Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
15 MEI 2024. - Wet houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen II(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-05-2024 en tekstbijwerking tot 30-12-2024)
Titre
15 MAI 2024. - Loi portant dispositions en matière de digitalisation de la justice et dispositions diverses II(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 28-05-2024 et mise à jour au 30-12-2024)
Informations sur le document
Info du document
Table des matières
TITEL 1. - Algemene bepaling TITEL 2. - Bepalingen inzake digitalisering van... HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Gerechtelijk... HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de programmawet ... TITEL 3. - Diverse bepalingen HOOFDSTUK 1. - Wijziging van de wet van 16 maar... HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het oud Burgerli... HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de voorafgaande ti... HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het Wetboek van ... Afdeling 1. Algemene bepalingen Afdeling 2. Het opsporingsonderzoek en het gere... Afdeling 3. Verwijzing naar een ander rechtsgeb... Afdeling 4. Aanhouding en voorlopige hechtenis Afdeling 5. Samenhang HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het Strafwetboek HOOFDSTUK 6. - Wijziging van de besluitwet van ... HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het Gerechtelijk... HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van het bijvoegsel b... HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van de wet van 16 ma... HOOFDSTUK 10. - Wijziging van de wet van 18 feb... HOOFDSTUK 11. - Wijzigingen van de wet van 8 ma... HOOFDSTUK 12. - Wijzigingen van de wet van 19 d... HOOFDSTUK 13. - Wijziging van de basiswet van 1... HOOFDSTUK 14. - Wijzigingen van de wet van 17 m... HOOFDSTUK 15. - Wijziging van de wet van 8 juni... HOOFDSTUK 16. - Wijzigingen van het Wetboek van... HOOFDSTUK 17. - Wijziging van de wet van 15 jul... HOOFDSTUK 18. - Wijziging van de wet van 15 jul... HOOFDSTUK 19. - Wijzigingen van de wet van 10 a... HOOFDSTUK 20. - Wijziging van de wet van 30 jul... HOOFDSTUK 21. - Wijziging van de wet van 23 maa... HOOFDSTUK 22. - Wijzigingen van de wet van 5 me... HOOFDSTUK 23. - Wijzigingen van het Burgerlijk ... HOOFDSTUK 24. - Verdere verwerking van gegevens... HOOFDSTUK 25. - Bepalingen betreffende de verwe... HOOFDSTUK 26. - Wijziging van de wet van 27 maa... TITEL 4. - Opheffingsbepaling TITEL 5. - Overgangsbepalingen TITEL 6. - Inwerkingtreding
Table des matières
TITRE 1er. - Disposition générale TITRE 2. - Dispositions relatives à la digitali... CHAPITRE 1er. - Modifications du Code judiciaire CHAPITRE 2. - Modifications de la loi-programme... TITRE 3. - Dispositions diverses CHAPITRE 1er. - Modification de la loi du 16 ma... CHAPITRE 2. - Modifications de l'ancien Code civil CHAPITRE 3. - Modification du titre préliminair... CHAPITRE 4. - Modifications du Code d'instructi... Section 1re. Dispositions générales Section 2. De l'information et de l'instruction Section 3. Du renvoi à un autre ressort et de l... Section 4. De l'arrestation et de la détention ... Section 5. De la connexité CHAPITRE 5. - Modification du Code pénal CHAPITRE 6. - Modification de l'arrêté-loi du 3... CHAPITRE 7. - Modifications du Code judiciaire CHAPITRE 8. - Modifications de l'annexe au Code... CHAPITRE 9. - Modifications de la loi du 16 mar... CHAPITRE 10. - Modification de la loi du 18 fév... CHAPITRE 11. - Modifications de la loi du 8 mar... CHAPITRE 12. - Modifications de la loi du 19 dé... CHAPITRE 13. - Modification de la loi de princi... CHAPITRE 14. - Modifications de la loi du 17 ma... CHAPITRE 15. - Modification de la loi du 8 juin... CHAPITRE 16. - Modifications du Code de droit é... CHAPITRE 17. - Modification de la loi du 15 jui... CHAPITRE 18. - Modification de la loi du 15 jui... CHAPITRE 19. - Modifications de la loi du 10 av... CHAPITRE 20. - Modification de la loi du 30 jui... CHAPITRE 21. - Modification de la loi du 23 mar... CHAPITRE 22. - Modifications de la loi du 5 mai... CHAPITRE 23. - Modifications du Code civil CHAPITRE 24. - Traitements ultérieurs de donnée... CHAPITRE 25. - Dispositions relatives au traite... CHAPITRE 26. - Modification de la loi du 27 mar... TITRE 4. - Disposition abrogatoire TITRE 5. - Dispositions transitoires TITRE 6. - Entrée en vigueur
Tekst (209)
Texte (209)
TITEL 1. - Algemene bepaling
TITRE 1er. - Disposition générale
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Article 1er. La présente loi règle une matière visée à l'article 74 de la Constitution.
TITEL 2. - Bepalingen inzake digitalisering van justitie
TITRE 2. - Dispositions relatives à la digitalisation de la justice
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
CHAPITRE 1er. - Modifications du Code judiciaire
Art.2. In artikel 32quater/1 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de eerste zin vervangen als volgt:
  "De betekening op elektronische wijze gebeurt op het gerechtelijk elektronisch adres op voorwaarde dat de geadresseerde kennis heeft genomen van die bepaalde betekening en dit via opening van het bericht tot betekening zoals vermeld in paragraaf 2.";
  2° in hetzelfde lid worden de woorden "Bij gebreke aan een gerechtelijk elektronisch adres" vervangen door de woorden "Bij gebreke aan een gerechtelijk elektronisch adres of indien betekening op elektronische wijze aan dit adres onmogelijk is, met name om technische redenen of indien de geadresseerde gebruik heeft gemaakt van een hem bij wet geboden mogelijkheid om niet in te stemmen met de uitwisseling van berichten via het gerechtelijk elektronisch adres";
  3° in dezelfde paragraaf worden de woorden "na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer," telkens opgeheven;
  4° in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  " § 2. Bij de opening van het bericht tot betekening op elektronische wijze of het verlenen van toestemming tot betekening op elektronische wijze door de geadresseerde binnen de vierentwintig uur volgend op de verzending van het voornoemde bericht tot betekening of het verzoek tot toestemming tot betekening op elektronische wijze aan de geadresseerde, laat het in artikel 32quater/2, § 1, eerste lid, bedoelde Centraal register een bericht van bevestiging van betekening toekomen aan de gerechtsdeurwaarder die de akte heeft betekend. De betekening wordt in dat geval geacht te zijn gedaan op de datum van de verzending van het voormelde bericht tot betekening of verzoek tot toestemming.";
  5° in dezelfde paragraaf, tweede lid, worden de woorden "artikel 32quater/3, § 3" vervangen door de woorden "artikel 32quater/3, § 3, eerste lid".
Art.2. A l'article 32quater/1 du Code judiciaire, inséré par la loi du 4 mai 2016, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le paragraphe 1er, alinéa 1er, la première phrase est remplacée par ce qui suit:
  "La signification par voie électronique est faite à l'adresse judiciaire électronique à condition que le destinataire ait pris connaissance de ladite signification et ce, en ouvrant l'avis de signification tel que mentionné au paragraphe 2.";
  2° dans le même alinéa, les mots "A défaut d'adresse judiciaire électronique" sont remplacés par les mots "A défaut d'adresse judiciaire électronique, ou si la signification par voie électronique à cette adresse est impossible, notamment pour des motifs techniques ou si le destinataire a fait usage d'une possibilité qui lui est offerte par la loi de ne pas consentir à l'échange de messages par le biais de l'adresse judiciaire électronique";
  3° dans le même paragraphe, les mots ", après avis de la Commission de la protection de la vie privée" sont chaque fois abrogés;
  4° dans le paragraphe 2, l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit:
  " § 2. Lors de l'ouverture de l'avis de signification par voie électronique ou de l'octroi du consentement à la signification par voie électronique par le destinataire dans les vingt-quatre heures suivant l'envoi de l'avis précité ou de la demande de consentement à la signification par voie électronique au destinataire, le Registre central visé à l'article 32quater/2, § 1er, alinéa 1er, fait parvenir un avis de confirmation de signification à l'huissier de justice ayant signifié l'acte. Dans ce cas, la signification est réputée avoir eu lieu à la date d'envoi de l'avis de signification précité ou de la demande de consentement précitée.";
  5° dans le même paragraphe, alinéa 2, les mots "l'article 32quater/3, § 3" sont remplacés par les mots "l'article 32quater/3, § 3, alinéa 1er".
Art.3. In artikel 32quater/3 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 worden de woorden "overeenkomstig artikel 32quater/1" ingevoegd tussen de woorden "op elektronische wijze" en de woorden "of aan de persoon";
  2° in dezelfde paragraaf worden de woorden "overeenkomstig artikel 33" ingevoegd tussen de woorden "of aan de persoon" en de woorden ", naar keuze van";
  3° in paragraaf 2 wordt het woord "geschiedt" vervangen door het woord "gebeurt";
  4° in dezelfde paragraaf worden de woorden "overeenkomstig artikel 32quater/1" ingevoegd tussen de woorden "op elektronische wijze" en de woorden "of aan de persoon";
  5° in dezelfde paragraaf worden de woorden "overeenkomstig artikel 33" ingevoegd tussen de woorden "of aan de persoon" en de woorden ", naar keuze van";
  6° in paragraaf 3 wordt het woord "geschiedt" vervangen door het woord "gebeurt";
  7° dezelfde paragraaf wordt aangevuld met de woorden "overeenkomstig artikel 33";
  8° dezelfde paragraaf wordt aangevuld met een tweede lid, luidende:
  "Indien bij de betekening geen aanbieding ter ondertekening van de akte mogelijk is middels een elektronisch hulpmiddel dat het visualiseren en ondertekenen ervan toelaat, omwille van technische redenen of overmacht, kan zij vervangen worden door het aanbieden ter ondertekening van een papieren eensluidend verklaard afschrift van de akte. De gerechtsdeurwaarder laadt dit binnen de drie dagen op in het Centraal register bedoeld in artikel 32quater/2, § 1, eerste lid."
Art.3. A l'article 32quater/3 du même Code, inséré par la loi du 4 mai 2016, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le paragraphe 1er, les mots "conformément à l'article 32quater/1" sont insérés entre les mots "par voie électronique" et les mots "ou à personne";
  2° dans le même paragraphe, les mots "conformément à l'article 33" sont insérés entre les mots "ou à personne" et les mots ", au choix de";
  3° dans le texte néerlandais du paragraphe 2, le mot "geschiedt" est remplacé par le mot "gebeurt";
  4° dans le même paragraphe, les mots "conformément à l'article 32quater/1" sont insérés entre les mots "par voie électronique" et les mots "ou à personne";
  5° dans le même paragraphe, les mots "conformément à l'article 33" sont insérés entre les mots "ou à personne" et les mots ", au choix de";
  6° dans le texte néerlandais du paragraphe 3, le mot "geschiedt" est remplacé par le mot "gebeurt";
  7° le même paragraphe est complété par les mots "conformément à l'article 33";
  8° le même paragraphe est complété par un alinéa 2, rédigé comme suit:
  "Si, lors de la signification, la présentation à la signature de l'acte moyennant un outil électronique permettant sa visualisation et sa signature, s'avère impossible pour des raisons techniques ou de force majeure, elle peut être remplacée par une présentation à la signature d'une copie certifiée conforme de l'acte sur papier. L'huissier de justice la télécharge endéans les trois jours dans le Registre central visé à l'article 32quater/2, § 1er, alinéa 1er."
Art.4. Artikel 33, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met de woorden "en de akte ter ondertekening aangeboden wordt middels een elektronisch hulpmiddel dat het visualiseren en ondertekenen ervan toelaat.".
Art.4. L'article 33, alinéa 1er, du même Code est complété par les mots "et l'acte est présenté à la signature moyennant un outil électronique permettant sa visualisation et sa signature.".
Art.5. In artikel 34 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "en de akte middels een elektronisch hulpmiddel dat het visualiseren en ondertekenen ervan toelaat ter ondertekening aangeboden wordt" ingevoegd tussen de woorden "ter hand gesteld" en de woorden "aan het orgaan".
Art.5. Dans l'article 34 du même Code, les mots "et l'acte est présenté à la signature, moyennant un outil électronique permettant sa visualisation et sa signature," sont insérés entre le mot "remise" et les mots "à l'organe".
Art.6. In artikel 35, tweede lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "en de akte middels een elektronisch hulpmiddel dat het visualiseren en ondertekenen ervan toelaat ter ondertekening aangeboden" ingevoegd tussen de woorden "ter hand gesteld" en de woorden "aan een bloedverwante".
Art.6. Dans l'article 35, alinéa 2, du même Code, les mots "et l'acte est présenté à la signature, moyennant un outil électronique permettant sa visualisation et sa signature," sont insérés entre le mot "remise" et les mots "à un parent".
Art.7. In artikel 39, derde lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "en de akte middels een elektronisch hulpmiddel dat het visualiseren en ondertekenen ervan toelaat ter ondertekening aangeboden" ingevoegd tussen de woorden "ter hand gesteld" en de woorden "aan de lasthebber persoonlijk".
Art.7. Dans l'article 39, alinéa 3, du même Code, les mots "et l'acte est présenté à la signature, moyennant un outil électronique permettant sa visualisation et sa signature," sont insérés entre les mots "remise" et les mots "au domicile".
Art.8. In artikel 182 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 26 december 2022, wordt een paragraaf 3/1 ingevoegd, luidende:
  " § 3/1. De persoonsgegevens van de kiezers en van de kandidaten die door het College worden ingewonnen in de loop van de verkiezingsprocedure van de leden, worden door het College bewaard voor de duur van het mandaat.
  Het College staat in voor de inrichting en het beheer van de werking van de lijst van kiezers en kandidaten. Hij staat in voor de controle op de werking en het gebruik van deze lijst. Het College wordt met betrekking tot de lijst beschouwd als de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene Verordening Gegevensbescherming).
  De Koning bepaalt de gegevens die in de lijst zijn opgenomen.
  De lijst en de daarin opgenomen gegevens kunnen, onder toezicht van de beheerder en voor zover noodzakelijk voor het vervullen van hun respectievelijke wettelijke opdrachten, uitsluitend worden geraadpleegd door het College en de steundienst bij het College."
Art.8. Dans l'article 182 du même Code, remplacé par la loi du 26 décembre 2022, un paragraphe 3/1 est inséré rédigé comme suit:
  " § 3/1. Les données à caractère personnel des électeurs et des candidats recueillies par le Collège au cours de la procédure d'élection des membres sont conservées par le Collège pendant la durée du mandat.
  Le Collège met en place et gère le fonctionnement de la liste des électeurs et des candidats. Il assure le contrôle du fonctionnement et l'utilisation de cette liste. Le Collège est considéré, pour ce qui concerne la liste, comme le responsable du traitement, au sens de l'article 4, 7), du règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE (Règlement général sur la protection des données).
  Le Roi détermine les données qui figurent dans la liste.
  La liste et les données qui y figurent peuvent, sous le contrôle du gestionnaire et pour autant que cela est nécessaire pour l'accomplissement de leurs missions légales respectives, être consultées exclusivement par le Collège et le service d'appui près du Collège."
Art.9. In artikel 184 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 18 februari 2014 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 2, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zin:
  "De persoonsgegevens van de kiezers en van de kandidaten die door het College worden ingewonnen in de loop van de verkiezingsprocedure van de leden worden door het College bewaard voor de duur van het mandaat.";
  2° paragraaf 2, achtste lid, wordt aangevuld met de volgende zin:
  "De persoonsgegevens van de opvolgers worden door het College bewaard voor een termijn van drie jaar.";
  3° er wordt een paragraaf 3 ingevoegd, luidende:
  " § 3. Het College staat in voor de inrichting en het beheer van de werking van de lijst van kiezers en kandidaten. Hij staat in voor de controle op de werking en het gebruik van deze lijst. Het College wordt met betrekking tot de lijst beschouwd als de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene Verordening Gegevensbescherming).
  De Koning bepaalt de gegevens die in de lijst zijn opgenomen.
  De lijst en de daarin opgenomen gegevens kunnen, onder toezicht van de beheerder en voor zover noodzakelijk voor het vervullen van hun respectievelijke wettelijke opdrachten, uitsluitend worden geraadpleegd door het College en de steundienst bij het College."
Art.9. CA l'article 184 du même Code, rétabli par la loi du 18 février 2014 et modifié en dernier lieu par la loi du 26 décembre 2022, les modifications suivantes sont apportées:
  1° le paragraphe 2, alinéa 1er, est complété par la phrase suivante:
  "Les données à caractère personnel des électeurs et des candidats recueillies par le Collège au cours de la procédure d'élection des membres sont conservées par le Collège pendant la durée du mandat.";
  2° le paragraphe 2, alinéa 8, est complété par la phrase suivante:
  "Les données à caractère personnel des électeurs et des candidats recueillies au cours de la procédure d'élection des membres sont conservées par le Collège pendant une période de trois ans.";
  3° un paragraphe 3 est inséré rédigé comme suit:
  " § 3. Le Collège met en place et gère le fonctionnement de la liste des électeurs et candidats. Il assure le contrôle du fonctionnement et l'utilisation de cette liste. Le Collège est considéré, pour ce qui concerne la liste, comme le responsable du traitement, au sens de l'article 4, 7), du règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE (Règlement général sur la protection des données).
  Le Roi détermine les données qui figurent dans la liste.
  La liste et les données qui y figurent peuvent, sous le contrôle du gestionnaire et pour autant que cela est nécessaire pour l'accomplissement de leurs missions légales respectives, être consultées exclusivement par le Collège et le service d'appui près du Collège."
Art.10. In artikel 446quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 december 2013 en gewijzigd bij de wet van 25 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de bestaande tekst van paragraaf 5, eerste lid, zal paragraaf 7 vormen;
  2° paragraaf 5 wordt aangevuld met vier leden, luidende:
  "De Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone analyseren, op automatische geïnformatiseerde wijze, de transacties op de derdenrekeningen en rubriekrekeningen bedoeld in paragraaf 2, met uitzondering van de rekeningen die beheerd worden in het kader van een gerechtelijk mandaat, teneinde verdachte en onrechtmatige transacties op te sporen en te documenteren, de processen ter opsporing van dergelijke transacties te optimaliseren, en, in voorkomend geval, alle gegevens ter identificatie van verdachte en onrechtmatige transacties door te geven aan de stafhouder van de Orde waarbij de houder van de rekening is ingeschreven.
  Daartoe ontvangen de Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone, als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken, van de vergunde instellingen bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, voor de in het eerste lid bedoelde rekeningen de gegevens met betrekking tot de transacties die in het bezit zijn van de financiële instelling, zoals het type transactie, het bedrag, de munteenheid, de uitvoeringsdatum van de transactie, alsook de naam en het adres van de rekeninghouder, van de opdrachtgever en van de begunstigde, het rekeningnummer van de opdrachtgever en van de begunstigde en de vrije of gestructureerde mededeling.
  De identificatiegegevens van de houder van de rekening, van de opdrachtgever en van de begunstigde van de transactie worden bewaard gedurende tien jaar te rekenen vanaf de datum van de transactie. In geval van een gerechtelijk onderzoek of gerechtelijke procedure dan wel een tuchtonderzoek of tuchtprocedure worden deze gegevens bewaard tot op het moment dat alle rechtsmiddelen tegen de beslissingen die hieruit voortkomen, zijn uitgeput.
  Eenieder die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in het derde lid bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, nemen het vertrouwelijk karakter ervan in acht en houden ze geheim. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hen van toepassing."
Art.10. A l'article 446quater du même Code, inséré par la loi du 21 décembre 2013 et modifié par la loi du 25 décembre 2016, les modifications suivantes sont apportées:
  1° le texte actuel du paragraphe 5, alinéa 1er, devient le paragraphe 7;
  2° le paragraphe 5 est complété par quatre alinéas rédigés comme suit:
  "L'Ordre des barreaux francophones et germanophone et l'Orde van Vlaamse balies analysent de manière informatique automatisée les transactions sur les comptes de tiers et les comptes rubriqués visés au paragraphe 2, à l'exception des comptes gérés dans le cadre d'un mandat judiciaire, afin de détecter les transactions suspectes et illicites, de les documenter, d'optimiser les processus de détection de ces transactions et, le cas échéant, de communiquer au bâtonnier de l'Ordre auquel est inscrit le titulaire du compte toutes les données d'identification des transactions suspectes et illicites.
  A cette fin, l'Ordre des barreaux francophones et germanophone et l'Orde van Vlaamse balies, en tant que responsables conjoints du traitement, reçoivent des institutions agréées visées au paragraphe 3, alinéa 1er, les données pour les comptes visés à l'alinéa 1er concernant les transactions détenus par l'institution financière, telles que le type de transaction, le montant, l'unité monétaire, la date d'exécution de la transaction ainsi que le nom et l'adresse du titulaire du compte, du donneur d'ordre et du bénéficiaire, le numéro de compte du donneur d'ordre et du bénéficiaire et la communication libre ou structurée.
  Les données d'identification concernant le titulaire du compte, le donneur d'ordre et le bénéficiaire de la transaction sont conservées durant dix ans à compter de la date de la transaction. Dans le cas d'une instruction ou d'une procédure judiciaire ou dans le cas d'une enquête disciplinaire ou d'une procédure disciplinaire, ces données sont conservées jusqu'au moment où tous les recours contre les décisions qui en découlent sont épuisés.
  Toute personne participant, à quelque titre que ce soit, à la collecte, au traitement ou à la communication des données visées à l'alinéa 3, ou ayant connaissance de ces données en respecte le caractère confidentiel et les garde secrètes. L'article 458 du Code pénal leur est applicable."
Art.11. In artikel 509, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin:
  "Elke akte wordt in gedematerialiseerde vorm opgemaakt en ondertekend overeenkomstig artikel 8.15, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek. De Koning kan de nadere regels daarvan bepalen.";
  2° tussen het tweede en derde lid worden drie leden ingevoegd, luidende:
  "Indien het om technische redenen of omwille van overmacht onmogelijk is de akte overeenkomstig het tweede lid in gedematerialiseerde vorm op te maken, kan zij worden opgemaakt in niet-gedematerialiseerde vorm.
  De akte bedoeld in het tweede lid, tweede zin, wordt opgenomen in het Centraal register bedoeld in artikel 32quater/2, § 1, eerste lid, van zodra zij is ondertekend. Van zodra de onmogelijkheid bedoeld in het derde lid ophoudt te bestaan, wordt de akte bedoeld in hetzelfde lid gedematerialiseerd overeenkomstig de door de Koning bepaalde nadere regels en vervolgens opgenomen in hetzelfde Centraal register.
  In geval het aanbieden of ontvangen van een akte in gedematerialiseerde vorm om technische redenen of omwille van overmacht onmogelijk is, kan een door de gerechtsdeurwaarder eensluidend verklaard afschrift van de akte aangeboden of ontvangen worden."
Art.11. A l'article 509, § 1er, du même Code, remplacé par la loi du 7 janvier 2014 et modifié en dernier lieu par la loi du 26 décembre 2022, les modifications suivantes sont apportées:
  1° l'alinéa 2 est complété par la phrase suivante:
  "Chaque acte est établi sous forme dématérialisée et signé conformément à l'article 8.15, alinéa 3, du Code civil. Le Roi peut en déterminer les modalités.";
  2° trois alinéas rédigés comme suit sont insérés entre les alinéas 2 et 3:
  "S'il est, pour des raisons techniques ou de force majeure, impossible d'établir l'acte sous forme dématérialisée conformément à l'alinéa 2, il peut être établi sous forme non dématérialisée.
  L'acte visé à l'alinéa 2, deuxième phrase, est enregistré dans le Registre central visé à l'article 32quater/2, § 1er, alinéa 1er, dès qu'il est signé. Dès que l'impossibilité visée à l'alinéa 3 cesse d'exister, l'acte visé dans le même alinéa est dématérialisé selon les modalités déterminées par le Roi et est ensuite enregistré dans le même Registre central.
  En cas d'impossibilité de présenter ou de recevoir un acte sous forme dématérialisée pour des raisons techniques ou pour des raisons de force majeure, une copie de l'acte certifiée conforme par l'huissier de justice peut être présentée ou reçue."
Art.12. In artikel 515, § 5, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 en gewijzigd bij de wet van 26 december 2022, worden de woorden "artikel 509, § 1, derde lid" vervangen door de woorden "artikel 509, § 1, zesde lid".
Art.12. Dans l'article 515, § 5, alinéa 2, du même Code, remplacé par la loi du 7 janvier 2014 et modifié par la loi du 26 décembre 2022, les mots "l'article 509, § 1er, alinéa 3" sont remplacés par les mots "l'article 509, § 1er, alinéa 6".
Art.13. In artikel 555 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 december 2023, worden de woorden "509, § 1, derde lid" telkens vervangen door de woorden "509, § 1, zesde lid".
Art.13. Dans l'article 555 du même Code, remplacé par la loi du 7 janvier 2014 et modifié en dernier lieu par la loi du 19 décembre 2023, les mots "509, § 1er, alinéa 3" sont chaque fois remplacés par les mots "509, § 1er, alinéa 6".
Art.14. In artikel 555/1, § 1, eerste lid, 5°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 mei 2024 houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen II, worden de woorden "artikel 509, § 1, derde lid "vervangen door de woorden "artikel 509, § 1, zesde lid".
Art.14. Dans l'article 555/1, § 1er, alinéa 1er, 5°, du même Code, remplacé par la loi du 7 janvier 2014 et modifié en dernier lieu par la loi du 15 mai 2024 portant dispositions en matière de digitalisation de la justice et dispositions diverses II, les mots "l'article 509, § 1er, alinéa 3" sont remplacés par les mots "l'article 509, § 1er, alinéa 6".
Art.15. In artikel 721 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het derde lid worden de woorden "Bij het dossier wordt een inventaris van de stukken gevoegd" vervangen door de woorden "Voor elk dossier wordt een inventaris van de stukken opgemaakt";
  2° het artikel, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met de paragrafen 2 tot 6, luidende:
  " § 2. Een procedurestuk kan opgemaakt worden in gedematerialiseerde en in materiële vorm.
  § 3. Onder voorbehoud van artikel 782 wordt een procedurestuk dat in gedematerialiseerde vorm wordt opgemaakt en waarvan de wet de ondertekening vereist, ondertekend met een gekwalificeerde elektronische handtekening in de zin van artikel 3.12 van de Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG.
  Voor een procedurestuk dat in gedematerialiseerde vorm wordt opgemaakt en waarvan de wet de ondertekening niet vereist, volstaat een geavanceerde elektronische handtekening in de zin van artikel 3.11 van de Verordening bedoeld in het eerste lid, of een geavanceerd elektronisch zegel in de zin van artikel 3.26 van die Verordening.
  De elektronische ondertekening van een procedurestuk door een lid van de rechterlijke orde, opgenomen in de in artikel 315ter, § 1, eerste lid, bedoelde elektronische lijst, verzekert de hoedanigheid waarin de ondertekenaar ondertekent.
  § 4. Het digitaal dossier van de rechtspleging kan zowel bestaan uit stukken opgemaakt in gedematerialiseerde vorm, als uit stukken opgemaakt in materiële vorm die worden gedematerialiseerd.
  Voor de door de rechterlijke orde in materiële vorm opgemaakte stukken die gedematerialiseerd worden of voor de in materiële vorm opgemaakte stukken van externe bronnen die na neerlegging gedematerialiseerd worden en toegevoegd worden aan het digitaal dossier, verklaren de griffier of de parketsecretaris het gedematerialiseerde stuk eensluidend aan het materiële stuk via een elektronisch zegel als bedoeld in paragraaf 3, tweede lid, of een elektronische handtekening als bedoeld in paragraaf 3, eerste lid.
  § 5. De Koning bepaalt de veiligheidsmaatregelen en de minimale technische normen waaraan de informaticasystemen die tot doel hebben de in paragraaf 3 bedoelde handelingen en verwerkingen te verrichten, moeten voldoen.
  De Koning kan de wijze bepalen waarop de gekwalificeerde elektronische handtekening wordt gevisualiseerd.
  § 6. Het deel van het dossier van de rechtspleging in materiële vorm dat overeenkomstig paragraaf 4, tweede lid, is gedematerialiseerd en is opgenomen in het digitaal dossier in het Centraal register bedoeld in artikel 725bis/1, § 1, verliest zijn authentiek karakter. De griffier vermeldt in de inventaris van het dossier voor elk stuk van dit deel waar het wordt bewaard in het Centraal register.
  Stukken uit het deel bedoeld in het eerste lid kunnen uit het dossier van de rechtspleging in materiële vorm worden verwijderd door de griffier. Hij maakt hiervan melding in de inventaris van het dossier."
Art.15. A l'article 721 du même Code, modifié en dernier lieu par la loi du 25 avril 2014, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans l'alinéa 3, les mots "est annexé au dossier" sont remplacés par les mots "est créé pour chaque dossier";
  2° l'article, dont le texte actuel formera le paragraphe 1er, est complété par les paragraphes 2 à 6, rédigés comme suit:
  " § 2. Une pièce de procédure peut être établie sous forme dématérialisée et sous forme matérielle.
  § 3. Sous réserve de l'article 782, une pièce de procédure qui est créée sous forme dématérialisée et dont la loi exige la signature, est signée en apposant une signature électronique qualifiée au sens de l'article 3.12 du règlement (UE) n° 910/2014 du Parlement européen et du Conseil du 23 juillet 2014 sur l'identification électronique et les services de confiance pour les transactions électroniques au sein du marché intérieur et abrogeant la directive 1999/93/CE.
  Pour une pièce de procédure établie sous forme dématérialisée et dont la loi n'exige pas la signature, une signature électronique avancée au sens de l'article 3.11 du règlement visé à l'alinéa 1er, ou un cachet électronique avancé au sens de l'article 3.26 de ce règlement est suffisant.
  La signature électronique d'une pièce de procédure par un membre de l'ordre judiciaire figurant sur la liste électronique visée à l'article 315ter, § 1er, alinéa 1er, garantit la qualité en laquelle le signataire signe.
  § 4. Le dossier de la procédure numérique peut être composé à la fois des pièces établies sous forme dématérialisée et des pièces établies sous forme matérielle qui sont dématérialisées.
  Pour les pièces matériellement établies par l'ordre judiciaire qui sont dématérialisées ou pour les pièces établies sous forme matérielle de sources externes qui sont dématérialisées et ajoutées au dossier numérique après leur dépôt, le greffier ou le secrétaire de parquet certifient la conformité du document dématérialisé au document matériel au moyen d'un cachet électronique tel que visé au paragraphe 3, alinéa 2, ou d'une signature électronique telle que visée au paragraphe 3, alinéa 1er.
  § 5. Le Roi détermine les mesures de sécurité et les normes techniques minimales auxquelles doivent répondre les systèmes informatiques destinés à effectuer les opérations et traitements visés au paragraphe 3.
  Le Roi peut déterminer la manière dont la signature électronique qualifiée est visualisée.
  § 6. La partie du dossier de la procédure sous forme matérielle qui est, conformément au paragraphe 4, alinéa 2, dématérialisée et enregistrée dans le dossier numérique dans le Registre central visé à l'article 725bis/1, § 1er, perd son caractère authentique. Le greffier mentionne dans l'inventaire du dossier pour chaque pièce de cette partie où elle est conservée dans le Registre central.
  Des pièces de la partie visée à l'alinéa 1er peuvent être supprimées du dossier de la procédure sous forme matérielle par le greffier. Il en fait mention dans l'inventaire du dossier."
Art.16. Artikel 722 van het hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 722. Ingeval het dossier of een deel ervan aan een andere rechter moet worden voorgelegd, wordt het dossier of het deel ervan door de griffier meegedeeld of wordt het beheer ervan door hem overgedragen aan de griffier van de rechter voor wie de zaak aanhangig wordt gemaakt. Ingeval het dossier is opgenomen in een dossier als bedoeld in artikel 725bis, wordt het samen met dit laatste dossier meegedeeld, of wordt het beheer van beide dossiers samen overgedragen.
  Is er een beslissing gewezen, dan wordt een afschrift daarvan gevoegd bij het dossier dat moet worden meegedeeld of waarvan het beheer moet worden overgedragen."
Art.16. L'article 722 du même Code, modifié par la loi du 30 juillet 2013, est remplacé par ce qui suit:
  "Art. 722. Dans tous les cas où le dossier ou une partie de celui-ci doit être communiqué d'un juge à un autre, sa communication ou le transfert de sa gestion est faite par les soins du greffier au greffier du juge saisi. Si le dossier est intégré dans un dossier visé à l'article 725bis, il est communiqué conjointement avec ce dernier dossier, ou la gestion des deux dossiers est transféré ensemble.
  Lorsqu'une décision a été rendue, sa copie est jointe au dossier à communiquer ou dont la gestion doit être transféré."
Art.17. In artikel 723 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 3 mei 1990 en gewijzigd bij de wet van 18 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
  " § 1. Indien tegen de gewezen beslissing een rechtsmiddel bij een hogere rechtsmacht wordt ingesteld, verzoekt de griffier van deze rechtsmacht, binnen vijf dagen na de inschrijving van de zaak op de rol, de griffier die het dossier van de rechtspleging beheert, hem dit binnen vijf dagen na ontvangst van het verzoek mee te delen of hem het beheer ervan over te dragen. De Koning bepaalt op welke wijze het dossier wordt meegedeeld of het beheer ervan wordt overgedragen.";
  2° in de Franse tekst van paragraaf 2 wordt het woord "dénoncé" vervangen door het woord "notifié";
  3° in de Franse tekst van dezelfde paragraaf wordt het woord "dénonciation" vervangen door het woord "notification";
  4° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
  " § 3. Van het bij verzoekschrift ingestelde rechtsmiddel bij een hogere rechtsmacht wordt samen met het in paragraaf 1 bedoelde verzoek tot mededeling of overdracht een afschrift meegedeeld aan de griffier die het dossier van de rechtspleging in eerste aanleg beheerde. De griffier maakt op de kant van de beslissing melding van het ingestelde rechtsmiddel."
Art.17. A l'article 723 du même Code, remplacé par la loi du 3 mai 1990 et modifié par la loi du 18 juin 2018, les modifications suivantes sont apportées:
  1° le paragraphe 1er est remplacé par ce qui suit:
  " § 1er. Si la décision rendue fait l'objet d'un recours auprès d'une juridiction supérieure, le greffier de la juridiction saisie demande, dans les cinq jours de l'inscription de la cause au rôle, au greffier qui le gère de lui communiquer le dossier de la procédure ou de lui en transférer la gestion. La communication ou le transfert de la gestion est effectué dans les cinq jours de la réception de la demande. Le Roi règle le mode de communication du dossier ou du transfert de sa gestion.";
  2° dans le paragraphe 2, le mot "dénoncé" est remplacé par le mot "notifié";
  3° dans le même paragraphe, le mot "dénonciation" est remplacé par le mot "notification";
  4° le paragraphe 3 est remplacé par ce qui suit:
  " § 3. Une copie du recours formé par requête devant une juridiction supérieure est communiquée, conjointement avec la demande de communication ou de transfert visé au paragraphe 1er, au greffier qui gérait le dossier de la procédure en première instance. Le greffier fait mention du recours en marge de la décision."
Art.18. In artikel 724, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt het woord "teruggezonden" vervangen door de woorden "terug meegedeeld of wordt het beheer ervan terug overgedragen".
Art.18. Dans l'article 724, alinéa 1er, du même Code, le mot "renvoyé" est remplacé par les mots "à nouveau communiqué ou sa gestion est à nouveau transférée".
Art.19. In artikel 725, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "onder zich heeft" vervangen door het woord "beheert".
Art.19. Dans l'article 725, alinéa 1er, du même Code, le mot "détient" est remplacé par le mot "gère".
Art.20. In artikel 725bis, § 2, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2013, worden de woorden "meegedeeld of wordt het beheer ervan onverwijld" ingevoegd tussen de woorden "familiedossier onverwijld" en het woord "overgedragen".
Art.20. Dans l'article 725bis, § 2, alinéa 4, du même Code, inséré par la loi du 30 juillet 2013, le mot "transféré" est remplacé par les mots "communiqué sans délai ou sa gestion est transférée".
Art.21. In het vierde deel, boek II, eerste titel, van hetzelfde Wetboek wordt tussen hoofdstuk IV en hoofdstuk IVbis een hoofdstuk IV/1 ingevoegd, met als opschrift "Centraal register van dossiers van de rechtspleging".
Art.21. Dans la quatrième partie, livre II, titre premier, du même Code, il est inséré, entre le chapitre IV et le chapitre IVbis, un chapitre IV/1, intitulé "Registre central des dossiers de la procédure".
Art.22. In hoofdstuk IV/1 van deel IV, boek II, eerste titel, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 21, wordt een artikel 725bis/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 725bis/1. § 1. Bij de Federale Overheidsdienst Justitie wordt een "Centraal register van dossiers van de rechtspleging" opgericht, hierna "Centraal register" genoemd.
  Het Centraal register is een geïnformatiseerde gegevensbank met als doelen:
  1° het gecentraliseerd opnemen en bewaren in gedematerialiseerde vorm van de dossiers van de rechtspleging teneinde de uitoefening van de wettelijke opdrachten van de rechterlijke orde te vergemakkelijken;
  2° te fungeren als authentieke bron, bedoeld in artikel 2, eerste lid, 6°, van de wet van 15 augustus 2012 houdende oprichting en organisatie van een federale dienstenintegrator, van de dossiers van de rechtspleging die er geheel in zijn opgenomen, en van de dossiers van de rechtspleging die er gedeeltelijk in zijn opgenomen, voor dat gedeelte;
  3° de raadpleging via elektronische weg van de in het Centraal register opgenomen gegevens toe te laten door de personen en actoren die deze met toepassing van paragraaf 5, eerste lid, mogen raadplegen;
  4° de verwerking van de in het Centraal register opgenomen gegevens voor het verbeteren van de kwaliteit van die gegevens;
  5° de verwerking van de in het Centraal register opgenomen gegevens voor het optimaliseren van de organisatie van de rechterlijke orde, om een efficiënter beheer, een betere beleidsondersteuning, een betere impactanalyse van wetswijzigingen en een betere toewijzing van de menselijke en logistieke middelen binnen de rechterlijke orde mogelijk te maken;
  6° de verwerking van de in het Centraal register opgenomen gegevens voor de ontwikkeling van informaticasystemen voor de ondersteuning van de leden van de rechterlijke orde, opgenomen in de in artikel 315ter, § 1, eerste lid, bedoelde elektronische lijst, bij de uitoefening van hun wettelijke opdrachten;
  7° de verwerking van een geheel van of van individuele in het Centraal register opgenomen gegevens, voor historische of wetenschappelijke doeleinden;
  8° de verwerking van gespecifieerde individuele in het Centraal register opgenomen gegevens, voor journalistieke doeleinden;
  9° de verwerking voor statistische doeleinden, binnen de grenzen bepaald bij titel 4 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, van de in het Centraal register opgenomen gegevens.
  § 2. In het Centraal register worden de volgende gegevens opgenomen:
  1° het overeenkomstig artikel 721 in gedematerialiseerde vorm aangelegde dossier van de rechtspleging;
  2° het overeenkomstig de wet gedematerialiseerde dossier van de rechtspleging dat aanvankelijk in materiële vorm werd aangelegd;
  3° de metagegevens noodzakelijk voor het bereiken van de doelen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, te weten:
  a) de gegevens van het gerecht dat en de personen die het dossier van de rechtspleging beheren;
  b) de gegevens betreffende het dossier van de rechtspleging;
  c) de noodzakelijke identificatiegegevens van de in het dossier van de rechtspleging vermelde personen;
  d) het unieke identificatienummer van het dossier van de rechtspleging;
  e) de algemene beschrijving van het geschil.
  4° de gegevens noodzakelijk voor de veiligheid van het Centraal register.
  De Koning bepaalt, na advies van de in paragraaf 3 bedoelde beheerder, de exacte gegevens bedoeld in het eerste lid, 3°, opgenomen in het Centraal register.
  De Koning bepaalt de technische voorwaarden waaraan het dossier van de rechtspleging moet voldoen met het oog op zijn opname in het Centraal register.
  § 3. Het Centraal register wordt beheerd door de beheerder bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de wet van 18 februari 2014 betreffende de invoering van een verzelfstandigd beheer voor de rechterlijke organisatie.
  De beheerder staat in voor de inrichting en het beheer van de werking van het Centraal register. Hij heeft in het bijzonder als opdracht:
  1° het bewaken van het respecteren van de doelen van het Centraal register en van de maximale afwezigheid van ongemachtigd downloaden van gegevens;
  2° het toezien op de werking van het Centraal register, met inbegrip van het toezicht op het toegangsbeleid en het uitoefenen van de controle hierop;
  3° het schriftelijk en onder voorwaarden machtigen van de derden bedoeld in paragraaf 5, eerste lid, 5° en 7°, voor de verwerkingen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 6° of 9° ;
  4° het toezien op de technische infrastructuur van het Centraal register;
  5° het regelmatig verslag uitbrengen over de werking van het Centraal register en over de uitoefening van de opdrachten bedoeld in de bepalingen onder 1° tot 4°.
  Het verslag bedoeld in het tweede lid, 5°, wordt jaarlijks neergelegd bij de minister van Justitie en bij de functionaris voor gegevensbescherming bedoeld in paragraaf 5, eerste lid, 2°, d).
  § 4. De verwerkingsverantwoordelijkheid wordt geregeld overeenkomstig artikel 42, derde lid, van de wet van 18 februari 2014 betreffende de invoering van een verzelfstandigd beheer voor de rechterlijke organisatie.
  § 5. Hebben toegang tot het Centraal register:
  1° voor het neerleggen, aanvullen en verbeteren van de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde gegevens, de personen opgenomen in de in artikel 315ter, § 1, eerste lid, bedoeld elektronische lijst, van het gerecht waarbij de zaak waarop het dossier betrekking heeft, aanhangig is, binnen de grenzen van hun wettelijke opdrachten;
  2° voor het raadplegen van de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde gegevens:
  a) de personen opgenomen in de in artikel 315ter, § 1, eerste lid, bedoeld elektronische lijst, van het gerecht waarbij de zaak waarop het dossier betrekking heeft, aanhangig is, binnen de grenzen van hun wettelijke opdrachten;
  b) de personen opgenomen in de in artikel 315ter, § 1, eerste lid, bedoeld elektronische lijst, van het openbaar ministerie, binnen de grenzen van hun wettelijke opdrachten;
  c) de personen die overeenkomstig de wet inzagerecht hebben in een welbepaald dossier, waarbij de raadpleging beperkt blijft tot dat dossier en het inzagerecht uitsluitend wordt uitgeoefend binnen de grenzen en conform de nadere regels van het Gerechtelijk Wetboek en de bijzondere wetten die betrekking hebben op de rechtspleging en de uitvoeringsbesluiten ervan;
  d) de functionaris voor gegevensbescherming aangesteld door de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken, binnen de grenzen van zijn wettelijke opdrachten;
  3° bij wege van uitzondering, wanneer de vereisten van hun opdracht deze toegang onontbeerlijk maken, de door de beheerder aangestelde personen belast met het technisch en operationeel beheer van het Centraal register, handelend binnen het kader van hun functie;
  4° voor de gegevensverwerking bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 5° :
  a) de gerechtelijke overheden belast met het beheer en de organisatie van de hoven en rechtbanken;
  b) de diensten belast met statistische analyse bij de in de beheerder vertegenwoordigde entiteiten;
  5° voor de gegevensverwerking bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 6°, de door de beheerder schriftelijk gemachtigde derden, overeenkomstig de door de beheerder bepaalde voorwaarden;
  6° voor de gegevensverwerkingen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 7° of 8°, de door het gerecht waarbij de zaak waarop het dossier betrekking heeft, aanhangig is, schriftelijk gemachtigde derden;
  7° Voor de gegevensverwerking bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 9°, de door de beheerder schriftelijk gemachtigde publieke overheden, overeenkomstig de door de beheerder bepaalde voorwaarden.
  Onverminderd de bepalingen onder 1° en 3° kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, andere overheden, organen of diensten aanwijzen voor het neerleggen van de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde gegevens.
  De verwerking van de in het Centraal register opgenomen gegevens voor andere doelen dan diegene bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, is verboden. De overtreding van dit verbod wordt bestraft met de straf bedoeld in artikel 222 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.
  De Koning bepaalt, na advies van de beheerder, de nadere regels en procedures betreffende de toegang tot het Centraal register.
  Hij die in welke hoedanigheid dan ook deelneemt aan het verzamelen of aan de registratie van gegevens in het Centraal register of aan de verwerking of de mededeling van de erin geregistreerde gegevens en daardoor kennis heeft van die gegevens, moet, in voorkomend geval, het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen. Bij een inbreuk zijn de straffen van artikel 458 van het Strafwetboek op hem van toepassing.
  Wanneer de beheerder vaststelt dat ongerechtvaardigd gebruik wordt gemaakt van de toegang tot het Centraal register, brengt hij dit ter kennis van de overheid die krachtens de wet bevoegd is om een tuchtprocedure in te stellen ten aanzien van de betrokken gebruiker.
  § 6. Het dossier van de rechtspleging wordt bewaard gedurende een termijn van tien jaar vanaf de beëindiging van het geding waarop het dossier betrekking heeft. Deze bewaartermijn wordt zo nodig verlengd tot uitputting van alle gewone rechtsmiddelen en, in voorkomend geval, de voorziening in Cassatie in de zaak waarop het dossier betrekking heeft. In elk geval mag de bewaartermijn niet korter zijn dan deze voorzien in de selectielijst voor de archieven van de rechterlijke macht, opgemaakt in uitvoering van de archiefwet van 24 juni 1955 en vastgelegd in een omzendbrief die wordt bekendgemaakt op de website van het Rijksarchief.
  Na afloop van de in het eerste lid bedoelde bewaartermijn wordt een selectie van de dossiers van de rechtspleging, behoudens regelmatige vrijstelling, in goede, geordende en toegankelijke staat naar het Rijksarchief overgebracht. Indien deze overbrenging onmogelijk blijkt, wordt het dossier bewaard in het Centraal register tot wanneer zijn overbrenging overeenkomstig artikel 1, eerste lid, van de archiefwet van 24 juni 1955, plaats vindt.
  § 7. De Koning bepaalt, na advies van de beheerder, de nadere technische en materiële regels voor de inrichting en werking van het Centraal register, die echter geen invloed kunnen hebben op de inhoud of de begrijpelijkheid van de in het Centraal register opgenomen dossiers van de rechtspleging."
Art.22. Dans le chapitre IV/1 de la quatrième partie, livre II, titre premier, du même Code, inséré par l'article 21, un article 725bis/1 est inséré rédigé comme suit:
  "Art. 725bis/1. § 1er. Il est institué auprès du Service Public Fédéral Justice un "Registre central des dossiers de la procédure", ci-après dénommé "Registre central".
  Le Registre central est une banque de données informatisée ayant comme objectifs:
  1° l'enregistrement et la conservation centralisés sous forme dématérialisée des dossiers de la procédure afin de faciliter l'exécution des missions légales de l'ordre judiciaire;
  2° de servir comme source authentique, visée à l'article 2, alinéa 1er, 6°, de la loi du 15 août 2012 relative à la création et à l'organisation d'un intégrateur de services fédéral, des dossiers de la procédure qui y sont enregistrés en tout, et des dossiers de la procédure qui y sont enregistrés en partie, pour cette partie;
  3° de permettre la consultation par voie électronique des données enregistrées dans le Registre central par les personnes et acteurs qui sont en droit de les consulter en application du paragraphe 5, alinéa 1er;
  4° le traitement des données enregistrées dans le Registre central afin d'améliorer la qualité de ces données;
  5° le traitement des données enregistrées dans le Registre central afin d'optimaliser l'organisation de l'ordre judiciaire, permettant une gestion plus efficace, un meilleur soutien de politiques, une meilleure analyse de l'impact des modifications législatives et une meilleure affectation des moyens humains et logistiques au sein de l'ordre judiciaire;
  6° le traitement des données enregistrées dans le Registre central pour le développement des systèmes informatiques pour soutenir les membres de l'ordre judiciaire, repris dans la liste électronique visée à l'article 315ter, § 1er, alinéa 1er, dans l'exécution de leurs missions légales;
  7° le traitement d'un ensemble de données ou des données individuelles enregistrées dans le Registre central, à des fins historiques ou scientifiques;
  8° le traitement de données individuelles spécifiées enregistrées dans le Registre central, à des fins journalistiques;
  9° le traitement à des fins statistiques, dans les limites déterminées par le titre 4 de la loi du 30 juillet 2018 relative à la protection des personnes physiques à l'égard des traitements de données à caractère personnel, des données enregistrées dans le Registre central.
  § 2. Dans le Registre central, les données suivantes sont enregistrées:
  1° le dossier de la procédure constitué sous forme dématérialisée conformément à l'article 721;
  2° le dossier de la procédure dématérialisé conformément à la loi qui a été initialement constitué sous forme matérielle;
  3° les métadonnées nécessaires pour atteindre les finalités visées au paragraphe 1er, alinéa 2, à savoir:
  a) les données de la juridiction et des personnes qui gèrent le dossier de la procédure;
  b) les données relatives au dossier de la procédure;
  c) les données d'identification nécessaires des personnes mentionnées dans le dossier de la procédure;
  d) le numéro d'identification unique du dossier de la procédure;
  e) la description générale du litige.
  4° les données nécessaires à la sécurité du Registre central.
  Le Roi détermine, après avis du gestionnaire visé au paragraphe 3, les données exactes visées à l'alinéa 1er, 3°, qui sont enregistrées dans le Registre central.
  Le Roi détermine les conditions techniques auxquelles le dossier de la procédure doit satisfaire en vue de son enregistrement dans le Registre central.
  § 3. Le Registre central est géré par le gestionnaire visé à l'article 42, alinéa 1er, de la loi du 18 février 2014 relative à l'introduction d'une gestion autonome pour l'organisation judiciaire.
  Le gestionnaire met en place et gère le fonctionnement du Registre central. Il a plus spécifiquement pour mission:
  1° de surveiller le respect des objectifs du Registre central et de l'absence maximale de téléchargement non-autorisé des données;
  2° de superviser le fonctionnement du Registre central, y compris la supervision de la politique d'accès et d'en exercer le contrôle;
  3° d'autoriser par écrit et sous conditions les tiers visés au paragraphe 5, alinéa 1er, 5° et 7°, pour les traitements visés au paragraphe 1er, alinéa 2, 6° ou 9° ;
  4° de superviser l'infrastructure technique du Registre central;
  5° de rapporter régulièrement sur le fonctionnement du Registre central et sur l'exercice des missions visées aux 1° à 4°.
  Le rapport visé à l'alinéa 2, 5°, est déposé annuellement auprès du ministre de la Justice et du délégué à la protection des données visé au paragraphe 5, alinéa 1er, 2°, d).
  § 4. La responsabilité de traitement est réglée conformément à l'article 42, alinéa 3, de la loi du 18 février 2014 relative à l'introduction d'une gestion autonome pour l'organisation judiciaire.
  § 5. Ont accès au Registre central:
  1° pour déposer, compléter ou rectifier des données visées au paragraphe 2, alinéa 1er, les personnes reprises dans la liste électronique visée à l'article 315ter, § 1er, alinéa 1er, de la juridiction saisie de l'affaire à laquelle le dossier se rapporte, dans les limites de leurs missions légales;
  2° pour consulter les données visées au paragraphe 2, alinéa 1er:
  a) les personnes reprises dans la liste électronique visée à l'article 315ter, § 1er, alinéa 1er, de la juridiction saisie de l'affaire à laquelle le dossier se rapporte, dans les limites de leurs missions légales;
  b) les personnes reprises dans la liste électronique visée à l'article 315ter, § 1er, alinéa 1er, du ministère public, dans les limites de leurs missions légales;
  c) les personnes qui ont, conformément à la loi, le droit de consulter un dossier spécifique, la consultation restant limitée à ce dossier et le droit de consultation s'exerçant exclusivement dans les limites et conformément aux autres règles du Code judiciaire, aux lois particulières relatives à la procédure judiciaire ainsi qu'à leurs arrêtés d'exécution;
  d) le délégué à la protection des données désigné par les responsables conjoints du traitement, dans les limites de ses missions légales;
  3° à titre exceptionnel, lorsque les exigences de leur mission rendent cet accès indispensable, les personnes désignées par le gestionnaire chargées de la gestion technique et opérationnelle du Registre central, agissant dans le cadre de leur fonction;
  4° pour le traitement des données visées au paragraphe 1er, alinéa 2, 5° :
  a) les autorités judiciaires chargées de la gestion et de l'organisation des cours et tribunaux;
  b) les services chargés de l'analyse statistique auprès des entités représentées au sein du gestionnaire;
  5° pour le traitement des données visées au paragraphe 1er, alinéa 2, 6°, les tiers autorisés par écrit par le gestionnaire, dans les conditions déterminées par le gestionnaire;
  6° pour les traitements des données visés au paragraphe 1er, alinéa 2, 7° ou 8°, les tiers autorisés par écrit par la juridiction saisie de l'affaire à laquelle le dossier se rapporte;
  7° pour le traitement des données visées au paragraphe 1er, alinéa 2, 9°, les autorités publiques autorisées par écrit par le gestionnaire, conformément aux conditions déterminées par le gestionnaire.
  Sans préjudice des 1° et 3°, le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres et sur avis de l'Autorité de contrôle compétente, désigner d'autres autorités, organes ou services pour déposer les données visées au paragraphe 2, alinéa 1er.
  Le traitement des données enregistrées dans le Registre central pour d'autres objectifs que ceux visés au paragraphe 1er, alinéa 2, est interdit. La violation de cette interdiction est punie de la peine visée à l'article 222 de la loi du 30 juillet 2018 relative à la protection des personnes physiques à l'égard des traitements de données à caractère personnel.
  Le Roi détermine, après avis du gestionnaire, les modalités de l'accès au Registre central ainsi que les procédures relatives à cet accès.
  Quiconque, à quelque titre que ce soit, participe à la collecte ou à l'enregistrement des données dans le Registre central, ou au traitement ou à la communication des données qui y sont enregistrées et qui, de ce fait, a connaissance de telles données, est tenu d'en respecter le caractère confidentiel, le cas échéant. En cas d'infraction, les peines de l'article 458 du Code pénal lui sont applicable.
  Lorsque le gestionnaire constate une utilisation injustifiée de l'accès au Registre central, il porte cela à la connaissance de l'autorité compétente, en vertu de la loi, pour intenter une procédure disciplinaire en ce qui concerne l'utilisateur concerné.
  § 6. Le dossier de la procédure est conservé pour une durée de dix ans suivant la fin du litige sur lequel le dossier porte. Si nécessaire, cette durée de conservation est prolongée jusqu'à ce que tous les recours ordinaires et, le cas échéant, le pourvoi en cassation dans l'affaire sur laquelle le dossier porte, aient été épuisés. Dans tous les cas, la durée de conservation ne peut être inférieure à celle prévue dans le tableau de tri des archives du pouvoir judiciaire, établi dans l'exécution de la loi du 24 juin 1955 relative aux archives et fixé dans une circulaire publiée sur le site-web des Archives de l'Etat.
  A l'issue du délai de conservation visé à l'alinéa 1er, une sélection des dossiers de la procédure est, sauf dispense régulièrement accordée, déposée aux Archives de l'Etat en bon état, ordonnée et accessible. Si ce dépôt s'avère impossible, le dossier est conservé dans le Registre central jusqu'à ce que son dépôt ait lieu conformément à l'article 1er, alinéa 1er, de la loi du 24 juin 1955 sur les archives.
  § 7. Le Roi détermine, après avis du gestionnaire, les modalités techniques et matérielles de mise en place et de fonctionnement du Registre central, qui ne peuvent toutefois avoir aucune incidence sur le contenu ou la compréhension des dossiers de la procédure enregistrés dans le Registre central."
Art.23. In artikel 782 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 16 oktober 2022 en gewijzigd bij de wetten van 16 oktober 2022 en 19 december 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 4, tweede lid, 5°, worden de woorden ", bedoeld in paragraaf 5, eerste lid, 4°, " ingevoegd tussen de woorden "opgenomen gegevens" en de woorden "voor het optimaliseren";
  2° in paragraaf 8, eerste lid, 4°, b), worden de woorden ", met inbegrip van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding" vervangen door de woorden "bedoeld in § 6, tweede lid, 1° tot 4° en 8° ".
Art.23. A l'article 782 du même Code, remplacé par la loi du 16 octobre 2022 et modifié par les lois des 16 octobre 2022 et 19 décembre 2023, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le paragraphe 4, alinéa 2, 5°, les mots ", visées au paragraphe 5, alinéa 1er, 4°, " sont insérés entre les mots "le Registre central" et les mots "afin d'optimaliser";
  2° dans le paragraphe 8, alinéa 1er, 4°, b), les mots ", y compris l'Institut de Formation Judiciaire" sont remplacés par les mots "visées au § 6, alinéa 2, 1° à 4° et 8° ".
Art.24. In artikel 792, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 mei 2018, worden de volgende wijzingen aangebracht:
  1° de woorden "van een niet ondertekend afschrift van de beslissing" worden opgeheven en de eerste zin wordt aangevuld met de worden "dat de beslissing raadpleegbaar is via de portaalwebsite van Justitie";
  2° het woord "laatst" wordt vervangen door het woord "laatste";
  3° het lid wordt aangevuld met de volgende zin:
  "De partij die de kennisgeving bij gewone brief heeft ontvangen kan aan de griffier vragen om een kosteloos niet-ondertekend afschrift van de beslissing te ontvangen, bij gewone brief of op elektronische wijze op een elektronisch adres van zijn keuze."
Art.24. A l'article 792, alinéa 1er, du même Code, remplacé par la loi du 25 mai 2018, les modifications suivantes sont apportées:
  1° les mots "une copie non signée de la décision" sont remplacés par les mots "que la décision est consultable sur le site internet du portail de la Justice";
  2° dans le texte néerlandais, le mot "laatst" est remplacé par le mot "laatste";
  3° l'alinéa est complété par la phrase suivante:
  "La partie qui a reçu la notification par simple lettre peut demander au greffier de recevoir gratuitement une copie non signée de la décision, par simple lettre ou par voie électronique à l'adresse électronique de son choix."
Art.25. In artikel 1391, § 1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 14 januari 2013 en gewijzigd bij de wet van 15 april 2018, worden de woorden "van de zetel en van het openbaar ministerie" ingevoegd tussen het woord "magistraten" en de woorden ", griffiers".
Art.25. Dans l'article 1391, § 1er, alinéa 4, du même Code, remplacé par la loi du 14 janvier 2013 et modifié par la loi du 15 avril 2018, les mots "du siège et du ministère public" sont insérés entre le mot "magistrats" et les mots ", greffiers".
Art.26. In artikel 1434 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 11 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid wordt het woord "afgifte" telkens vervangen door het woord "aanbieding";
  2° in het tweede lid worden de woorden "op de originele exploten die haar worden gelaten de dag en het uur waarop zij haar worden overhandigd" vervangen door de woorden "door middel van een digitale bijvoeging bij de exploten of in het geval bedoeld in artikel 509, § 1, vijfde lid, op het eensluidend verklaard afschrift dat haar wordt gelaten, de dag en het uur waarop zij haar werden aangeboden".
Art.26. A l'article 1434 du même Code, modifié par la loi du 11 juillet 2018, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans l'alinéa 1er, le mot "remise" est chaque fois remplacé par le mot "présentation";
  2° dans l'alinéa 2, les mots "fait mention sur les exploits originaux qui lui sont laisses, du jour et de l'heure ou la remise lui en a été faite" sont remplacés par les mots "indique au moyen d'une pièce numérique jointe aux exploits ou, dans le cas prévu à l'article 509, § 1er, alinéa 5, sur la copie certifiée conforme qui lui est laissée, le jour et l'heure auxquels ils lui ont été présentés".
Art.27. In artikel 1570 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid wordt het woord "afgifte" telkens vervangen door het woord "aanbieding";
  2° in het tweede lid worden de woorden "op de originele exploten die haar worden gelaten de dag en het uur waarop ze haar worden overhandigd" vervangen door de woorden "door middel van een digitale bijvoeging bij de exploten of, in het geval bepaald bij artikel 509, § 1, vijfde lid, op het eensluidend verklaard afschrift dat haar wordt gelaten, de dag en het uur waarop ze haar werden aangeboden";
  3° in hetzelfde lid worden de woorden "het eerste aangeboden exploot alleen" vervangen door de woorden "enkel het eerst aangeboden exploot";
  4° in het derde lid worden de woorden "op voorlegging" vervangen door de woorden "door aanbieding".
Art.27. A l'article 1570 du même Code, modifié en dernier lieu par la loi du 11 juillet 2018, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans l'alinéa 1er, le mot "remise" est chaque fois remplacé par le mot "présentation";
  2° dans l'alinéa 2, les mots "elle fait mention sur les exploits originaux qui lui sont laissés, du jour et de l'heure ou la remise lui en a été faite" sont remplacés par les mots "elle indique au moyen d'une pièce numérique jointe aux exploits ou, dans le cas prévu par l'article 509, § 1er, alinéa 5, sur la copie certifiée conforme qui lui est laissée, le jour et l'heure auxquels ils lui ont été présentés";
  3° dans le même alinéa, les mots "l'exploit présenté en premier lieu est seul" sont remplacés par les mots "seul l'exploit présenté en premier lieu est";
  4° dans l'alinéa 3, les mots "sur remise" sont remplacés par les mots"par la présentation".
Art.28. In artikel 1571 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2018, worden de woorden "op de kant van het tweede beslag alsmede" vervangen door de woorden "door middel van een digitale bijvoeging bij het tweede beslag of, in het geval bepaald bij artikel 509, § 1, vijfde lid, op de kant van het eensluidend verklaard afschrift van het tweede beslag. Zij vermeldt tevens".
Art.28. Dans l'article 1571 du même Code, modifié en dernier lieu par la loi du 21 décembre 2018, les mots "en marge de la seconde et elle énonce la date de la" sont remplacés par les mots "au moyen d'une pièce numérique jointe à la seconde saisie ou, dans le cas prévu à l'article 509, § 1er, alinéa 5, sur le côté de la copie certifiée conforme de la seconde saisie. Elle mentionne également la date de la saisie".
Art.29. In artikel 1580, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt het woord "houdende" vervangen door de woorden "met bijhorende".
Art.29. A l'article 1580, alinéa 2, du même Code, les mots "portant la" sont remplacés par les mots "accompagnés de la".
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de programmawet (I) van 24 december 2002
CHAPITRE 2. - Modifications de la loi-programme (I) du 24 décembre 2002
Art.30. In artikel 474 van de programmawet (I) van 24 december 2002, vervangen bij de wet van 20 juli 2005 en gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "vier exemplaren die op papier gedrukt worden" vervangen door de woorden "één exemplaar dat op papier gedrukt wordt en in bewaring wordt gegeven bij de minister van Justitie als bewaarder van 's Lands zegel";
  2° het tweede lid wordt opgeheven;
  3° het derde lid wordt vervangen als volgt:
  "Drie exemplaren worden bewaard op elektronische wijze. De Koning bepaalt de nadere regels van de bewaring op elektronische wijze. Een op elektronische wijze bewaard exemplaar wordt toegezonden aan het Algemeen Rijksarchief, één exemplaar wordt bewaard bij het Bestuur van het Belgisch Staatsblad en, in afwijking van de wet van 8 april 1965 tot instelling van het wettelijk depot bij de Koninklijke Bibliotheek van België, wordt één exemplaar gedeponeerd bij de Koninklijke Bibliotheek van België. De Koning kan de elektronische bronbestanden van het in het eerste lid bedoelde exemplaar, of één van die bestanden, conform verklaren aan een op elektronische wijze bewaard exemplaar in de zin van dit lid."
Art.30. à l'article 474 de la loi-programme (I) du 24 décembre 2002, remplacé par la loi du 20 juillet 2005 et modifié par la loi du 5 mai 2019, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans l'alinéa 1er, les mots "quatre exemplaires imprimés sur papier" sont remplacés par les mots "un exemplaire imprimé sur papier et est conservé auprès du ministre de la Justice en tant que gardien du sceau de l'Etat";
  2° l'alinéa 2 est abrogé;
  3° l'alinéa 3 est remplacé par ce qui suit:
  "Trois exemplaires sont conservés électroniquement. Le Roi détermine les modalités de la conservation électronique. Un exemplaire conservé électroniquement est transmis aux Archives générales du Royaume, un exemplaire est conservé auprès de la Direction du Moniteur belge et, par dérogation à la loi du 8 avril 1965 instituant le dépôt légal à la Bibliothèque royale de Belgique, un exemplaire est déposé auprès la Bibliothèque royale de Belgique. Le Roi peut déclarer les fichiers sources électroniques de l'exemplaire visé à l'alinéa 1er, ou un de ces fichiers, conforme à un exemplaire conservé électroniquement au sens du présent alinéa."
Art.31. In artikel 475 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 20 juli 2005, worden de woorden "de in artikel 474 vermelde exemplaren op papier" vervangen door de woorden "het in artikel 474 vermelde exemplaar op papier".
Art.31. Dans l'article 475 de la même loi, remplacé par la loi du 20 juillet 2005, les mots "des exemplaires sur papier prévus à l'article 474" sont remplacés par les mots "de l'exemplaire sur papier prévu à l'article 474".
Art.32. In artikel 476, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden "de in artikel 474 vermelde exemplaren gedeponeerd en in bewaring worden" vervangen door de woorden "het in artikel 474 vermelde exemplaar op papier in bewaring wordt".
Art.32. Dans l'article 476, alinéa 2, de la même loi, les mots "les exemplaires prévus à l'article 474 ne soient déposés et conservés" sont remplacés par les mots "l'exemplaire sur papier prévu à l'article 474 ne soit conservé".
TITEL 3. - Diverse bepalingen
TITRE 3. - Dispositions diverses
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van de wet van 16 maart 1803 op het notarisambt
CHAPITRE 1er. - Modification de la loi du 16 mars 1803 contenant organisation du notariat
Art.33. In artikel 118 van de wet van 16 maart 1803 op het notarisambt, ingevoegd bij de programmawet van 1 juli 2016 en gewijzigd bij wet van 8 juli 2018, worden de woorden "Enkel in het kader van aangiften van nalatenschap" vervangen door de woorden "Enkel in het kader van een dossier inzake een opengevallen nalatenschap".
Art.33. Dans l'article 118 de la du 16 mars 1803 contenant organisation du notariat, inséré par la loi-programme du 1er juillet 2016 et modifié par la loi du 8 juillet 2018, les mots "Seulement dans le cadre de déclarations de successions" sont remplacés par les mots "Seulement dans le cadre d'un dossier relatif à une succession ouverte".
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het oud Burgerlijk Wetboek
CHAPITRE 2. - Modifications de l'ancien Code civil
Art.34. Artikel 113 van het oud Burgerlijk Wetboek, vervangen door de wet van 9 mei 2007 en gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt aangevuld met een paragraaf 4 luidende:
  " § 4. Vanaf de beschikking tot aanwijzing van de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde gerechtelijk bewindvoerder kan de vrederechter, op uitdrukkelijk en met redenen omkleed verzoek van deze gerechtelijk bewindvoerder en om de goederen van de vermoedelijk afwezige te beheren, alle informatie over de vermoedelijk afwezige opvragen bij het centraal aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België, overeenkomstig de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest. De rechter bezorgt de ontvangen informatie aan de gerechtelijk bewindvoerder."
Art.34. L'article 113 de l'ancien Code civil, remplacé par la loi du 9 mai 2007 et modifié par la loi du 30 juillet 2013, est complété par un paragraphe 4, rédigé comme suit:
  " § 4. A dater de l'ordonnance de désignation de l'administrateur judiciaire visée au paragraphe 1er, alinéa 1er, le juge de paix peut, à la demande expresse et motivée dudit administrateur judiciaire et dans le but de gérer les biens du présumé absent, demander toute information relative au présumé absent au point de contact central tenu par la Banque nationale de Belgique, conformément à la loi du 8 juillet 2018 portant organisation d'un point de contact central des comptes et contrats financiers et portant extension de l'accès au fichier central des avis de saisie, de délégation, de cession, de règlement collectif de dettes et de protêt. Le juge communique les informations reçues à l'administrateur judiciaire."
Art.35. In artikel 497/5 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013 en gewijzigd bij de wet van 8 november 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de volgende zin opgeheven: "Ook de uitzonderlijke kosten, gemaakt in het kader van de buitengewone ambtsverrichtingen en de prestaties bedoeld in paragraaf 1, kunnen als buitengewone ambtsverrichting beschouwd worden volgens de door de Koning bepaalde voorwaarden.";
  2° in paragraaf 2, derde lid, worden de woorden "in het vijfde lid" vervangen door de woorden "in paragraaf 2/1";
  3° in paragraaf 2, vijfde lid, worden de woorden "en welke kosten als uitzonderlijk kunnen worden beschouwd" opgeheven;
  4° een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidende:
  " § 2/1. In afwijking van de paragrafen 1 en 2, kunnen de uitzonderlijke kosten, gemaakt in het kader van de prestaties bedoeld in paragraaf 1 of van de buitengewone ambtsverrichtingen bedoeld in paragraaf 2, terugbetaald worden volgens de door de Koning bepaalde voorwaarden. De Koning kan bepalen welke kosten als uitzonderlijk kunnen worden beschouwd."
Art.35. A l'article 497/5 du même Code, inséré par la loi du 17 mars 2013 et modifié par la loi du 8 novembre 2023, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le paragraphe 2, alinéa 2, la phrase suivante est abrogée: "Les frais exceptionnels, encourus dans le cadre des devoirs exceptionnels et des prestations visées au paragraphe 1er, peuvent également être considérés comme des devoirs exceptionnels dans les conditions fixées par le Roi.";
  2° dans le paragraphe 2, alinéa 3, les mots "dans l'alinéa 5" sont remplacés par les mots "dans le paragraphe 2/1";
  3° dans le paragraphe 2, alinéa 5, les mots "et les frais qui peuvent être considérés comme exceptionnels" sont abrogés;
  4° un paragraphe 2/1 est inséré rédigé comme suit:
  " § 2/1. Par dérogation aux paragraphes 1er et 2, les frais exceptionnels, encourus dans le cadre des prestations visées au paragraphe 1er ou des devoirs exceptionnels visés au paragraphe 2, peuvent être remboursés dans les conditions fixées par le Roi. Le Roi peut déterminer les frais qui peuvent être considérés comme exceptionnels."
Art.36. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1984bis ingevoegd, luidende:
  "Art. 1984bis. De persoon die werd gelast met een gerechtelijke lastgeving, kan, in uitvoering van deze lastgeving, een volmacht verlenen aan een derde louter met het oog op de ondertekening van een authentieke akte waarvan de inhoud reeds door deze persoon werd vastgelegd. Deze volmacht vermeldt uitdrukkelijk dat deze beperkt is tot de loutere ondertekening van de authentieke akte die erin wordt vermeld."
Art.36. Dans le même Code, il est inséré un article 1984bis rédigé comme suit:
  "Art. 1984bis. La personne qui a été investie d'un mandat judiciaire peut, en exécution dudit mandat, conférer une procuration à un tiers aux seules fins de la signature d'un acte authentique dont le contenu a déjà été défini par cette personne. Cette procuration indique expressément qu'elle est limitée à la seule signature de l'acte authentique qu'elle mentionne."
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
CHAPITRE 3. - Modification du titre préliminaire du Code de procédure pénale
Art.37. Artikel 3bis, eerste lid, van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998, wordt aangevuld met de volgende zin:
  "Deze justitieassistenten informeren en ondersteunen de slachtoffers en hun verwanten tijdens de gehele duur van de strafprocedure en ook tijdens de zittingen, met inbegrip van de zittingen met gesloten deuren."
Art.37. L'article 3bis, alinéa 1er, du titre préliminaire du Code de procédure pénale, inséré par la loi du 12 mars 1998, est complété par la phrase suivante:
  "Ces assistants de justice informent et soutiennent les victimes et leurs proches pendant toute la durée de la procédure pénale, et également lors des audiences, en ce compris les audiences à huis clos."
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
CHAPITRE 4. - Modifications du Code d'instruction criminelle
Art.38. In artikel 216, § 8, van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 5 februari 2016 en vervangen bij de wet van 14 april 2024, worden de woorden "de artikelen 479 en 483" vervangen door de woorden "artikel 479".
Art.38. Dans l'article 216, § 8, du Code d'instruction criminelle, inséré par la loi du 5 février 2016 et remplacé par la loi du 14 avril 2024, les mots "aux articles 479 et 483" sont remplacés par les mots "à l'article 479".
Art.39. In artikel 216/1, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juli 2018 en vervangen bij de wet van 14 april 2024, worden de woorden "de artikelen 479 en 483" vervangen door de woorden "artikel 479".
Art.39. Dans l'article 216/1, alinéa 3, du même Code, inséré par la loi du 22 juillet 2018 et remplacé par la loi du 14 avril 2024, les mots "aux articles 479 et 483" sont remplacés par les mots "à l'article 479".
Art.40. In artikel 216bis, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 juni 1984 en vervangen bij de wet van 14 april 2011, worden de woorden "de artikelen 479 en 483" vervangen door de woorden "artikel 479".
Art.40. Dans l'article 216bis, § 3, du même Code, inséré par la loi du 28 juin 1984 et remplacé par la loi du 14 avril 2011, les mots "aux articles 479 et 483" sont remplacés par les mots "à l'article 479".
Art.41. In artikel 216bis/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 31 juli 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden "worden door de procureur des Konings uitvoerbaar verklaard" vervangen door de woorden "kunnen door de procureur des Konings uitvoerbaar verklaard worden.";
  2° paragraaf 4 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "De uitvoerbaarverklaring van het bevel tot betaling door de procureur des Konings of door de door hem aangestelde parketjurist doet de strafvordering vervallen.";
  3° in paragraaf 12 worden de woorden "de artikelen 479 en 483" vervangen door de woorden "artikel 479".
Art.41. A l'article 216bis/1 du même Code, inséré par la loi du 31 juillet 2023, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le paragraphe 4, alinéa 1er, les mots "sont déclarés exécutoires" sont remplacés par les mots "peuvent être déclarés exécutoires";
  2° le paragraphe 4 est complété par un alinéa rédigé comme suit:
  "La déclaration du procureur du Roi ou du juriste de parquet désigné par lui de rendre l'ordre de paiement exécutoire éteint l'action publique.";
  3° dans le paragraphe 12, les mots "aux articles 479 et 483" sont remplacés par les mots "à l'article 479".
Art.42. In artikel 216ter, § 6, achtste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1994 en vervangen bij de wet van 18 maart 2018, worden de woorden "de artikelen 479 en 483" vervangen door de woorden "artikel 479".
Art.42. Dans l'article 216ter, § 6, alinéa 8, du même Code, inséré par la loi du 10 février 1994 et remplacé par la loi du 18 mars 2018, les mots "aux articles 479 et 483" sont remplacés par les mots "à l'article 479".
Art.43. In boek II, titel IV, van hetzelfde Wetboek wordt hoofdstuk III, dat de artikelen 479 tot 503bis bevat, vervangen als volgt:
  "Hoofdstuk III. De vervolging van en het onderzoek naar misdaden en wanbedrijven inzake magistraten
Art.43. Dans le livre II, titre IV, du même Code, le chapitre III, comportant les articles 479 à 503bis, est remplacé par ce qui suit:
  "Chapitre III. De la poursuite et de l'instruction des crimes et délits imputés à des magistrats
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Section 1re. Dispositions générales
Art.479. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder een bij een misdrijf betrokken magistraat verstaan hij die van het plegen van een misdaad of wanbedrijf verdacht, in verdenking gesteld, beklaagd of beschuldigd wordt en die op het moment van het misdrijf of op het moment van de vervolging een van volgende ambten bekleedt:
  - vrederechter of rechter in de politierechtbank met uitzondering van de plaatsvervangende rechters;
  - magistraat in of bij de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank of de ondernemingsrechtbank, met uitzondering van de rechters in sociale zaken, de rechters in ondernemingszaken of de plaatsvervangende rechters;
  - magistraat in of bij het Hof van Cassatie, het hof van beroep of het arbeidshof, met uitzondering van de raadsheren in sociale zaken of de plaatsvervangende raadsheren;
  - elke andere magistraat van het openbaar ministerie;
  - magistraat van het Grondwettelijk Hof, de Raad van State, het auditoraat bij de Raad van State, het Rekenhof of de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
  Dit hoofdstuk is niet van toepassing op handelingen door de bij een misdrijf betrokken magistraat gesteld na zijn opruststelling, tenzij hij het ambt van plaatsvervangend magistraat bekleedt of zijn ambt verder uitoefent overeenkomstig de artikelen 156bis, 383, §§ 2 tot 4, en 383bis van het Gerechtelijk Wetboek.
Art.479. Pour l'application du présent chapitre, l'on entend par magistrat mis en cause celui qui est soupçonné, inculpé, prévenu ou accusé du chef d'un crime ou d'un délit et revêtu de l'une des fonctions suivantes soit au moment de l'infraction, soit au moment de la poursuite:
  - juge de paix ou juge au tribunal de police à l'exclusion des juges suppléants;
  - magistrat au ou près le tribunal de première instance, le tribunal du travail ou le tribunal de l'entreprise, à l'exclusion des juges sociaux, consulaires ou suppléants;
  - magistrat à ou près la Cour de cassation, la cour d'appel ou la cour du travail, à l'exclusion des conseillers sociaux ou suppléants;
  - tout autre magistrat du ministère public;
  - magistrat de la Cour constitutionnelle, du Conseil d'Etat, de l'auditorat du Conseil d'Etat, de la Cour des comptes ou du Conseil du Contentieux des étrangers.
  Le présent chapitre ne s'applique pas aux actes posés par le magistrat en cause après son admission à la retraite, sauf s'il est revêtu de la fonction de magistrat suppléant ou qu'il continue d'exercer sa fonction en application des articles 156bis, 383, §§ 2 à 4, et 383bis du Code judiciaire.
Art.480. De overige bepalingen van dit Wetboek die niet in strijd zijn met de in dit hoofdstuk beschreven procedure worden nageleefd.
Art.480. Les autres dispositions du présent Code qui ne sont pas contraires à la procédure prescrite au présent chapitre sont observées.
Art.481. Met uitzondering van de misdrijven die tot de bevoegdheid van het hof van assisen behoren, is enkel het hof van beroep bevoegd om bij een misdrijf betrokken magistraten te berechten.
Art.481. A l'exception des infractions qui ressortissent à la cour d'assises, la cour d'appel est seule compétente pour juger les magistrats mis en cause.
Art.482. Een bij een misdrijf betrokken magistraat wordt uitsluitend door de procureur-generaal bij het hof van beroep vervolgd.
  De burgerlijkepartijstelling tegen een bij een misdrijf betrokken magistraat is enkel ontvankelijk wanneer deze plaatsvindt bij de onderzoeksmagistraat, de kamer van inbeschuldigingstelling, de correctionele kamer van het hof van beroep of het hof van assisen voor misdaden of wanbedrijven die voorafgaandelijk bij hen aanhangig gemaakt werden overeenkomstig dit hoofdstuk.
Art.482. Les poursuites à l'encontre d'un magistrat mis en cause sont intentées exclusivement par le procureur général près la cour d'appel.
  La constitution de partie civile à l'encontre d'un magistrat mis en cause n'est recevable que devant le magistrat instructeur, la chambre des mises en accusation, la chambre correctionnelle de la cour d'appel ou la cour d'assises, du chef du crime ou délit dont ils ont été préalablement saisis conformément au présent chapitre.
Art.483. Tegen de beslissingen van het hof van beroep, correctionele kamer of de kamer van inbeschuldigingstelling is geen hoger beroep mogelijk.
  Tegen de beslissingen van de onderzoekmagistraat kan in dezelfde mate en volgens dezelfde vorm en voorwaarden hoger beroep ingesteld worden als tegen de beslissingen van de onderzoeksrechter in het gemeen recht. Dit hoger beroep wordt ingesteld op de griffie van de kamer van inbeschuldigingstelling. De kamer van inbeschuldigingstelling doet uitspraak overeenkomstig het gemeen recht.
Art.483. Il n'y a pas d'appel contre les décisions de la cour d'appel, chambre correctionnelle ou chambre des mises en accusation.
  Les décisions du magistrat instructeur peuvent faire l'objet d'un appel dans la même mesure et sous les mêmes formes et conditions que celles du juge d'instruction selon le droit commun. L'appel est formé au greffe de la chambre des mises en accusation. La chambre des mise en accusation statue selon le droit commun.
Afdeling 2. Het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek
Section 2. De l'information et de l'instruction
Art.484. De ambtsverrichtingen die in het gemeen recht tot de bevoegdheid van de procureur des Konings behoren, worden uitgeoefend door de bevoegde procureur-generaal bij het hof van beroep of de door hem hiertoe aangewezen magistraat van het openbaar ministerie. De ambtsverrichtingen die in het gemeen recht tot de bevoegdheid van de onderzoeksrechter behoren worden door de eerste voorzitter van dit hof, of door de door hem hiertoe aangewezen raadsheer in het hof van beroep of rechter in de rechtbank van eerste aanleg van zijn rechtsgebied uitgeoefend.
  Op het hele grondgebied van het Rijk stellen zij of laten zij alle opsporings- of onderzoekhandelingen stellen die tot hun respectieve bevoegdheden behoren. In voorkomend geval brengen zij de procureur-generaal van het rechtsgebied waar de handeling gesteld moet worden hiervan op de hoogte. Deze procureur-generaal licht op zijn beurt de procureur des Konings van het arrondissement waar de handeling gesteld moet worden in.
  De bevoegdheden die in het gemeen recht tot de raadkamer behoren worden door de kamer van inbeschuldigingstelling uitgeoefend.
Art.484. Les pouvoirs qui ressortissent au procureur du Roi selon le droit commun sont exercés par le procureur général près la cour d'appel compétent, ou par le magistrat du ministère public qu'il désigne à cette fin. Les pouvoirs qui ressortissent au juge d'instruction selon le droit commun sont exercés par le premier président de la cour d'appel, ou par le conseiller à la cour d'appel ou le juge au tribunal de première instance de son ressort qu'il désigne à cette fin.
  Ils procèdent et font procéder à tout acte d'information ou d'instruction relevant de leurs attributions respectives sur tout le territoire du Royaume. Ils en informent le cas échéant le procureur général du ressort où l'acte doit être posé, qui en informe à son tour le procureur du Roi de l'arrondissement où l'acte doit être posé.
  Les compétences qui ressortissent à la chambre du conseil selon le droit commun sont exercées à la chambre des mises en accusation.
Art.485. Bij ontdekking op heterdaad gelden de door dit Wetboek en de bijzondere wetten bepaalde uitzonderingen op het gemeen recht.
  Iedere officier van gerechtelijke politie kan een misdrijf ontdekt op heterdaad vaststellen en de nodige maatregelen nemen tot op het moment waarop de in artikel 484 vermelde magistraten optreden.
Art.485. En cas de flagrant délit, les dérogations à la procédure de droit commun prévues par le présent Code et les lois particulières s'appliquent.
  Tout officier de police judiciaire peut constater un flagrant délit et prendre les mesures nécessaires jusqu'à l'intervention des magistrats visés à l'article 484.
Afdeling 3. Verwijzing naar een ander rechtsgebied en aangifte van misdaden en wanbedrijven
Section 3. Du renvoi à un autre ressort et de la dénonciation des crimes et délits
Art.486. Indien het een magistraat van of bij een hof van beroep of arbeidshof betreft die bij een misdrijf betrokken is en het bevoegde hof van beroep datgene is van het rechtsgebied van het gerecht waarbij deze magistraat benoemd werd, wordt als volgt gehandeld.
  Indien een gerechtelijk onderzoek gevorderd werd, bezorgt de procureur-generaal onverwijld het origineel of een afschrift van de stukken aan de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie zonder vertraging van het gerechtelijk onderzoek dat verder gevoerd wordt tot de zaak verwezen wordt volgens de procedure bedoeld in het derde lid.
  De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie legt het dossier onverwijld voor aan de kamer van dit Hof bevoegd voor de behandeling van cassatieberoepen in criminele en correctionele zaken en hij vordert de verwijzing van de zaak naar een hof van beroep van een ander rechtsgebied dan dat van de bij een misdrijf betrokken magistraat. Zonder de partijen op te roepen doet het Hof van Cassatie onmiddellijk en definitief uitspraak wanneer de in de vordering en de bewijsstukken aangehaalde elementen volstaan voor het bevelen van de verwijzing of wanneer de vordering klaarblijkelijk onontvankelijk is.
  Indien geen gerechtelijk onderzoek gevorderd werd en de procureur-generaal van oordeel is dat een gerechtelijk onderzoek moet worden gevoerd of strafvervolging voor de strafrechter moet worden ingesteld, bezorgt hij het origineel of een afschrift van de stukken aan de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie die de zaak verwijst naar de procureur-generaal van een ander rechtsgebied dan dat van de bij een misdrijf betrokken magistraat.
Art.486. Si c'est un magistrat d'une ou près une cour d'appel ou du travail qui est mis en cause et que la cour d'appel compétente est celle du ressort de la juridiction où ce magistrat a été nommé, il est procédé comme suit.
  Si le dossier est à l'instruction, le procureur général transmet sans délai, en original ou en copie, les pièces au procureur général près la Cour de cassation sans retard de l'instruction, qui sera continuée jusqu'à ce que l'affaire soit renvoyée selon la procédure visée à l'alinéa 3.
  Le procureur général près la Cour de cassation saisit sans délai la chambre de cette Cour qui connaît des pourvois en matière criminelle et correctionnelle et requiert le renvoi de l'affaire à une cour d'appel d'un ressort autre que celui du magistrat mis en cause. La Cour de cassation statue sans convocation des parties, immédiatement et définitivement lorsque les éléments reproduits dans la requête et les pièces justificatives suffisent pour ordonner ce renvoi ou lorsque la requête est manifestement irrecevable.
  Si le dossier n'a pas été mis à l'instruction et que le procureur général estime qu'il y a lieu de mettre le dossier à l'instruction ou de saisir une juridiction de fond, il transmet les pièces en original ou en copie au procureur général près la Cour de cassation, qui renvoie l'affaire au procureur général d'un autre ressort que celui du magistrat mis en cause.
Art.487. De minister van Justitie bezorgt de door hem ontvangen aangiften en klachten over een bij een misdrijf betrokken magistraat via een schriftelijke kennisgeving aan de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie die deze aan de bevoegde procureur-generaal bij het hof van beroep voor behandeling toezendt.
  Een misdaad of wanbedrijf in verband met de uitoefening van het ambt van magistraat kan ook rechtstreeks bij het Hof van Cassatie aangegeven worden door de persoon die beweert benadeeld te zijn, maar enkel wanneer hij ook een verzoek tot verhaal op de rechter of op de rechtbank indient of wanneer de aangifte incidenteel gedaan wordt in een zaak die voor het Hof van Cassatie aanhangig is.
  In het geval bedoeld in het tweede lid of wanneer bij het onderzoek van een dossier betreffende het verhaal op de rechter of op de rechtbank of van eender welke andere zaak en zonder dat er sprake is van een rechtstreekse of incidentele aangifte, een van de kamers van het Hof van Cassatie een misdaad of wanbedrijf vaststelt inzake een magistraat doet zij van deze feiten ambtshalve aangifte bij de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie die deze aan de bevoegde procureur-generaal bij het hof van beroep voor behandeling toezendt. Deze kamer kan in dat geval ook beslissen het onderzoek van de hangende zaak op te schorten in afwachting van de beslissing van de procureur-generaal bij het hof van beroep of het in kracht van gewijsde treden van het arrest over de feiten waarvan aangifte werd gedaan.
Art.487. Le ministre de la Justice transmet par notification écrite les dénonciations et plaintes qu'il reçoit d'un magistrat mis en cause au procureur général près la Cour de cassation, lequel les transmet pour traitement au procureur général près la cour d'appel compétent.
  Un crime ou un délit relatif à l'exercice des fonctions du magistrat peut aussi être dénoncé directement à la Cour de cassation par les personnes qui se prétendent lésées, mais seulement lorsqu'elles demandent à prendre à partie le tribunal ou le juge, ou lorsque la dénonciation est incidente à une affaire pendante à la Cour de cassation.
  Dans le cas visé à l'alinéa 2, ou lorsque, dans l'examen d'une demande en prise à partie ou de toute autre affaire, et sans qu'il y ait de dénonciation directe ni incidente, l'une des chambres de la Cour de cassation aperçoit quelque crime ou délit en cause d'un magistrat, elle dénonce d'office les faits au procureur général près la Cour de cassation lequel les dénonce pour traitement au procureur général près la cour d'appel compétent. Cette chambre peut aussi dans ce cas décider de suspendre l'examen de l'affaire pendante dans l'attente de la décision du procureur général près la cour d'appel ou de l'arrêt coulé en force de chose jugée quant aux faits qu'elle a dénoncés.
Afdeling 4. Aanhouding en voorlopige hechtenis
Section 4. De l'arrestation et de la détention préventive
Art.488. Buiten heterdaad is de aanhouding van een bij een misdrijf betrokken magistraat enkel mogelijk op bevel van de bevoegde procureur-generaal, eerste voorzitter of onderzoeksmagistraat.
  De bepalingen van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis die niet in strijd zijn met de in dit hoofdstuk beschreven procedure worden nageleefd.
Art.488. Hormis le cas de flagrant délit, l'arrestation d'un magistrat mis en cause n'est possible que sur l'ordre du procureur général, du premier président ou du magistrat instructeur compétent.
  Les dispositions de la loi du 20 juillet 1990 relative à la détention préventive qui ne sont pas contraires à la procédure prescrite au présent chapitre s'appliquent.
Afdeling 5. Samenhang
Section 5. De la connexité
Art.489. De mededaders en medeplichtigen van het misdrijf waarvoor de bij een misdrijf betrokken magistraat vervolgd wordt en de daders van de samenhangende misdrijven worden samen met deze magistraat vervolgd en berecht.
  Zelfs wanneer zij niet met een rechterlijk ambt bekleed zijn, maken zij het voorwerp uit van hetzelfde opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek."
Art.489. Les coauteurs et les complices de l'infraction pour laquelle le magistrat mis en cause est poursuivi et les auteurs des infractions connexes sont poursuivis et jugés en même temps que ce magistrat.
  L'information ou l'instruction leur est commune, lors même qu'ils ne seraient pas revêtus de fonctions judiciaires."
Art.44. In artikel 542, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 maart 1998, worden de woorden "door een advocaat ondertekend" ingevoegd tussen het woord "partijen" en het woord ", doch".
Art.44. Dans l'article 542, alinéa 2, du même Code, modifié en dernier lieu par la loi du 12 mars 1998, les mots "signé par un avocat" sont insérés entre le mot "intéressées" et le mot ", mais".
Art.45. Artikel 619, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 8 augustus 1997 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, wordt aangevuld met de volgende zinnen:
  "Onder dezelfde voorwaarden worden de veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring en de beslissing tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling uitgewist indien het feit waarvoor de beslissing werd uitgesproken strafbaar is met een politiestraf. De beslissing tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling wordt niet vóór het verstrijken van de proeftermijn uitgewist."
Art.45. L'article 619, alinéa 1er, du même Code, remplacé par la loi du 8 août 1997 et modifié par la loi du 27 décembre 2006, est complété par les phrases suivantes:
  "Dans les mêmes conditions, la condamnation par simple déclaration de culpabilité et la décision ordonnant la suspension du prononcé de la condamnation sont effacées si le fait qui a donné lieu à la décision est passible d'une peine de police. La décision ordonnant la suspension du prononcé de la condamnation n'est pas effacée avant l'expiration du délai d'épreuve."
Art.46. In artikel 621 van het hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 12 juli 1984 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1997, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
  "Het eerste lid geldt eveneens voor de personen veroordeeld bij eenvoudige schuldigverklaring of die de opschorting van de uitspraak van de veroordeling genieten, indien de beslissing niet kan worden uitgewist over-eenkomstig artikel 619."
Art.46. Dans l'article 621 du même Code, remplacé par la loi du 12 juillet 1984 et modifié en dernier lieu par la loi du 8 août 1997, un alinéa rédigé comme suit est inséré entre les alinéas 1er et 2:
  "L'alinéa 1er s'applique aussi aux personnes condamnées par simple déclaration de culpabilité ou qui bénéficient de la suspension du prononcé de la condamnation si la décision ne peut pas être effacée conformément à l'article 619."
Art.47. In artikel 625 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 april 1964 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 april 2007, wordt de bepaling onder 1° aangevuld met de woorden ", van de veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring of de beslissing tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling".
Art.47. Dans l'article 625 de la même loi, remplacé par la loi du 7 avril 1964 et modifié en dernier lieu par la loi du 26 avril 2007, le 1° est complété par les mots ", de la condamnation par simple déclaration de culpabilité ou de la décision ordonnant la suspension du prononcé de la condamnation".
Art.48. Artikel 626 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 april 1964 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 626. § 1. De minimumduur van de proeftijd is bepaald op drie jaar voor veroordelingen tot politiestraffen of correctionele straffen die een gevangenisstraf van vijf jaar niet te boven gaan.
  In het geval van veroordelingen bij eenvoudige schuldigverklaring, bedraagt de minimumduur van de proeftijd drie jaar, als de feiten die ten grondslag liggen van de veroordeling strafbaar zijn met een politiestraf of een correctionele straf.
  Die termijn wordt echter op ten minste zes jaar gebracht, indien de verzoeker wegens wettelijke herhaling veroordeeld is overeenkomstig de artikelen 54 tot 57bis van het Strafwetboek, of indien hij ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank is gesteld ingevolge de artikelen 34bis, 34ter of 34quater van het Strafwetboek.
  § 2. De minimumduur van de proeftijd is bepaald op vijf jaar voor veroordelingen tot criminele straffen of tot correctionele straffen die een gevangenisstraf van vijf jaar te boven gaan.
  In het geval van veroordelingen bij eenvoudige schuldigverklaring, bedraagt de minimumduur van de proeftijd vijf jaar, als de feiten die ten grondslag liggen van de veroordeling strafbaar zijn met een criminele straf.
  Die termijn wordt echter op ten minste tien jaar gebracht, indien de verzoeker wegens wettelijke herhaling veroordeeld is overeenkomstig de artikelen 54 tot 57bis van het Strafwetboek, of indien hij ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank is gesteld ingevolge de artikelen 34bis, 34ter of 34quater van het Strafwetboek.
  § 3. Wat de voorwaardelijke veroordelingen betreft, mag de duur van de proeftijd niet minder bedragen dan de duur van het uitstel, tenzij deze bij genade werd verminderd. Wat de beslissing tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling betreft, mag de duur van de proeftijd niet minder zijn dan de duur van de proeftermijn waarin de opschorting van de uitspraak is voorzien."
Art.48. L'article 626 du même Code, remplacé par la loi du 7 avril 1964 et modifié en dernier lieu par la loi du 25 avril 2014, est remplacé par ce qui suit:
  "Art. 626. § 1er. La durée minimum du temps d'épreuve est de trois années pour les condamnations à des peines de police ou à des peines correctionnelles n'excédant pas un emprisonnement de cinq ans.
  Dans le cas de condamnations par simple déclaration de culpabilité, la durée minimum du temps d'épreuve est de trois années, si les faits donnant lieu à la condamnation sont punissables d'une peine de police ou d'une peine correctionnelle.
  Toutefois, ce délai est porté à six ans au minimum si le requérant a été condamné en état de récidive légale, conformément aux articles 54 à 57bis du Code pénal, ou s'il a été mis à la disposition du tribunal de l'application des peines par application des articles 34bis, 34ter ou 34quater du Code pénal.
  § 2. La durée minimum du temps d'épreuve est de cinq années pour les condamnations à des peines criminelles ou à des peines correctionnelles excédant un emprisonnement de cinq ans.
  Dans le cas de condamnations par simple déclaration de culpabilité, la durée minimum du temps d'épreuve est de cinq années, si les faits donnant lieu à la condamnation sont punissables d'une peine criminelle.
  Toutefois, ce délai est porté à dix ans au minimum si le requérant a été condamné en état de récidive légale, conformément aux articles 54 à 57bis du Code pénal, ou s'il a été mis à la disposition du tribunal de l'application des peines par application des articles 34bis, 34ter ou 34quater du Code pénal.
  § 3. En ce qui concerne les condamnations conditionnelles, la durée du temps d'épreuve ne peut être inférieure à la durée du sursis sauf si celle-ci a été réduite par voie de grâce. En ce qui concerne les décisions ordonnant la suspension du prononcé de la condamnation, la durée du temps d'épreuve ne peut être inférieure à la durée du délai d'épreuve prévue pour la suspension du prononcé."
Art.49. In artikel 627 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 8 augustus 1997, worden de woorden "veroordeeld is bij eenvoudige schuldigverklaring, hij het voorwerp is geweest van een beslissing waarbij de opschorting van de uitspraak van een veroordeling wordt gelast of" ingevoegd tussen de woorden "de vorige artikelen" en het woord "veroordeeld".
Art.49. Dans l'article 627 du même Code, rétabli par la loi du 8 août 1997, les mots "condamné par simple déclaration de culpabilité, a bénéficié d'une décision ordonnant la suspension du prononcé de la condamnation ou a été" sont insérés entre les mots "le requérant a été" et le mot "condamné".
Art.50. In artikel 629, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 december 2016 en gewijzigd bij de wet van 21 maart 2022, worden de woorden "Wanneer de veroordeelde een natuurlijke persoon is en een straf heeft ondergaan voor feiten bedoeld in de artikelen 417/7 tot 417/24, 417/55 en 417/58 van het Strafwetboek of voor feiten bedoeld in de artikelen 417/25 tot 417/48, 417/52 tot 417/54, 417/59, 417/62 en 417/63 van hetzelfde Wetboek" vervangen door de woorden "Wanneer de verzoeker een natuurlijke persoon is en het voorwerp is geweest van een beslissing waarbij de opschorting van de uitspraak van de veroordeling is gelast of is veroordeeld voor feiten bedoeld in de artikelen 417/7 tot 417/24, 417/55 en 417/58 van het Strafwetboek of voor feiten bedoeld in de artikelen 417/25 tot 417/48, 417/52 tot 417/54, 417/59, 417/62 en 417/63 van hetzelfde Wetboek".
Art.50. Dans l'article 629, § 3, alinéa 2, du même Code, remplacé par la loi du 25 décembre 2016 et modifié par la loi du 21 mars 2022, les mots "Si le condamné est une personne physique et a subi une peine pour des faits visés aux articles 417/7 à 417/24, 417/55 et 417/58 du Code pénal, ou pour des faits visés aux articles 417/25 à 417/48, 417/52 à 417/54, 417/59, 417/62 et 417/63 du même Code" sont remplacés par les mots "Si le requérant est une personne physique et a fait l'objet d'une décision ordonnant la suspension du prononcé de la condamnation ou a été condamné pour des faits visés aux articles 417/7 à 417/24, 417/55 et 417/58 du Code pénal, ou pour des faits visés aux articles 417/25 à 417/48, 417/52 à 417/54, 417/59, 417/62 et 417/63 du même Code".
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het Strafwetboek
CHAPITRE 5. - Modification du Code pénal
Art.51. In artikel 433quater/2, § 2, van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 21 maart 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het derde streepje worden de woorden "ten minste, maar niet uitsluitend" ingevoegd tussen het woord ", door" en de woorden "mogelijke gevallen";
  2° tussen het tweede en derde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
  "De in het kader van het derde streepje verwerkte categorieën persoonsgegevens hebben uitsluitend betrekking op:
  - de identificatiegegevens van adverteerders en in voorkomend geval van aanbieders van seksuele diensten, en
  - de gegevens met betrekking tot de plaatsing van de advertentie.
  Binnen deze categorieën bepaalt de Koning welke gegevens worden verwerkt. De bewaartermijn voor gegevens mag niet langer zijn dan drie jaar."
Art.51. A l'article 433quater/2, § 2 du Code pénal, inséré par la loi du 21 mars 2022, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le troisième tiret, les mots "au moins, mais pas uniquement" sont insérés entre les mots "traite des êtres humains," et les mots "en signalant".
  2° deux alinéas rédigés comme suit sont insérés entre les alinéas 2 et 3:
  "Les catégories de données personnelles traitées au titre du troisième tiret concernent exclusivement:
  - les données d'identification des annonceurs et le cas échéant des prestataires des services sexuels, et
  - les données relatives au placement de l'annonce.
  Le Roi détermine, au sein de ces catégories quelles données sont traitées. La durée de conservation des données ne peut excéder trois ans."
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van de besluitwet van 30 november 1946 betreffende het bezoldigd vervoer van personen over de weg met autobussen en met autocars
CHAPITRE 6. - Modification de l'arrêté-loi du 30 novembre 1946 relatif aux transports rémunérés de voyageurs par route effectués par autobus et par autocars
Art.52. In artikel 31bis, § 8, van de besluitwet van 30 november 1946 betreffende het bezoldigd vervoer van personen over de weg met autobussen en met autocars, worden de woorden "de artikelen 479 en 483" vervangen door de woorden "artikel 479".
Art.52. Dans l'article 31bis, § 8, de l'arrêté-loi du 30 novembre 1946 relatif aux transports rémunérés de voyageurs par route effectués par autobus et par autocars les mots "les articles 479 et 483" sont remplacés par les mots "l'article 479".
HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
CHAPITRE 7. - Modifications du Code judiciaire
Art.53. In artikel 39 van het Gerechtelijk Wetboek wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
  "Wanneer meerdere geadresseerden om dezelfde reden hun woonplaats hebben gekozen bij dezelfde lasthebber, wordt de betekening tegenover het geheel van de geadresseerden geacht te zijn geschied door de overhandiging van één enkel afschrift van de akte aan de lasthebber."
Art.53. Dans l'article 39 du Code judiciaire, un alinéa rédigé comme suit est inséré entre les alinéas 1er et 2:
  "Lorsque plusieurs destinataires ont élu domicile chez un même mandataire, pour la même cause, la signification est réputée accomplie vis-à-vis de l'ensemble des destinataires par la remise d'une copie unique de l'acte au mandataire."
Art.54. In artikel 40 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "en met de luchtpost indien de plaats van bestemming niet in een aangrenzend land ligt" opgeheven;
  2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Ten aanzien van hen die in België noch een gekende woonplaats, noch een verblijfplaats, maar wel een gekende gekozen woonplaats hebben, wordt de betekening op die gekozen woonplaats gedaan."
Art.54. A l'article 40 du même Code, modifié en dernier lieu par la loi du 26 décembre 2022, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans l'alinéa 1er, les mots "et en outre par avion si le point de destination n'est pas dans un Etat limitrophe," sont abrogés;
  2° l'article est complété par un alinéa rédigé comme suit:
  "A ceux qui n'ont en Belgique ni domicile, ni résidence, mais bien un domicile élu connu, la signification a lieu à ce domicile élu."
Art.55. Artikel 42 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020, wordt aangevuld met de bepaling onder 8°, luidende:
  "8° aan verenigingen van mede-eigenaars, aan de syndicus of, bij ontstentenis van een syndicus, aan de zetel van de vereniging van mede-eigenaars. Wanneer de betekening aan de syndicus geschiedt overeenkomstig artikel 38, § 1, zendt de gerechtsdeurwaarder een afschrift van de in het derde lid van dat artikel bedoelde brief zowel aan de syndicus als aan de vereniging van mede-eigenaars."
Art.55. L'article 42 du même Code, modifié en dernier lieu par la loi du 31 juillet 2020, est complété par le 8° rédigé comme suit:
  "8° aux associations de copropriétaires, au syndic ou, à défaut de syndic, au siège de l'association de copropriétaires. En cas de signification effectuée au syndic conformément à l'article 38, § 1er, l'huissier de justice adresse tant au syndic qu'à l'association des copropriétaires la lettre visée à l'alinéa 3 dudit article."
Art.56. Artikel 168, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, wordt aangevuld met de bepalingen onder 8° en 9°, luidende:
  "8° hij antwoordt op alle verzoeken van de rechtszoekenden om hen algemene informatie van louter procedurele aard te verstrekken met betrekking tot hun dossier, onverminderd artikel 297;
  9° hij verleent technische bijstand aan de rechtszoekenden in het gebruik van de hardware en software die voor het publiek ter beschikking staat in de hoven en rechtbanken en in hun griffies."
Art.56. L'article 168, alinéa 3, du même Code, remplacé par la loi du 25 avril 2007, est complété par les 8° et 9° rédigés comme suit:
  "8° il répond à toutes les demandes des justiciables pour leur fournir des informations générales de nature purement procédurale concernant leur dossier, sans préjudice de l'article 297;
  9° il assiste techniquement les justiciables dans l'utilisation du matériel et des logiciels qui sont mis à la disposition du public dans les cours et tribunaux et dans leurs greffes."
Art.57. In artikel 259bis-3, § 4, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998, wordt de zin "Tegen de beslissing staat geen enkel beroep open." opgeheven.
Art.57. Dans l'article 259bis-3, § 4, alinéa 1er, du même Code, inséré par la loi du 22 décembre 1998, la phrase "Les décisions ne sont susceptibles d'aucun recours." est abrogée.
Art.58. In artikel 288 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 december 2021, worden de woorden "gerechtelijke attachés" telkens vervangen door de woorden "kandidaat-magistraten".
Art.58. Dans l'article 288 du même Code, modifié en dernier lieu par la loi du 23 décembre 2021, les mots "attachés judiciaires" sont chaque fois remplacés par les mots "candidats-magistrats".
Art.59. In artikel 555/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 januari 2014 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 maart 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid, 5° wordt de zin "deze verplichting tot permanente vorming geldt niet voor de overeenkomstig artikel 509, § 1, derde lid, ontslagnemende gerechtsdeurwaarder;" ingevoegd tussen de woorden "en hun medewerkers te organiseren;" en de woorden "de Koning bepaalt".
  2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het woord "1447/1" vervangen door de woorden "1447, tweede lid, 3° ".
Art.59. A l'article 555/1 du même Code, inséré par la loi du 7 janvier 2014 et modifié en dernier lieu par la loi du 14 mars 2023, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le paragraphe 1er, alinéa 1er, 5°, la phrase "Cette obligation de formation permanente ne s'applique pas à l'huissier de justice démissionnaire en vertu de l'article 509, § 1er, alinéa 3." est insérée entre les mots "ainsi que de leurs collaborateurs." et les mots "Le Roi détermine";
  2° dans le paragraphe 2, alinéa 1er, le mot "1447/1" est remplacé par les mots "1447, alinéa 2, 3° ".
Art.60. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 555/1ter ingevoegd, luidende:
  "Art. 555/1ter. § 1. Bij de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders wordt in de vorm van een afzonderlijke rechtspersoon een solidariteitsfonds opgericht, hierna te noemen het "Solidariteitsfonds van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders".
  De Koning organiseert het toezicht op het Solidariteits-fonds van de Nationale Kamer van Gerechts-deurwaarders en legt de regels inzake de werking ervan vast.
  Het Solidariteitsfonds van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders is een solidariteitsfonds binnen de beroepsgroep van de gerechtsdeurwaarders dat de gerechtsdeurwaarders ondersteunt om te kunnen voldoen aan het toe te passen tarief inzake specifiek door de Koning aangeduide vorderingen en procedures.
  De minister van Justitie bepaalt, na advies van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, voor deze door de Koning bepaalde akten het deel van de aktekost, evenals de handelingen waarvoor door de gerechtsdeurwaarders een tegemoetkoming van het Solidariteitsfonds van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders kan worden gevorderd.
  § 2. Het Solidariteitsfonds van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders kan, mits goedkeuring door de minister van Justitie, zijn middelen ook aanwenden voor andere maatschappelijk zinvolle doelen of voor projecten die verband houden met de beroepsactiviteiten van de beroepsgroep van gerechtsdeurwaarders.
  § 3. Het Solidariteitsfonds van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders wordt gevoed door een bijdrage van de gerechtsdeurwaarders voor elke betekende akte, waarvoor een vast bedrag wordt bepaald door de minister van Justitie, na advies van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders.
  De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders beschikt, op grond van haar controlebevoegdheid overeenkomstig artikel 32quater/2, over de nodige gegevens omtrent de akten die het voorwerp uitmaken van een gevorderde tegemoetkoming en omtrent de gerechtsdeurwaarders die een dergelijk verzoek tot tegemoetkoming formuleren, om het Solidariteitsfonds van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders toe te laten om de tegemoetkomingen bedoeld in paragraaf 1 te berekenen en om toezicht uit te oefenen op de eraan verbonden voorwaarden en op de bijdragen voorzien in het eerste lid.
  Indien de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders vaststelt dat het Solidariteitsfonds van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders over onvoldoende middelen beschikt om de tegemoetkomingen gedurende vermoedelijk meer dan een jaar te kunnen uitbetalen, kan zij de minister van Justitie vragen om de bijdrage tijdelijk aan te passen met het oog op het behouden van het financieel evenwicht van het Solidariteitsfonds van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders. De minister van Justitie waakt erover dat het Solidariteitsfonds van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders geen negatief saldo vertoont.
  § 4. Het Solidariteitsfonds van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene Verordening Gegevensbescherming) voor de gegevens die het fonds verzamelt en gebruikt om zijn opdrachten te volbrengen. De volgende gegevens worden door het fonds verzameld en verwerkt:
  1° de identificatie- en contactgegevens van de gerechtsdeurwaarder die een tegemoetkoming vordert;
  2° het ondernemingsnummer, het bankrekeningnummer en de referentie waaronder de gerechtsdeurwaarder gekend is bij de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders;
  3° de gegevens van de akten die het voorwerp uitmaken van een gevorderde tegemoetkoming;
  4° de gegevens van de handelingen die het voorwerp uitmaken van een gevorderde tegemoetkoming.
  § 5. De gegevens bedoeld in paragraaf 4, 1° en 2°, worden verwerkt om de gerechtsdeurwaarder die een tegemoetkoming vordert, op voldoende wijze te kunnen identificeren en de eventuele tegemoetkomingen te kunnen storten.
  De gegevens bedoeld in paragraaf 4, 3° en 4°, worden verwerkt om de eventuele tegemoetkomingen bedoeld in paragraaf 1 te berekenen en de noodzakelijke controles uit te oefenen in verband met de eraan verbonden voorwaarden.
  De gegevens bedoeld in paragraaf 4, 3° en 4°, worden eveneens verwerkt om het verzoek bedoeld in paragraaf 3, derde lid, te kunnen indienen bij de minister van Justitie met het oog op het behouden van het financieel evenwicht van het fonds.
  De bewaartermijn van de door het Solidariteitsfonds van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders verzamelde gegevens bedraagt tien jaar."
Art.60. Dans le même Code, il est inséré un article 555/1ter rédigé comme suit:
  "Art. 555/1ter. § 1er. Un fonds, dénommé ci-après "Fonds de solidarité de la Chambre nationale des huissiers de justice", est créé auprès de la Chambre nationale des huissiers de justice, sous la forme d'une personne morale distincte.
  Le Roi organise le contrôle du Fonds de solidarité de la Chambre nationale des huissiers de justice et fixe les règles relatives à son fonctionnement.
  Le Fonds de solidarité de la Chambre nationale des huissiers de justice est un fonds de solidarité au sein de la profession des huissiers de justice, qui soutient les huissiers de justice quant au tarif à appliquer en ce qui concerne les demandes et procédures spécifiques déterminées par le Roi.
  Sur avis de la Chambre nationale des huissiers de justice, le ministre de la Justice détermine pour ces actes déterminés par le Roi, la partie des frais d'acte, ainsi que les actions pour lesquelles une intervention peut être sollicitée par les huissiers de justice auprès du Fonds de solidarité de la Chambre nationale des huissiers de justice.
  § 2. Le Fonds de solidarité de la Chambre nationale des huissiers de justice peut également, moyennant approbation par le ministre de la Justice, consacrer les moyens dont il dispose à d'autres fins sociales utiles ou à des projets ayant un lien avec les activités professionnelles de la profession des huissiers de justice.
  § 3. Le Fonds de solidarité de la Chambre nationale des huissiers de justice est alimenté par une contribution des huissiers de justice pour chaque acte signifié, dont le montant fixe est déterminé par le ministre de la Justice, après avis de la Chambre nationale des huissiers de justice.
  La Chambre nationale des huissiers de justice dispose, en vertu de sa compétence de contrôle conformément à l'article 32quater/2, des informations nécessaires en ce qui concerne les actes qui font l'objet d'une demande d'intervention et en ce qui concerne les huissiers de justice qui formulent une telle demande d'intervention afin de permettre au Fonds de solidarité de la Chambre nationale des huissiers de justice de calculer les interventions visées au paragraphe 1er et de contrôler les conditions qui y sont attachées et les contributions prévues à l'alinéa 1er.
  Si la Chambre nationale des huissiers de justice constate que le Fonds de solidarité de la Chambre nationale des huissiers de justice ne dispose pas des moyens nécessaires pour pouvoir payer les interventions pendant probablement plus d'un an, elle peut demander au ministre de la Justice d'adapter temporairement les contributions en vue du maintien de l'équilibre financier du Fonds de solidarité de la Chambre nationale des huissiers de justice. Le ministre de la Justice veille à ce que le Fonds de solidarité de la Chambre nationale des huissiers de justice ne présente pas un solde négatif.
  § 4. Le Fonds de solidarité de la Chambre nationale des huissiers de justice est le responsable du traitement au sens de l'article 4, 7), du règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données et abrogeant la directive 95/46/CE (Règlement général sur la protection des données) pour les données que le fonds collecte et utilise pour accomplir ses missions. Le fonds récolte et rassemble les données suivantes:
  1° les données d'identification et de contact de l'huissier de justice qui sollicite une intervention;
  2° le numéro d'entreprise, le numéro de compte bancaire et la référence sous laquelle l'huissier de justice est connu auprès de la Chambre nationale des huissiers de justice;
  3° les données relatives aux actes qui font l'objet d'une demande d'intervention;
  4° les données relatives aux actions qui font l'objet d'une demande d'intervention.
  § 5. Les données visées au paragraphe 4, 1° et 2°, sont traitées pour pouvoir identifier de manière suffisante l'huissier de justice qui sollicite une intervention et pour pouvoir effectuer le versement des éventuelles interventions.
  Les données visées au paragraphe 4, 3° et 4°, sont traitées pour calculer les éventuelles interventions visées au paragraphe 1er et exercer les contrôles nécessaires par rapport aux conditions qui y sont associées.
  Les données visées au paragraphe 4, 3° et 4°, sont également traitées afin d'introduire la demande visée au paragraphe 3, alinéa 3, auprès du ministre de la Justice en vue du maintien de l'équilibre financier du fonds.
  Le délai de conservation des données collectées par le Fonds de solidarité de la Chambre nationale des huissiers de justice s'élève à dix ans."
Art.61. Artikel 835 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 2003, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Op straffe van niet-ontvankelijkheid houdt de akte keuze van woonplaats in België in, indien de verzoeker er zijn woonplaats, verblijfplaats of zetel niet heeft."
Art.61. L'article 835 du même Code, remplacé par la loi du 22 décembre 2003, est complété par un alinéa rédigé comme suit:
  "Sous peine d'irrecevabilité, l'acte contient élection de domicile en Belgique si le demandeur n'y a pas son domicile, sa résidence ou son siège."
Art.62. Artikel 837, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, wordt aangevuld met de volgende zin:
  "De rechter kan evenwel de zaak uitstellen of in voortzetting stellen naar een andere zitting."
Art.62. L'article 837, alinéa 1er, du même Code, modifié par la loi du 22 décembre 2003, est complété par la phrase suivante:
  "Le juge peut toutefois ajourner l'affaire ou la mettre en continuation à une autre audience."
Art.63. In artikel 1249/3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 maart 2018, worden de woorden "De in artikel 1239 bedoelde verzoekschriften" vervangen door de woorden "De verzoekschriften gegrond op artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek".
Art.63. Dans l'article 1249/3, alinéa 1er, du même Code, inséré par la loi du 21 décembre 2018, les mots "visées à l'article 1239" sont remplacés par les mots "fondées sur l'article 492/1 de l'ancien Code civil".
Art.64. In artikel 1249/5 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "of iedere neerlegging" ingevoegd tussen de woorden "iedere kennisgeving" en de woorden "in het kader van dit";
  2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende:
  " § 5. Elk verzoekschrift, vergezeld van de bijgevoegde documenten, wordt per aangetekende zending naar de griffier verstuurd of ter griffie neergelegd."
Art.64. A l'article 1249/5 du même Code, inséré par la loi du 21 décembre 2018, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le paragraphe 1er, alinéa 1er, les mots "ou tout dépôt" sont insérés entre les mots "toute notification" et les mots "dans le cadre du présent";
  2° l'article est complété par un paragraphe 5 rédigé comme suit:
  " § 5. Toute requête, accompagnée des documents joints en annexe, est adressée par envoi recommandé au greffier de la juridiction ou déposée au greffe."
Art.65. In artikel 1344octies, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 oktober 2017, worden de woorden "tweede lid, onder de bepaling onder 3" vervangen door de woorden "tweede lid, 3°, of een uittreksel uit het Rijkregister van de natuurlijke personen".
Art.65. Dans l'article 1344octies, alinéa 3, du même Code, inséré par la loi du 18 octobre 2017, les mots "l'alinéa 2, sous le 3" sont remplacés par les mots "l'alinéa 2, 3°, ou un extrait du registre national des personnes physiques".
Art.66. In artikel 1389 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 7 april 2023, wordt de bepaling onder 5° opgeheven.
Art.66. Dans l'article 1389 du même Code, modifié par la loi du 7 avril 2023, le 5° est abrogé.
Art.67. In artikel 1391, § 6, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 mei 2000, worden de woorden "de artikelen 10 tot 15 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens" vervangen door de woorden "de artikelen 15 en 16 van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene Verordening Gegevensbescherming)".
Art.67. Dans l'article 1391, § 6, du même Code, remplacé par la loi du 29 mai 2000, les mots "aux articles 10 à 15 de la loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée à l'égard des traitements de données à caractère personnel" sont remplacés par les mots "aux articles 15 et 16 du règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE (Règlement général sur la protection des données)".
Art.68. In artikel 1391/1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 juni 2018, wordt het woord "1447/1" vervangen door de woorden "1447, tweede lid, 3° ".
Art.68. Dans l'article 1391/1, alinéa 2, du même Code, inséré par la loi du 18 juin 2018, le mot "1447/1" est remplacé par les mots "1447, alinéa 2, 3° ".
Art.69. In artikel 1394/27 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 oktober 2015 en gewijzigd bij de wet van 6 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 2 worden de woorden "verantwoordelijke voor de verwerking" vervangen door het woord "verwerkingsverantwoordelijke";
  2° in paragraaf 2 worden de woorden "1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens" vervangen door de woorden "4, 7), van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene Verordening Gegevensbescherming)."
Art.69. A l'article 1394/27 du même Code, inséré par la loi du 19 octobre 2015 et modifié par la loi du 6 juillet 2017, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le texte néerlandais du paragraphe 2, les mots "verantwoordelijke voor de verwerking" sont remplacés par le mot "verwerkingsverantwoordelijke";
  2° dans le paragraphe 2, les mots "1er, § 4, de la loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée à l'égard des traitements de données à caractère personnel" sont remplacés par les mots "4, 7), du règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE (Règlement général sur la protection des données)."
Art.70. In artikel 1447, tweede lid, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 1° worden de woorden ", behalve in het geval bedoeld in de bepaling onder 3°, " ingevoegd tussen de woorden "verblijfplaats van de schuldenaar en" en de woorden "de derde-beslagene";
  2° het lid wordt aangevuld met de bepaling onder 3°, luidende:
  "3° in het geval van een bankbeslag onder derden, waarbij de schuldeiser geen kennis heeft van de naam of het adres van de bank, noch het IBAN-nummer, de BIC-code, of een ander bankrekeningnummer aan de hand waarvan de bank kan worden geïdentificeerd, het verzoek om de nodige inlichtingen in te winnen bij de instantie belast met het inwinnen van de inlichtingen, bedoeld in artikel 555/1, § 1, eerste lid, 25°, teneinde de bank of de banken en de rekening of de rekeningen van de schuldenaar te kunnen identificeren overeenkomstig de nadere regels bepaald in artikel 555/1, § 2."
Art.70. A l'article 1447, alinéa 2, du même Code, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le 1°, les mots ", sauf le cas visé au 3°, " sont insérés entre les mots "résidence du débiteur et" et les mots "du tiers saisi";
  2° l'alinéa est complété par un 3° rédigé comme suit:
  "3° dans le cas d'une saisie-arrêt sur compte bancaire, lorsque le créancier n'a connaissance ni du nom ou de l'adresse de la banque, ni du code IBAN, BIC ou d'un autre numéro bancaire permettant d'identifier la banque, la demande d'obtenir les informations nécessaires auprès de l'autorité chargée de l'obtention d'informations visée à l'article 555/1, § 1er, alinéa 1er, 25°, pour permettre d'identifier la ou les banques et le ou les comptes du débiteur selon les modalités prévues à l'article 555/1, § 2."
Art.71. Artikel 1447/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 juni 2018, wordt opgeheven.
Art.71. L'article 1447/1 du même Code, inséré par la loi du 18 juin 2018, est abrogé.
Art.72. In artikel 1447/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1:
  a) in het eerste lid worden de woorden "1447/1, § 1" vervangen door de woorden "1447, tweede lid, 3° ";
  b) het tweede lid wordt opgeheven;
  2° in paragraaf 3 wordt het woord "1447/1" vervangen door de woorden "1447, tweede lid, 3° ".
Art.72. A l'article 1447/2 du même Code, inséré par la loi du 18 juin 2018, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le paragraphe 1er:
  a) à l'alinéa 1er, les mots "1447/1, § 1er," sont remplacés par les mots "1447, alinéa 2, 3° ";
  b) l'alinéa 2 est abrogé;
  2° dans le paragraphe 3, le mot "1447/1" est remplacé par les mots "1447, alinéa 2, 3° ".
Art.73. In artikel 1502, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 mei 2000, worden de woorden ", § 3," opgeheven.
Art.73. Dans l'article 1502, alinéa 1er, du même Code, remplacé par la loi du 29 mai 2000, les mots ", § 3," sont abrogés.
Art.74. Artikel 1523 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
  "Art. 1523. In het geval van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel op een handelsplatform of deviezen, is de gerechtsdeurwaarder gemachtigd om een verkooporder te geven aan de betrokken financiële tussenpersoon. Deze voert het order uit of geeft het door overeenkomstig de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen."
Art.74. L'article 1523 du même Code est remplacé par ce qui suit:
  "Art. 1523. S'il s'agit d'instruments financiers admis aux négociations sur une plateforme de négociation ou de devises, l'huissier de justice est habilité à donner un ordre de vente à l'intermédiaire financier concerné. Ce dernier exécute ou transmet l'ordre conformément aux dispositions légales et réglementaires applicables."
Art.75. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1539bis ingevoegd, luidende:
  "Art. 1539bis. Voor de toepassing van artikel 1539, eerste lid, kan de gerechtsdeurwaarder inlichtingen opvragen bij het centraal aanspreekpunt van de Nationale Bank van België via de overeenkomstig artikel 6, tweede lid, van de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest, aangewezen centraliserende organisatie.
  De centraliserende organisatie verstrekt de gerechtsdeurwaarder de volgende gegevens:
  1° de identificatie van de bank of de banken en van de bankrekening of de bankrekeningen van de schuldenaar;
  2° in voorkomend geval:
  a) indien het beschikbare saldo gelijk is aan of groter is dan het bedrag waarop beslag wordt gelegd: de informatie dat het beschikbare bedrag toereikend is;
  b) indien het beschikbare saldo lager is dan het bedrag waarop beslag wordt gelegd: het beschikbare saldo."
Art.75. Dans le même Code, il est inséré un article 1539bis, rédigé comme suit:
  "Art. 1539bis. En vue de l'application de l'article 1539, alinéa 1er, l'huissier de justice peut solliciter des informations auprès du point de contact central de la Banque nationale de Belgique via l'organisation centralisatrice désignée conformément à l'article 6, alinéa 2, de la loi du 8 juillet 2018 portant organisation d'un point de contact central des comptes et contrats financiers et portant extension de l'accès au fichier central des avis de saisie, de délégation, de cession, de règlement collectif de dettes et de protêt.
  L'organisation centralisatrice communique les informations suivantes à l'huissier de justice:
  1° l'identification de la ou des banques et du ou des comptes du débiteur;
  2° le cas échéant:
  a) dans le cas où le solde disponible est égal ou supérieur au montant qui fait l'objet de la saisie: l'information que le montant disponible est suffisant;
  b) dans le cas où le solde disponible est inférieur au montant qui fait l'objet de la saisie: le montant du solde disponible."
Art.76. Artikel 1638 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art.76. L'article 1638 du même Code est abrogé.
Art.77. In artikel 1675/9, § 2, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2022, worden de woorden ", hetzij bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbericht, hetzij bij aangifte op zijn kantoor met ontvangstbericht gedagtekend en ondertekend door de bemiddelaar of zijn gemachtigde" opgeheven.
Art.77. Dans l'article 1675/9, § 2, alinéa 1er, du même Code, inséré par la loi du 5 juillet 1998 et modifié en dernier lieu par la loi du 26 décembre 2022, les mots ", par lettre recommandée à la poste avec accusé de réception ou par déclaration en ses bureaux avec accusé de réception daté et signé par le médiateur ou son mandataire" sont abrogés.
Art.78. Artikel 1724 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juni 2018, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 1724. Kunnen het voorwerp van een bemiddeling uitmaken:
  1° de al dan niet grensoverschrijdende geschillen van vermogensrechtelijke aard, met inbegrip van de geschillen waarbij een publiekrechtelijke rechtspersoon is betrokken;
  2° de niet-vermogensrechtelijke geschillen die vatbaar zijn voor dading, met inbegrip van de geschillen waarbij een publiekrechtelijke rechtspersoon is betrokken;
  3° de geschillen bedoeld in artikel 572bis, 3°, 4°, 6° tot 10° en 12° tot 15°, en de geschillen voortvloeiend uit de feitelijke samenwoning."
Art.78. L'article 1724 du même Code, remplacé par la loi du 18 juin 2018, est remplacé par ce qui suit:
  "Art. 1724. Peuvent faire l'objet d'une médiation:
  1° les différends de nature patrimoniale, transfrontaliers ou non, en ce compris les différends impliquant une personne morale de droit public;
  2° les différends de nature non patrimoniale susceptibles d'être réglés par transaction, en ce compris les différends impliquant une personne morale de droit public;
  3° les différends visés à l'article 572bis, 3°, 4°, 6° à 10° et 12 à 15°, et les différends découlant de la cohabitation de fait."
Art.79. In artikel 1727 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juni 2018 en gewijzigd bij de wet van 6 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "vierentwintig" vervangen door het woord "dertig";
  2° in paragraaf 2 wordt de bepaling onder 9° vervangen als volgt:
  "9° een met redenen omkleed advies verlenen aan de minister van Justitie met betrekking tot de voorwaarden waaraan een representatieve instantie voor de bemiddelaars die noch het beroep van advocaat noch dat van notaris noch dat van gerechtsdeurwaarder noch dat van magistraat uitoefenen en die geen emeritus- of eremagistraat zijn, moet voldoen om als representatief te gelden;";
  3° een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidende:
  " § 2/1. De algemene vergadering en het bureau kunnen deskundigen raadplegen en hen uitnodigen om deel te nemen aan hun vergaderingen. Zij hebben een raadgevende stem."
Art.79. A l'article 1727 du même Code, remplacé par la loi du 18 juin 2018 et modifié par la loi du 6 décembre 2022, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le paragraphe 1er, alinéa 1er, le mot "vingt-quatre" est remplacé par le mot "trente";
  2° dans le paragraphe 2, le 9° est remplacé par ce qui suit:
  "9° rendre des avis motivés au ministre de la Justice sur les conditions auxquelles une instance représentative pour les médiateurs qui n'exercent ni la profession d'avocat, ni celle de notaire, ni celle d'huissier de justice, ni celle de magistrat, et qui ne sont ni magistrats émérites ou honoraires doit répondre pour pouvoir être représentative;";
  3° il est inséré un paragraphe 2/1 rédigé comme suit:
  " § 2/1. L'assemblée générale et le bureau peuvent consulter des experts et les inviter à participer à leurs réunions. Ils ont une voix consultative."
Art.80. In artikel 1727/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het tweede lid worden de woorden "binnen elke taalgroep" opgeheven;
  2° het vijfde lid wordt vervangen als volgt:
  "Elk jaar keurt de algemene vergadering het verslag goed bedoeld in artikel 1727, § 2, 13°, opgesteld door het bureau, met uitzondering van dat bedoeld in artikel 1727/5, § 5. Dat verslag wordt meegedeeld aan de minister van Justitie.
Art.80. A l'article 1727/1 du même Code, inséré par la loi du 18 juin 2018, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans l'alinéa 2, les mots "au sein de chaque groupe linguistique" sont abrogés;
  2° l'alinéa 5 est remplacé par ce qui suit:
  "L'assemblée générale approuve chaque année le rapport visé à l'article 1727, § 2, 13°, rédigé par le bureau, à l'exception de celui visé à l'article 1727/5, § 5. Ce rapport est communiqué au ministre de la Justice."
Art.81. Artikel 1727/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 juni 2018 en gewijzigd bij de wetten van 21 december 2018 en 6 december 2022, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 1727/2. § 1. Het bureau bestaat uit negen vaste leden en negen plaatsvervangende leden die doen blijken van relevante competenties in het domein van de bemiddeling of op het stuk van praktijkervaring of opleiding inzake bemiddeling.
  Voor elk vast lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.
  De Koning bepaalt de nadere regels voor de bekendmaking van de vacatures, voor de indiening van de kandidaturen en voor de voordracht van de leden.
  De vaste en plaatsvervangende leden worden door de Koning aangewezen, op met redenen omklede voordracht:
  1° van twee leden, door de Ordre des barreaux francophones et germanophone voor de advocaten die tot die Orde behoren;
  2° van twee leden, door de Orde van Vlaamse balies voor de advocaten die tot die Orde behoren;
  3° van vier leden, twee voor elke taalrol, door de Koninklijke Federatie van het Belgisch notariaat voor de notarissen;
  4° van zes leden, drie van elke taalrol, door de representatieve instanties voor de bemiddelaars die noch het beroep van advocaat noch dat van notaris noch dat van gerechtsdeurwaarder noch dat van magistraat uitoefenen en die geen emeritus of eremagistraat zijn, en door andere beroepsorganisaties dan die van voormelde beroepen en die in hun midden erkende bemiddelaars tellen;
  5° van twee leden, elk van een verschillende taalrol, die magistraat, emeritus-magistraat of eremagistraat zijn, door de Hoge Raad voor de Justitie;
  6° van twee leden, elk van een verschillende taalrol, door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders voor de gerechtsdeurwaarders.
  Na advies van de Commissie, overeenkomstig artikel 1727, § 2, 9°, stelt de minister van Justitie een lijst op van instanties die geacht worden representatief te zijn voor de bemiddelaars die noch het beroep van advocaat noch dat van notaris noch dat van gerechtsdeurwaarder noch dat van magistraat uitoefenen en die geen emeritus- of eremagistraat zijn.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt de kandidaat-notaris gelijkgesteld met een notaris en wordt de kandidaat-gerechtsdeurwaarder gelijkgesteld met een gerechtsdeurwaarder.
  § 2. De leden worden benoemd voor een periode van drie jaar. Een volledig voltooid mandaat kan slechts eenmaal worden verlengd. De termijn van het mandaat vangt aan vanaf de dag van de bekendmaking van hun benoeming in het Belgisch Staatsblad. Een lid dat reeds twee mandaten heeft uitgeoefend, kan zich kandidaat stellen voor een derde mandaat indien er zich bij een oproep tot kandidaatstelling in het Belgisch Staatsblad geen of onvoldoende kandidaten melden om de vacante mandaten te hernieuwen.
  Het mandaat van een lid kan voortijdig beëindigd worden door het ontslag van het lid, door een beslissing genomen door de minister van Justitie op voorstel van het bureau of op vraag van drie vierden van de leden van de algemene vergadering. Er wordt vervolgens gehandeld overeenkomstig paragraaf 1.
  § 3. Een aangevangen doch onderbroken mandaat wordt voltooid door de ter vervanging benoemde personen van dezelfde beroepsgroep en taalrol.
  De leden van het bureau, met inbegrip van de voorzitter en de ondervoorzitter bedoeld in paragraaf 4, oefenen hun ambt uit tot zij vervangen zijn.
  § 4. De algemene vergadering wijst te midden de leden van het bureau en voor een niet verlengbare periode van drie jaar een voorzitter aan en een ondervoorzitter die de voorzitter zo nodig vervangt, evenals een secretaris. De ambten van voorzitter en ondervoorzitter worden afwisselend toegekend aan een Franstalig lid en een Nederlandstalig lid. Het voorzitterschap en het ondervoorzitterschap worden bovendien bij voorkeur afwisselend uitgeoefend door notarissen, advocaten, magistraten, gerechtsdeurwaarders en door bemiddelaars die geen van voornoemde beroepen uitoefenen.
  De voorzitter van het bureau is tevens voorzitter van de Federale bemiddelingscommissie."
Art.81. L'article 1727/2 du même Code, inséré par la loi du 18 juin 2018 et modifié par les lois des 21 décembre 2018 et 6 décembre 2022, est remplacé par ce qui suit:
  "Art. 1727/2. § 1er. Le bureau est composé de neuf membres effectifs et de neuf membres suppléants qui justifient de compétences pertinentes dans le domaine de la médiation ou dans la pratique ou la formation à la médiation.
  Pour chaque membre effectif, il est désigné un membre suppléant.
  Le Roi fixe les modalités de la publication des vacances, du dépôt des candidatures et de la présentation des membres.
  Les membres effectifs et suppléants sont désignés par le Roi, sur présentation motivée:
  1° de deux membres par l'Ordre des barreaux francophones et germanophone pour les avocats appartenant à cet Ordre;
  2° de deux membres par l'Orde van Vlaamse balies pour les avocats appartenant à cet Ordre;
  3° de quatre membres, deux par rôle linguistique, par la Fédération royale du notariat belge pour les notaires;
  4° de six membres, trois par rôle linguistique, par les instances représentatives pour les médiateurs qui n'exercent ni la profession d'avocat, ni celle de notaire, ni celle d'huissier de justice, ni celle de magistrat, et qui ne sont ni magistrats émérites ou honoraires et par d'autres organisations professionnelles que celles concernant les professions précitées et qui comptent en leur sein des médiateurs agréés;
  5° de deux membres, chacun d'un rôle linguistique distinct, qui sont magistrats, ou magistrats émérites ou honoraires, par le Conseil supérieur de la justice;
  6° de deux membres, chacun d'un rôle linguistique distinct, par la Chambre nationale des huissiers de justice pour les huissiers de justice.
  Le ministre de la Justice établit, sur avis de la Commission, conformément à l'article 1727, § 2, 9°, une liste d'instances présumées être représentatives des médiateurs qui n'exercent ni la profession d'avocat, ni celle de notaire, ni celle d'huissier de justice, ni celle de magistrat, et qui ne sont ni magistrats émérites ou honoraires.
  Pour l'application du présent article, le candidat-notaire est assimilé à un notaire et le candidat-huissier de justice est assimilé à un huissier de justice.
  § 2. Les membres sont nommés pour une période de trois ans. Un mandat complet ne peut être renouvelé qu'une fois. Le mandat prend cours à dater de la publication de leur nomination au Moniteur belge. Un membre, ayant déjà exercé deux mandats, peut se porter candidat à un troisième mandat si, lors d'un appel à candidatures au Moniteur belge, il n'y a pas de candidatures ou insuffisamment de candidatures pour renouveler les mandats vacants.
  Il peut être mis prématurément fin au mandat d'un membre par la démission du membre, par une décision prise par le ministre de la Justice sur la proposition du bureau ou à la demande des trois-quarts des membres de l'assemblée générale. Il est ensuite procédé conformément au paragraphe 1er.
  § 3. Un mandat entamé mais interrompu est achevé par une personne nommée en remplacement et appartenant au même groupe professionnel et rôle linguistique.
  Les membres du bureau, y compris le président et le vice-président visés au paragraphe 4, exercent leurs fonctions jusqu'à leur remplacement.
  § 4. L'assemblée générale désigne parmi les membres du bureau et pour une période de trois ans non renouvelable un président et un vice-président qui remplace le président le cas échéant, ainsi qu'un secrétaire. Les fonctions de président et de vice-président sont attribuées alternativement à un membre francophone et à un membre néerlandophone. La présidence et la vice-présidence sont, en outre, par préférence, exercées alternativement par des notaires, des avocats, des magistrats, des huissiers de justice et par des médiateurs qui n'exercent aucune des professions précitées.
  Le président du bureau est également président de la Commission fédérale de médiation."
Art.82. In het zevende deel, hoofdstuk I, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 1727/2/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 1727/2/1. § 1er. Het bureau coördineert de activiteiten van de Commissie, waakt over de uitvoering van de beslissingen genomen door haar organen en is belast met het dagelijks beheer.
  Het bureau keurt de beslissingen of adviezen van de commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars en van de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming goed op grond van artikel 1727/4, § 3.
  Het bureau is belast met de aangelegenheden bedoeld in artikel 1727, § 2, 10°, 11° en 12°, en legt aan de algemene vergadering voorstellen voor in het kader van de aangelegenheid bedoeld in artikel 1727, § 2, 9°.
  Het bureau stelt een huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de algemene vergadering. Zodra dit reglement door de algemene vergadering is goedgekeurd, wordt het op de website van de Commissie gepubliceerd.
  § 2. Het bureau wijst te midden van de vaste leden of plaatsvervangende leden van het bureau, voor elke vaste commissie een voorzitter en ondervoorzitter van verschillende taalrollen aan.
  De aanstelling wordt bevestigd of ongedaan gemaakt op de eerste vergadering van de algemene vergadering volgend op de hernieuwing van het bureau. De algemene vergadering benoemt een ander lid van het bureau als het een door het bureau gedane benoeming niet bevestigt. De beslissingen genomen door de voorzitter en de ondervoorzitter waarvan de benoemingen niet zouden bevestigd worden, blijven evenwel hun gevolgen hebben.
  De aanstelling geldt voor een duur van drie jaar beginnend op de dag van de eerste vergadering van het nieuw samengestelde bureau of in voorkomend geval van de aanstelling door de algemene vergadering.
  Voor het voorzitterschap en ondervoorzitterschap van elke commissie wordt een toerbeurt in acht genomen tussen de leden van de Franstalige of Nederlandstalige taalrol."
Art.82. Dans la septième partie, chapitre Ier, du même Code, il est inséré un article 1727/2/1 rédigé comme suit:
  "Art. 1727/2/1. § 1er. Le bureau coordonne les activités de la Commission, veille à l'exécution des décisions prises par ses organes et est chargé de la gestion journalière.
  Le bureau approuve les décisions ou avis émis par la commission pour l'agrément des médiateurs belges et étrangers et par la commission pour l'agrément des formations et le suivi de la formation permanente en vertu de l'article 1727/4, § 3.
  Le bureau est chargé des matières visées à l'article 1727, § 2, 10°, 11° et 12°, et soumet des propositions à l'assemblée générale dans la matière visée à l'article 1727, § 2, 9°.
  Le bureau établit un règlement d'ordre intérieur qui est soumis à l'assemblée générale pour approbation. Une fois approuvé par l'assemblée générale, ce règlement est publié sur le site internet de la Commission.
  § 2. Le bureau désigne parmi ses membres effectifs ou membres suppléants pour chacune des commissions permanentes un président et un vice-président d'un rôle linguistique différent.
  La désignation est confirmée ou infirmée à la première réunion de l'assemblée générale tenue lors du renouvellement du bureau. L'assemblée générale désigne un autre membre du bureau si elle ne confirme pas la désignation faite par le bureau. Les décisions prises par le président ou le vice-président dont la désignation n'a pas été confirmée continuent à sortir leurs effets.
  La désignation vaut pour une période de trois ans à dater de la première réunion du bureau nouvellement constitué ou, le cas échéant, à dater de la désignation par l'assemblée générale.
  Pour la présidence et la vice-présidence, la désignation observe un régime d'alternance entre le groupe francophone et le groupe néerlandophone."
Art.83. Artikel 1727/3 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 juni 2018, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende:
  " § 2. De leden van de commissies voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars en voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming worden benoemd door de Koning voor een periode van drie jaar. Hun mandaat kan slechts eenmaal worden verlengd. Hun mandaat vangt aan op de dag van de publicatie van hun benoeming in het Belgisch Staatsblad. Het eindigt na verloop van drie jaar of, indien de drie jaar nog niet verstreken zijn, op de dag van de eerste algemene vergadering gehouden na de hernieuwing van de mandaten van de leden van het bureau. Een lid dat reeds twee mandaten heeft uitgeoefend, kan zich kandidaat stellen voor een derde mandaat indien er zich bij een oproep tot kandidaatstelling in het Belgisch Staatsblad geen of onvoldoende kandidaten melden om de vacante mandaten te vernieuwen.
  De leden van de vaste commissies oefenen hun opdracht uit tot hun vervanging."
Art.83. L'article 1727/3 du même Code, inséré par la loi du 18 juin 2018, dont le texte actuel formera le paragraphe 1er, est complété par un paragraphe 2 rédigé comme suit:
  " § 2. Les membres des commissions pour l'agrément des médiateurs belges et étrangers et pour l'agrément des formations et le suivi de la formation continue sont nommés par le Roi pour une durée de trois ans. Leur mandat ne peut être renouvelé qu'une seule fois. Leur mandat prend cours le jour de la publication de leur nomination au Moniteur belge. Il se termine à l'issue des trois années ou, si les trois années ne sont pas encore écoulées, le jour de la première assemblée générale tenue après le renouvellement des mandats des membres du bureau. Un membre, ayant déjà exercé deux mandats, peut se porter candidat à un troisième mandat si, lors d'un appel à candidatures au Moniteur belge, il n'y a pas de candidatures ou insuffisamment de candidatures pour renouveler les mandats vacants.
  Les membres des commissions permanentes exercent leurs fonctions jusqu'à leur remplacement."
Art.84. Artikel 1727/4, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 juni 2018 en gewijzigd bij de wet van 6 december 2022, wordt vervangen door twee paragrafen, luidende:
  " § 1. De commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars en de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming bestaan elk uit een voorzitter of een ondervoorzitter en vier vaste leden. Er worden ook twee plaatsvervangende leden aangeduid. Met uitzondering van de voorzitter of de ondervoorzitter, telt elke commissie evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
  Bij afwezigheid wordt de voorzitter vervangen door de ondervoorzitter of, zo nodig, door een ander lid van de betrokken vaste commissie van dezelfde taalgroep als de voorzitter.
  § 1/1. Een oproep tot kandidaten wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De leden worden benoemd door de Koning op voordracht van een lijst opgesteld door het bureau, en waarin een met redenen omkleed advies is opgenomen met betrekking tot maximaal vierentwintig kandidaten, die in volgorde van voorkeur zijn gerangschikt. De Koning bepaalt de nadere regels voor de bekendmaking van de vacatures, voor de indiening van de kandidaturen, voor de voordracht van de leden en kan de criteria voor de kandidaatstelling bepalen.
  Het mandaat van een lid kan voortijdig beëindigd worden door het ontslag van het lid, door een beslissing genomen door de minister van Justitie op voorstel van het bureau of op vraag van drie vierden van de leden van de algemene vergadering. De als vervanger aangewezen persoon wordt door het bureau gekozen uit de in het eerste lid bedoelde lijst. Indien op deze lijst geen vervanger kan worden gevonden, wordt er vervolgens gehandeld overeenkomstig het eerste lid. In alle gevallen voltooien de ter vervanging benoemde personen het mandaat van de voorganger."
Art.84. L'article 1727/4, § 1er, du même Code, inséré par la loi du 18 juin 2018 et modifié par la loi du 6 décembre 2022, est remplacé par deux paragraphes rédigés comme suit:
  " § 1er. La commission pour l'agrément des médiateurs belges et étrangers et la commission pour l'agrément des formations et le suivi de la formation continue sont chacune composées, outre d'un président ou un vice-président, de quatre membres effectifs. Deux membres suppléants sont également désignés. A l'exception du président ou du vice-président, chaque commission comporte autant de membres d'expression française que de membres d'expression néerlandaise.
  En cas d'absence du président, le vice-président ou, si nécessaire, un autre membre de la commission permanente concernée appartenant au même groupe linguistique que le président, le remplace.
  § 1/1. Un appel aux candidats est publié au Moniteur belge. Les membres sont nommés par le Roi sur la base de la présentation d'une liste rédigée par le bureau de maximum vingt-quatre candidats classés par ordre de préférence, contenant un avis motivé pour chaque candidat. Le Roi fixe les modalités de la publication des vacances, du dépôt des candidatures, de la présentation des membres et peut fixer les critères requis pour poser sa candidature.
  Il peut être mis fin prématurément au mandat d'un membre par la démission du membre, par une décision prise par le ministre de la Justice sur la proposition du bureau ou à la demande de trois quarts des membres de l'assemblée générale. La personne nommée en remplacement doit être choisie par le bureau sur la liste visée à l'alinéa 1er. Dans l'hypothèse où aucun remplaçant ne peut être trouvé sur cette liste, il sera procédé conformément à l'alinéa 1er. Dans tous les cas, les personnes nommées en remplacement achèvent le mandat du prédécesseur."
Art.85. In artikel 1727/5 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 juni 2018 en gewijzigd bij de wet van 6 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt:
  "De commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling is samengesteld uit vijf leden, een voorzitter of een ondervoorzitter en vier effectieve assessoren. Er worden tevens vier plaatsvervangende assessoren aangeduid. De ondervoorzitter vervangt de voorzitter bij afwezigheid of verhindering. Met uitzondering van de voorzitter of de ondervoorzitter, telt de commissie evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden. De commissie bestaat uit een Nederlandstalig en een Franstalig college met elk twee effectieve assessoren, en de voorzitter of de ondervoorzitter. De commissie wordt voorgezeten door een lid van het Bureau dat, vanaf zijn aanwijzing, geen zitting meer heeft in een andere vaste of bijzondere commissie. De voorzitter en de ondervoorzitter moeten het bewijs leveren van voldoende kennis van de andere landstaal.";
  2° paragraaf 1/1 wordt vervangen als volgt:
  " § 1/1. De assessoren worden benoemd voor een periode van drie jaar. Hun mandaat kan slechts tweemaal worden verlengd. Het mandaat van een assessor kan voortijdig beëindigd worden door diens ontslag of door een met redenen omklede beslissing genomen door de minister van Justitie op voorstel van het bureau of op vraag van drie vierden van de leden van de algemene vergadering. Er wordt vervolgens gehandeld overeenkomstig paragraaf 1, derde lid. In alle gevallen voltooien de ter vervanging benoemde personen het mandaat van de voorganger. Indien het gaat om een eerste mandaat, kan het mandaat van de ter vervanging benoemde persoon tweemaal worden verlengd. Een lid dat reeds drie volledige mandaten heeft uitgeoefend, kan zich kandidaat stellen voor een vierde mandaat indien er zich bij een oproep tot kandidaatstelling in het Belgisch Staatsblad geen of onvoldoende kandidaten melden om de vacante mandaten te hernieuwen.";
  3° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "en tegen instellingen die opleidingen in bemiddeling verschaffen," opgeheven;
  4° paragraaf 2, eerste lid, wordt aangevuld met de woorden "Deze laatste is ook belast met het ontvangen van klachten tegen instellingen die opleidingen in bemiddeling verschaffen en informeert de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming hiervan in voorkomend geval.";
  5° een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidende:
  " § 2/1. De commissie houdt zitting in verenigde colleges bij het formuleren van de in paragraaf 2 bedoelde voorstellen, evenals bij het opstellen van het in paragraaf 3 bedoelde reglement van procesvoering en van het in paragraaf 5 bedoelde verslag."
Art.85. A l'article 1727/5 du même Code, inséré par la loi du 18 juin 2018 et modifié par la loi du 6 décembre 2022, les modifications suivantes sont apportées:
  1° le paragraphe 1er, alinéa 1er, est remplacé par ce qui suit:
  "La commission disciplinaire et de traitement des plaintes est composée de cinq membres, un président ou un vice-président et quatre assesseurs effectifs. Il y a également quatre assesseurs suppléants qui sont désignés. Le vice-président remplace le président en cas d'absence ou d'empêchement. A l'exception du président ou du vice-président, la commission comporte autant de membres d'expression française que de membres d'expression néerlandaise. La commission se compose d'un collège francophone et d'un collège néerlandophone, composés chacun de deux assesseurs effectifs, et du président ou du vice-président. La commission est présidée par un membre du bureau qui, dès désignation, ne siègera plus dans une autre commission permanente ou spéciale. Le président et le vice-président justifient d'une connaissance suffisante de l'autre langue nationale.";
  2° le paragraphe 1er/1 est remplacé par ce qui suit:
  " § 1er/1. Les assesseurs sont nommés pour une période de trois ans. Leur mandat ne peut être renouvelé que deux fois. Il peut être mis fin prématurément au mandat d'un assesseur par la démission de celui-ci, par une décision motivée prise par le ministre de la Justice sur la proposition du bureau ou à la demande des trois-quarts des membres de l'assemblée générale. Il est ensuite procédé conformément au paragraphe 1er, alinéa 3. Dans tous les cas, les personnes nommées en remplacement achèvent le mandat du prédécesseur. S'il s'agit d'un premier mandat, le mandat de la personne nommée en remplacement peut être renouvelé deux fois. Un membre, ayant déjà exercé trois mandats complets, peut se porter candidat à un quatrième mandat si, lors d'un appel à candidatures au Moniteur belge, il n'y a pas de candidatures ou insuffisamment de candidatures pour renouveler les mandats vacants.";
  3° dans le paragraphe 2, alinéa 1er, les mots "et contre les organismes qui dispensent des formations en médiation" sont abrogés;
  4° le paragraphe 2, alinéa 1er, est complété par les mots "Cette dernière est également chargée de recevoir les plaintes contre les organismes qui dispensent des formations en médiation et en informe, le cas échéant, la commission pour l'agrément des formations et le suivi de la formation continue.";
  5° il est inséré un paragraphe 2/1 rédigé comme suit:
  " § 2/1. La commission siège en collèges réunis lorsqu'elle formule des avis visés au paragraphe 2, rédige le règlement prévu au paragraphe 3 ainsi que le rapport prévu au paragraphe 5."
Art.86. In artikel 1734, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juni 2018, worden de woorden "en voor zover de redelijke termijn om tot een gerechtelijke beslissing te bekomen niet in het gedrang komt," ingevoegd tussen de woorden "mogelijk is," en de woorden "kan hij," en worden de woorden "op de inleidingszitting, op een zitting waarop de zaak wordt verdaagd naar een nabije datum of op een zitting die ten laatste op de laatste dag van de maand die volgt op die van de neerlegging van de eerste conclusies van de verweerder is bepaald," opgeheven.
Art.86. Dans l'article 1734, § 1er, alinéa 2, du même Code, remplacé par la loi du 18 juin 2018, les mots "et dans la mesure où le délai raisonnable pour obtenir une décision judiciaire n'est pas compromis," sont insérés entre les mots "est possible" et les mots "le juge, peut," et les mots ", à l'audience d'introduction, à une audience de remise à une date rapprochée ou à une audience fixée au plus tard le dernier jour du mois qui suit celui du dépôt des premières conclusions du défendeur" sont abrogés.
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van het bijvoegsel bij het Gerechtelijk Wetboek betreffende de gebiedsomschrijving en zetel van hoven en rechtbanken
CHAPITRE 8. - Modifications de l'annexe au Code judiciaire concernant les limites territoriales et siège des cours et tribunaux
Art.87. In artikel 1, afdeling 1, van het bijvoegsel bij het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 25 maart 1999 en gewijzigd bij de wet van 21 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 5 worden de woorden "De gemeente Zwijndrecht en het" opgeheven en vervangen door het woord "Het";
  2° in de bepaling onder 9 worden de woorden "De gemeente Borsbeek en de deelgemeente Deurne" vervangen door de woorden "De deelgemeenten Borsbeek en Deurne".
Art.87. A l'article 1er, section 1re de l'annexe au Code judiciaire, remplacée par la loi du 25 mars 1999, et modifiée par la loi du 21 décembre 2018, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le 5, les mots "commune de Zwijndrecht et la" sont abrogés;
  2° dans le 9, les mots "La commune de Borsbeek et l'ancienne commune de Deurne" sont remplacés par les mots "Les anciennes communes de Borsbeek et de Deurne".
Art.88. In artikel 1, afdeling 2, van hetzelfde bijvoegsel, vervangen bij de wet van 25 december 2017 en gewijzigd bij de wet van 21 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 1 wordt het woord "Ham" vervangen door het woord "Tessenderlo-Ham", wordt de komma tussen "Heusden-Zolder" en "Leopoldsburg" vervangen door het woord "en" en worden de woorden "en Tessenderlo" opgeheven;
  2° in de bepaling onder 2 worden tussen de woorden "Diepenbeek" en "en" de woorden ", de deelgemeente Kortessem van de stad Hasselt" ingevoegd;
  3° in de bepaling onder 7 worden de woorden "Bilzen en de gemeenten Hoeselt en" vervangen door de woorden "Bilzen-Hoeselt en de gemeente" en wordt het woord "Bilzen" vervangen door het woord "Bilzen-Hoeselt";
  4° [1 in de bepaling onder 11 worden de woorden "steden Borgloon, Tongeren" vervangen door de woorden "stad Tongeren-Borgloon" en wordt het woord "Tongeren" vervangen door het woord "Tongeren-Borgloon";]1
  [1 5° in de bepaling onder 11 wordt het woord "Kortessem" opgeheven.]1
  
Art.88. A l'article 1er, section 2, de la même annexe, remplacée par la loi du 25 décembre 2017 et modifiée par la loi du 21 décembre 2018, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le 1, le mot "Ham" est remplacé par le mot "Tessenderlo-Ham", la virgule entre "Heusden-Zolder" et "de Bourg-Leopold" est remplacée par le mot "et" et les mots "et de Tessenderlo" sont abrogés;
  2° dans le 2, les mots ", l'ancienne commune de Kortessem de la ville de Hasselt" sont insérés entre les mots "Diepenbeek" et "ainsi";
  3° dans le 7, les mots "Bilzen et les communes de Hoeselt et" sont remplacés par les mots "Bilzen-Hoeselt et la commune" et le mot "Bilzen" est remplacé par le mot "Bilzen-Hoeselt";
  4° [1 dans le 11, les mots "de Looz, de Tongres" sont remplacés par les mots "de Tongres-Looz" et le mot "Tongres" est remplacé par le mot "Tongres-Looz";]1
  [1 5° dans le 11, les mots "de Kortessem" sont abrogés.]1
  
Art.89. In artikel 1, afdeling 5, van hetzelfde bijvoegsel, vervangen bij de wet van 25 december 2017 en gewijzigd bij de wet van 21 december 2018, in de bepaling onder 4, worden de woorden "Galmaarden, Gooik, Herne" vervangen door het woord "Pajottegem".
Art.89. Dans l'article 1er, section 5, de la même annexe, remplacée par la loi du 25 décembre 2017 et modifiée par la loi du 21 décembre 2018 dans le 4, les mots "Gammerages, de Gooik, de Herne" sont remplacés par le mot "Pajottegem".
Art.90. In artikel 1, afdeling 6, van hetzelfde bijvoegsel, vervangen bij de wet van 25 december 2017 en gewijzigd bij de wet van 21 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 3 worden de woorden "Beveren, Kruibeke" vervangen door het woord "Beveren-Kruibeke-Zwijndrecht" en wordt het woord "Beveren" vervangen door het woord "Beveren-Kruibeke-Zwijndrecht";
  2° in de bepaling onder 6 worden de woorden "en de gemeenten Moerbeke en" vervangen door de woorden ", de deelgemeente Moerbeke van de stad Lokeren en de gemeente";
  3° in de bepaling onder 13 wordt het woord "De Pinte" vervangen door het woord "Nazareth-De Pinte", worden de woorden "de deelgemeente Mariakerke," opgeheven en wordt het woord "Merelbeke" vervangen door het woord "Merelbeke-Melle";
  4° in de bepaling onder 14 wordt het woord "Het" vervangen door de woorden "De deelgemeente Mariakerke, het";
  5° in de bepaling onder 15 wordt het woord ", Wachtebeke" opgeheven;
  6° in de bepaling onder 16 worden de woorden "Merelbeke en verder de grens met de gemeente Melle" vervangen door het woord "Merelbeke-Melle";
  7° in de bepaling onder 17 worden de woorden "Melle, Merelbeke, Nazareth" vervangen door het woord "Merelbeke-Melle" en wordt het woord "Merelbeke" vervangen door het woord "Merelbeke-Melle";
  8° in de bepaling onder 18 wordt het woord ", Wachtebeke" opgeheven.
Art.90. A l'article 1er, section 6, de la même annexe, remplacée par la loi du 25 décembre 2017 et modifiée par la loi du 21 décembre 2018, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le 3, les mots "de Beveren, de Kruibeke" sont remplacés par les mots "de Beveren-Kruibeke-Zwijndrecht" et le mot "Beveren" est remplacé par le mot "Beveren-Kruibeke-Zwijndrecht";
  2° dans le 6, les mots "et les communes de Moerbeke et" sont remplacés par les mots ", l'ancienne commune de Moerbeke de la Ville de Lokeren et la commune";
  3° dans le 13, le mot "De Pinte" est remplacé par le mot "Nazareth-De Pinte", les mots "l'ancienne commune de Mariakerke," sont abrogés et le mot "Merelbeke" est remplacé par le mot "Merelbeke-Melle";
  4° dans le 14, le mot "La" est remplacé par les mots "L'ancienne commune de Mariakerke, la";
  5° dans le 15, les mots ", de Wachtebeke" sont abrogés;
  6° dans le 16, les mots "Merelbeke et au-delà de la limite de la commune de Melle" sont remplacés par le mot "Merelbeke-Melle";
  7° dans le 17, les mots ", de Melle, de Merelbeke, de Nazareth" sont remplacés par le mot "Merelbeke-Melle" et le mot "Merelbeke" est remplacé par le mot "Merelbeke-Melle";
  8° dans le 18, les mots ", de Wachtebeke" sont abrogés.
Art.91. Art. 76/5. In artikel 1, afdeling 7, van hetzelfde bijvoegsel, vervangen bij de wet van 25 december 2017 en gewijzigd bij de wet van 21 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de bepaling onder 7 wordt het woord ", Ruiselede" opgeheven;
  2° [1 in de bepaling onder 11 worden de woorden "Ledegem, Lendelede en Meulebeke" vervangen door de woorden "Ledegem en Lendelede";]1
  3° in de bepaling onder 16 wordt het woord "stad" vervangen door het woord "steden", worden de woorden "en Waregem" ingevoegd tussen de woorden "Harelbeke" en de woorden "en de gemeenten" en wordt het woord ", Waregem" opgeheven.
  
Art.91. A l'article 1er, section 7, de la même annexe, remplacée par la loi du 25 décembre 2017 et modifiée par la loi du 21 décembre 2018, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le 7, les mots ", de Ruiselede" sont abrogés;
  2° [1 dans le 11, les mots "de Ledegem, de Lendelede et de Meulebeke" sont remplacés par les mots "de Ledegem et de Lendelede";]1
  3° dans le 16, les mots "La ville" sont remplacés par les mots "Les villes", les mots "et de Waregem" sont insérés entre le mot "Harelbeke" et les mots "et les communes", et les mots ", de Waregem" sont abrogés.
  
Art.92. In artikel 1, afdeling 9, van hetzelfde bijvoegsel, vervangen bij de wet van 25 december 2017 en gewijzigd bij de wet van 21 december 2018, in de bepaling onder 4, wordt de komma tussen de woorden "Bastenaken" en "Houffalize" vervangen door het woord "en", worden de woorden "de deelgemeente Bertogne van de stad Bastenaken" ingevoegd tussen de woorden "Houffalize" en de woorden "en de gemeenten" en wordt het woord "Bertogne" opgeheven.
Art.92. Dans l'article 1er, section 9, de la même annexe, remplacée par la loi du 25 décembre 2017 et modifiée par la loi du 21 décembre 2018, dans le 4, la virgule entre les mots "Bastogne" et "Houffalize" est remplacée par le mot "et", les mots "l'ancienne commune de Bertogne de la ville de Bastogne" sont insérés entre les mots "Houffalize" et les mots "et les communes" et les mots "de Bertogne" sont abrogés.
HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer
CHAPITRE 9. - Modifications de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière
Art.93. In artikel 65, § 8, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, vervangen bij de wet van 29 februari 1984 en gewijzigd bij de wet van 26 maart 2007, worden de woorden "de artikelen 479 en 483" vervangen door de woorden "artikel 479".
Art.93. Dans l'article 65, § 8, de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière, remplacé par la loi du 29 février 1984 et modifié par la loi du 26 mars 2007, les mots "les articles 479 et 483" sont remplacés par les mots "l'article 479".
Art.94. In artikel 65/1 van dezelfde wet, vervangen bij de programmawet van 25 december 2016 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 november 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 3 worden de woorden "worden door de procureur des Konings of door de door hem aangestelde parketjurist uitvoerbaar verklaard" vervangen door de woorden "kunnen door de procureur des Konings of door de door hem aangestelde parketjurist uitvoerbaar verklaard worden."
  2° paragraaf 3 wordt aangevuld met de volgende zin:
  "De uitvoerbaarverklaring door de procureur des Konings of door de door hem aangestelde parketjurist doet de strafvordering vervallen."
Art.94. A l'article 65/1 de la même loi, remplacé par la loi-programme du 25 décembre 2016 et modifié en dernier lieu par la loi du 28 novembre 2021, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le paragraphe 3, les mots "sont déclarés exécutoires" sont remplacés par les mots "peuvent être déclarés exécutoires".
  2° le paragraphe 3 est complété par la phrase suivante:
  "La déclaration du procureur du Roi ou du juriste de parquet mandaté par lui de rendre l'ordre de paiement exécutoire éteint l'action criminelle."
HOOFDSTUK 10. - Wijziging van de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg
CHAPITRE 10. - Modification de la loi du 18 février 1969 relative aux mesures d'exécution des traités et actes internationaux en matière de transport par mer, par route, par chemin de fer ou par voie navigable
Art.95. In artikel 2bis, § 8, van de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg, ingevoegd bij de wet van 6 mei 1985, worden de woorden "de artikelen 479 en 483" vervangen door de woorden "artikel 479".
Art.95. Dans l'article 2bis, § 8, de la loi du 18 février 1969 relative aux mesures d'exécution des traités et actes internationaux en matière de transport par mer, par route, par chemin de fer ou par voie navigable, inséré par la loi du 6 mai 1985, les mots "les articles 479 et 483" sont remplacés par les mots "l'article 479".
HOOFDSTUK 11. - Wijzigingen van de wet van 8 maart 1999 tot instelling van een Adviesraad van de magistratuur
CHAPITRE 11. - Modifications de la loi du 8 mars 1999 instaurant un Conseil consultatif de la magistrature
Art.96. In de wet van 8 maart 1999 tot instelling van een Adviesraad van de magistratuur, wordt een afdeling 4/1 ingevoegd, luidende "Jaarverslag".
Art.96. Dans la loi du 8 mars 1999 instaurant un Conseil consultatif de la magistrature, il est inséré une section 4/1 intitulée "Du rapport annuel".
Art.97. In afdeling 4/1, ingevoegd bij artikel 96, wordt een artikel 5/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 5/1. Het Bureau van de Adviesraad stelt een jaarverslag op. Dit jaarverslag handelt inzonderheid over de volgende punten met betrekking tot het afgelopen kalenderjaar:
  1° de samenstelling van de colleges bedoeld in artikel 2, § 1;
  2° de samenstelling van het Bureau bedoeld in artikel 4, § 2, eerste lid;
  3° de personele, logistieke en werkingsmiddelen die overeenkomstig artikel 6, § 2, ter beschikking werden gesteld en de wijze waarop de werkingsmiddelen werden ingezet;
  4° een overzicht van de activiteiten;
  5° een overzicht van de verstrekte adviezen.
  Dit jaarverslag wordt ter goedkeuring overgezonden aan de algemene vergadering, die het vervolgens uiterlijk op 1 april meedeelt aan de minister van Justitie."
Art.97. Dans la section 4/1, insérée par l'article 96, il est inséré un article 5/1 rédigé comme suit:
  "Art. 5/1. Le Bureau du Conseil consultatif établit un rapport annuel. Ce rapport annuel traite notamment des points suivants se rapportant à l'année civile écoulée:
  1° la composition des collèges visés à l'article 2, § 1er;
  2° la composition du Bureau visé à l'article 4, § 2, alinéa 1er;
  3° les moyens humains, logistiques et de fonctionnement personnel mis à disposition conformément à l'article 6, § 2, et la manière dont les moyens de fonctionnement ont été mis en oeuvre;
  4° une vue d'ensemble des activités;
  5° une vue d'ensemble des avis rendus.
  Ce rapport annuel est transmis pour approbation à l'Assemblée générale, qui le communique ensuite au plus tard le 1er avril au ministre de la Justice."
HOOFDSTUK 12. - Wijzigingen van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel
CHAPITRE 12. - Modifications de la loi du 19 décembre 2003 relative au mandat d'arrêt européen
Art.98. In de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel wordt in afdeling 2 van hoofdstuk III een onderafdeling 2/1 ingevoegd, luidende "Horen van de gezochte persoon of tijdelijke overbrenging in afwachting van de beslissing over de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel".
Art.98. Dans la loi du 19 décembre 2003 relative au mandat d'arrêt européen, il est inséré dans la section 2 du chapitre III une sous-section 2/1 intitulée "Audition de la personne recherchée ou transfèrement temporaire dans l'attente de la décision sur l'exécution du mandat d'arrêt européen".
Art.99. In onderafdeling 2/1, ingevoegd bij artikel 98, wordt artikel 12 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 25 april 2014, hersteld als volgt:
  "Art. 12. § 1. Wanneer het Europees aanhoudingsbevel werd uitgevaardigd met het oog op strafvervolging, stemmen de bevoegde Belgische autoriteiten ermee in dat:
  1° de gezochte persoon wordt gehoord overeenkomstig paragraaf 2; of
  2° de gezochte persoon tijdelijk wordt overgebracht.
  § 2. Wanneer het Europees aanhoudingsbevel werd uitgevaardigd met het oog op strafvervolging, hoort de onderzoeksrechter of de procureur des Konings de gezochte persoon op verzoek van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit met het oog op strafvervolging in de uitvaardigende lidstaat.
  De gezochte persoon wordt overeenkomstig het Belgische recht gehoord en onder de omstandigheden welke in onderlinge overeenstemming tussen de uitvaardigende rechterlijke autoriteit en de onderzoeksrechter of de procureur des Konings worden vastgesteld.
  Het verhoor wordt afgenomen in aanwezigheid van een persoon die daartoe door de uitvaardigende rechterlijke autoriteit aangewezen is, en de advocaat van de gezochte persoon, die indien nodig wordt bijgestaan door een tolk. De bijstand door de advocaat geschiedt volgens de ter zake geldende regels van het Belgische recht. Zulks geldt ook voor de eventuele bijstand door een tolk. De gezochte persoon wordt voorafgaand aan het verhoor op de hoogte gesteld van de procedurele rechten, met inbegrip van het zwijgrecht, die hij volgens het Belgische recht en het recht van de uitvaardigende staat geniet.
  Er wordt hiervan een proces-verbaal opgesteld. Het proces-verbaal wordt overgezonden aan de uitvaardigende rechterlijke autoriteit.
  § 3. De voorwaarden en de duur van de tijdelijke overbrenging overeenkomstig paragraaf 1, 2°, worden in onderlinge overeenstemming tussen de procureur des Konings en de uitvaardigende rechterlijke autoriteit vastgesteld.
  De gezochte persoon moet in het kader van de overleveringsprocedure naar België kunnen terugkeren om aanwezig te zijn bij de zittingen inzake zijn overlevering."
Art.99. Dans la sous-section 2/1, insérée par l'article 98, l'article 12 de la même loi, abrogé par la loi du 25 avril 2014, est rétabli dans la rédaction suivante:
  "Art. 12. § 1er. Lorsque le mandat d'arrêt européen a été émis aux fins de poursuites pénales, les autorités belges compétentes conviennent que:
  1° la personne recherchée soit entendue conformément au paragraphe 2; ou
  2° la personne recherchée soit temporairement transférée.
  § 2. Lorsque le mandat d'arrêt européen a été émis aux fins de poursuites pénales, le juge d'instruction ou le procureur du Roi entend la personne recherchée à la demande de l'autorité judiciaire d'émission aux fins de poursuites pénales dans l'Etat membre d'émission.
  L'audition de la personne recherchée est exécutée conformément au droit belge et dans les conditions déterminées d'un commun accord entre l'autorité judiciaire d'émission et le juge d'instruction ou le procureur du Roi.
  L'audition est conduite en présence d'une personne désignée à cet effet par l'autorité judiciaire d'émission, et de l'avocat de la personne recherchée assistée au besoin d'un interprète. L'assistance de l'avocat suit les règles du droit belge applicables en la matière. Il en est de même en ce qui concerne l'assistance éventuelle d'un interprète. La personne recherchée est informée avant l'audition des droits procéduraux qui lui sont reconnus par le droit belge et par le droit de l'Etat d'émission, y compris le droit au silence.
  Il en est dressé procès-verbal. Le procès-verbal est transmis à l'autorité judiciaire d'émission.
  § 3. Les conditions et la durée du transfèrement temporaire conformément au paragraphe 1er, 2°, sont déterminées d'un commun accord entre le procureur du Roi et l'autorité judiciaire d'émission.
  La personne recherchée doit pouvoir retourner en Belgique pour assister aux audiences la concernant dans le cadre de la procédure de remise."
Art.100. Artikel 31 van dezelfde wet wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende:
  " § 3. Ingeval de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende staat de gezochte persoon na zijn overlevering wenst over te leveren aan een andere lidstaat dan België, beslist de raadkamer die de gezochte persoon heeft overgeleverd over het verzoek tot toestemming overeenkomstig paragrafen 1 en 2 van dit artikel."
Art.100. L'article 31 de la même loi, est complété par un paragraphe 3 rédigé comme suit:
  " § 3. Si l'autorité compétente de l'Etat d'émission souhaite remettre la personne recherchée à un Etat membre autre que la Belgique après sa remise, la chambre du conseil qui a remis la personne recherchée statue sur la demande de consentement conformément aux paragraphes 1 et 2 du présent article."
HOOFDSTUK 13. - Wijziging van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden
CHAPITRE 13. - Modification de la loi de principes du 12 janvier 2005 concernant l'administration pénitentiaire ainsi que le statut juridique des détenus
Art.101. In artikel 2 van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 februari 2017, wordt de bepaling onder 16° /1 ingevoegd, luidende:
  "16° /1 detentiehuis: een door de Koning specifiek aangewezen gevangenis die bestaat in een autonome kleinschalige voorziening die is ingebed in de maatschappelijke omgeving en waarmee zij nauwe contacten onderhoudt;"
Art.101. Dans l'article 2 de la loi de principes du 12 janvier 2005 concernant l'administration pénitentiaire ainsi que le statut juridique des détenus modifié en dernier lieu par la loi du 20 février 2017, le 16° /1 est inséré rédigé comme suit:
  "16° /1 maison de détention: prison spécifiquement désignée par le Roi qui consiste en une petite structure autonome, ancrée dans le milieu social et avec laquelle elle entretient des contacts étroits;"
Art.102. In titel III, hoofdstuk I, van dezelfde wet wordt een artikel 15/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 15/1. § 1. Aan steden en gemeenten op het grondgebied waarvan zich een detentiehuis bevindt, kan een subsidie worden toegekend.
  Deze subsidie voorziet in een tussenkomst voor de kosten verbonden aan het bevorderen van de integratie van het detentiehuis op hun grondgebied en van de toegankelijkheid van hun diensten voor de gedetineerden die in het detentiehuis verblijven.
  § 2. De Koning bepaalt de nadere regels aangaande deze subsidiëring."
Art.102. Dans le titre III, chapitre I, de la même loi, un article 15/1 est inséré rédigé comme suit:
  "Art. 15/1. § 1er. Un subside peut être accordé aux villes et communes sur le territoire desquelles se trouve une maison de détention.
  Ce subside prévoit une contribution aux coûts liés à la promotion de l'intégration de la maison de détention sur leur territoire et l'accessibilité des leurs services pour les détenus qui séjournent dans la maison de détention.
  § 2. Le Roi détermine les modalités concernant ce subside."
Art.103. In artikel 33, § 1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "en het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk gewest" vervangen door de woorden ", het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Belgische leden van het Europees Parlement, alsook, binnen zijn rechtsgebied, de stafhouder of het lid van de raad van de Orde dat de stafhouder daartoe aanwijst";
  2° in het tweede lid wordt het woord "minister" vervangen door de woorden "directeur-generaal of zijn gemachtigde".
Art.103. A l'article 33, § 1er, de la même loi, les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans l'alinéa 1er, les mots "et du Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale" sont remplacés par les mots ", du Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale et les membres Belges du Parlement Européen, ainsi que, dans les limites de son ressort, le bâtonnier ou le membre du conseil de l'Ordre désigné par le bâtonnier à cet effet";
  2° dans l'alinéa 2, le mot "ministre" est remplacé par les mots "directeur général ou de son délégué".
Art.104. In artikel 57, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 21 februari 2010 en 17 augustus 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de bepaling onder 2° worden voor de woorden "de voorzitter van de Senaat" de woorden "de voorzitter van het Europees Parlement," ingevoegd;
  b) het lid wordt aangevuld met de bepalingen onder 20°, 21° en 22°, luidende:
  "20° de inspecteur-generaal van de Algemene Inspectie van de federale politie en de lokale politie;
  21° de voorzitter van het Controleorgaan op de politionele informatie;
  22° de voorzitter van de Gegevensbeschermingsautoriteit."
Art.104. A l'article 57, § 1er, alinéa 1er, de la même loi, modifié par les lois du 21 février 2010 et 17 août 2013, les modifications suivantes sont apportées:
  a) dans le 2° les mots "le président du Parlement européen," sont insérés avant les mots "le président du Sénat";
  b) l'alinéa est complété par les 20°, 21° et 22° rédigés comme suit:
  "20° l'inspecteur général de l'Inspection générale de la police fédérale et de la police locale;
  21° le président de l'Organe de contrôle de l'information policière;
  22° le président de l'Autorité de protection des données."
Art.105. Artikel 117 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 juli 2006, wordt vervangen door:
  "Art. 117. § 1. De plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime bestaat in één van de hierna vermelde maatregelen of in een combinatie van meerdere ervan:
  1° uitsluiting van deelname aan gemeenschappelijke activiteiten;
  2° systematische controle van uitgaande en inkomende briefwisseling overeenkomstig de in artikel 55 en 56 bepaalde regels;
  3° beperking van bezoek in een lokaal dat voorzien is van een transparante wand die de bezoekers van de gedetineerde scheidt, zoals bepaald in artikel 60, § 3;
  4° gedeeltelijke ontzegging van het gebruik van de telefoon, zoals bepaald in artikel 64, § 3;
  5° systematische toepassing van de in artikel 108, § 1, bepaalde controlemaatregel;
  6° toepassing van een of meerdere bijzondere in artikel 112, § 1, bepaalde veiligheidsmaatregelen.
  § 2. Indien uit concrete omstandigheden blijkt dat de gedetineerde een reëel en ernstig risico vormt voor de veiligheid vanwege zijn banden met de georganiseerde misdaad en hij verdacht wordt van of veroordeeld is voor een overtreding van artikel 2bis, § 4, b), van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsmiddelen en antiseptica en van de stoffen die kunnen worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen of voor het misdrijf bedoeld in artikel 324ter, § 4, van het Strafwetboek kan de plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime bovendien bestaan uit de hierna opgesomde maatregelen of een combinatie van meerdere ervan:
  1° de permanente observatie door middel van een camera, mits eerbiediging van de menselijke waardigheid van de gedetineerde en mits uitvoering van een regelmatige controle, minstens tijdens de bezoeken van de arts bedoeld in artikel 118, § 5, van de eventuele gevolgen op de mentale gezondheid.
  2° in afwijking van artikel 58, de uitsluiting van het recht op bezoek en/of van het recht op ongestoord bezoek van alle of sommige bezoekers bedoeld in artikel 59.
  § 3. De basisbeginselen vermeld in titel II blijven onverkort van toepassing op het individueel bijzonder veiligheidsregime."
Art.105. L'article 117 de la même loi, modifié par la loi du 20 juillet 2006, est remplacé comme suit:
  "Art. 117. § 1er. Le placement sous régime de sécurité particulier individuel consiste à prendre l'une des mesures mentionnées ci-après ou une combinaison de plusieurs de ces mesures:
  1° l'interdiction de prendre part à des activités communes;
  2° le contrôle systématique de la correspondance entrante et sortante, conformément aux modalités prévues aux articles 55 et 56;
  3° le confinement des visites à un local pourvu d'une paroi de séparation transparente entre les visiteurs et le détenu, comme prévu à l'article 60, § 3;
  4° la privation partielle de l'usage du téléphone, comme prévue à l'article 64, § 3;
  5° l'application systématique de la mesure de contrôle prévue à l'article 108, § 1er;
  6° l'application d'une ou de plusieurs mesures de sécurité particulières prévues à l'article 112, § 1er.
  § 2. Si des circonstances concrètes montrent que le détenu représente un risque réel et grave pour la sécurité en raison de ses liens avec la criminalité organisée et qu'il est inculpé ou condamné pour infraction à l'article 2bis, § 4, b), de la loi du 24 février 1921 concernant le trafic des substances vénéneuses, soporifiques, stupéfiantes, psychotropes, désinfectantes ou antiseptiques et des substances pouvant servir à la fabrication illicite de substances stupéfiantes et psychotropes ou pour l'infraction prévue à l'article 324ter, § 4, du Code pénal, le placement dans un régime de sécurité particulier individuel peut, en outre, consister en des mesures énumérées ci-dessous ou en une combinaison de plusieurs d'entre elles:
  1° une observation permanente par caméra en veillant au respect de la dignité humaine du détenu et en contrôlant régulièrement, au moins lors de visites du médecin prévues par l'article 118, § 5, les éventuelles conséquences sur sa santé mentale.
  2° par dérogation à l'article 58, l'exclusion du droit de visite et/ou du droit de visite dans l'intimité, de tout ou partie des visiteurs visés à l'article 59.
  § 3. Les principes fondamentaux mentionnés au titre II s'appliquent sans restriction au régime de sécurité particulier individuel."
Art.106. In artikel 118 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 23 december 2005, 2 maart 2010 en 11 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° er wordt een paragraaf 3/1 ingevoegd, luidende:
  " § 3/1. In afwijking van artikel 116, § 1, en van de paragrafen 1 tot 3 wordt de beslissing tot plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime bedoeld in artikel 117, § 2, genomen door de directeur-generaal van de penitentiaire administratie of zijn gemachtigde, na advies van de federale procureur of de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
  De directeur-generaal deelt de gedetineerde de concrete, bijzondere omstandigheden of houdingen mee waaruit blijkt dat hij een voortdurende bedreiging uitmaakt voor de veiligheid.
  Daarnaast deelt de directeur-generaal de gedetineerde de nadere regels van de plaatsing onder het individueel bijzonder veiligheidsregime mee, waarbij elke voorgestelde maatregel omstandig wordt gemotiveerd.
  De directeur-generaal vraagt een psycho-medisch advies met betrekking tot de verenigbaarheid van de nadere regels van het voorgestelde regime met de gezondheidstoestand van de gedetineerde.
  Hij stelt de gedetineerde in de gelegenheid, desgewenst bijgestaan door een raadsman, zijn verweermiddelen te laten gelden tijdens een hoorzitting met de directeur. Daarvan wordt akte genomen ten behoeve van de door de directeur-generaal te nemen beslissing.
  Na ontvangst van het verslag van het horen van de gedetineerde, neemt de directeur-generaal een beslissing.";
  2° paragraaf 7 wordt aangevuld met twee leden, luidende:
  "In afwijking van het derde lid wordt bij plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime in toepassing van paragraaf 3/1, een psycho-medisch verslag over het verloop van dit individueel bijzonder veiligheidsregime en de voortzetting ervan overgemaakt aan de directeur-generaal een week vóór de vervaldag ervan. De beslissing tot plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime kan hernieuwd worden door de directeur-generaal, met inachtneming van paragraaf 3/1;
  De federale procureur of de inlichtingen- en veiligheidsdiensten brengen om de twee maanden een geactualiseerd advies uit.";
  3° paragraaf 8 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Het eerste lid is niet van toepassing op het individueel bijzonder veiligheidsregime opgelegd in toepassing van de paragrafen 3/1 en § 7, vierde lid.";
  4° paragraaf 9 wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Het eerste lid is niet van toepassing op het individueel bijzonder veiligheidsregime opgelegd in toepassing van de paragrafen 3/1 en 7, vierde lid.";
  5° in paragraaf 10, wordt de zin "De gedetineerde heeft het recht beroep aan te tekenen tegen de beslissingen van de directeur-generaal genomen overeenkomstig § 1, eerste lid, § 7, eerste en tweede lid en §§ 8 en 9." vervangen als volgt:
  "De gedetineerde heeft het recht beroep aan te tekenen tegen de beslissingen van de directeur-generaal genomen overeenkomstig de paragrafen 1, eerste lid, 3/1, eerste lid, 7, eerste, tweede en vierde lid, en de paragrafen 8 en 9."
Art.106. A l'article 118 de la même loi, modifié par les lois des 23 décembre 2005, 2 mars 2010 et 11 juillet 2018, les modifications suivantes sont apportées:
  1° un paragraphe 3/1 est inséré rédigé comme suit:
  " § 3/1. Par dérogation à l'article 116, § 1er, et aux paragraphes 1er à 3, la décision de placement en régime de sécurité particulier individuel visée à l'article 117, § 2, est prise par le directeur général de l'administration pénitentiaire ou son délégué, après avis du procureur fédéral ou des services de renseignement et de sécurité.
  Le directeur général informe le détenu des circonstances ou attitudes concrètes particulières dont il ressort qu'il représente une menace permanente pour la sécurité.
  En outre, le directeur général informe le détenu des modalités concrètes du placement sous régime de sécurité particulier individuel, chacune des modalités proposées étant motivée de manière circonstanciée.
  Le directeur général demande un avis psycho-médical sur la compatibilité des modalités du régime proposé avec l'état de santé du détenu.
  Il donne au détenu la possibilité, assisté d'un conseil s'il le souhaite, de présenter ses moyens de défense lors d'une audition avec le directeur. Il en est pris acte pour les besoins de la décision à prendre par le directeur général.
  Dès réception du rapport d'audition du détenu, le directeur général prend une décision.";
  2° le paragraphe 7 est complété par deux alinéas rédigés comme suit:
  "Par dérogation à l'alinéa 3, en cas de placement sous régime de sécurité particulier individuel pris en application du paragraphe 3/1, un rapport psychomédical concernant le déroulement de ce régime de sécurité particulier individuel et sa poursuite est transmis au directeur général une semaine avant son échéance. La décision de placement sous régime de sécurité particulier individuel peut être renouvelée par le directeur général, dans le respect du paragraphe 3/1;
  Le procureur fédéral ou les services de renseignement et de sécurité rendent un avis actualisé tous les deux mois.";
  3° le paragraphe 8 est complété par un alinéa rédigé comme suit:
  "L'alinéa 1er ne s'applique pas au régime de sécurité particulier individuel pris en application des paragraphes 3/1 et 7, alinéa 4.";
  4° le paragraphe 9 est complété par un alinéa rédigé comme suit:
  "L'alinéa 1er ne s'applique pas au régime de sécurité particulier individuel pris en application des paragraphes 3/1 et 7, alinéa 4.";
  5° dans le paragraphe 10, alinéa premier, la phrase "Le détenu a le droit d'interjeter appel contre les décisions prises par le directeur général conformément aux § 1er, alinéa 1er, § 7, alinéa 1er et 2, §§ 8 et 9" est remplacée comme suit:
  "Le détenu a le droit d'interjeter appel contre les décisions prises par le directeur général conformément aux paragraphes 1er, alinéa 1er, 3/1, alinéa 1er, 7, alinéa 1er, 2 et 4, et aux paragraphes 8 et 9."
Art.107. In artikel 158 wordt een paragraaf 3/1 ingevoegd, luidend als volgt:
  " § 3/1. Bij vernietiging van een beslissing genomen overeenkomstig artikel 118, § 3/1, eerste lid, en § 7, vierde lid, van een beslissing tot plaatsing of overplaatsing als bedoeld in de artikelen 17 en 18 of tot toewijzing van een verblijfsruimte genomen ten aanzien van een gedetineerde geplaatst onder voormeld individueel bijzonder veiligheidsregime, kan de Klachtencommissie of de Beroepscommissie enkel toepassing maken van paragraaf 3, 1° en 3°. Zij vermeldt de specifieke redenen waarom ze de bestreden beslissing geheel of gedeeltelijk vernietigt en omkleedt eveneens haar beslissing met de bijzondere redenen hoe deze beslissing verzoend kan worden met de aangegeven veiligheidsrisico's. In voorkomend geval omkleedt zij haar beslissing met de bijzondere redenen waarom zij afwijkt van het advies van de federale procureur of de inlichtingen- en veiligheidsdiensten."
Art.107. Dans l'article 158, un paragraphe 3/1 est inséré rédigé comme suit:
  " § 3/1. En cas d'annulation d'une décision prise conformément à l'article 118, § 3/1, alinéa 1 ou § 7, alinéa 4, d'une décision de placement ou transfèrement visées aux articles 17 et 18 ou d'une décision d'attribution d'un espace de séjour prise à l'égard d'un détenu placé sous un tel régime de sécurité particulier individuel, si la Commission des plaintes ou d'appel estime que le recours est fondé, elle ne peut appliquer que le paragraphe 3, 1° et 3°. Elle mentionne les raisons spécifiques pour lesquelles elle annule complètement ou partiellement la décision attaquée et elle motive également comment sa décision peut être conciliée avec les risques de sécurité mis en avant. Le cas échéant, elle motive sa décision avec les raisons particulières pour lesquelles elle s'écarte de l'avis du procureur fédéral ou des services de renseignement et de sécurité."
HOOFDSTUK 14. - Wijzigingen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
CHAPITRE 14. - Modifications de la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des personnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droits reconnus à la victime dans le cadre des modalités d'exécution de la peine
Art.108. In titel VIII van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, wordt een hoofdstuk III/1 ingevoegd, luidende "De vordering tot herbeoordeling ingevolge de bijkomende tenuitvoerlegging van een veroordeling"
Art.108. Dans le titre VIII de la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des personnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droits reconnus à la victime dans le cadre des modalités d'exécution de la peine, il est inséré un chapitre III/1 intitulé "De l'action en réévaluation à la suite de l'exécution additionnelle d'une condamnation".
Art.109. In hoofdstuk III/1, ingevoegd bij artikel 108, wordt een artikel 67/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 67/1. Ingeval er ten aanzien van een veroordeelde aan wie een in Titel V bedoelde strafuitvoeringsmodaliteit werd toegekend door de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank, een nieuwe in kracht van gewijsde gegane veroordeling tot een vrijheidsstraf ten uitvoer wordt gelegd, die betrekking heeft op feiten gepleegd voor de toekenning van de strafuitvoeringsmodaliteit en waarvoor de veroordeelde niet is opgesloten op grond van een bevel tot aanhouding of een bevel tot onmiddellijke aanhouding, kan het openbaar ministerie de zaak met het oog op een herbeoordeling van de toegekende strafuitvoeringsmodaliteit aanhangig maken bij de bevoegde strafuitvoeringsrechter of de bevoegde strafuitvoeringsrechtbank. De strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank kan elke beslissing nemen bedoeld in de artikelen 63, 64, 65, 66 en 67. De beslissing tot schorsing, herroeping of herziening van de voorwaarden kan enkel genomen worden op de gronden vermeld in artikel 64 of omdat er ingevolge de nieuwe veroordeling een tegenaanwijzing wordt vastgesteld waar niet aan tegemoet gekomen kan worden door het opleggen van bijzondere voorwaarden.
  De toegekende strafuitvoeringsmodaliteit blijft lopen en, behoudens toepassing van artikel 70, wordt de veroordeelde niet opgesloten in afwachting van de beslissing van de strafuitvoeringsrechter of strafuitvoeringsrechtbank.
  Artikel 68 is op die procedure van toepassing, met dien verstande dat ook de slachtoffers van de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de nieuwe veroordeling worden gehoord. De strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank kan op verzoek van de veroordeelde beslissen tot het behoud van de lopende strafuitvoeringsmodaliteit."
Art.109. Dans le chapitre III/1, inséré par l'article 108, il est inséré un article 67/1 rédigé comme suit:
  "Art. 67/1. Si à l'égard d'un condamné à qui le juge de l'application des peines ou le tribunal de l'application des peines avait octroyé une modalité d'exécution de la peine visée au titre V, une nouvelle condamnation à une peine privative de liberté passée en force de chose jugée est portée à exécution pour des faits commis avant l'octroi de la modalité d'exécution de la peine et sur la base de laquelle le condamné n'est pas en détention par le biais d'un mandat d'arrêt ou d'un ordre d'arrestation immédiate, le ministère public peut saisir le juge de l'application des peines ou le tribunal de l'application des peines compétent en vue d'une réévaluation de la modalité d'exécution de la peine octroyée. Le juge de l'application des peines ou le tribunal de l'application des peines peut prendre toute décision visée aux articles 63, 64, 65, 66 et 67. La décision de suspension, de révocation ou de révision des conditions ne peut être prise que pour les motifs énoncés à l'article 64 ou parce qu'une contre-indication est constatée à la suite de la nouvelle condamnation à laquelle la fixation de conditions particulières ne puisse répondre.
  La modalité d'exécution de la peine octroyée continue à courir et, sous réserve de l'application de l'article 70, le condamné n'est pas incarcéré dans l'attente de la décision du juge de l'application des peines ou du tribunal de l'application des peines.
  L'article 68 s'applique à cette procédure, étant entendu que les victimes des faits qui ont donné lieu à la nouvelle condamnation seront également entendues. A la demande du condamné, le juge de l'application des peines ou le tribunal de l'application des peines peut décider de maintenir la modalité d'exécution de la peine en cours."
Art.110. In artikel 68 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 mei 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "of met het oog op een herbeoordeling bedoeld in artikel 67/1" ingevoegd tussen de woorden "toegekende strafuitvoeringsmodaliteit" en de woorden ", de zaak aanhangig";
  2° paragraaf 5, derde lid, wordt vervangen als volgt:
  "Behoudens in het geval de veroordeelde zich niet meer in de tijdsvoorwaarden bevindt voor de eerder toegekende strafuitvoeringsmodaliteit, bepaalt de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank in het vonnis tot herroeping de datum waarop de veroordeelde een nieuw verzoek kan indienen."
Art.110. A l'article 68 de la même loi, modifié en dernier lieu par la loi du 18 mai 2022, les modifications suivantes sont apportées:
  1° au paragraphe 1er, alinéa 1er, la première phrase est complétée par les mots "ou en vue d'une réévaluation visée à l'article 67/1";
  2° le paragraphe 5, alinéa 3, est remplacé par ce qui suit:
  "Sauf dans le cas où le condamné ne se trouve plus dans les conditions de temps relatives à la modalité d'exécution de la peine précédemment octroyée, le juge de l'application des peines ou le tribunal de l'application des peines fixe dans son jugement de révocation la date à laquelle le condamné peut introduire une nouvelle demande."
Art.111. In artikel 70, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 december 2012, worden de woorden "of waarin toepassing wordt gemaakt van artikel 67/1," ingevoegd tussen de woorden "herroeping mogelijk is," en de woorden "kan de procureur des Konings".
Art.111. Dans l'article 70, alinéa 1er, de la même loi, modifié par la loi du 27 décembre 2012, les mots "ou dans lesquels l'article 67/1 est appliqué" sont insérés entre les mots "conformément à l'article 64" et les mots ", le procureur du Roi".
HOOFDSTUK 15. - Wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens
CHAPITRE 15. - Modification de la loi du 8 juin 2006 réglant des activités économiques et individuelles avec des armes
Art.112. Artikel 30 van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Indien de verzoeker geen kopie van de bestreden beslissing bij het verzoekschrift heeft gevoegd, vraagt de federale wapendienst hem om een kopie toe te voegen binnen een termijn van vijftien dagen na de kennisgeving van het ontbreken ervan. Bij gebrek aan deze kopie binnen de gestelde termijn, wordt het beroep onontvankelijk verklaard."
Art.112. L'article 30 de la loi du 8 juin 2006 réglant des activités économiques et individuelles avec des armes, modifié par la loi du 5 mai 2019, est complété par un alinéa rédigé comme suit:
  "Si le requérant n'a pas joint une copie de la décision attaquée à la requête, le service fédéral des armes lui demande de joindre une copie dans un délai de quinze jours à partir de la notification de l'absence de celle-ci. A défaut de cette copie dans le délai imparti, le recours est déclaré irrecevable."
HOOFDSTUK 16. - Wijzigingen van het Wetboek van economisch recht
CHAPITRE 16. - Modifications du Code de droit économique
Art.113. In artikel XX.23, § 3, van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 juni 2023, worden telkens de woorden "de gecertificeerd belastingadviseur," opgeheven.
Art.113. A l'article XX.23, § 3, du Code de droit économique, inséré par la loi du 11 août 2017 et modifié en dernier lieu par la loi du 7 juin 2023, les mots "le conseiller fiscal certifié," sont abrogés.
Art.114. In artikel XX.25, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017 en gewijzigd bij de wet van 7 juni 2023 worden de woorden "de gecertificeerd belastingadviseur," opgeheven.
Art.114. A l'article XX.25, § 3, alinéa 2, du même Code, inséré par la loi du 11 août 2017 et modifié par la loi du 7 juin 2023, les mots "du conseiller fiscal certifié," sont abrogés.
Art.115. In artikel XX.101 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017 en gewijzigd bij de wet van 7 juni 2023, worden de woorden "een gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag" vervangen door de woorden "een overdracht".
Art.115. Dans l'article XX.101 du même Code, inséré par la loi du 11 août 2017 et modifié par la loi du 7 juin 2023, les mots "en réorganisation judiciaire par transfert sous autorité judiciaire" sont remplacés par les mots "de transfert".
HOOFDSTUK 17. - Wijziging van de wet van 15 juli 2013 betreffende het reizigersvervoer over de weg en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006
CHAPITRE 17. - Modification de la loi du 15 juillet 2013 relative au transport de voyageurs par route et portant exécution du règlement (CE) n° 1071/2009 du Parlement européen et du Conseil du 21 octobre 2009 établissant des règles communes sur les conditions à respecter pour exercer la profession de transporteur par route, et abrogeant la Directive 96/26/CE du Conseil, et portant exécution du Règlement (CE) n° 1073/2009 du Parlement européen et du Conseil du 21 octobre 2009 établissant des règles communes pour l'accès au marché international des services de transport par autocars et autobus, et modifiant le Règlement (CE) n° 561/2006
Art.116. In artikel 27, § 3, van de wet van 15 juli 2013 betreffende het reizigersvervoer over de weg en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006, worden de woorden "de artikelen 479 en 483" vervangen door de woorden "artikel 479".
Art.116. Dans l'article 27, § 3, de la loi du 15 juillet 2013 relative au transport de voyageurs par route et portant exécution du règlement (CE) n° 1071/2009 du Parlement européen et du Conseil du 21 octobre 2009 établissant des règles communes sur les conditions à respecter pour exercer la profession de transporteur par route, et abrogeant la Directive 96/26/CE du Conseil, et portant exécution du Règlement (CE) n° 1073/2009 du Parlement européen et du Conseil du 21 octobre 2009 établissant des règles communes pour l'accès au marché international des services de transport par autocars et autobus, et modifiant le Règlement (CE) n° 561/2006 les mots "les articles 479 et 483" sont remplacés par les mots "l'article 479".
HOOFDSTUK 18. - Wijziging van de wet van 15 juli 2013 betreffende het goederenvervoer over de weg en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg
CHAPITRE 18. - Modification de la loi du 15 juillet 2013 relative au transport de marchandises par route et portant exécution du règlement (CE) n° 1071/2009 du Parlement européen et du Conseil du 21 octobre 2009 établissant des règles communes sur les conditions à respecter pour exercer la profession de transporteur par route, et abrogeant la Directive 96/26/CE du Conseil et portant exécution du Règlement (CE) n° 1072/2009 du Parlement européen et du Conseil du 21 octobre 2009 établissant des règles communes pour l'accès au marché du transport international de marchandises par route
Art.117. In artikel 38, § 3, van de wet van 15 juli 2013 betreffende het goederenvervoer over de weg en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg worden de woorden "de artikelen 479 en 483" vervangen door de woorden "artikel 479".
Art.117. Dans l'article 38, § 3, de la loi du 15 juillet 2013 relative au transport de marchandises par route et portant exécution du Règlement (CE) n° 1071/2009 du Parlement européen et du Conseil du 21 octobre 2009 établissant des règles communes sur les conditions à respecter pour exercer la profession de transporteur par route, et abrogeant la Directive 96/26/CE du Conseil et portant exécution du règlement (CE) n° 1072/2009 du Parlement européen et du Conseil du 21 octobre 2009 établissant des règles communes pour l'accès au marché du transport international de marchandises par route, les mots "les articles 479 et 483" sont remplacés par les mots "l'article 479".
HOOFDSTUK 19. - Wijzigingen van de wet van 10 april 2014 tot wijziging van verschillende bepalingen met het oog op de oprichting van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en tot oprichting van een nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken
CHAPITRE 19. - Modifications de la loi du 10 avril 2014 modifiant diverses dispositions en vue d'établir un registre national des experts judiciaires et établissant un registre national des traducteurs, interprètes et traducteurs-interprètes jurés
Art.118. In artikel 28 van de wet van 10 april 2014 tot wijziging van verschillende bepalingen met het oog op de oprichting van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en tot oprichting van een nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolkende, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin:
  "Deskundigen die hiertoe een aanvraag hebben ingediend en waarvan de inschrijving in het nationaal register op 30 november 2022 nog niet is afgehandeld, blijven ingeschreven in het nationaal register totdat er een beslissing over hun inschrijving is genomen overeenkomstig artikel 555/7, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek.";
  2° het vierde lid wordt aangevuld met de volgende zin:
  "Deskundigen die hiertoe een aanvraag hebben ingediend en waarvan de inschrijving in het nationaal register op 30 november 2022 nog niet is afgehandeld, blijven ingeschreven in het nationaal register totdat er een beslissing over hun inschrijving is genomen overeenkomstig artikel 555/7, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek.".
Art.118. Dans l'article 28 de la loi du 10 avril 2014 modifiant diverses dispositions en vue d'établir un registre national des experts judiciaires et établissant un registre national des traducteurs, interprètes et traducteurs-interprètes jurés, les modifications suivantes sont apportées:
  1° l'alinéa 3 est complété par la phrase suivante:
  "Les experts qui en ont fait la demande et dont l'inscription au registre national n'a pas été finalisée à la date du 30 novembre 2022, restent inscrits au registre national jusqu'à ce que la décision relative à leur inscription soit prise conformément à l'article 555/7, § 2, du Code judiciaire.";
  2° l'alinéa 4 est complété par la phrase suivante:
  "Les experts qui en ont fait la demande et dont l'inscription au registre national n'a pas été finalisée à la date du 30 novembre 2022, restent inscrits au registre national jusqu'à ce que la décision relative à leur inscription soit prise conformément à l'article 555/7, § 2, du Code judiciaire.".
Art.119. In artikel 29 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin:
  "De vertalers, tolken en vertaler-tolken die hiertoe een aanvraag hebben ingediend en waarvan de inschrijving in het nationale register op 30 november 2022 nog niet is afgehandeld, blijven ingeschreven in het nationale register totdat er een beslissing over hun inschrijving is genomen overeenkomstig artikel 555/7, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek.";
  2° het vierde lid wordt aangevuld met de volgende zin:
  "De vertalers, tolken en vertaler-tolken die hiertoe een aanvraag hebben ingediend en waarvan de inschrijving in het nationale register op 30 november 2022 nog niet is afgehandeld, blijven ingeschreven in het nationale registerw totdat er een beslissing over hun inschrijving is genomen overeenkomstig artikel 555/7, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek.".
Art.119. A l'article 29 de la même loi les modifications suivantes sont apportées:
  1° l'alinéa 3 est complété par la phrase suivante:
  "Les traducteurs, interprètes et traducteurs-interprètes qui en ont fait la demande et dont l'inscription au registre national n'a pas été finalisée à la date du 30 novembre 2022, restent inscrits au registre national jusqu'à ce que la décision relative à leur inscription soit prise conforment à l'article 555/7, § 2, du Code judiciaire.";
  2° l'alinéa 4 est complété par la phrase suivante:
  "Les traducteurs, interprètes et traducteurs-interprètes qui en ont fait la demande et dont l'inscription au registre national n'a pas été finalisée à la date du 30 novembre 2022, restent inscrits au registre national jusqu'à ce que la décision relative à leur inscription soit prise conforment à l'article 555/7, § 2, du Code judiciaire.".
HOOFDSTUK 20. - Wijziging van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens
CHAPITRE 20. - Modification de la loi du 30 juillet 2018 relative à la protection des personnes physiques à l'égard des traitements de données à caractère personnel
Art.120. Artikel 26, 7°, van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, wordt aangevuld met de bepalingen onder i) en j), luidende:
  "i) de penitentiaire administratie in de zin van artikel 2, 11°, van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in het kader van haar wettelijke opdrachten inzake het uitvoeren van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen;
  j) de diensten van de Federale Overheidsdienst Justitie in het kader van hun wettelijke taken ter ondersteuning van de gerechtelijke overheden bij het beheer van individuele zaken in het kader van strafprocedures, met inbegrip van de tenuitvoerlegging van de straf."
Art.120. L'article 26, 7°, de la loi du 30 juillet 2018 relative à la protection des personnes physiques à l'égard des traitements de données à caractère personnel, est complété par les i) et j) rédigés comme suit:
  "i) l'administration pénitentiaire au sens de l'article 2, 11°, de la loi de principes du 12 janvier 2005 concernant l'administration pénitentiaire ainsi que le statut juridique des détenus, dans le cadre de ses missions légales par rapport à l'exécution des peines et mesures privatives de liberté;
  j) les services du Service Public Fédéral justice dans le cadre de leurs missions légales d'appui aux autorités judiciaires pour la gestion de cas individuels dans le cadre de procédures pénales, y compris l'exécution de la peine."
HOOFDSTUK 21. - Wijziging van de wet van 23 maart 2019 betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel
CHAPITRE 21. - Modification de la loi du 23 mars 2019 concernant l'organisation des services pénitentiaires et le statut du personnel pénitentiaire
Art.121. Artikel 21 van de wet van 23 maart 2019 betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel wordt vervangen als volgt:
  "Art. 21. § 1. Om benoemd, aangeworven of in dienst genomen te kunnen worden, ongeacht of dit al dan niet bij arbeidsovereenkomst gebeurt, in de functies bedoeld in artikel 13, laat de penitentiaire administratie een veiligheidsverificatie uitvoeren overeenkomstig de artikelen 22bis tot 22septies van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst.
  De kandidaat dient te beschikken over een positief veiligheidsadvies zoals bedoeld in artikel 22quinquies/1, §§ 2, 3 en 4, van de voornoemde wet van 11 december 1998.
  § 2. Tijdens de uitoefening van de functie kan de administratieve overheid verzoeken dat een personeelslid onderworpen wordt aan een veiligheidsverificatie bedoeld in de artikelen 22quinquies/1 en 22sexies van de voornoemde wet van 11 december 1998 indien de functie na de analyse bedoeld in artikel 22quinquies van dezelfde wet weerhouden werd voor een veiligheidsverificatie.
  Indien het personeelslid niet instemt met de veiligheidsverificatie, wordt dit beschouwd als een negatief veiligheidsadvies.
  De penitentiaire administratie treedt op als administratieve overheid zoals bedoeld in artikel 22quinquies, § 7, van de voornoemde wet van 11 december 1998.
  De Koning stelt de criteria vast op basis waarvan een veiligheidsadvies wordt gevraagd voor de personeelsleden die reeds in dienst zijn.
  Hij bepaalt eveneens de gevolgen van een negatief veiligheidsadvies.
  § 3. Een persoon die een negatief veiligheidsadvies heeft gekregen, kan tegen deze beslissing beroep aantekenen overeenkomstig artikel 4 van de wet van 11 december 1998 tot oprichting van een beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen."
Art.121. L'article 21 de la loi du 23 mars 2019 concernant l'organisation des services pénitentiaires et le statut du personnel pénitentiaire est remplacé par ce qui suit:
  "Art. 21. § 1er. Pour pouvoir être nommé, recruté ou engagé, par contrat de travail ou non, aux fonctions visées à l'article 13, l'administration pénitentiaire fait procéder à une vérification de sécurité conformément aux articles 22bis à 22septies de la loi du 11 décembre 1998 relative à la classification, aux habilitations, attestations, avis de sécurité et au service public réglementé.
  Le candidat doit disposer d'un avis de sécurité positif tel que visé à l'article 22quinquies/1, §§ 2, 3 et 4, de la loi précitée du 11 décembre 1998.
  § 2. Pendant l'exercice de la fonction l'autorité administrative peut demander qu'un membre du personnel soit soumis à une vérification de sécurité visée aux articles 22quinquies/1 et 22sexies de la loi du 11 décembre 1998 précitée, si, après l'analyse visée à l'article 22quinquies de cette loi, la fonction a été retenue pour une vérification de sécurité.
  Si le membre du personnel ne marque pas son accord à la vérification de sécurité, ce refus est considéré comme un avis de sécurité négatif.
  L'administration pénitentiaire agit en tant qu'autorité administrative conformément à l'article 22quinquies, § 7, de la loi du 11 décembre 1998 précitée.
  Le Roi fixe les critères selon lesquels un avis de sécurité est demandé pour les membres du personnel en fonction.
  Il détermine également les conséquences d'un avis de sécurité négatif.
  § 3. La personne qui a reçu un avis de sécurité négatif peut introduire un recours contre cette décision conformément à l'article 4 de la loi du 11 décembre 1998 portant création d'un organe de recours en matière d'habilitations, d'attestations et d'avis de sécurité."
Art.122. In artikel 37 van dezelfde wet worden de woorden ", artikel 21, §§ 1 en 3, dat in werking treedt op 1 september 2024" ingevoegd tussen de woorden "in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt" en de woorden "en de artikelen 4, 12, 15 tot 20, 32, 34 en 36".
Art.122. Dans l'article 37 de la même loi, les mots ", de l'article 21, §§ 1er et 3, qui entre en vigueur le 1er septembre 2024" sont insérés entre les mots "au Moniteur belge" et les mots "et des articles 4, 12, 15 à 20, 32, 34 et 36".
HOOFDSTUK 22. - Wijzigingen van de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank
CHAPITRE 22. - Modifications de la loi du 5 mai 2019 portant dispositions diverses en matière d'informatisation de la Justice, de modernisation du statut des juges consulaires et relativement à la banque des actes notariés
Art.123. In artikel 2 van de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank wordt de bepaling onder 7° opgeheven.
Art.123. Dans l'article 2 de la loi du 5 mai 2019 portant dispositions diverses en matière d'informatisation de la Justice, de modernisation du statut des juges consulaires et relativement à la banque des actes notariés, le 7° est abrogé.
Art.124. In het opschrift van titel 2, hoofdstuk 2, afdeling 1, en in de artikelen 3, 5, 6, tweede lid, 7 en 8 van dezelfde wet worden de woorden "Sidis Suite" telkens vervangen door de woorden "het detentiebeheersysteem".
Art.124. Dans l'intitulé du titre 2, chapitre 2, section 1re, et dans les articles 3, 5, 6, 7 et 8 de la même loi, les mots "Sidis Suite" sont chaque fois remplacés par les mots "le système de gestion de la détention" et dans l'article 6, alinéa 2, les mots "à Sidis Suite" sont remplacés par les mots "au système de gestion de la détention".
Art.125. In artikel 3 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de bepaling onder 1° wordt aangevuld met de woorden ", met inbegrip van de vrijwaring van de veiligheid ervan";
  2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "De penitentiaire administratie treedt op als beheerder van het detentiebeheersysteem."
Art.125. A l'article 3 de la même loi les modifications suivantes sont apportées
  1° le 1° est complété par les mots ", y compris la préservation de la sécurité de ceux-ci";
  2° l'article est complété par un alinéa rédigé comme suit:
  "L'administration pénitentiaire agit en tant que gestionnaire du système de gestion de la détention."
Art.126. In artikel 4 van dezelfde wet worden de woorden "artikel 4, 7), van de Algemene Verordening Gegevensbescherming" vervangen door de woorden "artikel 26, 8°, van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens".
Art.126. A l'article 4 de la même loi les mots "l'article 4, 7), du Règlement Général sur la Protection des Données" sont remplacés par les mots "l'article 26, 8°, de la loi du 30 juillet 2018 relative à la protection des personnes physiques à l'égard des traitements de données à caractère personnel".
Art.127. In artikel 5 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 5° opgeheven;
  2° paragraaf 5 wordt opgeheven.
Art.127. A l'article 5 de la même loi les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le paragraphe 1er, le 5° est abrogé;
  2° le paragraphe 5 est abrogé.
Art.128. In artikel 6 van dezelfde wet wordt het eerste lid vervangen als volgt:
  "De Federale Overheidsdienst Justitie kent op individuele en persoonlijke basis lees- en/of schrijfrechten toe in het detentiebeheersysteem aan haar personeel en aan dat van de gemeenschapscentra. Deze rechten mogen niet worden overgedragen."
Art.128. Dans l'article 6 de la même loi l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit:
  "Le Service Public Fédéral Justice octroie, sur base individuelle et personnelle, droits de lecture et/ou des droits d'écriture au système de gestion de la détention à son personnel et au personnel des centres communautaires. Ces droits ne peuvent être transférés."
Art.129. In artikel 7 van dezelfde wet worden de volgende wijzingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 8° vervangen als volgt:
  "8° het Controleorgaan op de politionele informatie;"
  2° in paragraaf 1 worden de bepalingen onder 15° en 16° vervangen als volgt:
  "15° het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten en zijn Dienst Enquêtes;
  16° de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie.";
  3° in paragraaf 2 worden de woorden "met inbegrip van het aspect van het recht om overeenkomstig artikel 9 gearchiveerde gegevens te lezen" ingevoegd tussen de woorden "van dat leesrecht" en de woorden "en preciseert per overheid, orgaan of dienst".
Art.129. A l'article 7 de la même loi les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans le paragraphe 1er, le 8° est remplacé par ce qui suit:
  "8° l'Organe de contrôle de l'information policière;"
  2° dans le paragraphe 1er, les 15° et 16° sont remplacés par ce qui suit:
  "15° le Comité permanent de contrôle des services de police et son Service d'enquêtes;
  16° l'Inspection générale de la police fédérale et de la police locale.";
  3° dans le paragraphe 2 les mots ", y compris l'aspect du droit de lire les données archivées en vertu de l'article 9" sont insérés entre les mots "de ce droit de lecture" et les mots "et précise par autorité, organe ou service".
Art.130. Artikel 9 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt:
  "Art. 9. § 1. De gegevens bedoeld in artikel 5, §§ 1, 1° tot 4°, 2 en 3 zijn voor de gebruikers bedoeld in artikel 6 beschikbaar en raadpleegbaar voor zover ze betrekking hebben op:
  - veroordeelden: tot een jaar na de definitieve invrijheidstelling;
  - verdachten: tot vijf jaar na de invrijheidstelling;
  - geïnterneerde personen: tot tien jaar na het verlaten van een inrichting bedoeld in artikel 2, 5°.
  Na de in het eerste lid bedoelde periode van actieve bewaring worden de gegevens gearchiveerd voor een periode van dertig jaar.
  § 2. De gearchiveerde gegevens worden voor de gebruikers bedoeld in artikel 6 opnieuw beschikbaar en raadpleegbaar:
  1° wanneer de persoon in het kader van wiens detentie de gegevens werden verwerkt terug wordt opgesloten, of
  2° mits toelating van de directeur-generaal van de penitentiaire administratie of zijn gemachtigde.
  § 3. De gegevens bedoeld in artikel 5, § 4, worden bewaard tot vijf jaar na de laatste toegang tot de inrichting en worden vervolgens gewist."
Art.130. L'article 9 de la même loi est remplacé par ce qui suit:
  "Art. 9. § 1er. Les données visées à l'article 5, §§ 1, 1° à 4°, 2 et 3 sont disponibles et consultables pour les utilisateurs visés à l'article 6 dans la mesure où elles se rapportent:
  - aux condamnés: jusqu'à un an après la libération définitive;
  - aux prévenus: jusqu'à cinq ans après la libération;
  - aux internés: jusqu'à dix ans après la sortie d'un établissement visé à l'article 2, 5°.
  Après la période de conservation active visée à l'alinéa 1er, les données sont archivées pendant une période de trente ans.
  § 2. Les données archivées sont à nouveau disponibles et consultables pour les utilisateurs visés à l'article 6:
  1° lorsque la personne dont les données ont été traitées dans le cadre de sa détention est à nouveau incarcérée, ou
  2° moyennant l'autorisation du directeur général de l'administration pénitentiaire ou de son délégué.
  § 3. Les données visées à l'article 5, § 4, sont conservées jusqu'à cinq ans après le dernier accès à l'établissement et sont ensuite effacées."
Art.131. In artikel 12 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 worden in de Franse tekst van de inleidende zin de woorden "traitées dans le Registre visé à l'article," vervangen door de woorden "traitées dans le Registre visé à l'article 10," en wordt de inleidende zin aangevuld met de woorden "of hun wettelijke opdrachten van toezicht op de politiediensten";
  2° paragraaf 1 wordt aangevuld met de bepalingen onder 8°, 9° en 10°, luidende:
  "8° het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten en zijn Dienst Enquêtes;
  9° de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie;
  10° het Controleorgaan op de politionele informatie."
  3° in paragraaf 2 worden de woorden "De overheden, organen of diensten bedoeld in de eerste paragraaf, 1°, 2° en 4° " vervangen door de woorden "De overheden, organen of diensten bedoeld in paragraaf 1, 1°, 2°, 4°, 8° voor wat de Dienst Enquêtes van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten betreft en 10°, ".
Art.131. A l'article 12 de la même loi les modifications suivantes sont apportées:
  1° dans la phrase liminaire du paragraphe 1er, les mots "traitées dans le Registre visé à l'article," sont remplacés par les mots "traitées dans le Registre visé à l'article 10, " et la phrase liminaire est complétée par les mots " ou leurs missions légales de contrôle sur les services de police";
  2° le paragraphe 1er est complété par les 8°, 9° et 10° rédigés comme suit:
  "8° le Comité permanent de contrôle des services de police et son Service d'enquêtes;
  9° l'Inspection générale de la police fédérale et de la police locale;
  10° l'Organe de contrôle de l'information policière."
  3° dans le paragraphe 2 les mots "Les autorités, organes ou services visés au § 1er, 1°, 2° et 4° " sont remplacés par les mots "Les autorités, organes ou services visés au paragraphe 1er, 1°, 2°, 4°, 8° en ce qui concerne le Service d'enquêtes du Comité permanent de contrôle des services de police et 10°, ".
Art.132. In artikel 16 van dezelfde wet worden de woorden "artikel 4, 7), van de Algemene Verordening Gegevensbescherming" vervangen door de woorden "artikel 26, 8°, van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens".
Art.132. Dans l'article 16 de la même loi, les mots "l'article 4, 7) du Règlement Général sur la Protection des Données "sont remplacés par les mots "l'article 26, 8°, de la loi du 30 juillet 2018 relative à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel".
Art.133. In dezelfde wet wordt een artikel 20/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 20/1. De Dienst Vreemdelingenzaken heeft een registratieplicht en ten behoeve daarvan een schrijfrecht in het Geïntegreerd Elektronisch Justitieel Opvolgdossier voor wat betreft de relevante gegevens inzake het verblijfsstatuut en, in voorkomend geval, het bestaan van een bevel tot verlaten van het grondgebied en de concrete verwijderingsmogelijkheden van de veroordeelde vreemdeling. Hij is verantwoordelijk voor de juistheid van deze gegevens.
  De directeur-generaal van de Dienst Vreemde-lingenzaken wijst de personeelsleden aan belast met de registratie en bijwerking van de gegevens bedoeld in het eerste lid. Deze lijst wordt in functie van het gebruikers- en toegangsbeheer ter beschikking gesteld van de Federale Overheidsdienst Justitie."
Art.133. Dans la même loi il est inséré un article 20/1 rédigé comme suit:
  "Art. 20/1. L'Office des Etrangers se voit imposer une obligation d'enregistrement et, à cet effet, un droit d'écriture dans le Dossier Judiciaire Electronique Intégré de Suivi en ce qui concerne les données pertinentes relatives au statut de séjour et, le cas échéant, l'existence d'un ordre de quitter le territoire et les possibilités concrètes d'éloignement du condamné étranger. Il est responsable de l'exactitude de ces données.
  Le directeur général de l'Office des Etrangers désigne des membres du personnel chargés de l'enregistrement et de l'actualisation des données visées à l'alinéa 1er. Cette liste est mise à la disposition du Service Public Fédéral Justice en fonction de la gestion des utilisateurs et des accès."
Art.134. Artikel 25 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt:
  "Art. 25. De rechten die worden toegekend aan de betrokkene door de artikelen 37, § 1, 38, § 1 en 39, § 1, van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, kunnen volledig of gedeeltelijk door de verwerkingsverantwoordelijke worden beperkt, voor zover en zolang die volledige of gedeeltelijke beperking in een democratische samenleving, met inachtneming van de grondrechten en legitieme belangen van de natuurlijke persoon in kwestie, een noodzakelijke en evenredige maatregel is, teneinde:
  1° belemmering van strafrechtelijke of andere gereglementeerde onderzoeken, opsporingen of procedures te voorkomen;
  2° nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen te voorkomen;
  3° de openbare veiligheid te beschermen;
  4° de nationale veiligheid te beschermen;
  5° de rechten en vrijheden van anderen te beschermen."
Art.134. L'article 25 de la même loi est remplacé par ce qui suit:
  "Art. 25. Les droits conférés à la personne concernée par les articles 37, § 1er, 38, § 1er et 39, § 1er de la loi du 30 juillet 2018 relative à la protection des personnes physiques à l'égard des traitements de données à caractère personnel peuvent être limités totalement ou partiellement par le responsable du traitement, dans la mesure et aussi longtemps qu'une telle limitation totale ou partielle est nécessaire dans une société démocratique, tout en respectant les droits fondamentaux et les intérêts légitimes de la personne physique en question, dans le but:
  1° d'éviter de gêner des enquêtes, des recherches, des procédures pénales ou autres procédures réglementées;
  2° d'éviter de nuire à la prévention ou à la détection d'infractions pénales, aux enquêtes ou aux poursuites en la matière ou à l'exécution de sanctions pénales;
  3° de protéger la sécurité publique;
  4° de protéger la sécurité nationale;
  5° de protéger les droits et libertés d'autrui."
Art.135. Artikel 26 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art.135. L'article 26 de la même loi est abrogé.
HOOFDSTUK 23. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek
CHAPITRE 23. - Modifications du Code civil
Art.136. In artikel 3.89 van het Burgerlijk Wetboek wordt paragraaf 4 opgeheven.
Art.136. Dans l'article 3.89 du Code civil, le paragraphe 4 est abrogé.
Art.137. Artikel 4.54 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende:
  " § 5. Vanaf de beschikking tot aanwijzing van de in paragrafen 1 en 2 bedoelde beheerder kan de familierechtbank, op uitdrukkelijk en met redenen omkleed verzoek van deze beheerder en om de nalatenschap te beheren, alle informatie over de erflater opvragen, bij het centraal aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België, overeenkomstig de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest. De rechtbank bezorgt de ontvangen informatie aan de beheerder."
Art.137. L'article 4.54 du même Code est complété par un paragraphe 5 rédigé comme suit:
  " § 5. A dater de l'ordonnance de désignation de l'administrateur visée aux paragraphes 1er et 2, le tribunal de la famille peut, à la demande expresse et motivée dudit administrateur et dans le but d'administrer la succession, demander toute information relative au défunt au point de contact central tenu par la Banque nationale de Belgique, conformément à la loi du 8 juillet 2018 portant organisation d'un point de contact central des comptes et contrats financiers et portant extension de l'accès au fichier central des avis de saisie, de délégation, de cession, de règlement collectif de dettes et de protêt. Le tribunal communique les informations reçues à l'administrateur."
Art.138. Artikel 4.58 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende:
  " § 3. Vanaf de beschikking tot aanwijzing van een curator bedoeld in artikel 1228 van het Gerechtelijk Wetboek kan de familierechtbank, op uitdrukkelijk en met redenen omkleed verzoek van deze curator en om de nalatenschap te beheren, alle informatie over de erflater opvragen bij het centraal aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België, overeenkomstig de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest. De rechtbank bezorgt de ontvangen informatie aan de curator."
Art.138. L'article 4.58 du même Code est complété par un paragraphe 3 rédigé comme suit:
  " § 3. A dater de l'ordonnance de désignation du curateur visée à l'article 1228 du Code judiciaire, le tribunal de la famille peut, à la demande expresse et motivée dudit curateur et dans le but d'administrer la succession, demander toute information relative au défunt au point de contact central tenu par la Banque nationale de Belgique, conformément à la loi du 8 juillet 2018 portant organisation d'un point de contact central des comptes et contrats financiers et portant extension de l'accès au fichier central des avis de saisie, de délégation, de cession, de règlement collectif de dettes et de protêt. Le tribunal communique les informations reçues au curateur."
HOOFDSTUK 24. - Verdere verwerking van gegevens door het NICC voor het uitvoeren van zijn onderzoekstaken ingesteld bij het koninklijk besluit van 5 november 1971
CHAPITRE 24. - Traitements ultérieurs de données effectués par l'INCC afin d'exécuter ses missions de recherche instituées par l'arrêté royal du 5 novembre 1971
Art.139. Met het oog op de uitvoering van de onderzoekstaken bepaald door art. 2, 6° van het koninklijk besluit van 5 november 1971 tot instelling van een Nationaal Instituut voor criminalistiek, met het statuut van wetenschappelijke inrichting van de Staat, is het Instituut gemachtigd om gegevens te verzamelen en verwerken uit de databanken van overheidsinstanties en private entiteiten.
  Om de gegevens uit de databanken van overheidsinstanties en private entiteiten te verzamelen en verwerken, sluit het Instituut, met goedkeuring van de minister van Justitie en de minister van de betrokken instantie, of hun gedelegeerde, een overeenkomst met de gegevensverantwoordelijke van de betrokken instantie of entiteit die het doel en modaliteiten van doorgeving en verwerking van gegevens vastlegt.
  Bij het verzamelen van gegevens is het Instituut onderworpen aan titel 4 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, met als opschrift "Verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89, §§ 2 en 3, van de Verordening".
  Elke eventuele mededeling van vertrouwelijke informatie vindt steeds plaats binnen het vooropgestelde doel en overeenkomstig de door het Instituut vastgelegde nadere regels.
Art.139. Aux fins d'exécuter les missions de recherche déterminées par l'art. 2, 6° de l'arrêté royal du 5 novembre 1971 portant création et érection en établissement scientifique de l'institut national de criminalistique, l'institut est autorisé à collecter des données auprès des banques de données des autorités publiques et des entités privées et à les traiter.
  Pour collecter et traiter les données des bases de données des instances publiques et des entités privées, l'Institut conclut, avec l'approbation du ministre de la Justice et du ministre de l'instance concernée ou de leur délégué, un accord qui définit la finalité et les modalités de la transmission et du traitement des données avec le responsable du traitement de l'instance ou entité concernées.
  Lors de sa collecte de données, l'Institut est soumis au titre 4 de la loi du 30 juillet 2018 relative à la protection des personnes physiques à l'égard des traitements de données à caractère personnel, intitulé "Traitements à des fins archivistiques dans l'intérêt public, à des fins de recherche scientifique ou historique ou à des fins statistiques visées à l'art. 89, §§ 2 et 3, du règlement".
  Toute communication d'informations confidentielles seffectue toujours dans le cadre de la finalité prévue et selon les modalités établies par l'Institut.
HOOFDSTUK 25. - Bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de opvraging van uittreksels van het strafregister van de bedienaren van de erediensten en afgevaardigden
CHAPITRE 25. - Dispositions relatives au traitement de données à caractère personnel et demande d'extraits du casier judiciaire des ministres des cultes et délégués
Art.140. § 1. De administratie bevoegd voor justitie verwerkt in het kader van artikel 181 van de Grondwet, identificatiegegevens en alle noodzakelijke gegevens met betrekking tot het beheer van de wedden, pensioenen en sociale voordelen van de bedienaren van de erediensten en afgevaardigden van de niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties (hierna genoemd "afgevaardigden") waarvan de wedden en de pensioenen ten laste komen van de Staat.
  § 2. De administratie bevoegd voor justitie is de verwerkingsverantwoordelijke.
  De gegevens kunnen verwerkt worden tot het einde van het beroepsleven van de bedienaren van de erediensten of afgevaardigden.
Art.140. § 1er. L'administration compétente en matière de justice traite, dans le cadre de l'article 181 de la Constitution, les données d'identification et toutes les données nécessaires relatives à la gestion des traitements, pensions et avantages sociaux des ministres des cultes et des délégués des organisations philosophiques non confessionnelles (dénommés ci-après "délégués") dont les traitements et les pensions sont à charge de l'Etat.
  § 2. L'administration compétente en matière de justice est responsable du traitement.
  Les données peuvent être traitées jusqu'à la fin de la vie professionnelle des ministres des cultes ou des délégués.
Art.141. § 1. De bedienaren van de erediensten en de afgevaardigden waarvan de wedden en pensioenen toekomen aan de Staat, overeenkomstig artikel 181 van de Grondwet, hebben slechts recht op die wedden wanneer ze een uittreksel voorleggen van het strafregister zoals bedoeld in artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, waaruit geen veroordelingen blijken die onverenigbaar zijn met de uitoefening van een functie als bedienaar van de eredienst of afgevaardigde, en de morele dienstverlening aan personen.
  De veroordelingen voor de hierna volgende strafbaarstellingen worden geacht niet verenigbaar te zijn met de uitoefening van een functie als bedienaar van de eredienst of afgevaardigde, en de morele dienstverlening aan personen:
  1° boek II, titel I, van het Strafwetboek betreffende misdaden en wanbedrijven tegen de veiligheid van de Staat;
  2° boek II, titel Ibis, van hetzelfde Wetboek betreffende schendingen van het internationaal humanitair recht;
  3° boek II, titel Iter, van hetzelfde Wetboek betreffende terroristische misdrijven;
  4° boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek betreffende misdaden en wanbedrijven die door de Grondwet gewaarborgde rechten schenden;
  5° boek II, titel III, van hetzelfde Wetboek betreffende misdaden en wanbedrijven tegen de openbare trouw;
  6° boek II, titel IV, hoofdstuk 8, van hetzelfde Wetboek betreffende misdaden en wanbedrijven tegen de openbare orde, gepleegd door personen die een openbaar uitoefenen of door bedienaren der erediensten in de uitoefening van hun bediening;
  7° boek II, titel V, hoofdstukken 1 en 2, van hetzelfde Wetboek betreffende misdaden en wanbedrijven tegen de openbare orde door bijzondere personen gepleegd;
  8° boek II, titel VI, van hetzelfde Wetboek betreffende misdaden en wanbedrijven tegen de openbare veiligheid;
  9° boek II, titel VIbis, van hetzelfde Wetboek betreffende het nemen van gijzelaars;
  10° boek II, titel VII, van hetzelfde Wetboek betreffende misdaden en wanbedrijven tegen de orde van de familie;
  11° boek II, titel VIII, van hetzelfde Wetboek betreffende misdaden en wanbedrijven tegen personen;
  12° boek II, titel IX, van hetzelfde Wetboek betreffende misdaden en wanbedrijven tegen eigendommen.
  § 2. Om dat na te gaan vraagt het representatief orgaan van de bedienaren en afgevaardigden waarvan de wedden en pensioenen ten laste komen van de Staat, overeenkomstig artikel 181 van de Grondwet een uittreksel van het strafregister op, zoals bedoeld in artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering.
  Het representatief orgaan vraagt dit uittreksel op bij de aanwerving van de bedienaren van de erediensten en afgevaardigden, en daarna om de vijf jaar.
  Als een bedienaar van de eredienst of afgevaardigde, bedoeld in paragraaf 1, de laatste tien jaar in het buitenland verbleef, vraagt het representatief orgaan naast het Belgische uittreksel, ook een uittreksel van het strafregister op, equivalent aan artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, van de plaats of plaatsen waar de betrokken bedienaar van de eredienst of afgevaardigde zijn hoofdverblijfplaats had de laatste tien jaar.
  § 3. Wanneer bepaalde veroordelingen uit het strafregister van de betrokkene zijn gewist, kan het representatief orgaan opnieuw een aanvraag indienen om de betrokkene een wedde te laten ontvangen overeenkomstig artikel 181 van de Grondwet.
  § 4. Het representatief orgaan is de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens in dit artikel. Het representatief orgaan verwerkt deze gegevens slechts voor zover noodzakelijk om het doel van deze wet te bereiken, namelijk het nagaan of een betrokkene geschikt is om een wedde te ontvangen zoals bedoeld in artikel 181 van de Grondwet.
  De bewaringstermijn van de uittreksels is vijf jaar.
Art.141. § 1er. Les ministres des cultes et les délégués dont les traitements et les pensions sont à charge de l'Etat, conformément à l'article 181 de la Constitution, n'ont droit à ce traitement que s'ils produisent l'extrait du casier judiciaire visé à l'article 596, alinéa 2, du Code d'instruction criminelle, sans condamnations incompatibles avec l'exercice d'une fonction de ministre du culte ou de délégué, et le service moral des personnes.
  Sont considérées comme incompatibles avec l'exercice d'une fonction de ministre du culte ou de délégué, et du service moral aux personnes, les condamnations suivantes:
  1° livre II, titre Ier, du Code pénal concernant des crimes et des délits contre la sureté de l'Etat;
  2° livre II, titre Ierbis, du même Code concernant des violations grave du droit international humanitaire;
  3° livre II, titre Ierter, du même Code concernant des infractions terroristes;
  4° livre II, titre II, du même Code concernant des atteintes portées par des fonctionnaires publics aux droits garantis par la Constitution;
  5° livre II, titre III, du même Code concernant des crimes et des délits contre la foi publique;
  6° livre II, titre IV, chapitre 8, du même Code concernant des crimes et des délits contre l'ordre public, commis par des personnes qui exercent une fonction publique ou par des ministres des cultes dans l'exercice de leur ministère;
  7° livre II, titre V, chapitres 1 et 2, du même Code concernant des crimes et des délits contre l'ordre public commis par des particuliers;
  8° livre II, titre VI, du même Code concernant des crimes et des délits contre la sécurité publique;
  9° livre II, titre VIbis, du même Code relatifs à la prise d'otages;
  10° livre II, titre VII, du même Code concernant des crimes et des délits contre l'ordre des familles;
  11° livre II, titre VIII, du même Code concernant des crimes et des délits contre les personnes;
  12° livre II, titre IX, du même Code concernant des crimes et des délits contre les propriétés.
  § 2. A cette fin, l'organe représentatif des ministres des cultes et des délégués dont les traitements et les pensions sont à charge de l'Etat, conformément à l'article 181 de la Constitution, demande un extrait du casier judiciaire, visé à l'article 596, alinéa 2, du Code d'instruction criminelle.
  L'organe représentatif demande cet extrait lors de l'engagement des ministres des cultes et des délégués, puis tous les cinq ans.
  Si le ministre du culte ou le délégué visé au paragraphe 1, a séjourné à l'étranger au cours des dix dernières années, l'organe représentatif demande, outre l'extrait belge, un extrait du casier judiciaire, équivalent à celui visé à l'article 596, alinéa 2, du Code d'instruction criminelle, du lieu ou des lieux où le ministre du culte ou le délégué concerné a eu sa résidence principale au cours des dix dernières années.
  § 3. Lorsque certaines condamnations ont été effacées du casier judiciaire de la personne concernée, l'organe représentatif peut demander à nouveau que la personne concernée reçoive un traitement conformément à l'article 181 de la Constitution.
  § 4. L'organe représentatif est le responsable du traitement des données visées dans cet article. L'organe représentatif ne traite ces données que dans la limite de ce qui est nécessaire pour atteindre la finalité de cette loi, qui est vérifier si une personne est apte à recevoir un traitement conformément à l'article 181 de la Constitution.
  Le délai de conservation des extraits est cinq ans.
Art.142. Het representatief orgaan bezorgt de uittreksels aan de administratie bevoegd voor justitie.
Art.142. L'organe représentatif transmet les extraits à l'administration compétente en matière de justice.
Art.143. De administratie bevoegd voor justitie verwerkt de uittreksels om na te gaan of de bedienaren van de erediensten en afgevaardigden van wie de wedden en de pensioenen ten laste komen van de Staat, geen veroordelingen zoals vermeld in artikel 141, § 1, in hun uittreksels hebben staan.
  De administratie bevoegd voor justitie is de verwerkingsverantwoordelijke.
  De bewaringstermijn van de uittreksels is vijf jaar.
Art.143. L'administration compétente en matière de justice traite les extraits afin de vérifier si les ministres des cultes et les délégués dont les traitements et les pensions sont à charge de l'Etat, n'ont pas dans leurs extraits des condamnations comme mentionné dans l'article 141, § 1er.
  L'administration compétente en matière de justice est responsable du traitement.
  Le délai de conservation des extraits est cinq ans.
Art.144. De administratie bevoegd voor justitie kan zelf de uittreksels van het strafregister overeenkomstig artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, van de bedienaren van de erediensten en afgevaardigden opvragen. De administratie bevoegd voor justitie kan dit doen bij de aanwerving van de bedienaren van de erediensten en de afgevaardigden, en daarna om de vijf jaar, of na een inlichting die wijst op een veroordeling zoals bedoeld in artikel 141, § 1.
Art.144. L'administration compétente en matière de justice peut elle-même demander l'extrait du casier judiciaire des ministres des cultes et des délégués, conformément à l'article 596, alinéa 2, du Code d'instruction criminelle. L'administration compétente en matière de justice peut le faire lors de l'engagement des ministres des cultes et des délégués, et ensuite tous les cinq ans, ou lors d'une indication de condamnation telle que visée à l'article 141, § 1er.
HOOFDSTUK 26. - Wijziging van de wet van 27 maart 2024 houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen Ibis
CHAPITRE 26. - Modification de la loi du 27 mars 2024 portant dispositions en matière de digitalisation de la justice et dispositions diverses Ibis
Art.145. Artikel 170 van de wet van 27 maart 2024 houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen Ibis wordt vervangen als volgt:
  "Art. 170. Titel 3, hoofdstuk 13, afdelingen 1 en 2, is van toepassing op de boekjaren die een aanvang nemen na 31 december 2023.
  De regels die zijn opgenomen in de artikelen 1:24, § 2, 1:25, § 2, en 1:26, § 2, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, zijn voor één keer niet van toepassing op de opstelling en de openbaarmaking van de jaarrekeningen die de ondernemingen afsluiten na 31 december 2023. Voor die afsluiting wordt enkel rekening gehouden met de in de artikelen 147, 148 en 149 bedoelde verhoogde bedragen voor de jaaromzet en het balanstotaal van het betrokken boekjaar."
Art.145. L'article 170 de la loi du 27 mars 2024 portant dispositions en matière de digitalisation de la justice et dispositions diverses Ibis est remplacé par ce qui suit:
  "Art. 170. Le titre 3, chapitre 13, sections 1re et 2, s'applique aux exercices commençant après le 31 décembre 2023.
  Les règles énoncées aux articles 1:24, § 2, 1:25, § 2, et 1:26, § 2, du Code des sociétés et des associations, ne s'appliquent pas, et ce pour une seule fois, à l'établissement et à la publicité des comptes annuels que les entreprises clôturent après le 31 décembre 2023. Pour cette clôture, il ne sera tenu compte que des montants majorés visés aux articles 147, 148 et 149, en ce qui concerne le chiffre d'affaires annuel et le total du bilan de l'exercice en question."
TITEL 4. - Opheffingsbepaling
TITRE 4. - Disposition abrogatoire
Art.146. De artikelen 840 en 841, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek worden opgeheven.
Art.146. Les articles 840 et 841, alinéa 2, du Code judiciaire sont abrogés.
TITEL 5. - Overgangsbepalingen
TITRE 5. - Dispositions transitoires
Art.147. Voor wat betreft de wijzigingen voorzien in artikel 43, voor de dossiers waarin voor de datum van inwerkingtreding van deze wet op een regelmatige wijze overeenkomstig de op dat ogenblik van toepassing zijnde bepalingen van boek II, titel IV, hoofdstuk III, van het Wetboek van strafvordering een gerechtelijk onderzoek gevorderd werd, gaat de kamer van inbeschuldigingstelling op het einde van het onderzoek over tot de regeling van de rechtspleging.
  Indien de zaak voor de datum van inwerkingtreding van deze wet op een regelmatige wijze bij het hof van beroep aanhangig werd gemaakt, blijft dit hof bevoegd, zelfs wanneer geen van de inverdenkinggestelden een bij een misdrijf betrokken magistraat is in de zin van artikel 479 van het Wetboek van strafvordering zoals vervangen bij artikel 43.
Art.147. Pour ce qui concerne les modifications prévues dans l'article 43, pour les dossiers qui ont été régulièrement mis à l'instruction avant la date d'entrée en vigueur de la présente loi en application des dispositions du livre II, titre IV, chapitre III, du Code d'instruction criminelle qui étaient d'application à ce moment, la chambre des mises en accusation procède au règlement de la procédure à l'issue de l'instruction.
  Si la cour d'appel a été saisie régulièrement avant la date d'entrée en vigueur de la présente loi, elle le reste même si aucun inculpé n'est un magistrat mis en cause au sens de l'article 479 du Code d'instruction criminelle tel que remplacé par l'article 43.
Art.148. De artikelen 63 en 64 zijn ook van toepassing op de verzoekschriften op grond van de artikelen 488/1 tot 502 van het oud Burgerlijk Wetboek of op grond van de bepalingen van het vierde deel, boek IV, hoofdstuk X, van het Gerechtelijk Wetboek die zijn ingevoerd na de inwerkingtreding van deze wet wanneer de persoon voor die datum onder gerechtelijke bescherming was geplaatst overeenkomstig artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek.
Art.148. Les articles 63 et 64 s'appliquent également aux requêtes fondées sur les articles 488/1 à 502 de l'ancien Code civil ou sur les dispositions de la quatrième partie, livre IV, chapitre X, du Code judiciaire introduites après l'entrée en vigueur de la présente loi lorsque la personne a été placée sous protection judiciaire conformément à l'article 492/1 de l'ancien Code civil avant cette date.
Art.149. § 1. Voor de gerechten waarvan de gebiedsomschrijving wordt gewijzigd bij de artikelen 87 tot 92, blijven alle zaken aanhangig die er aangebracht zijn voor de inwerkintreding van deze artikelen, zelfs indien de plaats waardoor hun territoriale bevoegdheid was bepaald voortaan tot de territoriale bevoegdheid van een ander gerecht behoort.
  De magistraat kan met betrekking tot deze zaken alle nodige handelingen verrichten, zelfs indien hij zich hiervoor moet begeven in het gebied dat voortaan tot de territoriale bevoegdheid van een ander gerecht behoort.
  § 2. Hoger beroep tegen beslissingen van een gerecht waarvan de artikelen 87 tot 92 de gebiedsomschrijving wijzigen, wordt ingediend voor het gerecht dat na de inwerkingtreding van deze artikelen territoriaal bevoegd is om kennis te nemen van het hoger beroep.
  Verzet en derdenverzet tegen de beslissingen van het gerecht waarvan de artikelen 87 tot 92 de gebiedsomschrijving wijzigt, worden ingediend voor het na de inwerkingtreding van deze artikelen territoriaal bevoegde gerecht.
Art.149. § 1er. Les juridictions dont les articles 87 à 92 modifient les limites territoriales restent saisies de toutes les affaires portées devant elles avant l'entrée en vigueur de ces articles, même si le lieu qui a déterminé leur compétence territoriale appartient désormais à la compétence territoriale d'une autre juridiction.
  En ce qui concerne ces affaires, le magistrat peut accomplir tous les actes nécessaires, même s'il doit se rendre à cette fin dans le lieu qui appartient désormais à la compétence territoriale d'une autre juridiction.
  § 2. L'appel des décisions rendues par une juridiction dont les limites territoriales sont modifiées par les articles 87 à 92 est porté devant la juridiction qui est territorialement compétente pour connaître de l'appel après l'entrée en vigueur de ces articles.
  L'opposition et la tierce opposition contre les décisions rendues par la juridiction dont les limites territoriales sont modifiées par les articles 87 à 92 sont portées devant la juridiction territorialement compétente après l'entrée en vigueur de ces articles.
Art.150. In afwijking van artikel 5/1, tweede lid, van de wet van 8 maart 1999 tot instelling van een Adviesraad van de magistratuur wordt het jaarverslag van de Adviesraad van de magistratuur met betrekking tot het kalenderjaar 2023 uiterlijk op 1 juli 2024 overgezonden aan de minister van Justitie.
Art.150. Par dérogation à l'article 5/1, alinéa 2, de la loi du 8 mars 1999 instaurant un Conseil consultatif de la magistrature, le rapport annuel du conseil consultatif de la magistrature se rapportant à l'année civile 2023 est transmis au ministre de la Justice au plus tard le 1er juillet 2024.
Art.151. De duur van de mandaten van de leden van de Federale bemiddelingscommissie die in 2024 voor de inwerkingtreding van deze wet werden benoemd, bedraagt drie jaar vanaf de inwerkingtreding van deze wet.
Art.151. La durée des mandats des membres de la Commission fédérale de médiation nommés en 2024 avant l'entrée en vigueur de la présente loi est de 3 ans à partir de l'entrée en vigueur de la présente loi.
TITEL 6. - Inwerkingtreding
TITRE 6. - Entrée en vigueur
Art.152. De artikelen 2 tot 7, 11 tot 14 en 25 tot 29 treden in werking op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van twee jaar, te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
  De Koning kan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in het eerste lid.
Art.152. Les articles 2 à 7, 11 à 14 et 25 à 29 entrent en vigueur le premier jour du mois qui suit l'expiration d'un délai de deux ans prenant cours le jour après la publication de la présente loi au Moniteur belge.
  Le Roi peut fixer une date d'entrée en vigueur antérieure à la date mentionnée à l'alinéa 1er.
Art.153. Artikel 23 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2024.
Art.153. L'article 23 produit ses effets le 1er avril 2024.
Art.154. Hoofdstuk 2 van titel 2 treedt in werking op 1 januari 2027.
  De Koning kan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in het eerste lid.
Art.154. Le chapitre 2 du titre 2 entre en vigueur le 1er janvier 2027.
  Le Roi peut fixer une date d'entrée en vigueur antérieure à celle mentionnée à l'alinéa 1er.
Art.155. De artikelen 15 tot 22 en artikel 35 treden in werking op 1 januari 2025.
  De Koning kan voor elk van de artikelen bedoeld in het eerste lid een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in het eerste lid.
Art.155. Les articles 15 à 22 et l'article 35 entrent en vigueur le 1er janvier 2025.
  Le Roi peut, pour chacun des articles visés à l'alinéa 1er, fixer une date d'entrée en vigueur antérieure à celle mentionnée à l'alinéa 1er.
Art.156. Artikel 43 treedt in werking zes maanden na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
Art.156. L'article 43 entre en vigueur six mois après la publication de la présente loi au Moniteur belge.
Art.157. [1 § 1.]1 De artikelen 87 tot 91 en 149 treden in werking op 1 januari 2025.
  [1 § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de inwerkingtreding van artikel 88, 2° en 5°, uitgesteld indien er geen definitieve uitspraak werd gedaan op 31 december 2024 naar aanleiding van het bezwaar dat werd ingediend tegen de eerste verkiezing van de nieuwe gemeenteraad van Hasselt.
   In afwijking van paragraaf 1 wordt de inwerkingtreding van artikel 91, 1°, uitgesteld indien er geen definitieve uitspraak werd gedaan op 31 december 2024 naar aanleiding van het bezwaar dat werd ingediend tegen de eerste verkiezing van de nieuwe gemeenteraad van Wingene.
   Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onder een definitieve uitspraak verstaan: een in kracht van gewijsde gegaan arrest van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of, in geval van beroep, van de Raad van State.
   Als het bezwaar ertoe leidt dat de verkiezing geldig wordt verklaard, wordt de datum van inwerkingtreding vastgesteld op de dag waarop de uitslag van de verkiezing definitief is.
   Als het bezwaar ertoe leidt dat de verkiezing ongeldig wordt verklaard, wordt de datum van inwerkingtreding vastgesteld op de dag waarop de uitslag van de nieuwe verkiezing definitief is.
   Voor de toepassing van het vierde en vijfde lid wordt de uitslag van een verkiezing definitief geacht zodra er geen beroepsmogelijkheden meer tegen openstaan.
   Indien er op 31 december 2024 nog geen definitieve uitspraak is naar aanleiding van het bezwaar dat werd ingediend tegen de eerste verkiezing van de nieuwe gemeenteraad van Hasselt en van Wingene, wordt er een bericht in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt van zodra de dag van de definitieve uitslag van de verkiezing met zekerheid bekend is.]1

  [1 § 3.]1 Artikel 92 treedt in werking op 2 december 2024.
  
Art.157. [1 § 1er.]1 Les articles 87 à 91 et 149 entrent en vigueur le 1er janvier 2025.
  [1 § 2. Par dérogation au paragraphe 1er, l'entrée en vigueur de l'article 88, 2° et 5°, est reportée dans le cas où aucun jugement définitif n'a été prononcé au 31 décembre 2024 suite à l'objection qui a été introduite contre la première élection du nouveau conseil communal à Hasselt.
   Par dérogation au paragraphe 1er, l'entrée en vigueur de l'article 91, 1°, est reportée dans le cas où aucun jugement définitif n'a été prononcé au 31 décembre 2024 suite à l'objection qui a été introduite contre la première élection du nouveau conseil communal à Wingene.
   Pour l'application des alinéas 1er et 2, on entend par jugement définitif: un arrêt ayant force de chose jugée du Conseil des Contestations électorales ou, en cas de recours, du Conseil d'Etat.
   Si l'objection conduit à la déclaration de validité de l'élection, la date de l'entrée en vigueur est fixée au jour où le résultat de l'élection est définitif.
   Si l'objection conduit à la déclaration de nullité de l'élection, la date de l'entrée en vigueur est fixée au jour où le résultat de la nouvelle élection est définitif.
   Pour l'application des alinéas 4 et 5, le résultat de l'élection est réputé définitif dès que les voies de recours sont épuisées.
   Si aucun jugement définitif n'a été prononcé au 31 décembre 2024 suite à l'objection introduite contre la première élection du nouveau conseil communal à Hasselt et à Wingene, un avis sera publié au Moniteur belge dès que le jour du résultat définitif de l'élection sera connu avec certitude.]1

  [1 § 3.]1 L'article 92 entre en vigueur le 2 décembre 2024.
  
Art.158. De artikelen 96, 97 en 150 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2024.
Art.158. Les articles 96, 97 et 150 produisent leurs effets le 1er janvier 2024.
Art. 159. De artikelen 118 en 119 hebben uitwerking met ingang van 1 december 2022.
Art. 159. Les articles 118 et 119 produisent leurs effets le 1er décembre 2022.