Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
8 FEBRUARI 2024. - Besluit 2023/1419 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de dagactiviteitencentra dat uitvoering geeft aan afdeling 4 van hoofdstuk 5 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap
Titre
8 FEVRIER 2024. - Arrêté 2023/1419 du Collège de la Commission communautaire française relatif aux centres d'activités de jour mettant en oeuvre la section 4 du chapitre 5 du décret de la Commission communautaire française du 17 janvier 2014 relatif à l'inclusion de la personne handicapée
Informations sur le document
Numac: 2024002731
Datum: 2024-02-08
Info du document
Numac: 2024002731
Date: 2024-02-08
Table des matières
HOOFDSTUK 1. - ALGEMENE BEPALINGEN EN DEFINITIES
HOOFDSTUK 2. - OPDRACHTEN VAN DE CENTRA
AFDELING 1. - ALGEMENE OPDRACHTEN
AFDELING 2. - SPECIFIEKE OPDRACHTEN
HOOFDSTUK 3. - ERKENNINGSNORMEN
AFDELING 1. - KWALITEITSNORMEN
AFDELING 2. - NORMEN IN VERBAND MET DE INFRASTR...
AFDELING 3. - NORMEN IN VERBAND MET DE ORGANISATIE
ONDERAFDELING 1. - COLLECTIEF PROJECT
ONDERAFDELING 2. - WERKING
AFDELING 4. - NORMEN IN VERBAND MET HET PERSONEEL
ONDERAFDELING 1. - ALGEMENE NORMEN
ONDERAFDELING 2. - SPECIFIEKE NORMEN
ONDERAFDELING 2.1. - ALGEMEENHEDEN
ONDERAFDELING 2.2. - PSYCHOSOCIAAL, PARAMEDISCH...
Art.39. Het centrum biedt opvang aan ten minste...
Art.43. De omkaderingsnormen voor het technisch...
Art.45. Binnen eenzelfde vzw wordt de verdeling...
Art.46. § 1. Er wordt aan het centrum een medis...
Art.49. De resultaten van de door het multidisc...
Art.54. Het centrum biedt opvang aan ten minste...
AFDELING 6. - NORMEN IN VERBAND MET DE VERHOUDI...
Art.62. Het centrum stelt een huishoudelijk reg...
Art.63. Het centrum sluit in het licht van de i...
Art.64. Er wordt in naam van de persoon met een...
Art.65. Met het oog op de participatie van de p...
Art.66. Het centrum stelt een maandelijkse fact...
AFDELING 7. - NORMEN IN VERBAND MET DE BETREKKI...
Art.73. Het centrum bezorgt de dienst PHARE een...
Art.74. Het centrum bezorgt de berichten van op...
Art.79. Het boekjaar waarvoor de rekeningen wor...
AFDELING 1. - ALGEMENE REGELS VOOR DE TOEKENNIN...
Art.82. De subsidie voor een erkend centrum is ...
AFDELING 2. - REGELS VOOR DE TOEKENNING VAN DE ...
Art.91. De jaarlijkse subsidie voor de personee...
Art.105. De jaarlijkse subsidie voor algemene k...
Art.107. De jaarlijkse subsidie voor persoonsge...
Art.109. Er wordt aan de centra een jaarlijkse ...
Art.110. Om de opvang van de jongere of de volw...
Art.115. De dienst PHARE kan na ontvangst van d...
Art.117. § 1. Het centrum int bij de persoon me...
Art.119. De persoon met een handicap die minder...
Art.122. In afwijking van de artikelen 117, 118...
Art.127. § 1. Het verantwoordingsdossier bevat ...
Art.130. Een centrum dat buiten zijn erkende ba...
Art.135. Paragraaf 2 van artikel 38 van het bes...
Art.136. Het besluit van het College van de Fra...
HOOFDSTUK 8. - OVERGANGS-, AFWIJKINGS- EN SLOTB...
Art.138. § 1. De centra die op 31 december 2023...
Art.140. Treden in werking op 1 januari 2024:
Art. N.
Table des matières
CHAPITRE 1er. - DISPOSITIONS GENERALES ET DEFIN...
CHAPITRE 2. - MISSIONS DES CENTRES
SECTION 1re. - MISSIONS GENERALES
SECTION 2. - MISSIONS SPECIFIQUES
CHAPITRE 3. - NORMES D'AGREMENT
SECTION 1re. - NORMES DE QUALITE
SECTION 2. - NORMES RELATIVES A L'INFRASTRUCTURE
SECTION 3. - NORMES RELATIVES A L'ORGANISATION
SOUS-SECTION 1. - PROJET COLLECTIF
SOUS-SECTION 2. - FONCTIONNEMENT
SECTION 4. - NORMES RELATIVES AU PERSONNEL
SOUS-SECTION 1. - NORMES GENERALES
SOUS-SECTION 2. - NORMES SPECIFIQUES
SOUS-SECTION 2.1. - GENERALITES
SOUS-SECTION 2.2. - EQUIPE PSYCHOSOCIALE, PARAM...
Art.39. Le centre assure l'accueil d'au moins 1...
Art.43. Les normes d'encadrement pour le person...
Art.45. Au sein d'une même asbl, la répartition...
Art.46. § 1er. Une norme médicale est octroyée ...
Art.49. Les résultats des grilles d'évaluation ...
Art.54. Le centre assure l'accueil d'au moins 1...
SECTION 6. - NORMES RELATIVES AUX RELATIONS ENT...
Art.62. Le centre rédigé un règlement d'ordre i...
Art.63. Dans le cadre des missions définies aux...
Art.64. Un dossier individuel centralisé est ou...
Art.65. La participation des personnes en situa...
Art.66. En tenant compte des absences au cours ...
SECTION 7. - NORMES RELATIVES AUX RAPPORTS ENTR...
Art.73. Le centre transmet au Service PHARE pou...
Art.74. Le centre transmet au Service PHARE au ...
Art.79. En matière de tenue des comptes, l'exer...
SECTION 1. - MODALITES GENERALES D'OCTROI DES S...
Art.82. La subvention due à un centre agréé est...
SECTION 2. - MODALITES D'OCTROI DE LA SUBVENTIO...
Art.91. La subvention annuelle des frais de per...
Art.105. La subvention annuelle pour frais géné...
Art.107. La subvention annuelle pour frais pers...
Art.109. Une subvention annuelle en matière de ...
Art.110. Afin de faciliter l'accueil du jeune o...
Art.115. Le Service PHARE peut après réception ...
Art.117. § 1er. Le centre perçoit auprès de la ...
Art.119. La personne en situation de handicap â...
Art.127. § 1er. Le dossier justificatif compren...
Art.130. Dans le cadre des places ouvertes en d...
Art.135. Le paragraphe 2 de l'article 38 de l'a...
Art.136. L'arrêté du Collège de la Commission c...
CHAPITRE 8. - DISPOSITIONS TRANSITOIRES, DEROGA...
Art.138. § 1er. Les centres agréés au 31 décemb...
Art.140. Entrent en vigueur le 1er janvier 2024 :
Art. N.
Tekst (194)
Texte (193)
HOOFDSTUK 1. - ALGEMENE BEPALINGEN EN DEFINITIES
CHAPITRE 1er. - DISPOSITIONS GENERALES ET DEFINITIONS
Artikel 1. Het besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 ervan.
Article 1er. L'arrêté règle, en application de l'article 138 de la Constitution, une matière visée à l'article 128 de celle-ci.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° het decreet: het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap;
2° het Lid van het College: het lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie dat bevoegd is voor het beleid inzake bijstand aan personen met een handicap;
3° de vzw: de vereniging zonder winstoogmerk, bepaald in artikel 2, 13° van het decreet, die een aangepaste collectieve woonomgeving inricht;
4° het centrum: het dagactiviteitencentrum bedoeld in de artikelen 46, 4°, 59 en 60 van het decreet;
5° het multidisciplinaire team: het team bedoeld in artikel 12, eerste lid van het decreet;
6° het NM-besluit: het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 oktober 2001 betreffende de toepassing van het decreet van 6 juli 2001 van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de gezondheids- en de welzijnssector en betreffende de wijziging van diverse toepassingsbesluiten betreffende de welzijns-, de gezondheids- en de gehandicaptensector en de sector van de socio-professionele inschakeling;
7° het Plan Tandem: de voorziening voor de inrichting van het einde van de loopbaan die tot stand gebracht is door de Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 2009 binnen het paritair subcomité 319.02;
8° de erkende basiscapaciteit: de maximale capaciteit die voor subsidiëring in aanmerking komt;
9° de maximale opvangcapaciteit: de capaciteit bepaald op basis van de normen met betrekking tot de infrastructuur zoals bepaald in afdeling 2 van hoofdstuk 3 en overeenkomstig de bepalingen van het verslag bedoeld in artikel 4, 13° van het besluit van 1 maart 2018 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende de vaststelling van de wijzen en procedures voor de erkenning van centra, diensten, woningen of ondernemingen bedoeld in artikel 70 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap, dat wil zeggen het aantal personen dat op eenzelfde moment per infrastructuur kan worden opgevangen;
10° de opgevangen persoon met een handicap: de persoon met een handicap die opgevangen wordt in een centrum op basis van een gunstige beslissing tot ondersteuning van het multidisciplinaire team en met inachtneming van de voorwaarden die in deze beslissing zijn vastgesteld;
11° het kind: persoon die tussen 0 en 18 jaar oud is;
12° de jongere: persoon die tussen 16 en 25 jaar oud is;
13° de volwassene: persoon van 18 jaar of ouder;
14° VTE: voltijdse equivalent, zoals vastgesteld in artikel 36, § 1, van dit besluit;
15° het decreet van 29 oktober 2010: het decreet van 29 oktober 2010 betreffende de toekenning van subsidies voor de aankoop of de bouw van gebouwen met het oog op de inrichting van dagcentra, verblijfscentra en centra voor begeleid wonen en de organisatie van vrijetijdsbesteding voor personen met een handicap door de begeleidingsdiensten evenals voor de uitbreiding, de verbouwing, de grote herstellingen, de verbetering van de toegankelijkheid voor personen met een beperkte mobiliteit, de uitrusting en de eerste meubilering van die gebouwen;
16° het besluit 2011/149 van 14 juli 2011: het besluit 2011/149 van 14 juli 2011 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de voorwaarden en modaliteiten voor de toekenning van subsidies voor de aankoop of de bouw van gebouwen met het oog op de inrichting van dagcentra, verblijfscentra en centra voor begeleid wonen en de organisatie van vrijetijdsbesteding voor personen met een handicap door de begeleidingsdiensten evenals voor de uitbreiding, de verbouwing, de grote herstellingen, de verbetering van de toegankelijkheid voor personen met een beperkte mobiliteit, de uitrusting en de eerste meubilering van die gebouwen.
1° het decreet: het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap;
2° het Lid van het College: het lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie dat bevoegd is voor het beleid inzake bijstand aan personen met een handicap;
3° de vzw: de vereniging zonder winstoogmerk, bepaald in artikel 2, 13° van het decreet, die een aangepaste collectieve woonomgeving inricht;
4° het centrum: het dagactiviteitencentrum bedoeld in de artikelen 46, 4°, 59 en 60 van het decreet;
5° het multidisciplinaire team: het team bedoeld in artikel 12, eerste lid van het decreet;
6° het NM-besluit: het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 oktober 2001 betreffende de toepassing van het decreet van 6 juli 2001 van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de gezondheids- en de welzijnssector en betreffende de wijziging van diverse toepassingsbesluiten betreffende de welzijns-, de gezondheids- en de gehandicaptensector en de sector van de socio-professionele inschakeling;
7° het Plan Tandem: de voorziening voor de inrichting van het einde van de loopbaan die tot stand gebracht is door de Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 2009 binnen het paritair subcomité 319.02;
8° de erkende basiscapaciteit: de maximale capaciteit die voor subsidiëring in aanmerking komt;
9° de maximale opvangcapaciteit: de capaciteit bepaald op basis van de normen met betrekking tot de infrastructuur zoals bepaald in afdeling 2 van hoofdstuk 3 en overeenkomstig de bepalingen van het verslag bedoeld in artikel 4, 13° van het besluit van 1 maart 2018 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende de vaststelling van de wijzen en procedures voor de erkenning van centra, diensten, woningen of ondernemingen bedoeld in artikel 70 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap, dat wil zeggen het aantal personen dat op eenzelfde moment per infrastructuur kan worden opgevangen;
10° de opgevangen persoon met een handicap: de persoon met een handicap die opgevangen wordt in een centrum op basis van een gunstige beslissing tot ondersteuning van het multidisciplinaire team en met inachtneming van de voorwaarden die in deze beslissing zijn vastgesteld;
11° het kind: persoon die tussen 0 en 18 jaar oud is;
12° de jongere: persoon die tussen 16 en 25 jaar oud is;
13° de volwassene: persoon van 18 jaar of ouder;
14° VTE: voltijdse equivalent, zoals vastgesteld in artikel 36, § 1, van dit besluit;
15° het decreet van 29 oktober 2010: het decreet van 29 oktober 2010 betreffende de toekenning van subsidies voor de aankoop of de bouw van gebouwen met het oog op de inrichting van dagcentra, verblijfscentra en centra voor begeleid wonen en de organisatie van vrijetijdsbesteding voor personen met een handicap door de begeleidingsdiensten evenals voor de uitbreiding, de verbouwing, de grote herstellingen, de verbetering van de toegankelijkheid voor personen met een beperkte mobiliteit, de uitrusting en de eerste meubilering van die gebouwen;
16° het besluit 2011/149 van 14 juli 2011: het besluit 2011/149 van 14 juli 2011 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de voorwaarden en modaliteiten voor de toekenning van subsidies voor de aankoop of de bouw van gebouwen met het oog op de inrichting van dagcentra, verblijfscentra en centra voor begeleid wonen en de organisatie van vrijetijdsbesteding voor personen met een handicap door de begeleidingsdiensten evenals voor de uitbreiding, de verbouwing, de grote herstellingen, de verbetering van de toegankelijkheid voor personen met een beperkte mobiliteit, de uitrusting en de eerste meubilering van die gebouwen.
Art.2. Pour l'application du présent arrêté, il faut entendre par :
1° le décret : le décret de la Commission communautaire française du 17 janvier 2014 relatif à l'inclusion de la personne handicapée ;
2° le Membre du Collège : le Membre du Collège de la Commission communautaire française chargé de la Politique d'Aide aux Personnes handicapées ;
3° l'asbl : l'association sans but lucratif définie à l'article 2, 13° du décret qui organise un logement collectif adapté ;
4° le centre : le centre d'activités de jour visé aux articles 46, 4°, 59 et 60 du décret ;
5° l'équipe pluridisciplinaire : l'équipe visée à l'article 12, alinéa 1er du décret ;
6° l'arrêté NM : l'arrêté du Collège de la Commission communautaire française du 18 octobre 2001 relatif à l'application du décret de la Commission communautaire française du 6 juillet 2001 modifiant diverses législations relatives aux subventions accordées dans le secteur de la politique de la santé et de l'aide aux personnes et relatif à la modification de divers arrêtés d'application concernant les secteurs de l'aide aux personnes, de la santé, des personnes handicapées et de l'insertion socio-professionnelle ;
7° le Plan Tandem : le dispositif d'aménagement de la fin de la carrière professionnelle mis en place par la Convention collective de travail du 23 avril 2009 au sein de la sous-commission paritaire 319.02;
8° la capacité agréée de base : la capacité maximale de subventionnement ;
9° la capacité maximale d'accueil : la capacité déterminée sur base des normes relatives à l'infrastructure telles que définies à la section 2 du chapitre 3 et selon les termes du rapport visé à l'article 4, 13° de l'arrêté du Collège de la Commission communautaire française du 01er mars 2018 fixant les modalités et les procédures d'agrément des centres, services, logements ou entreprises visés à l'article 70 du décret de la Commission communautaire française du 17 janvier 2014 relatif à l'inclusion de la personne handicapée soit le nombre de personnes qu'il est permis d'héberger en même temps par infrastructure ;
10° la personne en situation de handicap accueillie : la personne en situation de handicap qui est accueillie par un centre sur la base de la décision d'intervention favorable de l'équipe pluridisciplinaire et dans le respect des modalités que cette décision précise ;
11° l'enfant : la personne âgée de 0 à 18 ans accomplis ;
12° le jeune : la personne âgée de 16 à 25 ans accomplis ;
13° l'adulte : la personne âgée de 18 ans et plus ;
14° ETP : équivalent temps plein, tel que fixé par l'article 36, § 1er, du présent arrêté ;
15° le décret du 29 octobre 2010 : le décret du 29 octobre 2010 relatif à l'octroi de subventions pour l'achat ou la construction de bâtiments en vue de l'installation de centres de jour et centres d'hébergement, de logements accompagnés et de l'organisation de loisirs pour personnes handicapées pris en charge par les services d'accompagnement, ainsi que pour l'agrandissement, la transformation, les grosses réparations, l'amélioration de l'accessibilité aux personnes à mobilité réduite, l'équipement et le premier ameublement de ces bâtiments ;
16° l'arrêté 2011/149 du 14 juillet 2011 : l'arrêté 2011/149 du 14 juillet 2011 du Collège de la Commission communautaire française fixant les critères et modalités d'octroi de subventions pour l'achat ou la construction de bâtiments en vue de l'installation de centres de jour et centres d'hébergement, de logements accompagnés et de l'organisation de loisirs pour personnes handicapées pris en charge par les services d'accompagnement, ainsi que pour l'agrandissement, la transformation, les grosses réparations, l'amélioration de l'accessibilité aux personnes à mobilité réduite, l'équipement et le premier ameublement de ces bâtiments.
1° le décret : le décret de la Commission communautaire française du 17 janvier 2014 relatif à l'inclusion de la personne handicapée ;
2° le Membre du Collège : le Membre du Collège de la Commission communautaire française chargé de la Politique d'Aide aux Personnes handicapées ;
3° l'asbl : l'association sans but lucratif définie à l'article 2, 13° du décret qui organise un logement collectif adapté ;
4° le centre : le centre d'activités de jour visé aux articles 46, 4°, 59 et 60 du décret ;
5° l'équipe pluridisciplinaire : l'équipe visée à l'article 12, alinéa 1er du décret ;
6° l'arrêté NM : l'arrêté du Collège de la Commission communautaire française du 18 octobre 2001 relatif à l'application du décret de la Commission communautaire française du 6 juillet 2001 modifiant diverses législations relatives aux subventions accordées dans le secteur de la politique de la santé et de l'aide aux personnes et relatif à la modification de divers arrêtés d'application concernant les secteurs de l'aide aux personnes, de la santé, des personnes handicapées et de l'insertion socio-professionnelle ;
7° le Plan Tandem : le dispositif d'aménagement de la fin de la carrière professionnelle mis en place par la Convention collective de travail du 23 avril 2009 au sein de la sous-commission paritaire 319.02;
8° la capacité agréée de base : la capacité maximale de subventionnement ;
9° la capacité maximale d'accueil : la capacité déterminée sur base des normes relatives à l'infrastructure telles que définies à la section 2 du chapitre 3 et selon les termes du rapport visé à l'article 4, 13° de l'arrêté du Collège de la Commission communautaire française du 01er mars 2018 fixant les modalités et les procédures d'agrément des centres, services, logements ou entreprises visés à l'article 70 du décret de la Commission communautaire française du 17 janvier 2014 relatif à l'inclusion de la personne handicapée soit le nombre de personnes qu'il est permis d'héberger en même temps par infrastructure ;
10° la personne en situation de handicap accueillie : la personne en situation de handicap qui est accueillie par un centre sur la base de la décision d'intervention favorable de l'équipe pluridisciplinaire et dans le respect des modalités que cette décision précise ;
11° l'enfant : la personne âgée de 0 à 18 ans accomplis ;
12° le jeune : la personne âgée de 16 à 25 ans accomplis ;
13° l'adulte : la personne âgée de 18 ans et plus ;
14° ETP : équivalent temps plein, tel que fixé par l'article 36, § 1er, du présent arrêté ;
15° le décret du 29 octobre 2010 : le décret du 29 octobre 2010 relatif à l'octroi de subventions pour l'achat ou la construction de bâtiments en vue de l'installation de centres de jour et centres d'hébergement, de logements accompagnés et de l'organisation de loisirs pour personnes handicapées pris en charge par les services d'accompagnement, ainsi que pour l'agrandissement, la transformation, les grosses réparations, l'amélioration de l'accessibilité aux personnes à mobilité réduite, l'équipement et le premier ameublement de ces bâtiments ;
16° l'arrêté 2011/149 du 14 juillet 2011 : l'arrêté 2011/149 du 14 juillet 2011 du Collège de la Commission communautaire française fixant les critères et modalités d'octroi de subventions pour l'achat ou la construction de bâtiments en vue de l'installation de centres de jour et centres d'hébergement, de logements accompagnés et de l'organisation de loisirs pour personnes handicapées pris en charge par les services d'accompagnement, ainsi que pour l'agrandissement, la transformation, les grosses réparations, l'amélioration de l'accessibilité aux personnes à mobilité réduite, l'équipement et le premier ameublement de ces bâtiments.
HOOFDSTUK 2. - OPDRACHTEN VAN DE CENTRA
CHAPITRE 2. - MISSIONS DES CENTRES
AFDELING 1. - ALGEMENE OPDRACHTEN
SECTION 1re. - MISSIONS GENERALES
Art.3. Een centrum wordt opgericht overeenkomstig de bepalingen van artikel 59 van het decreet om de onder artikel 60 van het decreet omschreven opdrachten te vervullen. Het is bestemd voor hetzij volwassenen, hetzij niet-schoolgaande kinderen en jongeren.
Het centrum staat het hele jaar door in voor de voltijdse of deeltijdse opvang, bij voorkeur overdag, van personen met een handicap waarbij voorzien wordt in een middagmaal.
Het centrum staat het hele jaar door in voor de voltijdse of deeltijdse opvang, bij voorkeur overdag, van personen met een handicap waarbij voorzien wordt in een middagmaal.
Art.3. Un centre est constitué conformément aux dispositions de l'article 59 du décret pour remplir les missions définies à l'article 60 du décret. Il est destiné soit aux adultes, soit aux enfants et aux jeunes non scolarisés.
Le centre assure durant toute l'année l'accueil à temps plein ou à temps partiel, prioritairement en journée, des personnes en situation de handicap en assurant le repas de midi.
Le centre assure durant toute l'année l'accueil à temps plein ou à temps partiel, prioritairement en journée, des personnes en situation de handicap en assurant le repas de midi.
AFDELING 2. - SPECIFIEKE OPDRACHTEN
SECTION 2. - MISSIONS SPECIFIQUES
Art.4. § 1. Buiten de erkende basiscapaciteit maar binnen de grenzen van de maximale capaciteit kan een vzw verzoeken om voor korte periodes een bepaald aantal plaatsen te reserveren voor personen met een handicap.
§ 2. Binnen de grenzen van zijn erkende basiscapaciteit kan een centrum voor korte periodes opvang voor personen met een handicap organiseren.
§ 3. Een persoon met een handicap die voor korte periodes in een centrum verblijft, kan maximaal 90 dagen per kalenderjaar van deze regeling gebruik maken, gespreid over een of meerdere periodes.
Overeenkomstig artikel 3, 3° van het decreet wordt met de opvang gedurende korte periodes beoogd om de autonomie te ontwikkelen van de persoon met een handicap die opgevangen wordt. Bijkomend aan de eerste doelstelling wordt beoogd kort verblijf toe te staan aan de verzorgers die dicht bij de persoon met een handicap staan.
§ 2. Binnen de grenzen van zijn erkende basiscapaciteit kan een centrum voor korte periodes opvang voor personen met een handicap organiseren.
§ 3. Een persoon met een handicap die voor korte periodes in een centrum verblijft, kan maximaal 90 dagen per kalenderjaar van deze regeling gebruik maken, gespreid over een of meerdere periodes.
Overeenkomstig artikel 3, 3° van het decreet wordt met de opvang gedurende korte periodes beoogd om de autonomie te ontwikkelen van de persoon met een handicap die opgevangen wordt. Bijkomend aan de eerste doelstelling wordt beoogd kort verblijf toe te staan aan de verzorgers die dicht bij de persoon met een handicap staan.
Art.4. § 1er. En dehors de la capacité agréée de base mais au sein de la capacité maximale, une asbl peut demander à réserver un certain nombre de places à des personnes en situation de handicap pour de courtes périodes.
§ 2. Au sein de sa capacité agréée de base, un centre peut organiser l'accueil de personnes en situation de handicap pour de courtes périodes.
§ 3. Une personne en situation de handicap en centre pour de courtes périodes peut en bénéficier pour une durée maximale de 90 jours par année civile, en une ou plusieurs périodes.
Conformément à l'article 3, 3° du décret, l'accueil pour de courtes périodes vise à développer les capacités d'autonomie de la personne en situation de handicap accueillie. Elle vise de manière accessoire par rapport au premier objet à accorder du court séjour aux aidants proches de la personne en situation de handicap.
§ 2. Au sein de sa capacité agréée de base, un centre peut organiser l'accueil de personnes en situation de handicap pour de courtes périodes.
§ 3. Une personne en situation de handicap en centre pour de courtes périodes peut en bénéficier pour une durée maximale de 90 jours par année civile, en une ou plusieurs périodes.
Conformément à l'article 3, 3° du décret, l'accueil pour de courtes périodes vise à développer les capacités d'autonomie de la personne en situation de handicap accueillie. Elle vise de manière accessoire par rapport au premier objet à accorder du court séjour aux aidants proches de la personne en situation de handicap.
HOOFDSTUK 3. - ERKENNINGSNORMEN
CHAPITRE 3. - NORMES D'AGREMENT
AFDELING 1. - KWALITEITSNORMEN
SECTION 1re. - NORMES DE QUALITE
Art.5. Het centrum onderwerpt zich aan de evaluaties, bezoeken en controles die door de overheden georganiseerd worden en verstrekt hen ieder document dat vereist is voor de uitoefening van hun opdrachten.
Art.5. Le centre se soumet aux évaluations, visites et contrôles organisés par les pouvoirs publics et leur fournit tout document requis dans l'exercice de leurs missions.
Art.6. In naleving van de bepalingen die in artikel 74 van het decreet bepaald zijn, vermeldt ieder document dat van het centrum afkomstig is de naam van het centrum, de naam van de vzw indien die verschillend is, het ondernemingsnummer, het adres van de activiteitenzetel, het adres van de maatschappelijke zetel indien die verschillend is, de verleende erkenning en de datum van opstelling van het document.
Art.6. Dans le respect des dispositions prévues à l'article 74 du décret, tout document émanant du centre indique le nom du centre, le nom de l'asbl s'il est différent, le numéro d'entreprise, l'adresse du siège d'activité, l'adresse du siège social si elle est différente, l'agrément accordé et la date de la rédaction du document.
Art.7. Het centrum zorgt ervoor dat de personen met een handicap en hun wettelijke vertegenwoordigers toegang hebben tot de documenten die voor hen bestemd zijn en op zijn minst tot: het collectieve project, het huishoudelijk reglement, de geïndividualiseerde overeenkomst en het geïndividualiseerde project.
Art.7. Le centre rend accessible aux personnes en situation de handicap et aux représentants légaux les documents qui leur sont destinés et au minimum : le projet collectif, le règlement d'ordre intérieur, la convention individualisée et le projet individualisé.
Art.8. Naast de wettelijk verplichte verzekeringen sluit de vzw voor het centrum de volgende verzekeringen af:
1° burgerlijke aansprakelijkheid voor alle prestaties die onder zijn verantwoordelijkheid verricht worden, met inbegrip van de externe samenkomsten, en voor de vrijwilligers die het tewerkstelt;
2° aansprakelijkheid voor de bestuurders van de vzw;
3° brand en diefstal voor het gebouw en het meubilair.
1° burgerlijke aansprakelijkheid voor alle prestaties die onder zijn verantwoordelijkheid verricht worden, met inbegrip van de externe samenkomsten, en voor de vrijwilligers die het tewerkstelt;
2° aansprakelijkheid voor de bestuurders van de vzw;
3° brand en diefstal voor het gebouw en het meubilair.
Art.8. Outre les assurances légalement obligatoires, l'asbl souscrit pour le centre les couvertures d'assurance suivantes :
1° en responsabilité civile pour toutes les prestations posées sous sa responsabilité, y compris les manifestations extérieures, et pour les volontaires qu'elle occupe ;
2° en responsabilité pour les administrateurs de l'asbl ;
3° en incendie et vol pour le bâtiment et le mobilier.
1° en responsabilité civile pour toutes les prestations posées sous sa responsabilité, y compris les manifestations extérieures, et pour les volontaires qu'elle occupe ;
2° en responsabilité pour les administrateurs de l'asbl ;
3° en incendie et vol pour le bâtiment et le mobilier.
Art.9. Het centrum werkt mee aan de externe wetenschappelijke evaluatie betreffende de uitvoering van de beginselen van het decreet zoals bedoeld in diens artikel 103.
Art.9. Le centre collabore à l'évaluation scientifique externe relative à la mise en oeuvre des principes du décret visée en son article 103.
Art.10. Het centrum staat het hele jaar door in voor de opvang van personen met een handicap. Het centrum is minstens acht uur per dag open en verstrekt minstens zes uur zinvolle en gevarieerde activiteiten die aangepast zijn aan de behoeften en interesses van de personen die opgevangen worden, het middagmaal incluis.
Het centrum is tijdens het weekend en op feestdagen gesloten, behoudens uitzonderingen bepaald in het collectieve project zoals bedoeld in artikel 28.
Het collectieve project kan andere sluitingsperiodes vastleggen, voor zover er door het centrum een andere oplossing wordt geboden voor de opvang van de personen met een handicap die erom verzoeken.
Het centrum is tijdens het weekend en op feestdagen gesloten, behoudens uitzonderingen bepaald in het collectieve project zoals bedoeld in artikel 28.
Het collectieve project kan andere sluitingsperiodes vastleggen, voor zover er door het centrum een andere oplossing wordt geboden voor de opvang van de personen met een handicap die erom verzoeken.
Art.10. Le centre assure durant toute l'année l'accueil de personnes en situation de handicap. Il est ouvert au moins huit heures par jour en assurant au moins six heures d'activités valorisantes, variées et adaptées aux besoins et aux intérêts des personnes accueillies, y compris le repas de midi.
Le centre est fermé les week-ends et les jours fériés, sauf exception prévue par le projet collectif visé à l'article 28.
Le projet collectif peut définir des périodes de fermeture, pour autant qu'une autre solution d'accueil soit offerte par le centre aux personnes en situation de handicap accueillies qui en font la demande.
Le centre est fermé les week-ends et les jours fériés, sauf exception prévue par le projet collectif visé à l'article 28.
Le projet collectif peut définir des périodes de fermeture, pour autant qu'une autre solution d'accueil soit offerte par le centre aux personnes en situation de handicap accueillies qui en font la demande.
AFDELING 2. - NORMEN IN VERBAND MET DE INFRASTRUCTUUR
SECTION 2. - NORMES RELATIVES A L'INFRASTRUCTURE
Art.11. Het centrum is gelegen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art.11. Le centre est situé sur le territoire de la Région de Bruxelles-Capitale.
Art.12. Het centrum beschikt over lokalen waar:
1° op de plaats van zijn activiteitenzetel de opdrachten die in de artikelen 59 en 60 van het decreet omschreven zijn, tot stand gebracht kunnen worden;
2° een individueel gesprek met een persoon met een handicap die opgevangen wordt verzekerd kan worden met inachtneming van de vertrouwelijkheid.
1° op de plaats van zijn activiteitenzetel de opdrachten die in de artikelen 59 en 60 van het decreet omschreven zijn, tot stand gebracht kunnen worden;
2° een individueel gesprek met een persoon met een handicap die opgevangen wordt verzekerd kan worden met inachtneming van de vertrouwelijkheid.
Art.12. Le centre dispose de locaux qui permettent :
1° de réaliser, sur le lieu de son siège d'activités, les missions définies aux articles 59 et 60 du décret ;
2° d'assurer un entretien individuel avec une personne handicapée accueillie dans le respect de la confidentialité.
1° de réaliser, sur le lieu de son siège d'activités, les missions définies aux articles 59 et 60 du décret ;
2° d'assurer un entretien individuel avec une personne handicapée accueillie dans le respect de la confidentialité.
Art.13. Het centrum verzekert de toegankelijkheid van de gebouwen door rekening te houden met de specifieke kenmerken van de personen met een handicap die opgevangen worden.
Art.13. Le centre assure l'accessibilité des bâtiments en tenant compte des spécificités des personnes en situation de handicap accueillies.
Art.14. De maximale opvangcapaciteit mag niet overschreden worden. Deze kan verschillen van de erkende basiscapaciteit.
Art.14. La capacité maximale d'accueil ne peut être dépassée. Elle peut être distincte de la capacité agréée de base.
Art.15. Het centrum neemt de nodige maatregelen om brand te voorkomen en te bestrijden en om de bewoners te evacueren in geval van brand.
Art.15. Les mesures nécessaires sont prises par le centre pour prévenir et combattre l'incendie, ainsi que pour assurer l'évacuation des occupants en cas de sinistre.
Art.16. De gebouwen van het centrum worden regelmatig onderhouden en vochtigheid of insijpeling van water wordt bestreden.
Art.16. Les bâtiments du centre sont régulièrement entretenus et toute humidité ou infiltration est combattue.
Art.17. In alle weersomstandigheden wordt een temperatuur van minstens 191/2SNC behouden in de leef- en activiteitenruimten. De temperatuur moet met name verhoogd worden afhankelijk van de behoeften van de personen met een handicap.
Art.17. Par tous les temps, une température d'au moins 19° est atteinte dans les locaux de séjour et d'activités. Cette température doit notamment être augmentée en fonction du besoin des personnes handicapées.
Art.18. Er wordt op toegezien dat alle ruimten verlucht worden.
Art.18. L'aération de tous les locaux est assurée.
Art.19. Er wordt op toegezien dat alle ruimten verlicht zijn.
Deze verlichting moet op zijn minst in de leef- en activiteitenruimten natuurlijk van aard zijn voor de in artikel 24 vermelde minimale oppervlakten.
Deze verlichting moet op zijn minst in de leef- en activiteitenruimten natuurlijk van aard zijn voor de in artikel 24 vermelde minimale oppervlakten.
Art.19. L'éclairage de tous les locaux est assuré.
Cet éclairage est naturel au minimum dans les locaux de séjour et d'activités à concurrence des superficies minimales précisées à l'article 24.
Cet éclairage est naturel au minimum dans les locaux de séjour et d'activités à concurrence des superficies minimales précisées à l'article 24.
Art.20. De faciliteiten van het centrum zijn aangepast aan de behoeften van de personen met een handicap en de leefruimte aan de specifieke beperkingen die de handicap met zich meebrengt.
Art.20. L'équipement du centre est adapté aux besoins des personnes en situation de handicap et l'espace vital aux contraintes spécifiques imposées par le handicap.
Art.21. De sanitaire voorzieningen zijn gemakkelijk toegankelijk in het centrum.
Art.21. Les installations sanitaires sont aisément accessibles dans le centre.
Art.22. Naast de voorzieningen bestemd voor het personeel beschikt het centrum op zijn minst over:
a) een aangepaste wasruimte met een bad of douche met warm en koud water en een kleedruimte waar men zich in alle intimiteit kan omkleden;
b) een toilet voor zeven personen met een handicap;
Voor de bezoekers zijn er aparte toiletten.
a) een aangepaste wasruimte met een bad of douche met warm en koud water en een kleedruimte waar men zich in alle intimiteit kan omkleden;
b) een toilet voor zeven personen met een handicap;
Voor de bezoekers zijn er aparte toiletten.
Art.22. Outre les installations destinées au personnel, le centre dispose au minimum de :
a) une salle d'eau adaptée disposant d'une baignoire ou d'une douche avec eau chaude et froide et comprenant un espace d'habillage permettant le respect de l'intimité ;
b) un WC pour sept personnes handicapées ;
Les WC destinés aux visiteurs sont distincts.
a) une salle d'eau adaptée disposant d'une baignoire ou d'une douche avec eau chaude et froide et comprenant un espace d'habillage permettant le respect de l'intimité ;
b) un WC pour sept personnes handicapées ;
Les WC destinés aux visiteurs sont distincts.
Art.23. Indien het centrum beschikt over een washok of een linnenkamer, wordt dit lokaal zodanig ingericht dat het geen geur- noch damphinder veroorzaakt en dat er geen onderbreking is van de aan- en afvoerleidingen; het mag niet aan de verpleeglokalen noch aan de keuken aanpalen.
Art.23. Si le centre dispose d'une buanderie ou d'une lingerie, ce local est organisé de façon à ne pas incommoder par ses odeurs et vapeurs et de manière à respecter les circuits propres et sales, elle ne peut communiquer avec des locaux d'infirmerie et de cuisine.
Art.24. § 1. De oppervlakte van de leef- en activiteitenruimten die toegankelijk zijn voor de personen met een handicap mag niet kleiner zijn dan 4 m2 per persoon.
§ 2. Voor de centra die een aanvraag voor een eerste erkenning ingediend hebben en waarvoor op het ogenblik dat het onderhavige besluit in werking treedt nog geen principeakkoord gesloten werd krachtens het decreet van 29 oktober 2010 en zijn uitvoeringsbesluit van 14 juli mag de oppervlakte van de leef- en activiteitenruimten die toegankelijk zijn voor de personen met een handicap niet kleiner zijn dan 8 m2 per persoon.
§ 2. Voor de centra die een aanvraag voor een eerste erkenning ingediend hebben en waarvoor op het ogenblik dat het onderhavige besluit in werking treedt nog geen principeakkoord gesloten werd krachtens het decreet van 29 oktober 2010 en zijn uitvoeringsbesluit van 14 juli mag de oppervlakte van de leef- en activiteitenruimten die toegankelijk zijn voor de personen met een handicap niet kleiner zijn dan 8 m2 per persoon.
Art.24. § 1er. La surface des locaux de séjour et d'activités accessibles aux personnes en situation de handicap ne peut être inférieure à 4 m2 par personne.
§ 2. Pour les centres en demande d'un premier agrément et qui n'ont pas encore fait l'objet d'un accord de principe en vertu du décret du 29 octobre 2010 ainsi que de son arrêté d'application du 14 juillet à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, la surface des locaux de séjour et d'activités accessibles aux personnes en situation de handicap ne peut être inférieure à 8 m2 par personne.
§ 2. Pour les centres en demande d'un premier agrément et qui n'ont pas encore fait l'objet d'un accord de principe en vertu du décret du 29 octobre 2010 ainsi que de son arrêté d'application du 14 juillet à la date d'entrée en vigueur du présent arrêté, la surface des locaux de séjour et d'activités accessibles aux personnes en situation de handicap ne peut être inférieure à 8 m2 par personne.
Art.25. Indien binnen dezelfde infrastructuur een centrum en een woonomgeving worden georganiseerd, dan kunnen, voor zover deze instellingen erover beschikken, de lokalen bestemd voor het beheer, de sociale dienst, de psychologische raadpleging, de verpleging en de revalidatie gemeenschappelijk zijn.
Art.25. Si un centre et un logement sont organisés dans la même infrastructure, dans la mesure où ces institutions en disposent, les locaux affectés à la gestion, au service social, à la consultation psychologique, à l'infirmerie et à la rééducation, peuvent leur être communs.
Art.26. Een centrum kan bestaan uit meerdere vestigingen. Elke vestiging moet evenwel opvang bieden aan minimaal 5 personen met een handicap.
Art.26. Un centre peut être constitué de plusieurs implantations. Néanmoins, chaque implantation doit accueillir au minimum 5 personnes en situation de handicap.
Art.27. In het kader van de erkenningsprocedure, de procedure van de hernieuwing van de erkenning of de wijziging van de erkenning en in naleving van de bepalingen van het besluit 2017/626 van 1 maart 2018 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende de vaststelling van de wijzen en procedures voor de erkenning van centra, diensten, woningen of ondernemingen bedoeld in artikel 70 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap, kan het College, op met redenen omkleed verzoek van de verantwoordelijke van het dagelijks beheer, gevoegd bij het erkenningsdossier, het dossier van hernieuwing van de erkenning of van wijziging van de erkenning, na gelijkluidend advies van de Afdeling "Gehandicapte Personen" van de Adviserende raad, afwijkingen toestaan aan de architecturale normen die door dit besluit worden vastgesteld.
Art.27. Dans le cadre de la procédure d'agrément, de renouvellement de l'agrément ou de modification de l'agrément et dans le respect des dispositions prévues par l'arrêté 2017/626 du
1er mars 2018 du Collège de la Commission communautaire française fixant les modalités et les procédures d'agrément des centres, services, logements ou entreprises visés à l'article 70 du décret de la Commission communautaire française du 17 janvier 2014 relatif à l'inclusion de la personne handicapée, le Collège peut accorder, à la demande motivée du responsable de la gestion journalière, jointe au dossier d'agrément, de renouvellement de l'agrément ou de modification de l'agrément, après avis conforme de la Section " Personnes handicapées " du Conseil consultatif, des dérogations aux normes architecturales fixées par le présent arrêté.
1er mars 2018 du Collège de la Commission communautaire française fixant les modalités et les procédures d'agrément des centres, services, logements ou entreprises visés à l'article 70 du décret de la Commission communautaire française du 17 janvier 2014 relatif à l'inclusion de la personne handicapée, le Collège peut accorder, à la demande motivée du responsable de la gestion journalière, jointe au dossier d'agrément, de renouvellement de l'agrément ou de modification de l'agrément, après avis conforme de la Section " Personnes handicapées " du Conseil consultatif, des dérogations aux normes architecturales fixées par le présent arrêté.
AFDELING 3. - NORMEN IN VERBAND MET DE ORGANISATIE
SECTION 3. - NORMES RELATIVES A L'ORGANISATION
ONDERAFDELING 1. - COLLECTIEF PROJECT
SOUS-SECTION 1. - PROJET COLLECTIF
Art.28. Het centrum stelt een collectief project op. Daarin staat op zijn minst het volgende vermeld:
1° de waarden waarop de opdrachten van het centrum gebaseerd zijn;
2° de opdrachten en het doelpubliek;
3° het dienstenaanbod;
4° de beschrijving van het centrum en de werkingsregels ervan;
5° de methoden voor de organisatie van het werk, met de bedoeling het levensproject van de personen met een handicap te verwezenlijken;
6° de modaliteiten voor de participatie van de personen met een handicap, zoals bedoeld in artikel 71, eerste lid, 3° van het decreet;
7° de modaliteiten voor de participatie aan gemeenschapsacties, bedoeld in artikel 71, eerste lid, 4° van het decreet;
8° de modaliteiten voor het uitbouwen van een netwerk, bedoeld in artikel 71, eerste lid, 5° van het decreet;
9° de modaliteiten voor de evaluatie van het individueel project van de personen met een handicap, met inbegrip van hun participatie.
Telkens wanneer nodig zal het collectieve project de specifieke bepalingen onderscheiden met betrekking tot de opvang voor korte periodes, de crisisopvang en de dagopvang.
Dit document wordt opgesteld en minstens om de vijf jaar herzien in overleg met de personeelsleden.
1° de waarden waarop de opdrachten van het centrum gebaseerd zijn;
2° de opdrachten en het doelpubliek;
3° het dienstenaanbod;
4° de beschrijving van het centrum en de werkingsregels ervan;
5° de methoden voor de organisatie van het werk, met de bedoeling het levensproject van de personen met een handicap te verwezenlijken;
6° de modaliteiten voor de participatie van de personen met een handicap, zoals bedoeld in artikel 71, eerste lid, 3° van het decreet;
7° de modaliteiten voor de participatie aan gemeenschapsacties, bedoeld in artikel 71, eerste lid, 4° van het decreet;
8° de modaliteiten voor het uitbouwen van een netwerk, bedoeld in artikel 71, eerste lid, 5° van het decreet;
9° de modaliteiten voor de evaluatie van het individueel project van de personen met een handicap, met inbegrip van hun participatie.
Telkens wanneer nodig zal het collectieve project de specifieke bepalingen onderscheiden met betrekking tot de opvang voor korte periodes, de crisisopvang en de dagopvang.
Dit document wordt opgesteld en minstens om de vijf jaar herzien in overleg met de personeelsleden.
Art.28. Le centre rédige un projet collectif. Il précise au minimum :
1° les valeurs sur lesquelles reposent les missions du centre ;
2° ses missions et son public cible ;
3° son offre de services ;
4° la description du centre et ses règles de fonctionnement ;
5° les méthodes d'organisation du travail pour tendre vers la réalisation du projet de vie des personnes en situation de handicap ;
6° les modalités de participation des personnes en situation de handicap visée à l'article 71, alinéa 1er, 3° du décret ;
7° les modalités de participation à des actions communautaires, visée à l'article 71, alinéa 1er, 4° du décret ;
8° les modalités de mise en oeuvre d'une démarche de réseau visée à l'article 71, alinéa 1er, 5° du décret ;
9° les modalités d'évaluation du projet individualisé des personnes en situation de handicap en y incluant leur participation.
Le projet collectif distinguera chaque fois qu'il y a lieu les dispositions spécifiques en rapport avec l'accueil pour de courtes périodes, la crise et l'accueil en journée.
Ce document est établi et revu au minimum tous les 5 ans en concertation avec les membres du personnel.
1° les valeurs sur lesquelles reposent les missions du centre ;
2° ses missions et son public cible ;
3° son offre de services ;
4° la description du centre et ses règles de fonctionnement ;
5° les méthodes d'organisation du travail pour tendre vers la réalisation du projet de vie des personnes en situation de handicap ;
6° les modalités de participation des personnes en situation de handicap visée à l'article 71, alinéa 1er, 3° du décret ;
7° les modalités de participation à des actions communautaires, visée à l'article 71, alinéa 1er, 4° du décret ;
8° les modalités de mise en oeuvre d'une démarche de réseau visée à l'article 71, alinéa 1er, 5° du décret ;
9° les modalités d'évaluation du projet individualisé des personnes en situation de handicap en y incluant leur participation.
Le projet collectif distinguera chaque fois qu'il y a lieu les dispositions spécifiques en rapport avec l'accueil pour de courtes périodes, la crise et l'accueil en journée.
Ce document est établi et revu au minimum tous les 5 ans en concertation avec les membres du personnel.
ONDERAFDELING 2. - WERKING
SOUS-SECTION 2. - FONCTIONNEMENT
Art.29. Het centrum beschikt over:
1° een elektronisch adres, een antwoordapparaat en elk aangepast communicatiemiddel dat de personen toelaat een boodschap achter te laten buiten de openingsuren van het centrum;
2° een website met informatie over het centrum, die regelmatig wordt geüpdatet en die toegankelijk is voor de doelgroep.
1° een elektronisch adres, een antwoordapparaat en elk aangepast communicatiemiddel dat de personen toelaat een boodschap achter te laten buiten de openingsuren van het centrum;
2° een website met informatie over het centrum, die regelmatig wordt geüpdatet en die toegankelijk is voor de doelgroep.
Art.29. Le centre dispose :
1° d'une adresse électronique, d'un répondeur téléphonique et de tout moyen de communication adapté pour permettre aux personnes de laisser un message en dehors des heures d'ouverture du centre.
2 ° d'un site internet régulièrement mis à jour qui reprend les renseignements concernant le centre et qui est rendu accessible au public-cible.
1° d'une adresse électronique, d'un répondeur téléphonique et de tout moyen de communication adapté pour permettre aux personnes de laisser un message en dehors des heures d'ouverture du centre.
2 ° d'un site internet régulièrement mis à jour qui reprend les renseignements concernant le centre et qui est rendu accessible au public-cible.
AFDELING 4. - NORMEN IN VERBAND MET HET PERSONEEL
SECTION 4. - NORMES RELATIVES AU PERSONNEL
ONDERAFDELING 1. - ALGEMENE NORMEN
SOUS-SECTION 1. - NORMES GENERALES
Art.30. De personeelsleden van het centrum stemmen overeen met de functies en beantwoorden aan de diplomavereisten die worden bepaald door bijlage III van het NM-besluit.
Het multidisciplinaire karakter van het begeleidingspersoneel wordt gegarandeerd.
Het multidisciplinaire karakter van het begeleidingspersoneel wordt gegarandeerd.
Art.30. Les membres du personnel du centre correspondent aux fonctions et répondent aux conditions de diplômes déterminées par l'annexe III de l'arrêté NM.
Le caractère pluridisciplinaire du personnel d'encadrement est assuré.
Le caractère pluridisciplinaire du personnel d'encadrement est assuré.
Art.31. Iedere bezoldigde functie binnen het centrum is onverenigbaar met een bestuurdersmandaat binnen de vzw.
Art.31. Toute fonction rémunérée au sein du centre est incompatible avec un mandat d'administrateur au sein de l'asbl.
Art.32. Bij de eerste aanwerving van een lid van het begeleidingspersoneel, dat het personeel vermeld in de artikelen 34 en 36 omvat, beschikt het centrum over een door het personeelslid bezorgd uittreksel uit het strafregister waarvan de afgiftedatum niet meer dan drie maanden aan de indiensttredingsdatum mag voorafgaan. Het centrum evalueert of het personeelslid de functie waarvoor hij of zij zich kandidaat stelt, mag uitoefenen en neemt daarbij de specifieke kenmerken van de personen met een handicap in aanmerking.
Art.32. Lors du premier engagement d'un membre du personnel d'encadrement qui comprend le personnel repris à l'article 34 et 36, le centre vérifie l'extrait de casier judiciaire communiqué par le membre du personnel dont la date de délivrance ne peut être antérieure de plus de trois mois à la date de prise de fonction le centre évalue si le membre du personnel peut exercer la fonction à laquelle il est candidat, en prenant en considération la spécificité des personnes handicapées occupées.
Art.33. Het centrum houdt een individueel dossier bij dat voor elk personeelslid toegankelijk is.
Het dossier bevat op zijn minst:
1° de arbeidsovereenkomst die het centrum en de werknemer aan elkaar verbindt, met inbegrip van de latere wijzigingen hiervan;
2° een afschrift van de titels en diploma's die nuttig zijn voor de functie;
3° de attesten die de anciënniteit aantonen;
4° de opleidingen die de werknemer sinds zijn of haar aanwerving gevolgd heeft;
5° elk document in verband met de eventuele subsidiëring van de werknemer door een andere overheid.
Het dossier bevat op zijn minst:
1° de arbeidsovereenkomst die het centrum en de werknemer aan elkaar verbindt, met inbegrip van de latere wijzigingen hiervan;
2° een afschrift van de titels en diploma's die nuttig zijn voor de functie;
3° de attesten die de anciënniteit aantonen;
4° de opleidingen die de werknemer sinds zijn of haar aanwerving gevolgd heeft;
5° elk document in verband met de eventuele subsidiëring van de werknemer door een andere overheid.
Art.33. Le centre tient un dossier individuel accessible à chaque membre du personnel.
Il comprend au minimum :
1° le contrat de travail qui lie le centre et le travailleur et ses modifications ultérieures ;
2° la copie des titres et diplômes utiles à la fonction ;
3° Les attestations prouvant l'ancienneté ;
4° Les formations suivies par le travailleur depuis son engagement ;
5° Tout document relatif au subventionnement éventuel du travailleur par un autre pouvoir public.
Il comprend au minimum :
1° le contrat de travail qui lie le centre et le travailleur et ses modifications ultérieures ;
2° la copie des titres et diplômes utiles à la fonction ;
3° Les attestations prouvant l'ancienneté ;
4° Les formations suivies par le travailleur depuis son engagement ;
5° Tout document relatif au subventionnement éventuel du travailleur par un autre pouvoir public.
Art.34. De vrijwilligers voeren hun activiteiten uit ter ondersteuning van het personeel van het centrum.
Een vrijwilligersovereenkomst regelt hun verhoudingen met het centrum conform de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers.
Het centrum bewaart een afschrift van de individuele overeenkomsten.
Een vrijwilligersovereenkomst regelt hun verhoudingen met het centrum conform de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers.
Het centrum bewaart een afschrift van de individuele overeenkomsten.
Art.34. Les volontaires effectuent leurs prestations en appui du personnel du centre.
Une convention de volontariat règle leurs relations avec le centre dans le respect de la loi du 3 juillet 2005 relative aux droits des volontaires.
Le centre conserve une copie de ces conventions individuelles.
Une convention de volontariat règle leurs relations avec le centre dans le respect de la loi du 3 juillet 2005 relative aux droits des volontaires.
Le centre conserve une copie de ces conventions individuelles.
Art.35. Het centrum staat in voor de voortgezette opleiding van de personeelsleden en de vrijwilligers in verband met de uitoefening van de opdrachten bepaald in hoofdstuk II.
Art.35. Le centre assure la formation continuée du personnel et des volontaires en lien avec l'exercice des missions définies au chapitre II.
ONDERAFDELING 2. - SPECIFIEKE NORMEN
SOUS-SECTION 2. - NORMES SPECIFIQUES
ONDERAFDELING 2.1. - ALGEMEENHEDEN
SOUS-SECTION 2.1. - GENERALITES
Art.36. § 1. De omkaderingsnormen van het centrum worden berekend op basis van een voltijds equivalent waarvan de wekelijkse arbeidsduur op 37 uur is vastgesteld.
Bij afwijking is de wekelijkse arbeidsduur voor de dokters die aangenomen zijn onder arbeidscontract vóór 1 januari 2003 vastgesteld op 24 uur.
§ 2. De controle van de voldoening aan de omkaderingsnormen kan op elk moment van het jaar uitgevoerd worden.
Om deze controle uit te voeren wordt geen rekening gehouden met de arbeidsduurvermindering die krachtens de bepalingen van titel IV van het NM-besluit individueel aan het personeel van de centra werd toegekend.
§ 3. De personeelsleden worden over de volgende vijf categorieën verdeeld:
1. het psychosociaal, paramedisch en educatief team;
2. het technisch personeel;
3. het medisch personeel;
4. het directiepersoneel;
5. het administratief en boekhoudkundig personeel.
§ 4. Overeenkomstig wat bepaald is in artikel 9, § 2, 2° van het bovengenoemde besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018, is de erkende basiscapaciteit waarmee voor de vaststelling van de omkaderingsnormen rekening is gehouden, de erkende basiscapaciteit die aan het einde van de in de erkenningsbeslissing van het College opgenomen planning wordt beoogd.
Bij afwijking is de wekelijkse arbeidsduur voor de dokters die aangenomen zijn onder arbeidscontract vóór 1 januari 2003 vastgesteld op 24 uur.
§ 2. De controle van de voldoening aan de omkaderingsnormen kan op elk moment van het jaar uitgevoerd worden.
Om deze controle uit te voeren wordt geen rekening gehouden met de arbeidsduurvermindering die krachtens de bepalingen van titel IV van het NM-besluit individueel aan het personeel van de centra werd toegekend.
§ 3. De personeelsleden worden over de volgende vijf categorieën verdeeld:
1. het psychosociaal, paramedisch en educatief team;
2. het technisch personeel;
3. het medisch personeel;
4. het directiepersoneel;
5. het administratief en boekhoudkundig personeel.
§ 4. Overeenkomstig wat bepaald is in artikel 9, § 2, 2° van het bovengenoemde besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018, is de erkende basiscapaciteit waarmee voor de vaststelling van de omkaderingsnormen rekening is gehouden, de erkende basiscapaciteit die aan het einde van de in de erkenningsbeslissing van het College opgenomen planning wordt beoogd.
Art.36. § 1er. Les normes d'encadrement du centre sont calculées sur base d'un équivalent temps plein dont le temps de travail hebdomadaire est fixé à 37 heures.
Par dérogation, le temps de travail hebdomadaire des médecins engagés sous contrat de travail avant le 1er janvier 2003 est fixé à 24h00.
§ 2. La vérification de la satisfaction aux normes d'encadrement peut s'opérer à tout moment de l'année.
Pour opérer cette vérification, il n'est pas tenu compte de la réduction du temps de travail accordée individuellement au personnel des centres en vertu des dispositions du titre IV de l'arrêté NM.
§ 3. Les membres du personnel sont répartis entre les cinq catégories suivantes :
1. l'équipe psychosociale, paramédicale et éducative ;
2. le personnel technique ;
3. le personnel médical ;
4. le personnel de direction ;
5. le personnel administratif et comptable.
§ 4. En application de la disposition prévue à l'article 9, § 2, 2° de l'arrêté 2017/626 du Collège de la Commission communautaire française du 1er mars 2018 susvisé, la capacité agréée de base prise en compte pour la détermination des normes d'encadrement est la capacité agréée de base visée au terme de la planification inscrite dans la décision d'agrément adoptée par le Collège.
Par dérogation, le temps de travail hebdomadaire des médecins engagés sous contrat de travail avant le 1er janvier 2003 est fixé à 24h00.
§ 2. La vérification de la satisfaction aux normes d'encadrement peut s'opérer à tout moment de l'année.
Pour opérer cette vérification, il n'est pas tenu compte de la réduction du temps de travail accordée individuellement au personnel des centres en vertu des dispositions du titre IV de l'arrêté NM.
§ 3. Les membres du personnel sont répartis entre les cinq catégories suivantes :
1. l'équipe psychosociale, paramédicale et éducative ;
2. le personnel technique ;
3. le personnel médical ;
4. le personnel de direction ;
5. le personnel administratif et comptable.
§ 4. En application de la disposition prévue à l'article 9, § 2, 2° de l'arrêté 2017/626 du Collège de la Commission communautaire française du 1er mars 2018 susvisé, la capacité agréée de base prise en compte pour la détermination des normes d'encadrement est la capacité agréée de base visée au terme de la planification inscrite dans la décision d'agrément adoptée par le Collège.
ONDERAFDELING 2.2. - PSYCHOSOCIAAL, PARAMEDISCH EN EDUCATIEF TEAM VOOR DE ALGEMENE OPDRACHTEN
SOUS-SECTION 2.2. - EQUIPE PSYCHOSOCIALE, PARAMEDICALE, ET EDUCATIVE POUR LES MISSIONS GENERALES
Art.37. De omkaderingsnormen voor het psychosociaal, paramedisch en educatief team houden rekening met:
1. de erkende basiscapaciteit;
2. de specifieke omkaderingsbehoeften van elke persoon met een handicap, bepaald door het multidisciplinaire team in samenwerking en overleg met het centrum, aan de hand van het evaluatierooster in bijlage 3, behalve voor de personen die opgenomen zijn voor korte periodes, aan maximale capaciteit of met een voorrangsovereenkomst.
Met elke persoon met een handicap stemt een individuele omkaderingsnorm overeen. Deze individuele normen worden opgeteld om de omkaderingsnorm van het centrum te bepalen.
1. de erkende basiscapaciteit;
2. de specifieke omkaderingsbehoeften van elke persoon met een handicap, bepaald door het multidisciplinaire team in samenwerking en overleg met het centrum, aan de hand van het evaluatierooster in bijlage 3, behalve voor de personen die opgenomen zijn voor korte periodes, aan maximale capaciteit of met een voorrangsovereenkomst.
Met elke persoon met een handicap stemt een individuele omkaderingsnorm overeen. Deze individuele normen worden opgeteld om de omkaderingsnorm van het centrum te bepalen.
Art.37. Les normes d'encadrement pour l'équipe psychosociale, paramédicale, et éducative tiennent compte :
1. de la capacité agréée de base ;
2. des besoins spécifiques d'encadrement de chaque personne en situation de handicap fixée par l'équipe pluridisciplinaire en collaboration et en concertation avec le centre au moyen de la grille d'évaluation reprise à l'annexe 3, sauf pour les personnes accueillies en courtes périodes, en capacité maximale ou en convention prioritaire.
A chaque personne en situation de handicap, correspond une norme individuelle d'encadrement. Ces normes individuelles sont additionnées pour fixer la norme d'encadrement du centre.
1. de la capacité agréée de base ;
2. des besoins spécifiques d'encadrement de chaque personne en situation de handicap fixée par l'équipe pluridisciplinaire en collaboration et en concertation avec le centre au moyen de la grille d'évaluation reprise à l'annexe 3, sauf pour les personnes accueillies en courtes périodes, en capacité maximale ou en convention prioritaire.
A chaque personne en situation de handicap, correspond une norme individuelle d'encadrement. Ces normes individuelles sont additionnées pour fixer la norme d'encadrement du centre.
Art. 38. De omkaderingsnormen voor het personeel van het psychosociaal, paramedisch en educatief team omvatten voor de in artikel 3 beschreven algemene opdrachten van het centrum:
a) De individuele basisnorm (IBN)
De individuele basisnorm waarborgt de leefbare werking van het centrum in het kader van zijn opdrachten. De individuele basisnorm wordt vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit van het centrum.
a) De individuele basisnorm (IBN)
De individuele basisnorm waarborgt de leefbare werking van het centrum in het kader van zijn opdrachten. De individuele basisnorm wordt vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit van het centrum.
Art. 38. Les normes d'encadrement concernant le personnel relevant de l'équipe psychosociale, paramédicale, et éducative comprennent pour les missions générales du centre décrites à l'article 3 :
a) La norme individuelle de base (NIB)
La norme individuelle de base garantit le fonctionnement viable du centre dans le cadre de ses missions. La norme individuelle de base est multipliée par la capacité agréée de base du centre.
a) La norme individuelle de base (NIB)
La norme individuelle de base garantit le fonctionnement viable du centre dans le cadre de ses missions. La norme individuelle de base est multipliée par la capacité agréée de base du centre.
| IBN per persoon met een handicap | In voltijdse equivalenten | |
| Kinderen | Volwassenen | |
| Dagactiviteitencentrum | 0,38 | 0,25 |
Dagactiviteitencentrum 0,38 0,25
b) De complementaire individuele norm (CIN).
De complementaire individuele norm wordt toegekend voor de personen die in een centrum opgevangen worden naar rata van de in de geïndividualiseerde overeenkomst voorziene opvangfrequentie en wordt vastgesteld in functie van de door elke persoon met een handicap behaalde resultaten in het in bijlage 3 bijgevoegde evaluatierooster.
Indien de persoon met een handicap een resultaat van meer dan 66 punten op 100 behaalt, dan wordt hij of zij in categorie A opgenomen en wordt geen enkele complementaire individuele norm toegekend.
Indien de persoon met een handicap een resultaat behaalt begrepen tussen 48 en 66 punten, dan wordt hij of zij in categorie B opgenomen en zijn, respectievelijk haar complementaire individuele norm is gelijk aan 30 % van de maximale complementaire individuele norm berekend op de individuele basisnorm (IBN).
Indien de persoon met een handicap een resultaat van minder dan 48 punten behaalt, dan wordt hij of zij in categorie C opgenomen en zijn, respectievelijk haar complementaire individuele norm is gelijk aan 100 % van de maximale complementaire individuele norm berekend op de individuele basisnorm (IBN).
| NIB par personne en situation de handicap | En équivalents temps plein | |
| Enfants | Adultes | |
| Centre d'activité de jour | 0,38 | 0,25 |
Centre d'activité de jour 0,38 0,25
b) La norme individuelle complémentaire (NIC)
La norme individuelle complémentaire est accordée pour les personnes accueillies en centre au prorata de la fréquentation prévue dans la convention individualisée et est établie en fonction des résultats obtenus par chaque personne en situation de handicap à la grille d'évaluation reprise à l'annexe 3.
Si la personne en situation de handicap obtient un résultat supérieur à 66 points sur 100, elle est reprise en catégorie A et aucune norme individuelle complémentaire n'est accordée.
Si la personne en situation de handicap obtient un résultat compris de 48 à 66 points, elle est reprise en catégorie B et sa norme individuelle complémentaire est égale à 30 % de la norme individuelle complémentaire maximale calculée sur la norme individuelle de base (NIB).
Si la personne en situation de handicap obtient un résultat inférieur à 48 points, elle est reprise en catégorie C et sa norme individuelle complémentaire est égale à 100 % de la norme individuelle complémentaire maximale calculée sur la norme individuelle de base (NIB).
| Maximale CIN per persoon met een handicap | In voltijdse equivalenten | |
| Kinderen | Volwassenen | |
| Dagactiviteitencentrum | 0,86 x (IBN) | 0,50 x (IBN) |
Dagactiviteitencentrum 0,86 x (IBN) 0,50 x (IBN)
c) De individuele motorische norm (IMN)
In het centrum voor volwassenen wordt de individuele motorische norm toegekend aan personen met een handicap waarvan het resultaat in rubriek D van het evaluatierooster in bijlage 3 lager ligt dan 10 punten.
| NIC maximum par personne en situation de handicap | En équivalents temps plein | |
| Enfants | Adultes | |
| Centre d'activité de jour | 0,86 x (NIB) | 0,50 x (NIB) |
Centre d'activité de jour 0,86 x (NIB) 0,50 x (NIB)
c) La norme individuelle motrice (NIM)
Dans le centre pour adultes, la norme individuelle motrice est accordée en faveur des personnes en situation de handicap dont le résultat à la rubrique D de la grille d'évaluation reprise à l'annexe 3 est inférieur à 10 points.
| IMN per persoon met een handicap in VTE |
| Dagactiviteitencentrum |
| 0,15 |
d) De complementaire individuele norm van vitale behoeften (INVB)
Aan een persoon met een handicap die in een centrum wordt opgevangen kan een complementaire individuele norm van vitale behoeften worden toegekend wanneer deze persoon dagelijks in een bijzondere medische toestand verkeert waarbij de afwezigheid van een snelle paramedische of verpleegkundige zorg een verhoogd risico voor zijn of haar gezondheid inhoudt.
Ze wordt toegekend vanaf 1 januari volgend op de datum van de evaluatie.
| NIM par personne handicapée en ETP |
| Centre d'activités de jour |
| 0,15 |
d) La norme individuelle complémentaires de besoins vitaux (NIBV)
Pour une personne en situation de handicap accueillie dans un centre, une norme individuelle complémentaire de besoins vitaux peut lui être attribuée lorsque celle-ci rencontre quotidiennement une situation particulière à caractère médical pour laquelle l'absence d'intervention rapide en matière de prestations paramédicales ou de soins infirmiers est de nature à entraîner un risque majeur pour sa santé.
Elle est attribuée à partir du 1er janvier qui suit la date d'évaluation.
| INVB per persoon met een handicap in VTE |
| Dagactiviteitencentrum |
| 0,06 |
e) De individuele norm voor korte periodes (INR)
In functie van het aantal plaatsen gereserveerd voor de opvang voor korte periodes, wordt de aldus berekende omkaderingsnorm evenredig aangevuld op basis van de verhouding tussen de som van de erkende basiscapaciteit en van het aantal extra plaatsen gereserveerd voor dit soort opvang en de erkende capaciteit.
Indien gedurende een periode van twee kalenderjaren de gemiddelde jaarlijkse bezettingsgraad van deze plaatsen lager ligt dan 60 %, dan wordt de nieuwe omkaderingsnorm voor deze plaatsen binnen het centrum het jaar daarop berekend in verhouding tot deze bezettingsgraad.
f) De complementaire intensieve omkaderingsnorm (CION)
De complementaire intensieve omkaderingsnorm wordt toegekend voor personen met een handicap die in categorie C zijn opgenomen naar rata van de in de geïndividualiseerde overeenkomst voorziene opvangfrequentie en wordt vastgesteld in functie van de door elke persoon met een handicap behaalde resultaten in het in bijlage 3 bijgevoegde evaluatierooster.
Om de norm te berekenen, moet ofwel 0 worden behaald in E11, ofwel een totaal van minder dan 30 voor de som van de items A1, A5, A7, A8, B1, B2, B3, B4, E1 tot en met E8. Desgevallend wordt het eindresultaat verminderd met de punten die zijn behaald voor de rubriek toegang.
| NIBV par personne handicapée en ETP |
| Centre d'activités de jour |
| 0,06 |
e) La norme individuelle de courte période (NIR)
En fonction du nombre de places réservées en vue de l'accueil de courte période, la norme d'encadrement ainsi calculée est complétée proportionnellement sur base du rapport entre la somme de la capacité agréée de base et du nombre de places supplémentaires réservée à ce type de prises en charge et la capacité agréée.
Si au cours d'une période de deux années civiles, le taux d'occupation annuel moyen de ces places n'atteint pas 60 %, la nouvelle norme d'encadrement de l'année suivante établie pour ces places au sein du centre concerné est calculée au prorata de ce taux d'occupation.
f) La norme d'encadrement intensif complémentaire (NEIC)
La norme d'encadrement intensif est accordée aux personnes en situation de handicap qui sont reprises en catégorie C au prorata de la fréquentation prévue dans la convention individualisée et est établie en fonction des résultats obtenus par chaque personne handicapée à la grille d'évaluation jointe en annexe 3.
Pour le calcul de la norme, il convient d'obtenir, soit 0 en E11, soit obtenir un total de moins de 30 à la somme des items A1, A5, A7, A8, B1, B2, B3, B4, E1, jusqu'à E8. Le cas échéant, la note de synthèse est diminuée des points obtenus en accès.
| CION per persoon met een handicap in VTE |
| Dagactiviteitencentrum |
| 0,08 |
| NEIC par personne handicapée en ETP |
| Centre d'activités de jour |
| 0,08 |
Art.39. Het centrum biedt opvang aan ten minste 15 personen met een handicap.
Art.39. Le centre assure l'accueil d'au moins 15 personnes en situation de handicap.
Art.40. Bij een ongewijzigde erkende basiscapaciteit behoudt een centrum, waarvan de omkaderingsnormen zijn vastgelegd op grond van artikel 39, het voordeel van de bepaling indien een verandering van de elementen op grond van dewelke de complementaire individuele norm (CIN), de individuele motorische norm (IMN), de complementaire individuele norm van vitale behoeften (INVB) of de complementaire intensieve omkaderingsnorm (CION) worden bepaald, tot een ongerechtvaardigde vermindering van de norm leidt.
Art.40. Pour une capacité agréée de base inchangée, un centre dont les normes d'encadrement sont déterminées en fonction de l'articles 39 garde le bénéfice de la disposition si une variation des éléments servant à déterminer la norme individuelle complémentaire (NIC), la norme individuelle motrice (NIM), la norme individuelle complémentaire de besoins vitaux (NIBV) ou la norme d'encadrement intensif complémentaire (NEIC) provoque une diminution injustifiée de la norme.
Art. 40. Bij een ongewijzigde erkende basiscapaciteit behoudt een centrum, waarvan de omkaderingsnormen zijn vastgelegd op grond van artikel 39, het voordeel van de bepaling indien een verandering van de elementen op grond van dewelke de complementaire individuele norm (CIN), de individuele motorische norm (IMN), de complementaire individuele norm van vitale behoeften (INVB) of de complementaire intensieve omkaderingsnorm (CION) worden bepaald, tot een ongerechtvaardigde vermindering van de norm leidt.
Art. 40. Pour une capacité agréée de base inchangée, un centre dont les normes d'encadrement sont déterminées en fonction de l'articles 39 garde le bénéfice de la disposition si une variation des éléments servant à déterminer la norme individuelle complémentaire (NIC), la norme individuelle motrice (NIM), la norme individuelle complémentaire de besoins vitaux (NIBV) ou la norme d'encadrement intensif complémentaire (NEIC) provoque une diminution injustifiée de la norme.
Art.42. Binnen de personeelsnorm van het psychosociaal, paramedisch en educatief team mag de verhouding van de functies in voltijds equivalent gereserveerd voor werknemers die houder zijn van een masterdiploma en overeenstemmend met functies waarvoor dit diploma vereist is, 8 % niet overschrijden.
Op voorstel van de dienst PHARE, rekening houdend met het collectieve project van de woonomgeving en met de specificiteit van de gehuisveste personen met een handicap, kan het lid van het College voor dit percentage een uitzonderlijke afwijking toekennen.
Op voorstel van de dienst PHARE, rekening houdend met het collectieve project van de woonomgeving en met de specificiteit van de gehuisveste personen met een handicap, kan het lid van het College voor dit percentage een uitzonderlijke afwijking toekennen.
Art.42. Au sein de la norme du personnel de l'équipe psychosociale paramédicale et éducative, la proportion d'emplois équivalents temps plein réservée pour des travailleurs titulaires d'un titre de master et correspondant à des fonctions pouvant nécessiter ce titre ne peut dépasser 8 %.
Sur proposition du Service PHARE, compte tenu du projet collectif du logement et de la spécificité des personnes handicapées hébergées, le membre du Collège peut octroyer une dérogation exceptionnelle à ce pourcentage.
Sur proposition du Service PHARE, compte tenu du projet collectif du logement et de la spécificité des personnes handicapées hébergées, le membre du Collège peut octroyer une dérogation exceptionnelle à ce pourcentage.
Art. 42. Binnen de personeelsnorm van het psychosociaal, paramedisch en educatief team mag de verhouding van de functies in voltijds equivalent gereserveerd voor werknemers die houder zijn van een masterdiploma en overeenstemmend met functies waarvoor dit diploma vereist is, 8 % niet overschrijden.
Op voorstel van de dienst PHARE, rekening houdend met het collectieve project van de woonomgeving en met de specificiteit van de gehuisveste personen met een handicap, kan het lid van het College voor dit percentage een uitzonderlijke afwijking toekennen.
Op voorstel van de dienst PHARE, rekening houdend met het collectieve project van de woonomgeving en met de specificiteit van de gehuisveste personen met een handicap, kan het lid van het College voor dit percentage een uitzonderlijke afwijking toekennen.
Art. 42. Au sein de la norme du personnel de l'équipe psychosociale paramédicale et éducative, la proportion d'emplois équivalents temps plein réservée pour des travailleurs titulaires d'un titre de master et correspondant à des fonctions pouvant nécessiter ce titre ne peut dépasser 8 %.
Sur proposition du Service PHARE, compte tenu du projet collectif du logement et de la spécificité des personnes handicapées hébergées, le membre du Collège peut octroyer une dérogation exceptionnelle à ce pourcentage.
Sur proposition du Service PHARE, compte tenu du projet collectif du logement et de la spécificité des personnes handicapées hébergées, le membre du Collège peut octroyer une dérogation exceptionnelle à ce pourcentage.
Art.43. De omkaderingsnormen voor het technisch personeel houden rekening met:
Art.43. Les normes d'encadrement pour le personnel technique tiennent compte :
Art.44. De omkaderingsnormen voor het technisch personeel omvatten voor de in artikel 3 beschreven algemene opdrachten van het centrum:
a) De technische individuele basisnorm (T IBN)
Deze norm waarborgt de goede werking van het centrum door de bevoorrading en bereiding van de maaltijden, de reiniging, het onderhoud en de herstelling van lokalen, alsook de reiniging, het onderhoud en de herstelling van het materiaal en het transport mogelijk te maken. De individuele basisnorm wordt vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit van het centrum.
a) De technische individuele basisnorm (T IBN)
Deze norm waarborgt de goede werking van het centrum door de bevoorrading en bereiding van de maaltijden, de reiniging, het onderhoud en de herstelling van lokalen, alsook de reiniging, het onderhoud en de herstelling van het materiaal en het transport mogelijk te maken. De individuele basisnorm wordt vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit van het centrum.
Art.44. Les normes d'encadrement concernant le personnel relevant de l'équipe technique comprennent pour les missions générales du centre décrites à l'article 3 :
a) La norme individuelle de base technique (NIB T)
Cette norme garantit le bon fonctionnement du centre en permettant l'approvisionnement et la confection des repas, le nettoyage, l'entretien et la réparation des locaux, le nettoyage, l'entretien et
la réparation du matériel et le transport. La norme individuelle de base est multipliée par la capacité agréée de base du centre.
a) La norme individuelle de base technique (NIB T)
Cette norme garantit le bon fonctionnement du centre en permettant l'approvisionnement et la confection des repas, le nettoyage, l'entretien et la réparation des locaux, le nettoyage, l'entretien et
la réparation du matériel et le transport. La norme individuelle de base est multipliée par la capacité agréée de base du centre.
| T IBN per persoon met een handicap in VTE |
| Dagactiviteitencentrum |
| 0,073 |
De complementaire individuele norm wordt uitsluitend toegekend voor de personen die in een centrum opgevangen worden naar rata van de in de geïndividualiseerde overeenkomst voorziene opvangfrequentie en wordt vastgesteld in functie van de door elke persoon met een handicap behaalde resultaten in het in bijlage 3 bijgevoegde evaluatierooster.
Ze stemt overeen met:
| NIB T par personne en situation de handicap en ETP |
| Centre d'activités de jour |
| 0,073 |
La norme individuelle complémentaire est accordée pour les seules personnes accueillies en centre au prorata de la fréquentation prévue dans la convention individualisée et est établie en fonction des résultats obtenus par chaque personne handicapée à la grille d'évaluation reprise à l'annexe 3.
Elle équivaut à :
| CIN per persoon met een handicap in VTE |
| Dagactiviteitencentrum |
| 0,03 |
c) De individuele norm voor korte periodes (T INR)
In functie van het aantal plaatsen gereserveerd voor de opvang voor korte periodes, wordt de aldus berekende omkaderingsnorm evenredig aangevuld op basis van de verhouding tussen de som van de erkende basiscapaciteit en van het aantal extra plaatsen gereserveerd voor dit soort opvang en de erkende basiscapaciteit.
Indien gedurende een periode van twee kalenderjaren de gemiddelde jaarlijkse bezettingsgraad van deze plaatsen lager ligt dan 60 %, dan wordt de nieuwe omkaderingsnorm voor deze plaatsen binnen het centrum het jaar daarop berekend in verhouding tot deze bezettingsgraad.
| NIC par personne en situation de handicap en ETP |
| Centre d'activités de jour |
| 0,03 |
c) La norme individuelle de courte période (NIR T)
En fonction du nombre de places réservées à l'accueil de courte période, la norme d'encadrement ainsi calculée est complétée proportionnellement sur base du rapport entre la somme de la capacité agréée de base et du nombre de places supplémentaires réservée à ce type de prises en charge et la capacité agréée de base.
Si au cours d'une période de deux années civiles, le taux d'occupation annuel moyen de ces places n'atteint pas 60 %, la nouvelle norme d'encadrement de l'année suivante établie pour ces places au sein du centre concerné est calculée au prorata de ce taux d'occupation.
Art. 44. De omkaderingsnormen voor het technisch personeel omvatten voor de in artikel 3 beschreven algemene opdrachten van het centrum:
a) De technische individuele basisnorm (T IBN)
Deze norm waarborgt de goede werking van het centrum door de bevoorrading en bereiding van de maaltijden, de reiniging, het onderhoud en de herstelling van lokalen, alsook de reiniging, het onderhoud en de herstelling van het materiaal en het transport mogelijk te maken. De individuele basisnorm wordt vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit van het centrum.
a) De technische individuele basisnorm (T IBN)
Deze norm waarborgt de goede werking van het centrum door de bevoorrading en bereiding van de maaltijden, de reiniging, het onderhoud en de herstelling van lokalen, alsook de reiniging, het onderhoud en de herstelling van het materiaal en het transport mogelijk te maken. De individuele basisnorm wordt vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit van het centrum.
Art. 44. Les normes d'encadrement concernant le personnel relevant de l'équipe technique comprennent pour les missions générales du centre décrites à l'article 3 :
a) La norme individuelle de base technique (NIB T)
Cette norme garantit le bon fonctionnement du centre en permettant l'approvisionnement et la confection des repas, le nettoyage, l'entretien et la réparation des locaux, le nettoyage, l'entretien et
la réparation du matériel et le transport. La norme individuelle de base est multipliée par la capacité agréée de base du centre.
a) La norme individuelle de base technique (NIB T)
Cette norme garantit le bon fonctionnement du centre en permettant l'approvisionnement et la confection des repas, le nettoyage, l'entretien et la réparation des locaux, le nettoyage, l'entretien et
la réparation du matériel et le transport. La norme individuelle de base est multipliée par la capacité agréée de base du centre.
| T IBN per persoon met een handicap in VTE |
| Dagactiviteitencentrum |
| 0,073 |
b) De technische complementaire individuele norm (T CIN)
De complementaire individuele norm wordt uitsluitend toegekend voor de personen die in een centrum opgevangen worden naar rata van de in de geïndividualiseerde overeenkomst voorziene opvangfrequentie en wordt vastgesteld in functie van de door elke persoon met een handicap behaalde resultaten in het in bijlage 3 bijgevoegde evaluatierooster.
Ze stemt overeen met:
| NIB T par personne en situation de handicap en ETP |
| Centre d'activités de jour |
| 0,073 |
b) La norme individuelle complémentaire technique (NIC T)
La norme individuelle complémentaire est accordée pour les seules personnes accueillies en centre au prorata de la fréquentation prévue dans la convention individualisée et est établie en fonction des résultats obtenus par chaque personne handicapée à la grille d'évaluation reprise à l'annexe 3.
Elle équivaut à :
| CIN per persoon met een handicap in VTE |
| Dagactiviteitencentrum |
| 0,03 |
Enkel de personen met een handicap behorend tot categorie C komen ervoor in aanmerking.
c) De individuele norm voor korte periodes (T INR)
In functie van het aantal plaatsen gereserveerd voor de opvang voor korte periodes, wordt de aldus berekende omkaderingsnorm evenredig aangevuld op basis van de verhouding tussen de som van de erkende basiscapaciteit en van het aantal extra plaatsen gereserveerd voor dit soort opvang en de erkende basiscapaciteit.
Indien gedurende een periode van twee kalenderjaren de gemiddelde jaarlijkse bezettingsgraad van deze plaatsen lager ligt dan 60 %, dan wordt de nieuwe omkaderingsnorm voor deze plaatsen binnen het centrum het jaar daarop berekend in verhouding tot deze bezettingsgraad.
| NIC par personne en situation de handicap en ETP |
| Centre d'activités de jour |
| 0,03 |
Seules les personnes handicapées relevant de la catégorie C en bénéficient.
c) La norme individuelle de courte période (NIR T)
En fonction du nombre de places réservées à l'accueil de courte période, la norme d'encadrement ainsi calculée est complétée proportionnellement sur base du rapport entre la somme de la capacité agréée de base et du nombre de places supplémentaires réservée à ce type de prises en charge et la capacité agréée de base.
Si au cours d'une période de deux années civiles, le taux d'occupation annuel moyen de ces places n'atteint pas 60 %, la nouvelle norme d'encadrement de l'année suivante établie pour ces places au sein du centre concerné est calculée au prorata de ce taux d'occupation.
Art.45. Binnen eenzelfde vzw wordt de verdeling van de betrekkingen van het technisch personeel tussen het centrum en de woonomgeving door de vzw bepaald. Daarbij wordt rekening gehouden met hun specifieke behoeften.
Art.45. Au sein d'une même asbl, la répartition des emplois du personnel technique entre centre et logement est fixée par l'asbl et tient compte de leurs besoins respectifs.
Art. 45. Binnen eenzelfde vzw wordt de verdeling van de betrekkingen van het technisch personeel tussen het centrum en de woonomgeving door de vzw bepaald. Daarbij wordt rekening gehouden met hun specifieke behoeften.
Art. 45. Au sein d'une même asbl, la répartition des emplois du personnel technique entre centre et logement est fixée par l'asbl et tient compte de leurs besoins respectifs.
Art.46. § 1. Er wordt aan het centrum een medische norm toegekend om de coördinatie van de zorg- en paramedische activiteiten mogelijk te maken, met uitzondering van alle diensten die in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen opgenomen is op basis van de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Art.46. § 1er. Une norme médicale est octroyée au centre afin de permettre la coordination des activités de soins et paramédicales à l'exclusion de toutes prestations figurant à la nomenclature des prestations de santé établies sur la base de la législation relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités.
Art.47. De medische individuele basisnorm (M IBN)
a) De medische individuele basisnorm (M IBN)
Alle personen die in een centrum opgevangen worden, genieten dezelfde medische individuele basisnorm.
De individuele basisnorm wordt vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit van het centrum.
De medische norm wordt als volgt toegekend:
a) De medische individuele basisnorm (M IBN)
Alle personen die in een centrum opgevangen worden, genieten dezelfde medische individuele basisnorm.
De individuele basisnorm wordt vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit van het centrum.
De medische norm wordt als volgt toegekend:
Art.47. La norme individuelle de base médicale (NIB M)
a) La norme individuelle de base médicale (NIB M)
Toutes les personnes accueillies en centre bénéficient de la même norme individuelle de base médicale.
La norme individuelle de base est multipliée par la capacité agréée de base du centre.
La norme médicale est octroyée comme suit :
a) La norme individuelle de base médicale (NIB M)
Toutes les personnes accueillies en centre bénéficient de la même norme individuelle de base médicale.
La norme individuelle de base est multipliée par la capacité agréée de base du centre.
La norme médicale est octroyée comme suit :
| Per persoon met een handicap in VTE |
| Dagactiviteitencentrum |
| 0,00325 |
b) De medische complementaire individuele norm (M CIN)
De medische complementaire individuele norm wordt uitsluitend toegekend voor de personen die in een centrum opgevangen worden naar rata van de in de geïndividualiseerde overeenkomst voorziene opvangfrequentie en wordt vastgesteld in functie van de door elke opgevangen persoon met een handicap behaalde resultaten in het in bijlage 3 bijgevoegde evaluatierooster.
| Par personne en situation de handicap en ETP |
| Centre d'activités de jour |
| 0,00325 |
b) La norme individuelle complémentaire médicale (NIC M)
La norme individuelle complémentaire médicale est accordée pour les seules personnes accueillies en centre au prorata de la fréquentation prévue dans la convention individualisée et est établie en fonction des résultats obtenus par chaque personne handicapée accueillie au moyen de la grille d'évaluation jointe en annexe 3.
| CIN per persoon met een handicap in VTE |
| Dagactiviteitencentrum |
| 0,0065 |
c) De individuele norm voor korte periodes (M INR)
In functie van het aantal plaatsen gereserveerd voor de opvang voor korte periodes, wordt de aldus berekende omkaderingsnorm evenredig aangevuld op basis van de verhouding tussen de som van de erkende basiscapaciteit en van het aantal extra plaatsen gereserveerd voor dit soort opvang en de erkende basiscapaciteit.
| NIC par personne en situation de handicap en ETP |
| Centre d'activités de jour |
| 0,0065 |
c) La norme individuelle de courte période (NIR M)
En fonction du nombre de places réservées à l'accueil de courte période, la norme d'encadrement ainsi calculée est complétée proportionnellement sur base du rapport entre la somme de la capacité agréée de base et du nombre de places supplémentaires réservé à ce type de prises en charge et la capacité agréée de base.
Art.48. De omkaderingsnormen met betrekking tot de directie en het administratief en boekhoudkundig team worden overeenkomstig de onderstaande elementen vastgesteld:
a) Directienormen
a) Directienormen
Art.48. Les normes d'encadrement relatives à la direction et à l'équipe administrative et comptable sont fixées conformément aux éléments repris ci-dessous :
a) Normes de direction
a) Normes de direction
| Erkende basiscapaciteit | Aantal voltijdse equivalenten | ||
| Per vzw | 1 erkenning | 2 erkenningen | Meer dan 2 erkenningen |
| Van 15 tot 39 | 1 | 1 | 1 1/2 |
| Van 40 tot 59 | 1 | 1 1/2 | 2 |
| Van 60 tot 89 | 1 1/2 | 2 | 3 |
| Van 90 tot 139 | 2 | 2 1/2 | 3 |
| Van 140 tot 199 | 2 1/2 | 3 | 3 1/2 |
| Van 200 tot 299 | 3 | 3 1/2 | 4 |
| Capacité agréée de base | Nombre d'équivalents temps plein | ||
| Par asbl | 1 agrément | 2 agréments | Plus de 2 agréments |
| De 15 à 39 | 1 | 1 | 1 1/2 |
| De 40 à 59 | 1 | 1 1/2 | 2 |
| De 60 à 89 | 1 1/2 | 2 | 3 |
| De 90 à 139 | 2 | 2 1/2 | 3 |
| De 140 à 199 | 2 1/2 | 3 | 3 1/2 |
| De 200 à 299 | 3 | 3 1/2 | 4 |
| Erkende basiscapaciteit | Aantal voltijdse equivalenten | ||
| Per vzw | 1 erkenning | 2 erkenningen | Meer dan 2 erkenningen |
| Van 15 tot 29 | 1,3 | 1,4 | 1,5 |
| Van 30 tot 39 | 1,8 | 2 | 2,2 |
| Van 40 tot 59 | 2 | 2 | 2,4 |
| Van 60 tot 89 | 2,4 | 2,6 | 3 |
| Van 90 tot 139 | 3 | 3,2 | 3,4 |
| Van 140 tot 199 | 4 | 4,2 | 4,4 |
| Van 200 tot 299 | 5 | 5,2 | 5,4 |
De verdeling van het directiepersoneel en het administratief en boekhoudkundig personeel wordt door de vzw bepaald en houdt rekening met de respectieve behoeften van elke erkenning. Aan elke erkenning moet minstens een 1/2 voltijds equivalent directie worden toegewezen.
Wanneer de directie een personeelslid delegeert om haar te vervangen, dan moet dit personeelslid houder zijn van een diploma hoger onderwijs.
| Capacité agréée de base | Nombre d'équivalents temps plein | ||
| Par asbl | 1 agrément | 2 agréments | Plus de 2 agréments |
| De 15 à 29 | 1,3 | 1,4 | 1,5 |
| De 30 à 39 | 1,8 | 2 | 2,2 |
| De 40 à 59 | 2 | 2 | 2,4 |
| De 60 à 89 | 2,4 | 2,6 | 3 |
| De 90 à 139 | 3 | 3,2 | 3,4 |
| De 140 à 199 | 4 | 4,2 | 4,4 |
| De 200 à 299 | 5 | 5,2 | 5,4 |
La répartition du personnel de direction et du personnel administratif et comptable est fixée par l'asbl et tient compte des besoins respectifs de chaque agrément. Au moins 1/2 équivalent temps plein de direction doit être affecté à chaque agrément.
Lorsque la direction délègue un membre du personnel pour la remplacer, celui-ci doit être titulaire d'un diplôme de l'enseignement supérieur.
Art. 48. De omkaderingsnormen met betrekking tot de directie en het administratief en boekhoudkundig team worden overeenkomstig de onderstaande elementen vastgesteld:
a) Directienormen
a) Directienormen
Art. 48. Les normes d'encadrement relatives à la direction et à l'équipe administrative et comptable sont fixées conformément aux éléments repris ci-dessous :
a) Normes de direction
a) Normes de direction
| Erkende basiscapaciteit | Aantal voltijdse equivalenten | ||
| Per vzw | 1 erkenning | 2 erkenningen | Meer dan 2 erkenningen |
| Van 15 tot 39 | 1 | 1 | 1 1/2 |
| Van 40 tot 59 | 1 | 1 1/2 | 2 |
| Van 60 tot 89 | 1 1/2 | 2 | 3 |
| Van 90 tot 139 | 2 | 2 1/2 | 3 |
| Van 140 tot 199 | 2 1/2 | 3 | 3 1/2 |
| Van 200 tot 299 | 3 | 3 1/2 | 4 |
b) Normen voor het administratief en boekhoudkundig team
| Capacité agréée de base | Nombre d'équivalents temps plein | ||
| Par asbl | 1 agrément | 2 agréments | Plus de 2 agréments |
| De 15 à 39 | 1 | 1 | 1 1/2 |
| De 40 à 59 | 1 | 1 1/2 | 2 |
| De 60 à 89 | 1 1/2 | 2 | 3 |
| De 90 à 139 | 2 | 2 1/2 | 3 |
| De 140 à 199 | 2 1/2 | 3 | 3 1/2 |
| De 200 à 299 | 3 | 3 1/2 | 4 |
b) Normes de l'équipe administrative et comptable
| Erkende basiscapaciteit | Aantal voltijdse equivalenten | ||
| Per vzw | 1 erkenning | 2 erkenningen | Meer dan 2 erkenningen |
| Van 15 tot 29 | 1,3 | 1,4 | 1,5 |
| Van 30 tot 39 | 1,8 | 2 | 2,2 |
| Van 40 tot 59 | 2 | 2 | 2,4 |
| Van 60 tot 89 | 2,4 | 2,6 | 3 |
| Van 90 tot 139 | 3 | 3,2 | 3,4 |
| Van 140 tot 199 | 4 | 4,2 | 4,4 |
| Van 200 tot 299 | 5 | 5,2 | 5,4 |
Als een vzw over meerdere erkenningen als centrum of als aangepaste collectieve woonomgeving beschikt, worden de normen voor het directiepersoneel en het administratief en boekhoudkundig personeel op het niveau van de vzw vastgesteld.
De verdeling van het directiepersoneel en het administratief en boekhoudkundig personeel wordt door de vzw bepaald en houdt rekening met de respectieve behoeften van elke erkenning. Aan elke erkenning moet minstens een 1/2 voltijds equivalent directie worden toegewezen.
Wanneer de directie een personeelslid delegeert om haar te vervangen, dan moet dit personeelslid houder zijn van een diploma hoger onderwijs.
| Capacité agréée de base | Nombre d'équivalents temps plein | ||
| Par asbl | 1 agrément | 2 agréments | Plus de 2 agréments |
| De 15 à 29 | 1,3 | 1,4 | 1,5 |
| De 30 à 39 | 1,8 | 2 | 2,2 |
| De 40 à 59 | 2 | 2 | 2,4 |
| De 60 à 89 | 2,4 | 2,6 | 3 |
| De 90 à 139 | 3 | 3,2 | 3,4 |
| De 140 à 199 | 4 | 4,2 | 4,4 |
| De 200 à 299 | 5 | 5,2 | 5,4 |
Si une asbl dispose de plusieurs agréments comme centre ou comme logement collectif adapté, les normes du personnel de direction et du personnel administratif et comptable sont fixées au niveau de l'asbl.
La répartition du personnel de direction et du personnel administratif et comptable est fixée par l'asbl et tient compte des besoins respectifs de chaque agrément. Au moins 1/2 équivalent temps plein de direction doit être affecté à chaque agrément.
Lorsque la direction délègue un membre du personnel pour la remplacer, celui-ci doit être titulaire d'un diplôme de l'enseignement supérieur.
Art.49. De resultaten van de door het multidisciplinaire team bekrachtigde evaluatieroosters van de personen met een handicap, maken tweemaal per jaar het voorwerp uit van een registratie. Indien op de datum van de registratie blijkt dat evaluaties voor bepaalde personen met een handicap nog niet konden worden bekrachtigd, dan wordt de som van de bestaande resultaten verhoudingsgewijs omgezet volgens het aantal personen met een handicap die in het centrum worden opgevangen.
Art.49. Les résultats des grilles d'évaluation des personnes en situation de handicap validés par l'équipe pluridisciplinaire font l'objet d'un enregistrement deux fois par an. Si à la date de ces enregistrements, il apparaît que des évaluations n'ont pas encore pu être validées pour certaines personnes en situation de handicap, la somme des résultats existants est convertie proportionnellement au nombre de personnes en situation de handicap accueillies dans le centre.
Art. 49. De resultaten van de door het multidisciplinaire team bekrachtigde evaluatieroosters van de personen met een handicap, maken tweemaal per jaar het voorwerp uit van een registratie. Indien op de datum van de registratie blijkt dat evaluaties voor bepaalde personen met een handicap nog niet konden worden bekrachtigd, dan wordt de som van de bestaande resultaten verhoudingsgewijs omgezet volgens het aantal personen met een handicap die in het centrum worden opgevangen.
De wijziging van de specifieke omkaderingsbehoeften van de personen met een handicap van een centrum wordt vastgesteld op basis van het resultaat van de voor het centrum meest gunstige omkaderingsbehoeften.
Deze wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgend op de betekening, door de dienst PHARE, van de herzieningsbeslissing.
De wijziging van de specifieke omkaderingsbehoeften van de personen met een handicap van een centrum wordt vastgesteld op basis van het resultaat van de voor het centrum meest gunstige omkaderingsbehoeften.
Deze wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgend op de betekening, door de dienst PHARE, van de herzieningsbeslissing.
Art. 49. Les résultats des grilles d'évaluation des personnes en situation de handicap validés par l'équipe pluridisciplinaire font l'objet d'un enregistrement deux fois par an. Si à la date de ces enregistrements, il apparaît que des évaluations n'ont pas encore pu être validées pour certaines personnes en situation de handicap, la somme des résultats existants est convertie proportionnellement au nombre de personnes en situation de handicap accueillies dans le centre.
La modification des besoins spécifiques d'encadrement des personnes en situation de handicap d'un centre est établie sur base du résultat présentant les besoins d'encadrement les plus favorables au centre.
Elle prend cours le premier jour du mois qui suit la notification, par le Service PHARE, de la décision de révision.
La modification des besoins spécifiques d'encadrement des personnes en situation de handicap d'un centre est établie sur base du résultat présentant les besoins d'encadrement les plus favorables au centre.
Elle prend cours le premier jour du mois qui suit la notification, par le Service PHARE, de la décision de révision.
Art.51. Indien, in toepassing van de artikelen 15, 23 en 36, 1° van het bovengenoemde besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018, de omkaderingsnormen naar boven worden herzien, dan worden deze normen van kracht op de eerste dag van de maand volgend op de betekening, door de dienst PHARE, van de herzieningsbeslissing.
Art.51. Si en application des articles 15, 23 et 36, 1° de l'arrêté 2017/626 du Collège de la Commission communautaire française du 1er mars 2018 susvisé, les normes d'encadrement sont revues à la hausse, elles prennent cours le premier jour du mois qui suit la notification, par le Service PHARE, de la décision de révision.
Art.52. Indien, in toepassing van de artikelen 15, 23 en 36, 1° van het bovengenoemde besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018, de omkaderingsnormen naar beneden worden herzien, dan worden deze normen van kracht:
1. ofwel op de eerste dag volgend op het einde van de voorafgaande kennisgeving van de werknemer in kwestie. Deze voorafgaande kennisgeving wordt gegeven in de loop van de maand volgend op die van de betekening van de beslissing van herziening door de dienst PHARE;
2. ofwel op de dag waarop het aanhangsel aan het arbeidscontract van de werknemers in kwestie van kracht wordt. Dit aanhangsel wordt medegedeeld in de loop van de maand volgend op de maand van de betekening van de beslissing van herziening door de dienst PHARE;
3. of, bij gebrek, onmiddellijk.
1. ofwel op de eerste dag volgend op het einde van de voorafgaande kennisgeving van de werknemer in kwestie. Deze voorafgaande kennisgeving wordt gegeven in de loop van de maand volgend op die van de betekening van de beslissing van herziening door de dienst PHARE;
2. ofwel op de dag waarop het aanhangsel aan het arbeidscontract van de werknemers in kwestie van kracht wordt. Dit aanhangsel wordt medegedeeld in de loop van de maand volgend op de maand van de betekening van de beslissing van herziening door de dienst PHARE;
3. of, bij gebrek, onmiddellijk.
Art.52. Si en application des articles 15, 23 et 36, 1° de l'arrêté 2017/626 du Collège de la Commission communautaire française du 1er mars 2018 susvisé, les normes d'encadrement sont revues à la baisse, elles prennent cours :
1. soit le premier jour qui suit la fin de préavis du travailleur concerné, celui-ci étant donné au cours du mois qui suit celui de la notification de la décision de révision par le Service PHARE;
2. soit le jour où prend cours l'avenant au contrat de travail du travailleur concerné, celui-ci étant communiqué au cours du mois qui suit celui de la notification de la décision de révision par le Service PHARE;
3. soit, à défaut, immédiatement.
1. soit le premier jour qui suit la fin de préavis du travailleur concerné, celui-ci étant donné au cours du mois qui suit celui de la notification de la décision de révision par le Service PHARE;
2. soit le jour où prend cours l'avenant au contrat de travail du travailleur concerné, celui-ci étant communiqué au cours du mois qui suit celui de la notification de la décision de révision par le Service PHARE;
3. soit, à défaut, immédiatement.
Art. 52. Indien, in toepassing van de artikelen 15, 23 en 36, 1° van het bovengenoemde besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018, de omkaderingsnormen naar beneden worden herzien, dan worden deze normen van kracht:
1. ofwel op de eerste dag volgend op het einde van de voorafgaande kennisgeving van de werknemer in kwestie. Deze voorafgaande kennisgeving wordt gegeven in de loop van de maand volgend op die van de betekening van de beslissing van herziening door de dienst PHARE;
2. ofwel op de dag waarop het aanhangsel aan het arbeidscontract van de werknemers in kwestie van kracht wordt. Dit aanhangsel wordt medegedeeld in de loop van de maand volgend op de maand van de betekening van de beslissing van herziening door de dienst PHARE;
3. of, bij gebrek, onmiddellijk.
1. ofwel op de eerste dag volgend op het einde van de voorafgaande kennisgeving van de werknemer in kwestie. Deze voorafgaande kennisgeving wordt gegeven in de loop van de maand volgend op die van de betekening van de beslissing van herziening door de dienst PHARE;
2. ofwel op de dag waarop het aanhangsel aan het arbeidscontract van de werknemers in kwestie van kracht wordt. Dit aanhangsel wordt medegedeeld in de loop van de maand volgend op de maand van de betekening van de beslissing van herziening door de dienst PHARE;
3. of, bij gebrek, onmiddellijk.
Art. 52. Si en application des articles 15, 23 et 36, 1° de l'arrêté 2017/626 du Collège de la Commission communautaire française du 1er mars 2018 susvisé, les normes d'encadrement sont revues à la baisse, elles prennent cours :
1. soit le premier jour qui suit la fin de préavis du travailleur concerné, celui-ci étant donné au cours du mois qui suit celui de la notification de la décision de révision par le Service PHARE;
2. soit le jour où prend cours l'avenant au contrat de travail du travailleur concerné, celui-ci étant communiqué au cours du mois qui suit celui de la notification de la décision de révision par le Service PHARE;
3. soit, à défaut, immédiatement.
1. soit le premier jour qui suit la fin de préavis du travailleur concerné, celui-ci étant donné au cours du mois qui suit celui de la notification de la décision de révision par le Service PHARE;
2. soit le jour où prend cours l'avenant au contrat de travail du travailleur concerné, celui-ci étant communiqué au cours du mois qui suit celui de la notification de la décision de révision par le Service PHARE;
3. soit, à défaut, immédiatement.
Art. 53. Indien in een centrum de herziening van de omkaderingsnormen een vermindering van het werkgelegenheidsvolume tot gevolg heeft, moet het centrum de eventuele ontslagen paritair objectiveren en de dienst PHARE erover inlichten. Met het akkoord van het betrokken personeelslid geeft de dienst PHARE zijn gegevens door aan de centra waarvan de nieuwe omkaderingsnormen een stijging van het werkgelegenheidsvolume tot gevolg hebben. Deze centra verbinden zich ertoe de kandidatuur van deze personeelsleden prioritair te bestuderen.
Art. 53. Si dans un centre, la révision des normes d'encadrement entraîne une diminution du volume de l'emploi, le centre est tenu d'objectiver de manière paritaire les licenciements éventuellement prévus et d'en informer le Service PHARE. Avec l'accord du membre du personnel concerné, le Service PHARE transmet ses coordonnées aux centres dont les nouvelles normes d'encadrement entraînent l'augmentation du volume de l'emploi. Ces centres s'engagent à examiner prioritairement la candidature de ces membres du personnel.
Art.54. Het centrum biedt opvang aan ten minste 15 personen met een handicap.
Art.54. Le centre assure l'accueil d'au moins 15 personnes en situation de handicap.
Art.55. Om opgevangen te worden in een centrum moet de persoon met een handicap, behoudens de uitzonderingen vermeld in artikel 57, eerst een gunstige beslissing tot ondersteuning voor opvang in een centrum ontvangen hebben van de dienst PHARE, zoals bedoeld in artikel 17 van het decreet en waarvan de categorie overeenkomt met de erkenning van het centrum.
De ondersteuningsaanvraag voor opvang in een centrum wordt opgesteld volgens het door de dienst PHARE vastgestelde model.
De ondersteuningsaanvraag voor opvang in een centrum wordt opgesteld volgens het door de dienst PHARE vastgestelde model.
Art.55. Pour être accueillie en centre, sauf exceptions citées à l'article 57, la personne en situation de handicap doit disposer préalablement d'une décision d'intervention du Service PHARE favorable pour un accueil en centre telle que visée à l'article 17 du décret et dont la catégorie correspond à l'agrément du centre.
La demande d'intervention pour un accueil en centre est établie selon le modèle fixé par le Service PHARE.
La demande d'intervention pour un accueil en centre est établie selon le modèle fixé par le Service PHARE.
Art.56. De subsidiebeslissing, waarin de omkaderingsnormen zijn vastgelegd, wordt van kracht op de dag dat de persoon met een handicap wordt opgevangen door het centrum, op voorwaarde dat de aanvraag binnen de 5 werkdagen wordt ingediend; anders wordt zij van kracht op de dag van ontvangst van de aanvraag.
Als de ondersteuning geweigerd wordt, dan gaat de weigering in op de datum van de kennisgeving.
De ondersteuningsaanvraag moet door het centrum worden ingediend aan de hand van een formulier dat ondertekend wordt door de verantwoordelijke van het centrum en dit binnen de 5 werkdagen vanaf de opname van de persoon met een handicap.
Deze laatste of zijn of haar wettelijke vertegenwoordiger bevestigt daarin de opname in het centrum.
De vorm van de aanvraag wordt bepaald door de dienst PHARE.
De aanvraag wordt vervolledigd met recente gegevens uit het individuele dossier (behalve voor opnames aan maximale capaciteit, opvang voor korte periodes, met toekenning van een uitzonderlijke subsidie voor versterkte begeleiding en met voorrangsovereenkomst) dat samengesteld is uit:
1. een medisch luik;
2. een psychologisch luik;
3. een socio-educatief luik:
a) met de anamnese;
b) de analyse van de behoeften;
c) het geïndividualiseerde project dat onder meer de doelstellingen en de aangewende middelen omvat om dit te verwezenlijken.
Als de ondersteuning geweigerd wordt, dan gaat de weigering in op de datum van de kennisgeving.
De ondersteuningsaanvraag moet door het centrum worden ingediend aan de hand van een formulier dat ondertekend wordt door de verantwoordelijke van het centrum en dit binnen de 5 werkdagen vanaf de opname van de persoon met een handicap.
Deze laatste of zijn of haar wettelijke vertegenwoordiger bevestigt daarin de opname in het centrum.
De vorm van de aanvraag wordt bepaald door de dienst PHARE.
De aanvraag wordt vervolledigd met recente gegevens uit het individuele dossier (behalve voor opnames aan maximale capaciteit, opvang voor korte periodes, met toekenning van een uitzonderlijke subsidie voor versterkte begeleiding en met voorrangsovereenkomst) dat samengesteld is uit:
1. een medisch luik;
2. een psychologisch luik;
3. een socio-educatief luik:
a) met de anamnese;
b) de analyse van de behoeften;
c) het geïndividualiseerde project dat onder meer de doelstellingen en de aangewende middelen omvat om dit te verwezenlijken.
Art.56. La décision de subventionnement, qui fixe les normes d'encadrement, prend effet à partir du jour où la personne en situation de handicap est accueillie par le centre, pour autant que la demande ait été introduite dans le délai des 5 jours ouvrables ; à défaut, elle prend effet à la date de réception de la demande.
En cas de refus d'intervention, celui-ci prend effet à la date de notification.
La demande d'intervention doit être introduite par le centre au moyen d'un formulaire signé par le responsable du centre dans un délai de 5 jours ouvrables, à compter du jour de l'accueil ou de la prise en charge de la personne en situation de handicap.
Celle-ci ou son représentant légal y atteste son entrée dans le centre.
Le modèle de la demande est établi par le Service PHARE.
La demande est complétée par des données récentes extraites du dossier individuel (excepté pour les entrées en capacité maximale, l'accueil en e courtes périodes, avec octroi d'une subvention exceptionnelle d'encadrement renforcé et en conventions prioritaires).
Comprenant :
1. un volet médical ;
2. un volet psychologique ;
3. un volet socio-éducatif :
a) l'anamnèse ;
b) l'analyse des besoins ;
c) le projet individualisé qui comprend notamment les objectifs et les moyens mis en oeuvre pour y parvenir.
En cas de refus d'intervention, celui-ci prend effet à la date de notification.
La demande d'intervention doit être introduite par le centre au moyen d'un formulaire signé par le responsable du centre dans un délai de 5 jours ouvrables, à compter du jour de l'accueil ou de la prise en charge de la personne en situation de handicap.
Celle-ci ou son représentant légal y atteste son entrée dans le centre.
Le modèle de la demande est établi par le Service PHARE.
La demande est complétée par des données récentes extraites du dossier individuel (excepté pour les entrées en capacité maximale, l'accueil en e courtes périodes, avec octroi d'une subvention exceptionnelle d'encadrement renforcé et en conventions prioritaires).
Comprenant :
1. un volet médical ;
2. un volet psychologique ;
3. un volet socio-éducatif :
a) l'anamnèse ;
b) l'analyse des besoins ;
c) le projet individualisé qui comprend notamment les objectifs et les moyens mis en oeuvre pour y parvenir.
Art. 56. De subsidiebeslissing, waarin de omkaderingsnormen zijn vastgelegd, wordt van kracht op de dag dat de persoon met een handicap wordt opgevangen door het centrum, op voorwaarde dat de aanvraag binnen de 5 werkdagen wordt ingediend; anders wordt zij van kracht op de dag van ontvangst van de aanvraag.
Als de ondersteuning geweigerd wordt, dan gaat de weigering in op de datum van de kennisgeving.
De ondersteuningsaanvraag moet door het centrum worden ingediend aan de hand van een formulier dat ondertekend wordt door de verantwoordelijke van het centrum en dit binnen de 5 werkdagen vanaf de opname van de persoon met een handicap.
Deze laatste of zijn of haar wettelijke vertegenwoordiger bevestigt daarin de opname in het centrum.
De vorm van de aanvraag wordt bepaald door de dienst PHARE.
De aanvraag wordt vervolledigd met recente gegevens uit het individuele dossier (behalve voor opnames aan maximale capaciteit, opvang voor korte periodes, met toekenning van een uitzonderlijke subsidie voor versterkte begeleiding en met voorrangsovereenkomst) dat samengesteld is uit:
1. een medisch luik;
2. een psychologisch luik;
3. een socio-educatief luik:
a) met de anamnese;
b) de analyse van de behoeften;
c) het geïndividualiseerde project dat onder meer de doelstellingen en de aangewende middelen omvat om dit te verwezenlijken.
Als de ondersteuning geweigerd wordt, dan gaat de weigering in op de datum van de kennisgeving.
De ondersteuningsaanvraag moet door het centrum worden ingediend aan de hand van een formulier dat ondertekend wordt door de verantwoordelijke van het centrum en dit binnen de 5 werkdagen vanaf de opname van de persoon met een handicap.
Deze laatste of zijn of haar wettelijke vertegenwoordiger bevestigt daarin de opname in het centrum.
De vorm van de aanvraag wordt bepaald door de dienst PHARE.
De aanvraag wordt vervolledigd met recente gegevens uit het individuele dossier (behalve voor opnames aan maximale capaciteit, opvang voor korte periodes, met toekenning van een uitzonderlijke subsidie voor versterkte begeleiding en met voorrangsovereenkomst) dat samengesteld is uit:
1. een medisch luik;
2. een psychologisch luik;
3. een socio-educatief luik:
a) met de anamnese;
b) de analyse van de behoeften;
c) het geïndividualiseerde project dat onder meer de doelstellingen en de aangewende middelen omvat om dit te verwezenlijken.
Art. 56. La décision de subventionnement, qui fixe les normes d'encadrement, prend effet à partir du jour où la personne en situation de handicap est accueillie par le centre, pour autant que la demande ait été introduite dans le délai des 5 jours ouvrables ; à défaut, elle prend effet à la date de réception de la demande.
En cas de refus d'intervention, celui-ci prend effet à la date de notification.
La demande d'intervention doit être introduite par le centre au moyen d'un formulaire signé par le responsable du centre dans un délai de 5 jours ouvrables, à compter du jour de l'accueil ou de la prise en charge de la personne en situation de handicap.
Celle-ci ou son représentant légal y atteste son entrée dans le centre.
Le modèle de la demande est établi par le Service PHARE.
La demande est complétée par des données récentes extraites du dossier individuel (excepté pour les entrées en capacité maximale, l'accueil en e courtes périodes, avec octroi d'une subvention exceptionnelle d'encadrement renforcé et en conventions prioritaires).
Comprenant :
1. un volet médical ;
2. un volet psychologique ;
3. un volet socio-éducatif :
a) l'anamnèse ;
b) l'analyse des besoins ;
c) le projet individualisé qui comprend notamment les objectifs et les moyens mis en oeuvre pour y parvenir.
En cas de refus d'intervention, celui-ci prend effet à la date de notification.
La demande d'intervention doit être introduite par le centre au moyen d'un formulaire signé par le responsable du centre dans un délai de 5 jours ouvrables, à compter du jour de l'accueil ou de la prise en charge de la personne en situation de handicap.
Celle-ci ou son représentant légal y atteste son entrée dans le centre.
Le modèle de la demande est établi par le Service PHARE.
La demande est complétée par des données récentes extraites du dossier individuel (excepté pour les entrées en capacité maximale, l'accueil en e courtes périodes, avec octroi d'une subvention exceptionnelle d'encadrement renforcé et en conventions prioritaires).
Comprenant :
1. un volet médical ;
2. un volet psychologique ;
3. un volet socio-éducatif :
a) l'anamnèse ;
b) l'analyse des besoins ;
c) le projet individualisé qui comprend notamment les objectifs et les moyens mis en oeuvre pour y parvenir.
Art.58. De dagen van aanwezigheid en de daarmee gelijkgestelde dagen die in aanmerking worden genomen voor de persoon met een handicap die wordt opgevangen in de zin van dit besluit, zijn de dagen waarop de persoon:
1° tijdens de week aanwezig is op externe activiteiten georganiseerd onder de verantwoordelijkheid van het centrum en die deel uitmaken van het geïndividualiseerde project van de persoon met een handicap;
2° afwezig is met een medisch attest of een hospitalisatieattest;
3° maximaal 10 dagen per jaar afwezig is, gerechtvaardigd door een document waaruit een familiale gebeurtenis blijkt of door een rechterlijke beslissing;
4° maximaal 12 dagen per jaar afwezig is, schriftelijk gemotiveerd door de persoon met een handicap of door de ouders of de wettelijke vertegenwoordiger van de persoon met een handicap;
5° afwezig is omwille van een collectieve gebeurtenis waardoor het onmogelijk is om naar het centrum te komen, met het akkoord van de dienst PHARE;
6° afwezig is wegens vakantie gedurende maximaal 24 werkdagen per kalenderjaar voor niet-schoolgaande volwassenen en tijdens de schoolvakanties voor de anderen.
In het totaal aantal dagen dat een opgevangen persoon met een handicap wordt opgenomen, is inbegrepen de dag waarop de afvloeiing plaatsvindt, behalve indien hij naar een andere dienst wordt overgeplaatst.
De dag waarop de afvloeiing plaatsvindt, wordt uiterlijk vastgesteld de laatste dag waarop de opgevangen persoon met een handicap aanwezig is. Met de laatste aanwezigheidsdag wordt gelijkgesteld, de laatste dag van een periode van ziekte of hospitalisatie, zoals bedoeld in 4°.
1° tijdens de week aanwezig is op externe activiteiten georganiseerd onder de verantwoordelijkheid van het centrum en die deel uitmaken van het geïndividualiseerde project van de persoon met een handicap;
2° afwezig is met een medisch attest of een hospitalisatieattest;
3° maximaal 10 dagen per jaar afwezig is, gerechtvaardigd door een document waaruit een familiale gebeurtenis blijkt of door een rechterlijke beslissing;
4° maximaal 12 dagen per jaar afwezig is, schriftelijk gemotiveerd door de persoon met een handicap of door de ouders of de wettelijke vertegenwoordiger van de persoon met een handicap;
5° afwezig is omwille van een collectieve gebeurtenis waardoor het onmogelijk is om naar het centrum te komen, met het akkoord van de dienst PHARE;
6° afwezig is wegens vakantie gedurende maximaal 24 werkdagen per kalenderjaar voor niet-schoolgaande volwassenen en tijdens de schoolvakanties voor de anderen.
In het totaal aantal dagen dat een opgevangen persoon met een handicap wordt opgenomen, is inbegrepen de dag waarop de afvloeiing plaatsvindt, behalve indien hij naar een andere dienst wordt overgeplaatst.
De dag waarop de afvloeiing plaatsvindt, wordt uiterlijk vastgesteld de laatste dag waarop de opgevangen persoon met een handicap aanwezig is. Met de laatste aanwezigheidsdag wordt gelijkgesteld, de laatste dag van een periode van ziekte of hospitalisatie, zoals bedoeld in 4°.
Art.58. Les journées des présences et assimilées prises en compte pour la personne en situation de handicap accueillie au sens du présent arrêté sont les journées pendant lesquelles la personne :
1° est, en semaine, présente dans des activités extérieures organisées sous la responsabilité du centre et s'intégrant dans le projet individualisé de la personne en situation de handicap.
2° est en absence justifiée par un certificat médical ou d'hospitalisation ;
3° est en absence justifiée par un document probant attestant d'un événement familial, ou par une décision judiciaire à concurrence de 10 jours maximum par an ;
4° est en absence justifiée par un écrit de la personne en situation de handicap, des parents de la personne en situation de handicap ou de son représentant légal à concurrence de 12 journées maximum par an ;
5° est en absence justifiés par un événement collectif entraînant l'impossibilité de se rendre au centre moyennant l'accord du Service PHARE ;
6° est en absence pour les vacances à raison de maximum 24 jours ouvrables par année civile pour les adultes non scolarisés et à raison des vacances scolaires pour les autres.
Le total des journées de prise en charge d'une personne en situation de handicap accueillie comprend la journée durant laquelle a lieu sa sortie sauf en cas de transfert dans un autre centre.
La date de sortie doit être fixée au plus tard au dernier jour de présence de la personne en situation de handicap accueillie. Est assimilé au dernier jour de présence, le dernier jour d'une période de maladie ou d'hospitalisation visé au 4°.
1° est, en semaine, présente dans des activités extérieures organisées sous la responsabilité du centre et s'intégrant dans le projet individualisé de la personne en situation de handicap.
2° est en absence justifiée par un certificat médical ou d'hospitalisation ;
3° est en absence justifiée par un document probant attestant d'un événement familial, ou par une décision judiciaire à concurrence de 10 jours maximum par an ;
4° est en absence justifiée par un écrit de la personne en situation de handicap, des parents de la personne en situation de handicap ou de son représentant légal à concurrence de 12 journées maximum par an ;
5° est en absence justifiés par un événement collectif entraînant l'impossibilité de se rendre au centre moyennant l'accord du Service PHARE ;
6° est en absence pour les vacances à raison de maximum 24 jours ouvrables par année civile pour les adultes non scolarisés et à raison des vacances scolaires pour les autres.
Le total des journées de prise en charge d'une personne en situation de handicap accueillie comprend la journée durant laquelle a lieu sa sortie sauf en cas de transfert dans un autre centre.
La date de sortie doit être fixée au plus tard au dernier jour de présence de la personne en situation de handicap accueillie. Est assimilé au dernier jour de présence, le dernier jour d'une période de maladie ou d'hospitalisation visé au 4°.
Art. 58. De dagen van aanwezigheid en de daarmee gelijkgestelde dagen die in aanmerking worden genomen voor de persoon met een handicap die wordt opgevangen in de zin van dit besluit, zijn de dagen waarop de persoon:
1° tijdens de week aanwezig is op externe activiteiten georganiseerd onder de verantwoordelijkheid van het centrum en die deel uitmaken van het geïndividualiseerde project van de persoon met een handicap;
2° afwezig is met een medisch attest of een hospitalisatieattest;
3° maximaal 10 dagen per jaar afwezig is, gerechtvaardigd door een document waaruit een familiale gebeurtenis blijkt of door een rechterlijke beslissing;
4° maximaal 12 dagen per jaar afwezig is, schriftelijk gemotiveerd door de persoon met een handicap of door de ouders of de wettelijke vertegenwoordiger van de persoon met een handicap;
5° afwezig is omwille van een collectieve gebeurtenis waardoor het onmogelijk is om naar het centrum te komen, met het akkoord van de dienst PHARE;
6° afwezig is wegens vakantie gedurende maximaal 24 werkdagen per kalenderjaar voor niet-schoolgaande volwassenen en tijdens de schoolvakanties voor de anderen.
In het totaal aantal dagen dat een opgevangen persoon met een handicap wordt opgenomen, is inbegrepen de dag waarop de afvloeiing plaatsvindt, behalve indien hij naar een andere dienst wordt overgeplaatst.
De dag waarop de afvloeiing plaatsvindt, wordt uiterlijk vastgesteld de laatste dag waarop de opgevangen persoon met een handicap aanwezig is. Met de laatste aanwezigheidsdag wordt gelijkgesteld, de laatste dag van een periode van ziekte of hospitalisatie, zoals bedoeld in 4°.
1° tijdens de week aanwezig is op externe activiteiten georganiseerd onder de verantwoordelijkheid van het centrum en die deel uitmaken van het geïndividualiseerde project van de persoon met een handicap;
2° afwezig is met een medisch attest of een hospitalisatieattest;
3° maximaal 10 dagen per jaar afwezig is, gerechtvaardigd door een document waaruit een familiale gebeurtenis blijkt of door een rechterlijke beslissing;
4° maximaal 12 dagen per jaar afwezig is, schriftelijk gemotiveerd door de persoon met een handicap of door de ouders of de wettelijke vertegenwoordiger van de persoon met een handicap;
5° afwezig is omwille van een collectieve gebeurtenis waardoor het onmogelijk is om naar het centrum te komen, met het akkoord van de dienst PHARE;
6° afwezig is wegens vakantie gedurende maximaal 24 werkdagen per kalenderjaar voor niet-schoolgaande volwassenen en tijdens de schoolvakanties voor de anderen.
In het totaal aantal dagen dat een opgevangen persoon met een handicap wordt opgenomen, is inbegrepen de dag waarop de afvloeiing plaatsvindt, behalve indien hij naar een andere dienst wordt overgeplaatst.
De dag waarop de afvloeiing plaatsvindt, wordt uiterlijk vastgesteld de laatste dag waarop de opgevangen persoon met een handicap aanwezig is. Met de laatste aanwezigheidsdag wordt gelijkgesteld, de laatste dag van een periode van ziekte of hospitalisatie, zoals bedoeld in 4°.
Art. 58. Les journées des présences et assimilées prises en compte pour la personne en situation de handicap accueillie au sens du présent arrêté sont les journées pendant lesquelles la personne :
1° est, en semaine, présente dans des activités extérieures organisées sous la responsabilité du centre et s'intégrant dans le projet individualisé de la personne en situation de handicap.
2° est en absence justifiée par un certificat médical ou d'hospitalisation ;
3° est en absence justifiée par un document probant attestant d'un événement familial, ou par une décision judiciaire à concurrence de 10 jours maximum par an ;
4° est en absence justifiée par un écrit de la personne en situation de handicap, des parents de la personne en situation de handicap ou de son représentant légal à concurrence de 12 journées maximum par an ;
5° est en absence justifiés par un événement collectif entraînant l'impossibilité de se rendre au centre moyennant l'accord du Service PHARE ;
6° est en absence pour les vacances à raison de maximum 24 jours ouvrables par année civile pour les adultes non scolarisés et à raison des vacances scolaires pour les autres.
Le total des journées de prise en charge d'une personne en situation de handicap accueillie comprend la journée durant laquelle a lieu sa sortie sauf en cas de transfert dans un autre centre.
La date de sortie doit être fixée au plus tard au dernier jour de présence de la personne en situation de handicap accueillie. Est assimilé au dernier jour de présence, le dernier jour d'une période de maladie ou d'hospitalisation visé au 4°.
1° est, en semaine, présente dans des activités extérieures organisées sous la responsabilité du centre et s'intégrant dans le projet individualisé de la personne en situation de handicap.
2° est en absence justifiée par un certificat médical ou d'hospitalisation ;
3° est en absence justifiée par un document probant attestant d'un événement familial, ou par une décision judiciaire à concurrence de 10 jours maximum par an ;
4° est en absence justifiée par un écrit de la personne en situation de handicap, des parents de la personne en situation de handicap ou de son représentant légal à concurrence de 12 journées maximum par an ;
5° est en absence justifiés par un événement collectif entraînant l'impossibilité de se rendre au centre moyennant l'accord du Service PHARE ;
6° est en absence pour les vacances à raison de maximum 24 jours ouvrables par année civile pour les adultes non scolarisés et à raison des vacances scolaires pour les autres.
Le total des journées de prise en charge d'une personne en situation de handicap accueillie comprend la journée durant laquelle a lieu sa sortie sauf en cas de transfert dans un autre centre.
La date de sortie doit être fixée au plus tard au dernier jour de présence de la personne en situation de handicap accueillie. Est assimilé au dernier jour de présence, le dernier jour d'une période de maladie ou d'hospitalisation visé au 4°.
Art. 59. De beoordeling van de specifieke omkaderingsbehoeften van elke persoon met een handicap gebeurt op grond van de door de dienst PHARE vastgestelde modaliteiten gedurende de eerste zes maanden nadat de persoon zijn of haar intrek heeft genomen in de woonomgeving, met behulp van het in bijlage 3 opgenomen evaluatierooster.
Deze beoordeling is niet van toepassing op personen met een handicap die voor korte periodes, aan maximale capaciteit of met een voorrangsovereenkomst in een centrum opgevangen worden.
Deze beoordeling is niet van toepassing op personen met een handicap die voor korte periodes, aan maximale capaciteit of met een voorrangsovereenkomst in een centrum opgevangen worden.
Art. 59. L'évaluation des besoins spécifiques d'encadrement de chaque personne en situation de handicap est réalisée selon les modalités définies par le Service PHARE au cours du 1er semestre qui suit l'entrée de la personne au sein du logement au moyen de la grille d'évaluation reprise à l'annexe 3.
Cette évaluation ne vise pas la personne en situation de handicap accueillie en centre pour de courtes périodes, en capacité maximale ou en convention prioritaire.
Cette évaluation ne vise pas la personne en situation de handicap accueillie en centre pour de courtes périodes, en capacité maximale ou en convention prioritaire.
Art. 60. Binnen 30 dagen nadat de beoordeling door de dienst PHARE is uitgevoerd, wordt het centrum op de hoogte gesteld van de categorie van complementaire omkaderingsbehoeften die door het multidisciplinaire team is vastgesteld. Deze mededeling vermeldt, indien nodig, de periode waarna de categorie opnieuw beoordeeld kan worden.
Art. 60. Dans un délai de 30 jours à dater de la réalisation de l'évaluation par le Service PHARE, la catégorie de besoins complémentaires d'encadrement fixée par l'équipe pluridisciplinaire est communiquée au centre. Cette communication précise, s'il échet, le délai au terme duquel la catégorie peut être réévaluée.
Art. 61. Het centrum of de dienst PHARE kan verzoeken om een herbeoordeling van de categorie van complementaire omkaderingsbehoeften.
De beslissing van het multidisciplinaire team wordt geregistreerd vanaf de maand die erop volgt.
De beslissing van het multidisciplinaire team wordt geregistreerd vanaf de maand die erop volgt.
Art. 61. Une réévaluation de la catégorie de besoins complémentaires d'encadrement peut être demandée soit par le centre soit par le Service PHARE.
La décision de l'équipe pluridisciplinaire est enregistrée à partir du mois qui suit celle-ci.
La décision de l'équipe pluridisciplinaire est enregistrée à partir du mois qui suit celle-ci.
AFDELING 6. - NORMEN IN VERBAND MET DE VERHOUDINGEN TUSSEN HET CENTRUM EN DE PERSOON MET EEN HANDICAP
SECTION 6. - NORMES RELATIVES AUX RELATIONS ENTRE LE CENTRE ET LA PERSONNE EN SITUATION DE HANDICAP
Art.62. Het centrum stelt een huishoudelijk reglement op.
Art.62. Le centre rédigé un règlement d'ordre intérieur.
Art. 62. Het centrum stelt een huishoudelijk reglement op.
Dit reglement vermeldt ten minste:
1° de rechten en plichten van het centrum ten aanzien van de persoon met een handicap;
2° de rechten en plichten van de persoon met een handicap;
3° de verbintenis van de woonomgeving, met inachtneming van het collectieve project, het geïndividualiseerde project van de persoon en de rechterlijke beslissingen, om de persoon met een handicap de vrijheid te laten naar eigen keuze aanwezig te zijn tijdens het weekend en vakantieperiodes;
4° de verbintenis van het centrum aan de persoonlijke vragen voor informatie vanwege de persoon met een handicap of zijn of haar vertegenwoordigers tegemoet te komen;
5° de modaliteiten voor het indienen van de informatieaanvragen en klachten en hun behandelingsmethode;
6° de maatregelen die worden genomen wanneer een persoon met een handicap die opgevangen wordt de werkingsregels overtreedt of wanneer het materiaal met opzet beschadigd wordt;
7° de namen van de persoon die instaat voor het dagelijkse beheer en desgevallend van de voorzitter van de raad van bestuur;
8° de bepaling die in artikel 95 ingeschreven is;
9° de regels voor deelname van personen met een handicap aan en in het bijzonder de werkingsregels van de raad van gebruikers;
10° de vermelding van de risico's die gedekt worden door de verzekeringen die de woonomgeving heeft afgesloten;
11° de gegevens van de dienst PHARE en de inspectiedienst van de SPFB;
12° het bestaan van de mogelijkheid van bemiddeling door de dienst PHARE ingeval van een blijvende onenigheid tussen de partijen die de uitvoering van de gepersonaliseerde overeenkomst niet langer toelaat.
Dit document wordt opgesteld van bij de start van de erkenning. Het wordt ten minste om de vijf jaar herzien in samenwerking met het psychosociale, paramedische en educatieve team. De raad van gebruikers brengt een advies uit over het huishoudelijk reglement en elke wijziging ervan.
Dit reglement vermeldt ten minste:
1° de rechten en plichten van het centrum ten aanzien van de persoon met een handicap;
2° de rechten en plichten van de persoon met een handicap;
3° de verbintenis van de woonomgeving, met inachtneming van het collectieve project, het geïndividualiseerde project van de persoon en de rechterlijke beslissingen, om de persoon met een handicap de vrijheid te laten naar eigen keuze aanwezig te zijn tijdens het weekend en vakantieperiodes;
4° de verbintenis van het centrum aan de persoonlijke vragen voor informatie vanwege de persoon met een handicap of zijn of haar vertegenwoordigers tegemoet te komen;
5° de modaliteiten voor het indienen van de informatieaanvragen en klachten en hun behandelingsmethode;
6° de maatregelen die worden genomen wanneer een persoon met een handicap die opgevangen wordt de werkingsregels overtreedt of wanneer het materiaal met opzet beschadigd wordt;
7° de namen van de persoon die instaat voor het dagelijkse beheer en desgevallend van de voorzitter van de raad van bestuur;
8° de bepaling die in artikel 95 ingeschreven is;
9° de regels voor deelname van personen met een handicap aan en in het bijzonder de werkingsregels van de raad van gebruikers;
10° de vermelding van de risico's die gedekt worden door de verzekeringen die de woonomgeving heeft afgesloten;
11° de gegevens van de dienst PHARE en de inspectiedienst van de SPFB;
12° het bestaan van de mogelijkheid van bemiddeling door de dienst PHARE ingeval van een blijvende onenigheid tussen de partijen die de uitvoering van de gepersonaliseerde overeenkomst niet langer toelaat.
Dit document wordt opgesteld van bij de start van de erkenning. Het wordt ten minste om de vijf jaar herzien in samenwerking met het psychosociale, paramedische en educatieve team. De raad van gebruikers brengt een advies uit over het huishoudelijk reglement en elke wijziging ervan.
Art. 62. Le centre rédigé un règlement d'ordre intérieur.
Il indique au minimum :
1° les devoirs et droits du centre à l'égard de la personne en situation de handicap ;
2° les droits et devoirs de la personne en situation de handicap ;
3° dans le respect du projet collectif, du projet individualisé de la personne et des décisions judiciaires, l'engagement du logement de laisser à la personne en situation de handicap la liberté d'être présente selon son choix pendant les périodes de week-end et de vacances ;
4° l'engagement du centre de répondre aux demandes individualisées d'information émanant des personnes en situation de handicap ou de leurs représentants ;
5° les modalités d'introduction des demandes d'informations et des réclamations et leur mode de traitement ;
6° les mesures mises en oeuvre lorsqu'une en situation de handicap accueillie contrevient aux règles de fonctionnement ou en cas de détérioration volontaire du matériel ;
7° les noms de la personne chargée de la gestion journalière et, le cas échéant, du président du conseil d'administration ;
8° la disposition inscrite à l'article 95 du décret ;
9° les modalités de participation des personnes handicapées et en particulier les modalités de fonctionnement du Conseil des usagers ;
10° la mention des risques couverts par les assurances souscrites par le logement ;
11° les coordonnées du Service PHARE et du service d'inspection du SPFB ;
12° l'existence d'une possibilité de médiation par le Service PHARE, en cas de désaccord persistant entre les parties ne permettant plus l'exécution de la convention personnalisée.
Ce document est établi dès la prise d'effet de l'agrément. Il est revu, au moins tous les cinq ans, en collaboration avec l'équipe psychosociale, paramédicale, et éducative. Le Conseil des usagers émet un avis sur le règlement d'ordre intérieur ainsi que sur toute modification de celui-ci.
Il indique au minimum :
1° les devoirs et droits du centre à l'égard de la personne en situation de handicap ;
2° les droits et devoirs de la personne en situation de handicap ;
3° dans le respect du projet collectif, du projet individualisé de la personne et des décisions judiciaires, l'engagement du logement de laisser à la personne en situation de handicap la liberté d'être présente selon son choix pendant les périodes de week-end et de vacances ;
4° l'engagement du centre de répondre aux demandes individualisées d'information émanant des personnes en situation de handicap ou de leurs représentants ;
5° les modalités d'introduction des demandes d'informations et des réclamations et leur mode de traitement ;
6° les mesures mises en oeuvre lorsqu'une en situation de handicap accueillie contrevient aux règles de fonctionnement ou en cas de détérioration volontaire du matériel ;
7° les noms de la personne chargée de la gestion journalière et, le cas échéant, du président du conseil d'administration ;
8° la disposition inscrite à l'article 95 du décret ;
9° les modalités de participation des personnes handicapées et en particulier les modalités de fonctionnement du Conseil des usagers ;
10° la mention des risques couverts par les assurances souscrites par le logement ;
11° les coordonnées du Service PHARE et du service d'inspection du SPFB ;
12° l'existence d'une possibilité de médiation par le Service PHARE, en cas de désaccord persistant entre les parties ne permettant plus l'exécution de la convention personnalisée.
Ce document est établi dès la prise d'effet de l'agrément. Il est revu, au moins tous les cinq ans, en collaboration avec l'équipe psychosociale, paramédicale, et éducative. Le Conseil des usagers émet un avis sur le règlement d'ordre intérieur ainsi que sur toute modification de celui-ci.
Art.63. Het centrum sluit in het licht van de in de artikelen 59 en 60 van het decreet omschreven opdrachten een geïndividualiseerde overeenkomst met de persoon met een handicap.
Art.63. Dans le cadre des missions définies aux articles 59 et 60 du décret, le centre conclut avec la personne en situation de handicap accueillie une convention individualisée.
Art. 63. Het centrum sluit in het licht van de in de artikelen 59 en 60 van het decreet omschreven opdrachten een geïndividualiseerde overeenkomst met de persoon met een handicap.
Die overeenkomst vermeldt ten minste:
1° de identiteit van de partijen: de identiteit van de persoon met een handicap en desgevallend die van zijn wettelijke vertegenwoordiger, lasthebber of bewindvoerder, en wanneer een andere natuurlijke of rechtspersoon instaat voor de betaling, ook diens identiteit;
2° de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst, de duur van de overeenkomst, de eventuele proefperiode;
3° de wijze waarop de overeenkomst voor het verstrijken van de overeengekomen termijn kan worden gewijzigd, aangevuld of verbroken (voorwaarden, duur van de opzeggingstermijn), met inbegrip van de verplichting tot voorafgaand overleg tussen het centrum en de persoon met een handicap of diens wettelijke vertegenwoordiger, behoudens overmacht of hoogdringendheid, in welke gevallen het overleg binnen de drie werkdagen na het nemen van deze maatregelen moet plaatsvinden;
4° de criteria en regels voor het doorverwijzen van de persoon met een handicap;
5° het bedrag van de financiële bijdrage, de bepaling van de te factureren toeslagen en de betalingswijze daarvan;
6° de datum van ondertekening.
Elke partij ontvangt een ondertekend exemplaar van de overeenkomst.
Het collectief project en het huishoudelijk reglement van het centrum, zoals omschreven in de artikelen 28 en 62, worden toegelicht en met ontvangstbewijs en na ondertekening voor akkoord aan de persoon met een handicap of diens wettelijke vertegenwoordiger overhandigd.
Die overeenkomst vermeldt ten minste:
1° de identiteit van de partijen: de identiteit van de persoon met een handicap en desgevallend die van zijn wettelijke vertegenwoordiger, lasthebber of bewindvoerder, en wanneer een andere natuurlijke of rechtspersoon instaat voor de betaling, ook diens identiteit;
2° de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst, de duur van de overeenkomst, de eventuele proefperiode;
3° de wijze waarop de overeenkomst voor het verstrijken van de overeengekomen termijn kan worden gewijzigd, aangevuld of verbroken (voorwaarden, duur van de opzeggingstermijn), met inbegrip van de verplichting tot voorafgaand overleg tussen het centrum en de persoon met een handicap of diens wettelijke vertegenwoordiger, behoudens overmacht of hoogdringendheid, in welke gevallen het overleg binnen de drie werkdagen na het nemen van deze maatregelen moet plaatsvinden;
4° de criteria en regels voor het doorverwijzen van de persoon met een handicap;
5° het bedrag van de financiële bijdrage, de bepaling van de te factureren toeslagen en de betalingswijze daarvan;
6° de datum van ondertekening.
Elke partij ontvangt een ondertekend exemplaar van de overeenkomst.
Het collectief project en het huishoudelijk reglement van het centrum, zoals omschreven in de artikelen 28 en 62, worden toegelicht en met ontvangstbewijs en na ondertekening voor akkoord aan de persoon met een handicap of diens wettelijke vertegenwoordiger overhandigd.
Art. 63. Dans le cadre des missions définies aux articles 59 et 60 du décret, le centre conclut avec la personne en situation de handicap accueillie une convention individualisée.
Elle mentionne au minimum :
1° l'identité des parties : l'identité de la personne en situation de handicap, et s'il échet, celle de son représentant légal, mandataire, ou administrateur ainsi que l'identité de la personne physique ou morale qui répond du paiement si celle-ci est différente ;
2° la date de prise d'effet de la convention, la durée de la convention, la période d'essai éventuelle ;
3° les modalités suivant lesquelles la convention peut être modifiée, complétée ou résiliée avant le terme convenu (conditions, durée de préavis) en ce compris l'obligation de concertation préalable entre le centre et la personne en situation de handicap ou son représentant légal sauf cas de force majeure ou d'extrême urgence auxquels cas la concertation doit se tenir dans les trois jours ouvrables après la prise de ces mesures ;
4° Les critères et modalités de réorientation de la personne en situation de handicap ;
5° Le montant de la contribution financière, l'identification des suppléments à facturer et les modalités de son versement ;
6° la date de signature.
Chacune des parties reçoit un exemplaire signé de la convention.
Le projet collectif et le règlement d'ordre intérieur du centre tels que définis aux articles 28 et 62 sont expliqués et remis contre accusé de réception et moyennant signature pour accord à la personne en situation de handicap ou son représentant légal.
Elle mentionne au minimum :
1° l'identité des parties : l'identité de la personne en situation de handicap, et s'il échet, celle de son représentant légal, mandataire, ou administrateur ainsi que l'identité de la personne physique ou morale qui répond du paiement si celle-ci est différente ;
2° la date de prise d'effet de la convention, la durée de la convention, la période d'essai éventuelle ;
3° les modalités suivant lesquelles la convention peut être modifiée, complétée ou résiliée avant le terme convenu (conditions, durée de préavis) en ce compris l'obligation de concertation préalable entre le centre et la personne en situation de handicap ou son représentant légal sauf cas de force majeure ou d'extrême urgence auxquels cas la concertation doit se tenir dans les trois jours ouvrables après la prise de ces mesures ;
4° Les critères et modalités de réorientation de la personne en situation de handicap ;
5° Le montant de la contribution financière, l'identification des suppléments à facturer et les modalités de son versement ;
6° la date de signature.
Chacune des parties reçoit un exemplaire signé de la convention.
Le projet collectif et le règlement d'ordre intérieur du centre tels que définis aux articles 28 et 62 sont expliqués et remis contre accusé de réception et moyennant signature pour accord à la personne en situation de handicap ou son représentant légal.
Art.64. Er wordt in naam van de persoon met een handicap met wie een overeenkomst is ondertekend, een gecentraliseerd individueel dossier geopend. Dat dossier moet minstens de volgende gegevens bevatten die nodig zijn om de individuele follow-up te verzorgen:
Art.64. Un dossier individuel centralisé est ouvert au nom de la personne en situation de handicap avec laquelle une convention est signée. Il doit contenir les données nécessaires à l'accomplissement du suivi individuel et au minimum :
Art. 64. Er wordt in naam van de persoon met een handicap met wie een overeenkomst is ondertekend, een gecentraliseerd individueel dossier geopend. Dat dossier moet minstens de volgende gegevens bevatten die nodig zijn om de individuele follow-up te verzorgen:
1° administratieve gegevens;
2° de geïndividualiseerde overeenkomst;
3° de bevestiging dat de persoon met een handicap het collectief project en het huishoudelijk reglement bij de ondertekening van de geïndividualiseerde overeenkomst ontvangen heeft;
4° het geïndividualiseerde project met een aanvraag of een eerste gesprek, een analyse van de behoeften, de doelstellingen en de ingezette middelen om die te bereiken en de beoordelingen waaraan de opgevangen persoon met een handicap deelneemt en die minstens om de 18 maanden plaatsvinden;
5° het zorgdossier;
6° het resultaat van het beoordelingsrooster;
7° de beslissing tot ondersteuning, en desgevallend de erkenning van het statuut van zwaar zorgbehoevende.
Wanneer de aangepaste collectieve woonomgeving en het centrum in dezelfde infrastructuur zijn ondergebracht, volstaat het om één individueel dossier bij te houden met specifieke bepalingen voor elk deel.
1° administratieve gegevens;
2° de geïndividualiseerde overeenkomst;
3° de bevestiging dat de persoon met een handicap het collectief project en het huishoudelijk reglement bij de ondertekening van de geïndividualiseerde overeenkomst ontvangen heeft;
4° het geïndividualiseerde project met een aanvraag of een eerste gesprek, een analyse van de behoeften, de doelstellingen en de ingezette middelen om die te bereiken en de beoordelingen waaraan de opgevangen persoon met een handicap deelneemt en die minstens om de 18 maanden plaatsvinden;
5° het zorgdossier;
6° het resultaat van het beoordelingsrooster;
7° de beslissing tot ondersteuning, en desgevallend de erkenning van het statuut van zwaar zorgbehoevende.
Wanneer de aangepaste collectieve woonomgeving en het centrum in dezelfde infrastructuur zijn ondergebracht, volstaat het om één individueel dossier bij te houden met specifieke bepalingen voor elk deel.
Art. 64. Un dossier individuel centralisé est ouvert au nom de la personne en situation de handicap avec laquelle une convention est signée. Il doit contenir les données nécessaires à l'accomplissement du suivi individuel et au minimum :
1° des données administratives ;
2° la convention individualisée ;
3° l'attestation de réception du projet collectif et du règlement d'ordre intérieur par la personne en situation de handicap lors de la signature de la convention individualisée ;
4° le projet individualisé avec demande ou premier entretien, l'analyse des besoins, les objectifs et moyens mis en oeuvre pour y parvenir et les évaluations auxquelles la personne en situation de handicap accueillie participe et qui ont lieu au moins tous les 18 mois ;
5° le dossier des directives médicales ;
6° le résultat de la grille d'évaluation ;
7° la décision d'intervention, et s'il échet la reconnaissance du statut de grande dépendance.
Lorsque le logement collectif adapté et un centre se trouvent dans la même infrastructure, un seul dossier individuel peut être tenu en y distinguant les spécificités de chacun.
1° des données administratives ;
2° la convention individualisée ;
3° l'attestation de réception du projet collectif et du règlement d'ordre intérieur par la personne en situation de handicap lors de la signature de la convention individualisée ;
4° le projet individualisé avec demande ou premier entretien, l'analyse des besoins, les objectifs et moyens mis en oeuvre pour y parvenir et les évaluations auxquelles la personne en situation de handicap accueillie participe et qui ont lieu au moins tous les 18 mois ;
5° le dossier des directives médicales ;
6° le résultat de la grille d'évaluation ;
7° la décision d'intervention, et s'il échet la reconnaissance du statut de grande dépendance.
Lorsque le logement collectif adapté et un centre se trouvent dans la même infrastructure, un seul dossier individuel peut être tenu en y distinguant les spécificités de chacun.
Art.65. Met het oog op de participatie van de personen met een handicap bedoeld in artikel 71, eerste lid, 3° van het decreet wordt een gebruikersraad opgericht of wordt voorzien in een geïndividualiseerde jaarlijkse raadpleging die de dienst bepaalt en nader omschreven staat in het collectief project en die afgestemd is op de specifieke situatie van de personen met een handicap.
Art.65. La participation des personnes en situation de handicap visée à l'article 71, alinéa 1er, 3° du décret se traduit soit par la mise en place d'un conseil des usagers, soit par un processus annuel consultatif individualisé adapté aux spécificités des personnes en situation de handicap déterminé par le service et précisé dans le projet collectif.
Art. 65. Met het oog op de participatie van de personen met een handicap bedoeld in artikel 71, eerste lid, 3° van het decreet wordt een gebruikersraad opgericht of wordt voorzien in een geïndividualiseerde jaarlijkse raadpleging die de dienst bepaalt en nader omschreven staat in het collectief project en die afgestemd is op de specifieke situatie van de personen met een handicap.
Indien een gebruikersraad wordt opgericht, wordt deze samengesteld uit de opgevangen personen met een handicap die zich kunnen laten vergezellen door iemand van hun keuze of door hun wettelijke vertegenwoordiger ofwel uit hun vertegenwoordigers die onder de gebruikers worden gekozen.
De opdracht van de gebruikersraad bestaat erin allerlei voorstellen met betrekking tot de levenskwaliteit en de praktische organisatie van de opvang van de personen met een handicap te formuleren. Hij brengt adviezen uit over het huishoudelijk reglement en de wijzigingen daarvan.
De gebruikersraad bepaalt zijn werking en vergadert minstens een keer per jaar.
Er worden notulen opgesteld, die toegankelijk zijn voor alle personen met een handicap of hun wettelijke vertegenwoordiger en voor de personeelsleden.
Indien een gebruikersraad wordt opgericht, wordt deze samengesteld uit de opgevangen personen met een handicap die zich kunnen laten vergezellen door iemand van hun keuze of door hun wettelijke vertegenwoordiger ofwel uit hun vertegenwoordigers die onder de gebruikers worden gekozen.
De opdracht van de gebruikersraad bestaat erin allerlei voorstellen met betrekking tot de levenskwaliteit en de praktische organisatie van de opvang van de personen met een handicap te formuleren. Hij brengt adviezen uit over het huishoudelijk reglement en de wijzigingen daarvan.
De gebruikersraad bepaalt zijn werking en vergadert minstens een keer per jaar.
Er worden notulen opgesteld, die toegankelijk zijn voor alle personen met een handicap of hun wettelijke vertegenwoordiger en voor de personeelsleden.
Art. 65. La participation des personnes en situation de handicap visée à l'article 71, alinéa 1er, 3° du décret se traduit soit par la mise en place d'un conseil des usagers, soit par un processus annuel consultatif individualisé adapté aux spécificités des personnes en situation de handicap déterminé par le service et précisé dans le projet collectif.
Si un conseil des usagers est organisé, celui-ci est constitué des personnes en situation de handicap accueillies qui peuvent être accompagnées par une personne de leur choix ou par leur représentant légal ou de leurs représentants désignés parmi les usagers.
Le conseil des usagers a pour mission de formuler toutes suggestions relatives à la qualité de vie et à l'organisation pratique de l'accueil des personnes en situation de handicap. Il donne son avis sur le règlement d'ordre intérieur et ses modifications.
Le conseil des usagers fixe son mode de fonctionnement, il se réunit au minimum une fois par an.
Des procès - verbaux sont établis et sont accessibles à toutes les personnes en situation de handicap ou leur représentant légal ainsi qu'aux membres du personnel.
Si un conseil des usagers est organisé, celui-ci est constitué des personnes en situation de handicap accueillies qui peuvent être accompagnées par une personne de leur choix ou par leur représentant légal ou de leurs représentants désignés parmi les usagers.
Le conseil des usagers a pour mission de formuler toutes suggestions relatives à la qualité de vie et à l'organisation pratique de l'accueil des personnes en situation de handicap. Il donne son avis sur le règlement d'ordre intérieur et ses modifications.
Le conseil des usagers fixe son mode de fonctionnement, il se réunit au minimum une fois par an.
Des procès - verbaux sont établis et sont accessibles à toutes les personnes en situation de handicap ou leur représentant légal ainsi qu'aux membres du personnel.
Art.66. Het centrum stelt een maandelijkse factuur van de opvangkosten op, rekening houdend met de afwezigheden van de vorige maand, en richt die aan de opgevangen persoon met een handicap of diens wettelijke vertegenwoordiger.
Art.66. En tenant compte des absences au cours du mois précédent, le centre établit et adresse à la personne en situation de handicap accueillie ou à son représentant légal une facture mensuelle des frais correspondant à son accueil.
Art.67. Er kan geen bijkomende financiële bijdrage worden gevraagd voor het dekken van de personeelskosten, de algemene kosten en de persoonsgebonden kosten, behalve voor de terugbetaling van de kosten verbonden aan de beschadiging van het materiaal of het goed dat aan de persoon met een handicap ter beschikking wordt gesteld.
Art.67. Aucun supplément à la contribution financière ne peut être exigé pour couvrir les frais de personnel, les frais généraux, les frais personnalisés excepté le remboursement des frais liés à la détérioration du matériel ou du bien mis à la disposition de la personne en situation de handicap.
Art.68. In een centrum kan, in zoverre er geen wettelijke of reglementaire tegemoetkoming voor is, een bijkomende financiële bijdrage worden gevraagd voor:
a) het deel van de kosten voor de gezondheidszorg en voor prothesen die ten laste blijven van de persoon met een handicap;
b) de specifieke kosten voor incontinentiemateriaal;
c) de kosten voor technische hulpmiddelen;
d) het deel van de farmaceutische kosten waarvoor door de Franse Gemeenschapscommissie niet in een tegemoetkoming is voorzien, na aftrek van de tegemoetkomingen van de verzekeraar.
a) het deel van de kosten voor de gezondheidszorg en voor prothesen die ten laste blijven van de persoon met een handicap;
b) de specifieke kosten voor incontinentiemateriaal;
c) de kosten voor technische hulpmiddelen;
d) het deel van de farmaceutische kosten waarvoor door de Franse Gemeenschapscommissie niet in een tegemoetkoming is voorzien, na aftrek van de tegemoetkomingen van de verzekeraar.
Art.68. Dans un centre, peuvent être exigés en supplément de la contribution financière et dans la mesure où ils ne font pas l'objet d'une intervention légale ou réglementaire :
a) la partie du coût qui reste à charge de la personne en situation de handicap dans les frais de soins de santé et de prothèse ;
b) les frais spécifiques liés à l'incontinence ;
c) les frais d'aides techniques ;
d) la part des frais pharmaceutiques non couverts par une intervention prévue par la Commission communautaire française et déduction faite des interventions de l'organisme assureur.
a) la partie du coût qui reste à charge de la personne en situation de handicap dans les frais de soins de santé et de prothèse ;
b) les frais spécifiques liés à l'incontinence ;
c) les frais d'aides techniques ;
d) la part des frais pharmaceutiques non couverts par une intervention prévue par la Commission communautaire française et déduction faite des interventions de l'organisme assureur.
Art. 68. In een centrum kan, in zoverre er geen wettelijke of reglementaire tegemoetkoming voor is, een bijkomende financiële bijdrage worden gevraagd voor:
a) het deel van de kosten voor de gezondheidszorg en voor prothesen die ten laste blijven van de persoon met een handicap;
b) de specifieke kosten voor incontinentiemateriaal;
c) de kosten voor technische hulpmiddelen;
d) het deel van de farmaceutische kosten waarvoor door de Franse Gemeenschapscommissie niet in een tegemoetkoming is voorzien, na aftrek van de tegemoetkomingen van de verzekeraar.
a) het deel van de kosten voor de gezondheidszorg en voor prothesen die ten laste blijven van de persoon met een handicap;
b) de specifieke kosten voor incontinentiemateriaal;
c) de kosten voor technische hulpmiddelen;
d) het deel van de farmaceutische kosten waarvoor door de Franse Gemeenschapscommissie niet in een tegemoetkoming is voorzien, na aftrek van de tegemoetkomingen van de verzekeraar.
Art. 68. Dans un centre, peuvent être exigés en supplément de la contribution financière et dans la mesure où ils ne font pas l'objet d'une intervention légale ou réglementaire :
a) la partie du coût qui reste à charge de la personne en situation de handicap dans les frais de soins de santé et de prothèse ;
b) les frais spécifiques liés à l'incontinence ;
c) les frais d'aides techniques ;
d) la part des frais pharmaceutiques non couverts par une intervention prévue par la Commission communautaire française et déduction faite des interventions de l'organisme assureur.
a) la partie du coût qui reste à charge de la personne en situation de handicap dans les frais de soins de santé et de prothèse ;
b) les frais spécifiques liés à l'incontinence ;
c) les frais d'aides techniques ;
d) la part des frais pharmaceutiques non couverts par une intervention prévue par la Commission communautaire française et déduction faite des interventions de l'organisme assureur.
Art.70. Indien de persoon met een handicap beschermd is in de zin van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, houdt het centrum zich overeenkomstig die status aan de bepalingen van de lastgevingsovereenkomst of van de beschikking van de vrederechter en raadpleegt het, indien nodig, de in die akte aangestelde lasthebber of bewindvoerder over de goederen.
Art.70. Si la personne en situation de handicap est protégée au sens de la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d'incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, le centre se conforme, selon ce statut, aux dispositions du contrat de mandat ou de l'ordonnance du juge de paix et consulte, si nécessaire, le mandataire ou l'administrateur des biens désigné dans cet acte.
Art.71. Elke som geld waarover de persoon met een handicap beschikt om zijn lopende uitgaven en eventueel de in de artikelen 68 en 69 bedoelde kosten te dekken, moet vermeld staan op een individuele boekhoudkundige fiche.
In voorkomend geval wordt bij die boekhoudkundige fiche een bewijs van opening van een individuele rekening bij een bankinstelling gevoegd. Elke verrichting die verband houdt met het beheer van de in het eerste lid bedoelde uitgaven, wordt binnen de acht dagen op de boekhoudkundige fiche vermeld. Als de persoon met een handicap of diens wettelijke vertegenwoordiger hierom verzoekt, wordt binnen de acht dagen een persoonlijk boekhoudkundig overzicht verstrekt.
De jaarlijkse afrekening wordt aan het einde van het kalenderjaar of bij het vertrek van de persoon met een handicap automatisch aan de persoon met een handicap of diens wettelijke vertegenwoordiger bezorgd.
In voorkomend geval wordt bij die boekhoudkundige fiche een bewijs van opening van een individuele rekening bij een bankinstelling gevoegd. Elke verrichting die verband houdt met het beheer van de in het eerste lid bedoelde uitgaven, wordt binnen de acht dagen op de boekhoudkundige fiche vermeld. Als de persoon met een handicap of diens wettelijke vertegenwoordiger hierom verzoekt, wordt binnen de acht dagen een persoonlijk boekhoudkundig overzicht verstrekt.
De jaarlijkse afrekening wordt aan het einde van het kalenderjaar of bij het vertrek van de persoon met een handicap automatisch aan de persoon met een handicap of diens wettelijke vertegenwoordiger bezorgd.
Art.71. Toute somme d'argent dont dispose la personne en situation de handicap, pour ses dépenses courantes et éventuellement pour couvrir les frais prévus aux articles 68 et 69, doit figurer sur une fiche comptable individuelle.
Le cas échéant, une attestation d'ouverture d'un compte individuel auprès d'un organisme bancaire est jointe à cette fiche comptable. Toute opération effectuée dans le cadre de la gestion des dépenses visées à l'alinéa 1er est portée sur la fiche comptable, dans les huit jours. A la demande de la personne en situation de handicap ou de son représentant légal, un relevé de la comptabilité personnelle lui est fourni dans les huit jours.
Le décompte annuel est transmis automatiquement à la personne en situation de handicap ou à son représentant légal au terme de l'année civile et au départ de la personne en situation de handicap.
Le cas échéant, une attestation d'ouverture d'un compte individuel auprès d'un organisme bancaire est jointe à cette fiche comptable. Toute opération effectuée dans le cadre de la gestion des dépenses visées à l'alinéa 1er est portée sur la fiche comptable, dans les huit jours. A la demande de la personne en situation de handicap ou de son représentant légal, un relevé de la comptabilité personnelle lui est fourni dans les huit jours.
Le décompte annuel est transmis automatiquement à la personne en situation de handicap ou à son représentant légal au terme de l'année civile et au départ de la personne en situation de handicap.
Art. 71. Elke som geld waarover de persoon met een handicap beschikt om zijn lopende uitgaven en eventueel de in de artikelen 68 en 69 bedoelde kosten te dekken, moet vermeld staan op een individuele boekhoudkundige fiche.
In voorkomend geval wordt bij die boekhoudkundige fiche een bewijs van opening van een individuele rekening bij een bankinstelling gevoegd. Elke verrichting die verband houdt met het beheer van de in het eerste lid bedoelde uitgaven, wordt binnen de acht dagen op de boekhoudkundige fiche vermeld. Als de persoon met een handicap of diens wettelijke vertegenwoordiger hierom verzoekt, wordt binnen de acht dagen een persoonlijk boekhoudkundig overzicht verstrekt.
De jaarlijkse afrekening wordt aan het einde van het kalenderjaar of bij het vertrek van de persoon met een handicap automatisch aan de persoon met een handicap of diens wettelijke vertegenwoordiger bezorgd.
In voorkomend geval wordt bij die boekhoudkundige fiche een bewijs van opening van een individuele rekening bij een bankinstelling gevoegd. Elke verrichting die verband houdt met het beheer van de in het eerste lid bedoelde uitgaven, wordt binnen de acht dagen op de boekhoudkundige fiche vermeld. Als de persoon met een handicap of diens wettelijke vertegenwoordiger hierom verzoekt, wordt binnen de acht dagen een persoonlijk boekhoudkundig overzicht verstrekt.
De jaarlijkse afrekening wordt aan het einde van het kalenderjaar of bij het vertrek van de persoon met een handicap automatisch aan de persoon met een handicap of diens wettelijke vertegenwoordiger bezorgd.
Art. 71. Toute somme d'argent dont dispose la personne en situation de handicap, pour ses dépenses courantes et éventuellement pour couvrir les frais prévus aux articles 68 et 69, doit figurer sur une fiche comptable individuelle.
Le cas échéant, une attestation d'ouverture d'un compte individuel auprès d'un organisme bancaire est jointe à cette fiche comptable. Toute opération effectuée dans le cadre de la gestion des dépenses visées à l'alinéa 1er est portée sur la fiche comptable, dans les huit jours. A la demande de la personne en situation de handicap ou de son représentant légal, un relevé de la comptabilité personnelle lui est fourni dans les huit jours.
Le décompte annuel est transmis automatiquement à la personne en situation de handicap ou à son représentant légal au terme de l'année civile et au départ de la personne en situation de handicap.
Le cas échéant, une attestation d'ouverture d'un compte individuel auprès d'un organisme bancaire est jointe à cette fiche comptable. Toute opération effectuée dans le cadre de la gestion des dépenses visées à l'alinéa 1er est portée sur la fiche comptable, dans les huit jours. A la demande de la personne en situation de handicap ou de son représentant légal, un relevé de la comptabilité personnelle lui est fourni dans les huit jours.
Le décompte annuel est transmis automatiquement à la personne en situation de handicap ou à son représentant légal au terme de l'année civile et au départ de la personne en situation de handicap.
Art. 72. De individuele boekhoudkundige fiche en de stukken met betrekking tot de door het centrum overeenkomstig artikel 70 geopende individuele rekening worden ter beschikking gehouden van de dienst PHARE, die ze om het even wanneer mag controleren.
Art. 72. La fiche comptable individuelle ainsi que les documents relatifs au compte individuel ouvert par le centre conformément à l'article 70 sont tenus à la disposition du Service PHARE qui peut les contrôler à tout moment.
AFDELING 7. - NORMEN IN VERBAND MET DE BETREKKINGEN TUSSEN HET CENTRUM EN DE DIENST PHARE
SECTION 7. - NORMES RELATIVES AUX RAPPORTS ENTRE LE CENTRE ET LE SERVICE PHARE
Art.73. Het centrum bezorgt de dienst PHARE een activiteitenverslag tegen 30 juni van het boekjaar dat volgt op het desbetreffende boekjaar.
Art.73. Le centre transmet au Service PHARE pour le 30 juin de l'exercice qui suit celui concerné un rapport d'activités.
Art. 73. Het centrum bezorgt de dienst PHARE een activiteitenverslag tegen 30 juni van het boekjaar dat volgt op het desbetreffende boekjaar.
Dat verslag omvat ten minste:
1° gegevens in verband met de uitvoering van het woonproject en de uitoefening van de opdrachten;
2° samengevoegde gegevens over de personen met een handicap, met ten minste het aantal, het geslacht, de leeftijd en het soort handicap;
3° de middelen die ingezet worden voor de participatie en de inclusie van de personen met een handicap, waaronder ook de deelname aan gemeenschapsacties zoals bedoeld in artikel 71, 4° van het decreet;
4° de hoogtepunten van de activiteit van het centrum;
5° de samengevoegde gegevens over het tewerkgestelde personeel en de veranderingen die zich in de loop van het jaar hebben voorgedaan;
6° de middelen die ingezet worden voor de deelname aan gemeenschapsacties bedoeld in artikel 71, 4° van het decreet;
7° de middelen die ingezet worden voor de netwerkgerichte aanpak bedoeld in artikel 71, 5° van het decreet;
8° de uitvoeringswijze en de resultaten van de interne beoordeling bedoeld in artikel 102 van het decreet op basis van de door de dienst PHARE bepaalde regels;
9° de vooruitzichten in verband met de evolutie van het centrum, op het vlak van activiteiten en organisatie.
Dat verslag omvat ten minste:
1° gegevens in verband met de uitvoering van het woonproject en de uitoefening van de opdrachten;
2° samengevoegde gegevens over de personen met een handicap, met ten minste het aantal, het geslacht, de leeftijd en het soort handicap;
3° de middelen die ingezet worden voor de participatie en de inclusie van de personen met een handicap, waaronder ook de deelname aan gemeenschapsacties zoals bedoeld in artikel 71, 4° van het decreet;
4° de hoogtepunten van de activiteit van het centrum;
5° de samengevoegde gegevens over het tewerkgestelde personeel en de veranderingen die zich in de loop van het jaar hebben voorgedaan;
6° de middelen die ingezet worden voor de deelname aan gemeenschapsacties bedoeld in artikel 71, 4° van het decreet;
7° de middelen die ingezet worden voor de netwerkgerichte aanpak bedoeld in artikel 71, 5° van het decreet;
8° de uitvoeringswijze en de resultaten van de interne beoordeling bedoeld in artikel 102 van het decreet op basis van de door de dienst PHARE bepaalde regels;
9° de vooruitzichten in verband met de evolutie van het centrum, op het vlak van activiteiten en organisatie.
Art. 73. Le centre transmet au Service PHARE pour le 30 juin de l'exercice qui suit celui concerné un rapport d'activités.
Il contient au minimum :
1° des éléments relatifs à la mise en oeuvre du projet du logement et à l'exercice des missions ;
2° des éléments globalisés relatifs aux personnes en situation de handicap dont au moins le nombre, le sexe, l'âge, le type de handicap ;
3° les moyens mis en oeuvre en termes de participation et d'inclusion des personnes en situation de handicap, en ce compris la participation à des actions communautaires telles que prévues à l'article 71, 4°, du décret ;
4° les faits marquants de l'activité du centre ;
5° des données globalisées relatives au personnel occupé et les changements intervenus au cours de l'année ;
6° les moyens mis en oeuvre en termes de participation à des actions communautaires visées à l'article 71, 4° du décret ;
7° les moyens mis en oeuvre en termes de travail en réseau visé à l'article 71, 5° du décret ;
8° les modalités et les résultats de l'évaluation interne visée à l'article 102 du décret sur base des modalités fixées par le Service PHARE ;
9° les perspectives d'évolution du centre, en termes d'activités et d'organisation.
Il contient au minimum :
1° des éléments relatifs à la mise en oeuvre du projet du logement et à l'exercice des missions ;
2° des éléments globalisés relatifs aux personnes en situation de handicap dont au moins le nombre, le sexe, l'âge, le type de handicap ;
3° les moyens mis en oeuvre en termes de participation et d'inclusion des personnes en situation de handicap, en ce compris la participation à des actions communautaires telles que prévues à l'article 71, 4°, du décret ;
4° les faits marquants de l'activité du centre ;
5° des données globalisées relatives au personnel occupé et les changements intervenus au cours de l'année ;
6° les moyens mis en oeuvre en termes de participation à des actions communautaires visées à l'article 71, 4° du décret ;
7° les moyens mis en oeuvre en termes de travail en réseau visé à l'article 71, 5° du décret ;
8° les modalités et les résultats de l'évaluation interne visée à l'article 102 du décret sur base des modalités fixées par le Service PHARE ;
9° les perspectives d'évolution du centre, en termes d'activités et d'organisation.
Art.74. Het centrum bezorgt de berichten van opname en ontslag uiterlijk binnen de vijf werkdagen aan de dienst PHARE en maakt daarvoor gebruik van de door de dienst PHARE vastgestelde modellen.
Art.74. Le centre transmet au Service PHARE au plus tard dans les 5 jours ouvrables les avis d'entrée et de sortie selon les modèles fixés par le Service PHARE.
Art.75. Het centrum brengt de dienst PHARE op de hoogte van elke afwezigheid van een persoon met een handicap van meer dan drie opeenvolgende maanden. Het centrum bezorgt de dienst PHARE een medisch of een hospitalisatieverslag, zodat het multidisciplinaire team een beslissing kan nemen over de verdere zorgverlening.
Het centrum brengt de dienst PHARE op de hoogte van iedere afwezigheid van meer dan twintig dagen per jaar die niet in artikel 58 staat vermeld.
Het centrum brengt de dienst PHARE op de hoogte van iedere afwezigheid van meer dan twintig dagen per jaar die niet in artikel 58 staat vermeld.
Art.75. Le centre informe le Service PHARE de toute absence d'une personne en situation de handicap de plus de 3 mois consécutifs. Le centre transmet au Service PHARE un rapport médical ou d'hospitalisation afin que l'équipe pluridisciplinaire puisse prendre une décision de maintien de prise en charge.
Le centre informe le Service PHARE de toute absence non reprise à l'article 58, de plus de 20 jours par an.
Le centre informe le Service PHARE de toute absence non reprise à l'article 58, de plus de 20 jours par an.
Art. 75. Het centrum brengt de dienst PHARE op de hoogte van elke afwezigheid van een persoon met een handicap van meer dan drie opeenvolgende maanden. Het centrum bezorgt de dienst PHARE een medisch of een hospitalisatieverslag, zodat het multidisciplinaire team een beslissing kan nemen over de verdere zorgverlening.
Het centrum brengt de dienst PHARE op de hoogte van iedere afwezigheid van meer dan twintig dagen per jaar die niet in artikel 58 staat vermeld.
Het centrum brengt de dienst PHARE op de hoogte van iedere afwezigheid van meer dan twintig dagen per jaar die niet in artikel 58 staat vermeld.
Art. 75. Le centre informe le Service PHARE de toute absence d'une personne en situation de handicap de plus de 3 mois consécutifs. Le centre transmet au Service PHARE un rapport médical ou d'hospitalisation afin que l'équipe pluridisciplinaire puisse prendre une décision de maintien de prise en charge.
Le centre informe le Service PHARE de toute absence non reprise à l'article 58, de plus de 20 jours par an.
Le centre informe le Service PHARE de toute absence non reprise à l'article 58, de plus de 20 jours par an.
Art. 76. In toepassing van artikel 16 van het decreet bezorgt het centrum de dienst PHARE tegen 30 juni van elk jaar op basis van het door de dienst bepaalde model een up-to-date overzicht van de opvangaanvragen die door personen met een handicap bij het centrum zijn ingediend.
Art. 76. En application de l'article 16 du décret, le centre communique pour le 30 juin de chaque année au Service PHARE selon le modèle défini par celui-ci un relevé actualisé des demandes d'accueil que les personnes en situation de handicap ont introduites auprès du centre.
Art.78. Het centrum brengt de dienst PHARE binnen de vijftien kalenderdagen op de hoogte van iedere wijziging in verband met de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden, evenals van iedere wijziging betreffende het in artikel 30 bedoelde personeel.
Voor elk personeelslid bedoeld in artikel 36 bezorgt het centrum binnen de vijftien kalenderdagen na de datum van aanwerving een kopie van de arbeidsovereenkomst, evenals alle bewijzen dat het personeelslid voldoet aan de reglementaire voorwaarden in verband met zijn functie en anciënniteit. Alleen de elementen die noodzakelijk zijn voor de berekening van de subsidie worden naar de dienst PHARE doorgestuurd.
Voor elk personeelslid bedoeld in artikel 36 bezorgt het centrum binnen de vijftien kalenderdagen na de datum van aanwerving een kopie van de arbeidsovereenkomst, evenals alle bewijzen dat het personeelslid voldoet aan de reglementaire voorwaarden in verband met zijn functie en anciënniteit. Alleen de elementen die noodzakelijk zijn voor de berekening van de subsidie worden naar de dienst PHARE doorgestuurd.
Art.78. Le centre informe le Service PHARE dans les quinze jours calendrier de toute modification relative aux conditions d'agrément et de subventionnement, ainsi que de toute modification relative au personnel visé à l'article 30.
Pour chaque membre du personnel visé à l'article 36, le centre communique dans les quinze jours calendrier de son engagement la copie de son contrat de travail et toute preuve qu'il remplit les conditions réglementaires relatives à sa fonction et à son ancienneté. Seuls les éléments indispensables au calcul de la subvention sont transmis au Service PHARE.
Pour chaque membre du personnel visé à l'article 36, le centre communique dans les quinze jours calendrier de son engagement la copie de son contrat de travail et toute preuve qu'il remplit les conditions réglementaires relatives à sa fonction et à son ancienneté. Seuls les éléments indispensables au calcul de la subvention sont transmis au Service PHARE.
Art. 78. Het centrum brengt de dienst PHARE binnen de vijftien kalenderdagen op de hoogte van iedere wijziging in verband met de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden, evenals van iedere wijziging betreffende het in artikel 30 bedoelde personeel.
Voor elk personeelslid bedoeld in artikel 36 bezorgt het centrum binnen de vijftien kalenderdagen na de datum van aanwerving een kopie van de arbeidsovereenkomst, evenals alle bewijzen dat het personeelslid voldoet aan de reglementaire voorwaarden in verband met zijn functie en anciënniteit. Alleen de elementen die noodzakelijk zijn voor de berekening van de subsidie worden naar de dienst PHARE doorgestuurd.
Voor elk personeelslid bedoeld in artikel 36 bezorgt het centrum binnen de vijftien kalenderdagen na de datum van aanwerving een kopie van de arbeidsovereenkomst, evenals alle bewijzen dat het personeelslid voldoet aan de reglementaire voorwaarden in verband met zijn functie en anciënniteit. Alleen de elementen die noodzakelijk zijn voor de berekening van de subsidie worden naar de dienst PHARE doorgestuurd.
Art. 78. Le centre informe le Service PHARE dans les quinze jours calendrier de toute modification relative aux conditions d'agrément et de subventionnement, ainsi que de toute modification relative au personnel visé à l'article 30.
Pour chaque membre du personnel visé à l'article 36, le centre communique dans les quinze jours calendrier de son engagement la copie de son contrat de travail et toute preuve qu'il remplit les conditions réglementaires relatives à sa fonction et à son ancienneté. Seuls les éléments indispensables au calcul de la subvention sont transmis au Service PHARE.
Pour chaque membre du personnel visé à l'article 36, le centre communique dans les quinze jours calendrier de son engagement la copie de son contrat de travail et toute preuve qu'il remplit les conditions réglementaires relatives à sa fonction et à son ancienneté. Seuls les éléments indispensables au calcul de la subvention sont transmis au Service PHARE.
Art.79. Het boekjaar waarvoor de rekeningen worden bijgehouden, stemt overeen met het kalenderjaar.
Art.79. En matière de tenue des comptes, l'exercice comptable correspond à l'année civile.
Art. 79. Het boekjaar waarvoor de rekeningen worden bijgehouden, stemt overeen met het kalenderjaar.
Het centrum bezorgt tegen 30 juni van het boekjaar dat volgt op het desbetreffende boekjaar aan de dienst PHARE zijn rekeningen en zijn balans, zoals die bij de Nationale Bank van België of bij de griffie van de handelsrechtbank zijn neergelegd. In laatstgenoemd geval wordt het bewijs van neerlegging bijgevoegd.
Het centrum bezorgt tegen 30 juni van het boekjaar dat volgt op het desbetreffende boekjaar aan de dienst PHARE zijn rekeningen en zijn balans, zoals die bij de Nationale Bank van België of bij de griffie van de handelsrechtbank zijn neergelegd. In laatstgenoemd geval wordt het bewijs van neerlegging bijgevoegd.
Art. 79. En matière de tenue des comptes, l'exercice comptable correspond à l'année civile.
Le centre transmet au Service PHARE pour le 30 juin de l'exercice qui suit celui concerné ses comptes et bilan, tels que déposés à la Banque nationale de Belgique ou au Greffe du Tribunal de l'entreprise. Dans ce dernier cas, la preuve du dépôt est jointe.
Le centre transmet au Service PHARE pour le 30 juin de l'exercice qui suit celui concerné ses comptes et bilan, tels que déposés à la Banque nationale de Belgique ou au Greffe du Tribunal de l'entreprise. Dans ce dernier cas, la preuve du dépôt est jointe.
Art. 80. Het centrum bezorgt het in artikel 127 bedoelde verantwoordingsdossier voor de subsidies tegen 30 juni van het boekjaar dat volgt op het desbetreffende boekjaar aan de dienst PHARE.
De dienst PHARE kan op basis van een gerechtvaardigd verzoek een bijkomende termijn toestaan.
De dienst PHARE kan op basis van een gerechtvaardigd verzoek een bijkomende termijn toestaan.
Art. 80. Le centre transmet au service PHARE pour le 30 juin de l'exercice qui suit celui concerné le dossier justificatif des subventions visé à l'article 127.
Sur demande justifiée, le Service PHARE peut accorder un délai complémentaire.
Sur demande justifiée, le Service PHARE peut accorder un délai complémentaire.
Art. 81. De dienst PHARE stelt de nadere regels in verband met de bezorging van de in dit hoofdstuk bedoelde verslagen en gegevens vast.
Art. 81. Le Service PHARE fixe les modalités de la transmission des rapports et informations prévues au présent chapitre.
AFDELING 1. - ALGEMENE REGELS VOOR DE TOEKENNING VAN DE SUBSIDIES
SECTION 1. - MODALITES GENERALES D'OCTROI DES SUBVENTIONS
Art.82. De subsidie voor een erkend centrum is jaarlijks verschuldigd.
Art.82. La subvention due à un centre agréé est annuelle.
Art. 82. De subsidie voor een erkend centrum is jaarlijks verschuldigd.
Ze omvat:
1) een subsidie voor algemene kosten;
2) een subsidie voor persoonsgebonden kosten;
3) een subsidie voor het collectief vervoer van de personen met een handicap;
4) een subsidie voor de tenlasteneming van het personeel bedoeld in afdeling 3 van hoofdstuk 2 van dit besluit.
Deze subsidies mogen niet worden gebruikt om andere kosten te dekken dan deze waarvoor ze zijn bestemd, afgezien van de bepalingen van de artikelen 87 en 88.
Ze wordt gestort in de vorm van maandelijkse voorschotten en dat uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor ze worden toegekend, met uitzondering van het voorschot voor de maand januari dat uiterlijk op de 15de van de maand wordt gestort.
Ze wordt vereffend nadat de dienst PHARE het in artikel 127 bedoelde verantwoordingsdossier heeft onderzocht.
Ze omvat:
1) een subsidie voor algemene kosten;
2) een subsidie voor persoonsgebonden kosten;
3) een subsidie voor het collectief vervoer van de personen met een handicap;
4) een subsidie voor de tenlasteneming van het personeel bedoeld in afdeling 3 van hoofdstuk 2 van dit besluit.
Deze subsidies mogen niet worden gebruikt om andere kosten te dekken dan deze waarvoor ze zijn bestemd, afgezien van de bepalingen van de artikelen 87 en 88.
Ze wordt gestort in de vorm van maandelijkse voorschotten en dat uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor ze worden toegekend, met uitzondering van het voorschot voor de maand januari dat uiterlijk op de 15de van de maand wordt gestort.
Ze wordt vereffend nadat de dienst PHARE het in artikel 127 bedoelde verantwoordingsdossier heeft onderzocht.
Art. 82. La subvention due à un centre agréé est annuelle.
Elle comprend :
1) une subvention pour frais généraux ;
2) une subvention pour frais personnalisés ;
3) une subvention pour le transport collectif des personnes handicapées
4) une subvention pour la prise en charge du personnel visé à la section 3 du chapitre 2 du présent arrêté.
Ces subventions ne peuvent être utilisées pour couvrir d'autres charges que celles pour lesquelles elles sont destinées, hormis les dispositions prévues aux articles 87 et 88.
Elle est versée sous forme d'avances mensuelles au plus tard le dernier jour ouvrable du mois qui précède celui pour lesquelles elles sont octroyées à l'exception du mois de janvier où l'avance est versée pour le 15 du mois au plus tard.
Elle est soldée après examen par le Service PHARE du dossier justificatif visé à l'article 127.
Elle comprend :
1) une subvention pour frais généraux ;
2) une subvention pour frais personnalisés ;
3) une subvention pour le transport collectif des personnes handicapées
4) une subvention pour la prise en charge du personnel visé à la section 3 du chapitre 2 du présent arrêté.
Ces subventions ne peuvent être utilisées pour couvrir d'autres charges que celles pour lesquelles elles sont destinées, hormis les dispositions prévues aux articles 87 et 88.
Elle est versée sous forme d'avances mensuelles au plus tard le dernier jour ouvrable du mois qui précède celui pour lesquelles elles sont octroyées à l'exception du mois de janvier où l'avance est versée pour le 15 du mois au plus tard.
Elle est soldée après examen par le Service PHARE du dossier justificatif visé à l'article 127.
Art.84. Wanneer de dienst PHARE vaststelt dat de aan het centrum gestorte maandelijkse voorschotten hoger zijn dan de verschuldigde jaarlijkse subsidies, vordert hij het te veel geïnde bedrag na overleg met de directie van het centrum over een periode van maximaal 12 maanden terug door het te compenseren via de volgende te storten maandelijkse voorschotten voor het lopende jaar.
Aan die terugvordering kunnen uitzonderlijk en op vraag van het centrum voorwaarden en termijnen worden gekoppeld. De dienst PHARE stelt een aflossingsplan op.
Aan die terugvordering kunnen uitzonderlijk en op vraag van het centrum voorwaarden en termijnen worden gekoppeld. De dienst PHARE stelt een aflossingsplan op.
Art.84. Lorsque le Service PHARE constate que les avances mensuelles versées au centre sont supérieures aux subventions annuelles dues, il récupère le trop-perçu sur une période de 12 mois maximum et après concertation avec la direction du centre par compensation avec les prochaines avances mensuelles à verser pour l'année en cours.
Cette récupération peut, exceptionnellement et à la demande du centre, faire l'objet de termes et délais. Le Service PHARE établit un plan d'apurement.
Cette récupération peut, exceptionnellement et à la demande du centre, faire l'objet de termes et délais. Le Service PHARE établit un plan d'apurement.
Art. 84. Wanneer de dienst PHARE vaststelt dat de aan het centrum gestorte maandelijkse voorschotten hoger zijn dan de verschuldigde jaarlijkse subsidies, vordert hij het te veel geïnde bedrag na overleg met de directie van het centrum over een periode van maximaal 12 maanden terug door het te compenseren via de volgende te storten maandelijkse voorschotten voor het lopende jaar.
Aan die terugvordering kunnen uitzonderlijk en op vraag van het centrum voorwaarden en termijnen worden gekoppeld. De dienst PHARE stelt een aflossingsplan op.
Aan die terugvordering kunnen uitzonderlijk en op vraag van het centrum voorwaarden en termijnen worden gekoppeld. De dienst PHARE stelt een aflossingsplan op.
Art. 84. Lorsque le Service PHARE constate que les avances mensuelles versées au centre sont supérieures aux subventions annuelles dues, il récupère le trop-perçu sur une période de 12 mois maximum et après concertation avec la direction du centre par compensation avec les prochaines avances mensuelles à verser pour l'année en cours.
Cette récupération peut, exceptionnellement et à la demande du centre, faire l'objet de termes et délais. Le Service PHARE établit un plan d'apurement.
Cette récupération peut, exceptionnellement et à la demande du centre, faire l'objet de termes et délais. Le Service PHARE établit un plan d'apurement.
Art. 85. Wanneer de dienst PHARE vaststelt dat het centrum een te hoog bedrag geïnd heeft door opzettelijk verkeerde informatie te verstrekken of door zware beheersfouten, vordert hij de betaling van het onverschuldigde bedrag in één keer terug.
In dat geval stelt de dienst PHARE het Collegelid voor een procedure op te starten om de erkenning gedwongen te wijzigen of in te trekken.
In dat geval stelt de dienst PHARE het Collegelid voor een procedure op te starten om de erkenning gedwongen te wijzigen of in te trekken.
Art. 85. Lorsque le Service PHARE constate que le trop-perçu obtenu par le centre procède de renseignements sciemment erronés fournis par lui ou d'erreurs graves de gestion, le Service PHARE récupère le paiement indu en une fois.
Dans cette hypothèse, le Service PHARE transmet au Membre du Collège une proposition d'ouverture de la procédure de modification contrainte ou de retrait d'agrément.
Dans cette hypothèse, le Service PHARE transmet au Membre du Collège une proposition d'ouverture de la procédure de modification contrainte ou de retrait d'agrément.
Art.87. De subsidies die worden toegekend door de overheid of door organisaties die de overheid subsidieert, worden afgetrokken van de jaarlijkse subsidie, voor zover die subsidies zijn toegekend voor uitgaven die worden gedekt door de in toepassing van dit hoofdstuk toegekende subsidie, met uitzondering van de voor educatief verlof toegekende bedragen, de tegemoetkomingen ter compensatie van het rendementsverlies van de werknemer en de vrijstelling van de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing op voorwaarde dat die bedragen in de personeelskosten worden geherinvesteerd.
Art.87. Les subventions accordées par les pouvoirs publics ou par des organisations que les pouvoirs publics subventionnent sont déduites de la subvention annuelle dans la mesure où ces subventions sont allouées pour des dépenses couvertes par la subvention accordée en application du présent chapitre, à l'exception des montants octroyés dans le cadre du congé-éducation, des interventions en vue de compenser la perte de rendement du travailleur ainsi que de la dispense de versement du précompte professionnel à condition que ces montants soient réinvestis dans des frais de personnel.
Art. 87. De subsidies die worden toegekend door de overheid of door organisaties die de overheid subsidieert, worden afgetrokken van de jaarlijkse subsidie, voor zover die subsidies zijn toegekend voor uitgaven die worden gedekt door de in toepassing van dit hoofdstuk toegekende subsidie, met uitzondering van de voor educatief verlof toegekende bedragen, de tegemoetkomingen ter compensatie van het rendementsverlies van de werknemer en de vrijstelling van de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing op voorwaarde dat die bedragen in de personeelskosten worden geherinvesteerd.
Art. 87. Les subventions accordées par les pouvoirs publics ou par des organisations que les pouvoirs publics subventionnent sont déduites de la subvention annuelle dans la mesure où ces subventions sont allouées pour des dépenses couvertes par la subvention accordée en application du présent chapitre, à l'exception des montants octroyés dans le cadre du congé-éducation, des interventions en vue de compenser la perte de rendement du travailleur ainsi que de la dispense de versement du précompte professionnel à condition que ces montants soient réinvestis dans des frais de personnel.
Art.89. De toelaatbare kosten die de subsidies voor algemene en persoonsgebonden kosten kunnen rechtvaardigen, zijn nader bepaald in bijlage 1.
De kosten die in aanmerking komen voor subsidies voor algemene en persoonsgebonden kosten, kunnen een subsidiëring rechtvaardigen, in zoverre de persoonsgebonden kosten 25% van het subsidiebedrag rechtvaardigen.
De kosten die in aanmerking komen voor subsidies voor algemene en persoonsgebonden kosten, kunnen een subsidiëring rechtvaardigen, in zoverre de persoonsgebonden kosten 25% van het subsidiebedrag rechtvaardigen.
Art.89. Les frais admissibles pouvant justifier les subventions pour frais généraux et frais personnalisés sont précisés à l'annexe 1.
Les frais admissibles au niveau des subventions pour frais généraux et pour frais personnalisés peuvent justifier l'une ou l'autre subvention, pour autant que 25 % de la somme de ces subventions justifient des frais personnalisés.
Les frais admissibles au niveau des subventions pour frais généraux et pour frais personnalisés peuvent justifier l'une ou l'autre subvention, pour autant que 25 % de la somme de ces subventions justifient des frais personnalisés.
Art.90. Als het College in toepassing van de artikelen 15, 23 en 36, 1° van het bovengenoemde besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018 de erkende basiscapaciteit van een centrum vermindert, worden de maximumbedragen van de subsidies aangepast op de door het College vastgestelde datum waarop de erkenning gewijzigd of verlengd werd.
Art. 89. Les frais admissibles pouvant justifier les subventions pour frais généraux et frais personnalisés sont précisés à l'annexe 1.
Les frais admissibles au niveau des subventions pour frais généraux et pour frais personnalisés peuvent justifier l'une ou l'autre subvention, pour autant que 25 % de la somme de ces subventions justifient des frais personnalisés.
Les frais admissibles au niveau des subventions pour frais généraux et pour frais personnalisés peuvent justifier l'une ou l'autre subvention, pour autant que 25 % de la somme de ces subventions justifient des frais personnalisés.
Art. 90. Als het College in toepassing van de artikelen 15, 23 en 36, 1° van het bovengenoemde besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018 de erkende basiscapaciteit van een centrum vermindert, worden de maximumbedragen van de subsidies aangepast op de door het College vastgestelde datum waarop de erkenning gewijzigd of verlengd werd.
Art. 90. Si en application des articles 15, 23 et 36, 1° de l'arrêté 2017/626 du Collège de la Commission communautaire française du 1er mars 2018 susvisé, le Collège diminue la capacité agréée de base d'un centre, les montants maxima des subventions sont adaptés à la date de modification ou de renouvellement de l'agrément fixée par le Collège.
AFDELING 2. - REGELS VOOR DE TOEKENNING VAN DE JAARLIJKSE SUBSIDIE
SECTION 2. - MODALITES D'OCTROI DE LA SUBVENTION ANNUELLE
Art.91. De jaarlijkse subsidie voor de personeelskosten dekt kosten van dergelijke aard die op geen enkel moment en in geen enkele omstandigheid hoger mogen zijn dan de in afdeling 4 van hoofdstuk 3 bepaalde omkaderingsnormen.
Art.91. La subvention annuelle des frais de personnel couvre des frais de cette nature sans qu'ils puissent être supérieurs aux normes d'encadrement prévues à la section 4 du chapitre 3, à aucun moment et quelle que soit la circonstance.
Art.92. De subsidie dekt de gemaakte personeelskosten en wordt enkel berekend op basis van de in bijlage I NM van het NM-besluit vastgestelde barema's op basis van de in bijlage IV NM van het NM-besluit vastgestelde anciënniteit.
De weddeschalen die met iedere functie overeenstemmen, zijn bepaald in bijlage II NM van het NM-besluit. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden voor die functies zijn bepaald in bijlage III NM van het NM-besluit.
Bovenop deze barema's komt de haard- en standplaatstoelage die wordt bepaald op basis van de principes die zijn vastgesteld in punt 9 van bijlage V NM van het NM-besluit.
Het aldus verkregen bedrag wordt aangevuld met een werkgeversbijdrage die begrensd is tot het in bijlage 2 vermelde percentage, vermeerderd met 0,5%.
Die procentuele werkgeversbijdrage heeft betrekking op de punten 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10 en 11 van bijlage V NM van het NM-besluit.
Het overschreden gedeelte van de procentuele werkgeversbijdrage voor een erkenning kan worden overgedragen naar een andere erkenning van dezelfde vzw waarvoor het maximumbedrag niet is bereikt.
De weddeschalen die met iedere functie overeenstemmen, zijn bepaald in bijlage II NM van het NM-besluit. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden voor die functies zijn bepaald in bijlage III NM van het NM-besluit.
Bovenop deze barema's komt de haard- en standplaatstoelage die wordt bepaald op basis van de principes die zijn vastgesteld in punt 9 van bijlage V NM van het NM-besluit.
Het aldus verkregen bedrag wordt aangevuld met een werkgeversbijdrage die begrensd is tot het in bijlage 2 vermelde percentage, vermeerderd met 0,5%.
Die procentuele werkgeversbijdrage heeft betrekking op de punten 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10 en 11 van bijlage V NM van het NM-besluit.
Het overschreden gedeelte van de procentuele werkgeversbijdrage voor een erkenning kan worden overgedragen naar een andere erkenning van dezelfde vzw waarvoor het maximumbedrag niet is bereikt.
Art.92. La subvention couvre les frais de personnel encourus et est limitée au calcul établi sur base des barèmes fixés à l'annexe I NM de l'arrêté NM sur base de l'ancienneté fixée à l'annexe IV NM de l'arrêté NM.
Les échelles barémiques correspondant à chaque fonction sont déterminées à l'annexe II NM de l'arrêté NM. Les fonctions subventionnées et les conditions d'accès spécifiques à ces fonctions sont déterminées à l'annexe III NM de l'arrêté NM.
A ces barèmes s'ajoute l'allocation Foyer-Résidence déterminée selon les principes fixés par le point 9 de l'annexe V NM de l'arrêté NM.
Au montant ainsi obtenu, est ajouté un taux de charges patronales plafonné à celui repris à l'annexe 2, augmenté de 0,5 %.
Ce taux de charges patronales couvre les points 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10 et 11 de l'annexe V NM de l'arrêté NM.
Le dépassement du taux de charges patronales d'un agrément peut être transféré à un autre agrément de la même asbl où le plafond n'est pas atteint.
Les échelles barémiques correspondant à chaque fonction sont déterminées à l'annexe II NM de l'arrêté NM. Les fonctions subventionnées et les conditions d'accès spécifiques à ces fonctions sont déterminées à l'annexe III NM de l'arrêté NM.
A ces barèmes s'ajoute l'allocation Foyer-Résidence déterminée selon les principes fixés par le point 9 de l'annexe V NM de l'arrêté NM.
Au montant ainsi obtenu, est ajouté un taux de charges patronales plafonné à celui repris à l'annexe 2, augmenté de 0,5 %.
Ce taux de charges patronales couvre les points 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10 et 11 de l'annexe V NM de l'arrêté NM.
Le dépassement du taux de charges patronales d'un agrément peut être transféré à un autre agrément de la même asbl où le plafond n'est pas atteint.
Art. 92. De subsidie dekt de gemaakte personeelskosten en wordt enkel berekend op basis van de in bijlage I NM van het NM-besluit vastgestelde barema's op basis van de in bijlage IV NM van het NM-besluit vastgestelde anciënniteit.
De weddeschalen die met iedere functie overeenstemmen, zijn bepaald in bijlage II NM van het NM-besluit. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden voor die functies zijn bepaald in bijlage III NM van het NM-besluit.
Bovenop deze barema's komt de haard- en standplaatstoelage die wordt bepaald op basis van de principes die zijn vastgesteld in punt 9 van bijlage V NM van het NM-besluit.
Het aldus verkregen bedrag wordt aangevuld met een werkgeversbijdrage die begrensd is tot het in bijlage 2 vermelde percentage, vermeerderd met 0,5%.
Die procentuele werkgeversbijdrage heeft betrekking op de punten 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10 en 11 van bijlage V NM van het NM-besluit.
Het overschreden gedeelte van de procentuele werkgeversbijdrage voor een erkenning kan worden overgedragen naar een andere erkenning van dezelfde vzw waarvoor het maximumbedrag niet is bereikt.
De weddeschalen die met iedere functie overeenstemmen, zijn bepaald in bijlage II NM van het NM-besluit. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden voor die functies zijn bepaald in bijlage III NM van het NM-besluit.
Bovenop deze barema's komt de haard- en standplaatstoelage die wordt bepaald op basis van de principes die zijn vastgesteld in punt 9 van bijlage V NM van het NM-besluit.
Het aldus verkregen bedrag wordt aangevuld met een werkgeversbijdrage die begrensd is tot het in bijlage 2 vermelde percentage, vermeerderd met 0,5%.
Die procentuele werkgeversbijdrage heeft betrekking op de punten 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10 en 11 van bijlage V NM van het NM-besluit.
Het overschreden gedeelte van de procentuele werkgeversbijdrage voor een erkenning kan worden overgedragen naar een andere erkenning van dezelfde vzw waarvoor het maximumbedrag niet is bereikt.
Art. 92. La subvention couvre les frais de personnel encourus et est limitée au calcul établi sur base des barèmes fixés à l'annexe I NM de l'arrêté NM sur base de l'ancienneté fixée à l'annexe IV NM de l'arrêté NM.
Les échelles barémiques correspondant à chaque fonction sont déterminées à l'annexe II NM de l'arrêté NM. Les fonctions subventionnées et les conditions d'accès spécifiques à ces fonctions sont déterminées à l'annexe III NM de l'arrêté NM.
A ces barèmes s'ajoute l'allocation Foyer-Résidence déterminée selon les principes fixés par le point 9 de l'annexe V NM de l'arrêté NM.
Au montant ainsi obtenu, est ajouté un taux de charges patronales plafonné à celui repris à l'annexe 2, augmenté de 0,5 %.
Ce taux de charges patronales couvre les points 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10 et 11 de l'annexe V NM de l'arrêté NM.
Le dépassement du taux de charges patronales d'un agrément peut être transféré à un autre agrément de la même asbl où le plafond n'est pas atteint.
Les échelles barémiques correspondant à chaque fonction sont déterminées à l'annexe II NM de l'arrêté NM. Les fonctions subventionnées et les conditions d'accès spécifiques à ces fonctions sont déterminées à l'annexe III NM de l'arrêté NM.
A ces barèmes s'ajoute l'allocation Foyer-Résidence déterminée selon les principes fixés par le point 9 de l'annexe V NM de l'arrêté NM.
Au montant ainsi obtenu, est ajouté un taux de charges patronales plafonné à celui repris à l'annexe 2, augmenté de 0,5 %.
Ce taux de charges patronales couvre les points 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10 et 11 de l'annexe V NM de l'arrêté NM.
Le dépassement du taux de charges patronales d'un agrément peut être transféré à un autre agrément de la même asbl où le plafond n'est pas atteint.
Art.94. Indien uit het onderzoek van het verantwoordingsdossier blijkt dat de procentuele werkgeversbijdrage 4% lager ligt of gelijk is aan de in bijlage 2 bepaalde procentuele werkgeversbijdrage, kan de dienst PHARE dat percentage met maximaal 4 % verminderen. Dat nieuwe percentage is van toepassing vanaf 1 januari volgend op de datum waarop de dienst PHARE het centrum daarvan in kennis heeft gesteld.
Indien uit het onderzoek van het verantwoordingsdossier blijkt dat de procentuele werkgeversbijdrage 4% hoger ligt dan de in bijlage 2 bepaalde procentuele werkgeversbijdrage, kan het Collegelid op voorstel van de dienst PHARE een afwijking toekennen vanaf 1 januari volgend op de datum waarop het nieuwe percentage ter kennis is gebracht. De vermeerdering moet worden gerechtvaardigd door een toename van het percentage in categorie C geëvalueerde personen met ten minste 25%.
Indien uit het onderzoek van het verantwoordingsdossier blijkt dat de procentuele werkgeversbijdrage 4% hoger ligt dan de in bijlage 2 bepaalde procentuele werkgeversbijdrage, kan het Collegelid op voorstel van de dienst PHARE een afwijking toekennen vanaf 1 januari volgend op de datum waarop het nieuwe percentage ter kennis is gebracht. De vermeerdering moet worden gerechtvaardigd door een toename van het percentage in categorie C geëvalueerde personen met ten minste 25%.
Art.94. Si après analyse du dossier justificatif, il est constaté que le taux de charges patronales est inférieur ou égal de 4 % à celui fixé à l'annexe 2, le Service PHARE peut réduire ce taux de 4 % maximum. Le nouveau taux est d'application à partir du 1er janvier qui suit la date de notification par le Service PHARE au centre.
Si après analyse du dossier justificatif, il est constaté que le taux de charges patronales est supérieur de 4 % à celui fixé à l'annexe 2, le membre du Collège peut, sur proposition du Service PHARE, octroyer une dérogation à partir du 1er janvier qui suit la date de notification du nouveau taux. L'augmentation doit être justifiée par une augmentation de 25 % au moins de la proportion de personnes évaluées en C.
Si après analyse du dossier justificatif, il est constaté que le taux de charges patronales est supérieur de 4 % à celui fixé à l'annexe 2, le membre du Collège peut, sur proposition du Service PHARE, octroyer une dérogation à partir du 1er janvier qui suit la date de notification du nouveau taux. L'augmentation doit être justifiée par une augmentation de 25 % au moins de la proportion de personnes évaluées en C.
Art. 94. Indien uit het onderzoek van het verantwoordingsdossier blijkt dat de procentuele werkgeversbijdrage 4% lager ligt of gelijk is aan de in bijlage 2 bepaalde procentuele werkgeversbijdrage, kan de dienst PHARE dat percentage met maximaal 4 % verminderen. Dat nieuwe percentage is van toepassing vanaf 1 januari volgend op de datum waarop de dienst PHARE het centrum daarvan in kennis heeft gesteld.
Indien uit het onderzoek van het verantwoordingsdossier blijkt dat de procentuele werkgeversbijdrage 4% hoger ligt dan de in bijlage 2 bepaalde procentuele werkgeversbijdrage, kan het Collegelid op voorstel van de dienst PHARE een afwijking toekennen vanaf 1 januari volgend op de datum waarop het nieuwe percentage ter kennis is gebracht. De vermeerdering moet worden gerechtvaardigd door een toename van het percentage in categorie C geëvalueerde personen met ten minste 25%.
Indien uit het onderzoek van het verantwoordingsdossier blijkt dat de procentuele werkgeversbijdrage 4% hoger ligt dan de in bijlage 2 bepaalde procentuele werkgeversbijdrage, kan het Collegelid op voorstel van de dienst PHARE een afwijking toekennen vanaf 1 januari volgend op de datum waarop het nieuwe percentage ter kennis is gebracht. De vermeerdering moet worden gerechtvaardigd door een toename van het percentage in categorie C geëvalueerde personen met ten minste 25%.
Art. 94. Si après analyse du dossier justificatif, il est constaté que le taux de charges patronales est inférieur ou égal de 4 % à celui fixé à l'annexe 2, le Service PHARE peut réduire ce taux de 4 % maximum. Le nouveau taux est d'application à partir du 1er janvier qui suit la date de notification par le Service PHARE au centre.
Si après analyse du dossier justificatif, il est constaté que le taux de charges patronales est supérieur de 4 % à celui fixé à l'annexe 2, le membre du Collège peut, sur proposition du Service PHARE, octroyer une dérogation à partir du 1er janvier qui suit la date de notification du nouveau taux. L'augmentation doit être justifiée par une augmentation de 25 % au moins de la proportion de personnes évaluées en C.
Si après analyse du dossier justificatif, il est constaté que le taux de charges patronales est supérieur de 4 % à celui fixé à l'annexe 2, le membre du Collège peut, sur proposition du Service PHARE, octroyer une dérogation à partir du 1er janvier qui suit la date de notification du nouveau taux. L'augmentation doit être justifiée par une augmentation de 25 % au moins de la proportion de personnes évaluées en C.
Art. 95. Voor een centrum dat na de inwerkingtreding van dit besluit is erkend, stemt de procentuele werkgeversbijdrage overeen met het gemiddelde van de procentuele werkgeversbijdragen voor een gelijksoortige erkenning.
Indien het nieuwe centrum minstens 75% in categorie C geëvalueerde personen opvangt, dan is het gemiddelde percentage voor de centra die minstens 75% in categorie C geëvalueerde personen opvangen, erop van toepassing.
Indien het nieuwe centrum minstens 75% in categorie C geëvalueerde personen opvangt, dan is het gemiddelde percentage voor de centra die minstens 75% in categorie C geëvalueerde personen opvangen, erop van toepassing.
Art.96. La subvention annuelle des frais de personnel est limitée aux membres du personnel repris dans le cadastre du personnel subventionné validé par le centre. A cet effet, le Service PHARE communique à chaque centre pour le 15 février de l'année suivante un tableau reprenant l'ensemble du personnel subventionné et non subventionné. Le centre valide ce document pour le 15 mars au plus tard.
Art.97. De subsidie voor de personeelskosten van een werknemer die een beroep doet op het Tandemplan, wordt toegekend op basis van hetzelfde werkvolume als het werkvolume dat hij presteerde voordat hij zijn prestaties tot een halftijdse betrekking verminderde.
Het bezoldigde prestatievolume van een werknemer die aangeworven wordt om een werknemer te vervangen die zijn drievierdetijdse of voltijdse prestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, wordt niet in aanmerking genomen.
De volgende kosten en bijdragen worden beschouwd als uitgaven die in aanmerking komen voor de subsidie voor de personeelskosten van een werknemer die een beroep doet op het Tandemplan:
1° de bezoldigingskosten, werkgeversbijdragen en andere voordelen voor een werknemer die een beroep doet op het Tandemplan, zoals bepaald in bijlage V van het NM-besluit;
2° de bezoldigingskosten, werkgeversbijdragen en andere voordelen voor een werknemer die wordt aangeworven om een werknemer te vervangen die op basis van het Tandemplan zijn prestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, zoals bepaald in bijlage V van het NM-besluit;
3° de bijdrage die in toepassing van het Tandemplan aan het Sociaal Fonds "Old Timer" wordt gestort.
Het bezoldigde prestatievolume van een werknemer die aangeworven wordt om een werknemer te vervangen die zijn drievierdetijdse of voltijdse prestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, wordt niet in aanmerking genomen.
De volgende kosten en bijdragen worden beschouwd als uitgaven die in aanmerking komen voor de subsidie voor de personeelskosten van een werknemer die een beroep doet op het Tandemplan:
1° de bezoldigingskosten, werkgeversbijdragen en andere voordelen voor een werknemer die een beroep doet op het Tandemplan, zoals bepaald in bijlage V van het NM-besluit;
2° de bezoldigingskosten, werkgeversbijdragen en andere voordelen voor een werknemer die wordt aangeworven om een werknemer te vervangen die op basis van het Tandemplan zijn prestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, zoals bepaald in bijlage V van het NM-besluit;
3° de bijdrage die in toepassing van het Tandemplan aan het Sociaal Fonds "Old Timer" wordt gestort.
Art.97. La subvention pour frais de personnel d'un travailleur bénéficiaire du Plan Tandem est attribuée sur la base du même volume de travail que celui qu'il prestait avant qu'il ne réduise ses prestations à mi-temps.
Le volume de prestation rémunéré du travailleur engagé pour remplacer le travailleur qui réduit ses prestations qui étaient d'un trois - quart ou d'un temps plein, à un mi-temps, n'est pas pris en considération.
Sont considérées comme dépenses admissibles de la subvention pour frais de personnel d'un travailleur bénéficiaire du Plan Tandem, les frais et cotisations suivants :
1° les frais de rémunération, charges patronales et autres avantages liés au travailleur bénéficiaire du Plan Tandem, tels que définis à l'annexe V de l'arrêté NM ;
2° les frais de rémunération, charges patronales et autres avantages liés au travailleur engagé pour remplacer le travailleur qui réduit ses prestations à un mi-temps dans le cadre du Plan Tandem, tels que définis à l'annexe V de l'arrêté NM ;
3° la cotisation versée au Fonds social " Old Timer " en application du Plan Tandem.
Le volume de prestation rémunéré du travailleur engagé pour remplacer le travailleur qui réduit ses prestations qui étaient d'un trois - quart ou d'un temps plein, à un mi-temps, n'est pas pris en considération.
Sont considérées comme dépenses admissibles de la subvention pour frais de personnel d'un travailleur bénéficiaire du Plan Tandem, les frais et cotisations suivants :
1° les frais de rémunération, charges patronales et autres avantages liés au travailleur bénéficiaire du Plan Tandem, tels que définis à l'annexe V de l'arrêté NM ;
2° les frais de rémunération, charges patronales et autres avantages liés au travailleur engagé pour remplacer le travailleur qui réduit ses prestations à un mi-temps dans le cadre du Plan Tandem, tels que définis à l'annexe V de l'arrêté NM ;
3° la cotisation versée au Fonds social " Old Timer " en application du Plan Tandem.
Art. 97. De subsidie voor de personeelskosten van een werknemer die een beroep doet op het Tandemplan, wordt toegekend op basis van hetzelfde werkvolume als het werkvolume dat hij presteerde voordat hij zijn prestaties tot een halftijdse betrekking verminderde.
Het bezoldigde prestatievolume van een werknemer die aangeworven wordt om een werknemer te vervangen die zijn drievierdetijdse of voltijdse prestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, wordt niet in aanmerking genomen.
De volgende kosten en bijdragen worden beschouwd als uitgaven die in aanmerking komen voor de subsidie voor de personeelskosten van een werknemer die een beroep doet op het Tandemplan:
1° de bezoldigingskosten, werkgeversbijdragen en andere voordelen voor een werknemer die een beroep doet op het Tandemplan, zoals bepaald in bijlage V van het NM-besluit;
2° de bezoldigingskosten, werkgeversbijdragen en andere voordelen voor een werknemer die wordt aangeworven om een werknemer te vervangen die op basis van het Tandemplan zijn prestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, zoals bepaald in bijlage V van het NM-besluit;
3° de bijdrage die in toepassing van het Tandemplan aan het Sociaal Fonds "Old Timer" wordt gestort.
Het bezoldigde prestatievolume van een werknemer die aangeworven wordt om een werknemer te vervangen die zijn drievierdetijdse of voltijdse prestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, wordt niet in aanmerking genomen.
De volgende kosten en bijdragen worden beschouwd als uitgaven die in aanmerking komen voor de subsidie voor de personeelskosten van een werknemer die een beroep doet op het Tandemplan:
1° de bezoldigingskosten, werkgeversbijdragen en andere voordelen voor een werknemer die een beroep doet op het Tandemplan, zoals bepaald in bijlage V van het NM-besluit;
2° de bezoldigingskosten, werkgeversbijdragen en andere voordelen voor een werknemer die wordt aangeworven om een werknemer te vervangen die op basis van het Tandemplan zijn prestaties vermindert tot een halftijdse betrekking, zoals bepaald in bijlage V van het NM-besluit;
3° de bijdrage die in toepassing van het Tandemplan aan het Sociaal Fonds "Old Timer" wordt gestort.
Art. 97. La subvention pour frais de personnel d'un travailleur bénéficiaire du Plan Tandem est attribuée sur la base du même volume de travail que celui qu'il prestait avant qu'il ne réduise ses prestations à mi-temps.
Le volume de prestation rémunéré du travailleur engagé pour remplacer le travailleur qui réduit ses prestations qui étaient d'un trois - quart ou d'un temps plein, à un mi-temps, n'est pas pris en considération.
Sont considérées comme dépenses admissibles de la subvention pour frais de personnel d'un travailleur bénéficiaire du Plan Tandem, les frais et cotisations suivants :
1° les frais de rémunération, charges patronales et autres avantages liés au travailleur bénéficiaire du Plan Tandem, tels que définis à l'annexe V de l'arrêté NM ;
2° les frais de rémunération, charges patronales et autres avantages liés au travailleur engagé pour remplacer le travailleur qui réduit ses prestations à un mi-temps dans le cadre du Plan Tandem, tels que définis à l'annexe V de l'arrêté NM ;
3° la cotisation versée au Fonds social " Old Timer " en application du Plan Tandem.
Le volume de prestation rémunéré du travailleur engagé pour remplacer le travailleur qui réduit ses prestations qui étaient d'un trois - quart ou d'un temps plein, à un mi-temps, n'est pas pris en considération.
Sont considérées comme dépenses admissibles de la subvention pour frais de personnel d'un travailleur bénéficiaire du Plan Tandem, les frais et cotisations suivants :
1° les frais de rémunération, charges patronales et autres avantages liés au travailleur bénéficiaire du Plan Tandem, tels que définis à l'annexe V de l'arrêté NM ;
2° les frais de rémunération, charges patronales et autres avantages liés au travailleur engagé pour remplacer le travailleur qui réduit ses prestations à un mi-temps dans le cadre du Plan Tandem, tels que définis à l'annexe V de l'arrêté NM ;
3° la cotisation versée au Fonds social " Old Timer " en application du Plan Tandem.
Art. 98. De subsidie voor de personeelskosten omvat tevens een vergoeding die op basis van de hieronder omschreven regels aan de gesubsidieerde directeur en onderdirecteur van een centrum wordt toegekend:
1° de directeur of onderdirecteur die houder is van een universitair of gelijkgesteld diploma op 31 december 2000, krijgt een vergoeding van 5% berekend op basis van zijn barema;
2° de directeur of onderdirecteur die houder is van een niet-universitair diploma, krijgt een vergoeding die overeenstemt met het verschil tussen zijn barema en dat van een directeur die houder is van een universitair diploma.
1° de directeur of onderdirecteur die houder is van een universitair of gelijkgesteld diploma op 31 december 2000, krijgt een vergoeding van 5% berekend op basis van zijn barema;
2° de directeur of onderdirecteur die houder is van een niet-universitair diploma, krijgt een vergoeding die overeenstemt met het verschil tussen zijn barema en dat van een directeur die houder is van een universitair diploma.
Art. 98. La subvention pour frais de personnel couvre en outre une indemnité octroyée au directeur et sous-directeur subventionné d'un centre selon les modalités suivantes :
1° le directeur ou sous-directeur porteur d'un diplôme universitaire ou assimilé au 31 décembre 2000, perçoit une indemnité de 5 % calculée sur la base de leur barème ;
2° le directeur ou sous-directeur porteur d'un diplôme non universitaire, perçoit une indemnité correspondant à la différence entre son barème et celui d'un directeur porteur d'un diplôme universitaire.
1° le directeur ou sous-directeur porteur d'un diplôme universitaire ou assimilé au 31 décembre 2000, perçoit une indemnité de 5 % calculée sur la base de leur barème ;
2° le directeur ou sous-directeur porteur d'un diplôme non universitaire, perçoit une indemnité correspondant à la différence entre son barème et celui d'un directeur porteur d'un diplôme universitaire.
Art.100. De subsidie voor de personeelskosten kan worden vermeerderd met de kosten van het sociaal secretariaat of de kosten van de door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid erkende dienstverleners inzake loon- en salarisbeheer en op voorwaarde dat de norm van het administratief team waarmee voor de subsidie voor de personeelskosten rekening is gehouden, niet volledig is opgebruikt.
In dat geval wordt het bedrag van de aanvullende subsidie beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet-benutte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar in het barema van boekhouder, werkgeversbijdragen inbegrepen, uitgaande van 1.924 werkuren per jaar.
In dat geval wordt het bedrag van de aanvullende subsidie beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet-benutte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar in het barema van boekhouder, werkgeversbijdragen inbegrepen, uitgaande van 1.924 werkuren per jaar.
Art.100. La subvention pour frais de personnel peut être augmentée des frais de secrétariat social ou des frais de prestataires de service en matière de gestion des rémunérations et salaires reconnus par l'Office national de Sécurité sociale et à condition que la norme de l'équipe administrative prise en compte pour la subvention en frais de personnel ne soit pas entièrement utilisée.
Dans ce cas, le montant de la subvention complémentaire est limité au montant correspondant à la norme non utilisée multipliée par un salaire annuel moyen basé sur une ancienneté de dix ans du barème de comptable, charges patronales comprises, compte tenu de 1 924 heures de travail par an.
Dans ce cas, le montant de la subvention complémentaire est limité au montant correspondant à la norme non utilisée multipliée par un salaire annuel moyen basé sur une ancienneté de dix ans du barème de comptable, charges patronales comprises, compte tenu de 1 924 heures de travail par an.
Art. 100. De subsidie voor de personeelskosten kan worden vermeerderd met de kosten van het sociaal secretariaat of de kosten van de door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid erkende dienstverleners inzake loon- en salarisbeheer en op voorwaarde dat de norm van het administratief team waarmee voor de subsidie voor de personeelskosten rekening is gehouden, niet volledig is opgebruikt.
In dat geval wordt het bedrag van de aanvullende subsidie beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet-benutte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar in het barema van boekhouder, werkgeversbijdragen inbegrepen, uitgaande van 1.924 werkuren per jaar.
In dat geval wordt het bedrag van de aanvullende subsidie beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet-benutte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar in het barema van boekhouder, werkgeversbijdragen inbegrepen, uitgaande van 1.924 werkuren per jaar.
Art. 100. La subvention pour frais de personnel peut être augmentée des frais de secrétariat social ou des frais de prestataires de service en matière de gestion des rémunérations et salaires reconnus par l'Office national de Sécurité sociale et à condition que la norme de l'équipe administrative prise en compte pour la subvention en frais de personnel ne soit pas entièrement utilisée.
Dans ce cas, le montant de la subvention complémentaire est limité au montant correspondant à la norme non utilisée multipliée par un salaire annuel moyen basé sur une ancienneté de dix ans du barème de comptable, charges patronales comprises, compte tenu de 1 924 heures de travail par an.
Dans ce cas, le montant de la subvention complémentaire est limité au montant correspondant à la norme non utilisée multipliée par un salaire annuel moyen basé sur une ancienneté de dix ans du barème de comptable, charges patronales comprises, compte tenu de 1 924 heures de travail par an.
Art. 101. De subsidie voor de personeelskosten kan worden vermeerderd met de kosten van de wasserij, de ramenwassers, het tuinonderhoud of de gerichte vervanging van extern dienstpersoneel, op voorwaarde dat de norm van het technisch personeel waarmee voor de subsidie voor de personeelskosten rekening is gehouden, niet volledig is opgebruikt.
In dat geval wordt het bedrag van de aanvullende subsidie beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet-benutte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar in het barema van technicus, werkgeversbijdragen inbegrepen, uitgaande van 1.924 werkuren per jaar.
In dat geval wordt het bedrag van de aanvullende subsidie beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet-benutte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar in het barema van technicus, werkgeversbijdragen inbegrepen, uitgaande van 1.924 werkuren per jaar.
Art. 101. La subvention pour frais de personnel peut être augmentée des frais de blanchisserie, frais des laveurs de vitres, frais d'entretien de jardin, ou tout frais de remplacement ponctuel de personnel de service extérieur, à condition que la norme du personnel technique prise en compte pour la subvention en frais de personnel ne soit pas entièrement utilisée.
Dans ce cas, le montant de la subvention complémentaire est limité au montant correspondant à la norme non utilisée multipliée par un salaire annuel moyen basé sur une ancienneté de dix ans du barème de technicien, charges patronales comprises, compte tenu de 1 924 heures de travail par an.
Dans ce cas, le montant de la subvention complémentaire est limité au montant correspondant à la norme non utilisée multipliée par un salaire annuel moyen basé sur une ancienneté de dix ans du barème de technicien, charges patronales comprises, compte tenu de 1 924 heures de travail par an.
Art. 102. De subsidie voor de personeelskosten kan worden vermeerderd met de kosten voor het bereiden van de maaltijden, op voorwaarde dat de norm van het technisch personeel waarmee voor de subsidie voor de personeelskosten rekening is gehouden, niet volledig is opgebruikt.
In dat geval wordt het bedrag van de aanvullende subsidie beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet-benutte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar in het barema van technicus, werkgeversbijdragen inbegrepen, uitgaande van 1.924 werkuren per jaar.
In dat geval wordt het bedrag van de aanvullende subsidie beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet-benutte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar in het barema van technicus, werkgeversbijdragen inbegrepen, uitgaande van 1.924 werkuren per jaar.
Art.103. En ce qui concerne le personnel médical, la subvention prend en compte :
- les activités des médecins ayant conclu une convention de collaboration avec une asbl dont
dépend au moins un centre ;
- les activités des médecins engagés sous contrat de travail avant le 1er janvier 2003 ;
- le personnel médical qui entre en fonction à partir du 1er janvier 2003 est subventionné sur base d'un ETP dont le temps de travail hebdomadaire est fixé à 37 heures selon les montants maxima suivants : 30,85 pour le médecin généraliste ; 40,92 pour le médecin spécialiste.
- les activités des médecins ayant conclu une convention de collaboration avec une asbl dont
dépend au moins un centre ;
- les activités des médecins engagés sous contrat de travail avant le 1er janvier 2003 ;
- le personnel médical qui entre en fonction à partir du 1er janvier 2003 est subventionné sur base d'un ETP dont le temps de travail hebdomadaire est fixé à 37 heures selon les montants maxima suivants : 30,85 pour le médecin généraliste ; 40,92 pour le médecin spécialiste.
Art. 103. Wat het medisch personeel betreft, dekt de subsidie:
- de activiteiten van de dokters die een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten met een vzw waar minstens één centrum aan verbonden is;
- de activiteiten van de dokters die aangenomen zijn met een arbeidscontract vóór 1 januari 2003;
- het medisch personeel dat in dienst getreden is vanaf 1 januari 2003, wordt gesubsidieerd op basis van een VTE van wie de wekelijkse arbeidsduur wordt vastgesteld op 37 uur, met de volgende maximumbedragen: 30,85 voor een huisarts; 40,92 voor een specialist.
- de activiteiten van de dokters die een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten met een vzw waar minstens één centrum aan verbonden is;
- de activiteiten van de dokters die aangenomen zijn met een arbeidscontract vóór 1 januari 2003;
- het medisch personeel dat in dienst getreden is vanaf 1 januari 2003, wordt gesubsidieerd op basis van een VTE van wie de wekelijkse arbeidsduur wordt vastgesteld op 37 uur, met de volgende maximumbedragen: 30,85 voor een huisarts; 40,92 voor een specialist.
Art. 103. En ce qui concerne le personnel médical, la subvention prend en compte :
- les activités des médecins ayant conclu une convention de collaboration avec une asbl dont
dépend au moins un centre ;
- les activités des médecins engagés sous contrat de travail avant le 1er janvier 2003 ;
- le personnel médical qui entre en fonction à partir du 1er janvier 2003 est subventionné sur base d'un ETP dont le temps de travail hebdomadaire est fixé à 37 heures selon les montants maxima suivants : 30,85 pour le médecin généraliste ; 40,92 pour le médecin spécialiste.
- les activités des médecins ayant conclu une convention de collaboration avec une asbl dont
dépend au moins un centre ;
- les activités des médecins engagés sous contrat de travail avant le 1er janvier 2003 ;
- le personnel médical qui entre en fonction à partir du 1er janvier 2003 est subventionné sur base d'un ETP dont le temps de travail hebdomadaire est fixé à 37 heures selon les montants maxima suivants : 30,85 pour le médecin généraliste ; 40,92 pour le médecin spécialiste.
Art. 104. De subsidie voor de personeelskosten dekt de kosten van eventuele ontslagen na toepassing van de bepalingen van artikel 52, maar voor niet langer dan zevenentwintig weken, tenzij het Collegelid een afwijking heeft toegestaan ter wille van de naleving van de sociale wetgeving in verband met de duur van de opzeggingstermijn.
Art. 104. La subvention pour frais de personnel prend en compte le coût des éventuels licenciements consécutifs à l'application des dispositions de l'article 52 sans dépasser une durée de vingt - sept semaines, sauf dérogation accordée par le Membre du Collège et justifiée par le respect de la législation sociale en matière de durée dit préavis.
Art.105. De jaarlijkse subsidie voor algemene kosten die aan de centra wordt toegekend, dient om de in bijlage 1 vermelde algemene kosten te dekken.
Art.105. La subvention annuelle pour frais généraux octroyée aux centres est destinée à couvrir les frais généraux mentionnés à l'annexe 1.
Art.106. De jaarlijkse subsidie voor algemene kosten is beperkt tot een maximumbedrag van 1.314 euro vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit.
Overeenkomstig wat bepaald is in artikel 9, § 2, 2° van het bovengenoemde besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018, is de erkende basiscapaciteit die voor de vaststelling van dat maximumbedrag in aanmerking is genomen, de erkende basiscapaciteit die aan het einde van de in de erkenningsbeslissing van het College opgenomen planning wordt beoogd.
Overeenkomstig wat bepaald is in artikel 9, § 2, 2° van het bovengenoemde besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018, is de erkende basiscapaciteit die voor de vaststelling van dat maximumbedrag in aanmerking is genomen, de erkende basiscapaciteit die aan het einde van de in de erkenningsbeslissing van het College opgenomen planning wordt beoogd.
Art.106. La subvention annuelle des frais généraux est limitée à un montant maximum de 1.314 euros multiplié par la capacité agréée de base.
En application de la disposition prévue à l'article 9, § 2, 2° de l'arrêté 2017/626 du Collège de la Commission communautaire française du 1er mars 2018 susvisé, la capacité agréée de base prise en considération pour fixer ce montant maximum est la capacité agréée de base visée au terme de la planification inscrite dans la décision d'agrément adoptée par le Collège.
En application de la disposition prévue à l'article 9, § 2, 2° de l'arrêté 2017/626 du Collège de la Commission communautaire française du 1er mars 2018 susvisé, la capacité agréée de base prise en considération pour fixer ce montant maximum est la capacité agréée de base visée au terme de la planification inscrite dans la décision d'agrément adoptée par le Collège.
Art. 106. De jaarlijkse subsidie voor algemene kosten is beperkt tot een maximumbedrag van 1.314 euro vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit.
Overeenkomstig wat bepaald is in artikel 9, § 2, 2° van het bovengenoemde besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018, is de erkende basiscapaciteit die voor de vaststelling van dat maximumbedrag in aanmerking is genomen, de erkende basiscapaciteit die aan het einde van de in de erkenningsbeslissing van het College opgenomen planning wordt beoogd.
Overeenkomstig wat bepaald is in artikel 9, § 2, 2° van het bovengenoemde besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018, is de erkende basiscapaciteit die voor de vaststelling van dat maximumbedrag in aanmerking is genomen, de erkende basiscapaciteit die aan het einde van de in de erkenningsbeslissing van het College opgenomen planning wordt beoogd.
Art. 106. La subvention annuelle des frais généraux est limitée à un montant maximum de 1.314 euros multiplié par la capacité agréée de base.
En application de la disposition prévue à l'article 9, § 2, 2° de l'arrêté 2017/626 du Collège de la Commission communautaire française du 1er mars 2018 susvisé, la capacité agréée de base prise en considération pour fixer ce montant maximum est la capacité agréée de base visée au terme de la planification inscrite dans la décision d'agrément adoptée par le Collège.
En application de la disposition prévue à l'article 9, § 2, 2° de l'arrêté 2017/626 du Collège de la Commission communautaire française du 1er mars 2018 susvisé, la capacité agréée de base prise en considération pour fixer ce montant maximum est la capacité agréée de base visée au terme de la planification inscrite dans la décision d'agrément adoptée par le Collège.
Art.107. De jaarlijkse subsidie voor persoonsgebonden kosten die aan de centra wordt toegekend, dient om de in bijlage 1 vermelde algemene kosten te dekken.
Art.107. La subvention annuelle pour frais personnalisés octroyée aux centres est destinée à couvrir les frais généraux mentionnés à l'annexe 1.
Art.108. De jaarlijkse subsidie voor persoonsgebonden kosten die aan een centrum wordt toegekend, is beperkt tot een maximumbedrag van 1.041,00 euro vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit.
Voor de centra die kinderen opvangen, wordt per jaar een aanvullend bedrag van maximaal 645 euro toegekend voor elk van deze kinderen.
Overeenkomstig wat bepaald is in artikel 9, § 2, 2° van het bovengenoemde besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018, is de erkende basiscapaciteit waarmee voor de vaststelling van dat maximumbedrag rekening is gehouden, de erkende basiscapaciteit die aan het einde van de in de erkenningsbeslissing van het College opgenomen planning wordt beoogd.
In afwijking van de bepalingen van deze paragraaf bedraagt de forfaitaire subsidie voor personen met een handicap in korte opvang 5 euro per halve dag opvang.
Het maximumbedrag van de aldus berekende subsidie wordt met 4% of 2% verminderd, al naargelang de verhouding tussen het aantal opgevangen personen met een handicap op gemiddelde jaarbasis en de erkende basiscapaciteit lager is dan respectievelijk 90% of 95%.
Voor de centra die kinderen opvangen, wordt per jaar een aanvullend bedrag van maximaal 645 euro toegekend voor elk van deze kinderen.
Overeenkomstig wat bepaald is in artikel 9, § 2, 2° van het bovengenoemde besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018, is de erkende basiscapaciteit waarmee voor de vaststelling van dat maximumbedrag rekening is gehouden, de erkende basiscapaciteit die aan het einde van de in de erkenningsbeslissing van het College opgenomen planning wordt beoogd.
In afwijking van de bepalingen van deze paragraaf bedraagt de forfaitaire subsidie voor personen met een handicap in korte opvang 5 euro per halve dag opvang.
Het maximumbedrag van de aldus berekende subsidie wordt met 4% of 2% verminderd, al naargelang de verhouding tussen het aantal opgevangen personen met een handicap op gemiddelde jaarbasis en de erkende basiscapaciteit lager is dan respectievelijk 90% of 95%.
Art.108. La subvention annuelle des frais personnalisés octroyée à un centre est limitée à un montant maximum de 1.041,00 euros multiplié par la capacité agréée de base.
Pour les centres qui accueillent des enfants, un montant complémentaire maximum par an de 645 euros est octroyé pour chacun d'eux.
En application de la disposition prévue à l'article 9, § 2, 2° de l'arrêté 2017/626 du Collège de la Commission communautaire française du 1er mars 2018 susvisé, la capacité agréée de base prise en compte pour fixer ce montant maximum est la capacité agréée de base visée au terme de la planification inscrite dans la décision d'agrément adoptée par le Collège.
Par dérogation aux dispositions du présent paragraphe, pour les personnes handicapées accueillie pour une courte période, la subvention forfaitaire accordée est de 5 euros par demi-jour de prise en charge.
Le montant maximum de la subvention ainsi calculée est réduit de 4 % ou de 2 % selon que le rapport entre le nombre de personnes handicapées accueillie sur une base moyenne annuelle et la capacité agréée de base n'atteint pas respectivement 90 % ou 95 %.
Pour les centres qui accueillent des enfants, un montant complémentaire maximum par an de 645 euros est octroyé pour chacun d'eux.
En application de la disposition prévue à l'article 9, § 2, 2° de l'arrêté 2017/626 du Collège de la Commission communautaire française du 1er mars 2018 susvisé, la capacité agréée de base prise en compte pour fixer ce montant maximum est la capacité agréée de base visée au terme de la planification inscrite dans la décision d'agrément adoptée par le Collège.
Par dérogation aux dispositions du présent paragraphe, pour les personnes handicapées accueillie pour une courte période, la subvention forfaitaire accordée est de 5 euros par demi-jour de prise en charge.
Le montant maximum de la subvention ainsi calculée est réduit de 4 % ou de 2 % selon que le rapport entre le nombre de personnes handicapées accueillie sur une base moyenne annuelle et la capacité agréée de base n'atteint pas respectivement 90 % ou 95 %.
Art. 108. De jaarlijkse subsidie voor persoonsgebonden kosten die aan een centrum wordt toegekend, is beperkt tot een maximumbedrag van 1.041,00 euro vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit.
Voor de centra die kinderen opvangen, wordt per jaar een aanvullend bedrag van maximaal 645 euro toegekend voor elk van deze kinderen.
Overeenkomstig wat bepaald is in artikel 9, § 2, 2° van het bovengenoemde besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018, is de erkende basiscapaciteit waarmee voor de vaststelling van dat maximumbedrag rekening is gehouden, de erkende basiscapaciteit die aan het einde van de in de erkenningsbeslissing van het College opgenomen planning wordt beoogd.
In afwijking van de bepalingen van deze paragraaf bedraagt de forfaitaire subsidie voor personen met een handicap in korte opvang 5 euro per halve dag opvang.
Het maximumbedrag van de aldus berekende subsidie wordt met 4% of 2% verminderd, al naargelang de verhouding tussen het aantal opgevangen personen met een handicap op gemiddelde jaarbasis en de erkende basiscapaciteit lager is dan respectievelijk 90% of 95%.
Voor de centra die kinderen opvangen, wordt per jaar een aanvullend bedrag van maximaal 645 euro toegekend voor elk van deze kinderen.
Overeenkomstig wat bepaald is in artikel 9, § 2, 2° van het bovengenoemde besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018, is de erkende basiscapaciteit waarmee voor de vaststelling van dat maximumbedrag rekening is gehouden, de erkende basiscapaciteit die aan het einde van de in de erkenningsbeslissing van het College opgenomen planning wordt beoogd.
In afwijking van de bepalingen van deze paragraaf bedraagt de forfaitaire subsidie voor personen met een handicap in korte opvang 5 euro per halve dag opvang.
Het maximumbedrag van de aldus berekende subsidie wordt met 4% of 2% verminderd, al naargelang de verhouding tussen het aantal opgevangen personen met een handicap op gemiddelde jaarbasis en de erkende basiscapaciteit lager is dan respectievelijk 90% of 95%.
Art. 108. La subvention annuelle des frais personnalisés octroyée à un centre est limitée à un montant maximum de 1.041,00 euros multiplié par la capacité agréée de base.
Pour les centres qui accueillent des enfants, un montant complémentaire maximum par an de 645 euros est octroyé pour chacun d'eux.
En application de la disposition prévue à l'article 9, § 2, 2° de l'arrêté 2017/626 du Collège de la Commission communautaire française du 1er mars 2018 susvisé, la capacité agréée de base prise en compte pour fixer ce montant maximum est la capacité agréée de base visée au terme de la planification inscrite dans la décision d'agrément adoptée par le Collège.
Par dérogation aux dispositions du présent paragraphe, pour les personnes handicapées accueillie pour une courte période, la subvention forfaitaire accordée est de 5 euros par demi-jour de prise en charge.
Le montant maximum de la subvention ainsi calculée est réduit de 4 % ou de 2 % selon que le rapport entre le nombre de personnes handicapées accueillie sur une base moyenne annuelle et la capacité agréée de base n'atteint pas respectivement 90 % ou 95 %.
Pour les centres qui accueillent des enfants, un montant complémentaire maximum par an de 645 euros est octroyé pour chacun d'eux.
En application de la disposition prévue à l'article 9, § 2, 2° de l'arrêté 2017/626 du Collège de la Commission communautaire française du 1er mars 2018 susvisé, la capacité agréée de base prise en compte pour fixer ce montant maximum est la capacité agréée de base visée au terme de la planification inscrite dans la décision d'agrément adoptée par le Collège.
Par dérogation aux dispositions du présent paragraphe, pour les personnes handicapées accueillie pour une courte période, la subvention forfaitaire accordée est de 5 euros par demi-jour de prise en charge.
Le montant maximum de la subvention ainsi calculée est réduit de 4 % ou de 2 % selon que le rapport entre le nombre de personnes handicapées accueillie sur une base moyenne annuelle et la capacité agréée de base n'atteint pas respectivement 90 % ou 95 %.
Art.109. Er wordt aan de centra een jaarlijkse subsidie voor collectieve vervoerskosten toegekend, die vastgesteld is op maximaal 1,09 euro (excl. btw) per kilometer of op maximaal 3,07 euro (excl. btw) per kilometer voor een aangepast voertuig.
Art.109. Une subvention annuelle en matière de frais de transport collectif, fixée à maximum 1,09 euros (HT.V.A.) par kilomètre ou à maximum 3,07 euros (HT.V.A.) par kilomètre pour un véhicule adapté est octroyée aux centres.
Art. 109. Er wordt aan de centra een jaarlijkse subsidie voor collectieve vervoerskosten toegekend, die vastgesteld is op maximaal 1,09 euro (excl. btw) per kilometer of op maximaal 3,07 euro (excl. btw) per kilometer voor een aangepast voertuig.
Art. 109. Une subvention annuelle en matière de frais de transport collectif, fixée à maximum 1,09 euros (HT.V.A.) par kilomètre ou à maximum 3,07 euros (HT.V.A.) par kilomètre pour un véhicule adapté est octroyée aux centres.
Art.110. Om de opvang van de jongere of de volwassene vlotter te laten verlopen, kan aan het centrum gedurende zes maanden een uitzonderlijke subsidie voor versterkte begeleiding die overeenstemt met 0,5 VTE, worden toegekend.
Art.110. Afin de faciliter l'accueil du jeune ou de l'adulte, une subvention exceptionnelle d'encadrement renforcé correspondant à 0,5 ETP peut être octroyée à un centre pour une durée de 6 mois.
Art.111. § 1. Om in aanmerking te komen voor de uitzonderlijke subsidie voor versterkte begeleiding moet de jongere of de volwassene voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
1. de persoon in kwestie heeft complexe en intensieve begeleiding nodig;
2. die begeleiding vergt:
- ofwel de voortdurende actieve aanwezigheid van een derde of derden om de persoon in kwestie wegens het vertonen van gewelddadig of gevaarlijk gedrag te beschermen tegen zichzelf of om de mensen in zijn omgeving te beschermen;
- ofwel een zeer specifieke aanpak wanneer er sprake is van een combinatie van pathologieën waarover het centrum dat opvang wil bieden, zich normaal niet ontfermt, waardoor de persoon in kwestie er zonder de aanvullende subsidie niet terecht zou kunnen;
3. de persoon in kwestie was vóór zijn opname in het centrum:
- in een procedure van uitsluiting uit het wooncentrum, de dienst of de school waar hij tot dan naartoe ging;
- voor lange tijd opgenomen in het ziekenhuis
- of thuis bij gebrek aan een passende oplossing wegens zijn complexe profiel.
§ 2. Het wooncentrum moet ernaar streven de opvang nadien ook zonder de uitzonderlijke subsidie te kunnen voortzetten door het team te leren omgaan met de specifieke noden van die persoon.
1. de persoon in kwestie heeft complexe en intensieve begeleiding nodig;
2. die begeleiding vergt:
- ofwel de voortdurende actieve aanwezigheid van een derde of derden om de persoon in kwestie wegens het vertonen van gewelddadig of gevaarlijk gedrag te beschermen tegen zichzelf of om de mensen in zijn omgeving te beschermen;
- ofwel een zeer specifieke aanpak wanneer er sprake is van een combinatie van pathologieën waarover het centrum dat opvang wil bieden, zich normaal niet ontfermt, waardoor de persoon in kwestie er zonder de aanvullende subsidie niet terecht zou kunnen;
3. de persoon in kwestie was vóór zijn opname in het centrum:
- in een procedure van uitsluiting uit het wooncentrum, de dienst of de school waar hij tot dan naartoe ging;
- voor lange tijd opgenomen in het ziekenhuis
- of thuis bij gebrek aan een passende oplossing wegens zijn complexe profiel.
§ 2. Het wooncentrum moet ernaar streven de opvang nadien ook zonder de uitzonderlijke subsidie te kunnen voortzetten door het team te leren omgaan met de specifieke noden van die persoon.
Art.111. § 1er. Afin de bénéficier de la subvention exceptionnelle d'encadrement renforcé, le jeune ou l'adulte doit remplir les conditions cumulatives suivantes :
1. ce dernier doit se trouver en situation d'encadrement complexe et intensif ;
2. ce dernier nécessite, au niveau de son encadrement :
- soit une présence active et continue d'une ou plusieurs tierces personnes afin de le protéger de lui-même ou de protéger son entourage en raison de comportements violents ou dangereux ;
PHARE ; un encadrement très spécifique en raison d'une association de pathologies qui habituellement de sont pas prises en charges par le centre qui souhaite l'accueillir et qui empêcheraient cette personne d'être accueilli dans ce même centre sans cette subvention complémentaire ;
3. ce dernier est, au niveau de sa situation avant l'entrée en centre :
- dans un processus d'exclusion du logement, service ou de l'école qu'elle fréquentait jusqu'à présent ;
- en hospitalisation de longue durée
- ou à domicile sans solution par absence de solution adéquate vu le profil complexe de la personne.
§ 2. La volonté du centre doit être de pouvoir continuer cette prise en charge par la suite, sans cette subvention exceptionnelle, en formant l'équipe à la prise en charge des besoins spécifiques de cette personne.
1. ce dernier doit se trouver en situation d'encadrement complexe et intensif ;
2. ce dernier nécessite, au niveau de son encadrement :
- soit une présence active et continue d'une ou plusieurs tierces personnes afin de le protéger de lui-même ou de protéger son entourage en raison de comportements violents ou dangereux ;
PHARE ; un encadrement très spécifique en raison d'une association de pathologies qui habituellement de sont pas prises en charges par le centre qui souhaite l'accueillir et qui empêcheraient cette personne d'être accueilli dans ce même centre sans cette subvention complémentaire ;
3. ce dernier est, au niveau de sa situation avant l'entrée en centre :
- dans un processus d'exclusion du logement, service ou de l'école qu'elle fréquentait jusqu'à présent ;
- en hospitalisation de longue durée
- ou à domicile sans solution par absence de solution adéquate vu le profil complexe de la personne.
§ 2. La volonté du centre doit être de pouvoir continuer cette prise en charge par la suite, sans cette subvention exceptionnelle, en formant l'équipe à la prise en charge des besoins spécifiques de cette personne.
Art. 111. § 1. Om in aanmerking te komen voor de uitzonderlijke subsidie voor versterkte begeleiding moet de jongere of de volwassene voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
1. de persoon in kwestie heeft complexe en intensieve begeleiding nodig;
2. die begeleiding vergt:
- ofwel de voortdurende actieve aanwezigheid van een derde of derden om de persoon in kwestie wegens het vertonen van gewelddadig of gevaarlijk gedrag te beschermen tegen zichzelf of om de mensen in zijn omgeving te beschermen;
- ofwel een zeer specifieke aanpak wanneer er sprake is van een combinatie van pathologieën waarover het centrum dat opvang wil bieden, zich normaal niet ontfermt, waardoor de persoon in kwestie er zonder de aanvullende subsidie niet terecht zou kunnen;
3. de persoon in kwestie was vóór zijn opname in het centrum:
- in een procedure van uitsluiting uit het wooncentrum, de dienst of de school waar hij tot dan naartoe ging;
- voor lange tijd opgenomen in het ziekenhuis
- of thuis bij gebrek aan een passende oplossing wegens zijn complexe profiel.
§ 2. Het wooncentrum moet ernaar streven de opvang nadien ook zonder de uitzonderlijke subsidie te kunnen voortzetten door het team te leren omgaan met de specifieke noden van die persoon.
1. de persoon in kwestie heeft complexe en intensieve begeleiding nodig;
2. die begeleiding vergt:
- ofwel de voortdurende actieve aanwezigheid van een derde of derden om de persoon in kwestie wegens het vertonen van gewelddadig of gevaarlijk gedrag te beschermen tegen zichzelf of om de mensen in zijn omgeving te beschermen;
- ofwel een zeer specifieke aanpak wanneer er sprake is van een combinatie van pathologieën waarover het centrum dat opvang wil bieden, zich normaal niet ontfermt, waardoor de persoon in kwestie er zonder de aanvullende subsidie niet terecht zou kunnen;
3. de persoon in kwestie was vóór zijn opname in het centrum:
- in een procedure van uitsluiting uit het wooncentrum, de dienst of de school waar hij tot dan naartoe ging;
- voor lange tijd opgenomen in het ziekenhuis
- of thuis bij gebrek aan een passende oplossing wegens zijn complexe profiel.
§ 2. Het wooncentrum moet ernaar streven de opvang nadien ook zonder de uitzonderlijke subsidie te kunnen voortzetten door het team te leren omgaan met de specifieke noden van die persoon.
Art. 111. § 1er. Afin de bénéficier de la subvention exceptionnelle d'encadrement renforcé, le jeune ou l'adulte doit remplir les conditions cumulatives suivantes :
1. ce dernier doit se trouver en situation d'encadrement complexe et intensif ;
2. ce dernier nécessite, au niveau de son encadrement :
- soit une présence active et continue d'une ou plusieurs tierces personnes afin de le protéger de lui-même ou de protéger son entourage en raison de comportements violents ou dangereux ;
PHARE ; un encadrement très spécifique en raison d'une association de pathologies qui habituellement de sont pas prises en charges par le centre qui souhaite l'accueillir et qui empêcheraient cette personne d'être accueilli dans ce même centre sans cette subvention complémentaire ;
3. ce dernier est, au niveau de sa situation avant l'entrée en centre :
- dans un processus d'exclusion du logement, service ou de l'école qu'elle fréquentait jusqu'à présent ;
- en hospitalisation de longue durée
- ou à domicile sans solution par absence de solution adéquate vu le profil complexe de la personne.
§ 2. La volonté du centre doit être de pouvoir continuer cette prise en charge par la suite, sans cette subvention exceptionnelle, en formant l'équipe à la prise en charge des besoins spécifiques de cette personne.
1. ce dernier doit se trouver en situation d'encadrement complexe et intensif ;
2. ce dernier nécessite, au niveau de son encadrement :
- soit une présence active et continue d'une ou plusieurs tierces personnes afin de le protéger de lui-même ou de protéger son entourage en raison de comportements violents ou dangereux ;
PHARE ; un encadrement très spécifique en raison d'une association de pathologies qui habituellement de sont pas prises en charges par le centre qui souhaite l'accueillir et qui empêcheraient cette personne d'être accueilli dans ce même centre sans cette subvention complémentaire ;
3. ce dernier est, au niveau de sa situation avant l'entrée en centre :
- dans un processus d'exclusion du logement, service ou de l'école qu'elle fréquentait jusqu'à présent ;
- en hospitalisation de longue durée
- ou à domicile sans solution par absence de solution adéquate vu le profil complexe de la personne.
§ 2. La volonté du centre doit être de pouvoir continuer cette prise en charge par la suite, sans cette subvention exceptionnelle, en formant l'équipe à la prise en charge des besoins spécifiques de cette personne.
Art.113. Alvorens de persoon op te nemen vraagt het centrum het multidisciplinaire team een gunstige beslissing te nemen over de toekenning van een uitzonderlijke subsidie voor versterkte begeleiding in een aangepaste collectieve woonomgeving.
De subsidie kan met zes maanden worden verlengd, op voorwaarde dat het multidisciplinaire team dan opnieuw een gunstige beslissing neemt.
De subsidie kan met zes maanden worden verlengd, op voorwaarde dat het multidisciplinaire team dan opnieuw een gunstige beslissing neemt.
Art.113. Avant l'entrée de la personne au sein du centre, celui-ci demande à l'équipe pluridisciplinaire une décision favorable d'octroi de subvention exceptionnelle d'encadrement renforcé en centre d'activités de jour.
Le renouvellement de 6 mois est conditionné par l'obtention d'une nouvelle décision favorable de l'équipe pluridisciplinaire.
Le renouvellement de 6 mois est conditionné par l'obtention d'une nouvelle décision favorable de l'équipe pluridisciplinaire.
Art.114. Na de opname in het wooncentrum wordt zo snel mogelijk een rooster met een beoordeling van de begeleidingsbehoeften, zoals weergegeven in bijlage 3, opgesteld.
Bij het aanvragen van een verlenging stelt het centrum aan het eind van de vijfde maand een beoordelingsverslag op waarvoor het gebruik maakt van het in bijlage 3 opgenomen rooster met een beoordeling van de begeleidingsbehoeften.
Dat verslag is gebaseerd op het geïndividualiseerde project van de persoon met een handicap en omschrijft uitvoerig de behoeften van de persoon, de doelstellingen en de middelen die worden ingezet om die doelstellingen te bereiken en de behaalde en niet-behaalde resultaten. Het bevat een met redenen omkleed advies over de aanvraag om de aanvullende subsidie met zes maanden te verlengen, die wordt verantwoord door de nood aan extra begeleiding in vergelijking met de andere opgevangen personen met een handicap. Het wordt ondertekend door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg, meer bepaald een arts, een kinesitherapeut, een verpleger of een paramedicus, en door de directie van het centrum.
Bij het aanvragen van een verlenging stelt het centrum aan het eind van de vijfde maand een beoordelingsverslag op waarvoor het gebruik maakt van het in bijlage 3 opgenomen rooster met een beoordeling van de begeleidingsbehoeften.
Dat verslag is gebaseerd op het geïndividualiseerde project van de persoon met een handicap en omschrijft uitvoerig de behoeften van de persoon, de doelstellingen en de middelen die worden ingezet om die doelstellingen te bereiken en de behaalde en niet-behaalde resultaten. Het bevat een met redenen omkleed advies over de aanvraag om de aanvullende subsidie met zes maanden te verlengen, die wordt verantwoord door de nood aan extra begeleiding in vergelijking met de andere opgevangen personen met een handicap. Het wordt ondertekend door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg, meer bepaald een arts, een kinesitherapeut, een verpleger of een paramedicus, en door de directie van het centrum.
Art.114. Une grille d'évaluation des besoins d'encadrement reprise à l'annexe 3 est réalisée le plus rapidement possible après l'entrée en centre.
Si un renouvellement est demandé, au terme du cinquième mois, le centre établit un rapport d'évaluation en utilisant la grille d'évaluation des besoins d'encadrement reprise à l'annexe 3.
Ce rapport est basé sur le projet individualisé de la personne handicapée et détaille les besoins de la personne, les objectifs et moyens mis en oeuvre pour y parvenir, les résultats atteints et non atteints. Il donne un avis motivé relatif à la demande de maintien de la subvention complémentaire pour une nouvelle période de six mois, justifiée notamment par l'exigence d'une prise en charge supplémentaire en comparaison à la prise en charge des autres personnes handicapées accueillies. Il est signé, d'une part, par un professionnel de la santé, à savoir un médecin, un kinésithérapeute, un infirmier ou un paramédical et, d'autre part, par la Direction du centre.
Si un renouvellement est demandé, au terme du cinquième mois, le centre établit un rapport d'évaluation en utilisant la grille d'évaluation des besoins d'encadrement reprise à l'annexe 3.
Ce rapport est basé sur le projet individualisé de la personne handicapée et détaille les besoins de la personne, les objectifs et moyens mis en oeuvre pour y parvenir, les résultats atteints et non atteints. Il donne un avis motivé relatif à la demande de maintien de la subvention complémentaire pour une nouvelle période de six mois, justifiée notamment par l'exigence d'une prise en charge supplémentaire en comparaison à la prise en charge des autres personnes handicapées accueillies. Il est signé, d'une part, par un professionnel de la santé, à savoir un médecin, un kinésithérapeute, un infirmier ou un paramédical et, d'autre part, par la Direction du centre.
Art. 114. Na de opname in het wooncentrum wordt zo snel mogelijk een rooster met een beoordeling van de begeleidingsbehoeften, zoals weergegeven in bijlage 3, opgesteld.
Bij het aanvragen van een verlenging stelt het centrum aan het eind van de vijfde maand een beoordelingsverslag op waarvoor het gebruik maakt van het in bijlage 3 opgenomen rooster met een beoordeling van de begeleidingsbehoeften.
Dat verslag is gebaseerd op het geïndividualiseerde project van de persoon met een handicap en omschrijft uitvoerig de behoeften van de persoon, de doelstellingen en de middelen die worden ingezet om die doelstellingen te bereiken en de behaalde en niet-behaalde resultaten. Het bevat een met redenen omkleed advies over de aanvraag om de aanvullende subsidie met zes maanden te verlengen, die wordt verantwoord door de nood aan extra begeleiding in vergelijking met de andere opgevangen personen met een handicap. Het wordt ondertekend door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg, meer bepaald een arts, een kinesitherapeut, een verpleger of een paramedicus, en door de directie van het centrum.
Bij het aanvragen van een verlenging stelt het centrum aan het eind van de vijfde maand een beoordelingsverslag op waarvoor het gebruik maakt van het in bijlage 3 opgenomen rooster met een beoordeling van de begeleidingsbehoeften.
Dat verslag is gebaseerd op het geïndividualiseerde project van de persoon met een handicap en omschrijft uitvoerig de behoeften van de persoon, de doelstellingen en de middelen die worden ingezet om die doelstellingen te bereiken en de behaalde en niet-behaalde resultaten. Het bevat een met redenen omkleed advies over de aanvraag om de aanvullende subsidie met zes maanden te verlengen, die wordt verantwoord door de nood aan extra begeleiding in vergelijking met de andere opgevangen personen met een handicap. Het wordt ondertekend door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg, meer bepaald een arts, een kinesitherapeut, een verpleger of een paramedicus, en door de directie van het centrum.
Art. 114. Une grille d'évaluation des besoins d'encadrement reprise à l'annexe 3 est réalisée le plus rapidement possible après l'entrée en centre.
Si un renouvellement est demandé, au terme du cinquième mois, le centre établit un rapport d'évaluation en utilisant la grille d'évaluation des besoins d'encadrement reprise à l'annexe 3.
Ce rapport est basé sur le projet individualisé de la personne handicapée et détaille les besoins de la personne, les objectifs et moyens mis en oeuvre pour y parvenir, les résultats atteints et non atteints. Il donne un avis motivé relatif à la demande de maintien de la subvention complémentaire pour une nouvelle période de six mois, justifiée notamment par l'exigence d'une prise en charge supplémentaire en comparaison à la prise en charge des autres personnes handicapées accueillies. Il est signé, d'une part, par un professionnel de la santé, à savoir un médecin, un kinésithérapeute, un infirmier ou un paramédical et, d'autre part, par la Direction du centre.
Si un renouvellement est demandé, au terme du cinquième mois, le centre établit un rapport d'évaluation en utilisant la grille d'évaluation des besoins d'encadrement reprise à l'annexe 3.
Ce rapport est basé sur le projet individualisé de la personne handicapée et détaille les besoins de la personne, les objectifs et moyens mis en oeuvre pour y parvenir, les résultats atteints et non atteints. Il donne un avis motivé relatif à la demande de maintien de la subvention complémentaire pour une nouvelle période de six mois, justifiée notamment par l'exigence d'une prise en charge supplémentaire en comparaison à la prise en charge des autres personnes handicapées accueillies. Il est signé, d'une part, par un professionnel de la santé, à savoir un médecin, un kinésithérapeute, un infirmier ou un paramédical et, d'autre part, par la Direction du centre.
Art.115. De dienst PHARE kan na ontvangst van de verantwoordingsstukken een willekeurige controle van de door het centrum meegedeelde bedragen uitvoeren.
Art.115. Le Service PHARE peut après réception des pièces justificatives, effectuer une vérification aléatoire des montants communiqués par le centre.
Art. 115. De dienst PHARE kan na ontvangst van de verantwoordingsstukken een willekeurige controle van de door het centrum meegedeelde bedragen uitvoeren.
Wanneer de dienst PHARE regelmatige en opzettelijke fouten in de berekeningswijze van de financiële bijdrage vaststelt, stelt diezelfde dienst het Collegelid voor een procedure op te starten om de erkenning gedwongen te wijzigen of in te trekken.
Wanneer de dienst PHARE regelmatige en opzettelijke fouten in de berekeningswijze van de financiële bijdrage vaststelt, stelt diezelfde dienst het Collegelid voor een procedure op te starten om de erkenning gedwongen te wijzigen of in te trekken.
Art. 115. Le Service PHARE peut après réception des pièces justificatives, effectuer une vérification aléatoire des montants communiqués par le centre.
Lorsque le Service PHARE constate des erreurs régulières et volontaires dans les modalités de calcul de la contribution financière, le Service PHARE transmet au Membre du Collège une proposition d'ouverture de la procédure de modification contrainte ou de retrait d'agrément.
Lorsque le Service PHARE constate des erreurs régulières et volontaires dans les modalités de calcul de la contribution financière, le Service PHARE transmet au Membre du Collège une proposition d'ouverture de la procédure de modification contrainte ou de retrait d'agrément.
Art. 116. Met de financiële bijdrage komt de opgevangen persoon met een handicap tegemoet in zijn opvang en in de algemene werking van het centrum.
Het centrum int het bedrag van de financiële bijdrage bij de persoon met een handicap met inachtneming van de in dit deel bepaalde tarieven, kortingen en regels.
Het centrum int het bedrag van de financiële bijdrage bij de persoon met een handicap met inachtneming van de in dit deel bepaalde tarieven, kortingen en regels.
Art. 116. La contribution financière de la personne handicapée accueillie représente sa participation à son accueil ainsi qu'au fonctionnement global du centre.
Le centre en perçoit son montant auprès de la personne handicapée dans le respect des taux, des réductions et des modalités prévues à la présente section.
Le centre en perçoit son montant auprès de la personne handicapée dans le respect des taux, des réductions et des modalités prévues à la présente section.
Art.117. § 1. Het centrum int bij de persoon met een handicap een maandelijkse financiële bijdrage die als volgt is vastgesteld:
Art.117. § 1er. Le centre perçoit auprès de la personne en situation de handicap une contribution financière mensuelle fixée comme suit :
Art.118. De in artikel 117 voorziene bedragen worden verminderd om rekening te houden met het aantal werkdagen van afwezigheid tijdens de maand. Die omvatten:
a) afwezigheidsdagen verantwoord door de persoon met een handicap of diens ouders of diegenen die ermee belast zijn, met een maximum van 12 werkdagen per kalenderjaar;
b) afwezigheidsdagen verantwoord door een medisch of een hospitalisatieattest;
c) afwezigheidsdagen verantwoord door een hospitalisatieattest;
d) afwezigheidsdagen verantwoord door een rechterlijke beslissing;
e) afwezigheidsdagen bij familiale gebeurtenissen, om burgerplichten of -taken te vervullen of om voor het gerecht te verschijnen, aangetoond aan de hand van een bewijsstuk en met een maximum van 10 dagen per jaar;
f) afwezigheidsdagen wegens vakantie gedurende maximaal 24 werkdagen per kalenderjaar voor niet-schoolgaande volwassenen en tijdens de schoolvakanties voor de anderen;
g) afwezigheidsdagen verantwoord door een collectief evenement waardoor het niet mogelijk is om zich naar het centrum te begeven, mits de dienst PHARE zijn instemming geeft;
h) sluitingsdagen van het centrum die het gevolg zijn van de overdracht van een wettelijke feestdag;
i) pedagogische dagen die in het collectief project van het centrum zijn bepaald, op basis van de volgende formule: A - 90% van A x B/C;
j) afwezigheidsdagen in de maand waarin de geïndividualiseerde overeenkomst begint of afloopt, volgens de volgende formule: A - 100% van A x B/C
waarbij
A = de financiële bijdrage voorzien in artikel 116;
B = het aantal werkdagen van afwezigheid in de maand zoals gepreciseerd in dit artikel;
C = het aantal werkdagen in de desbetreffende maand.
a) afwezigheidsdagen verantwoord door de persoon met een handicap of diens ouders of diegenen die ermee belast zijn, met een maximum van 12 werkdagen per kalenderjaar;
b) afwezigheidsdagen verantwoord door een medisch of een hospitalisatieattest;
c) afwezigheidsdagen verantwoord door een hospitalisatieattest;
d) afwezigheidsdagen verantwoord door een rechterlijke beslissing;
e) afwezigheidsdagen bij familiale gebeurtenissen, om burgerplichten of -taken te vervullen of om voor het gerecht te verschijnen, aangetoond aan de hand van een bewijsstuk en met een maximum van 10 dagen per jaar;
f) afwezigheidsdagen wegens vakantie gedurende maximaal 24 werkdagen per kalenderjaar voor niet-schoolgaande volwassenen en tijdens de schoolvakanties voor de anderen;
g) afwezigheidsdagen verantwoord door een collectief evenement waardoor het niet mogelijk is om zich naar het centrum te begeven, mits de dienst PHARE zijn instemming geeft;
h) sluitingsdagen van het centrum die het gevolg zijn van de overdracht van een wettelijke feestdag;
i) pedagogische dagen die in het collectief project van het centrum zijn bepaald, op basis van de volgende formule: A - 90% van A x B/C;
j) afwezigheidsdagen in de maand waarin de geïndividualiseerde overeenkomst begint of afloopt, volgens de volgende formule: A - 100% van A x B/C
waarbij
A = de financiële bijdrage voorzien in artikel 116;
B = het aantal werkdagen van afwezigheid in de maand zoals gepreciseerd in dit artikel;
C = het aantal werkdagen in de desbetreffende maand.
Art.118. Les montants prévus à l'article 117 sont diminués pour tenir compte du nombre de jours d'absence ouvrables du mois suivants :
a) les jours d'absences justifiés par la personne en situation de handicap ou ses parents ou ceux qui en ont la charge à raison d'un maximum de 12 jours ouvrables par année civile ;
b) les jours d'absence justifiés par un certificat médical ou d'hospitalisation ;
c) les jours d'absence justifiés par un certificat d'hospitalisation ;
d) les jours d'absences justifiés par une décision judiciaire ;
e) les jours d'absence justifiés par un document probant attestant d'un des événements à l'occasion d'événements familiaux, pour l'accomplissement d'obligations civiques ou de missions civiles et en cas de comparution en justice à concurrence de 10 jours maximum par an ;
f) les jours d'absence pour les vacances à raison de maximum 24 jours ouvrables par année civile pour les adultes non scolarisés et à raison des vacances scolaires pour les autres ;
g) les jours d'absence justifiés par un événement collectif entraînant l'impossibilité de se rendre au centre moyennant l'accord du Service PHARE ;
h) les jours de fermeture du centre résultant du report d'un jour férié légal ;
i) les journées pédagogiques prévues dans le projet collectif du centre, selon la formule suivante : A - 90 % de A x B/C ;
j) les jours d'absence dans le mois au cours duquel la convention individualisée débute ou s'achève, selon la formule suivante : A - 100 % de A x B/C
où
A = la contribution financière prévue à l'article 116 ;
B = le nombre de jours d'absence ouvrables du mois tels que précisés au présent article ;
C = le nombre de jours ouvrables du mois considéré.
a) les jours d'absences justifiés par la personne en situation de handicap ou ses parents ou ceux qui en ont la charge à raison d'un maximum de 12 jours ouvrables par année civile ;
b) les jours d'absence justifiés par un certificat médical ou d'hospitalisation ;
c) les jours d'absence justifiés par un certificat d'hospitalisation ;
d) les jours d'absences justifiés par une décision judiciaire ;
e) les jours d'absence justifiés par un document probant attestant d'un des événements à l'occasion d'événements familiaux, pour l'accomplissement d'obligations civiques ou de missions civiles et en cas de comparution en justice à concurrence de 10 jours maximum par an ;
f) les jours d'absence pour les vacances à raison de maximum 24 jours ouvrables par année civile pour les adultes non scolarisés et à raison des vacances scolaires pour les autres ;
g) les jours d'absence justifiés par un événement collectif entraînant l'impossibilité de se rendre au centre moyennant l'accord du Service PHARE ;
h) les jours de fermeture du centre résultant du report d'un jour férié légal ;
i) les journées pédagogiques prévues dans le projet collectif du centre, selon la formule suivante : A - 90 % de A x B/C ;
j) les jours d'absence dans le mois au cours duquel la convention individualisée débute ou s'achève, selon la formule suivante : A - 100 % de A x B/C
où
A = la contribution financière prévue à l'article 116 ;
B = le nombre de jours d'absence ouvrables du mois tels que précisés au présent article ;
C = le nombre de jours ouvrables du mois considéré.
Art. 118. De in artikel 117 voorziene bedragen worden verminderd om rekening te houden met het aantal werkdagen van afwezigheid tijdens de maand. Die omvatten:
a) afwezigheidsdagen verantwoord door de persoon met een handicap of diens ouders of diegenen die ermee belast zijn, met een maximum van 12 werkdagen per kalenderjaar;
b) afwezigheidsdagen verantwoord door een medisch of een hospitalisatieattest;
c) afwezigheidsdagen verantwoord door een hospitalisatieattest;
d) afwezigheidsdagen verantwoord door een rechterlijke beslissing;
e) afwezigheidsdagen bij familiale gebeurtenissen, om burgerplichten of -taken te vervullen of om voor het gerecht te verschijnen, aangetoond aan de hand van een bewijsstuk en met een maximum van 10 dagen per jaar;
f) afwezigheidsdagen wegens vakantie gedurende maximaal 24 werkdagen per kalenderjaar voor niet-schoolgaande volwassenen en tijdens de schoolvakanties voor de anderen;
g) afwezigheidsdagen verantwoord door een collectief evenement waardoor het niet mogelijk is om zich naar het centrum te begeven, mits de dienst PHARE zijn instemming geeft;
h) sluitingsdagen van het centrum die het gevolg zijn van de overdracht van een wettelijke feestdag;
i) pedagogische dagen die in het collectief project van het centrum zijn bepaald, op basis van de volgende formule: A - 90% van A x B/C;
j) afwezigheidsdagen in de maand waarin de geïndividualiseerde overeenkomst begint of afloopt, volgens de volgende formule: A - 100% van A x B/C
waarbij
A = de financiële bijdrage voorzien in artikel 116;
B = het aantal werkdagen van afwezigheid in de maand zoals gepreciseerd in dit artikel;
C = het aantal werkdagen in de desbetreffende maand.
a) afwezigheidsdagen verantwoord door de persoon met een handicap of diens ouders of diegenen die ermee belast zijn, met een maximum van 12 werkdagen per kalenderjaar;
b) afwezigheidsdagen verantwoord door een medisch of een hospitalisatieattest;
c) afwezigheidsdagen verantwoord door een hospitalisatieattest;
d) afwezigheidsdagen verantwoord door een rechterlijke beslissing;
e) afwezigheidsdagen bij familiale gebeurtenissen, om burgerplichten of -taken te vervullen of om voor het gerecht te verschijnen, aangetoond aan de hand van een bewijsstuk en met een maximum van 10 dagen per jaar;
f) afwezigheidsdagen wegens vakantie gedurende maximaal 24 werkdagen per kalenderjaar voor niet-schoolgaande volwassenen en tijdens de schoolvakanties voor de anderen;
g) afwezigheidsdagen verantwoord door een collectief evenement waardoor het niet mogelijk is om zich naar het centrum te begeven, mits de dienst PHARE zijn instemming geeft;
h) sluitingsdagen van het centrum die het gevolg zijn van de overdracht van een wettelijke feestdag;
i) pedagogische dagen die in het collectief project van het centrum zijn bepaald, op basis van de volgende formule: A - 90% van A x B/C;
j) afwezigheidsdagen in de maand waarin de geïndividualiseerde overeenkomst begint of afloopt, volgens de volgende formule: A - 100% van A x B/C
waarbij
A = de financiële bijdrage voorzien in artikel 116;
B = het aantal werkdagen van afwezigheid in de maand zoals gepreciseerd in dit artikel;
C = het aantal werkdagen in de desbetreffende maand.
Art. 118. Les montants prévus à l'article 117 sont diminués pour tenir compte du nombre de jours d'absence ouvrables du mois suivants :
a) les jours d'absences justifiés par la personne en situation de handicap ou ses parents ou ceux qui en ont la charge à raison d'un maximum de 12 jours ouvrables par année civile ;
b) les jours d'absence justifiés par un certificat médical ou d'hospitalisation ;
c) les jours d'absence justifiés par un certificat d'hospitalisation ;
d) les jours d'absences justifiés par une décision judiciaire ;
e) les jours d'absence justifiés par un document probant attestant d'un des événements à l'occasion d'événements familiaux, pour l'accomplissement d'obligations civiques ou de missions civiles et en cas de comparution en justice à concurrence de 10 jours maximum par an ;
f) les jours d'absence pour les vacances à raison de maximum 24 jours ouvrables par année civile pour les adultes non scolarisés et à raison des vacances scolaires pour les autres ;
g) les jours d'absence justifiés par un événement collectif entraînant l'impossibilité de se rendre au centre moyennant l'accord du Service PHARE ;
h) les jours de fermeture du centre résultant du report d'un jour férié légal ;
i) les journées pédagogiques prévues dans le projet collectif du centre, selon la formule suivante : A - 90 % de A x B/C ;
j) les jours d'absence dans le mois au cours duquel la convention individualisée débute ou s'achève, selon la formule suivante : A - 100 % de A x B/C
où
A = la contribution financière prévue à l'article 116 ;
B = le nombre de jours d'absence ouvrables du mois tels que précisés au présent article ;
C = le nombre de jours ouvrables du mois considéré.
a) les jours d'absences justifiés par la personne en situation de handicap ou ses parents ou ceux qui en ont la charge à raison d'un maximum de 12 jours ouvrables par année civile ;
b) les jours d'absence justifiés par un certificat médical ou d'hospitalisation ;
c) les jours d'absence justifiés par un certificat d'hospitalisation ;
d) les jours d'absences justifiés par une décision judiciaire ;
e) les jours d'absence justifiés par un document probant attestant d'un des événements à l'occasion d'événements familiaux, pour l'accomplissement d'obligations civiques ou de missions civiles et en cas de comparution en justice à concurrence de 10 jours maximum par an ;
f) les jours d'absence pour les vacances à raison de maximum 24 jours ouvrables par année civile pour les adultes non scolarisés et à raison des vacances scolaires pour les autres ;
g) les jours d'absence justifiés par un événement collectif entraînant l'impossibilité de se rendre au centre moyennant l'accord du Service PHARE ;
h) les jours de fermeture du centre résultant du report d'un jour férié légal ;
i) les journées pédagogiques prévues dans le projet collectif du centre, selon la formule suivante : A - 90 % de A x B/C ;
j) les jours d'absence dans le mois au cours duquel la convention individualisée débute ou s'achève, selon la formule suivante : A - 100 % de A x B/C
où
A = la contribution financière prévue à l'article 116 ;
B = le nombre de jours d'absence ouvrables du mois tels que précisés au présent article ;
C = le nombre de jours ouvrables du mois considéré.
Art.119. De persoon met een handicap die minder dan 21 jaar oud is, krijgt op het bedrag berekend op basis van de artikelen 116 en 117 en op het bedrag bepaald in artikel 128 een korting van 50% gedurende een bepaald jaar, indien het globaal belastbaar inkomen van het gezin verminderd met de vrijgestelde quotiteiten en vermeerderd met een eventueel belastbaar inkomen dat duidelijk is vermeld op het aanslagbiljet van zijn gezin met betrekking tot het op twee jaar na laatste jaar lager is dan 9.000 euro. De persoon met een handicap heeft geen recht op een korting, indien de houder van de in beschouwing genomen inkomens eigenaar is van andere onroerende goederen dan die welke als persoonlijke woning worden benut of van elk ander onroerend goed dat voor professionele doeleinden wordt gebruikt.
Art.119. La personne en situation de handicap âgée de moins de 21 ans obtient sur le montant calculé sur base des articles 116 et 117 ainsi que sur le montant prévu à l'article 128 une réduction de 50 % pendant une année donnée si le revenu imposable globalement du ménage diminué des quotités exemptées et augmenté d'un éventuel revenu imposable distinctement figurant dans l'avertissement-extrait de rôle de sa famille relatif à l'antépénultième année est inférieur à euro 9 000. La personne handicapée n'a pas droit à une réduction si le titulaire des revenus pris en considération est propriétaire de biens immobiliers autres que ceux occupés comme habitation personnelle ou de tout autre bien immobilier utilisé à des fins professionnelles.
Art. 119. De persoon met een handicap die minder dan 21 jaar oud is, krijgt op het bedrag berekend op basis van de artikelen 116 en 117 en op het bedrag bepaald in artikel 128 een korting van 50% gedurende een bepaald jaar, indien het globaal belastbaar inkomen van het gezin verminderd met de vrijgestelde quotiteiten en vermeerderd met een eventueel belastbaar inkomen dat duidelijk is vermeld op het aanslagbiljet van zijn gezin met betrekking tot het op twee jaar na laatste jaar lager is dan 9.000 euro. De persoon met een handicap heeft geen recht op een korting, indien de houder van de in beschouwing genomen inkomens eigenaar is van andere onroerende goederen dan die welke als persoonlijke woning worden benut of van elk ander onroerend goed dat voor professionele doeleinden wordt gebruikt.
Art. 119. La personne en situation de handicap âgée de moins de 21 ans obtient sur le montant calculé sur base des articles 116 et 117 ainsi que sur le montant prévu à l'article 128 une réduction de 50 % pendant une année donnée si le revenu imposable globalement du ménage diminué des quotités exemptées et augmenté d'un éventuel revenu imposable distinctement figurant dans l'avertissement-extrait de rôle de sa famille relatif à l'antépénultième année est inférieur à euro 9 000. La personne handicapée n'a pas droit à une réduction si le titulaire des revenus pris en considération est propriétaire de biens immobiliers autres que ceux occupés comme habitation personnelle ou de tout autre bien immobilier utilisé à des fins professionnelles.
Art. 120. De persoon met een handicap van 21 jaar of ouder krijgt op het bedrag verkregen op basis van § 1 een korting van 50% indien zijn maandelijkse inkomens lager zijn dan 750 euro, na aftrek van een eventuele alimentatie, van medische, paramedische en farmaceutische kosten die verantwoord zijn door een medisch voorschrift en in de federale nomenclatuur van de gezondheidszorg zijn opgenomen voor zover ze betrekking hebben op prestaties uitgevoerd gedurende een periode van werkelijke aanwezigheid van de persoon met een handicap in het centrum, van de kosten van bewindvoerders over goederen die rechtstreeks verbonden zijn aan het inkomen waarmee voor de bepaling van de financiële bijdrage rekening is gehouden en van de huur of de terugbetaling van een hypotheeklening.
Art. 120. Pour la personne en situation de handicap de 21 ans et plus bénéficie sur le montant obtenu au § 1er d'une réduction de 50 % si ses revenus mensuels, après déduction d'une éventuelle pension alimentaire, des frais médicaux, paramédicaux et pharmaceutiques justifiés par une prescription médicale et repris à la nomenclature fédérale des soins de santé pour autant qu'ils se rapportent à des prestations effectuées pendant une période de présence effective de la personne handicapée au sein du centre, des frais d'administrateurs de biens liés directement aux revenus pris en compte dans le cadre de la détermination de la contribution financière et des loyers ou remboursements de prêts hypothécaires sont inférieurs à 750 euros.
Art. 121. Voor de persoon met een handicap die zowel wordt opgevangen in een centrum als in een woonomgeving die door de Franse Gemeenschapscommissie of door een andere overheid zijn erkend, is het forfaitair bedrag in een door de Franse Gemeenschapscommissie erkend centrum vastgesteld op 0 euro.
Art.122. Par dérogation aux articles 117 et 118,120 paragraphe 1er à 3 du présent arrêté, la contribution financière des personnes en situation de handicap en situation de répit s'établit à 5 euros par demi-jour de prise en charge.
La personne en situation de handicap âgée de moins de 21 ans obtient une réduction de 50 % pendant une année donnée si le revenu imposable globalement du ménage diminué des quotités exemptées et augmenté d'un éventuel revenu imposable distinctement figurant dans l'avertissement-extrait de rôle de sa famille relatif à l'antépénultième année est inférieur à 9.000 euros. La personne en situation de handicap n'a pas droit à une réduction si le titulaire des revenus pris en considération est propriétaire de biens immobiliers autres que ceux occupés comme habitation personnelle ou de tout autre bien immobilier utilisé à des fins professionnelles.
La personne en situation de handicap de 21 ans et plus bénéficie d'une réduction de 50 % si ses revenus mensuels, après déduction d'une éventuelle pension alimentaire, des frais médicaux, paramédicaux et pharmaceutiques justifiés par une prescription médicale et repris à la nomenclature fédérale des soins de santé pour autant qu'ils se rapportent à des prestations effectuées pendant une période de présence effective de la personne handicapée au sein du centre, des frais d'administrateurs de biens et des loyers ou remboursements de prêts hypothécaires sont inférieurs à 750 euros.
La personne en situation de handicap âgée de moins de 21 ans obtient une réduction de 50 % pendant une année donnée si le revenu imposable globalement du ménage diminué des quotités exemptées et augmenté d'un éventuel revenu imposable distinctement figurant dans l'avertissement-extrait de rôle de sa famille relatif à l'antépénultième année est inférieur à 9.000 euros. La personne en situation de handicap n'a pas droit à une réduction si le titulaire des revenus pris en considération est propriétaire de biens immobiliers autres que ceux occupés comme habitation personnelle ou de tout autre bien immobilier utilisé à des fins professionnelles.
La personne en situation de handicap de 21 ans et plus bénéficie d'une réduction de 50 % si ses revenus mensuels, après déduction d'une éventuelle pension alimentaire, des frais médicaux, paramédicaux et pharmaceutiques justifiés par une prescription médicale et repris à la nomenclature fédérale des soins de santé pour autant qu'ils se rapportent à des prestations effectuées pendant une période de présence effective de la personne handicapée au sein du centre, des frais d'administrateurs de biens et des loyers ou remboursements de prêts hypothécaires sont inférieurs à 750 euros.
Art.122. In afwijking van de artikelen 117, 118 en 120, paragrafen 1 tot 3 van dit besluit, wordt de financiële bijdrage van personen met een handicap die respijtzorg krijgen, vastgesteld op 5 euro per halve dag verzorging.
Art. 122. Par dérogation aux articles 117 et 118,120 paragraphe 1er à 3 du présent arrêté, la contribution financière des personnes en situation de handicap en situation de répit s'établit à 5 euros par demi-jour de prise en charge.
Art. 122. In afwijking van de artikelen 117, 118 en 120, paragrafen 1 tot 3 van dit besluit, wordt de financiële bijdrage van personen met een handicap die respijtzorg krijgen, vastgesteld op 5 euro per halve dag verzorging.
De persoon met een handicap die minder dan 21 jaar oud is, krijgt een korting van 50% gedurende een bepaald jaar, indien het globaal belastbaar inkomen van het gezin verminderd met de vrijgestelde quotiteiten en vermeerderd met een eventueel belastbaar inkomen dat duidelijk is vermeld op het aanslagbiljet van zijn gezin met betrekking tot het op twee jaar na laatste jaar, lager is dan 9.000 euro. De persoon met een handicap heeft geen recht op een korting, indien de houder van de in beschouwing genomen inkomens eigenaar is van andere onroerende goederen dan die welke als persoonlijke woning worden benut of van elk ander onroerend goed dat voor professionele doeleinden wordt gebruikt.
De persoon met een handicap van 21 jaar of ouder krijgt een korting van 50% indien zijn maandelijkse inkomens lager zijn dan 750 euro, na aftrek van eventuele alimentatie, van medische, paramedische en farmaceutische kosten die verantwoord zijn door een medisch voorschrift en in de federale nomenclatuur van de gezondheidszorg zijn opgenomen voor zover ze betrekking hebben op prestaties uitgevoerd in een periode van werkelijke aanwezigheid van de persoon met een handicap in het centrum, van de kosten van bewindvoerders over goederen en van de huur of de terugbetaling van een hypotheeklening.
De persoon met een handicap die minder dan 21 jaar oud is, krijgt een korting van 50% gedurende een bepaald jaar, indien het globaal belastbaar inkomen van het gezin verminderd met de vrijgestelde quotiteiten en vermeerderd met een eventueel belastbaar inkomen dat duidelijk is vermeld op het aanslagbiljet van zijn gezin met betrekking tot het op twee jaar na laatste jaar, lager is dan 9.000 euro. De persoon met een handicap heeft geen recht op een korting, indien de houder van de in beschouwing genomen inkomens eigenaar is van andere onroerende goederen dan die welke als persoonlijke woning worden benut of van elk ander onroerend goed dat voor professionele doeleinden wordt gebruikt.
De persoon met een handicap van 21 jaar of ouder krijgt een korting van 50% indien zijn maandelijkse inkomens lager zijn dan 750 euro, na aftrek van eventuele alimentatie, van medische, paramedische en farmaceutische kosten die verantwoord zijn door een medisch voorschrift en in de federale nomenclatuur van de gezondheidszorg zijn opgenomen voor zover ze betrekking hebben op prestaties uitgevoerd in een periode van werkelijke aanwezigheid van de persoon met een handicap in het centrum, van de kosten van bewindvoerders over goederen en van de huur of de terugbetaling van een hypotheeklening.
Art. 123. Pour la personne en situation de handicap accueillie à la fois dans un centre et dans un logement collectif adapté agréés par la Commission communautaire française ou par un autre pouvoir public, le forfait en centre agréé par la Commission communautaire française est fixé à euro 0.
Art. 123. Voor de persoon met een handicap die zowel wordt opgevangen in een centrum als in een aangepaste collectieve woonomgeving die door de Franse Gemeenschapscommissie of door een andere overheid zijn erkend, is het forfaitair bedrag in een door de Franse Gemeenschapscommissie erkend centrum vastgesteld op 0 euro.
Art.125. A titre exceptionnel, pour les personnes en situation de handicap visées à l'article 119, s'il est constaté que la contribution financière d'une personne en situation de handicap ne pourra être payée suite à une modification de la situation fiscale telle que les revenus disponibles de la famille ouvrent manifestement le droit à une réduction de la contribution financière, celle-ci lui est accordée. Cette réduction n'est plus accordée dès l'extinction du motif ayant justifié son octroi.
Art.125. Bij wijze van uitzondering voor de in artikel 119 bedoelde personen met een handicap en indien wordt vastgesteld dat de financiële bijdrage van een persoon met een handicap niet kan worden betaald ingevolge een wijziging van diens fiscale toestand, zoals de beschikbare inkomsten van het gezin, die onmiskenbaar recht geeft op een vermindering van de financiële bijdrage, dan wordt die vermindering toegekend. Deze vermindering wordt niet meer toegekend, zodra de reden die er aanleiding toe gaf, niet langer bestaat.
Art. 125. A titre exceptionnel, pour les personnes en situation de handicap visées à l'article 119, s'il est constaté que la contribution financière d'une personne en situation de handicap ne pourra être payée suite à une modification de la situation fiscale telle que les revenus disponibles de la famille ouvrent manifestement le droit à une réduction de la contribution financière, celle-ci lui est accordée. Cette réduction n'est plus accordée dès l'extinction du motif ayant justifié son octroi.
Art. 125. Bij wijze van uitzondering voor de in artikel 119 bedoelde personen met een handicap en indien wordt vastgesteld dat de financiële bijdrage van een persoon met een handicap niet kan worden betaald ingevolge een wijziging van diens fiscale toestand, zoals de beschikbare inkomsten van het gezin, die onmiskenbaar recht geeft op een vermindering van de financiële bijdrage, dan wordt die vermindering toegekend. Deze vermindering wordt niet meer toegekend, zodra de reden die er aanleiding toe gaf, niet langer bestaat.
Art. 126. En cas de versement d'arriérés de revenus, la contribution financière d'une personne en situation de handicap sera corrigée avec effet rétroactif sur la période concernée et au prorata de sa présence dans le centre.
Art. 126. Indien er achterstallige inkomsten worden gestort, zal de financiële bijdrage van een persoon met een handicap met terugwerkende kracht voor de betrokken periode en in verhouding tot diens aanwezigheid in het centrum worden gecorrigeerd.
Art.127. § 1er. Le dossier justificatif comprend les pièces suivantes :
Art.127. § 1. Het verantwoordingsdossier bevat de volgende stukken:
Art. 127. § 1er. Le dossier justificatif comprend les pièces suivantes :
Art. 127. § 1. Het verantwoordingsdossier bevat de volgende stukken:
1° wat de personeelskosten betreft:
- de individuele rekeningen van de werknemers uitgesplitst per erkenning, per functie en per soort contract (gesubsidieerd of niet-gesubsidieerd);
- een overzicht van de onregelmatige prestaties op basis van het door de dienst PHARE vastgestelde model, indien die niet zijn opgenomen in de individuele rekeningen;
- een overzicht van het dubbel vakantiegeld van alle werknemers uitgesplitst per erkenning en per functie voor het boekjaar dat volgt op het boekjaar waarvoor de jaarlijkse subsidie is bepaald;
- het C 450bis-attest van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
- het attest van de FOD Financiën dat de betaling van de bedrijfsvoorheffing bewijst;
- de eindafrekening van de wettelijke verzekering, voor ieder arbeidsongeval dat aanleiding heeft gegeven tot een schadevergoeding, een fotokopie van de door het wooncentrum gedane aangifte en de afrekening van de gestorte vergoedingen;
- de eindafrekening van de arbeidsgeneeskunde;
- een samenvattende tabel van de personeelskosten, met vermelding van het betrokken personeel, de aard van de gevolgde opleidingen en de kostprijs daarvan;
- de lijst van de personen die de aanvullende prepensioensvergoeding genieten samen met de individuele rekening van elke betrokkene;
- een overzicht van de gestorte vergoedingen voor extern verblijf;
- voor de werknemers die in de loop van het boekjaar in dienst zijn getreden: het door de vorige werkgever afgeleverde vakantieattest;
2° wat de algemene kosten en de persoonsgebonden kosten betreft:
- de algemene balans;
- de afschrijvingstabellen van de vaste activa en de giften en subsidies in kapitaal;
- het grootboek of de historiek van de lasten en opbrengsten;
- het aantal personen dat wordt opgevangen op gemiddelde jaarbasis.
3° wat het collectief vervoer betreft:
- de facturen met de bewijsstukken die een algemeen nader overzicht bieden van de data waarop de ritten zijn uitgevoerd, het aantal vervoerde personen met een handicap met hun naam en adres, en het aantal afgelegde kilometers.
4° wat de financiële bijdragen van de personen met een handicap betreft:
- een jaaroverzicht van de aanwezigheden en afwezigheden;
- een jaaroverzicht van de maandelijkse bijdragen van elke persoon met een handicap en een algemeen samenvattend jaaroverzicht;
- het bewijs van de storting van 2/3de van de kinderbijslag;
- in geval van korting:
° Voor de persoon met een handicap die uitsluitend kinderbijslag ontvangt: een aanslagbiljet en desgevallend een afschrift van de verklaring op erewoord van de persoon die door het centrum gemachtigd is om het dossier te onderzoeken.
° Voor de persoon met een handicap van 21 jaar of ouder: het bewijs van de inkomsten en desgevallend het bewijsstuk van de alimentatie, het overzicht van de erelonen van een bewindvoerder over de goederen en het bewijs van de betaling van een financiële bijdrage.
De bewijsstukken van de afrekeningen van de financiële bijdragen worden in het centrum bewaard.
De dienst PHARE kan de lijst van de gevraagde stukken aanvullen.
§ 2. Indien het aantal personen met een handicap die het centrum op gemiddelde jaarbasis opvangt hoger is dan de erkende basiscapaciteit, wordt de aftrek van de financiële bijdragen van de subsidie die krachtens de artikelen 64 en 70 van het decreet aan het centrum is toegekend, verlaagd in verhouding tot de erkende basiscapaciteit.
1° wat de personeelskosten betreft:
- de individuele rekeningen van de werknemers uitgesplitst per erkenning, per functie en per soort contract (gesubsidieerd of niet-gesubsidieerd);
- een overzicht van de onregelmatige prestaties op basis van het door de dienst PHARE vastgestelde model, indien die niet zijn opgenomen in de individuele rekeningen;
- een overzicht van het dubbel vakantiegeld van alle werknemers uitgesplitst per erkenning en per functie voor het boekjaar dat volgt op het boekjaar waarvoor de jaarlijkse subsidie is bepaald;
- het C 450bis-attest van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
- het attest van de FOD Financiën dat de betaling van de bedrijfsvoorheffing bewijst;
- de eindafrekening van de wettelijke verzekering, voor ieder arbeidsongeval dat aanleiding heeft gegeven tot een schadevergoeding, een fotokopie van de door het wooncentrum gedane aangifte en de afrekening van de gestorte vergoedingen;
- de eindafrekening van de arbeidsgeneeskunde;
- een samenvattende tabel van de personeelskosten, met vermelding van het betrokken personeel, de aard van de gevolgde opleidingen en de kostprijs daarvan;
- de lijst van de personen die de aanvullende prepensioensvergoeding genieten samen met de individuele rekening van elke betrokkene;
- een overzicht van de gestorte vergoedingen voor extern verblijf;
- voor de werknemers die in de loop van het boekjaar in dienst zijn getreden: het door de vorige werkgever afgeleverde vakantieattest;
2° wat de algemene kosten en de persoonsgebonden kosten betreft:
- de algemene balans;
- de afschrijvingstabellen van de vaste activa en de giften en subsidies in kapitaal;
- het grootboek of de historiek van de lasten en opbrengsten;
- het aantal personen dat wordt opgevangen op gemiddelde jaarbasis.
3° wat het collectief vervoer betreft:
- de facturen met de bewijsstukken die een algemeen nader overzicht bieden van de data waarop de ritten zijn uitgevoerd, het aantal vervoerde personen met een handicap met hun naam en adres, en het aantal afgelegde kilometers.
4° wat de financiële bijdragen van de personen met een handicap betreft:
- een jaaroverzicht van de aanwezigheden en afwezigheden;
- een jaaroverzicht van de maandelijkse bijdragen van elke persoon met een handicap en een algemeen samenvattend jaaroverzicht;
- het bewijs van de storting van 2/3de van de kinderbijslag;
- in geval van korting:
° Voor de persoon met een handicap die uitsluitend kinderbijslag ontvangt: een aanslagbiljet en desgevallend een afschrift van de verklaring op erewoord van de persoon die door het centrum gemachtigd is om het dossier te onderzoeken.
° Voor de persoon met een handicap van 21 jaar of ouder: het bewijs van de inkomsten en desgevallend het bewijsstuk van de alimentatie, het overzicht van de erelonen van een bewindvoerder over de goederen en het bewijs van de betaling van een financiële bijdrage.
De bewijsstukken van de afrekeningen van de financiële bijdragen worden in het centrum bewaard.
De dienst PHARE kan de lijst van de gevraagde stukken aanvullen.
§ 2. Indien het aantal personen met een handicap die het centrum op gemiddelde jaarbasis opvangt hoger is dan de erkende basiscapaciteit, wordt de aftrek van de financiële bijdragen van de subsidie die krachtens de artikelen 64 en 70 van het decreet aan het centrum is toegekend, verlaagd in verhouding tot de erkende basiscapaciteit.
Art. 128. Le Service PHARE vérifie le dossier justificatif. Il établit la différence entre la somme des avances versées et le montant de la subvention due.
Il soumet une proposition de décision au centre. Le centre dispose d'un délai de six semaines pour communiquer ses observations.
A défaut de réponse dans ce délai, la proposition du Service PHARE est considérée comme acceptée.
Dans un délai de six semaines suivant la date de réception de ces observations, le Service PHARE transmet le décompte définitif de la subvention.
Il soumet une proposition de décision au centre. Le centre dispose d'un délai de six semaines pour communiquer ses observations.
A défaut de réponse dans ce délai, la proposition du Service PHARE est considérée comme acceptée.
Dans un délai de six semaines suivant la date de réception de ces observations, le Service PHARE transmet le décompte définitif de la subvention.
Art. 128. De dienst PHARE controleert het verantwoordingsdossier. Hij stelt het verschil tussen de som van de gestorte voorschotten en het bedrag van de verschuldigde subsidie vast.
Hij legt een voorstel van beslissing voor aan het centrum. Het centrum heeft zes weken tijd om zijn opmerkingen kenbaar te maken.
Komt er binnen die termijn geen reactie, dan wordt het voorstel van de dienst PHARE als aanvaard beschouwd.
Binnen de zes weken na de datum waarop de opmerkingen ontvangen zijn, bezorgt de dienst PHARE de eindafrekening van de subsidie.
Hij legt een voorstel van beslissing voor aan het centrum. Het centrum heeft zes weken tijd om zijn opmerkingen kenbaar te maken.
Komt er binnen die termijn geen reactie, dan wordt het voorstel van de dienst PHARE als aanvaard beschouwd.
Binnen de zes weken na de datum waarop de opmerkingen ontvangen zijn, bezorgt de dienst PHARE de eindafrekening van de subsidie.
Art. 129. La contribution financière visée à la section 3 du présent chapitre est déduite de la subvention.
Art. 129. De in afdeling 3 van dit hoofdstuk bedoelde financiële bijdrage wordt van de subsidie afgetrokken.
Art.130. Dans le cadre des places ouvertes en dehors de la capacité agréée de base d'un centre mais au sein de la capacité maximale d'un centre, la prise en charge de personnes en situation de handicap dont les besoins sont jugés prioritaires par l'équipe pluridisciplinaire fait l'objet d'un financement forfaitaire spécifique accordé au centre et précisé dans une convention dite " prioritaire " dont le modèle est fixé en annexe 4 du présent arrêté.
Art.130. Een centrum dat buiten zijn erkende basiscapaciteit maar binnen zijn maximumcapaciteit plaatsen openstelt voor de opvang van personen met een handicap wier behoeften het multidisciplinaire team als prioritair beoordeelt, krijgt een specifieke forfaitaire financiering toegekend, die nader bepaald wordt in een "voorrangsovereenkomst", waarvan het model in bijlage 4 van dit besluit is vastgesteld.
Art. 130. Dans le cadre des places ouvertes en dehors de la capacité agréée de base d'un centre mais au sein de la capacité maximale d'un centre, la prise en charge de personnes en situation de handicap dont les besoins sont jugés prioritaires par l'équipe pluridisciplinaire fait l'objet d'un financement forfaitaire spécifique accordé au centre et précisé dans une convention dite " prioritaire " dont le modèle est fixé en annexe 4 du présent arrêté.
Art.131. Om eventueel in aanmerking te komen voor een voorrangsovereenkomst, moet de aanvraag van de persoon met een handicap beantwoorden aan de volgende criteria:
* de hoogdringendheid van de opvang in een centrum gezien het belang van de follow-up en de verzorging die de persoon met een handicap door zijn fysieke, geestelijke of psychische toestand nodig heeft;
* een van de volgende sociale redenen aantonen:
- de voornaamste toeverlaat die hij in het gezin heeft, is niet meer in staat om zijn opdracht te vervullen;
- de huidige toestand vormt een gevaar voor de integriteit van de persoon met een handicap of voor de integriteit van derden;
- er is meerdere keren een uitsluitingsmaatregel opgelegd of opvang geweigerd aan de persoon met een handicap.
* de hoogdringendheid van de opvang in een centrum gezien het belang van de follow-up en de verzorging die de persoon met een handicap door zijn fysieke, geestelijke of psychische toestand nodig heeft;
* een van de volgende sociale redenen aantonen:
- de voornaamste toeverlaat die hij in het gezin heeft, is niet meer in staat om zijn opdracht te vervullen;
- de huidige toestand vormt een gevaar voor de integriteit van de persoon met een handicap of voor de integriteit van derden;
- er is meerdere keren een uitsluitingsmaatregel opgelegd of opvang geweigerd aan de persoon met een handicap.
Art. 131. Pour éventuellement bénéficier d'une convention prioritaire, la demande de la personne en situation de handicap doit répondre aux critères suivants :
* l'urgence de l'accueil en centre en raison de l'importance du suivi et des soins que nécessite l'état physique, mental ou psychique de la personne en situation de handicap ;
* justifier l'un des motifs sociaux suivants :
- le principal soutien familial n'est plus en mesure d'assurer sa mission ;
- la situation actuelle présente un danger pour l'intégrité de la personne en situation de handicap ou de tiers ;
- la personne en situation de handicap a subi plusieurs exclusions ou de refus de prise en charge.
* l'urgence de l'accueil en centre en raison de l'importance du suivi et des soins que nécessite l'état physique, mental ou psychique de la personne en situation de handicap ;
* justifier l'un des motifs sociaux suivants :
- le principal soutien familial n'est plus en mesure d'assurer sa mission ;
- la situation actuelle présente un danger pour l'intégrité de la personne en situation de handicap ou de tiers ;
- la personne en situation de handicap a subi plusieurs exclusions ou de refus de prise en charge.
Art. 131. Om eventueel in aanmerking te komen voor een voorrangsovereenkomst, moet de aanvraag van de persoon met een handicap beantwoorden aan de volgende criteria:
* de hoogdringendheid van de opvang in een centrum gezien het belang van de follow-up en de verzorging die de persoon met een handicap door zijn fysieke, geestelijke of psychische toestand nodig heeft;
* een van de volgende sociale redenen aantonen:
- de voornaamste toeverlaat die hij in het gezin heeft, is niet meer in staat om zijn opdracht te vervullen;
- de huidige toestand vormt een gevaar voor de integriteit van de persoon met een handicap of voor de integriteit van derden;
- er is meerdere keren een uitsluitingsmaatregel opgelegd of opvang geweigerd aan de persoon met een handicap.
* de hoogdringendheid van de opvang in een centrum gezien het belang van de follow-up en de verzorging die de persoon met een handicap door zijn fysieke, geestelijke of psychische toestand nodig heeft;
* een van de volgende sociale redenen aantonen:
- de voornaamste toeverlaat die hij in het gezin heeft, is niet meer in staat om zijn opdracht te vervullen;
- de huidige toestand vormt een gevaar voor de integriteit van de persoon met een handicap of voor de integriteit van derden;
- er is meerdere keren een uitsluitingsmaatregel opgelegd of opvang geweigerd aan de persoon met een handicap.
Art.133. Le financement forfaitaire accordé à un centre dans le cadre d'une convention prioritaire a pour objet de couvrir les frais supplémentaires de toute nature liés à la prise en charge de la personne en situation de handicap dont les coordonnées sont insérées dans la convention prioritaire.
Sur une base annuelle, ce financement équivaut pour une fréquentation à temps plein à maximum le coût moyen d'une place dans le centre concerné, fixé à la date de prise d'effet de la convention prioritaire et qui prend en compte l'évolution du personnel engagé en termes de nombre, de qualification, de barème et d'ancienneté. Le financement est réduit par dixième au prorata des demi-jours d'absence prévus dans la convention personnalisée.
La contribution financière de la personne en situation de handicap est déterminée en vertu des dispositions de la section 7 du chapitre 3 du présent arrêté.
Sur une base annuelle, ce financement équivaut pour une fréquentation à temps plein à maximum le coût moyen d'une place dans le centre concerné, fixé à la date de prise d'effet de la convention prioritaire et qui prend en compte l'évolution du personnel engagé en termes de nombre, de qualification, de barème et d'ancienneté. Le financement est réduit par dixième au prorata des demi-jours d'absence prévus dans la convention personnalisée.
La contribution financière de la personne en situation de handicap est déterminée en vertu des dispositions de la section 7 du chapitre 3 du présent arrêté.
Art.133. De forfaitaire financiering die op basis van een voorrangsovereenkomst aan een centrum wordt toegekend, is bedoeld om de bijkomende kosten van alle aard te dekken die verband houden met de zorg voor de persoon met een handicap wiens gegevens in de voorrangsovereenkomst zijn opgenomen.
Op jaarbasis komt deze financiering voor een voltijds verblijf overeen met maximaal de gemiddelde kostprijs van een plaats in het centrum in kwestie, vastgesteld op de datum van de inwerkingtreding van de voorrangsovereenkomst en waarbij rekening wordt gehouden met de evolutie van het aangeworven personeel qua aantal, scholing, barema en anciënniteit. De financiering wordt per tiende verminderd in verhouding tot de halve dagen afwezigheid die in de gepersonaliseerde overeenkomst zijn bepaald.
De financiële bijdrage van de persoon met een handicap wordt bepaald op grond van de bepalingen van afdeling 7 van hoofdstuk 3 van dit besluit.
Op jaarbasis komt deze financiering voor een voltijds verblijf overeen met maximaal de gemiddelde kostprijs van een plaats in het centrum in kwestie, vastgesteld op de datum van de inwerkingtreding van de voorrangsovereenkomst en waarbij rekening wordt gehouden met de evolutie van het aangeworven personeel qua aantal, scholing, barema en anciënniteit. De financiering wordt per tiende verminderd in verhouding tot de halve dagen afwezigheid die in de gepersonaliseerde overeenkomst zijn bepaald.
De financiële bijdrage van de persoon met een handicap wordt bepaald op grond van de bepalingen van afdeling 7 van hoofdstuk 3 van dit besluit.
Art. 133. Le financement forfaitaire accordé à un centre dans le cadre d'une convention prioritaire a pour objet de couvrir les frais supplémentaires de toute nature liés à la prise en charge de la personne en situation de handicap dont les coordonnées sont insérées dans la convention prioritaire.
Sur une base annuelle, ce financement équivaut pour une fréquentation à temps plein à maximum le coût moyen d'une place dans le centre concerné, fixé à la date de prise d'effet de la convention prioritaire et qui prend en compte l'évolution du personnel engagé en termes de nombre, de qualification, de barème et d'ancienneté. Le financement est réduit par dixième au prorata des demi-jours d'absence prévus dans la convention personnalisée.
La contribution financière de la personne en situation de handicap est déterminée en vertu des dispositions de la section 7 du chapitre 3 du présent arrêté.
Sur une base annuelle, ce financement équivaut pour une fréquentation à temps plein à maximum le coût moyen d'une place dans le centre concerné, fixé à la date de prise d'effet de la convention prioritaire et qui prend en compte l'évolution du personnel engagé en termes de nombre, de qualification, de barème et d'ancienneté. Le financement est réduit par dixième au prorata des demi-jours d'absence prévus dans la convention personnalisée.
La contribution financière de la personne en situation de handicap est déterminée en vertu des dispositions de la section 7 du chapitre 3 du présent arrêté.
Art. 133. De forfaitaire financiering die op basis van een voorrangsovereenkomst aan een centrum wordt toegekend, is bedoeld om de bijkomende kosten van alle aard te dekken die verband houden met de zorg voor de persoon met een handicap wiens gegevens in de voorrangsovereenkomst zijn opgenomen.
Op jaarbasis komt deze financiering voor een voltijds verblijf overeen met maximaal de gemiddelde kostprijs van een plaats in het centrum in kwestie, vastgesteld op de datum van de inwerkingtreding van de voorrangsovereenkomst en waarbij rekening wordt gehouden met de evolutie van het aangeworven personeel qua aantal, scholing, barema en anciënniteit. De financiering wordt per tiende verminderd in verhouding tot de halve dagen afwezigheid die in de gepersonaliseerde overeenkomst zijn bepaald.
De financiële bijdrage van de persoon met een handicap wordt bepaald op grond van de bepalingen van afdeling 7 van hoofdstuk 3 van dit besluit.
Op jaarbasis komt deze financiering voor een voltijds verblijf overeen met maximaal de gemiddelde kostprijs van een plaats in het centrum in kwestie, vastgesteld op de datum van de inwerkingtreding van de voorrangsovereenkomst en waarbij rekening wordt gehouden met de evolutie van het aangeworven personeel qua aantal, scholing, barema en anciënniteit. De financiering wordt per tiende verminderd in verhouding tot de halve dagen afwezigheid die in de gepersonaliseerde overeenkomst zijn bepaald.
De financiële bijdrage van de persoon met een handicap wordt bepaald op grond van de bepalingen van afdeling 7 van hoofdstuk 3 van dit besluit.
Art. 134. Les conventions prioritaires sont à charge d'une allocation de base spécifique distincte de celle des centres au sein du budget du Service PHARE.
Art. 134. De voorrangsovereenkomsten worden op de begroting van de dienst PHARE ten laste genomen op een aparte basisallocatie die losstaat van die voor de centra.
Art.135. Le paragraphe 2 de l'article 38 de l'arrêté du Collège de la Commission communautaire française du 18 juillet 2002 relatif à l'agrément et aux subventions des centres de jour pour enfants scolarisés, tel que modifié, est remplacé par les dispositions suivantes :
Art.135. Paragraaf 2 van artikel 38 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 2002 betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra voor schoolgaande kinderen, zoals gewijzigd, wordt vervangen door de volgende bepalingen:
Art. 135. Le paragraphe 2 de l'article 38 de l'arrêté du Collège de la Commission communautaire française du 18 juillet 2002 relatif à l'agrément et aux subventions des centres de jour pour enfants scolarisés, tel que modifié, est remplacé par les dispositions suivantes :
Art. 135. Paragraaf 2 van artikel 38 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 2002 betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra voor schoolgaande kinderen, zoals gewijzigd, wordt vervangen door de volgende bepalingen:
Art.136. L'arrêté du Collège de la Commission communautaire française du 21 septembre 2006 relatif à l'agrément et aux subventions des centres de jour et des centres d'hébergement pour personnes handicapées est abrogé, à l'exception de son article 55, alinéas 5 et 6, en ce qui concerne les centres de jour pour enfants scolarisés visés par l'arrêté 99/262/E2 du 18 juillet 2002 du Collège de la Commission communautaire française relatif à l'agrément et aux subventions des centres de jour pour enfants scolarisés.
Art.136. Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 september 2006 betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra voor personen met een handicap wordt opgeheven, met uitzondering van artikel 55, vijfde en zesde lid, voor wat betreft de dagcentra voor schoolgaande kinderen bedoeld door het besluit 99/262/E2 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 2002 betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra voor schoolgaande kinderen.
Art. 136. L'arrêté du Collège de la Commission communautaire française du 21 septembre 2006 relatif à l'agrément et aux subventions des centres de jour et des centres d'hébergement pour personnes handicapées est abrogé, à l'exception de son article 55, alinéas 5 et 6, en ce qui concerne les centres de jour pour enfants scolarisés visés par l'arrêté 99/262/E2 du 18 juillet 2002 du Collège de la Commission communautaire française relatif à l'agrément et aux subventions des centres de jour pour enfants scolarisés.
Art. 136. Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 september 2006 betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra voor personen met een handicap wordt opgeheven, met uitzondering van artikel 55, vijfde en zesde lid, voor wat betreft de dagcentra voor schoolgaande kinderen bedoeld door het besluit 99/262/E2 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 2002 betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra voor schoolgaande kinderen.
Art. 137. En ce qui concerne les centres de jour, les articles 73, 74 et 75 de l'arrêté 99/262A du Collège de la Commission communautaire française du 25 février 2000 relatif aux dispositions individuelles d'intégration sociale et professionnelle des personnes handicapées mises en oeuvre par le Service bruxellois francophone des personnes handicapées.
Art. 137. Voor wat betreft de dagcentra, de artikelen 73, 74 en 75 van het besluit 99/262A van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 25 februari 2000 betreffende de individuele bepalingen van de Brusselse Franstalige Dienst voor Mindervaliden voor de sociale integratie van gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces.
CHAPITRE 8. - DISPOSITIONS TRANSITOIRES, DEROGATOIRES ET FINALES
HOOFDSTUK 8. - OVERGANGS-, AFWIJKINGS- EN SLOTBEPALINGEN
Art.138. § 1er. Les centres agréés au 31 décembre 2023 restent agréés à partir du 1er janvier 2024 jusqu'au terme de la période d'agrément mentionnée dans la dernière décision d'agrément adoptée par le Collège à leur égard.
Art.138. § 1. De centra die op 31 december 2023 erkend zijn, behouden vanaf 1 januari 2024 hun erkenning tot het einde van de erkenningsperiode die vermeld is in de meest recente erkenningsbeslissing die ze van het College hebben gekregen.
Art. 138. § 1er. Les centres agréés au 31 décembre 2023 restent agréés à partir du 1er janvier 2024 jusqu'au terme de la période d'agrément mentionnée dans la dernière décision d'agrément adoptée par le Collège à leur égard.
Art. 138. § 1. De centra die op 31 december 2023 erkend zijn, behouden vanaf 1 januari 2024 hun erkenning tot het einde van de erkenningsperiode die vermeld is in de meest recente erkenningsbeslissing die ze van het College hebben gekregen.
§ 2. De centra die voor de inwerkingtreding van dit besluit een aanvraag tot verlenging van hun erkenning hebben ingediend, blijven onderworpen aan de erkenningsprocedure die bepaald is in hoofdstuk II van het besluit nr. 2006/554 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 september 2006 betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra voor personen met een handicap.
§ 3. In afwijking van artikel 13 van het besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018 houdende de vaststelling van de wijzen en procedures voor de erkenning van centra, diensten, woningen of ondernemingen bedoeld in artikel 70 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de insluiting van personen met een handicap, wordt de termijn voor het indienen van een aanvraag tot verlenging van de erkenning tot zes maanden verkort voor wooncentra waarvan de erkenning tussen 1 juli 2024 en 31 december 2024 afloopt.
§ 2. De centra die voor de inwerkingtreding van dit besluit een aanvraag tot verlenging van hun erkenning hebben ingediend, blijven onderworpen aan de erkenningsprocedure die bepaald is in hoofdstuk II van het besluit nr. 2006/554 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 september 2006 betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra voor personen met een handicap.
§ 3. In afwijking van artikel 13 van het besluit 2017/626 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2018 houdende de vaststelling van de wijzen en procedures voor de erkenning van centra, diensten, woningen of ondernemingen bedoeld in artikel 70 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de insluiting van personen met een handicap, wordt de termijn voor het indienen van een aanvraag tot verlenging van de erkenning tot zes maanden verkort voor wooncentra waarvan de erkenning tussen 1 juli 2024 en 31 december 2024 afloopt.
Art. 139. Par dérogation à l'article 61, les normes d'encadrement sont revues dès l'entrée en vigueur du présent arrêté.
Art. 139. De omkaderingsnormen worden in afwijking van artikel 61 herzien, zodra dit besluit van kracht wordt.
Art.140. Entrent en vigueur le 1er janvier 2024 :
Art.140. Treden in werking op 1 januari 2024:
Art.141. Les montants repris aux articles 105, 108, 109, 116, 119, 120, 122 dans le présent arrêté sont liés à l'indice-santé de référence de décembre 2001.
Art.141. De bedragen vermeld in de artikelen 105, 108, 109, 116, 119, 120 en 122 van dit besluit zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex van december 2001.
Vanaf 1 juli 2024 worden ze op 1 januari van elk jaar aangepast rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna genoemd de gezondheidsindex, op basis van de volgende formule:
basisbedrag x gezondheidsindex van december van het vorige jaar
gezondheidsindex van december 2001
Vanaf 1 juli 2024 worden ze op 1 januari van elk jaar aangepast rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna genoemd de gezondheidsindex, op basis van de volgende formule:
basisbedrag x gezondheidsindex van december van het vorige jaar
gezondheidsindex van december 2001
Art. 141. Les montants repris aux articles 105, 108, 109, 116, 119, 120, 122 dans le présent arrêté sont liés à l'indice-santé de référence de décembre 2001.
A partir du 1er juillet 2024, ils sont adaptés annuellement chaque 1er janvier compte tenu de l'indice des prix à la consommation visé au chapitre II de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, ci-après dénommé indice-santé, suivant la formule :
montant de base x indice-santé de décembre de l'année antérieure
indice-santé de décembre 2001
A partir du 1er juillet 2024, ils sont adaptés annuellement chaque 1er janvier compte tenu de l'indice des prix à la consommation visé au chapitre II de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, ci-après dénommé indice-santé, suivant la formule :
montant de base x indice-santé de décembre de l'année antérieure
indice-santé de décembre 2001
Art. 141. De bedragen vermeld in de artikelen 105, 108, 109, 116, 119, 120 en 122 van dit besluit zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex van december 2001.
Vanaf 1 juli 2024 worden ze op 1 januari van elk jaar aangepast rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna genoemd de gezondheidsindex, op basis van de volgende formule:
basisbedrag x gezondheidsindex van december van het vorige jaar
gezondheidsindex van december 2001
Vanaf 1 juli 2024 worden ze op 1 januari van elk jaar aangepast rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna genoemd de gezondheidsindex, op basis van de volgende formule:
basisbedrag x gezondheidsindex van december van het vorige jaar
gezondheidsindex van december 2001
Art. 142. Le Membre du Collège chargé de la politique d'aide aux personne handicapées est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Art. 142. Het collegelid bevoegd voor het beleid inzake bijstand aan personen met een handicap, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. N.
Art. N.
Art. N.
Art. N. (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 09-04-2024, p. 41147)
-