Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
26 JUNI 2023. - Decreet tot oprichting van een fonds voor renteloze leningen aan op te leiden personen, studenten en leerlingen in knelpuntberoepen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-11-2023 en tekstbijwerking tot 14-10-2024)
Titre
26 JUIN 2023. - Décret portant création d'un Fonds relatif aux prêts sans intérêts à destination des apprentis, étudiants et élèves désirant se former à un métier en pénurie(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 09-11-2023 et mise à jour au 14-10-2024)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (43)
Texte (43)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
CHAPITRE 1er. - Dispositions générales
Artikel 1. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder:
  1° lening: renteloze lening voor algemeen gebruik toegekend aan studenten, op te leiden personen en leerlingen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 3;
  2° knelpuntberoepen: de beroepen vermeld in de lijst die is opgesteld overeenkomstig artikel 28, § 3, vierde lid, van het besluit van de Regering van 13 december 2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden;
  3° [1 studiecyclus: de volgende studiecycli of opleidingen:
   a) de basisopleidingen vermeld in artikel 2.6 van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool;
   b) de medische basisopleiding overeenkomstig artikel 24 van EU-Richtlijn 2005/36/EG, gevolgd aan een door de staat erkende universiteit of hogeschool in de Europese Unie, een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;
   c) de basisopleiding tandheelkunde overeenkomstig artikel 34 van EU-Richtlijn 2005/36/EG, gevolgd aan een door de staat erkende universiteit of hogeschool in de Europese Unie, een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;
   d) de opleiding tot verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger overeenkomstig artikel 31 van EU-Richtlijn 2005/36/EG, gevolgd aan een door de staat erkende universiteit of hogeschool in de Europese Unie, een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;
   e) de opleiding tot verloskundige overeenkomstig artikel 40 van EU-Richtlijn 2005/36/EG, gevolgd aan een door de staat erkende universiteit of hogeschool in de Europese Unie, een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;
   f) de opleiding tot apotheker overeenkomstig artikel 44 van EU-Richtlijn 2005/36/EG, gevolgd aan een door de staat erkende universiteit of hogeschool in de Europese Unie, een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of Zwitserland]1
;
  4° [1 ...]1
  5° [1 ...]1
  6° student: een persoon die regulier ingeschreven is voor een studiecyclus [1 ...]1 studie en die niet meer onderworpen is aan de leerplicht overeenkomstig artikel 1 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht;
  7° leertijd: een opleiding in de zin van artikel 7 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's;
  8° op te leiden persoon: een persoon die een leerovereenkomst heeft afgesloten overeenkomstig artikel 7 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's en die niet meer onderworpen is aan de leerplicht overeenkomstig artikel 1 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht;
  9° leerling: een persoon die overeenkomstig artikel 18, § 1, van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs regulier ingeschreven is in het zevende jaar van het secundair beroepsonderwijs in een secundaire school in de Duitstalige Gemeenschap en die niet meer onderworpen is aan de leerplicht overeenkomstig artikel 1 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht;
  10° Algemene Verordening Gegevensbescherming: Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene Verordening Gegevensbescherming);
  11° EU-Richtlijn 2005/36/EG: Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties [1 ;]1
  [1 12° onderwijsinstellingen: het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's in de zin van artikel 15 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, de autonome hogeschool in de zin van artikel 1.1 van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool, de secundaire scholen in de Duitstalige Gemeenschap en de door de staat erkende universiteiten en hogescholen die een studie overeenkomstig 3°, b) tot f), aanbieden.]1
  
Article 1er. Pour l'application du présent décret, il faut entendre par :
  1° prêt : un prêt sans intérêt accordé, à usage général, aux étudiants, apprentis et élèves remplissant les conditions fixées à l'article 3;
  2° métiers en pénurie : les métiers figurant sur la liste établie conformément à l'article 28, § 3, alinéa 4, de l'arrêté du Gouvernement du 13 décembre 2018 relatif aux formations professionnelles destinées aux demandeurs d'emploi;
  3°[1 les formations ou cursus suivants :
   a) les formations initiales mentionnées à l'article 2.6 du décret du 27 juin 2005 portant création d'une haute école autonome;
   b) la formation médicale de base telle que définie à l'article 24 de la directive européenne 2005/36/CE, dispensée dans un établissement d'enseignement supérieur reconnu par l'Etat au sein de l'Union européenne, dans un autre Etat partie à l'accord sur l'Espace économique européen ou en Suisse;
   c) la formation de base de praticien de l'art dentaire telle que définie à l'article 34 de la directive européenne 2005/36/CE, dispensée dans un établissement d'enseignement supérieur reconnu par l'Etat au sein de l'Union européenne, dans un autre Etat partie à l'accord sur l'Espace économique européen ou en Suisse;
   d) la formation d'infirmier responsable de soins généraux telle que définie à l'article 31 de la directive européenne 2005/36/CE, dispensée dans un établissement d'enseignement supérieur reconnu par l'Etat au sein de l'Union européenne, dans un autre Etat partie à l'accord sur l'Espace économique européen ou en Suisse;
   e) la formation de sage-femme telle que définie à l'article 40 de la directive européenne 2005/36/CE, dispensée dans un établissement d'enseignement supérieur reconnu par l'Etat au sein de l'Union européenne, dans un autre Etat partie à l'accord sur l'Espace économique européen ou en Suisse;
   f) la formation de pharmacien telle que définie à l'article 44 de la directive européenne 2005/36/CE, dispensée dans un établissement d'enseignement supérieur reconnu par l'Etat au sein de l'Union européenne, dans un autre Etat partie à l'accord sur l'Espace économique européen ou en Suisse; ]1
;
  4° [1 ...]1
  5° [1 ...]1
  6° étudiant : une personne régulièrement inscrite [1 dans un cursus ]1 et n'étant plus soumise à l'obligation scolaire telle que définie à l'article 1er de la loi du 29 juin 1983 concernant l'obligation scolaire;
  7° apprentissage : une formation au sens de l'article 7 du décret du 16 décembre 1991 relatif à la formation et la formation continue dans les Classes moyennes et les PME;
  8° apprenti : une personne ayant conclu un contrat d'apprentissage tel que défini à l'article 7 du décret du 16 décembre 1991 relatif à la formation et la formation continue dans les Classes moyennes et les PME et n'étant plus soumise à l'obligation scolaire telle que définie à l'article 1er de la loi du 29 juin 1983 concernant l'obligation scolaire;
  9° élève : une personne régulièrement inscrite en septième année d'enseignement secondaire professionnel dans un établissement d'enseignement secondaire de la Communauté germanophone, conformément à l'article 18, § 1er, de l'arrêté royal du 29 juin 1984 portant organisation de l'enseignement secondaire, et n'étant plus soumise à l'obligation scolaire telle que définie à l'article 1er de la loi du 29 juin 1983 concernant l'obligation scolaire;
  10° règlement général sur la protection des données : le Règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, abrogeant la directive 95/46/CE (Règlement général sur la protection des données);
  11° directive européenne 2005/36/CE : directive 2005/36/CE du Parlement européen et du Conseil du 7 septembre 2005 relative à la reconnaissance des qualifications professionnelles [1 ; ]1
  [1 12° établissements d'enseignement : l'Institut pour la formation et la formation continue dans les Classes moyennes et les PME au sens de l'article 15 du décret du 16 décembre 1991 relatif à la formation et la formation continue dans les classes moyennes et les PME, la haute école autonome au sens de l'article 1.1 du décret du 27 juin 2005 portant création d'une haute école autonome, les écoles secondaires en Communauté germanophone et les établissements d'enseignement supérieur reconnus par l'Etat qui proposent des cursus conformément au 3°, b) à f).]1
  
HOOFDSTUK 2. - Oprichting van het fonds
CHAPITRE 2. - Création du Fonds
Art.2. § 1 - Er wordt een fonds voor renteloze leningen aan op te leiden personen, studenten en leerlingen in knelpuntberoepen opgericht.
  Het fonds is een begrotingsfonds in de zin van artikel 56 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap.
  § 2 - De ontvangsten van het fonds bestaan uit:
  1° het deel van de globale dotatie dat in de ontvangstenbegroting van de Duitstalige Gemeenschap is ingeschreven als toegewezen ontvangsten voor het vervullen van de taken van het fonds;
  2° ontvangsten uit terugbetalingen of terugvorderingen overeenkomstig hoofdstuk 6;
  3° ontvangsten uit schenkingen of legaten.
  § 3 - De uitgaven van het fonds omvatten de uitbetaling van persoonlijke en niet-overdraagbare renteloze leningen.
Art.2. § 1er - Il est créé un Fonds relatif aux prêts sans intérêt à destination des apprentis, étudiants et élèves désirant se former à un métier en pénurie.
  Le Fonds correspond à un fonds budgétaire tel que défini à l'article 56 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone.
  § 2 - Les recettes du Fonds se composent comme suit :
  1° part de la dotation globale prévue au budget des recettes de la Communauté germanophone comme recettes affectées en vue de l'exercice des missions du Fonds;
  2° recettes issues de remboursements ou de demandes de recouvrement telles que définies au chapitre 6;
  3° recettes issues de donations ou de legs.
  § 3 - Les dépenses effectuées au titre du Fonds comprennent le versement de prêts sans intérêts, personnels et incessibles.
HOOFDSTUK 3. - Voorwaarden en aanvraagprocedure
CHAPITRE 3. - Conditions et procédure de demande
Art.3. § 1 - Personen die beantwoorden aan de volgende voorwaarden, kunnen een lening aanvragen:
  1° onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie, een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, Zwitserland of het Verenigd Koninkrijk, of minstens voldoen aan een van de volgende voorwaarden:
  a) in het bezit zijn van een verblijfsvergunning of de status van langdurig ingezetene genieten krachtens de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
  b) de vluchtelingenstatus, de staatloze status of de subsidiaire beschermingsstatus genieten krachtens dezelfde wet van 15 december 1980;
  c) langer dan drie maanden mogen verblijven in België krachtens dezelfde wet van 15 december 1980 en er een ware en effectieve beroepsactiviteit uitoefenen of er een vervangingsinkomen genieten;
  d) in het bezit zijn van een verblijfstitel die werd toegekend krachtens de artikelen 61/2 tot 61/5 van dezelfde wet van 15 december 1980;
  e) in het bezit zijn van een verblijfsvergunning die werd toegekend krachtens artikel 61/7 van dezelfde wet van 15 december 1980;
  2°[1 ofwel regulier ingeschreven zijn voor een studiecyclus die voorbereidt op het werken in een knelpuntberoep,]1 ofwel een leertijd doorlopen die voorbereidt op het werken in een knelpuntberoep in de Duitstalige Gemeenschap, ofwel aan een secundaire school in de Duitstalige Gemeenschap regulier ingeschreven zijn in het zevende jaar van het gewoon secundair beroepsonderwijs in een studierichting die voorbereidt op het werken in een knelpuntberoep in de Duitstalige Gemeenschap. Uitgesloten zijn vrije cursisten die een leertijd [1 doorlopen]1, alsook vrije cursisten in het hoger onderwijs en in het gewoon secundair onderwijs;
  3° de lening niet meer dan één jaar langer ontvangen hebben dan de normale duur van de studie of de leerovereenkomst.
  Op basis van de lijst van de knelpuntberoepen stelt de Regering elk jaar tegen 30 juni een lijst op van de studiecycli, [1 leertijdprogramma's]1 en studierichtingen van het gewoon secundair onderwijs die voorbereiden op het werken in een knelpuntberoep en dus vallen onder het criterium vermeld in het eerste lid, 2°. De Regering kan deze lijst zo nodig aanvullen zonder gebonden te zijn aan de lijst van de knelpuntberoepen.
  Wanneer voldaan is aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid en een lening wordt toegekend voor de duur van een jaar, geldt het criterium vermeld in het eerste lid, 2°, als vervuld tot voltooiing van de studie of de leertijd, ook als de studiecyclus, [1 het leertijdprogramma]1 of de studierichting van het gewoon secundair onderwijs in een later jaar niet meer vermeld wordt in de lijst bedoeld in het tweede lid.
  § 2 - Personen die regulier ingeschreven zijn voor [1 de studiecycli in de zin van artikel 1, 3°, b) tot f)]1, hebben slechts recht op een lening als ze voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 1, eerste lid, en al minstens zes maanden hun woonplaats hebben in het Duitse taalgebied op het moment dat ze hun eerste aanvraag tot een lening indienen.
  Als woonplaats geldt de plaats waar een persoon volgens de bevolkingsregisters als gedefinieerd in artikel 1, § 1, eerste lid, 1°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten zijn hoofdverblijfplaats heeft of waar hij overeenkomstig artikel 1, § 2, van dezelfde wet zijn referentieadres heeft.
  [1 § 3 - Personen die tewerkgesteld zijn via een arbeidsovereenkomst, hebben geen recht op een lening, met uitzondering van de personen die aangesteld zijn via een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten. ]1
  
Art.3. Aux fins d'introduire une demande de prêt, tout demandeur doit remplir les conditions suivantes :
  1° être citoyen d'un Etat membre de l'Union européenne, d'un autre Etat partie à l'accord sur l'Espace économique européen, de la Suisse ou du Royaume-Uni, ou remplir au moins les conditions suivantes :
  a) être titulaire d'une autorisation de séjour ou du statut de résident de longue durée tels que définis aux dispositions de la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers;
  b) avoir le statut de réfugié, d'apatride ou le statut conféré par la protection subsidiaire tels que définis aux dispositions de la même loi du 15 décembre 1980;
  c) bénéficier d'un droit de séjour de plus de trois mois en Belgique au sens des dispositions de la même loi du 15 décembre 1980 et y exercer une activité professionnelle réelle et effective ou y percevoir un revenu de remplacement;
  d) être titulaire du titre de séjour en application des articles 61/2 à 61/5 de la même loi du 15 décembre 1980;
  e) être titulaire d'une autorisation de séjour délivrée en application de l'article 61/7 de la même loi du 15 décembre 1980;
  2° être soit régulièrement inscrit [1 dans un cursus préparant à un métier en pénurie]1, soit apprenti en vue d'exercer un emploi dans un métier en pénurie en région de langue allemande, soit régulièrement inscrit en septième année de l'enseignement secondaire professionnel dans un établissement d'enseignement secondaire de la Communauté germanophone dans une section menant à l'exercice d'un métier en pénurie en région de langue allemande. Sont exclus les élèves libres effectuant un apprentissage [1 ...]1, ainsi que les élèves libres issus de l'enseignement supérieur et de l'enseignement secondaire ordinaire;
  3° la durée de perception du prêt n'a pas dépassé de plus d'un an la durée normale des études ou la durée normale du contrat d'apprentissage.
  Sur base de la liste des métiers en pénurie, le Gouvernement établit chaque année, au plus tard le 30 juin, une liste [1 des cursus, des programmes d'apprentissage]1 ainsi que des orientations de l'enseignement secondaire ordinaire préparant à l'exercice d'un métier en pénurie et satisfaisant ainsi au critère mentionné à l'alinéa 1er, 2°. Le Gouvernement peut, le cas échéant, compléter cette liste sans tenir compte de la liste des métiers en pénurie.
  Lorsque les conditions visées à l'alinéa 1er sont satisfaites et qu'un prêt est accordé pour une durée d'un an, le critère visé à l'alinéa 1er, 2°, est réputé satisfait jusqu'à la fin de la période d'études ou d'apprentissage en dépit de la suppression éventuelle [1 du cursus, du programme d'apprentissage]1 ou de l'orientation de l'enseignement secondaire ordinaire de la liste visée à l'alinéa 2 au cours d'une année ultérieure.
  § 2 - Tout demandeur régulièrement inscrit [1 dans les cursus tels que définis à l'article 1er, 3°, b) à f), ]1 ne peut prétendre à un prêt que dans le cas où il remplit les conditions énoncées au § 1er, alinéa 1er, et dans le cas où il a élu domicile en région de langue allemande depuis au moins six mois au moment de la première demande.
  Est considéré comme domicile le lieu où une personne a sa résidence principale selon les registres de la population tels définis à l'article 1er, § 1er, alinéa 1er, de la loi du 19 juillet 1991 relative aux registres de la population, aux cartes d'identité, aux cartes des étrangers et aux documents de séjour ou son adresse de référence selon l'article 1er, § 2, de la même loi.
  [1 Les personnes qui sont occupées dans le cadre d'un contrat de travail n'ont pas droit à un prêt, à l'exception des personnes qui sont engagées dans le cadre d'un contrat d'occupation d'étudiants. ]1
  
Art.4. [1 § 1]1 Om een lening te verkrijgen, dienen de betrokken personen, in voorkomend geval met het akkoord van de personen die belast zijn met hun opvoeding, jaarlijks tussen 1 juli en 15 november een aanvraag in bij de Regering. Bij de aanvraag worden de stukken gevoegd die bewijzen dat voldaan is aan de in artikel 3 bepaalde voorwaarden. [1 Te laat ingediende of onvolledige aanvragen worden afgewezen.]1
  De eerste aanvraag wordt vergezeld van een door de betrokken persoon ondertekende verklaring dat de lening moet worden terugbetaald bij niet-vervulling van de voorwaarde vermeld in artikel 8, § 1, eerste of, al naargelang het geval, tweede lid, met behoud van de toepassing van de gevallen vermeld in artikel 11.
  [1 ...]1
  De Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot:
  1° de vorm en de inhoud van de aanvraag;
  2° de aanvraagprocedure.
  [1 § 2 - De Regering beslist uiterlijk op 31 december over de toekenning of afwijzing van de aanvraag en deelt de met redenen omklede beslissing schriftelijk mee.
   De toekenning van de aanvraag bevat in het bijzonder de volgende gegevens:
   1° de betrokken periode van de lening;
   2° het bedrag van de lening waarop de aanvrager in de betrokken periode recht heeft;
   3° in voorkomend geval het bedrag van de reeds ontvangen lening;
   4° de uitbetalingsmodaliteiten;
   5° uitleg over de verplichting die is opgenomen in artikel 8, § 1, van het decreet.]1

  [1 § 3 - Als de Regering de aanvraag afwijst, kan de aanvrager binnen dertig dagen na de verzending van de afwijzing bezwaar aantekenen bij de Regering.
   De aanvrager bezorgt het met redenen omklede bezwaar aangetekend of tegen ontvangstbewijs aan de Regering, samen met alle relevante documenten die nodig zijn om de aangevoerde redenen te kunnen beoordelen.
   Binnen zestig dagen na ontvangst van het bezwaar neemt de Regering een beslissing over de aanvraag.
   In geval van een gunstige beslissing van de Regering wordt de lening uitbetaald aan de aanvrager overeenkomstig artikel 5.]1

  
Art.4. [1 § 1er]1 Aux fins d'obtention d'un prêt, les demandeurs, le cas échéant avec l'accord de leurs personnes chargées de l'éducation, introduisent chaque année une demande auprès du Gouvernement entre le 1er juillet et le 15 novembre. La demande comporte les pièces justificatives attestant le respect des dispositions fixées à l'article 3 [1 Les demandes introduites en dehors du délai d'introduction d'une demande ou les demandes incomplètes sont refusées.]1
  En cas de première demande, celle-ci comporte une déclaration signée par le demandeur et prévoyant le remboursement du prêt en cas de non-respect de la disposition mentionnée à l'article 8, § 1er, alinéa 1er ou alinéa 2, sans préjudice des cas mentionnés à l'article 11.
  [1 ...]1
  Le Gouvernement détermine les modalités complémentaires relatives à :
  1. la forme et le contenu de la demande;
  2. la procédure de demande.
  [1 § 2 - Le Gouvernement décide de l'acceptation ou du refus de la demande pour le 31 décembre au plus tard et communique sa décision motivée par écrit.
   L'acceptation de la demande comporte notamment les données suivantes :
   1° la mention de la période de prêt concernée;
   2° le montant du prêt auquel le demandeur a droit pendant la période concernée;
   3° le cas échéant, le montant du prêt déjà obtenu;
   4° les modalités des liquidations;
   5° les explications concernant l'obligation mentionnée à l'article 8, § 1er, du décret. ]1

  [1 § 3 - Si le Gouvernement refuse la demande, le demandeur peut introduire une réclamation auprès du Gouvernement dans les trente jours suivant l'envoi du refus.
   Le demandeur transmet au Gouvernement la réclamation motivée par envoi recommandé ou contre accusé de réception et y joint tout document utile à l'appréciation des motifs invoqués.
   Le Gouvernement statue sur la demande dans un délai de soixante jours à compter de la réception de la réclamation.
   En cas de décision favorable du Gouvernement, le prêt est liquidé au demandeur conformément à l'article 5. ]1

  
HOOFDSTUK 4. - Recht en uitbetaling
CHAPITRE 4. - Droit et liquidation
Art.5. § 1 - De lening wordt uitbetaald in maandelijkse deelbedragen van 350 euro.
  De Regering kan het in het eerste lid vermelde bedrag jaarlijks aanpassen aan de ontwikkeling van het indexcijfer van de consumptieprijzen. De nadere regels worden bepaald door de Regering.
  De Regering kan het in het eerste lid vermelde bedrag vermenigvuldigen met een coëfficiënt om het aan te passen aan de beschikbare begrotingsmiddelen.
  § 2 - Studenten in het eerste jaar van de studie en leerlingen die voldoen aan de in artikel 3 vermelde voorwaarden, hebben vanaf de maand september van het betreffende jaar recht op een lening. Studenten en leerlingen die zich na 1 september hebben ingeschreven, hebben recht op een lening vanaf de maand die volgt op de maand waarin ze zich ingeschreven hebben.
  Op te leiden personen in het eerste jaar van de leertijd die voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 3, hebben ten vroegste vanaf de maand september van het betreffende jaar recht op een lening. Op te leiden personen die een leerovereenkomst afsluiten na 1 september, hebben recht op een lening vanaf de maand die volgt op de maand waarin de leerovereenkomst wordt afgesloten.
  § 3 - De bedragen worden overgeschreven op een rekening van de leningnemer waarvan het rekeningnummer het SEPA-formaat heeft.
  De rekening vermeld in het eerste lid is een bankrekening die werd geopend op naam van de leningnemer.
  De Regering kan afwijkende regels voor de betaling vastleggen.
Art.5. 1er - Le prêt est liquidé par tranches mensuelles de 350 euros.
  Le Gouvernement peut adapter chaque année le montant visé à l'alinéa 1er en fonction de l'évolution de l'indice des prix à la consommation. Le Gouvernement détermine les modalités complémentaires.
  Le Gouvernement peut multiplier le montant visé à l'alinéa 1er par un coefficient en vue de l'adapter aux crédits budgétaires disponibles.
  § 2 - Tout étudiant en première année et élève satisfaisant aux conditions visées à l'article 3 peut prétendre à l'obtention d'un prêt à compter du mois de septembre de l'année en cours. Tout étudiant et élève inscrit après le 1er septembre peut bénéficier d'un prêt à partir du mois suivant celui de son inscription.
  Tout apprenti en première année satisfaisant aux conditions visées à l'article 3 peut prétendre à l'obtention d'un prêt au plus tôt à compter du mois de septembre de l'année en cours. Tout apprenti ayant conclu un contrat d'apprentissage après le 1er septembre peut bénéficier d'un prêt à partir du mois suivant celui de la conclusion du contrat.
  § 3 - Les montants sont versées sur un compte de l'emprunteur, dont le numéro est indiqué en format SEPA.
  Le compte visé à l'alinéa 1er est un compte ouvert au nom de l'emprunteur.
  Le Gouvernement peut déterminer d'autres modalités de liquidation.
Art.6. § 1 - Een persoon heeft pas opnieuw recht op een lening als voldaan is aan de in artikel 8, § 1, vermelde verplichtingen.
  § 2 - Met behoud van de toepassing van artikel 9 kunnen de leningnemers veranderen van studiecyclus,[1 leertijdprogramma ]1 of studierichting van het gewoon secundair onderwijs overeenkomstig artikel 3, eerste lid, 2°, zonder het recht op een lening te verliezen. De maximale uitbetalingsduur van de lening overeenkomstig artikel 3, eerste lid, 3°, wordt verminderd met de duur waarin de lening al werd uitbetaald voorafgaand aan die verandering.
  De Regering bepaalt de nadere regels.
  [1 Leerlingen die al een lening verkregen hebben, kunnen na een voltooiing met goed gevolg overeenkomstig artikel 8, § 1, derde lid, 4°, zonder terugbetaling van de reeds verkregen lening overeenkomstig paragraaf 1 opnieuw een eerste aanvraag indienen. In dat geval wordt de maximale uitbetalingsduur van de lening voor de nieuwe studie of de nieuwe leertijd overeenkomstig artikel 3, § 1, eerste lid, 3°, van het decreet verminderd met de uitbetalingsduur van de reeds verkregen lening.]1
  
Art.6. Une personne sera de nouveau en droit de solliciter un prêt uniquement après satisfaction des conditions visées à l'article 8, § 1er.
  § 2 - Sans préjudice de l'article 9, tout emprunteur peut se réorienter [1 vers un autre cursus, programme d'apprentissage]1ou vers une autre orientation de l'enseignement secondaire ordinaire tel que défini à l'article 3, alinéa 1er, 2°, sans préjudice de son droit à un prêt. La durée de perception du prêt avant réorientation est déduite de la durée maximale de perception possible telle que visée à l'article 3, alinéa 1er, 3°.
  Le Gouvernement détermine les modalités complémentaires.
  [1 Les élèves qui ont déjà reçu un prêt peuvent introduire une nouvelle première demande, conformément au § 1er, après l'achèvement mentionné à l'article 8, § 1er, alinéa 3, 4°, et ce, sans remboursement du prêt déjà obtenu. Dans ce cas, la durée de perception du prêt déjà obtenu est déduite de la durée maximale de perception possible pour le nouveau cursus ou le nouvel apprentissage conformément à l'article 3, § 1er, alinéa 1er, 3°, du décret.]1
  
HOOFDSTUK 5. - Opschorting en bezwaar
CHAPITRE 5. - Suspension et recours
Art.7. § 1 - Als de Regering vaststelt dat de leningnemer een of meer bepalingen van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan schendt, schort ze de uitbetaling op.
  De uitbetaling wordt niet opgeschort in het geval van op te leiden personen die hun leerovereenkomst in de loop van het jaar opzeggen maar binnen een termijn van zes weken een nieuwe leerovereenkomst voor een knelpuntberoep aangaan.
  § 2 - De Regering stelt de leningnemer per aangetekend schrijven in kennis van de opschorting.
  § 3 - De leningnemer kan binnen dertig dagen na de verzending van het aangetekend schrijven bij de Regering bezwaar aantekenen tegen de beslissing tot opschorting. Dat bezwaar heeft geen opschortende werking.
  De leningnemer bezorgt het met redenen omklede bezwaar met alle relevante documenten aangetekend of tegen ontvangstbewijs aan de Regering.
  Met behoud van het terugvorderingsrecht overeenkomstig artikel 8 beslist de Regering binnen zestig dagen na ontvangst van het bezwaar definitief of de opgeschorte uitbetalingen alsnog toegekend worden dan wel of de uitbetalingen definitief stopgezet worden.
  § 4 - Na het verstrijken van de termijn van dertig dagen vermeld in § 3, eerste lid, worden de uitbetalingen definitief stopgezet. In dat geval maant de Regering de leningnemer aan tot terugbetaling van het totale bedrag van de lening binnen een door haar te bepalen termijn.
  De Regering kan nadere regels vastleggen.
Art.7. § 1er - Le Gouvernement suspend tout versement en cas de constatation de non-respect par l'emprunteur d'une ou plusieurs dispositions du présent décret ou de ses arrêtés d'exécution.
  La suspension de versement ne s'applique pas aux apprentis rompant leur contrat d'apprentissage en cours d'année et concluant, dans un délai de six semaines, un nouveau contrat d'apprentissage menant à l'exercice d'un métier en pénurie.
  § 2 - Le Gouvernement informe l'emprunteur de la suspension par courrier recommandé.
  § 3 - L'emprunteur peut introduire un recours contre la décision de suspension auprès du Gouvernement dans les 30 jours à compter de la date d'envoi du courrier recommandé. Le recours n'a pas d'effet suspensif.
  L'emprunteur adresse le recours motivé au Gouvernement en y joignant toute pièce utile, par courrier recommandé ou contre accusé de réception.
  Sans préjudice du droit de recouvrement tel que défini à l'article 8, le Gouvernement décide à titre définitif, dans les 60 jours suivant la réception du recours, si les versements suspendus peuvent à nouveau être accordés ou s'il y est définitivement mis fin.
  § 4 - Le versement prend fin définitivement après dépassement du délai de 30 jours visé au § 3, alinéa 1er. Le Gouvernement invite en ce cas l'emprunteur, dans un délai qu'il fixe, à rembourser le montant total du prêt.
  Le Gouvernement peut déterminer les modalités complémentaires.
HOOFDSTUK 6. - Afstand van terugvordering en terugvorderingen
CHAPITRE 6. - Renonciation et recouvrement
Art.8. § 1 - De Regering ziet af van de terugvordering van het totale bedrag van de lening indien de leningnemer binnen tien jaar nadat hij zijn studie, zijn zevende jaar van het secundair beroepsonderwijs of zijn leertijd met goed gevolg heeft voltooid, gedurende vijf jaar minstens een halftijdse betrekking vervult in het Duitse taalgebied.
  In afwijking van het eerste lid volstaat voor leerlingen die maximaal twee jaar een lening opgenomen hebben, na de voltooiing met goed gevolg een halftijdse betrekking van minstens drie jaar in het Duitse taalgebied.
  Onder 'goed gevolg' wordt verstaan:
  1° een bachelordiploma of een brevet in de zin van artikel 2.6 van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool;
  2° een getuigschrift waaruit blijkt dat de competenties als zorgkundige behaald zijn overeenkomstig artikel 2, 2°, c), van het koninklijk besluit van 12 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels om geregistreerd te worden als zorgkundige;
  3° een eindeleertijdsgetuigschrift of een praktijkcertificaat overeenkomstig artikel 32 van het besluit van de Regering van 30 augustus 2018 betreffende de examens en de evaluatie van de basisopleiding in de middenstand, of een soortgelijk goed gevolg bereikt in het kader van een akkoord betreffende de mobiliteit van lerenden tussen de Regering van de Duitstalige Gemeenschap en andere binnen- en buitenlandse instellingen of tussen het Instituut voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, in de zin van artikel 15 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's, en andere binnen- en buitenlandse instellingen, voor zover het akkoord werd goedgekeurd door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;
  4° een eindgetuigschrift van het hoger secundair beroepsonderwijs overeenkomstig artikel 25, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, gecombineerd met het bekwaamheidsbewijs van het zevende jaar van het secundair beroepsonderwijs overeenkomstig artikel 26, § 1, 5°, van hetzelfde koninklijk besluit van 29 juni 1984;
  5° een eindgetuigschrift van de medische basisopleiding in de zin van bijlage V, V.1, punt 5.1.1, van EU-Richtlijn 2005/36/EG;
  6° een eindgetuigschrift van de basisopleiding tandheelkunde in de zin van bijlage V, V.3, punt 5.3.2, van EU-Richtlijn 2005/36/EG [1 ; ]1
  [1 7° een eindgetuigschrift van de opleiding tot verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger in de zin van bijlage V, V.2., 5.2.1. van EU-Richtlijn 2005/36/EG;
   8° een eindgetuigschrift van de opleiding tot verloskundige in de zin van bijlage V, V.5., 5.5.1. van EU-Richtlijn 2005/36/EG;
   9° een eindgetuigschrift van de opleiding tot apotheker in de zin van bijlage V, V.6., 5.6.1. van EU-Richtlijn 2005/36/EG.]1

  In gerechtvaardigde uitzonderlijke gevallen, die worden bepaald door de Regering, kan de leningnemer geheel of gedeeltelijk worden bevrijd van de verplichting vermeld in het eerste en tweede lid.
  § 2 - Om de afstand van terugvordering vermeld in paragraaf 1 te genieten, dient de leningnemer uiterlijk op 31 augustus van het jaar waarin de toekenning van de lening voor de tiende keer verjaart, bij de Regering de stukken in die bewijzen dat hij voldoet aan de voorwaarde vermeld in paragraaf 1.
  De Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot:
  1° de vorm en de inhoud van de bewijslevering;
  2° de voor de bewijslevering toegelaten stukken.
  § 3 - Als de termijn vermeld in paragraaf 2 verstreken is, wordt ervan uitgegaan dat de leningnemer niet voldoet aan de voorwaarde vermeld in paragraaf 1. In dat geval maant de Regering de leningnemer aan tot terugbetaling van het totale bedrag van de lening binnen een door haar te bepalen termijn.
  § 4 - In geval van een loopbaanonderbreking, een tijdskrediet of een thematisch verlof waarvoor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een onderbrekingsuitkering toekent en waarbij de werktijd beperkt wordt tot minder dan de helft van een voltijdse betrekking, worden de in paragraaf 1 vermelde perioden van vijf resp. drie jaar alsook de periode van tien jaar waarbinnen moet worden voldaan aan de voorwaarde vermeld in paragraaf 1, dienovereenkomstig verlengd.
  Onder 'thematisch verlof' worden de volgende bijzondere vormen van loopbaanonderbreking verstaan, waarvoor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een onderbrekingsuitkering toekent:
  1° het ouderschapsverlof;
  2° het verlof voor medische bijstand;
  3° het palliatief verlof;
  4° het verlof voor mantelzorg.
  De Regering kan nog andere redenen voor een verlenging van de termijnen vermeld in paragraaf 1 bepalen.
  
Art.8. - Le Gouvernement renonce au remboursement du montant total du prêt dans le cas où l'emprunteur, au cours d'une période de dix ans après achèvement de ses études, de sa septième année d'enseignement secondaire professionnel ou de son apprentissage, exerce un emploi au moins à mi-temps pendant une période de cinq ans en région de langue allemande.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, un emploi à mi-temps d'au moins trois ans en région de langue allemande après achèvement est réputé suffisant pour tout élève ayant contracté un prêt pendant une période maximale de deux ans.
  Par achèvement, il faut entendre :
  1° l'obtention d'un diplôme de bachelier ou d'un brevet au sens de l'article 2.6 du décret du 27 juin 2005 portant création d'une haute école autonome;
  2° l'obtention d'un diplôme d'aide-soignant tel que défini à l'article 2, 2° c), de l'arrêté royal du 12 janvier 2006 fixant les modalités d'enregistrement comme aide-soignant;
  3° un certificat d'apprentissage ou un certificat de praticien tel que visé à l'article 32 de l'arrêté du Gouvernement du 30 août 2018 relatif aux examens et à l'évaluation dans la formation initiale des classes moyennes ou des diplômes équivalents obtenus dans le cadre d'un accord relatif à la mobilité des apprentis entre le Gouvernement de la Communauté germanophone et d'autres institutions belges ou étrangères ou entre l'Institut pour la formation et la formation continue dans les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises au sens de l'article 15 du décret du 16 décembre 1991 relatif à la formation et à la formation continue dans les classes moyennes et les PME et d'autres établissements belges ou étrangers, pour autant que l'accord ait été approuvé par le Gouvernement de la Communauté germanophone;
  4° l'obtention du certificat d'enseignement secondaire supérieur de l'enseignement secondaire technique de qualification tel que défini à l'article 25, § 2, 2°, de l'arrêté royal du 29 juin 1984 relatif à l'organisation de l'enseignement secondaire, en combinaison avec le certificat de qualification de la septième année de l'enseignement secondaire professionnel tel que défini à l'article 26, § 1er, 5°, du même arrêté royal du 29 juin 1984;
  5° un diplôme de formation médicale de base au sens de l'annexe V, V.1., 5.1.1. de la directive européenne 2005/36/CE;
  6° un diplôme de formation en médecine dentaire de base au sens de l'annexe V, V.3., 5.3.2. de la directive européenne 2005/36/CE.
  Dans des cas exceptionnels motivés, tels que déterminés par le Gouvernement, l'emprunteur peut être dispensé de tout ou partie de l'obligation visée aux alinéas 1er et 2.
  [1 7° un diplôme de formation d'infirmier responsable de soins généraux au sens de l'annexe V, V.2., 5.2.1., de la directive européenne 2005/36/CE;
   8° un diplôme de formation de sage-femme au sens de l'annexe V, V.5., 5.5.1., de la directive européenne 2005/36/CE;
   9° un diplôme de formation de pharmacien au sens de l'annexe V, V.6., 5.6.1., de la directive européenne 2005/36/CE.]1

  § 2 - Aux fins de bénéficier de la renonciation au remboursement visée au § 1er, l'emprunteur doit introduire auprès du Gouvernement les pièces justificatives permettant d'attester du respect de la condition visée au § 1er au plus tard le 31 août de la dixième année suivant celle de l'octroi du prêt.
  Le Gouvernement détermine les modalités complémentaires relatives :
  1° à la forme et au contenu de la justification;
  2° aux pièces justificatives pouvant être fournies à titre de moyen de preuve.
  § 3 - Après dépassement du délai visé au § 2, l'emprunteur est réputé ne pas avoir respecté la condition visée au § 1er. Dans ce cas, le Gouvernement demande au bénéficiaire le remboursement du montant total de la bourse dans un délai qu'il fixe.
  § 4 - En cas d'interruption de carrière, de crédit-temps ou de congé thématique pour lesquels l'Office national de l'emploi accorde une allocation d'interruption et pour lesquels le temps de travail est réduit à moins d'un mi-temps, la durée d'engagement de cinq ans ou de trois ans visée au § 1er et la période de dix ans au cours de laquelle ladite condition visée au § 1er doit être remplie sont prolongées proportionnellement.
  Par congés thématiques, il faut entendre les formes particulières d'interruption de carrière suivantes, pour lesquelles l'Office national de l'emploi accorde une allocation d'interruption :
  1° le congé parental,
  2° le congé pour assistance médicale,
  3° le congé pour soins palliatifs,
  4° le congé pour aidants proches.
  Le Gouvernement peut déterminer d'autres motifs de prolongation des délais visés au § 1er.
  
Art.9. De Regering vordert de reeds uitbetaalde deelbedragen van de lening terug als ze vaststelt dat de lening ten onrechte werd uitbetaald. De lening geldt als ten onrechte uitbetaald indien:
  1° de lening werd toegekend op grond van valse of onjuiste informatie;
  2° de leningnemer de lening opgenomen heeft, hoewel hij niet of niet meer voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 3;
  3° de leningnemer zijn studiecyclus, zijn leertijd[1 ...]1 of het zevende jaar van het gewoon secundair beroepsonderwijs niet voltooit, met behoud van de toepassing van de bepalingen van artikel 6, § 2, en artikel 8, § 1.
  Een lening waarvan het totale bedrag niet wordt terugbetaald in het geval bedoeld in artikel 8, § 3, wordt met het oog op de in de artikelen 10 tot 12 vastgelegde nadere regels voor de terugvordering, gelijkgesteld met een ten onrechte uitbetaalde lening.
  
Art.9. En cas de constatation d'un paiement indu, le Gouvernement procède au recouvrement des parts du prêt déjà versées. Le prêt est réputé indûment versé aux conditions suivantes :
  1° les informations ayant permis l'obtention du prêt se révèlent frauduleuses ou inexactes;
  2° l'emprunteur a contracté le prêt bien qu'il ne satisfasse pas ou plus aux conditions visées à l'article 3;
  3° l'emprunteur interrompts [1 son cursus, son apprentissage ]1 ou sa septième année dans l'enseignement secondaire professionnel, sans préjudice des dispositions fixées aux articles 6, § 2, et 8, § 1er.
  Le défaut de remboursement du montant total du prêt dans le cas visé à l'article 8, § 3, est assimilé à un versement indu du prêt au sens des modalités de recouvrement visées aux articles 10 à 12.
  
Art.10. De Regering vordert de ten onrechte uitbetaalde bedragen terug van de leningnemer. Wanneer de terugbetaling uitblijft, stelt de Regering een gerechtelijke procedure in tegen de leningnemer, om de bedragen in te vorderen.
  De Regering bepaalt de nadere regels voor de terugvordering.
Art.10. Le Gouvernement exige de l'emprunteur le remboursement des sommes indûment versées. A défaut de remboursement, le Gouvernement intente une action en justice à l'encontre de l'emprunteur aux fins de recouvrement des sommes versées.
  Le Gouvernement détermine les modalités de demande de remboursement.
Art.11. § 1 - Indien blijkt dat het technisch niet mogelijk is de ten onrechte uitbetaalde bedragen terug te vorderen, kan de Regering in de door haar bepaalde gevallen de terug te vorderen bedragen niet-invorderbaar verklaren.
  § 2 - Als de kosten voor de invordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen hoger zijn dan de in te vorderen bedragen, kan de Regering binnen de door haar bepaalde perken afzien van hetzij een gerechtelijke procedure hetzij een gedwongen tenuitvoerlegging voor de invordering van de bedragen, en de betreffende bedragen niet-invorderbaar verklaren.
  § 3 - De Regering kan om sociale redenen terug te vorderen bedragen geheel of gedeeltelijk niet-invorderbaar verklaren indien:
  1° de leningnemer een aanvraag tot afstand van terugvordering indient; en
  2° de onrechtmatige uitbetaling niet toe te schrijven is aan arglist, bedrog, bedrieglijke handelingen of een fout van de aanvrager.
  De Regering bepaalt de procedure en de nadere regels voor de afstand van terugvordering om sociale redenen.
  § 4 - Behalve in geval van arglist, bedrog of bedrieglijke handelingen worden terug te vorderen bedragen van ambtswege niet-invorderbaar verklaard indien de leningnemer overleden of afwezig verklaard is en op het tijdstip van diens overlijden nog geen kennisgeving van de terugvordering naar hem was gestuurd.
  § 5 - De Regering vordert ten onrechte uitbetaalde bedragen niet terug indien de uitbetaling berust op een fout van de Regering.
Art.11. § 1er - Lorsque le recouvrement des sommes indues s'avère impossible techniquement, le Gouvernement peut, dans les cas qu'il détermine, déclarer irrécouvrables les montants à récupérer.
  § 2 - Lorsque les frais de recouvrement des sommes indues sont supérieurs au montant des sommes à recouvrer, le Gouvernement peut, dans les limites fixées par lui, renoncer à toute poursuite en vue de la perception de ces sommes soit par voie judiciaire, soit par voie d'exécution forcée, et déclarer irrécouvrables les montants à récupérer.
  § 3 - Pour des raisons sociales, le Gouvernement peut déclarer irrécouvrables, en tout ou partie, les sommes à rembourser, si :
  1° l'emprunteur introduit une demande de renonciation au recouvrement et
  2° le montant indu ne résulte pas d'une fraude, d'un dol, de manoeuvres frauduleuses ou d'un manquement dans le chef du demandeur.
  Le Gouvernement détermine la procédure et les modalités en ce qui concerne la renonciation au recouvrement pour raisons sociales.
  § 4 - Sauf en cas de fraude, de dol ou de manoeuvres frauduleuses, les montants à récupérer sont déclarés d'office irrécouvrables si l'emprunteur est décédé ou a été déclaré absent et que le recouvrement ne lui avait pas encore été notifié au moment de son décès.
  § 5 - Le Gouvernement ne recouvre pas des montants indument liquidés si la liquidation résulte d'une erreur du Gouvernement.
Art.12. De terug te vorderen bedragen kunnen worden ingevorderd overeenkomstig artikel 51.1 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap. In dat geval zijn de artikelen 10 en 11 niet van toepassing.
Art.12. Les sommes à recouvrer peuvent l'être conformément à l'article 51.1 du décret du 25 mai 2009 relatif au règlement budgétaire de la Communauté germanophone. Dans ce cas, les articles 10 et 11 ne sont pas applicables.
HOOFDSTUK 7. - Commissie voor renteloze leningen aan op te leiden personen, studenten en leerlingen in knelpuntberoepen
CHAPITRE 7. - Commission relative aux prêts sans intérêts à destination des apprentis étudiants et élèves désirant se former à un métier en pénurie
Art.13. Er wordt een commissie voor renteloze leningen aan op te leiden personen, studenten en leerlingen in knelpuntberoepen opgericht, hierna 'commissie' genoemd.
Art.13. Il est créé une Commission relative aux prêts sans intérêt à destination des apprentis, étudiants et élèves désirant se former à un métier en pénurie, ci-après dénommée la Commission.
Art.14. De taken van de commissie omvatten:
  1° het opstellen van adviezen op verzoek van de Regering over de gerechtvaardigde uitzonderlijke gevallen bedoeld in artikel 8, § 1, vierde lid;
  2° het opstellen van adviezen op verzoek van de Regering over de aanvragen tot verlenging van de termijn bedoeld in artikel 8, § 4;
  3° het opstellen van adviezen op verzoek van de Regering over de aanvragen tot afstand van terugvordering om sociale redenen bedoeld in artikel 11, § 3.
  De Regering kan nog andere taken bepalen.
Art.14. Les missions de la Commission sont les suivantes :
  1° l'émission d'avis relatifs aux cas exceptionnels et justifiés visés à l'article 8, § 1er, alinéa 4, à la demande du Gouvernement;
  2° l'émission d'avis sur les demandes de prolongation de délai visées à l'article 8, § 4, à la demande du Gouvernement;
  3° l'émission d'avis sur les demandes de renonciation à la récupération pour des raisons sociales visées à l'article 11, § 3, à la demande du Gouvernement.
  Le Gouvernement peut déterminer des missions complémentaires.
Art.15. § 1 - De commissie is samengesteld uit de volgende stemgerechtigde leden:
  1° één vertegenwoordiger van de [1 door de Regering bepaalde dienst die bevoegd is voor de bevordering van de werkgelegenheid en voor arbeidsbemiddeling]1;
  2° één vertegenwoordiger van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's;
  3° één vertegenwoordiger van de Autonome Hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap;
  4° twee vertegenwoordigers van de Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap, zijnde één vertegenwoordiger van de representatieve werknemersorganisaties en één vertegenwoordiger van de interprofessionele werkgeversorganisaties die in de Duitstalige Gemeenschap gevestigd zijn;
  5° één vertegenwoordiger van de secundaire scholen van het gemeenschapsonderwijs die een zevende jaar van het gewoon secundair beroepsonderwijs aanbieden;
  6° één vertegenwoordiger van de secundaire scholen van het gesubsidieerd vrij onderwijs die een zevende jaar van het gewoon secundair beroepsonderwijs aanbieden.
  Het secretariaat van de commissie wordt gevoerd door een personeelslid van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor de organisatie van het onderwijs. De secretaris is niet stemgerechtigd.
  § 2 - De commissie kiest overeenkomstig artikel 16, § 2, eerste lid, onder haar stemgerechtigde leden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter voor de duur van het mandaat. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter mogen geen politiek mandaat bekleden.
  Tot de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter gekozen zijn, treedt het oudste stemgerechtigde commissielid op als voorzitter.
  Het mandaat van een commissielid eindigt wanneer het niet meer beschikt over de hoedanigheid waarop zijn lidmaatschap berust.
  § 3 - De Regering wijst de commissieleden aan en voor elk commissielid een plaatsvervangend lid dat wordt geselecteerd volgens dezelfde criteria als het commissielid dat het vervangt.
  De commissieleden vermeld in § 1, eerste lid, worden aangewezen op de voordracht van de verschillende organisaties die in de commissie vertegenwoordigd zijn.
  Het mandaat van commissielid heeft een duur van vijf jaar en is hernieuwbaar.
  Op verzoek van de betreffende organisatie kan de Regering op elk moment een commissielid het mandaat ontnemen en voor de resterende termijn een nieuw lid of plaatsvervangend lid aanwijzen.
  
Art.15. § 1er - Sont membres de la Commission avec voix délibérative :
  1° un représentant de [1 du service désigné par le Gouvernement, compétent en matière de promotion de l'emploi et de placement]1;
  2° un représentant de l'Institut pour la formation et la formation continue dans les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises;
  3° un représentant de la Haute école autonome de la Communauté germanophone;
  4° deux représentants du Conseil économique et social de la Communauté germanophone, dont un représentant des organisations représentatives des travailleurs et un représentant des organisations interprofessionnelles d'employeurs qui ont leur siège en Communauté germanophone;
  5° un représentant des établissements d'enseignement secondaire de l'enseignement communautaire dispensant une septième année d'enseignement secondaire ordinaire à finalité professionnelle;
  6° un représentant des établissements d'enseignement secondaire de l'enseignement libre subventionné dispensant une septième année d'enseignement secondaire ordinaire à finalité professionnelle.
  Le secrétariat de la Commission est assuré par un membre du personnel du département du ministère chargé de l'organisation de l'enseignement. Le secrétaire n'a pas voix délibérative.
  § 2 - La Commission élit un président et un vice-président parmi ses membres ayant voix délibérative pour la durée du mandat, conformément à l'article 16, § 2, alinéa 1er. Le président et le vice-président ne peuvent exercer aucun mandat politique.
  La présidence est assurée par le membre ayant voix délibérative le plus âgé de la Commission jusqu'à l'élection du président et du vice-président.
  Dans le cas où un membre de la Commission perd la qualité sur base de laquelle il est devenu membre, son mandat prend fin.
  § 3 - Le Gouvernement désigne les membres de la Commission et, pour chacun d'eux, un membre suppléant choisi selon les mêmes critères que le membre dont il assure la suppléance.
  Les membres visés au § 1er, alinéa 1er, sont désignés sur proposition des organisations respectives représentées au sein de la Commission.
  La durée du mandat des membres est de cinq ans avec possibilité de renouvellement.
  Sur demande de l'organisation concernée, le Gouvernement peut à tout moment mettre fin au mandat d'un membre et désigner de nouveaux membres ou des membres suppléants pour la période restante.
  
Art.16. § 1 - Uiterlijk twee maanden na de aanwijzing van haar leden komt de commissie voor de eerste keer samen om de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter te kiezen.
  Binnen vier maanden na de eerste aanwijzing neemt de commissie een huishoudelijk reglement aan dat door de Regering moet worden goedgekeurd. In dat huishoudelijk reglement wordt de werkwijze van de commissie in detail geregeld.
  Na elke aanpassing wordt het huishoudelijk reglement opnieuw ter goedkeuring voorgelegd aan de Regering.
  § 2 - De commissie kan rechtsgeldig beraadslagen en besluiten indien minstens de helft van de commissieleden aanwezig is.
  Indien de commissie niet rechtsgeldig kan beraadslagen en besluiten, nodigt de voorzitter uit tot een volgende vergadering, die binnen een maand plaatsvindt en waarop de commissie rechtsgeldig kan beraadslagen en besluiten ongeacht de voorwaarden vermeld in het eerste lid.
  De beslissingen van de commissie worden genomen met meerderheid van stemmen van de aanwezige leden. Stemonthouding is niet toegestaan. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.
  § 3 - De commissie kan voor de vervulling van haar taken deskundigen uitnodigen om haar vergaderingen met raadgevende stem bij te wonen. Bovendien kan de commissie werkgroepen oprichten.
Art.16. § 1er - La Commission se réunit pour la première fois au plus tard deux mois après la désignation de ses membres pour désigner le président et le vice-président.
  La Commission établit son règlement d'ordre intérieur, soumis à l'approbation du Gouvernement, dans les quatre mois suivant la première désignation. Ledit règlement d'ordre intérieur détermine les modalités de fonctionnement de la Commission.
  Le règlement d'ordre intérieur est à nouveau soumis à l'approbation du Gouvernement après chaque adaptation.
  § 2 - Le quorum de décision est atteint dès lors que la moitié au moins des membres de la commission sont présents.
  En cas d'absence de quorum de décision, le président convoque une nouvelle réunion se tenant dans un délai d'un mois, au cours de laquelle la Commission peut valablement délibérer, nonobstant les conditions visées à l'alinéa 1er.
  Les décisions de la Commission sont adoptées à la majorité des voix des membres présents. Aucune abstention n'est admise. En cas d'égalité des voix, la décision revient au président.
  § 3 - La Commission peut, aux fins de l'accomplissement de ses missions, inviter des experts à participer aux réunions avec voix consultative. La Commission peut en outre créer des groupes de travail.
Art.17. De Regering bepaalt de bedragen van de presentiegelden en de vergoedingen die aan de stemgerechtigde commissieleden kunnen worden toegekend.
Art.17. Le Gouvernement fixe le montant des jetons de présence et des indemnités pouvant être alloués aux membres ayant voix délibérative de la Commission.
HOOFDSTUK 7. 1 [1 Controle ]1
CHAPITRE 7.1 [1 Contrôle ]1
Art.17. [1 - § 1 - Voor de controle van de voorwaarden vermeld in artikel 3, § 1, eerste lid, 2° en 3°, verstrekt de Regering de volgende informatie aan de betrokken onderwijsinstellingen in de Duitstalige Gemeenschap:
   1° de naam en de voornaam van de aanvrager;
   2° de inschrijvingsdatum die de aanvrager heeft opgegeven;
   3° de studiecyclus, de studierichting van het secundair beroepsonderwijs of het leertijdprogramma die of dat de aanvrager heeft opgegeven;
   4° het studie- of opleidingsjaar dat de aanvrager heeft opgegeven.
   De betrokken onderwijsinstelling deelt aan de Regering mee of de overeenkomstig het eerste lid verstrekte informatie juist is of niet.
   Aanvragers die een onderwijsinstelling buiten de Duitstalige Gemeenschap bezoeken, dienen samen met hun aanvraag een actuele, door de onderwijsinstelling afgegeven studieattest in.
   § 2 - Voor de controle van de voltooiing met goed gevolg vermeld in artikel 8, § 1, eerste en tweede lid, bezorgen de betreffende onderwijsinstellingen de in paragraaf 1 vermelde gegevens van de leningnemer aan de Regering in geval van:
   1° stopzetting van de studiecyclus, de leertijd of het zevende jaar van het gewoon secundair beroepsonderwijs, met vermelding van de datum van de stopzetting;
   2° slagen voor het opleidings- of studiejaar;
   3° voltooiing met goed gevolg van de studiecyclus, de leertijd of de studierichting in de zin van artikel 8, § 1, derde lid, met vermelding van de titel en de datum van de voltooiing.
   Aanvragers die een onderwijsinstelling buiten de Duitstalige Gemeenschap bezoeken, dienen de gegevens vermeld in het eerste lid zelf bij de Regering in. ]1

  
Art.17. [1 - § 1er - Pour le contrôle des conditions mentionnées à l'article 3, § 1er, alinéa 1er, 2° et 3°, le Gouvernement transmet aux établissements d'enseignement concernés de la Communauté germanophone les informations suivantes :
   1° les nom et prénom du demandeur;
   2° la date d'inscription indiquée par le demandeur;
   3° le cursus indiqué par le demandeur, l'orientation d'études de l'enseignement secondaire professionnel indiquée par le demandeur ou le programme d'apprentissage indiqué par le demandeur;
   4° l'année d'études ou l'année de formation indiquée par le demandeur.
   L'établissement d'enseignement concerné confirme au Gouvernement l'exactitude des informations fournies conformément à l'alinéa 1er ou l'informe de l'inexactitude de celles-ci.
   Les demandeurs qui fréquentent un établissement d'enseignement situé en dehors de la Communauté germanophone joignent à leur demande une attestation d'études récente délivrée par l'établissement d'enseignement concerné.
   § 2 - Pour le contrôle des achèvements mentionnés à l'article 8, § 1er, alinéas 1er et 2, les établissements d'enseignement concernés transmettent au Gouvernement les données de l'emprunteur mentionnées au § 1er lors :
   1° de l'interruption du cursus, de l'apprentissage ou de la septième année de l'enseignement secondaire professionnel ainsi que la date de l'interruption;
   2° de la réussite de l'année de formation ou d'études;
   3° de l'achèvement du cursus, de l'apprentissage ou de l'orientation d'études au sens de l'article 8, § 1er, alinéa 3, avec mention de l'intitulé et de la date du diplôme.
   Les demandeurs qui fréquentent un établissement d'enseignement situé en dehors de la Communauté germanophone transmettent eux-mêmes au Gouvernement les données mentionnées à l'alinéa 1er. ]1

  
HOOFDSTUK 8. - Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens
CHAPITRE 8. - Confidentialité et protection des données
Art.18. Met behoud van de toepassing van andersluidende wettelijke of decretale bepalingen moeten [1 de Regering, de betreffende onderwijsinstelling]1 en andere personen die bij de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan betrokken zijn, de gegevens die hun in de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen.
  
Art.18. Sans préjudice de dispositions légales ou décrétales contraires, le Gouvernement [1 , l'établissement d'enseignement concerné ]1 et toute autre personne intervenant dans l'exécution du présent décret et de ses arrêtés d'exécution doivent traiter confidentiellement les données qui leur sont confiées dans le cadre de l'exercice de leur mission.
  
Art.19. [1 De Regering en de betreffende onderwijsinstelling zijn, elk voor hun eigen takengebied,]1 verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens vermeld in artikel 20 in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
  
Art.19. Le Gouvernement [1 et l'établissement d'enseignement concerné, chacun dans son domaine de compétence, sont responsables]1 du traitement des données à caractère personnel mentionnées à l'article 20, au sens du Règlement général sur la protection des données.
  
Art.20. § 1 - Voor de uitvoering van [1 hun opdrachten]1 overeenkomstig de hoofdstukken 3, 4, 5 en 6 [1 "kunnen de Regering en de betreffende onderwijsinstelling]1 met betrekking tot de leningnemer persoonsgegevens verwerken van de volgende gegevenscategorieën:
  1° identiteits- en contactgegevens;
  2° het identificatienummer bedoeld in artikel 8, § 1, 1° of 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en het rijksregisternummer;
  3° gegevens over het diploma of de opleiding;
  4° gegevens over het beroep;
  5° bankrekeninggegevens.
  De Regering kan de gegevenscategorieën vermeld in het eerste lid preciseren.
  § 2 - De Regering maakt in beginsel bij voorkeur gebruik van anonieme gegevens voor analysen en statistieken met betrekking tot de vervulling van haar taken in het kader van dit decreet.
  Indien de analysen en statistieken niet volledig kunnen worden uitgevoerd met de anonieme gegevens vermeld in het eerste lid, mogen gepseudonimiseerde gegevens worden gebruikt.
  Voor de toepassing van het tweede lid vermeldt de Regering in de aangifte betreffende de verwerking waarom de verwerking van anonieme gegevens het niet mogelijk maakt de analysen en statistieken vermeld in het eerste lid op te stellen.
  
Art.20. § 1er - [1 Pour exécuter leurs missions telles que définies aux chapitres 3, 4, 5 et 6, le Gouvernement et l'établissement d'enseignement concerné peuvent ]1 traiter des données à caractère personnel relatives à l'emprunteur provenant des catégories suivantes :
  1° les données relatives à l'identité et coordonnées;
  2° le numéro d'identification visé à l'article 8, § 1er, 1° ou 2°, de la loi du 15 janvier 1990 relative à l'institution et à l'organisation d'une Banque carrefour de la sécurité sociale et le numéro de registre national;
  3° les données relatives aux diplômes et aux formations;
  4° les données relatives à la profession;
  5° les données bancaires.
  Le Gouvernement peut préciser les catégories de données mentionnées à l'alinéa 1er.
  § 2 - Par principe, le Gouvernement recourt de préférence au traitement de données anonymes pour l'établissement d'analyses et de statistiques relatives à l'exécution de ses missions telles que définies aux termes du présent décret.
  En cas d'impossibilité d'établir des analyses et statistiques de manière exhaustive à partir des données anonymes visées à l'alinéa 1er, il peut être fait usage de données pseudonymisées.
  Aux fins de l'application de l'alinéa 2, le Gouvernement précise dans la politique de traitement des données personnelles les motifs justifiant une impossibilité de traitement de données anonymes pour l'établissement des analyses et statistiques visées à l'alinéa 1er.
  
Art.21. Met behoud van de toepassing van andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die eventueel in een langere bewaartermijn voorzien, worden de gegevens vermeld in artikel 20 als volgt bewaard:
  1° als de leningnemer nooit werkelijk recht heeft gehad op de uitbetaling van de lening, gedurende vijf jaar te rekenen vanaf het einde van de maand waarin de lening aangevraagd werd;
  2° als de leningnemer recht had op de uitbetaling van de lening, gedurende vijf jaar na de indiening van de stukken door de leningnemer overeenkomstig artikel 8, § 2;
  3° als de leningnemer het voorwerp uitmaakt van een administratieve of gerechtelijke procedure, gedurende vijf jaar te rekenen vanaf het einde van de maand waarin de procedure beëindigd werd.
Art.21. Sans préjudice d'autres dispositions législatives, décrétales ou réglementaires prévoyant, le cas échéant, une durée de conservation plus longue, les données visées à l'article 20 sont conservées comme suit :
  1° pour tout emprunteur n'ayant dans les faits jamais eu droit au versement du prêt, pendant une période de cinq ans à compter de la fin du mois au cours duquel la demande de prêt a été introduite;
  2° pour tout emprunteur s'étant vu octroyer le droit au versement du prêt, pendant une période de cinq ans à compter du dépôt par celui-ci des pièces justificatives, conformément à l'article 8, § 2;
  3° pour tout emprunteur faisant l'objet d'une procédure administrative ou judiciaire, pendant une période de cinq ans à compter de la fin du mois au cours duquel la procédure a pris fin.
Art.22. De Regering legt eventueel de nodige veiligheidsmaatregelen vast voor de in dit hoofdstuk bedoelde verwerking van de persoonsgegevens.
Art.22. Le cas échéant, le Gouvernement fixe les mesures de sécurités nécessaires au traitement des données à caractère personnel, tel que prévu par le présent chapitre.
HOOFDSTUK 9. - Strafbepalingen
CHAPITRE 9. - Dispositions pénales
Art.23. Wordt gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een strafrechtelijke geldboete van zeshonderd tot zesduizend euro of met een van die straffen, eenieder die, met het oogmerk onrechtmatig een uitbetaling van de lening te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden:
  1° valsheid in geschrifte heeft gepleegd, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of in een akte in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die deze akte ten doel had op te nemen of vast te stellen;
  2° zich bediend heeft van een valse akte of een vals stuk;
  3° valsheid heeft gepleegd, door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een informaticasysteem, in een informaticasysteem in te voeren, te wijzigen of te wissen, of met enig ander technologisch middel het mogelijke gebruik van gegevens in een informaticasysteem te veranderen, waardoor de juridische draagwijdte van dergelijke gegevens verandert;
  4° heeft gebruikgemaakt van op die wijze verkregen gegevens, wetende dat de aldus verkregen gegevens vals zijn.
Art.23. Est passible d'une peine d'emprisonnement de six mois à trois ans et d'une amende pénale de 600 à 6 000 euros ou d'une de ces peines seulement, quiconque a, dans le but d'obtenir ou de faire obtenir, ou de conserver ou de faire conserver un prêt indu :
  1° commis un faux en écriture, soit par fausses signatures, soit par contrefaçon ou altération d'écritures ou de signatures, soit par fabrication de conventions, dispositions, obligations ou décharges ou, selon le cas, par leur insertion dans un acte, soit par addition ou altération de clauses, de déclarations ou de faits que cet acte avait pour objet de recevoir ou de constater;
  2° fait usage d'un acte faux ou d'une pièce fausse;
  3° procédé à une falsification en introduisant dans un système informatique, en modifiant ou en effaçant dans un système de traitement de données des données stockées, traitées ou transmises par un système informatique, ou en modifiant par tout moyen technologique l'utilisation possible de données dans un système informatique, et de ce fait, modifié la portée juridique de telles données;
  4° fait usage des données ainsi obtenues, tout en sachant que celles-ci étaient fausses.
Art.24. Wordt gestraft overeenkomstig artikel 23 eenieder die wetens en willens:
  1° een onjuiste of onvolledige verklaring heeft afgelegd met het oogmerk onrechtmatig een uitbetaling van de lening te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
  2° heeft nagelaten of geweigerd om een verplichte verklaring af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die hij gehouden is te verstrekken, met het oogmerk onrechtmatig een uitbetaling van een lening te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden;
  3° ingevolge een verklaring bedoeld in 1°, het nalaten of het weigeren om een verklaring af te leggen of inlichtingen te verstrekken bedoeld in 2°, of een akte of handeling bedoeld in artikel 23, iets verkregen heeft waarop hij geen of slechts gedeeltelijk recht had.
Art.24. Est passible des peines prévues à l'article 23 quiconque a sciemment et volontairement :
  1° fait une déclaration inexacte ou incomplète pour obtenir ou faire obtenir, ou pour conserver ou faire conserver un prêt indu;
  2° omis ou refusé de faire une déclaration à laquelle il est tenu ou de fournir les informations qu'il est tenu de donner pour obtenir ou faire obtenir, ou pour conserver ou faire conserver un prêt indu;
  3° reçu une prestation à laquelle il n'a pas droit ou n'a que partiellement droit à la suite d'une déclaration visée au 1°, de l'omission ou du refus de faire une déclaration ou de fournir des informations visées au 2°, ou d'un acte visé à l'article 23.
Art.25. Overeenkomstig artikel 23 wordt gestraft, eenieder die, met het oogmerk onrechtmatig een uitbetaling van de lening te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden, heeft gebruikgemaakt van valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen, of enige andere bedrieglijke handeling heeft aangewend om te doen geloven aan enige andere fictieve gebeurtenis of op een andere wijze misbruik te maken van vertrouwen.
Art.25. Est passible des peines prévues à l'article 23 quiconque, dans le but d'obtenir ou de faire obtenir, ou de conserver ou de faire conserver un paiement d'un prêt indu, a fait usage de faux noms, de faux titres ou de fausses adresses, ou a recouru à toute manoeuvre frauduleuse pour faire croire à tout autre évènement fictif ou pour abuser d'une autre manière de la confiance.
HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
CHAPITRE 10. - Dispositions finales
Art.26. De Regering kan een externe dienstverrichter belasten met de toekenning van de leningen.
Art.26. Le Gouvernement peut faire appel à un prestataire de services externe aux fins d'attribution du prêt.
Art.27. Voor leningnemers die een lening aanvragen en in het academie- of opleidingsjaar 2023-2024 al minstens in het tweede jaar van een studie of een leertijd in de zin van artikel 3, eerste lid, 2°, ingeschreven zijn, beperkt de verplichting vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, zich tot drie jaar.
Art.27. Pour tout emprunteur sollicitent un prêt et déjà inscrit, au cours de l'année académique ou de l'année de formation 2023-2024, au moins en deuxième année d'études ou d'apprentissage au sens de l'article 3, alinéa 1er, 2°, la durée de l'obligation visée à l'article 8, § 1er, alinéa 1er, est réduite à trois ans.
Art.28. In afwijking artikel 3, § 1, tweede lid, wordt de lijst van de studiecycli,[1 leertijdprogramma's]1 en studierichtingen van het gewoon secundair onderwijs voor het schooljaar 2023-2024 pas opgesteld na de inwerkingtreding van dit decreet.
  
Art.28. Par dérogation à l'article 3, § 1er, alinéa 2, la liste [1 des cursus, des programmes d'apprentissage ]1 et des orientations de l'enseignement secondaire ordinaire pour l'année scolaire 2023-2024 n'est établie qu'après entrée en vigueur du présent décret.
  
Art.28.1. [1 - In afwijking van artikel 3, § 3, behouden leningnemers die tewerkgesteld zijn onder een arbeidsovereenkomst en in het academie- of opleidingsjaar 2023-2024 een lening verkregen hebben, tot de voltooiing van de studiecyclus of de leertijd het recht op een lening, voor zover ze voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 3, § § 1 en 2. ]1
  
Art.28.1. [1 Par dérogation à l'article 3, § 3, les emprunteurs qui sont occupés dans le cadre d'un contrat de travail et qui ont obtenu un prêt au cours de l'année académique ou de l'année de formation 2023-2024 conservent leur droit au prêt jusqu'au terme du cursus ou de l'apprentissage, pour autant qu'ils remplissent les conditions mentionnées à l'article 3, § 1er et § 2. ]1
  
Art.29. De artikelen 2 en 3 van het decreet van 6 juni 1988 betreffende de toekenning van toelagen en beurzen voor verder opleidende cursussen en studies, alsmede voor wetenschappelijke onderzoeksprojecten, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 26 juni 2006, worden opgeheven.
Art.29. Les articles 2 et 3 du décret du 6 juin 1988 relatif à l'octroi de subsides et de bourses au titre de cours et d'études de formation continue et de projets de recherche scientifique, modifiés en dernier lieu par le décret du 26 juin 2006, sont abrogés.
Art. 30. Dit decreet treedt in werking op 1 juli 2023.
Art. 30. Le présent décret entre en vigueur le 1er juillet 2023.