude environnementale portent sur un investissement écologique subventionnable dans une unité d'établissement telle que visée à l'article 7.

Art.14. De termijn van vijf jaar, vermeld in artikel 7, eerste lid, van het decreet van 16 maart 2012, gaat in vanaf de beëindiging van de steunbare ecologie-investeringen.

Art.14. Le délai de cinq ans, visé à l'article 7, alinéa 1er, du décret du 16 mars 2012, prend cours à partir de la fin des investissements écologiques subventionnables.

Art.15. De subsidiabele ecologie-uitgaven starten binnen twaalf maanden na de beslissing tot toekenning van de steun en worden beëindigd binnen drie jaar na de beslissing tot toekenning van de steun.
De minister kan de termijnen, vermeld in het eerste lid, op gemotiveerd verzoek en op advies van het Agentschap Innoveren en Ondernemen verlengen.

Art.15. Les dépenses écologiques subventionnables débutent dans les douze mois suivant la décision d'attribution de l'aide et prennent fin dans les trois ans suivant la décision d'attribution de l'aide.
Le ministre peut prolonger les délais visés à l'alinéa 1er, sur demande motivée et sur avis de l'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat.

Afdeling 3. - Steunintensiteit

Section 3. - Intensité de l'aide

Onderafdeling 1. - De subsidiabele ecologie-uitgaven

Sous-section 1re. - Les dépenses écologiques subventionnables

Art.16. De steun wordt berekend als een percentage van de subsidiabele ecologie-uitgaven.
Het maximale steunpercentage voor ecologie-investeringen in energie-infrastructuur, vermeld in artikel 17, eerste lid, 5°, bedraagt 100% van de financieringskloof.
In het tweede lid wordt verstaan onder financieringskloof: de financieringskloof, vermeld in artikel 2, punt 118, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Art.16. L'aide est calculée comme un pourcentage des dépenses écologiques subventionnables.
Le pourcentage d'aide maximal pour les investissements écologiques dans l'infrastructure énergétique, visé à l'article 17, alinéa 1er, 5°, s'élève à 100 % de l'écart de financement.
A l'alinéa 2, on entend par écart de financement : l'écart de financement, visé à l'article 2, point 118, du règlement général d'exemption par catégorie.

Art.17. De ecologie-investeringen voor de volgende punten zijn subsidiabel:
  1° milieubescherming;
  2° decarboniseren van energiedragers: de vervanging van het gebruik van fossiele brandstoffen door het gebruik van groene warmte, groene koude, groene stroom, groene waterstof, blauwe waterstof of restwarmte of -koude. Ook elektrificatie wordt beschouwd als vergroening. Het gebruik van vaste of vloeibare biomassa die niet voldoet aan de duurzaamheidscriteria van RED II komen niet in aanmerking. Het gebruik van groene en blauwe waterstof is enkel subsidiabel voor industriële processen die niet efficiënter te elektrificeren zijn.
  3° opvang en opslag van CO2;
  4° energie-efficiëntiemaatregelen bij productie en in gebouwen;
  5° hernieuwbare energie en elektrificatie;
  6° energie-infrastructuur;
  7° warmtenetten;
  8° walstroominstallaties;
  9° oplaad- en tankinfrastructuur voor emissiearme en emissievrije voertuigen;
  10° zero-emissievoertuigen, emissisiearme voertuigen en ombouw van voertuigen;
  11° grondstoffenefficiëntie, circulair watergebruik en transitie naar een circulaire economie.
  De minister bepaalt de concrete invulling van de subsidiabele ecologie-uitgaven conform hoofdstuk III, deel 7, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Art.17. Les investissements écologiques pour les points suivants sont subventionnables :
  1° protection de l'environnement ;
  2° décarbonisation des vecteurs d'énergie : le remplacement de l'utilisation des combustibles fossiles par l'utilisation de la chaleur et du froid produits à partir de sources renouvelables, de l'électricité verte, de l'hydrogène vert, de l'hydrogène bleu, ou de la chaleur ou du froid résiduel. L'électrification est aussi considérée comme un verdissement. L'utilisation de biomasse solide ou liquide ne répondant pas aux critères de durabilité de RED II n'entre pas en considération. L'utilisation d'hydrogène vert et bleu est uniquement subventionnable pour les processus industriels qui ne peuvent pas être électrifiés plus efficacement.
  3° captage et stockage de CO2 ;
  4° mesures d'efficacité énergétique lors de la production et dans les bâtiments ;
  5° énergie renouvelable et électrification ;
  6° infrastructure énergétique ;
  7° réseaux de chaleur ;
  8° installations de courant de quai ;
  9° infrastructure de recharge et de ravitaillement pour les véhicules à faibles et sans émissions ;
  10° véhicules zéro émission, véhicules à faibles émissions et transformation de véhicules ;
  11° efficacité des matières premières, consommation d'eau circulaire et transition vers une économie circulaire.
  Le ministre définit la concrétisation des dépenses écologiques subventionnables conformément au chapitre III, partie 7, du règlement général d'exemption par catégorie.

Art.18. De volgende ecologie-uitgaven zijn niet subsidiabel:
  1° de ecologie-investeringen die voorheen al zijn geactiveerd en zijn opgenomen in de afschrijvingstabel, en de milieustudies die verworven worden van of verleend worden door:
  a) een onderneming waarin de steunaanvragende onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks participeert;
  b) een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks participeert in de steunaanvragende onderneming;
  c) een verwante patrimoniumvennootschap;
  2° de ecologie-uitgaven die verworven worden van of verleend worden door een natuurlijk persoon die optreedt als bestuurder of die een aandeelhouder is van de steunaanvragende onderneming;
  3° de ecologie-uitgaven die wettelijk verplicht zijn of die uitgevoerd worden om te voldoen aan de voorwaarden en normen in de omgevingsvergunning, en de milieustudies die daarop betrekking hebben.

Art.18. Les dépenses écologiques suivantes ne sont pas subventionnables :
  1° les investissements écologiques qui étaient déjà activés auparavant et qui sont repris dans le tableau d'amortissement, ainsi que les études environnementales obtenues de ou fournies par :
  a) une entreprise à laquelle l'entreprise demandeuse participe directement ou indirectement ;
  b) une entreprise qui participe directement ou indirectement dans l'entreprise demandeuse ;
  c) une société de patrimoine apparentée ;
  2° les dépenses écologiques obtenues de ou accordées par une personne physique qui intervient en tant qu'administrateur ou qui est actionnaire de l'entreprise demandeuse ;
  3° les dépenses écologiques qui sont légalement obligatoires ou qui sont exécutées pour répondre aux conditions et aux normes reprises dans le permis d'environnement, et les études environnementales qui s'y rapportent.

Onderafdeling 2. - De steun

Sous-section 2. - L'aide

Art. 19. De minister bepaalt het steunpercentage op basis van de ecoklasse, de aard van de steunbare ecologie-uitgaven en de grootte van de onderneming op de indieningsdatum van de steunaanvraag binnen de grenzen van de maximale steunpercentages, vermeld in hoofdstuk III, deel 7, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en hieronder samengevat.

Art. 19. Le ministre définit le pourcentage d'aide sur la base de la classe écologique, la nature des dépenses écologiques susceptibles de bénéficier d'une aide et la taille de l'entreprise à la date d'introduction de la demande d'aide dans les limites des pourcentages d'aide maximum, comme visé au chapitre III, partie 7, du règlement général d'exemption par catégorie, et résumé ci-dessous.

	Kmo		Go
Ecoklasse	A	B	A	B
Milieubescherming	50	40	40	30
CO₂-opvang en -opslag	40	30	30	20
energie-efficiëntie	40	30	30	20
hernieuwbare energie/elektrificatie	55	45	45	35
Warmtenetten	55	45	45	35
Walstroom	55	45	45	35
zero-emissie voertuigen of emissie-arm	50	40	30	20
oplaad- en tankinfrastructuur	40	30	20	10
circulaire economie	50	40	40	30
milieustudies	70	/	60	/

Kmo Go Ecoklasse A B A B Milieubescherming 50 40 40 30 CO2-opvang en -opslag 40 30 30 20 energie-efficiëntie 40 30 30 20 hernieuwbare energie/elektrificatie 55 45 45 35 Warmtenetten 55 45 45 35 Walstroom 55 45 45 35 zero-emissie voertuigen of emissie-arm 50 40 30 20 oplaad- en tankinfrastructuur 40 30 20 10 circulaire economie 50 40 40 30 milieustudies 70 / 60 /

	PME		GE
Classe écologique	A	B	A	B
Protection de l'environnement	50	40	40	30
Captage et stockage de CO₂	40	30	30	20
Efficacité énergétique	40	30	30	20
Energie renouvelable/électrification	55	45	45	35
Réseaux de chaleur	55	45	45	35
Courant de quai	55	45	45	35
Véhicules zéro émission ou à faibles émissions	50	40	30	20
Infrastructure de recharge et d'approvisionnement	40	30	20	10
Economie circulaire	50	40	40	30
Etudes environnementales	70	/	60	/

PME GE Classe écologique A B A B Protection de l'environnement 50 40 40 30 Captage et stockage de CO240 30 30 20 Efficacité énergétique 40 30 30 20 Energie renouvelable/électrification 55 45 45 35 Réseaux de chaleur 55 45 45 35 Courant de quai 55 45 45 35 Véhicules zéro émission ou à faibles émissions 50 40 30 20 Infrastructure de recharge et d'approvisionnement 40 30 20 10 Economie circulaire 50 40 40 30 Etudes environnementales 70 / 60 /

Art.20.De onderneming dient een steunaanvraag in via de website van het Agentschap Innoveren en Ondernemen, volgens de aanvraagprocedure toegelicht op deze website.

Art.20.L'entreprise introduit une demande d'aide via le site web de l'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat, selon la procédure de demande indiquée sur ce site web.

Art.21. Het Agentschap Innoveren en Ondernemen onderzoekt of de steunaanvraag voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in het decreet van 16 maart 2012, dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Als de steunaanvraag conform het eerste lid niet ontvankelijk is, brengt het Agentschap Innoveren en Ondernemen de onderneming daarvan schriftelijk op de hoogte.

Art.21. L'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat juge si la demande d'aide répond aux conditions de recevabilité prévues par le décret du 16 mars 2012, le présent arrêté et ses arrêtés d'exécution.
Si la demande d'aide n'est pas recevable conformément à l'alinéa 1er, l'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat en informe l'entreprise par écrit.

Art. 21. Het Agentschap Innoveren en Ondernemen onderzoekt of de steunaanvraag voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in het decreet van 16 maart 2012, dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Als de steunaanvraag conform het eerste lid niet ontvankelijk is, brengt het Agentschap Innoveren en Ondernemen de onderneming daarvan schriftelijk op de hoogte.

Art. 21. L'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat juge si la demande d'aide répond aux conditions de recevabilité prévues par le décret du 16 mars 2012, le présent arrêté et ses arrêtés d'exécution.
Si la demande d'aide n'est pas recevable conformément à l'alinéa 1er, l'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat en informe l'entreprise par écrit.

Art. 22. De steunaanvraag wordt beoordeeld conform de specifieke bepalingen, vermeld in hoofdstuk 2 van dit besluit.

Art. 22. La demande d'aide est évaluée conformément aux dispositions spécifiques visées au chapitre 2 du présent arrêté.

Art.23.De steun wordt aan de onderneming uitbetaald in de volgende drie schijven:

Art.23.L'aide est payée à l'entreprise dans les trois tranches suivantes :

Art. 23. De steun wordt aan de onderneming uitbetaald in de volgende drie schijven:
  1° 30% op voorwaarde dat:
  a) de onderneming de uitbetaling van de schijf aanvraagt;
  b) de onderneming de ecologie-uitgaven voor 30% heeft uitgevoerd;
  2° 30% op voorwaarde dat:
  a) de onderneming de uitbetaling van de schijf aanvraagt;
  b) de onderneming de ecologie-uitgaven voor 60% heeft uitgevoerd;
  3° 40% op voorwaarde dat:
  a) de onderneming de uitbetaling van de schijf aanvraagt;
  b) de onderneming de ecologie-uitgaven volledig heeft uitgevoerd en de subsidiabele ecologie-uitgaven door de onderneming [1 ...]1 in het Vlaamse Gewest geëxploiteerd worden;
  c) de onderneming aan alle voorwaarden voldoet, vermeld in het decreet van 16 maart 2012, dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan.
  In afwijking van het eerste lid kan de minister het aantal betalingsschijven verlagen, het betalingsquotiënt verhogen en de voorwaarden bepalen waaronder de betaling wordt uitgevoerd.

Modifications

[1] <BVR 2025-09-05/11, art. 40, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2025>

Art. 23. L'aide est payée à l'entreprise dans les trois tranches suivantes :
  1° 30 % à condition que :
  a) l'entreprise demande le paiement de la tranche ;
  b) l'entreprise a réalisé 30 % des dépenses écologiques ;
  2° 30 % à condition que :
  a) l'entreprise demande le paiement de la tranche ;
  b) l'entreprise a réalisé 60 % des dépenses écologiques ;
  3° 40 % à condition que :
  a) l'entreprise demande le paiement de la tranche ;
  b) l'entreprise a réalisé l'intégralité des dépenses écologiques et les dépenses écologiques subventionnables sont exploitées par l'entreprise [1 ...]1 en Région flamande ;
  c) l'entreprise répond à toutes les conditions visées au décret du 16 mars 2012, au présent arrêté et à ses arrêtés d'exécution.
  En dérogation à l'alinéa 1er, le ministre peut réduire le nombre de tranches de paiement, augmenter le quotient de paiement et définir les conditions en vertu desquelles le paiement est réalisé.

Modifications

[1] <AGF 2025-09-05/11, art. 40, 003; En vigueur : 01-10-2025>

Art. 24. De steun wordt uitbetaald onder de voorwaarde dat de onderneming zich niet bevindt in een van de rechtstoestanden, vermeld in artikel 6, 1°, of een insolventieprocedure als vermeld in artikel 6, 2°.
Als de onderneming een openstaande [1 en niet in het kader van een gerechtelijke procedure betwiste]1 schuld heeft bij het Agentschap Innoveren en Ondernemen of het Fonds voor Innoveren en Ondernemen, vermeld in artikel 41, § 1, van het decreet van 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002, wordt de uitbetaling opgeschort tot de onderneming het bewijs levert dat het teruggevorderde bedrag is terugbetaald of de procedure tot terugvordering is afgelopen.

Modifications

[1] <BVR 2025-09-05/11, art. 41, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2025>

Art. 24. L'aide est versée à condition que l'entreprise ne se trouve pas dans l'une des situations juridiques visées à l'article 6, 1°, ou dans une procédure d'insolvabilité visée à l'article 6, 2°.
Si l'entreprise présente une dette [1 impayée et non contestée dans le cadre d'une procédure judiciaire]1 auprès de l'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat ou du Fonds pour l'Innovation et l'Entrepreneuriat, comme visé à l'article 41, § 1er, du décret du 21 décembre 2001 contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 2002, le paiement est suspendu jusqu'à ce que l'entreprise fournisse la preuve que le montant réclamé est remboursé ou que la procédure de récupération a pris fin.

Modifications

[1] <AGF 2025-09-05/11, art. 41, 003; En vigueur : 01-10-2025>

Art. 25. Conform artikel 39 van het decreet van 16 maart 2012 worden de aanvragen tot uitbetaling ingediend binnen twaalf maanden na de beëindiging van de maximale termijn, vermeld in artikel 15 van dit besluit.

Art. 25. Conformément à l'article 39 du décret du 16 mars 2012, les demandes de paiement sont déposées dans les douze mois suivant la fin du délai maximal, visé à l'article 15 du présent arrêté.

Art.26. Het Agentschap Innoveren en Ondernemen kan vanaf de indiening van de steunaanvraag op elk moment controleren, op basis van de stukken of ter plaatse, of de voorwaarden, vermeld in het decreet van 16 maart 2012, dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan, worden nageleefd.

Art.26. Dès le dépôt de la demande d'aide, l'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat peut exercer à tout moment sur place ou sur la base de pièces le contrôle du respect des conditions visées dans le décret du 16 mars 2012, le présent arrêté et ses arrêtés d'exécution.

Art. 26. Het Agentschap Innoveren en Ondernemen kan vanaf de indiening van de steunaanvraag op elk moment controleren, op basis van de stukken of ter plaatse, of de voorwaarden, vermeld in het decreet van 16 maart 2012, dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan, worden nageleefd.
  Als uit de controle, vermeld in het eerste lid, blijkt dat de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, niet worden nageleefd, beslist het Agentschap Innoveren en Ondernemen, afhankelijk van het feit of de steun al dan niet is toegekend, tot:
  1° weigering van de steun;
  2° niet-uitbetaling of terugvordering van de toegekende steun.
  Als uit een controle blijkt dat de onderneming een steunaanvraag heeft ingediend op basis van onjuiste verklaringen of foutieve informatie en die niet spontaan heeft gecorrigeerd, komt die onderneming gedurende een periode van vijf jaar, vanaf het moment van de kennisgeving van de voormelde vaststelling, niet in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet van 16 maart 2012, artikel 4, eerste en vijfde lid, van het decreet van 15 juli 2016 houdende toekenning van een hinderpremie aan kleine ondernemingen die ernstige hinder ondervinden van openbare werken in het Vlaamse Gewest, en artikel 41ter, § 2, van het decreet van 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002.

Art. 26. Dès le dépôt de la demande d'aide, l'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat peut exercer à tout moment sur place ou sur la base de pièces le contrôle du respect des conditions visées dans le décret du 16 mars 2012, le présent arrêté et ses arrêtés d'exécution.
  S'il ressort du contrôle visé à l'alinéa 1er que les conditions visées à l'alinéa 1er ne sont pas respectées, l'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat décidera, en fonction de l'attribution ou non de l'aide :
  1° de refuser l'aide ;
  2° de ne pas payer ou de récupérer l'aide accordée.
  S'il ressort d'un contrôle que l'entreprise a introduit une demande d'aide sur la base de déclarations inexactes ou d'informations erronées et qu'elle ne l'a pas corrigée spontanément, cette entreprise n'est pas admissible, pendant une période de cinq ans à compter de la date de notification du constat précité, au bénéfice de l'aide telle que visée à l'article 3, 5°, du décret du 16 mars 2012, à l'article 4, alinéas 1er et 5, du décret du 15 juillet 2016 portant octroi d'une prime de nuisances aux petites entreprises sérieusement incommodées par des travaux publics en Région flamande, et l'article 41ter, § 2, du décret du 21 décembre 2001 contenant diverses mesures d'accompagnement du budget 2002.

Art.27. Met toepassing van en onder behoud van artikel 40 van het decreet van 16 maart 2012, wordt de steun teruggevorderd in de volgende gevallen:

Art.27. En application de et sous réserve de l'article 40 du décret du 16 mars 2012, l'aide est recouvrée dans les cas suivants :

Art. 27. Met toepassing van en onder behoud van artikel 40 van het decreet van 16 maart 2012, wordt de steun teruggevorderd in de volgende gevallen:
  1° faillissement, vereffening, boedelafstand, ontbinding, vrijwillige of gerechtelijke verkoop, sluiting in het kader van een sociaaleconomische herstructureringsoperatie met tewerkstellingsafbouw tot gevolg, als die feiten zich voordoen binnen vijf jaar na de beëindiging van de subsidiabele ecologie-uitgaven;
  2° niet-naleving van de wettelijke informatie- en raadplegingsprocedures bij collectief ontslag binnen vijf jaar na de beëindiging van de subsidiabele ecologie-uitgaven;
  3° niet-naleving van de voorwaarden, vermeld in het decreet van 16 maart 2012, dit besluit of de uitvoeringsbesluiten ervan, binnen een periode van vijf jaar na de beëindiging van de subsidiabele ecologie-uitgaven.

Art. 27. En application de et sous réserve de l'article 40 du décret du 16 mars 2012, l'aide est recouvrée dans les cas suivants :
  1° faillite, liquidation, abandon d'actif, dissolution, vente volontaire ou judiciaire, fermeture dans le cadre d'une opération de restructuration socio-économique avec perte d'emplois, si ces faits se présentent dans les 5 ans après la fin des dépenses écologiques subventionnables ;
  2° non-respect des procédures légales d'information et de consultation en cas de licenciement collectif dans les 5 ans après la fin des dépenses écologiques subventionnables ;
  3° non-respect des conditions visées dans le décret du 16 mars 2012, le présent arrêté ou ses arrêtés d'exécution, dans une période de cinq ans après la fin des dépenses écologiques subventionnables.

Art. 28. Als de steun wordt teruggevorderd, wordt de Europese referentievoet voor terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun toegepast.

Art. 28. Si l'aide est recouvrée, le taux de référence européen pour le recouvrement des aides d'Etat illégalement octroyées est d'application.

HOOFDSTUK 2. - Specifieke bepalingen

CHAPITRE 2. - Dispositions spécifiques

Art.29. Ondernemingen kunnen alleen steun aanvragen voor de ecologie-investeringen op de LTL-lijst, de strategische ecologie-investeringen, de kosten van milieustudies of binnen een thematische subsidieoproep.

Art.29. Les entreprises peuvent uniquement demander de l'aide pour les investissements écologiques figurant sur la liste LTL, les investissements écologiques stratégiques, les coûts des études environnementales ou dans le cadre d'un appel à subvention thématique.

Art. 29. Ondernemingen kunnen alleen steun aanvragen voor de ecologie-investeringen op de LTL-lijst, de strategische ecologie-investeringen, de kosten van milieustudies of binnen een thematische subsidieoproep.
De steun voor de ecologie-investeringen op de LTL-lijst kan niet gecumuleerd worden met de steun voor strategische ecologie-investeringen of een oproep.

Art. 29. Les entreprises peuvent uniquement demander de l'aide pour les investissements écologiques figurant sur la liste LTL, les investissements écologiques stratégiques, les coûts des études environnementales ou dans le cadre d'un appel à subvention thématique.
L'aide pour les investissements écologiques figurant sur la liste LTL ne peut pas être cumulée avec l'aide pour les investissements écologiques stratégiques ou un appel.

Art.30.De ecologie-investeringen zijn subsidiabel als ze op de indieningsdatum van de steunaanvraag voorkomen op de actuele LTL-lijst en als er in alle essentiële investeringscomponenten, vermeld in de LTL-lijst, is geïnvesteerd.

Art.30.Les investissements écologiques sont subventionnables s'ils figurent à la date d'introduction de la demande d'aide sur la liste LTL actuelle et si l'on investit dans tous les composants d'investissement essentiels mentionnés dans la liste LTL.

Art. 30. De ecologie-investeringen zijn subsidiabel als ze op de indieningsdatum van de steunaanvraag voorkomen op de actuele LTL-lijst en als er in alle essentiële investeringscomponenten, vermeld in de LTL-lijst, is geïnvesteerd.
  De minister stelt de LTL-lijst vast en kan die lijst aanpassen op voordracht van het Agentschap Innoveren en Ondernemen na advies van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, opgericht bij het decreet van 23 januari 1991 betreffende de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, conform de methode die de minister bepaalt. De voormelde methode onderzoekt minimaal de kosteneffectiviteit van de technologie.
  Per technologie vermeldt de LTL-lijst al de volgende gegevens:
  1° de technologiecode en de naam van de technologie;
  2° de bondige omschrijving van de technologie;
  3° de essentiële investeringscomponenten;
  4° de extra investeringen;
  5° de ecoklasse en het subsidiepercentage.
  [1 De minister kan beslissen om bepaalde sectorgebonden ecologie-investeringen alleen in aanmerking te laten komen voor steun als de onderneming die investeringen gebruikt voor een activiteit die behoort tot de sector in kwestie.]1

Modifications

[1] <BVR 2024-07-05/12, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>

Art. 30. Les investissements écologiques sont subventionnables s'ils figurent à la date d'introduction de la demande d'aide sur la liste LTL actuelle et si l'on investit dans tous les composants d'investissement essentiels mentionnés dans la liste LTL.
  Le ministre définit la liste LTL et peut l'adapter sur proposition de l'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat après avis de l'Institut flamand pour la Recherche technologique, fondé par le décret du 23 janvier 1991 concernant l'Institut flamand pour la Recherche technologique, conformément à la méthode que le ministre définit. La méthode précitée examine au moins le rapport coût-efficacité de la technologie.
  Par technologie, la liste LTL mentionne toutes les informations suivantes :
  1° le code de la technologie et le nom de la technologie ;
  2° la brève description de la technologie ;
  3° les composants d'investissement essentiels ;
  4° les investissements supplémentaires ;
  5° la classe écologique et le pourcentage de subvention.
  [1 Le ministre peut décider de rendre certains investissements écologiques sectoriels éligibles à l'aide uniquement si l'entreprise utilise ces investissements pour une activité appartenant au secteur en question. ]1

Modifications

[1] <AGF 2024-07-05/12, art. 3, 002; En vigueur : 01-07-2024>

Art. 31. Het totale bedrag aan steun dat een onderneming met toepassing van deze afdeling krijgt, bedraagt maximaal 1 miljoen euro over een periode van drie jaar. De voormelde periode start vanaf de dag van de eerste toegekende steun.
De minister kan het maximale steunbedrag en de periode, vermeld in het eerste lid, respectievelijk verlagen en verlengen.

Art. 31. Le montant total d'aide qu'une entreprise perçoit par l'application de cette section s'élève à maximum un million d'euros sur une période de trois ans. La période citée commence le jour de la première aide attribuée.
Le ministre peut réduire le montant d'aide maximal et prolonger la période visés à l'alinéa 1er.

Art.31/1. [1 De minister bepaalt de modaliteiten van de beoordeling van de steunaanvraag en beslissing tot steuntoekenning ]1

Modifications

[1] <Ingevoegd bij BVR 2024-07-05/12, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>

Art.31/1. [1 Le ministre arrête les modalités de l'évaluation de la demande d'aide et de la décision d'octroi de l'aide. ]1

Modifications

[1] <Inséré par AGF 2024-07-05/12, art. 4, 002; En vigueur : 01-07-2024>

Art.32. De ecologie-investeringen zijn subsidiabel als ze deel uitmaken van een strategisch project.

Art.32. Les investissements écologiques sont subventionnables s'ils font partie d'un projet stratégique.

Art.33. Als het gaat om een project van uitzonderlijk belang voor de ontwikkeling van de regionale economie, kan de Vlaamse Regering binnen de maximale Europese grenzen, afwijkingen toestaan van de voorwaarden, vermeld in dit besluit.
  Het uitzonderlijke belang voor de ontwikkeling van de regionale economie van een project, vermeld in het eerste lid, wordt beoordeeld aan de hand van volgende criteria:
  1° het project heeft een belangrijke impact op de directe tewerkstelling bij de onderneming in het Vlaamse Gewest. Dat is het geval als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
  a) het project leidt bij een kleine of middelgrote onderneming tot een voorziene bijkomende tewerkstelling van minstens vijftig voltijdsequivalenten en bij een grote onderneming als vermeld in artikel 3, 4°, van het decreet van 16 maart 2012, tot een voorziene bijkomende tewerkstelling van minstens honderd voltijdsequivalenten;
  b) het project zorgt voor een duurzame verankering van een vestiging met een belangrijke tewerkstelling en toegevoegde waarde in het Vlaamse Gewest;
  2° het project leidt tot een zeer hoge besparing op broeikasgasuitstoot. Dat is het geval als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
  a) de efficiëntie van het project scoort beter dan 500 euro per ton CO2-equivalent emissiereductie per jaar;
  b) het project leidt in absolute cijfers tot een aanzienlijk lagere broeikasgasuitstoot;
  3° de toekenning van steun leidt tot een verhoogde slaagkans op Europese cofinanciering binnen het project;
  4° het project bestaat uit de oprichting van een eerste vestiging van de onderneming in het Vlaamse Gewest, de installatie van een proeflijn of proeffabriek of er is competitie met een of meer buitenlandse vestigingen binnen de onderneming om het project buiten het Vlaamse Gewest te realiseren. Voor de beoordeling van dit criterium kan het advies van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen", worden opgevraagd;
  5° het project levert een andere concrete meerwaarde op voor de Vlaamse economie.

Art.33. S'il s'agit d'un projet d'intérêt particulier pour le développement de l'économie régionale, le Gouvernement flamand peut autoriser des dérogations aux conditions prévues par le présent arrêté, dans les limites européennes maximales.
  L'intérêt particulier pour le développement de l'économie régionale d'un projet, visé à l'alinéa 1er, est évalué à l'aide des critères suivants :
  1° le projet a un impact important sur l'emploi direct dans l'entreprise en Région flamande. C'est le cas si l'une des conditions suivantes est remplie :
  a) le projet génère dans une petite ou moyenne entreprise un emploi supplémentaire prévu d'au moins cinquante équivalents temps plein et dans une grande entreprise comme mentionné à l'article 3, 4°, du décret du 16 mars 2012, un emploi supplémentaire prévu d'au moins cent équivalents temps plein ;
  b) le projet assure l'ancrage durable d'un établissement avec un emploi important et une valeur ajoutée en Région flamande ;
  2° le projet entraîne une très forte économie au niveau des émissions de gaz à effet de serre. C'est le cas si l'une des conditions suivantes est remplie :
  a) l'efficacité du projet enregistre un meilleur score que 500 euros par tonne de réduction d'émission d'équivalent CO2 par an ;
  b) le projet débouche en chiffres absolus sur des émissions de gaz à effet de serre considérablement inférieures ;
  3° l'octroi de l'aide génère de meilleures chances de cofinancement européen dans le cadre du projet ;
  4° le projet comprend la création d'un premier établissement de l'entreprise en Région flamande, l'installation d'une ligne d'essai ou d'une usine d'essai ou il y a de la concurrence avec un ou plusieurs établissements étrangers dans l'entreprise pour la réalisation du projet en dehors de la Région flamande. Pour l'évaluation de ce critère, l'avis de l'Agence flamande pour l'Entrepreneuriat international, créée par le décret du 7 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée externe de droit public " Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen ", peut être demandé ;
  5° le projet apporte une autre plus-value concrète pour l'économie flamande.

Art. 33. Als het gaat om een project van uitzonderlijk belang voor de ontwikkeling van de regionale economie, kan de Vlaamse Regering binnen de maximale Europese grenzen, afwijkingen toestaan van de voorwaarden, vermeld in dit besluit.
  Het uitzonderlijke belang voor de ontwikkeling van de regionale economie van een project, vermeld in het eerste lid, wordt beoordeeld aan de hand van volgende criteria:
  1° het project heeft een belangrijke impact op de directe tewerkstelling bij de onderneming in het Vlaamse Gewest. Dat is het geval als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
  a) het project leidt bij een kleine of middelgrote onderneming tot een voorziene bijkomende tewerkstelling van minstens vijftig voltijdsequivalenten en bij een grote onderneming als vermeld in artikel 3, 4°, van het decreet van 16 maart 2012, tot een voorziene bijkomende tewerkstelling van minstens honderd voltijdsequivalenten;
  b) het project zorgt voor een duurzame verankering van een vestiging met een belangrijke tewerkstelling en toegevoegde waarde in het Vlaamse Gewest;
  2° het project leidt tot een zeer hoge besparing op broeikasgasuitstoot. Dat is het geval als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
  a) de efficiëntie van het project scoort beter dan 500 euro per ton CO2-equivalent emissiereductie per jaar;
  b) het project leidt in absolute cijfers tot een aanzienlijk lagere broeikasgasuitstoot;
  3° de toekenning van steun leidt tot een verhoogde slaagkans op Europese cofinanciering binnen het project;
  4° het project bestaat uit de oprichting van een eerste vestiging van de onderneming in het Vlaamse Gewest, de installatie van een proeflijn of proeffabriek of er is competitie met een of meer buitenlandse vestigingen binnen de onderneming om het project buiten het Vlaamse Gewest te realiseren. Voor de beoordeling van dit criterium kan het advies van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen", worden opgevraagd;
  5° het project levert een andere concrete meerwaarde op voor de Vlaamse economie.

Art. 33. S'il s'agit d'un projet d'intérêt particulier pour le développement de l'économie régionale, le Gouvernement flamand peut autoriser des dérogations aux conditions prévues par le présent arrêté, dans les limites européennes maximales.
  L'intérêt particulier pour le développement de l'économie régionale d'un projet, visé à l'alinéa 1er, est évalué à l'aide des critères suivants :
  1° le projet a un impact important sur l'emploi direct dans l'entreprise en Région flamande. C'est le cas si l'une des conditions suivantes est remplie :
  a) le projet génère dans une petite ou moyenne entreprise un emploi supplémentaire prévu d'au moins cinquante équivalents temps plein et dans une grande entreprise comme mentionné à l'article 3, 4°, du décret du 16 mars 2012, un emploi supplémentaire prévu d'au moins cent équivalents temps plein ;
  b) le projet assure l'ancrage durable d'un établissement avec un emploi important et une valeur ajoutée en Région flamande ;
  2° le projet entraîne une très forte économie au niveau des émissions de gaz à effet de serre. C'est le cas si l'une des conditions suivantes est remplie :
  a) l'efficacité du projet enregistre un meilleur score que 500 euros par tonne de réduction d'émission d'équivalent CO2 par an ;
  b) le projet débouche en chiffres absolus sur des émissions de gaz à effet de serre considérablement inférieures ;
  3° l'octroi de l'aide génère de meilleures chances de cofinancement européen dans le cadre du projet ;
  4° le projet comprend la création d'un premier établissement de l'entreprise en Région flamande, l'installation d'une ligne d'essai ou d'une usine d'essai ou il y a de la concurrence avec un ou plusieurs établissements étrangers dans l'entreprise pour la réalisation du projet en dehors de la Région flamande. Pour l'évaluation de ce critère, l'avis de l'Agence flamande pour l'Entrepreneuriat international, créée par le décret du 7 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée externe de droit public " Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen ", peut être demandé ;
  5° le projet apporte une autre plus-value concrète pour l'économie flamande.

Art.35. Het totale bedrag aan steun dat een onderneming met toepassing van deze afdeling en afdeling 4 krijgt, bedraagt maximaal vijfhonderdduizend euro over een periode van drie jaar. De voormelde periode start vanaf de dag van de eerste toegekende steun.
In afwijking van het eerste lid geldt geen maximaal steunbedrag voor de steun die toegekend wordt aan een project van uitzonderlijk belang voor de ontwikkeling van de regionale economie, vermeld in artikel 33.
De minister kan het maximale steunbedrag en de periode, vermeld in het eerste lid, respectievelijk verlagen en verlengen.

Art.35. Le montant total d'aide qu'une entreprise perçoit par l'application de cette section et de la section 4 s'élève à maximum 500.000 euros sur une période de trois ans. La période citée commence le jour de la première aide attribuée.
En dérogation à l'alinéa 1er, aucun montant d'aide maximal ne s'applique pour l'aide accordée à un projet d'intérêt exceptionnel pour le développement de l'économie régionale, tel que visé à l'article 33.
Le ministre peut réduire le montant d'aide maximal et prolonger la période visés à l'alinéa 1er.

Art. 35. Het totale bedrag aan steun dat een onderneming met toepassing van deze afdeling en afdeling 4 krijgt, bedraagt maximaal vijfhonderdduizend euro over een periode van drie jaar. De voormelde periode start vanaf de dag van de eerste toegekende steun.
In afwijking van het eerste lid geldt geen maximaal steunbedrag voor de steun die toegekend wordt aan een project van uitzonderlijk belang voor de ontwikkeling van de regionale economie, vermeld in artikel 33.
De minister kan het maximale steunbedrag en de periode, vermeld in het eerste lid, respectievelijk verlagen en verlengen.

Art. 35. Le montant total d'aide qu'une entreprise perçoit par l'application de cette section et de la section 4 s'élève à maximum 500.000 euros sur une période de trois ans. La période citée commence le jour de la première aide attribuée.
En dérogation à l'alinéa 1er, aucun montant d'aide maximal ne s'applique pour l'aide accordée à un projet d'intérêt exceptionnel pour le développement de l'économie régionale, tel que visé à l'article 33.
Le ministre peut réduire le montant d'aide maximal et prolonger la période visés à l'alinéa 1er.

Art.36. De kosten van milieustudies over de subsidiabele strategische ecologie-investeringen, vermeld in artikel 32 en 34, zijn subsidiabel.

Art.36. Les coûts des études environnementales concernant les investissements écologiques stratégiques subventionnables, mentionnés aux articles 32 et 34, sont subventionnables.

Art. 36. De kosten van milieustudies over de subsidiabele strategische ecologie-investeringen, vermeld in artikel 32 en 34, zijn subsidiabel.
De kosten van de milieustudie bedragen minimaal 50.000 euro.
De minister bepaalt de praktische uitwerking van de steun voor de kosten van milieustudies, vermeld in het eerste lid, en kan het bedrag van de minimale kosten, vermeld in het tweede lid, verhogen.

Art. 36. Les coûts des études environnementales concernant les investissements écologiques stratégiques subventionnables, mentionnés aux articles 32 et 34, sont subventionnables.
Les coûts de l'étude environnementale s'élèvent à au moins 50.000 euros.
Le ministre définit la mise en oeuvre pratique de l'aide pour les coûts des études environnementales, visés à l'alinéa 1er, et peut augmenter le montant des coûts minimums, visés à l'alinéa 2.

Art.37.De minister kan beslissen om steun toe te kennen via een oproepprocedure.

Art.37.Le ministre peut décider d'attribuer de l'aide via une procédure d'appel.

Art. 37. De minister kan beslissen om steun toe te kennen via een oproepprocedure.
  De minister bepaalt de volgende modaliteiten van de oproep:
  1° de subsidiabele ecologie-uitgaven, vermeld in artikel 17, eerste en tweede lid, en de concrete invulling ervan;
  2° de budgettaire enveloppe;
  3° de periode van indiening van de subsidieaanvraag;
  4° het subsidiepercentage binnen de maximale grenzen, vermeld in artikel 19, eerste lid;
  5° de investeringsdrempel;
  6° de specifieke voorwaarden conform de delegaties, vermeld in dit besluit.
  [1 De wijze van beoordeling, de beoordelingscriteria en de modaliteiten van de beslissing tot steuntoekenning]1
  Het Agentschap Innoveren en Ondernemen staat in voor de technische uitwerking van de oproep, in overleg met de entiteiten van relevante Vlaamse beleidsdomeinen.
  De minister bepaalt wat er met het resterende saldo van de budgettaire enveloppe gebeurt.

Modifications

[1] <BVR 2024-07-05/12, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>

Art. 37. Le ministre peut décider d'attribuer de l'aide via une procédure d'appel.
  Le ministre détermine les modalités d'appel suivantes :
  1° les dépenses écologiques subventionnables, visées à l'article 17, alinéas 1er et 2, et leur concrétisation ;
  2° l'enveloppe budgétaire ;
  3° la période d'introduction de la demande de subvention ;
  4° le pourcentage de subvention dans les limites maximales, comme mentionné à l'article 19, alinéa 1er ;
  5° le seuil d'investissement ;
  6° les conditions spécifiques conformément aux délégations, comme mentionné dans cet arrêté.
  [1 7° Le mode d'évaluation, les critères d'évaluation et les modalités de la décision d'octroi de l'aide]1
  L'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat est responsable de la concrétisation technique de l'appel, en concertation avec les entités de domaines politiques flamands pertinents.
  Le ministre détermine ce qu'il advient du solde restant de l'enveloppe budgétaire.

Modifications

[1] <AGF 2024-07-05/12, art. 5, 002; En vigueur : 01-07-2024>

Art. 38. Het totale bedrag aan steun dat een onderneming met toepassing van deze afdeling krijgt, bedraagt maximaal 1 miljoen euro over een periode van drie jaar. De voormelde periode start vanaf de dag van de eerste toegekende steun.
De minister kan het maximale steunbedrag en de periode, vermeld in het eerste lid, respectievelijk verlagen en verlengen.

Art. 38. Le montant total d'aide qu'une entreprise perçoit par l'application de cette section s'élève à maximum un million d'euros sur une période de trois ans. La période citée commence le jour de la première aide attribuée.
Le ministre peut réduire le montant d'aide maximal et prolonger la période visés à l'alinéa 1er.

Art.39. In dit artikel wordt verstaan onder terugbetaalbaar voorschot: het terugbetaalbare voorschot, vermeld in artikel 2, punt 21, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Art.39. Dans le présent article, on entend par avance récupérable : l'avance remboursable, visée à l'article 2, point 21 du règlement général d'exemption par catégorie.

Art. 39. In dit artikel wordt verstaan onder terugbetaalbaar voorschot: het terugbetaalbare voorschot, vermeld in artikel 2, punt 21, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
  De steun kan ook toegekend worden in de vorm van een terugbetaalbaar voorschot.
  Als de steun wordt toegekend in de vorm van een terugbetaalbaar voorschot, kunnen de maximale steunintensiteiten, vermeld in dit besluit, worden verhoogd conform de voorwaarden, vermeld in artikel 7, lid 5, van de voormelde verordening. De minister bepaalt die maximale verhoogde steunintensiteit.
  Het terugbetaalbare voorschot wordt toegekend conform de voorwaarden, vermeld in dit besluit, met uitzondering van de voorwaarden voor de procedure, de uitbetaling en de terugvordering, vermeld in de artikelen 20, 21, 22, 23, 24, 25, 27 en 28. De minister bepaalt de voorwaarden voor de procedure, de uitbetaling, de terugvordering en de terugbetaling van het terugbetaalbare voorschot.
  Dit artikel is niet van toepassing op de steun die wordt toegekend voor ecologie-investeringen op de LTL-lijst, als vermeld in artikel 30.

Art. 39. Dans le présent article, on entend par avance récupérable : l'avance remboursable, visée à l'article 2, point 21 du règlement général d'exemption par catégorie.
  L'aide peut également être accordée sous forme d'une avance récupérable.
  Si l'aide est accordée sous forme d'une avance récupérable, les intensités maximales des aides visées au présent arrêté peuvent être majorées conformément aux conditions visées à l'article 7, paragraphe 5, du règlement précité. Le ministre détermine cette intensité maximale majorée des aides.
  L'avance récupérable est accordée conformément aux conditions visées au présent arrêté, à l'exception des conditions relatives à la procédure, au paiement et au recouvrement mentionnées dans les articles 20, 21, 22, 23, 24, 25, 27 et 28. Le ministre arrête les conditions relatives à la procédure, au paiement, au recouvrement et au remboursement de l'avance récupérable.
  Cet article ne s'applique pas à l'aide accordée pour les investissements écologiques figurant sur la liste LTL, comme mentionné à l'article 30.

Art.40. Het Agentschap Innoveren en Ondernemen treedt op als verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7) van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.

Art.40. L'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat est la responsable du traitement, visé à l'article 4, 7), du règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données et abrogeant la directive 95/46/CE.

Art. 40. Het Agentschap Innoveren en Ondernemen treedt op als verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7) van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
In afwijking van het eerste lid treedt de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, opgericht bij het decreet van 23 januari 1991 betreffende de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, op als verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de specifieke taken die haar worden toevertrouwd met toepassing van dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek kan de persoonsgegevens alleen verwerken voor de uitvoering van de voormelde toevertrouwde taken.
Het Agentschap Innoveren en Ondernemen deelt aan de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek de persoonsgegevens mee die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de toevertrouwde taken, vermeld in het tweede lid.

Art. 40. L'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat est la responsable du traitement, visé à l'article 4, 7), du règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données et abrogeant la directive 95/46/CE.
Par dérogation à l'alinéa 1er, l'Institut flamand pour la Recherche technologique, fondé par le décret du 23 janvier 1991 concernant l'Institut flamand pour la Recherche technologique, intervient comme responsable du traitement des données à caractère personnel dans le cadre des tâches spécifiques qui lui sont confiées en application de cet arrêté et de ses arrêtés d'exécution. L'Institut flamand pour la Recherche technologique peut uniquement traiter les données à caractère personnel pour l'exécution des tâches confiées mentionnées.
L'Agence de l'Innovation et de l'Entrepreneuriat communique à l'Institut flamand pour la Recherche technologique les données à caractère personnel nécessaires pour l'exécution des tâches confiées, visées à l'alinéa 2.

Art.42. Alle aanpassingen aan dit besluit door de minister op basis van de delegaties verleend in artikel 17, tweede lid, artikel 19, artikel 31, tweede lid, artikel 35, derde lid, artikel 36, derde lid en artikel 38, tweede lid worden meegedeeld aan de Vlaamse Regering.

Art.42. Toutes les adaptations au présent arrêté par le ministre sur la base des délégations accordées à l'article 17, alinéa 2, article 19, article 31, alinéa 2, article 35, alinéa 3, article 36, alinéa 3 et article 38, alinéa 2 sont communiquées au Gouvernement flamand.

Art.43. De volgende regelingen worden opgeheven:
  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2021;
  2° het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2021;
  3° het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022 tot uitvoering van artikel 44 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, wat betreft de oproep voor de thema's vergroening en verbetering energie-efficiëntie;
  4° het ministerieel besluit van 24 januari 2011 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, het laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 6 september 2023;
  5° het ministerieel besluit van 20 december 2012 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, het laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 14 september 2022;
  6° het ministerieel besluit van 15 maart 2023 tot bepaling van de sectorenlijst voor de oproep, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022 tot uitvoering van artikel 44 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, wat betreft de oproep voor de thema's vergroening en verbetering energie-efficiëntie.

Art.43. Les règlements suivants sont abrogés :
  1° l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 décembre 2010 portant octroi d'aides aux entreprises pour des investissements écologiques réalisés en Région flamande, modifié pour la dernière fois par l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 février 2021 ;
  2° l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 novembre 2012 portant octroi d'aides aux entreprises pour des investissements écologiques stratégiques réalisés en Région flamande, modifié pour la dernière fois par l'arrêté du Gouvernement flamand du 4 juin 2021 ;
  3° l'arrêté du Gouvernement flamand du 2 décembre 2022 portant exécution de l'article 44 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 novembre 2012 portant octroi d'aides aux entreprises pour des investissements écologiques stratégiques en Région flamande, en ce qui concerne l'appel pour les thèmes du verdissement et de l'amélioration de l'efficacité énergétique ;
  4° l'arrêté ministériel du 24 janvier 2011 portant exécution de l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 décembre 2010 portant octroi d'aides aux entreprises pour des investissements écologiques réalisés en Région flamande, modifié pour la dernière fois par l'arrêté ministériel du 6 septembre 2023 ;
  5° l'arrêté ministériel du 20 décembre 2012 portant exécution de l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 novembre 2012 portant octroi d'aides aux entreprises pour des investissements écologiques stratégiques réalisés en Région flamande, modifié pour la dernière fois par l'arrêté ministériel du 14 septembre 2022 ;
  6° l'arrêté ministériel du 15 mars 2023 définissant la liste des secteurs pour l'appel, comme mentionné dans l'arrêté du Gouvernement flamand du 2 décembre 2022 portant exécution de l'article 44 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 novembre 2012 portant octroi d'aides aux entreprises pour des investissements écologiques stratégiques en Région flamande, en ce qui concerne l'appel pour les thèmes du verdissement et de l'amélioration de l'efficacité énergétique.

Art. 43. De volgende regelingen worden opgeheven:
  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2021;
  2° het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2021;
  3° het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022 tot uitvoering van artikel 44 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, wat betreft de oproep voor de thema's vergroening en verbetering energie-efficiëntie;
  4° het ministerieel besluit van 24 januari 2011 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, het laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 6 september 2023;
  5° het ministerieel besluit van 20 december 2012 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, het laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 14 september 2022;
  6° het ministerieel besluit van 15 maart 2023 tot bepaling van de sectorenlijst voor de oproep, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022 tot uitvoering van artikel 44 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, wat betreft de oproep voor de thema's vergroening en verbetering energie-efficiëntie.

Art. 43. Les règlements suivants sont abrogés :
  1° l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 décembre 2010 portant octroi d'aides aux entreprises pour des investissements écologiques réalisés en Région flamande, modifié pour la dernière fois par l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 février 2021 ;
  2° l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 novembre 2012 portant octroi d'aides aux entreprises pour des investissements écologiques stratégiques réalisés en Région flamande, modifié pour la dernière fois par l'arrêté du Gouvernement flamand du 4 juin 2021 ;
  3° l'arrêté du Gouvernement flamand du 2 décembre 2022 portant exécution de l'article 44 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 novembre 2012 portant octroi d'aides aux entreprises pour des investissements écologiques stratégiques en Région flamande, en ce qui concerne l'appel pour les thèmes du verdissement et de l'amélioration de l'efficacité énergétique ;
  4° l'arrêté ministériel du 24 janvier 2011 portant exécution de l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 décembre 2010 portant octroi d'aides aux entreprises pour des investissements écologiques réalisés en Région flamande, modifié pour la dernière fois par l'arrêté ministériel du 6 septembre 2023 ;
  5° l'arrêté ministériel du 20 décembre 2012 portant exécution de l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 novembre 2012 portant octroi d'aides aux entreprises pour des investissements écologiques stratégiques réalisés en Région flamande, modifié pour la dernière fois par l'arrêté ministériel du 14 septembre 2022 ;
  6° l'arrêté ministériel du 15 mars 2023 définissant la liste des secteurs pour l'appel, comme mentionné dans l'arrêté du Gouvernement flamand du 2 décembre 2022 portant exécution de l'article 44 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 novembre 2012 portant octroi d'aides aux entreprises pour des investissements écologiques stratégiques en Région flamande, en ce qui concerne l'appel pour les thèmes du verdissement et de l'amélioration de l'efficacité énergétique.

Art. 44. Op de steunaanvragen die zijn ingediend vóór 1 juli 2024, blijven de besluiten, vermeld in artikel 43, van toepassing, zoals van kracht op 30 juni 2024.

Art. 44. Les arrêtés mentionnés à l'article 43 restent d'application sur les demandes d'aide introduites avant le 1er juillet 2024, tel qu'en vigueur au 30 juin 2024.

Art. 46. De Vlaamse minister, bevoegd voor de economie, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 46. Le ministre flamand qui a l'économie dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.

Art. 46. De Vlaamse minister, bevoegd voor de economie, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 46. Le ministre flamand qui a l'économie dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.

Comparaison NL / FR

Nederlands (NL)

Français (FR)

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications