Artikel 1. In artikel 6 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel, alsook administratief personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder B), b), wordt aangevuld met een bepaling onder 6.1, luidende:
"6.1. adjunct-hoofdonderwijzer van een lagere school of adjunct-directeur van een autonome lagere school;"
2° de bepaling onder G), b), wordt vervangen als volgt:
"b) selectieambten
30. adjunct-directeur van een kunstacademie"
3° de bepaling onder G) wordt aangevuld met een bepaling onder c), luidende:
"c) bevorderingsambten
31. directeur van een kunstacademie".
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
24 APRIL 2023. - Decreet houdende maatregelen ter versterking van het welzijn van het personeel in het onderwijs
Titre
24 AVRIL 2023. - Décret relatif aux mesures visant à renforcer le bien-être du personnel dans l'enseignement
Informations sur le document
Numac: 2023204839
Datum: 2023-04-24
Info du document
Numac: 2023204839
Date: 2023-04-24
Table des matières
HOOFDSTUK 1. (Wiziging van het koninklijk beslu...
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk bes...
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk bes...
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk bes...
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het koninklijk bes...
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het koninklijk bes...
HOOFDSTUK 7. - Wijziging van het besluit van de...
HOOFDSTUK 8. - Wijziging van het decreet van 31...
HOOFDSTUK 9. - Wijziging van het decreet van 14...
HOOFDSTUK 10. - Wijziging van het decreet van 3...
HOOFDSTUK 11. - Wijziging van het decreet van 2...
HOOFDSTUK 12. - Wijziging van het decreet van 2...
HOOFDSTUK 13. - Wijziging van het decreet van 2...
HOOFDSTUK 14. - Wijziging van het decreet van 2...
HOOFDSTUK 15. - Wijziging van het decreet van 2...
HOOFDSTUK 16. - Wijziging van het decreet van 3...
HOOFDSTUK 17. - Inwerkingtreding
Table des matières
CHAPITRE 1er. - Modification de l'arrêté royal ...
CHAPITRE 2. - Modification de l'arrêté royal du...
CHAPITRE 3. - Modification de l'arrêté royal du...
CHAPITRE 4. - Modification de l'arrêté royal du...
CHAPITRE 5. - Modification de l'arrêté royal du...
CHAPITRE 6. - Modification de l'arrêté royal n°...
CHAPITRE 7. - Modification de l'arrêté du Gouve...
CHAPITRE 8. - Modification du décret du 31 août...
CHAPITRE 9. - Modification du décret du 14 déce...
CHAPITRE 10. - Modification du décret du 30 jui...
CHAPITRE 11. - Modification du décret du 29 mar...
CHAPITRE 12. - Modification du décret du 27 jui...
CHAPITRE 13. - Modification du décret du 21 avr...
CHAPITRE 14. - Modification du décret du 23 mar...
CHAPITRE 15. - Modification du décret du 25 jui...
CHAPITRE 16. - Modification du décret du 31 mar...
CHAPITRE 17. - Entrée en vigueur
Tekst (98)
Texte (97)
HOOFDSTUK 1. (Wiziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel, alsook administratief personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen)
CHAPITRE 1er. - Modification de l'arrêté royal du 2 octobre 1968 déterminant et classant les fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical et sociopsychologique ainsi que du personnel administratif des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécialisé, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat et les fonctions des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements
Article 1er. A l'article 6 de l'arrêté royal du 2 octobre 1968 déterminant et classant les fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical et sociopsychologique ainsi que du personnel administratif des établissements d'enseignement gardien, primaire, spécialisé, moyen, technique, artistique et normal de l'Etat et les fonctions des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, modifié en dernier lieu par le décret du 27 juin 2022, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le B), le b) est complété par un 6.1° rédigé comme suit :
" 6.1° instituteur en chef adjoint dans une école primaire ou directeur adjoint d'une école primaire autonome; "
2° dans le G), le b) est remplacé par ce qui suit :
" b) fonctions de sélection
30° directeur adjoint d'une académie des arts ";
3° le G) est complété par un c) rédigé comme suit :
" c) fonctions de promotion
31° directeur d'une académie des arts ".
1° dans le B), le b) est complété par un 6.1° rédigé comme suit :
" 6.1° instituteur en chef adjoint dans une école primaire ou directeur adjoint d'une école primaire autonome; "
2° dans le G), le b) est remplacé par ce qui suit :
" b) fonctions de sélection
30° directeur adjoint d'une académie des arts ";
3° le G) est complété par un c) rédigé comme suit :
" c) fonctions de promotion
31° directeur d'une académie des arts ".
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs
CHAPITRE 2. - Modification de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel de l'enseignement communautaire
Art.2. In artikel 91octies van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 1, tweede lid, 1°, ), wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid voor verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "eerste lid, 1°," vervangen door de woorden "tweede lid, 1°,";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende:
"In afwijking van § 1, tweede lid, 1°, mag een vastbenoemd departementshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, een beroep doen op volgende vormen van terbeschikkingstelling:
1° gedurende hoogstens twee schooljaren een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een departementshoofd dat gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
a) kan die vorm van deeltijdse terbeschikkingstelling, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in de vorm van halftijdse terbeschikkingstelling vermeld in 2°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in 2° en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
b) schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
c) wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° gedurende hoogstens één schooljaar een aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 10, § 1, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984. Een departementshoofd dat een beroep doet op die vorm van aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden, schakelt na afloop van één schooljaar van ambtswege over op de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist.
In afwijking van § 1, tweede lid, 2°, mag een departementshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een departementshoofd dat een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° kan die deeltijdse loopbaanonderbreking, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in een aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden vermeld in het derde lid, 2°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in het derde lid, 2°, en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
3° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
1° in § 1, tweede lid, 1°, ), wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid voor verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "eerste lid, 1°," vervangen door de woorden "tweede lid, 1°,";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende:
"In afwijking van § 1, tweede lid, 1°, mag een vastbenoemd departementshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, een beroep doen op volgende vormen van terbeschikkingstelling:
1° gedurende hoogstens twee schooljaren een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een departementshoofd dat gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
a) kan die vorm van deeltijdse terbeschikkingstelling, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in de vorm van halftijdse terbeschikkingstelling vermeld in 2°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in 2° en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
b) schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
c) wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° gedurende hoogstens één schooljaar een aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 10, § 1, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984. Een departementshoofd dat een beroep doet op die vorm van aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden, schakelt na afloop van één schooljaar van ambtswege over op de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist.
In afwijking van § 1, tweede lid, 2°, mag een departementshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een departementshoofd dat een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° kan die deeltijdse loopbaanonderbreking, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in een aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden vermeld in het derde lid, 2°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in het derde lid, 2°, en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
3° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
Art.2. A l'article 91octies de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel de l'enseignement communautaire, inséré par le décret du 11 mai 2009 et modifié en dernier lieu par le décret du 28 juin 2021, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le § 1er, alinéa 2, 1°, ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° dans le § 1er, alinéa 2, le 1° est complété par un o) et un p) rédigés comme suit :
" o) le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
p) l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. ";
3° dans le § 2, alinéa 2, les mots " alinéa 1er, 1° " sont remplacés par les mots " alinéa 2, 1° ";
4° le § 2 est complété par deux alinéas rédigés comme suit :
" Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 1°, le chef de département nommé à titre définitif qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir aux types de mise en disponibilité suivants :
1° une mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant deux années scolaires au plus, conformément à l'article 10bis de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant qu'il puisse prétendre, sans préjudice de l'article 10bis, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984, à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de la mise en disponibilité. Ce congé est irréversible. Un chef de département qui recourt au présent type de mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite :
a) peut, à sa demande et au terme d'une année scolaire, passer de ce type de mise en disponibilité partielle au type de mise en disponibilité à mi-temps mentionné au 2°, pour autant qu'il remplisse les conditions mentionnées au 2° et qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
b) passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
c) est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° une mise en disponibilité à mi-temps pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant une année scolaire au plus, conformément à l'article 10 de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant qu'il remplisse les conditions mentionnées à l'article 10, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984. Un chef de département qui recourt au présent type de mise en disponibilité à mi-temps pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite passe d'office, au terme d'une année scolaire, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public.
Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 2°, le chef de département qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir, pendant deux années scolaires au plus, à une interruption de carrière partielle d'un cinquième d'un temps plein, pour autant qu'il puisse prétendre à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de l'interruption de carrière. Ce congé est irréversible. Un chef de département qui recourt à ce type d'interruption de carrière partielle :
1° peut, à sa demande et au terme d'une année scolaire, passer de cette interruption de carrière partielle au type de mise en disponibilité à mi-temps pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite mentionné à l'alinéa 3, 2°, pour autant qu'il remplisse les conditions mentionnées à l'alinéa 3, 2°, et qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
3° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. "
1° dans le § 1er, alinéa 2, 1°, ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° dans le § 1er, alinéa 2, le 1° est complété par un o) et un p) rédigés comme suit :
" o) le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
p) l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. ";
3° dans le § 2, alinéa 2, les mots " alinéa 1er, 1° " sont remplacés par les mots " alinéa 2, 1° ";
4° le § 2 est complété par deux alinéas rédigés comme suit :
" Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 1°, le chef de département nommé à titre définitif qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir aux types de mise en disponibilité suivants :
1° une mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant deux années scolaires au plus, conformément à l'article 10bis de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant qu'il puisse prétendre, sans préjudice de l'article 10bis, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984, à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de la mise en disponibilité. Ce congé est irréversible. Un chef de département qui recourt au présent type de mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite :
a) peut, à sa demande et au terme d'une année scolaire, passer de ce type de mise en disponibilité partielle au type de mise en disponibilité à mi-temps mentionné au 2°, pour autant qu'il remplisse les conditions mentionnées au 2° et qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
b) passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
c) est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° une mise en disponibilité à mi-temps pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant une année scolaire au plus, conformément à l'article 10 de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant qu'il remplisse les conditions mentionnées à l'article 10, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984. Un chef de département qui recourt au présent type de mise en disponibilité à mi-temps pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite passe d'office, au terme d'une année scolaire, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public.
Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 2°, le chef de département qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir, pendant deux années scolaires au plus, à une interruption de carrière partielle d'un cinquième d'un temps plein, pour autant qu'il puisse prétendre à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de l'interruption de carrière. Ce congé est irréversible. Un chef de département qui recourt à ce type d'interruption de carrière partielle :
1° peut, à sa demande et au terme d'une année scolaire, passer de cette interruption de carrière partielle au type de mise en disponibilité à mi-temps pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite mentionné à l'alinéa 3, 2°, pour autant qu'il remplisse les conditions mentionnées à l'alinéa 3, 2°, et qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
3° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. "
Art.3. In artikel 91quaterdecies, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013 en vervangen bij het decreet van 18 juni 2018, worden de woorden "91octies, § § 1 en 2," vervangen door de woorden "91octies, § 1 en § 2, eerste en tweede lid".
Art.3. - Dans l'article91quaterdecies, alinéa 2, du même arrêté royal, inséré par le décret du 24 juin 2013 et remplacé par le décret du 18 juin 2018, les mots " 91octies, § § 1er et 2 " sont remplacés par les mots " 91octies, § 1er et § 2, alinéas 1er et 2 ".
Art.4. Artikel 91triciester, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 20 juni 2016 en gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt aangevuld met de volgende zin:
"Artikel 91octies, § 2, derde en vierde lid, is alleen van toepassing op werkmeesters die dat ambt in het kader van een voltijds uurrooster uitoefenen."
"Artikel 91octies, § 2, derde en vierde lid, is alleen van toepassing op werkmeesters die dat ambt in het kader van een voltijds uurrooster uitoefenen."
Art.4. L'article 91triciester, alinéa 2, du même arrêté royal, inséré par le décret du 20 juin 2016 et modifié par le décret du 6 mai 2019, est complété par la phrase suivante :
" L'article 91octies, § 2, alinéas 3 et 4, ne s'applique qu'aux chefs d'atelier qui occupent cette fonction dans le cadre d'un horaire complet. "
" L'article 91octies, § 2, alinéas 3 et 4, ne s'applique qu'aux chefs d'atelier qui occupent cette fonction dans le cadre d'un horaire complet. "
Art.5. In artikel 91undequadragies, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 18 juni 2018 en gewijzigd bij het decreet van 22 juni 2020, worden de woorden "91octies, § 1, eerste lid, en § 2," vervangen door de woorden "91octies, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid,".
Art.5. Dans l'article 91undequadragies, alinéa 2, du même arrêté royal, inséré par le décret du 18 juin 2018 et modifié par le décret du 22 juin 2020, les mots " 91octies, § 1er, alinéa 1er, et § 2 " sont remplacés par les mots " 91octies, § 1er, alinéa 1er, et § 2, alinéa 1er ".
Art.5. Dans l'article 91quadragiesquinquies du même arrêté royal, inséré par le décret du 6 mai 2019 et modifié par le décret du 22 juin 2020, le mot " 91nonies " est remplacé par les mots " 91septies, 91octies, § 1er et § 2, alinéas 1er et 2, 91nonies ".
Art.5. Dans l'article 91quadragiesquinquies du même arrêté royal, inséré par le décret du 6 mai 2019 et modifié par le décret du 22 juin 2020, le mot " 91nonies " est remplacé par les mots " 91septies, 91octies, § 1er et § 2, alinéas 1er et 2, 91nonies ".
Art.6. In artikel 91quadragiesquinquies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019 en gewijzigd bij het decreet van 22 juni 2020, wordt het woord "91nonies" vervangen door de woorden "91septies, 91octies, § 1 en § 2, eerste en tweede lid, 91nonies".
Art.7. Dans l'article 91quadragiessexies, alinéa 2, du même arrêté royal, inséré par le décret du 22 juin 2020, les mots " 91octies, § 1er, alinéa 1er, et § 2 " sont remplacés par les mots " 91octies, § 1er, alinéa 1er, et § 2, alinéa 1er ".
Art.7. In artikel 91quadragiessexies, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 22 juni 2020, worden de woorden "artikel 91octies, § 1, eerste lid, en § 2," vervangen door de woorden "artikel 91octies, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid,".
Art.8. Dans l'article 91quintagiessemel, alinéa 2, du même arrêté royal, inséré par le décret du 28 juin 2021, les mots " 91octies, § 1er, alinéa 1er, et § 2 " sont remplacés par les mots " 91octies, § 1er, alinéa 1er, et § 2, alinéa 1er ".
Art.8. In artikel 91quintagiessemel, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2021, worden de woorden "artikel 91octies, § 1, eerste lid, en § 2," vervangen door de woorden "artikel 91octies, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid,".
Art.9. - Dans le même arrêté royal, modifié en dernier lieu par le décret du 28 juin 2022, il est inséré un chapitre VIIterdecies, comportant les articles 91quintagiesquinquies et 91quintagiessexies, intitulé comme suit :
" Chapitre VIIterdecies - Dispositions spécifiques pour les instituteurs en chef adjoints dans une école primaire ".
" Chapitre VIIterdecies - Dispositions spécifiques pour les instituteurs en chef adjoints dans une école primaire ".
Art.9. In hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2022, wordt een hoofdstuk VIIterdecies ingevoegd, dat de artikelen 91quintagiesquinquies en 91quintagiessexies omvat, luidende:
"Hoofdstuk VIIterdecies. - Bijzondere bepalingen voor adjunct-hoofdonderwijzers van een lagere school"
"Hoofdstuk VIIterdecies. - Bijzondere bepalingen voor adjunct-hoofdonderwijzers van een lagere school"
Art.10. Dans le chapitre VIIterdecies du même arrêté royal, il est inséré un article 91quintagiesquinquies rédigé comme suit :
" Art. 91quintagiesquinquies - Principe
Par dérogation au chapitre VII, la fonction d'instituteur en chef adjoint dans une école primaire est attribuée exclusivement sous la forme d'une désignation et d'une nomination à titre définitif, conformément aux dispositions ci-dessous.
Les articles 91quater à 91nonies et 91undecies à 91terdecies s'appliquent à la fonction d'instituteur en chef adjoint dans une école primaire. "
" Art. 91quintagiesquinquies - Principe
Par dérogation au chapitre VII, la fonction d'instituteur en chef adjoint dans une école primaire est attribuée exclusivement sous la forme d'une désignation et d'une nomination à titre définitif, conformément aux dispositions ci-dessous.
Les articles 91quater à 91nonies et 91undecies à 91terdecies s'appliquent à la fonction d'instituteur en chef adjoint dans une école primaire. "
Art.10. In hoofdstuk VIIterdecies van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91quintagiesquinquies ingevoegd, luidende:
"Art. 91quintagiesquinquies. - Principe
In afwijking van hoofdstuk VII wordt het ambt van adjunct-hoofdonderwijzer van een lagere school uitsluitend toegewezen in de vorm van een aanstelling en een vaste benoeming, overeenkomstig de onderstaande bepalingen.
De artikelen 91quater tot 91nonies en 91undecies tot 91terdecies zijn van toepassing op het ambt van adjunct-hoofdonderwijzer van een lagere school."
"Art. 91quintagiesquinquies. - Principe
In afwijking van hoofdstuk VII wordt het ambt van adjunct-hoofdonderwijzer van een lagere school uitsluitend toegewezen in de vorm van een aanstelling en een vaste benoeming, overeenkomstig de onderstaande bepalingen.
De artikelen 91quater tot 91nonies en 91undecies tot 91terdecies zijn van toepassing op het ambt van adjunct-hoofdonderwijzer van een lagere school."
Art.11. Dans le même chapitre, il est inséré un article 91quintagiessexies rédigé comme suit :
" Art. 91quintagiessexies - Traitement et prime
§ 1er - Durant la désignation en tant qu'instituteur en chef adjoint dans une école primaire, le membre du personnel perçoit un traitement calculé sur la base de l'échelle de traitement 422 figurant dans l'annexe de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et fixant les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat.
§ 2 - Si une personne, désignée pour une durée indéterminée ou nommée à titre définitif dans une autre fonction dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté germanophone, est désignée comme instituteur en chef adjoint dans une école primaire, elle continue, par dérogation au § 1er, à percevoir son traitement et bénéficie d'une prime mensuelle compensatoire calculée comme suit :
P = X - M
P = la prime
X = le traitement mentionné au § 1er
M = le traitement mensuel brut du membre du personnel.
La prime est liquidée en même temps que le traitement mensuel et aux mêmes conditions.
§ 3 - Si une personne, qui n'est pas désignée pour une durée indéterminée ou nommée à titre définitif dans une autre fonction dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté germanophone, est désignée comme instituteur en chef adjoint dans une école primaire, elle perçoit le pécule de vacances et une prime de fin d'année conformément aux dispositions valables dans l'enseignement, le montant mentionné au § 1er servant de base pour le calcul.
§ 4 - Le montant calculé en application des § § 1er et 2 est soumis aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation conformément à la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public, modifié par les arrêtés royaux n° 178 du 30 décembre 1982 et du 24 décembre 1993 et les lois du 2 janvier 2001 et du 19 juillet 2001.
Lors d'un congé pour cause de maladie ou d'infirmité ainsi que lors d'un congé de maternité ou d'une des absences liées à la maternité mentionnées aux articles 42 à 43bis de la loi sur le travail du 16 mars 1971, la prime mentionnée au § 2 continue à être versée pour autant que l'instituteur en chef adjoint dans une école primaire ne soit pas indemnisé par la mutualité. "
" Art. 91quintagiessexies - Traitement et prime
§ 1er - Durant la désignation en tant qu'instituteur en chef adjoint dans une école primaire, le membre du personnel perçoit un traitement calculé sur la base de l'échelle de traitement 422 figurant dans l'annexe de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et fixant les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat.
§ 2 - Si une personne, désignée pour une durée indéterminée ou nommée à titre définitif dans une autre fonction dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté germanophone, est désignée comme instituteur en chef adjoint dans une école primaire, elle continue, par dérogation au § 1er, à percevoir son traitement et bénéficie d'une prime mensuelle compensatoire calculée comme suit :
P = X - M
P = la prime
X = le traitement mentionné au § 1er
M = le traitement mensuel brut du membre du personnel.
La prime est liquidée en même temps que le traitement mensuel et aux mêmes conditions.
§ 3 - Si une personne, qui n'est pas désignée pour une durée indéterminée ou nommée à titre définitif dans une autre fonction dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté germanophone, est désignée comme instituteur en chef adjoint dans une école primaire, elle perçoit le pécule de vacances et une prime de fin d'année conformément aux dispositions valables dans l'enseignement, le montant mentionné au § 1er servant de base pour le calcul.
§ 4 - Le montant calculé en application des § § 1er et 2 est soumis aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation conformément à la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public, modifié par les arrêtés royaux n° 178 du 30 décembre 1982 et du 24 décembre 1993 et les lois du 2 janvier 2001 et du 19 juillet 2001.
Lors d'un congé pour cause de maladie ou d'infirmité ainsi que lors d'un congé de maternité ou d'une des absences liées à la maternité mentionnées aux articles 42 à 43bis de la loi sur le travail du 16 mars 1971, la prime mentionnée au § 2 continue à être versée pour autant que l'instituteur en chef adjoint dans une école primaire ne soit pas indemnisé par la mutualité. "
Art.11. Hetzelfde hoofdstuk wordt aangevuld met een artikel 91quintagiessexies, luidende:
"Art. 91quintagiessexies. - Wedde en premie
§ 1. -Tijdens de aanstelling als adjunct-hoofdonderwijzer van een lagere school ontvangt het personeelslid een wedde op basis van de weddeschaal 422 vermeld in de bijlage van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat.
§ 2. -Wordt een persoon die in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs in een ander ambt voor doorlopende duur aangesteld of vast benoemd is, als adjunct-hoofdonderwijzer van een lagere school aangewezen, dan ontvangt hij, in afwijking van § 1, verder zijn wedde, evenals, ter compensatie, een maandelijkse premie die als volgt wordt berekend:
P = X - M
P = de premie
X = de in § 1 bedoelde wedde
M = de maandelijkse brutowedde van het personeelslid.
De premie wordt gelijktijdig met de maandelijkse wedde en onder dezelfde voorwaarden uitbetaald.
§ 3. - Wordt een persoon die niet in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs in een ander ambt voor doorlopende duur aangesteld of vast benoemd is, als adjunct-hoofdonderwijzer van een lagere school aangewezen, dan ontvangt hij vakantiegeld en een eindejaarspremie overeenkomstig de bepalingen die in het onderwijs gelden, waarbij het in § 1 vermelde bedrag als berekeningsbasis dient.
§ 4. - Het bedrag dat met toepassing van de § § 1 en 2 wordt berekend, is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982, het koninklijk besluit van 24 december 1993 en de wetten van 2 januari 2001 en 19 juli 2001.
In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 wordt de premie vermeld in § 2 verder uitbetaald, voor zover de adjunct-hoofdonderwijzer van een lagere school niet door het ziekenfonds wordt vergoed."
"Art. 91quintagiessexies. - Wedde en premie
§ 1. -Tijdens de aanstelling als adjunct-hoofdonderwijzer van een lagere school ontvangt het personeelslid een wedde op basis van de weddeschaal 422 vermeld in de bijlage van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat.
§ 2. -Wordt een persoon die in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs in een ander ambt voor doorlopende duur aangesteld of vast benoemd is, als adjunct-hoofdonderwijzer van een lagere school aangewezen, dan ontvangt hij, in afwijking van § 1, verder zijn wedde, evenals, ter compensatie, een maandelijkse premie die als volgt wordt berekend:
P = X - M
P = de premie
X = de in § 1 bedoelde wedde
M = de maandelijkse brutowedde van het personeelslid.
De premie wordt gelijktijdig met de maandelijkse wedde en onder dezelfde voorwaarden uitbetaald.
§ 3. - Wordt een persoon die niet in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs in een ander ambt voor doorlopende duur aangesteld of vast benoemd is, als adjunct-hoofdonderwijzer van een lagere school aangewezen, dan ontvangt hij vakantiegeld en een eindejaarspremie overeenkomstig de bepalingen die in het onderwijs gelden, waarbij het in § 1 vermelde bedrag als berekeningsbasis dient.
§ 4. - Het bedrag dat met toepassing van de § § 1 en 2 wordt berekend, is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982, het koninklijk besluit van 24 december 1993 en de wetten van 2 januari 2001 en 19 juli 2001.
In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 wordt de premie vermeld in § 2 verder uitbetaald, voor zover de adjunct-hoofdonderwijzer van een lagere school niet door het ziekenfonds wordt vergoed."
Art.12. Dans le même arrêté royal, modifié en dernier lieu par le décret du 28 juin 2022, il est inséré un chapitre VIIquaterdecies, comportant l'article 91quintagiessepties, intitulé comme suit :
" Chapitre VIIquaterdecies - Dispositions spécifiques pour les directeurs adjoints d'une académie des arts ".
" Chapitre VIIquaterdecies - Dispositions spécifiques pour les directeurs adjoints d'une académie des arts ".
Art.12. In hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2022, wordt een hoofdstuk VIIquaterdecies ingevoegd, dat artikel 91quintagiessepties omvat, luidende:
"Hoofdstuk VIIquaterdecies. - Bijzondere bepalingen voor adjunct-directeurs van een kunstacademie"
"Hoofdstuk VIIquaterdecies. - Bijzondere bepalingen voor adjunct-directeurs van een kunstacademie"
Art.13. Dans le chapitre VIIquaterdecies du même arrêté royal, il est inséré un article 91quintagiessepties rédigé comme suit :
" Art. 91quintagiessepties - Principe
Par dérogation au chapitre VII, la fonction de directeur adjoint d'une académie des arts est attribuée sous la forme d'une désignation et d'une nomination à titre définitif conformément aux dispositions valables dans l'enseignement officiel subventionné. "
" Art. 91quintagiessepties - Principe
Par dérogation au chapitre VII, la fonction de directeur adjoint d'une académie des arts est attribuée sous la forme d'une désignation et d'une nomination à titre définitif conformément aux dispositions valables dans l'enseignement officiel subventionné. "
Art.13. In hoofdstuk VIIquaterdecies van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91quintagiessepties ingevoegd, luidende:
"Art. 91quintagiessepties. - Principe
In afwijking van hoofdstuk VII wordt het ambt van adjunct-directeur van een kunstacademie toegewezen in de vorm van een aanstelling en in de vorm van een vaste benoeming overeenkomstig de voorwaarden die gelden in het gesubsidieerd officieel onderwijs."
"Art. 91quintagiessepties. - Principe
In afwijking van hoofdstuk VII wordt het ambt van adjunct-directeur van een kunstacademie toegewezen in de vorm van een aanstelling en in de vorm van een vaste benoeming overeenkomstig de voorwaarden die gelden in het gesubsidieerd officieel onderwijs."
Art.14. A l'article 121septies du même arrêté royal, inséré par le décret du 25 juin 2007 et modifié en dernier lieu par le décret du 28 juin 2021, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le § 1er, alinéa 2, 1°, ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° dans le § 1er, alinéa 2, le 1° est complété par un o) et un p) rédigés comme suit :
" o) le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
p) l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. ";
3° dans le § 2, alinéa 2, les mots " alinéa 1er, 1° " sont remplacés par les mots " alinéa 2, 1° ";
4° le § 2 est complété par deux alinéas rédigés comme suit :
" Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 1°, le chef d'établissement nommé à titre définitif qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir à une mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant deux années scolaires au plus, conformément à l'article 10bis de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant qu'il puisse prétendre, sans préjudice de l'article 10bis, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984, à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de la mise en disponibilité. Pour un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le congé est placé sur lesdites activités. Ce congé est irréversible. Un chef d'établissement qui recourt au présent type de mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public.
Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 2°, le chef d'établissement qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir, pendant deux années scolaires au plus, à une interruption de carrière partielle d'un cinquième d'un temps plein, pour autant qu'il puisse prétendre à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de l'interruption de carrière. Pour un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le congé est placé sur lesdites activités. Ce congé est irréversible. Un chef d'établissement qui recourt à ce type d'interruption de carrière partielle :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. "
1° dans le § 1er, alinéa 2, 1°, ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° dans le § 1er, alinéa 2, le 1° est complété par un o) et un p) rédigés comme suit :
" o) le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
p) l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. ";
3° dans le § 2, alinéa 2, les mots " alinéa 1er, 1° " sont remplacés par les mots " alinéa 2, 1° ";
4° le § 2 est complété par deux alinéas rédigés comme suit :
" Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 1°, le chef d'établissement nommé à titre définitif qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir à une mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant deux années scolaires au plus, conformément à l'article 10bis de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant qu'il puisse prétendre, sans préjudice de l'article 10bis, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984, à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de la mise en disponibilité. Pour un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le congé est placé sur lesdites activités. Ce congé est irréversible. Un chef d'établissement qui recourt au présent type de mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public.
Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 2°, le chef d'établissement qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir, pendant deux années scolaires au plus, à une interruption de carrière partielle d'un cinquième d'un temps plein, pour autant qu'il puisse prétendre à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de l'interruption de carrière. Pour un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le congé est placé sur lesdites activités. Ce congé est irréversible. Un chef d'établissement qui recourt à ce type d'interruption de carrière partielle :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. "
Art.14. In artikel 121septies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2007 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 1, tweede lid, 1°, ), wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "eerste lid, 1°," vervangen door de woorden "tweede lid, 1°,";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende:
"In afwijking van § 1, tweede lid, 1°, mag een vastbenoemd inrichtingshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een beroep doen op een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk binnen maximaal 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Bij het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, heeft de verlofvorm betrekking op zijn activiteit als lesgever. Dat verlof is onomkeerbaar. Een inrichtingshoofd dat gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist.
In afwijking van § 1, tweede lid, 2°, mag een inrichtingshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk binnen 52 maanden,
te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Bij het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, heeft de verlofvorm betrekking op zijn activiteit als lesgever. Dat verlof is onomkeerbaar. Een inrichtingshoofd dat een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, eerste lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
1° in § 1, tweede lid, 1°, ), wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "eerste lid, 1°," vervangen door de woorden "tweede lid, 1°,";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende:
"In afwijking van § 1, tweede lid, 1°, mag een vastbenoemd inrichtingshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een beroep doen op een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk binnen maximaal 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Bij het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, heeft de verlofvorm betrekking op zijn activiteit als lesgever. Dat verlof is onomkeerbaar. Een inrichtingshoofd dat gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist.
In afwijking van § 1, tweede lid, 2°, mag een inrichtingshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk binnen 52 maanden,
te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Bij het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, heeft de verlofvorm betrekking op zijn activiteit als lesgever. Dat verlof is onomkeerbaar. Een inrichtingshoofd dat een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, eerste lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
Art.15. L'article 121octies, § 1er, alinéa 2, du même arrêté royal, inséré par le décret du 28 juin 2021, est remplacé par ce qui suit :
" Si, en raison d'un des types de congé, le chef d'établissement est temporairement absent, dans le cadre d'un temps partiel, le pouvoir organisateur peut le remplacer de manière temporaire comme suit :
1° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, est entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le remplacement est effectué dans la fonction d'instituteur en chef adjoint dans une école primaire par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 91quater, alinéa 1er, à l'exception du 3°;
2° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le remplacement est effectué dans la fonction d'instituteur primaire;
3° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement secondaire, le remplacement est effectué dans la fonction de proviseur par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 91quater, alinéa 1er, à l'exception du 3°;
4° s'il s'agit d'un administrateur en internat, le remplacement est effectué dans la fonction de surveillant-éducateur d'un internat. "
" Si, en raison d'un des types de congé, le chef d'établissement est temporairement absent, dans le cadre d'un temps partiel, le pouvoir organisateur peut le remplacer de manière temporaire comme suit :
1° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, est entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le remplacement est effectué dans la fonction d'instituteur en chef adjoint dans une école primaire par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 91quater, alinéa 1er, à l'exception du 3°;
2° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le remplacement est effectué dans la fonction d'instituteur primaire;
3° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement secondaire, le remplacement est effectué dans la fonction de proviseur par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 91quater, alinéa 1er, à l'exception du 3°;
4° s'il s'agit d'un administrateur en internat, le remplacement est effectué dans la fonction de surveillant-éducateur d'un internat. "
Art.15. Artikel 121octies, § 1, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2021, wordt vervangen als volgt:
"Als het inrichtingshoofd op grond van een verlofvorm tijdelijk deeltijds afwezig is, kan de inrichtende macht hem als volgt tijdelijk vervangen:
1° als het gaat om het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs volledig vrijgesteld is van het lesgeven, geschiedt de vervanging in het ambt van adjunct-hoofdonderwijzer van een lagere school door een persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 91quater, eerste lid, met uitzondering van de bepaling onder 3°;
2° als het gaat om het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, geschiedt de vervanging in het ambt van onderwijzer voor het lager onderwijs;
3° als het gaat om het inrichtingshoofd van een secundaire school, geschiedt de vervanging in het ambt van provisor door een persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 91quater, eerste lid, met uitzondering van de bepaling onder 3°;
4° als het gaat om een internaatbeheerder, geschiedt de vervanging in het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat."
"Als het inrichtingshoofd op grond van een verlofvorm tijdelijk deeltijds afwezig is, kan de inrichtende macht hem als volgt tijdelijk vervangen:
1° als het gaat om het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs volledig vrijgesteld is van het lesgeven, geschiedt de vervanging in het ambt van adjunct-hoofdonderwijzer van een lagere school door een persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 91quater, eerste lid, met uitzondering van de bepaling onder 3°;
2° als het gaat om het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, geschiedt de vervanging in het ambt van onderwijzer voor het lager onderwijs;
3° als het gaat om het inrichtingshoofd van een secundaire school, geschiedt de vervanging in het ambt van provisor door een persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 91quater, eerste lid, met uitzondering van de bepaling onder 3°;
4° als het gaat om een internaatbeheerder, geschiedt de vervanging in het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat."
Art.16. A l'article 160, alinéa 3, du même arrêté royal, modifié en dernier lieu par le décret du 30 juin 2003, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° l'alinéa est complété par un o) rédigé comme suit :
" o) pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée. "
1° dans le ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° l'alinéa est complété par un o) rédigé comme suit :
" o) pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée. "
Art.16. - In artikel 160, derde lid, van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de bepaling onder n) wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° het derde lid wordt aangevuld met een bepaling onder o), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte."
1° in de bepaling onder n) wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° het derde lid wordt aangevuld met een bepaling onder o), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte."
Art.17. A l'article 161 du même arrêté royal, modifié par l'arrêté royal du 16 février 1983, les modifications suivantes sont apportées :
1° (concerne le texte allemand);
2° (concerne le texte allemand);
3° (concerne le texte allemand);
4° dans le d), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
5° l'article est complété par un e) rédigé comme suit :
" e) lorsqu'il bénéficie d'une absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. "
1° (concerne le texte allemand);
2° (concerne le texte allemand);
3° (concerne le texte allemand);
4° dans le d), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
5° l'article est complété par un e) rédigé comme suit :
" e) lorsqu'il bénéficie d'une absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. "
Art.17. In artikel 161 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 1983, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
CHAPITRE 3. - Modification de l'arrêté royal du 25 octobre 1971 fixant le statut des maîtres de religion, des professeurs de religion et des inspecteurs des religions catholique, protestante, israélite, orthodoxe, islamique et anglicane dans les établissements d'enseignement de la Communauté germanophone
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, israëlitische, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap
Art.18. A l'article 40, alinéa 2, de l'arrêté royal du 25 octobre 1971 fixant le statut des maîtres de religion, des professeurs de religion et des inspecteurs de religion des religions catholique, protestante, israélite, orthodoxe, islamique et anglicane dans les établissements d'enseignement de la Communauté germanophone, modifié en dernier lieu par le décret du 30 juin 2003, les modifications suivantes sont apportées :
Art.18. In artikel 40, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, israëlitische, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de bepaling onder k) wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° het tweede lid wordt aangevuld met een bepaling onder l), luidende:
"l) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte."
1° in de bepaling onder k) wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° het tweede lid wordt aangevuld met een bepaling onder l), luidende:
"l) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte."
Art.19. A l'article 42 du même arrêté royal, les modifications suivantes sont apportées :
1° (concerne le texte allemand);
2° (concerne le texte allemand);
3° (concerne le texte allemand);
4° dans le c), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
5° l'article est complété par un d) rédigé comme suit :
" d) lorsqu'il bénéficie d'une absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. "
1° (concerne le texte allemand);
2° (concerne le texte allemand);
3° (concerne le texte allemand);
4° dans le c), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
5° l'article est complété par un d) rédigé comme suit :
" d) lorsqu'il bénéficie d'une absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. "
Art.19. In artikel 42 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
CHAPITRE 4. - Modification de l'arrêté royal du 15 janvier 1974 pris en application de l'article 160 de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel de l'enseignement communautaire
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs
Art.20. L'article 21 de l'arrêté royal du 15 janvier 1974 pris en application de l'article 160 de l'arrêté royal du 22 mars 1969 fixant le statut des membres du personnel de l'enseignement communautaire est remplacé par ce qui suit :
Art.20. Artikel 21 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs wordt vervangen als volgt:
"Art. 21. - De totale duur van het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid mag niet meer dan 120 dagen per periode van tien jaar actieve dienst bedragen."
"Art. 21. - De totale duur van het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid mag niet meer dan 120 dagen per periode van tien jaar actieve dienst bedragen."
Art.21. L'article 22.1 du même arrêté royal, inséré par le décret du 16 janvier 2012, est abrogé.
Art.21. Artikel 22.1 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 16 januari 2012, wordt opgeheven.
CHAPITRE 5. - Modification de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation, du personnel paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat
Art.22. Dans l'article 2, chapitre B), de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d'éducation et du personnel paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements, des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat, modifié en dernier lieu par le décret du 28 juin 2021, il est inséré un 6.1° rédigé comme suit :
Art.22. - In artikel 2, hoofdstuk B, van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2021, wordt een bepaling onder 6.1. ingevoegd, luidende:
CHAPITRE 6. - Modification de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra
Art.23. L'article 10, § 1er, de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, remplacé par le décret du 25 juin 1996 et modifié en dernier lieu par le décret du 27 juin 2022, est complété par un alinéa rédigé comme suit :
Art.23. Artikel 10, § 1, van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, vervangen bij het decreet van 25 juni 1996 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2022, wordt aangevuld met een negende lid, luidende:
"In afwijking van het zesde lid kunnen personeelsleden die een selectieambt bekleden en vóór 1 september 2023 nog niet in aanmerking komen voor de terbeschikkingstelling, de aanvraag tot en met 15 juli 2023 indienen, als ze met ingang van 1 september 2023 aanspraak willen maken op de terbeschikkingstelling."
"In afwijking van het zesde lid kunnen personeelsleden die een selectieambt bekleden en vóór 1 september 2023 nog niet in aanmerking komen voor de terbeschikkingstelling, de aanvraag tot en met 15 juli 2023 indienen, als ze met ingang van 1 september 2023 aanspraak willen maken op de terbeschikkingstelling."
Art.24. A l'article 10bis du même arrêté royal, inséré par le décret du 6 juin 2005 et modifié en dernier lieu par le décret du 27 juin 2022, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le § 1er, alinéa 1er, les mots " ou de sélection " sont remplacés par les mots " , de sélection ou de promotion ";
2° le § 3 est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Par dérogation à l'alinéa 1er, les membres du personnel qui occupent une fonction de sélection ou de promotion et qui n'ont pas accès à la mise en disponibilité avant le 1er septembre 2023 peuvent introduire leur demande jusqu'au 15 juillet 2023 s'ils souhaitent bénéficier de la mise en disponibilité au 1er septembre 2023. "
1° dans le § 1er, alinéa 1er, les mots " ou de sélection " sont remplacés par les mots " , de sélection ou de promotion ";
2° le § 3 est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Par dérogation à l'alinéa 1er, les membres du personnel qui occupent une fonction de sélection ou de promotion et qui n'ont pas accès à la mise en disponibilité avant le 1er septembre 2023 peuvent introduire leur demande jusqu'au 15 juillet 2023 s'ils souhaitent bénéficier de la mise en disponibilité au 1er septembre 2023. "
Art.24. In artikel 10bis van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 6 juni 2005 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
CHAPITRE 7. - Modification de l'arrêté du Gouvernement du 9 novembre 1994 relatif à l'interruption de la carrière professionnelle dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux
HOOFDSTUK 7. - Wijziging van het besluit van de Regering van 9 november 1994 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra
Art.25. L'article 6, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement du 9 novembre 1994 relatif à l'interruption de la carrière professionnelle dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, remplacé par le décret du 26 juin 2006 et modifié par le décret du 28 juin 2021, est complété par un alinéa rédigé comme suit :
Art.25. Artikel 6, § 1, van het besluit van de Regering van 9 november 1994 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006 en gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2021, wordt aangevuld met een vierde lid, luidende:
CHAPITRE 8. - Modification du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées
HOOFDSTUK 8. - Wijziging van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen
Art.26. L'article 96 du décret du 31 août 1998 relatif aux missions confiées aux pouvoirs organisateurs et au personnel des écoles et portant des dispositions générales d'ordre pédagogique et organisationnel pour les écoles ordinaires et spécialisées, modifié en dernier lieu par le décret du 27 juin 2022, est complété par un alinéa rédigé comme suit :
Art.26. Artikel 96 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2022, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende:
CHAPITRE 9. - Modification du décret du 14 décembre 1998 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement libre subventionné et du centre PMS libre subventionné
HOOFDSTUK 9. - Wijziging van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum
Art.27. A l'article 62.7 du décret du 14 décembre 1998 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement libre subventionné et du centre PMS libre subventionné, inséré par le décret du 11 mai 2009 et modifié en dernier lieu par le décret du 28 juin 2021, les modifications suivantes sont apportées :
Art.27. In artikel 62.7 van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 1, tweede lid, 1°, ), wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "eerste lid, 1°," vervangen door de woorden "tweede lid, 1°,";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende:
"In afwijking van § 1, tweede lid, 1°, mag een definitief aangesteld departementshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, een beroep doen op volgende vormen van terbeschikkingstelling:
1° gedurende hoogstens twee schooljaren een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een departementshoofd dat gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
a) kan die vorm van deeltijdse terbeschikkingstelling, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in de vorm van halftijdse terbeschikkingstelling vermeld in 2°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in 2° en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
b) schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
c) wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° gedurende hoogstens één schooljaar een aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 10, § 1, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984. Een departementshoofd dat een beroep doet op die vorm van aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden, schakelt na afloop van één schooljaar van ambtswege over op de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist.
In afwijking van § 1, tweede lid, 2°, mag een departementshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een departementshoofd dat een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° kan die deeltijdse loopbaanonderbreking, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in een aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden vermeld in het derde lid, 2°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in het derde lid, 2°, en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
3° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
1° in § 1, tweede lid, 1°, ), wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "eerste lid, 1°," vervangen door de woorden "tweede lid, 1°,";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende:
"In afwijking van § 1, tweede lid, 1°, mag een definitief aangesteld departementshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, een beroep doen op volgende vormen van terbeschikkingstelling:
1° gedurende hoogstens twee schooljaren een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een departementshoofd dat gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
a) kan die vorm van deeltijdse terbeschikkingstelling, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in de vorm van halftijdse terbeschikkingstelling vermeld in 2°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in 2° en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
b) schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
c) wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° gedurende hoogstens één schooljaar een aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 10, § 1, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984. Een departementshoofd dat een beroep doet op die vorm van aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden, schakelt na afloop van één schooljaar van ambtswege over op de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist.
In afwijking van § 1, tweede lid, 2°, mag een departementshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een departementshoofd dat een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° kan die deeltijdse loopbaanonderbreking, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in een aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden vermeld in het derde lid, 2°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in het derde lid, 2°, en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
3° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
Art.28. Dans l'article 62.13, alinéa 2, du même décret, inséré par le décret du 24 juin 2013 et remplacé par le décret du 18 juin 2018, les mots " 62.7, § § 1er et 2 " sont remplacés par les mots " 62.7, § 1er et § 2, alinéas 1er et 2 ".
Art.28. In artikel 62.13, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013 en vervangen bij het decreet van 18 juni 2018, worden de woorden "artikel 62.7, § § 1 en 2," vervangen door de woorden "artikel 62.7, § 1, en § 2, eerste en tweede lid".
Art.29. L'article 62.31, alinéa 2, du même décret, inséré par le décret du 20 juin 2016 et modifié par le décret du 6 mai 2019, est complété par la phrase suivante :
" L'article 62.7, § 2, alinéas 3 et 4, ne s'applique qu'aux chefs d'atelier qui occupent cette fonction dans le cadre d'un horaire complet. "
" L'article 62.7, § 2, alinéas 3 et 4, ne s'applique qu'aux chefs d'atelier qui occupent cette fonction dans le cadre d'un horaire complet. "
Art.29. Artikel 62.31, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 juni 2016 en gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt aangevuld met de volgende zin:
"Artikel 62.7, § 2, derde en vierde lid, is alleen van toepassing op werkmeesters die dat ambt in het kader van een voltijds uurrooster bekleden."
"Artikel 62.7, § 2, derde en vierde lid, is alleen van toepassing op werkmeesters die dat ambt in het kader van een voltijds uurrooster bekleden."
Art.30. Dans l'article 62.37, alinéa 2, du même décret, inséré par le décret du 18 juin 2018 et modifié par le décret du 22 juin 2020, les mots " 62.7, § 1er, alinéa 1er, et § 2 " sont remplacés par les mots " 62.7, § 1er, alinéa 1er, et § 2, alinéa 1er ".
Art.30. In artikel 62.37, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 juni 2018 en gewijzigd bij het decreet van 22 juni 2020, worden de woorden "62.7, § 1, eerste lid, en § 2," vervangen door de woorden "62.7, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid,".
Art.31. Dans l'article 62.43 du même décret, inséré par le décret du 6 mai 2019 et modifié par le décret du 22 juin 2020, le mot " 62.8 " est remplacé par les mots " 62.6, 62.7, § 1er et § 2, alinéas 1er et 2, 62.8 ".
Art.31. In artikel 62.43 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019 en gewijzigd bij het decreet van 22 juni 2020, wordt het woord "62.8" vervangen door de woorden "62.6, 62.7, § 1 en § 2, eerste en tweede lid, 62.8".
Art.32. Dans l'article 62.44, alinéa 2, du même décret, inséré par le décret du 22 juin 2020 et modifié par le décret du 28 juin 2021, les mots " 62.7, § 1er, alinéa 1er, et § 2 " sont remplacés par les mots " 62.7, § 1er, alinéa 1er, et § 2, alinéa 1er ".
Art.32. In artikel 62.44, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 22 juni 2020 en gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2021, worden de woorden "62.7, § 1, eerste lid, en § 2," vervangen door de woorden "62.7, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid,".
Art.33. Dans l'article 62.49, alinéa 2, du même décret, inséré par le décret du 28 juin 2021, les mots " 62.7, § 1er, alinéa 1er, et § 2 " sont remplacés par les mots " 62.7, § 1er, alinéa 1er, et § 2, alinéa 1er ".
Art.33.. - In artikel 62.49, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2021, worden de woorden "62.7, § 1, eerste lid, en § 2" vervangen door de woorden "62.7, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid,".
Art.34. Dans le titre I du même décret, modifié en dernier lieu par le décret du 27 juin 2022, il est inséré un chapitre IVterdecies, comportant les articles 62.53 et 62.54, intitulé comme suit :
" Chapitre IVterdecies - Dispositions spécifiques pour les directeurs adjoints d'une école primaire autonome ".
" Chapitre IVterdecies - Dispositions spécifiques pour les directeurs adjoints d'une école primaire autonome ".
Art.34. In titel I van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2022, wordt een hoofdstuk IVterdecies ingevoegd, dat de artikelen 62.53 en 62.54 bevat, luidende:
"Hoofdstuk IVterdecies. - Bijzondere bepalingen voor adjunct-directeurs van een autonome lagere school"
"Hoofdstuk IVterdecies. - Bijzondere bepalingen voor adjunct-directeurs van een autonome lagere school"
Art.35. Dans le chapitre IVterdecies du même décret, il est inséré un article 62.53 rédigé comme suit :
" Art. 62.53 - Principe
Par dérogation au chapitre IV, la fonction de directeur adjoint d'une école primaire autonome est attribuée exclusivement sous la forme d'une désignation et d'une nomination à titre définitif conformément aux dispositions ci-dessous.
Les articles 62.3 à 62.8 et 62.10 à 62.12 s'appliquent à la fonction de directeur adjoint d'une école primaire autonome. "
" Art. 62.53 - Principe
Par dérogation au chapitre IV, la fonction de directeur adjoint d'une école primaire autonome est attribuée exclusivement sous la forme d'une désignation et d'une nomination à titre définitif conformément aux dispositions ci-dessous.
Les articles 62.3 à 62.8 et 62.10 à 62.12 s'appliquent à la fonction de directeur adjoint d'une école primaire autonome. "
Art.35. In hoofdstuk IVterdecies van hetzelfde decreet wordt een artikel 62.53 ingevoegd, luidende:
"Art. 62.53. - Principe
In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van adjunct-directeur van een autonome lagere school uitsluitend toegewezen in de vorm van een aanstelling en een vaste benoeming, overeenkomstig de onderstaande bepalingen.
De artikelen 62.3 tot 62.8 en 62.10 tot 62.12 zijn van toepassing op het ambt van adjunct-directeur van een autonome lagere school."
"Art. 62.53. - Principe
In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van adjunct-directeur van een autonome lagere school uitsluitend toegewezen in de vorm van een aanstelling en een vaste benoeming, overeenkomstig de onderstaande bepalingen.
De artikelen 62.3 tot 62.8 en 62.10 tot 62.12 zijn van toepassing op het ambt van adjunct-directeur van een autonome lagere school."
Art.36. Dans le même chapitre, il est inséré un article 62.54 rédigé comme suit :
" Art. 62.54 - Traitement et prime
§ 1er - Durant la désignation en tant que directeur adjoint d'une école primaire autonome, le membre du personnel perçoit un traitement calculé sur la base de l'échelle de traitement 422 figurant dans l'annexe de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et fixant les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat.
§ 2 - Si une personne, désignée pour une durée indéterminée ou nommée à titre définitif dans une autre fonction dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté germanophone, est désignée comme directeur adjoint d'une école primaire autonome, elle continue, par dérogation au § 1er, à percevoir son traitement et bénéficie d'une prime mensuelle compensatoire calculée comme suit :
P = X - M
P = la prime
X = le traitement mentionné au § 1er
M = le traitement mensuel brut du membre du personnel.
La prime est liquidée en même temps que le traitement mensuel et aux mêmes conditions.
§ 3 - Si une personne, qui n'est pas désignée pour une durée indéterminée ou nommée à titre définitif dans une autre fonction dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté germanophone, est désignée comme directeur adjoint d'une école primaire autonome, elle perçoit le pécule de vacances et une prime de fin d'année conformément aux dispositions valables dans l'enseignement, le montant mentionné au § 1er servant de base pour le calcul.
§ 4 - Le montant calculé en application des § § 1er et 2 est soumis aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation conformément à la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public, modifié par les arrêtés royaux n° 178 du 30 décembre 1982 et du 24 décembre 1993 et les lois du 2 janvier 2001 et du 19 juillet 2001.
Lors d'un congé pour cause de maladie ou d'infirmité ainsi que lors d'un congé de maternité ou d'une des absences liées à la maternité mentionnées aux articles 42 à 43bis de la loi sur le travail du 16 mars 1971, la prime mentionnée au § 2 continue à être versée pour autant que le directeur adjoint d'une école primaire autonome ne soit pas indemnisé par la mutualité. "
" Art. 62.54 - Traitement et prime
§ 1er - Durant la désignation en tant que directeur adjoint d'une école primaire autonome, le membre du personnel perçoit un traitement calculé sur la base de l'échelle de traitement 422 figurant dans l'annexe de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et fixant les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat.
§ 2 - Si une personne, désignée pour une durée indéterminée ou nommée à titre définitif dans une autre fonction dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté germanophone, est désignée comme directeur adjoint d'une école primaire autonome, elle continue, par dérogation au § 1er, à percevoir son traitement et bénéficie d'une prime mensuelle compensatoire calculée comme suit :
P = X - M
P = la prime
X = le traitement mentionné au § 1er
M = le traitement mensuel brut du membre du personnel.
La prime est liquidée en même temps que le traitement mensuel et aux mêmes conditions.
§ 3 - Si une personne, qui n'est pas désignée pour une durée indéterminée ou nommée à titre définitif dans une autre fonction dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté germanophone, est désignée comme directeur adjoint d'une école primaire autonome, elle perçoit le pécule de vacances et une prime de fin d'année conformément aux dispositions valables dans l'enseignement, le montant mentionné au § 1er servant de base pour le calcul.
§ 4 - Le montant calculé en application des § § 1er et 2 est soumis aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation conformément à la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public, modifié par les arrêtés royaux n° 178 du 30 décembre 1982 et du 24 décembre 1993 et les lois du 2 janvier 2001 et du 19 juillet 2001.
Lors d'un congé pour cause de maladie ou d'infirmité ainsi que lors d'un congé de maternité ou d'une des absences liées à la maternité mentionnées aux articles 42 à 43bis de la loi sur le travail du 16 mars 1971, la prime mentionnée au § 2 continue à être versée pour autant que le directeur adjoint d'une école primaire autonome ne soit pas indemnisé par la mutualité. "
Art.36. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 62.54 ingevoegd, luidende:
"Art. 62.54. - Wedde en premie
§ 1. -Tijdens de aanstelling als adjunct-directeur van een autonome lagere school ontvangt het personeelslid een wedde op basis van de weddeschaal 422 vermeld in de bijlage van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat.
§ 2. -Wordt een persoon die in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs in een ander ambt voor doorlopende duur aangesteld of vast benoemd is, als adjunct-directeur van een autonome lagere school aangewezen, dan ontvangt hij, in afwijking van § 1, verder zijn wedde, evenals, ter compensatie, een maandelijkse premie die als volgt wordt berekend:
P = X - M
P = de premie
X = de in § 1 bedoelde wedde
M = de maandelijkse brutowedde van het personeelslid.
De premie wordt gelijktijdig met de maandelijkse wedde en onder dezelfde voorwaarden uitbetaald.
§ 3. - Wordt een persoon die niet in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs in een ander ambt voor doorlopende duur aangesteld of vast benoemd is, als adjunct-directeur van een autonome lagere school aangewezen, dan ontvangt hij vakantiegeld en een eindejaarspremie overeenkomstig de bepalingen die in het onderwijs gelden, waarbij het in § 1 vermeld bedrag als berekeningsbasis dient.
§ 4. -Het bedrag dat met toepassing van de § § 1 en 2 wordt berekend, is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982, het koninklijk besluit van 24 december 1993 en de wetten van 2 januari 2001 en 19 juli 2001.
In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 wordt de premie vermeld in § 2 verder uitbetaald, voor zover de adjunct-directeur van een autonome lagere school niet door het ziekenfonds wordt vergoed."
"Art. 62.54. - Wedde en premie
§ 1. -Tijdens de aanstelling als adjunct-directeur van een autonome lagere school ontvangt het personeelslid een wedde op basis van de weddeschaal 422 vermeld in de bijlage van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat.
§ 2. -Wordt een persoon die in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs in een ander ambt voor doorlopende duur aangesteld of vast benoemd is, als adjunct-directeur van een autonome lagere school aangewezen, dan ontvangt hij, in afwijking van § 1, verder zijn wedde, evenals, ter compensatie, een maandelijkse premie die als volgt wordt berekend:
P = X - M
P = de premie
X = de in § 1 bedoelde wedde
M = de maandelijkse brutowedde van het personeelslid.
De premie wordt gelijktijdig met de maandelijkse wedde en onder dezelfde voorwaarden uitbetaald.
§ 3. - Wordt een persoon die niet in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs in een ander ambt voor doorlopende duur aangesteld of vast benoemd is, als adjunct-directeur van een autonome lagere school aangewezen, dan ontvangt hij vakantiegeld en een eindejaarspremie overeenkomstig de bepalingen die in het onderwijs gelden, waarbij het in § 1 vermeld bedrag als berekeningsbasis dient.
§ 4. -Het bedrag dat met toepassing van de § § 1 en 2 wordt berekend, is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982, het koninklijk besluit van 24 december 1993 en de wetten van 2 januari 2001 en 19 juli 2001.
In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 wordt de premie vermeld in § 2 verder uitbetaald, voor zover de adjunct-directeur van een autonome lagere school niet door het ziekenfonds wordt vergoed."
Art.37. Dans le titre I du même décret, modifié en dernier lieu par le décret du 27 juin 2022, il est inséré un chapitre IVquaterdecies, comportant l'article 62.55, intitulé comme suit :
" Chapitre IVquaterdecies - Dispositions spécifiques pour les directeurs adjoints d'une académie des arts ".
" Chapitre IVquaterdecies - Dispositions spécifiques pour les directeurs adjoints d'une académie des arts ".
Art.37. In titel I van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2022, wordt een hoofdstuk IVquaterdecies ingevoegd, dat artikel 62.55 bevat, luidende:
"Hoofdstuk IVquaterdecies. - Bijzondere bepalingen voor adjunct-directeurs van een kunstacademie"
"Hoofdstuk IVquaterdecies. - Bijzondere bepalingen voor adjunct-directeurs van een kunstacademie"
Art.38. Dans le chapitre IVquaterdecies du même décret, il est inséré un article 62.55 rédigé comme suit :
" Art. 62.55 - Principe
Par dérogation au chapitre IV, la fonction de directeur adjoint d'une académie des arts est attribuée sous la forme d'une désignation et d'une nomination à titre définitif conformément aux dispositions valables dans l'enseignement officiel subventionné. "
" Art. 62.55 - Principe
Par dérogation au chapitre IV, la fonction de directeur adjoint d'une académie des arts est attribuée sous la forme d'une désignation et d'une nomination à titre définitif conformément aux dispositions valables dans l'enseignement officiel subventionné. "
Art.38. In hoofdstuk IVquaterdecies van hetzelfde decreet wordt een artikel 62.55 ingevoegd, luidende:
"Art. 62.55. - Principe
In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van adjunct-directeur van een kunstacademie toegewezen in de vorm van een aanstelling en in de vorm van een vaste benoeming, overeenkomstig de voorwaarden die gelden in het gesubsidieerd officieel onderwijs."
"Art. 62.55. - Principe
In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van adjunct-directeur van een kunstacademie toegewezen in de vorm van een aanstelling en in de vorm van een vaste benoeming, overeenkomstig de voorwaarden die gelden in het gesubsidieerd officieel onderwijs."
Art.39. A l'article 69.6 du même décret, inséré par le décret du 25 juin 2007 et modifié en dernier lieu par le décret du 28 juin 2021, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le § 1er, alinéa 2, 1°, ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° dans le § 1er, alinéa 2, le 1° est complété par un o) et un p) rédigés comme suit :
" o) le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
p) l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. ";
3° dans le § 2, alinéa 2, les mots " alinéa 1er, 1° " sont remplacés par les mots " alinéa 2, 1° ";
4° le § 2 est complété par deux alinéas rédigés comme suit :
" Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 1°, le chef d'établissement engagé à titre définitif qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir à une mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant deux années scolaires au plus, conformément à l'article 10bis de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant qu'il puisse prétendre, sans préjudice de l'article 10bis, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984, à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de la mise en disponibilité. Pour un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le congé est placé sur lesdites activités. Ce congé est irréversible. Un chef d'établissement qui recourt au présent type de mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public.
Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 2°, le chef d'établissement qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir, pendant deux années scolaires au plus, à une interruption de carrière partielle d'un cinquième d'un temps plein, pour autant qu'il puisse prétendre à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de l'interruption de carrière. Pour un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le congé est placé sur lesdites activités. Ce congé est irréversible. Un chef d'établissement qui recourt à ce type d'interruption de carrière partielle :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. "
1° dans le § 1er, alinéa 2, 1°, ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° dans le § 1er, alinéa 2, le 1° est complété par un o) et un p) rédigés comme suit :
" o) le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
p) l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. ";
3° dans le § 2, alinéa 2, les mots " alinéa 1er, 1° " sont remplacés par les mots " alinéa 2, 1° ";
4° le § 2 est complété par deux alinéas rédigés comme suit :
" Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 1°, le chef d'établissement engagé à titre définitif qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir à une mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant deux années scolaires au plus, conformément à l'article 10bis de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant qu'il puisse prétendre, sans préjudice de l'article 10bis, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984, à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de la mise en disponibilité. Pour un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le congé est placé sur lesdites activités. Ce congé est irréversible. Un chef d'établissement qui recourt au présent type de mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public.
Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 2°, le chef d'établissement qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir, pendant deux années scolaires au plus, à une interruption de carrière partielle d'un cinquième d'un temps plein, pour autant qu'il puisse prétendre à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de l'interruption de carrière. Pour un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le congé est placé sur lesdites activités. Ce congé est irréversible. Un chef d'établissement qui recourt à ce type d'interruption de carrière partielle :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. "
Art.39. In artikel 69.6 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2007 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 1, tweede lid, 1°, ), wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "eerste lid, 1°," vervangen door de woorden "tweede lid, 1°,";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende:
"In afwijking van § 1, tweede lid, 1°, mag een definitief aangesteld inrichtingshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een beroep doen op een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Bij het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, heeft de verlofvorm betrekking op zijn activiteit als lesgever. Dat verlof is onomkeerbaar. Een inrichtingshoofd dat gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist.
In afwijking van § 1, tweede lid, 2°, mag een inrichtingshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Bij het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, heeft de verlofvorm betrekking op zijn activiteit als lesgever. Dat verlof is onomkeerbaar. Een inrichtingshoofd dat een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
1° in § 1, tweede lid, 1°, ), wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "eerste lid, 1°," vervangen door de woorden "tweede lid, 1°,";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende:
"In afwijking van § 1, tweede lid, 1°, mag een definitief aangesteld inrichtingshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een beroep doen op een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Bij het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, heeft de verlofvorm betrekking op zijn activiteit als lesgever. Dat verlof is onomkeerbaar. Een inrichtingshoofd dat gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist.
In afwijking van § 1, tweede lid, 2°, mag een inrichtingshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Bij het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, heeft de verlofvorm betrekking op zijn activiteit als lesgever. Dat verlof is onomkeerbaar. Een inrichtingshoofd dat een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
Art.40. L'article 69.7, § 1er, alinéa 2, du même décret, inséré par le décret du 28 juin 2021, est remplacé par ce qui suit :
" Si, en raison d'un des types de congé, le titulaire de l'emploi est temporairement absent, dans le cadre d'un temps partiel, le pouvoir organisateur peut le remplacer de manière temporaire comme suit :
1° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, est entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le remplacement est effectué dans la fonction de directeur adjoint d'une école primaire autonome par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 62.3, alinéa 1er, à l'exception du 3°;
2° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le remplacement est effectué dans la fonction d'instituteur primaire;
3° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement secondaire, le remplacement est effectué dans la fonction de sous-directeur par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 62.3, alinéa 1er, à l'exception du 3°;
4° s'il s'agit d'un administrateur en internat, le remplacement est effectué dans la fonction de surveillant-éducateur d'un internat. "
" Si, en raison d'un des types de congé, le titulaire de l'emploi est temporairement absent, dans le cadre d'un temps partiel, le pouvoir organisateur peut le remplacer de manière temporaire comme suit :
1° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, est entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le remplacement est effectué dans la fonction de directeur adjoint d'une école primaire autonome par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 62.3, alinéa 1er, à l'exception du 3°;
2° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le remplacement est effectué dans la fonction d'instituteur primaire;
3° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement secondaire, le remplacement est effectué dans la fonction de sous-directeur par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 62.3, alinéa 1er, à l'exception du 3°;
4° s'il s'agit d'un administrateur en internat, le remplacement est effectué dans la fonction de surveillant-éducateur d'un internat. "
Art.40. Artikel 69.7, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2021, wordt vervangen als volgt:
"Als de titularis op grond van een verlofvorm tijdelijk deeltijds afwezig is, kan de inrichtende macht hem als volgt tijdelijk vervangen:
1° als het gaat om het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs volledig vrijgesteld is van het lesgeven, geschiedt de vervanging in het ambt van adjunct-directeur van een autonome lagere school door een persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 62.3, eerste lid, met uitzondering van de bepaling onder 3°;
2° als het gaat om het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, geschiedt de vervanging in het ambt van onderwijzer voor het lager onderwijs;
3° als het gaat om het inrichtingshoofd van een secundaire school, geschiedt de vervanging in het ambt van onderdirecteur door een persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 62.3, eerste lid, met uitzondering van de bepaling onder 3°;
4° als het gaat om een internaatbeheerder, geschiedt de vervanging in het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat."
"Als de titularis op grond van een verlofvorm tijdelijk deeltijds afwezig is, kan de inrichtende macht hem als volgt tijdelijk vervangen:
1° als het gaat om het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs volledig vrijgesteld is van het lesgeven, geschiedt de vervanging in het ambt van adjunct-directeur van een autonome lagere school door een persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 62.3, eerste lid, met uitzondering van de bepaling onder 3°;
2° als het gaat om het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, geschiedt de vervanging in het ambt van onderwijzer voor het lager onderwijs;
3° als het gaat om het inrichtingshoofd van een secundaire school, geschiedt de vervanging in het ambt van onderdirecteur door een persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 62.3, eerste lid, met uitzondering van de bepaling onder 3°;
4° als het gaat om een internaatbeheerder, geschiedt de vervanging in het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat."
Art.41. A l'article 75, alinéa 1er, du même décret, les modifications suivantes sont apportées :
1° (concerne le texte allemand);
2° (concerne le texte allemand);
3° au 3°, le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
4° l'article est complété par un 4° rédigé comme suit :
" 4° lorsqu'il bénéficie d'une absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. "
1° (concerne le texte allemand);
2° (concerne le texte allemand);
3° au 3°, le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
4° l'article est complété par un 4° rédigé comme suit :
" 4° lorsqu'il bénéficie d'une absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. "
Art.41. In artikel 75, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
CHAPITRE 10. - Modification du décret du 30 juin 2003 portant des mesures urgentes en matière d'enseignement 2003
HOOFDSTUK 10. - Wijziging van het decreet van 30 juni 2003 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs 2003
Art.42. L'article 11.11, alinéa 2, du décret du 30 juin 2003 portant des mesures urgentes en matière d'enseignement 2003, inséré par le décret du 16 juillet 2012, est remplacé par ce qui suit :
Art.42. Artikel 11.11, tweede lid, van het decreet van 30 juni 2003 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs 2003, ingevoegd bij het decreet van 16 juli 2012, wordt vervangen als volgt:
"Als een tijdelijk aangesteld of aangeworven personeelslid dat wegens ziekte of gebrekkigheid afwezig is, met toepassing van dit hoofdstuk over minder dan één volledige verlofdag beschikt, valt betrokkene ten laste van het ziekenfonds tot de dag waarop hij het werk volledig hervat."
"Als een tijdelijk aangesteld of aangeworven personeelslid dat wegens ziekte of gebrekkigheid afwezig is, met toepassing van dit hoofdstuk over minder dan één volledige verlofdag beschikt, valt betrokkene ten laste van het ziekenfonds tot de dag waarop hij het werk volledig hervat."
Art.43. Dans l'article 11.13, alinéa 1er, du même décret, inséré par le décret du 16 juillet 2012, les mots " et qui a épuisé le nombre de jours de congé dont il peut bénéficier en vertu du présent chapitre, " sont remplacés par les mots " et qui dispose de moins d'un jour de congé complet en application du présent chapitre ".
Art.43. In artikel 11.13, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 juli 2012, worden de woorden "alle verlofdagen waarop het volgens dit hoofdstuk aanspraak kan maken heeft opgenomen" vervangen door de woorden "dat met toepassing van dit hoofdstuk over minder dan één volledige verlofdag beschikt".
Art.44. L'article 11.18, alinéa 1er, du même décret, inséré par le décret du 24 juin 2013, est complété par la phrase suivante :
" Le présent chapitre s'applique également aux membres du personnel mentionnés à l'article 11.1 qui sont désignés ou engagés à titre temporaire et qui disposent d'au moins trente jours de congé pour cause de maladie. "
" Le présent chapitre s'applique également aux membres du personnel mentionnés à l'article 11.1 qui sont désignés ou engagés à titre temporaire et qui disposent d'au moins trente jours de congé pour cause de maladie. "
Art.44. Artikel 11.18, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013, wordt aangevuld met een tweede zin, luidende:
"Dit hoofdstuk is ook van toepassing op de personeelsleden vermeld in artikel 11.1 die tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn en over minstens dertig ziektedagen beschikken."
"Dit hoofdstuk is ook van toepassing op de personeelsleden vermeld in artikel 11.1 die tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn en over minstens dertig ziektedagen beschikken."
Art.45. Dans l'article 11.19 du même décret, inséré par le décret du 24 juin 2013 et modifié par le décret du 22 juin 2020, il est inséré entre les alinéas 4 et 5, qui devient l'alinéa 6, un alinéa rédigé comme suit :
" Sans préjudice de l'alinéa précédent, pour ce qui concerne les membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire, la réintégration prend fin dès que le membre du personnel concerné dispose de moins d'un jour de congé complet pour cause de maladie. "
" Sans préjudice de l'alinéa précédent, pour ce qui concerne les membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire, la réintégration prend fin dès que le membre du personnel concerné dispose de moins d'un jour de congé complet pour cause de maladie. "
Art.45. In artikel 11.19 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013 en gewijzigd bij het decreet van 22 juni 2020, wordt tussen het vierde lid en het vijfde lid, dat het zesde lid wordt, een lid ingevoegd, luidende:
"Onverminderd het vorige lid eindigt de re-integratie bij tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden, zodra het personeelslid over minder dan één volledige ziektedag beschikt."
"Onverminderd het vorige lid eindigt de re-integratie bij tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden, zodra het personeelslid over minder dan één volledige ziektedag beschikt."
Art.46. Dans le même décret, modifié en dernier lieu par le décret du 27 juin 2022, il est inséré un chapitre III.3, comportant les articles 11.20 et 11.21, intitulé comme suit :
" Chapitre III.3 - Congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée ".
" Chapitre III.3 - Congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée ".
Art.46. In hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2022, wordt een hoofdstuk III.3 ingevoegd, dat de artikelen 11.20 en 11.21 bevat, luidende:
"Hoofdstuk III.3. - Verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte"
"Hoofdstuk III.3. - Verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte"
Art.47. Dans le chapitre III.3 du même décret, il est inséré un article 11.20 rédigé comme suit :
" Art. 11.20 - Le présent chapitre s'applique aux membres du personnel mentionnés à l'article 11.1 qui sont nommés ou engagés à titre définitif ou bien sont désignés ou engagés à titre temporaire pour plus de la moitié d'un horaire complet.
Pour l'application du présent chapitre, l'on entend par médecin-contrôleur le médecin compétent conformément à l'article 3 du décret du 5 février 1996 relatif au contrôle des absences pour maladie des membres du personnel des établissements d'enseignement et centres PMS organisés ou subventionnés par la Communauté germanophone. "
" Art. 11.20 - Le présent chapitre s'applique aux membres du personnel mentionnés à l'article 11.1 qui sont nommés ou engagés à titre définitif ou bien sont désignés ou engagés à titre temporaire pour plus de la moitié d'un horaire complet.
Pour l'application du présent chapitre, l'on entend par médecin-contrôleur le médecin compétent conformément à l'article 3 du décret du 5 février 1996 relatif au contrôle des absences pour maladie des membres du personnel des établissements d'enseignement et centres PMS organisés ou subventionnés par la Communauté germanophone. "
Art.47. In hoofdstuk III.3 van hetzelfde decreet wordt een artikel 11.20 ingevoegd, luidende:
"Art. 11.20. -Dit hoofdstuk is van toepassing op de personeelsleden vermeld in artikel 11.1 die voor meer dan de helft van een voltijds uurrooster vastbenoemd of definitief aangesteld, dan wel tijdelijk aangewezen of tijdelijk aangesteld zijn.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder controlearts verstaan: de arts bevoegd met toepassing van artikel 3 van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-Centra."
"Art. 11.20. -Dit hoofdstuk is van toepassing op de personeelsleden vermeld in artikel 11.1 die voor meer dan de helft van een voltijds uurrooster vastbenoemd of definitief aangesteld, dan wel tijdelijk aangewezen of tijdelijk aangesteld zijn.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder controlearts verstaan: de arts bevoegd met toepassing van artikel 3 van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-Centra."
Art.48. Dans le même chapitre, il est inséré un article 11.21 rédigé comme suit :
" Art. 11.21 - § 1er - A sa demande, le membre du personnel qui a été absent pour une période ininterrompue d'au moins quarante-deux jours calendrier pour cause de maladie ou d'infirmité et qui dispose d'au moins trente jours de congé pour cause de maladie peut reprendre le service à temps partiel, pour autant qu'il transmette au médecin-contrôleur un certificat du médecin traitant allant en ce sens ainsi qu'un plan de réintégration établi par le médecin traitant et qu'aussi bien le médecin-contrôleur que le pouvoir organisateur marquent leur accord quant à la réintégration professionnelle.
Le plan de réintégration comprend au moins les éléments suivants :
1° le pourcentage du volume d'heures hebdomadaire à prester par le membre du personnel au cours de la période de réintégration;
2° les dates de début et de fin de la période de réintégration correspondante;
3° la date à laquelle le membre du personnel sera vraisemblablement à nouveau en mesure de reprendre le service complètement.
§ 2 - Pendant la réintégration, le membre du personnel preste au moins la moitié d'un horaire complet. Si la fraction de la réduction ne donne pas un chiffre rond, elle est arrondie à l'unité supérieure pour ce qui concerne les membres du personnel relevant de la catégorie du personnel enseignant, à l'exception des pédagogues de soutien dans l'enseignement fondamental ordinaire et du personnel enseignant occupé auprès de la haute école autonome.
La période de réintégration s'étend sur une période d'au moins un mois et d'au plus trois mois. Sur la proposition du médecin traitant et avec l'accord du médecin-contrôleur et du pouvoir organisateur, la période de réintégration peut être prolongée, aussi souvent que nécessaire, de périodes supplémentaires d'une durée maximale de trois mois chacune, pour autant que le membre du personnel dispose d'un nombre suffisant de jours de congé pour cause de maladie pour couvrir ces périodes conformément au § 3, alinéa 2. Une modification du pourcentage du volume d'heures hebdomadaire à prester par le membre du personnel a lieu sur la proposition du médecin traitant à chaque fois au début d'une prolongation de la période de réintégration.
§ 3 - Le membre du personnel qui reprend le service à temps partiel en application du § 1er, alinéa 1er, se trouve, pour les heures non prestées, en congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée. Le congé est rémunéré et assimilé à une activité de service.
Pendant le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée, le membre du personnel qui preste au moins 75% d'un horaire complet se voit déduire un quart de jour de congé pour cause de maladie par jour calendrier. Un membre du personnel qui preste moins de 75% d'un horaire complet pendant le congé se voit déduire un demi-jour de congé pour cause de maladie par jour calendrier.
Par dérogation à l'alinéa 2, le membre du personnel qui, à la suite d'un accident du travail, d'un accident sur le chemin du travail ou d'une maladie professionnelle, prend le présent congé avec l'accord du service de santé administratif ne se voit pas déduire de jours de congé pour cause de maladie pendant ledit congé.
§ 4 - La réintégration peut être interrompue prématurément sur l'initiative du membre du personnel, du médecin traitant ou du médecin-contrôleur.
Le congé prend fin d'office dans les cas suivants :
1° lorsque le membre du personnel se retrouve à charge de la mutualité en application de l'article 11.11 ou est mis en disponibilité pour cause de maladie ou d'infirmité en application de l'article 11.13;
2° lorsque le médecin-contrôleur et/ou le pouvoir organisateur ne font pas droit à la demande de prolongation de la période de réintégration en vertu du § 2, alinéa 2;
3° lorsque la désignation ou l'engagement à titre temporaire du membre du personnel prend fin ou lorsqu'il est mis fin à la nomination ou à l'engagement à titre définitif du membre du personnel. "
" Art. 11.21 - § 1er - A sa demande, le membre du personnel qui a été absent pour une période ininterrompue d'au moins quarante-deux jours calendrier pour cause de maladie ou d'infirmité et qui dispose d'au moins trente jours de congé pour cause de maladie peut reprendre le service à temps partiel, pour autant qu'il transmette au médecin-contrôleur un certificat du médecin traitant allant en ce sens ainsi qu'un plan de réintégration établi par le médecin traitant et qu'aussi bien le médecin-contrôleur que le pouvoir organisateur marquent leur accord quant à la réintégration professionnelle.
Le plan de réintégration comprend au moins les éléments suivants :
1° le pourcentage du volume d'heures hebdomadaire à prester par le membre du personnel au cours de la période de réintégration;
2° les dates de début et de fin de la période de réintégration correspondante;
3° la date à laquelle le membre du personnel sera vraisemblablement à nouveau en mesure de reprendre le service complètement.
§ 2 - Pendant la réintégration, le membre du personnel preste au moins la moitié d'un horaire complet. Si la fraction de la réduction ne donne pas un chiffre rond, elle est arrondie à l'unité supérieure pour ce qui concerne les membres du personnel relevant de la catégorie du personnel enseignant, à l'exception des pédagogues de soutien dans l'enseignement fondamental ordinaire et du personnel enseignant occupé auprès de la haute école autonome.
La période de réintégration s'étend sur une période d'au moins un mois et d'au plus trois mois. Sur la proposition du médecin traitant et avec l'accord du médecin-contrôleur et du pouvoir organisateur, la période de réintégration peut être prolongée, aussi souvent que nécessaire, de périodes supplémentaires d'une durée maximale de trois mois chacune, pour autant que le membre du personnel dispose d'un nombre suffisant de jours de congé pour cause de maladie pour couvrir ces périodes conformément au § 3, alinéa 2. Une modification du pourcentage du volume d'heures hebdomadaire à prester par le membre du personnel a lieu sur la proposition du médecin traitant à chaque fois au début d'une prolongation de la période de réintégration.
§ 3 - Le membre du personnel qui reprend le service à temps partiel en application du § 1er, alinéa 1er, se trouve, pour les heures non prestées, en congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée. Le congé est rémunéré et assimilé à une activité de service.
Pendant le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée, le membre du personnel qui preste au moins 75% d'un horaire complet se voit déduire un quart de jour de congé pour cause de maladie par jour calendrier. Un membre du personnel qui preste moins de 75% d'un horaire complet pendant le congé se voit déduire un demi-jour de congé pour cause de maladie par jour calendrier.
Par dérogation à l'alinéa 2, le membre du personnel qui, à la suite d'un accident du travail, d'un accident sur le chemin du travail ou d'une maladie professionnelle, prend le présent congé avec l'accord du service de santé administratif ne se voit pas déduire de jours de congé pour cause de maladie pendant ledit congé.
§ 4 - La réintégration peut être interrompue prématurément sur l'initiative du membre du personnel, du médecin traitant ou du médecin-contrôleur.
Le congé prend fin d'office dans les cas suivants :
1° lorsque le membre du personnel se retrouve à charge de la mutualité en application de l'article 11.11 ou est mis en disponibilité pour cause de maladie ou d'infirmité en application de l'article 11.13;
2° lorsque le médecin-contrôleur et/ou le pouvoir organisateur ne font pas droit à la demande de prolongation de la période de réintégration en vertu du § 2, alinéa 2;
3° lorsque la désignation ou l'engagement à titre temporaire du membre du personnel prend fin ou lorsqu'il est mis fin à la nomination ou à l'engagement à titre définitif du membre du personnel. "
Art.48. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 11.21 ingevoegd, luidende:
"Art. 11.21. § 1. Een personeelslid dat tijdens een ononderbroken periode van minstens 42 kalenderdagen wegens ziekte of gebrekkigheid afwezig is geweest en over minstens dertig ziektedagen beschikt, kan het werk op eigen verzoek deeltijds hervatten, voor zover het daartoe een attest van de behandelende arts en een door de behandelende arts opgesteld re-integratieplan bezorgt aan de controlearts en voor zover zowel de controlearts als de werkgever met de professionele re-integratie instemmen. Als de controlearts en/of de inrichtende macht het verzoek weigert, wordt de weigeringsbeslissing gemotiveerd.
Het re-integratieplan bevat op zijn minst de volgende elementen:
1° het percentage van het aantal uren per week dat het personeelslid tijdens de re-integratieperiode moet werken;
2° de begindatum en einddatum van de respectieve re-integratieperiode;
3° de datum waarop het personeelslid vermoedelijk weer in staat is om zijn werkzaamheden volledig te hervatten.
§ 2. Tijdens de re-integratie werkt het personeelslid minstens de helft van een voltijds uurrooster. Indien de breuk van de vermindering geen geheel getal is, wordt het getal naar boven afgerond tot het volgende gehele getal voor personeelsleden van de categorie van het onderwijzend personeel, met uitzondering van de pedagogen voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs en met uitzondering van het onderwijzend personeel dat is aangesteld in de autonome hogeschool.
De re-integratieperiode bedraagt minstens één maand en hoogstens drie maanden. Op voorstel van de behandelende arts en met instemming van de controlearts en de inrichtende macht kan de re-integratieperiode zo vaak als gewenst worden verlengd met nieuwe perioden van telkens ten hoogste drie maanden, voor zover het personeelslid over voldoende ziektedagen beschikt om die perioden overeenkomstig § 3, tweede lid, te overbruggen. Elke wijziging van het percentage van het door het personeelslid te werken aantal uren per week geschiedt op voorstel van de behandelende arts bij het begin van een verlenging van de re-integratieperiode.
§ 3. Het personeelslid dat het werk met toepassing van § 1, eerste lid, deeltijds hervat, bevindt zich voor de niet-gewerkte uren in verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte. Het verlof wordt bezoldigd en wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Tijdens het verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte wordt per kalenderdag één kwart van een ziektedag afgetrokken van het ziektekapitaal van het personeelslid dat minstens 75% van een voltijds uurrooster werkt. Bij een personeelslid dat tijdens het verlof minder dan 75% van een voltijds uurrooster werkt, wordt per kalenderdag een halve ziektedag van zijn ziektekapitaal afgetrokken.
Als het gaat om een personeelslid dat dit verlof met instemming van de administratieve gezondheidsdienst opneemt naar aanleiding van een arbeidsongeval, een ongeval van en naar het werk of een beroepsziekte, dan worden, in afwijking van het tweede lid, geen ziektedagen afgetrokken tijdens het verlof.
§ 4. - De re-integratie kan op initiatief van het personeelslid, de behandelende arts of de controlearts voortijdig worden stopgezet.
Het verlof eindigt van ambtswege in de volgende gevallen:
1° indien het personeelslid met toepassing van artikel 11.11 ten laste van het ziekenfonds valt of met toepassing van artikel 11.13 wegens ziekte of gebrekkigheid ter beschikking wordt gesteld;
2° indien de controlearts en/of de inrichtende macht de overeenkomstig § 2, tweede lid, gevraagde verlenging van de re-integratieperiode niet toestaat;
3° indien de tijdelijke aanwerving of aanstelling van het personeelslid eindigt of de vaste benoeming of definitieve aanstelling van het personeelslid wordt beëindigd."
"Art. 11.21. § 1. Een personeelslid dat tijdens een ononderbroken periode van minstens 42 kalenderdagen wegens ziekte of gebrekkigheid afwezig is geweest en over minstens dertig ziektedagen beschikt, kan het werk op eigen verzoek deeltijds hervatten, voor zover het daartoe een attest van de behandelende arts en een door de behandelende arts opgesteld re-integratieplan bezorgt aan de controlearts en voor zover zowel de controlearts als de werkgever met de professionele re-integratie instemmen. Als de controlearts en/of de inrichtende macht het verzoek weigert, wordt de weigeringsbeslissing gemotiveerd.
Het re-integratieplan bevat op zijn minst de volgende elementen:
1° het percentage van het aantal uren per week dat het personeelslid tijdens de re-integratieperiode moet werken;
2° de begindatum en einddatum van de respectieve re-integratieperiode;
3° de datum waarop het personeelslid vermoedelijk weer in staat is om zijn werkzaamheden volledig te hervatten.
§ 2. Tijdens de re-integratie werkt het personeelslid minstens de helft van een voltijds uurrooster. Indien de breuk van de vermindering geen geheel getal is, wordt het getal naar boven afgerond tot het volgende gehele getal voor personeelsleden van de categorie van het onderwijzend personeel, met uitzondering van de pedagogen voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs en met uitzondering van het onderwijzend personeel dat is aangesteld in de autonome hogeschool.
De re-integratieperiode bedraagt minstens één maand en hoogstens drie maanden. Op voorstel van de behandelende arts en met instemming van de controlearts en de inrichtende macht kan de re-integratieperiode zo vaak als gewenst worden verlengd met nieuwe perioden van telkens ten hoogste drie maanden, voor zover het personeelslid over voldoende ziektedagen beschikt om die perioden overeenkomstig § 3, tweede lid, te overbruggen. Elke wijziging van het percentage van het door het personeelslid te werken aantal uren per week geschiedt op voorstel van de behandelende arts bij het begin van een verlenging van de re-integratieperiode.
§ 3. Het personeelslid dat het werk met toepassing van § 1, eerste lid, deeltijds hervat, bevindt zich voor de niet-gewerkte uren in verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte. Het verlof wordt bezoldigd en wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Tijdens het verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte wordt per kalenderdag één kwart van een ziektedag afgetrokken van het ziektekapitaal van het personeelslid dat minstens 75% van een voltijds uurrooster werkt. Bij een personeelslid dat tijdens het verlof minder dan 75% van een voltijds uurrooster werkt, wordt per kalenderdag een halve ziektedag van zijn ziektekapitaal afgetrokken.
Als het gaat om een personeelslid dat dit verlof met instemming van de administratieve gezondheidsdienst opneemt naar aanleiding van een arbeidsongeval, een ongeval van en naar het werk of een beroepsziekte, dan worden, in afwijking van het tweede lid, geen ziektedagen afgetrokken tijdens het verlof.
§ 4. - De re-integratie kan op initiatief van het personeelslid, de behandelende arts of de controlearts voortijdig worden stopgezet.
Het verlof eindigt van ambtswege in de volgende gevallen:
1° indien het personeelslid met toepassing van artikel 11.11 ten laste van het ziekenfonds valt of met toepassing van artikel 11.13 wegens ziekte of gebrekkigheid ter beschikking wordt gesteld;
2° indien de controlearts en/of de inrichtende macht de overeenkomstig § 2, tweede lid, gevraagde verlenging van de re-integratieperiode niet toestaat;
3° indien de tijdelijke aanwerving of aanstelling van het personeelslid eindigt of de vaste benoeming of definitieve aanstelling van het personeelslid wordt beëindigd."
Art.49. Dans le même décret, modifié en dernier lieu par le décret du 27 juin 2022, il est inséré un chapitre III.4, comportant les articles 11.22 et 11.23, intitulé comme suit :
" Chapitre III.4 - Absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité ".
" Chapitre III.4 - Absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité ".
Art.49. In hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2022, wordt een hoofdstuk III.4 ingevoegd, dat de artikelen 11.22 en 11.23 bevat, luidende:
"Hoofdstuk III.4. - Afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid"
"Hoofdstuk III.4. - Afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid"
Art.50. Dans le chapitre III.4 du même décret, il est inséré un article 11.22 rédigé comme suit :
" Art. 11.22 - Le présent chapitre s'applique aux membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire mentionnés à l'article 11.1. "
" Art. 11.22 - Le présent chapitre s'applique aux membres du personnel désignés ou engagés à titre temporaire mentionnés à l'article 11.1. "
Art.50. In hoofdstuk III.4 van hetzelfde decreet wordt een artikel 11.22 ingevoegd, luidende:
"Art. 11.22. - Dit hoofdstuk is van toepassing op de personeelsleden vermeld in artikel 11.1 die tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn."
"Art. 11.22. - Dit hoofdstuk is van toepassing op de personeelsleden vermeld in artikel 11.1 die tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn."
Art.51. Dans le même chapitre, il est inséré un article 11.23 rédigé comme suit :
" Art. 11.23 - Un membre du personnel désigné ou engagé à titre temporaire qui est absent pour cause de maladie ou d'infirmité et se trouve à charge de la mutualité en application de l'article 11.11, alinéa 2, peut, à sa demande et avec l'autorisation du médecin-conseil de la mutualité, reprendre le service à temps partiel, pour autant qu'il présente au pouvoir organisateur l'autorisation délivrée par ledit médecin-conseil précisant le pourcentage du volume d'heures à prester par le membre du personnel ainsi que les dates de début et de fin de l'occupation à temps partiel, et que le pouvoir organisateur marque son accord avec la reprise du service à temps partiel. L'occupation à temps partiel peut être prolongée de périodes supplémentaires avec l'autorisation correspondante du médecin-conseil et l'accord du pouvoir organisateur.
Le membre du personnel qui reprend le service à temps partiel en application de l'alinéa 1er se trouve, pour les heures non prestées, en absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. L'absence n'est pas rémunérée et est assimilée à une non-activité de service.
L'absence prend fin d'office lorsque la désignation ou l'engagement à titre temporaire du membre du personnel prend fin. "
" Art. 11.23 - Un membre du personnel désigné ou engagé à titre temporaire qui est absent pour cause de maladie ou d'infirmité et se trouve à charge de la mutualité en application de l'article 11.11, alinéa 2, peut, à sa demande et avec l'autorisation du médecin-conseil de la mutualité, reprendre le service à temps partiel, pour autant qu'il présente au pouvoir organisateur l'autorisation délivrée par ledit médecin-conseil précisant le pourcentage du volume d'heures à prester par le membre du personnel ainsi que les dates de début et de fin de l'occupation à temps partiel, et que le pouvoir organisateur marque son accord avec la reprise du service à temps partiel. L'occupation à temps partiel peut être prolongée de périodes supplémentaires avec l'autorisation correspondante du médecin-conseil et l'accord du pouvoir organisateur.
Le membre du personnel qui reprend le service à temps partiel en application de l'alinéa 1er se trouve, pour les heures non prestées, en absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. L'absence n'est pas rémunérée et est assimilée à une non-activité de service.
L'absence prend fin d'office lorsque la désignation ou l'engagement à titre temporaire du membre du personnel prend fin. "
Art.51. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 11.23 ingevoegd, luidende:
"Art. 11.23. Een tijdelijk aangesteld of aangeworven personeelslid dat wegens ziekte of gebrekkigheid afwezig is en dat met toepassing van artikel 11.11, tweede lid, ten laste van het ziekenfonds valt, kan het werk op eigen verzoek en met toestemming van de vertrouwensarts van het ziekenfonds deeltijds hervatten, op voorwaarde dat het personeelslid de door de vertrouwensarts afgegeven toestemming, waarin het percentage van het door het personeelslid te werken aantal uren en de begin- en einddatum van het deeltijdwerk worden vermeld, indient bij de inrichtende macht en op voorwaarde dat de inrichtende macht instemt met de deeltijdse werkhervatting. Het deeltijdwerk kan met toestemming van de vertrouwensarts en met instemming van de inrichtende macht worden verlengd.
Het personeelslid dat het werk met toepassing van het eerste lid deeltijds hervat, bevindt zich voor de niet-gewerkte uren in afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid. De afwezigheid wordt niet bezoldigd en wordt als non-activiteit beschouwd.
De afwezigheid eindigt van ambtswege wanneer de tijdelijke aanstelling of aanwerving van het personeelslid eindigt."
"Art. 11.23. Een tijdelijk aangesteld of aangeworven personeelslid dat wegens ziekte of gebrekkigheid afwezig is en dat met toepassing van artikel 11.11, tweede lid, ten laste van het ziekenfonds valt, kan het werk op eigen verzoek en met toestemming van de vertrouwensarts van het ziekenfonds deeltijds hervatten, op voorwaarde dat het personeelslid de door de vertrouwensarts afgegeven toestemming, waarin het percentage van het door het personeelslid te werken aantal uren en de begin- en einddatum van het deeltijdwerk worden vermeld, indient bij de inrichtende macht en op voorwaarde dat de inrichtende macht instemt met de deeltijdse werkhervatting. Het deeltijdwerk kan met toestemming van de vertrouwensarts en met instemming van de inrichtende macht worden verlengd.
Het personeelslid dat het werk met toepassing van het eerste lid deeltijds hervat, bevindt zich voor de niet-gewerkte uren in afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid. De afwezigheid wordt niet bezoldigd en wordt als non-activiteit beschouwd.
De afwezigheid eindigt van ambtswege wanneer de tijdelijke aanstelling of aanwerving van het personeelslid eindigt."
Art.52. Dans le même décret, modifié en dernier lieu par le décret du 27 juin 2022, il est inséré un chapitre III.5, comportant les articles 11.24 à 11.30, intitulé comme suit :
" Chapitre III.5 - Confidentialité et protection des données ".
" Chapitre III.5 - Confidentialité et protection des données ".
Art.52. In hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2022, wordt een hoofdstuk III.5 ingevoegd, dat de artikelen 11.24 tot 11.30 bevat, luidende:
"Hoofdstuk III.5. - Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens"
"Hoofdstuk III.5. - Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens"
Art.53. Dans le chapitre III.5 du même décret, il est inséré un article 11.24 rédigé comme suit :
" Art. 11.24 - Sans préjudice de dispositions légales ou décrétales contraires, le Gouvernement et les autres personnes parties prenantes à l'exécution du présent décret et de ses dispositions d'exécution sont tenus de traiter confidentiellement les données qui leur sont confiées dans le cadre de l'exercice de leur mission. "
" Art. 11.24 - Sans préjudice de dispositions légales ou décrétales contraires, le Gouvernement et les autres personnes parties prenantes à l'exécution du présent décret et de ses dispositions d'exécution sont tenus de traiter confidentiellement les données qui leur sont confiées dans le cadre de l'exercice de leur mission. "
Art.53. In hoofdstuk III.5 van hetzelfde decreet wordt een artikel 11.24 ingevoegd, luidende:
"Art. 11.24. - Met behoud van de toepassing van andersluidende wettelijke of decretale bepalingen moeten de Regering en andere personen die bij de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan betrokken zijn, de gegevens die hun in de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen."
"Art. 11.24. - Met behoud van de toepassing van andersluidende wettelijke of decretale bepalingen moeten de Regering en andere personen die bij de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan betrokken zijn, de gegevens die hun in de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen."
Art.54. Dans le même chapitre, il est inséré un article 11.25 rédigé comme suit :
" Art. 11.25 - Sans préjudice de l'article 11.26, le Gouvernement est réputé responsable du traitement des données à caractère personnel mentionnées à l'article 11.27 au sens de l'article 4, 7), du règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE.
Le Gouvernement traite les données à caractère personnel en vue de l'exécution des missions mentionnées dans le présent décret. Il ne peut utiliser les données collectées à d'autres fins que celles de l'exercice desdites missions décrétales.
Le traitement des données à caractère personnel s'opère dans le respect des dispositions légales applicables en matière de protection des données. "
" Art. 11.25 - Sans préjudice de l'article 11.26, le Gouvernement est réputé responsable du traitement des données à caractère personnel mentionnées à l'article 11.27 au sens de l'article 4, 7), du règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE.
Le Gouvernement traite les données à caractère personnel en vue de l'exécution des missions mentionnées dans le présent décret. Il ne peut utiliser les données collectées à d'autres fins que celles de l'exercice desdites missions décrétales.
Le traitement des données à caractère personnel s'opère dans le respect des dispositions légales applicables en matière de protection des données. "
Art.54. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 11.25 ingevoegd, luidende:
"Art. 11.25. - Met behoud van de toepassing van artikel 11.26 geldt de Regering voor de verwerking van de persoonsgegevens vermeld in artikel 11.27 als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, van de Verordening 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
De Regering verwerkt persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van de taken die in dit decreet worden vermeld. Zij mag de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van die decretale opdrachten gebruiken.
De verwerking van persoonsgegevens geschiedt met inachtneming van de toepasselijke regelgeving inzake gegevensbescherming."
"Art. 11.25. - Met behoud van de toepassing van artikel 11.26 geldt de Regering voor de verwerking van de persoonsgegevens vermeld in artikel 11.27 als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, van de Verordening 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
De Regering verwerkt persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van de taken die in dit decreet worden vermeld. Zij mag de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van die decretale opdrachten gebruiken.
De verwerking van persoonsgegevens geschiedt met inachtneming van de toepasselijke regelgeving inzake gegevensbescherming."
Art.55. Dans le même chapitre, il est inséré un article 11.26 rédigé comme suit :
" Art. 11.26 - Le traitement des données relatives à la santé des personnes concernées s'effectue sous la responsabilité du médecin-contrôleur, compétent conformément à l'article 3 du décret du 5 février 1996 relatif au contrôle des absences pour maladie des membres du personnel des établissements d'enseignement et centres PMS organisés ou subventionnés par la Communauté germanophone. "
" Art. 11.26 - Le traitement des données relatives à la santé des personnes concernées s'effectue sous la responsabilité du médecin-contrôleur, compétent conformément à l'article 3 du décret du 5 février 1996 relatif au contrôle des absences pour maladie des membres du personnel des établissements d'enseignement et centres PMS organisés ou subventionnés par la Communauté germanophone. "
Art.55. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 11.26 ingevoegd, luidende:
"Art. 11.26. De verwerking van gegevens over de gezondheid van de betrokken personen geschiedt onder de verantwoordelijkheid van de controlearts die bevoegd is met toepassing van artikel 3 van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-centra."
"Art. 11.26. De verwerking van gegevens over de gezondheid van de betrokken personen geschiedt onder de verantwoordelijkheid van de controlearts die bevoegd is met toepassing van artikel 3 van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-centra."
Art.56. Dans le même chapitre, il est inséré un article 11.27 rédigé comme suit :
" Art. 11.27 - Pour exécuter leurs missions conformément à l'article 11.25, alinéa 2, le Gouvernement et les autres personnes parties prenantes à l'exécution du présent décret peuvent traiter les données à caractère personnel des catégories suivantes :
1° les données relatives à l'identité et à la date de naissance ainsi que les données de contact;
2° les données relatives à la relation de travail et au traitement;
3° les données relatives à la santé.
Le Gouvernement peut préciser les catégories de données. "
" Art. 11.27 - Pour exécuter leurs missions conformément à l'article 11.25, alinéa 2, le Gouvernement et les autres personnes parties prenantes à l'exécution du présent décret peuvent traiter les données à caractère personnel des catégories suivantes :
1° les données relatives à l'identité et à la date de naissance ainsi que les données de contact;
2° les données relatives à la relation de travail et au traitement;
3° les données relatives à la santé.
Le Gouvernement peut préciser les catégories de données. "
Art.56. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 11.27 ingevoegd, luidende:
"Art. 11.27. - Voor de uitvoering van hun opdrachten overeenkomstig artikel 11.25, tweede lid, kunnen de Regering en de andere personen die bij de uitvoering van dit decreet betrokken zijn, persoonsgegevens uit de volgende gegevenscategorieën verwerken:
1° identiteitsgegevens, geboortedatum en contactgegevens;
2° gegevens over de arbeidsverhouding en de wedde;
3° gezondheidsgegevens.
De Regering kan de gegevenscategorieën specificeren."
"Art. 11.27. - Voor de uitvoering van hun opdrachten overeenkomstig artikel 11.25, tweede lid, kunnen de Regering en de andere personen die bij de uitvoering van dit decreet betrokken zijn, persoonsgegevens uit de volgende gegevenscategorieën verwerken:
1° identiteitsgegevens, geboortedatum en contactgegevens;
2° gegevens over de arbeidsverhouding en de wedde;
3° gezondheidsgegevens.
De Regering kan de gegevenscategorieën specificeren."
Art.57. Dans le même chapitre, il est inséré un article 11.28 rédigé comme suit :
" Art. 11.28 - Sans préjudice d'autres dispositions légales, décrétales ou réglementaires prévoyant, le cas échéant, un délai de conservation plus long, les données mentionnées à l'article 11.27 sont conservées pendant dix ans après la cessation des fonctions.
Sans préjudice des dispositions relatives à l'archivage, elles sont détruites au plus tard au terme de ce délai. "
" Art. 11.28 - Sans préjudice d'autres dispositions légales, décrétales ou réglementaires prévoyant, le cas échéant, un délai de conservation plus long, les données mentionnées à l'article 11.27 sont conservées pendant dix ans après la cessation des fonctions.
Sans préjudice des dispositions relatives à l'archivage, elles sont détruites au plus tard au terme de ce délai. "
Art.57. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 11.28 ingevoegd, luidende:
"Art. 11.28. - Met behoud van de toepassing van andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die eventueel in een langere bewaartermijn voorzien, worden de gegevens vermeld in artikel 11.27 tot hoogstens tien jaar na de ambtsneerlegging bewaard."
Met behoud van de toepassing van de bepalingen betreffende het archiefwezen worden ze uiterlijk na het verstrijken van die termijn vernietigd."
"Art. 11.28. - Met behoud van de toepassing van andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die eventueel in een langere bewaartermijn voorzien, worden de gegevens vermeld in artikel 11.27 tot hoogstens tien jaar na de ambtsneerlegging bewaard."
Met behoud van de toepassing van de bepalingen betreffende het archiefwezen worden ze uiterlijk na het verstrijken van die termijn vernietigd."
Art.58. Dans le même chapitre, il est inséré un article 11.29 rédigé comme suit :
" Art. 11.29 - Afin d'établir des analyses et des statistiques, le Gouvernement a recours à des données anonymes. "
" Art. 11.29 - Afin d'établir des analyses et des statistiques, le Gouvernement a recours à des données anonymes. "
Art.58. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 11.29 ingevoegd, luidende:
"Art. 11.29. - Voor analysen en statistieken maakt de Regering gebruik van anonieme gegevens."
"Art. 11.29. - Voor analysen en statistieken maakt de Regering gebruik van anonieme gegevens."
Art.59. Dans le même chapitre, il est inséré un article 11.30 rédigé comme suit :
" Art. 11.30 - Le cas échéant, le Gouvernement fixe les mesures de sécurité nécessaires pour le traitement des données à caractère personnel prévu par le présent chapitre. "
" Art. 11.30 - Le cas échéant, le Gouvernement fixe les mesures de sécurité nécessaires pour le traitement des données à caractère personnel prévu par le présent chapitre. "
Art.59. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 11.30 ingevoegd, luidende:
CHAPITRE 11. - Modification du décret du 29 mars 2004 fixant le statut des membres du personnel subsidié de l'enseignement officiel subventionné et des centres psycho-médico-sociaux officiels subventionnés
HOOFDSTUK 11. - Wijziging van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra
Art.60. A l'article 56.6 du décret du 29 mars 2004 fixant le statut des membres du personnel subsidié de l'enseignement officiel subventionné et des centres psycho-médico-sociaux officiels subventionnés, inséré par le décret du 23 mars 2009 et modifié en dernier lieu par le décret du 28 juin 2021, les modifications suivantes sont apportées :
Art.60. In artikel 56.6 van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra, ingevoegd bij het decreet van 23 maart 2009 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 1, tweede lid, 1°, m), wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder n) en o), luidende:
"n) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
o) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "eerste lid, 1°," vervangen door de woorden "tweede lid, 1°,";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende:
"In afwijking van § 1, tweede lid, 1°, mag een definitief aangestelde administratief hoofdsecretaris die uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, een beroep doen op volgende vormen van terbeschikkingstelling:
1° gedurende hoogstens twee schooljaren een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een administratief hoofdsecretaris die gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
a) kan die vorm van deeltijdse terbeschikkingstelling, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in de vorm van halftijdse terbeschikkingstelling vermeld in 2°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in 2° en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
b) schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
c) wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° gedurende hoogstens één schooljaar een aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 10, § 1, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984. Een administratief hoofdsecretaris die een beroep doet op die vorm van aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden, schakelt na afloop van één schooljaar van ambtswege over op de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist.
In afwijking van § 1, tweede lid, 2°, mag een administratief hoofdsecretaris die uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een administratief hoofdsecretaris die een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° kan die deeltijdse loopbaanonderbreking, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in een aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden vermeld in het derde lid, 2°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in het derde lid, 2°, en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
3° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
1° in § 1, tweede lid, 1°, m), wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder n) en o), luidende:
"n) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
o) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "eerste lid, 1°," vervangen door de woorden "tweede lid, 1°,";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende:
"In afwijking van § 1, tweede lid, 1°, mag een definitief aangestelde administratief hoofdsecretaris die uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, een beroep doen op volgende vormen van terbeschikkingstelling:
1° gedurende hoogstens twee schooljaren een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een administratief hoofdsecretaris die gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
a) kan die vorm van deeltijdse terbeschikkingstelling, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in de vorm van halftijdse terbeschikkingstelling vermeld in 2°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in 2° en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
b) schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
c) wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° gedurende hoogstens één schooljaar een aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 10, § 1, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984. Een administratief hoofdsecretaris die een beroep doet op die vorm van aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden, schakelt na afloop van één schooljaar van ambtswege over op de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist.
In afwijking van § 1, tweede lid, 2°, mag een administratief hoofdsecretaris die uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een administratief hoofdsecretaris die een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° kan die deeltijdse loopbaanonderbreking, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in een aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden vermeld in het derde lid, 2°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in het derde lid, 2°, en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
3° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
Art.61. Dans le même décret, modifié en dernier lieu par le décret du 27 juin 2022, il est inséré un chapitre IVquaterdecies, comportant l'article 56.23, intitulé comme suit :
" Chapitre IVquaterdecies - Dispositions spécifiques pour les directeurs adjoints d'une école primaire autonome ".
" Chapitre IVquaterdecies - Dispositions spécifiques pour les directeurs adjoints d'une école primaire autonome ".
Art.61. In hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2022, wordt een hoofdstuk IVquaterdecies ingevoegd, dat artikel 56.23 bevat, luidende:
"Hoofdstuk IVquaterdecies. - Bijzondere bepalingen voor adjunct-directeurs van een autonome lagere school"
"Hoofdstuk IVquaterdecies. - Bijzondere bepalingen voor adjunct-directeurs van een autonome lagere school"
Art.62. Dans le chapitre IVquaterdecies du même décret, il est inséré un article 56.23 rédigé comme suit :
" Art. 56.23 - Par dérogation au chapitre IV, la fonction de directeur adjoint d'une école primaire autonome est attribuée exclusivement sous la forme d'une désignation et d'une nomination à titre définitif conformément aux dispositions valables dans l'enseignement libre subventionné. "
" Art. 56.23 - Par dérogation au chapitre IV, la fonction de directeur adjoint d'une école primaire autonome est attribuée exclusivement sous la forme d'une désignation et d'une nomination à titre définitif conformément aux dispositions valables dans l'enseignement libre subventionné. "
Art.62. In hoofdstuk IVquaterdecies van hetzelfde decreet wordt een artikel 56.23 ingevoegd, luidende:
"Art. 56.23. - In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van adjunct-directeur van een autonome lagere school uitsluitend toegewezen in de vorm van een aanstelling en in de vorm van een vaste benoeming, overeenkomstig de bepalingen die gelden in het gesubsidieerd vrij onderwijs."
"Art. 56.23. - In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van adjunct-directeur van een autonome lagere school uitsluitend toegewezen in de vorm van een aanstelling en in de vorm van een vaste benoeming, overeenkomstig de bepalingen die gelden in het gesubsidieerd vrij onderwijs."
Art.63. Dans le même décret, modifié en dernier lieu par le décret du 27 juin 2022, il est inséré un chapitre IVquinquiesdecies, comportant les articles 56.24 et 56.25, intitulé comme suit :
" Chapitre IVquinquiesdecies - Dispositions spécifiques pour les directeurs adjoints d'une académie des arts ".
" Chapitre IVquinquiesdecies - Dispositions spécifiques pour les directeurs adjoints d'une académie des arts ".
Art.63. In hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2022, wordt een hoofdstuk IVquinquiesdecies ingevoegd, dat de artikelen 56.24 en 56.25 bevat, luidende:
"Hoofdstuk IVquinquiesdecies. - Bijzondere bepalingen voor adjunct-directeurs van een kunstacademie"
"Hoofdstuk IVquinquiesdecies. - Bijzondere bepalingen voor adjunct-directeurs van een kunstacademie"
Art.64. Dans le chapitre IVquinquiesdecies du même décret, il est inséré un article 56.24 rédigé comme suit :
" Art. 56.24 - Principe
Par dérogation au chapitre IV, les articles 56.2 à 56.7 et 56.9 à 56.11 s'appliquent à la fonction de directeur adjoint d'une académie des arts. "
" Art. 56.24 - Principe
Par dérogation au chapitre IV, les articles 56.2 à 56.7 et 56.9 à 56.11 s'appliquent à la fonction de directeur adjoint d'une académie des arts. "
Art.64. In hoofdstuk IVquinquiesdecies van hetzelfde decreet wordt een artikel 56.24 ingevoegd, luidende:
"Art. 56.24. - Principe
In afwijking van hoofdstuk IV zijn de artikelen 56.2 tot 56.7 en 56.9 tot 56.11 van toepassing op het ambt van adjunct-directeur van een kunstacademie."
"Art. 56.24. - Principe
In afwijking van hoofdstuk IV zijn de artikelen 56.2 tot 56.7 en 56.9 tot 56.11 van toepassing op het ambt van adjunct-directeur van een kunstacademie."
Art.65. Dans le même chapitre, il est inséré un article 56.25 rédigé comme suit :
" Art. 56.25 - Traitement et prime
§ 1er - Durant l'exercice de la fonction en tant que directeur adjoint d'une académie des arts, le membre du personnel perçoit un traitement calculé sur la base de l'échelle de traitement 422/I figurant dans l'annexe de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et fixant les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat, plus une prime mensuelle de 400 euros.
Dans le cas d'une occupation à temps partiel, le montant de la prime mentionné à l'alinéa 1er est réduit proportionnellement à l'occupation.
§ 2 - Si une personne, désignée pour une durée indéterminée conformément à l'article 22bis ou nommée à titre définitif dans une autre fonction dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté germanophone, est désignée comme directeur adjoint d'une académie des arts, elle continue, par dérogation au § 1er, à percevoir son traitement et bénéficie d'une prime mensuelle compensatoire calculée comme suit :
P = X - M
P = la prime
X = le traitement mentionné au § 1er
M = le traitement mensuel brut du membre du personnel.
La prime est liquidée en même temps que le traitement mensuel et aux mêmes conditions.
§ 3 - Si une personne, qui n'est pas désignée pour une durée indéterminée ou nommée à titre définitif dans une autre fonction dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté germanophone, est désignée comme directeur adjoint d'une académie des arts, elle perçoit le pécule de vacances et une prime de fin d'année conformément aux dispositions valables dans l'enseignement, le montant mentionné au § 1er servant de base pour le calcul.
§ 4 - Le montant calculé en application des § § 1er et 2 est soumis aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation conformément à la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public, modifié par les arrêtés royaux n° 178 du 30 décembre 1982 et du 24 décembre 1993 et les lois des 2 janvier 2001 et 19 juillet 2001.
Lors d'un congé pour cause de maladie ou d'infirmité ainsi que lors d'un congé de maternité ou d'une des absences liées à la maternité mentionnées aux articles 42 à 43bis de la loi sur le travail du 16 mars 1971, la prime mentionnée au § 2 continue à être versée pour autant que le sous-directeur ou le proviseur ne soit pas indemnisé par la mutualité. "
" Art. 56.25 - Traitement et prime
§ 1er - Durant l'exercice de la fonction en tant que directeur adjoint d'une académie des arts, le membre du personnel perçoit un traitement calculé sur la base de l'échelle de traitement 422/I figurant dans l'annexe de l'arrêté royal du 27 juin 1974 fixant au 1er avril 1972 les échelles des fonctions des membres du personnel directeur et enseignant, auxiliaire d'éducation, paramédical et sociopsychologique des établissements d'enseignement de l'Etat, des membres du personnel du service d'inspection chargé de la surveillance de ces établissements et des membres du personnel du service d'inspection de l'enseignement par correspondance et de l'enseignement primaire subventionné et fixant les échelles des grades du personnel des centres psycho-médico-sociaux de l'Etat, plus une prime mensuelle de 400 euros.
Dans le cas d'une occupation à temps partiel, le montant de la prime mentionné à l'alinéa 1er est réduit proportionnellement à l'occupation.
§ 2 - Si une personne, désignée pour une durée indéterminée conformément à l'article 22bis ou nommée à titre définitif dans une autre fonction dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté germanophone, est désignée comme directeur adjoint d'une académie des arts, elle continue, par dérogation au § 1er, à percevoir son traitement et bénéficie d'une prime mensuelle compensatoire calculée comme suit :
P = X - M
P = la prime
X = le traitement mentionné au § 1er
M = le traitement mensuel brut du membre du personnel.
La prime est liquidée en même temps que le traitement mensuel et aux mêmes conditions.
§ 3 - Si une personne, qui n'est pas désignée pour une durée indéterminée ou nommée à titre définitif dans une autre fonction dans l'enseignement organisé ou subventionné par la Communauté germanophone, est désignée comme directeur adjoint d'une académie des arts, elle perçoit le pécule de vacances et une prime de fin d'année conformément aux dispositions valables dans l'enseignement, le montant mentionné au § 1er servant de base pour le calcul.
§ 4 - Le montant calculé en application des § § 1er et 2 est soumis aux fluctuations de l'indice des prix à la consommation conformément à la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public, modifié par les arrêtés royaux n° 178 du 30 décembre 1982 et du 24 décembre 1993 et les lois des 2 janvier 2001 et 19 juillet 2001.
Lors d'un congé pour cause de maladie ou d'infirmité ainsi que lors d'un congé de maternité ou d'une des absences liées à la maternité mentionnées aux articles 42 à 43bis de la loi sur le travail du 16 mars 1971, la prime mentionnée au § 2 continue à être versée pour autant que le sous-directeur ou le proviseur ne soit pas indemnisé par la mutualité. "
Art.65. In hetzelfde hoofdstuk IVquinquiesdecies wordt een artikel 56.25 ingevoegd, luidende:
"Art. 56.25. - Wedde en premie
§ 1. Tijdens de uitoefening van het ambt van adjunct-directeur van een kunstacademie ontvangt het personeelslid een wedde op basis van de weddeschaal 422/I vermeld in de bijlage van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat, verhoogd met een maandelijkse premie van 400 euro.
In geval van deeltijdse prestaties wordt het bedrag van de premie dat in het eerste lid wordt vermeld, evenredig verminderd.
§ 2. Wordt een persoon die in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs in een ander ambt voor doorlopende duur overeenkomstig artikel 22bis aangesteld of vast benoemd is, als adjunct-directeur van een kunstacademie aangewezen, dan ontvangt hij, in afwijking van § 1, verder zijn wedde, evenals, ter compensatie, een maandelijkse premie die als volgt wordt berekend:
P = X - M
P = de premie
X = de in § 1 bedoelde wedde
M = de maandelijkse brutowedde van het personeelslid.
De premie wordt gelijktijdig met de maandelijkse wedde en onder dezelfde voorwaarden uitbetaald.
§ 3. -Wordt een persoon die niet in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs in een ander ambt voor doorlopende duur aangesteld of vast benoemd is, als adjunct-directeur van een kunstacademie aangewezen, dan ontvangt hij vakantiegeld en een eindejaarspremie overeenkomstig de bepalingen die in het onderwijs gelden, waarbij het in § 1 vermelde bedrag als berekeningsbasis dient.
§ 4. - Het bedrag dat met toepassing van de § § 1 en 2 wordt berekend, is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982, het koninklijk besluit van 24 december 1993 en de wetten van 2 januari 2001 en 19 juli 2001.
In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 wordt de premie vermeld in § 2 verder uitbetaald, voor zover de onderdirecteur of provisor niet door het ziekenfonds wordt vergoed."
"Art. 56.25. - Wedde en premie
§ 1. Tijdens de uitoefening van het ambt van adjunct-directeur van een kunstacademie ontvangt het personeelslid een wedde op basis van de weddeschaal 422/I vermeld in de bijlage van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat, verhoogd met een maandelijkse premie van 400 euro.
In geval van deeltijdse prestaties wordt het bedrag van de premie dat in het eerste lid wordt vermeld, evenredig verminderd.
§ 2. Wordt een persoon die in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs in een ander ambt voor doorlopende duur overeenkomstig artikel 22bis aangesteld of vast benoemd is, als adjunct-directeur van een kunstacademie aangewezen, dan ontvangt hij, in afwijking van § 1, verder zijn wedde, evenals, ter compensatie, een maandelijkse premie die als volgt wordt berekend:
P = X - M
P = de premie
X = de in § 1 bedoelde wedde
M = de maandelijkse brutowedde van het personeelslid.
De premie wordt gelijktijdig met de maandelijkse wedde en onder dezelfde voorwaarden uitbetaald.
§ 3. -Wordt een persoon die niet in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs in een ander ambt voor doorlopende duur aangesteld of vast benoemd is, als adjunct-directeur van een kunstacademie aangewezen, dan ontvangt hij vakantiegeld en een eindejaarspremie overeenkomstig de bepalingen die in het onderwijs gelden, waarbij het in § 1 vermelde bedrag als berekeningsbasis dient.
§ 4. - Het bedrag dat met toepassing van de § § 1 en 2 wordt berekend, is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982, het koninklijk besluit van 24 december 1993 en de wetten van 2 januari 2001 en 19 juli 2001.
In geval van verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, tijdens een bevallingsverlof en tijdens de afwezigheden in het kader van een geboorte vermeld in de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 wordt de premie vermeld in § 2 verder uitbetaald, voor zover de onderdirecteur of provisor niet door het ziekenfonds wordt vergoed."
Art.66. A l'article 64.6 du même décret, inséré par le décret du 23 mars 2009 et modifié en dernier lieu par le décret du 28 juin 2021, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le § 1er, alinéa 2, 1°, ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° dans le § 1er, alinéa 2, le 1° est complété par un o) et un p) rédigés comme suit :
" o) le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
p) l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. ";
3° dans le § 2, alinéa 2, les mots " alinéa 1er, 1° " sont remplacés par les mots " alinéa 2, 1° ";
4° le § 2 est complété par deux alinéas rédigés comme suit :
" Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 1°, le directeur d'une académie des arts nommé à titre définitif qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir à une mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant deux années scolaires au plus, conformément à l'article 10bis de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant qu'il puisse prétendre, sans préjudice de l'article 10bis, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984, à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de la mise en disponibilité. Ce congé est irréversible. Un directeur d'une académie des arts qui recourt au présent type de mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public.
Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 2°, le directeur d'une académie des arts qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir, pendant deux années scolaires au plus, à une interruption de carrière partielle d'un cinquième d'un temps plein, pour autant qu'il puisse prétendre à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de l'interruption de carrière. Ce congé est irréversible. Un directeur d'une académie des arts qui recourt à ce type d'interruption de carrière partielle :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. "
1° dans le § 1er, alinéa 2, 1°, ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° dans le § 1er, alinéa 2, le 1° est complété par un o) et un p) rédigés comme suit :
" o) le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
p) l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. ";
3° dans le § 2, alinéa 2, les mots " alinéa 1er, 1° " sont remplacés par les mots " alinéa 2, 1° ";
4° le § 2 est complété par deux alinéas rédigés comme suit :
" Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 1°, le directeur d'une académie des arts nommé à titre définitif qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir à une mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant deux années scolaires au plus, conformément à l'article 10bis de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant qu'il puisse prétendre, sans préjudice de l'article 10bis, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984, à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de la mise en disponibilité. Ce congé est irréversible. Un directeur d'une académie des arts qui recourt au présent type de mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public.
Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 2°, le directeur d'une académie des arts qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir, pendant deux années scolaires au plus, à une interruption de carrière partielle d'un cinquième d'un temps plein, pour autant qu'il puisse prétendre à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de l'interruption de carrière. Ce congé est irréversible. Un directeur d'une académie des arts qui recourt à ce type d'interruption de carrière partielle :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. "
Art.66. - In artikel 64.6 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 23 maart 2009 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 1, tweede lid, 1°, ), wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "eerste lid, 1°," vervangen door de woorden "tweede lid, 1°,";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende:
"In afwijking van § 1, tweede lid, 1°, mag een vast benoemde directeur van een kunstacademie die uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een beroep doen op een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een directeur van een kunstacademie die gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist.
In afwijking van § 1, tweede lid, 2°, mag een directeur van een kunstacademie die uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een directeur van een kunstacademie die een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
1° in § 1, tweede lid, 1°, ), wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "eerste lid, 1°," vervangen door de woorden "tweede lid, 1°,";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende:
"In afwijking van § 1, tweede lid, 1°, mag een vast benoemde directeur van een kunstacademie die uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een beroep doen op een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een directeur van een kunstacademie die gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist.
In afwijking van § 1, tweede lid, 2°, mag een directeur van een kunstacademie die uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een directeur van een kunstacademie die een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
Art.67. L'article 64.7, § 1er, alinéa 2, du même décret, inséré par le décret du 28 juin 2021, est remplacé par ce qui suit :
" Si, en raison d'un des types de congé, le directeur d'une académie des arts est temporairement absent, dans le cadre d'un temps partiel, le pouvoir organisateur peut le remplacer dans la fonction de directeur adjoint d'une académie des arts par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 56.2, alinéa 1er, à l'exception du 3°. "
" Si, en raison d'un des types de congé, le directeur d'une académie des arts est temporairement absent, dans le cadre d'un temps partiel, le pouvoir organisateur peut le remplacer dans la fonction de directeur adjoint d'une académie des arts par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 56.2, alinéa 1er, à l'exception du 3°. "
Art.67. Artikel 64.7, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2021, wordt vervangen als volgt:
"Indien de directeur van een kunstacademie wegens een vorm van verlof tijdelijk deeltijds afwezig is, kan de inrichtende macht hem in het ambt van adjunct-directeur van een kunstacademie vervangen door een persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 56.2, eerste lid, met uitzondering van de bepaling onder 3°."
"Indien de directeur van een kunstacademie wegens een vorm van verlof tijdelijk deeltijds afwezig is, kan de inrichtende macht hem in het ambt van adjunct-directeur van een kunstacademie vervangen door een persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 56.2, eerste lid, met uitzondering van de bepaling onder 3°."
Art.68. A l'article 64.17 du même décret, inséré par le décret du 28 juin 2010 et modifié en dernier lieu par le décret du 28 juin 2021, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le § 1er, alinéa 2, 1°, ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° dans le § 1er, alinéa 2, le 1° est complété par un o) et un p) rédigés comme suit :
" o) le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
p) l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. ";
3° dans le § 2, alinéa 2, les mots " alinéa 1er, 1° " sont remplacés par les mots " alinéa 2, 1° ";
4° le § 2 est complété par deux alinéas rédigés comme suit :
" Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 1°, le chef d'établissement nommé à titre définitif qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir à une mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant deux années scolaires au plus, conformément à l'article 10bis de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant qu'il puisse prétendre, sans préjudice de l'article 10bis, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984, à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de la mise en disponibilité. Pour un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le congé est placé sur lesdites activités. Ce congé est irréversible. Un chef d'établissement qui recourt au présent type de mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public.
Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 2°, le chef d'établissement qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir, pendant deux années scolaires au plus, à une interruption de carrière partielle d'un cinquième d'un temps plein, pour autant qu'il puisse prétendre à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de l'interruption de carrière. Pour un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le congé est placé sur lesdites activités. Ce congé est irréversible. Un chef d'établissement qui recourt à ce type d'interruption de carrière partielle :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. "
1° dans le § 1er, alinéa 2, 1°, ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° dans le § 1er, alinéa 2, le 1° est complété par un o) et un p) rédigés comme suit :
" o) le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
p) l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. ";
3° dans le § 2, alinéa 2, les mots " alinéa 1er, 1° " sont remplacés par les mots " alinéa 2, 1° ";
4° le § 2 est complété par deux alinéas rédigés comme suit :
" Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 1°, le chef d'établissement nommé à titre définitif qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir à une mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant deux années scolaires au plus, conformément à l'article 10bis de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant qu'il puisse prétendre, sans préjudice de l'article 10bis, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984, à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de la mise en disponibilité. Pour un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le congé est placé sur lesdites activités. Ce congé est irréversible. Un chef d'établissement qui recourt au présent type de mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public.
Par dérogation au § 1er, alinéa 2, 2°, le chef d'établissement qui a au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question est autorisé à recourir, pendant deux années scolaires au plus, à une interruption de carrière partielle d'un cinquième d'un temps plein, pour autant qu'il puisse prétendre à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de l'interruption de carrière. Pour un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le congé est placé sur lesdites activités. Ce congé est irréversible. Un chef d'établissement qui recourt à ce type d'interruption de carrière partielle :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au § 1er, alinéa 2, 1°, i), pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. "
Art.68. - In artikel 64.17 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2010 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 1, tweede lid, 1°, ), wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "eerste lid, 1°," vervangen door de woorden "tweede lid, 1°,";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende:
"In afwijking van § 1, tweede lid, 1°, mag een vastbenoemd inrichtingshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een beroep doen op een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Bij het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, heeft de verlofvorm betrekking op zijn activiteit als lesgever. Dat verlof is onomkeerbaar. Een inrichtingshoofd dat gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist.
In afwijking van § 1, tweede lid, 2°, mag een inrichtingshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Bij het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, heeft de verlofvorm betrekking op zijn activiteit als lesgever. Dat verlof is onomkeerbaar. Een inrichtingshoofd dat een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
1° in § 1, tweede lid, 1°, ), wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "eerste lid, 1°," vervangen door de woorden "tweede lid, 1°,";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende:
"In afwijking van § 1, tweede lid, 1°, mag een vastbenoemd inrichtingshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een beroep doen op een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Bij het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, heeft de verlofvorm betrekking op zijn activiteit als lesgever. Dat verlof is onomkeerbaar. Een inrichtingshoofd dat gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist.
In afwijking van § 1, tweede lid, 2°, mag een inrichtingshoofd dat uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt, gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Bij het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, heeft de verlofvorm betrekking op zijn activiteit als lesgever. Dat verlof is onomkeerbaar. Een inrichtingshoofd dat een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in § 1, tweede lid, 1°, i), voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
Art.69. L'article 64.18, § 1er, alinéa 2, du même décret, inséré par le décret du 28 juin 2021, est remplacé par ce qui suit :
" Si, en raison d'un des types de congé, le titulaire de l'emploi est temporairement absent, dans le cadre d'un temps partiel, le pouvoir organisateur peut le remplacer de manière temporaire comme suit :
1° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, est entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le remplacement est effectué dans la fonction de directeur adjoint d'une école primaire autonome par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 62.3, alinéa 1er, du décret du 14 décembre 1998 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement libre subventionné et du centre PMS libre subventionné, à l'exception du 3°;
2° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le remplacement est effectué dans la fonction d'instituteur primaire;
3° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement secondaire, le remplacement est effectué dans la fonction de sous-directeur par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 62.3, alinéa 1er, du décret du 14 décembre 1998 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement libre subventionné et du centre PMS libre subventionné, à l'exception du 3°;
4° s'il s'agit d'un administrateur en internat, le remplacement est effectué dans la fonction de surveillant-éducateur d'un internat. "
" Si, en raison d'un des types de congé, le titulaire de l'emploi est temporairement absent, dans le cadre d'un temps partiel, le pouvoir organisateur peut le remplacer de manière temporaire comme suit :
1° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, est entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le remplacement est effectué dans la fonction de directeur adjoint d'une école primaire autonome par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 62.3, alinéa 1er, du décret du 14 décembre 1998 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement libre subventionné et du centre PMS libre subventionné, à l'exception du 3°;
2° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement fondamental qui, en application de l'article 42, § 1er, du décret du 26 avril 1999 relatif à l'enseignement fondamental ordinaire, n'est pas entièrement libéré de ses activités d'enseignement, le remplacement est effectué dans la fonction d'instituteur primaire;
3° s'il s'agit d'un chef d'établissement d'enseignement secondaire, le remplacement est effectué dans la fonction de sous-directeur par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 62.3, alinéa 1er, du décret du 14 décembre 1998 fixant le statut des membres du personnel subsidiés de l'enseignement libre subventionné et du centre PMS libre subventionné, à l'exception du 3°;
4° s'il s'agit d'un administrateur en internat, le remplacement est effectué dans la fonction de surveillant-éducateur d'un internat. "
Art.69. Artikel 64.18, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2021, wordt vervangen als volgt:
"Als de titularis op grond van een verlofvorm tijdelijk deeltijds afwezig is, kan de inrichtende macht hem als volgt tijdelijk vervangen:
1° als het gaat om het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs volledig vrijgesteld is van het lesgeven, geschiedt de vervanging in het ambt van adjunct-directeur van een autonome lagere school door een persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 62.3, eerste lid, van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum, met uitzondering van de bepaling onder 3°;
2° als het gaat om het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, geschiedt de vervanging in het ambt van onderwijzer voor het lager onderwijs;
3° als het gaat om het inrichtingshoofd van een secundaire school, geschiedt de vervanging in het ambt van onderdirecteur door een persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 62.3, eerste lid, van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum, met uitzondering van de bepaling onder 3°;
4° als het gaat om een internaatbeheerder, geschiedt de vervanging in het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat."
"Als de titularis op grond van een verlofvorm tijdelijk deeltijds afwezig is, kan de inrichtende macht hem als volgt tijdelijk vervangen:
1° als het gaat om het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs volledig vrijgesteld is van het lesgeven, geschiedt de vervanging in het ambt van adjunct-directeur van een autonome lagere school door een persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 62.3, eerste lid, van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum, met uitzondering van de bepaling onder 3°;
2° als het gaat om het schoolhoofd van een basisschool dat met toepassing van artikel 42, § 1, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs niet helemaal is vrijgesteld van het lesgeven, geschiedt de vervanging in het ambt van onderwijzer voor het lager onderwijs;
3° als het gaat om het inrichtingshoofd van een secundaire school, geschiedt de vervanging in het ambt van onderdirecteur door een persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 62.3, eerste lid, van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum, met uitzondering van de bepaling onder 3°;
4° als het gaat om een internaatbeheerder, geschiedt de vervanging in het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat."
Art.70. A l'article 73, alinéa 1er, du même décret, les modifications suivantes sont apportées :
1° (concerne le texte allemand);
2° (concerne le texte allemand);
3° au 3°, le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
4° l'alinéa est complété par un 4° rédigé comme suit :
" 4° lorsqu'il bénéficie d'une absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. "
1° (concerne le texte allemand);
2° (concerne le texte allemand);
3° au 3°, le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
4° l'alinéa est complété par un 4° rédigé comme suit :
" 4° lorsqu'il bénéficie d'une absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. "
Art.70. In artikel 73, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
CHAPITRE 12. - Modification du décret du 27 juin 2005 portant création d'une haute école autonome
HOOFDSTUK 12. - Wijziging van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool
Art.71. A l'article 5.46, alinéa 1er, du décret du 27 juin 2005 portant création d'une haute école autonome, les modifications suivantes sont apportées :
Art.71. In artikel 5.46, eerste lid, van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de inleidende zin wordt aangevuld met een dubbele punt en in de bepaling onder 3° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° het eerste lid wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende:
"4° afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
1° de inleidende zin wordt aangevuld met een dubbele punt en in de bepaling onder 3° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° het eerste lid wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende:
"4° afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
Art.72. A l'article 5.92, 1°, du même décret, modifié en dernier lieu par le décret du 28 juin 2021, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° le 1° est complété par les o) et p) rédigés comme suit :
" o) le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
p) l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. "
1° dans le ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° le 1° est complété par les o) et p) rédigés comme suit :
" o) le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
p) l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. "
Art.72. In artikel 5.92, 1°, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de bepaling onder n) wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° de bepaling onder 1° wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
1° in de bepaling onder n) wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° de bepaling onder 1° wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
Art.73. A l'article 5.98, alinéa 3, 1°, du même décret, modifié en dernier lieu par le décret du 28 juin 2021, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° le 1° est complété par les o) et p) rédigés comme suit :
" o) le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
p) l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. "
1° dans le ), le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° le 1° est complété par les o) et p) rédigés comme suit :
" o) le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
p) l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité. "
Art.73. In artikel 5.98, derde lid, 1°, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de bepaling onder n) wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° de bepaling onder 1° wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
1° in de bepaling onder n) wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° de bepaling onder 1° wordt aangevuld met de bepalingen onder o) en p), luidende:
"o) verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
p) afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
Art.74. A l'article 5.99, § 1er, du même décret, remplacé par le décret du 27 juin 2011, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans l'alinéa unique, le mot " absent " est remplacé par les mots " absent à temps plein ";
2° le § 1er est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Si, en raison d'un des types de congé, le directeur est temporairement absent, dans le cadre d'un temps partiel, le pouvoir organisateur peut le remplacer dans la fonction d'adjoint par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 5.105.1, à l'exception du 4°. "
1° dans l'alinéa unique, le mot " absent " est remplacé par les mots " absent à temps plein ";
2° le § 1er est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Si, en raison d'un des types de congé, le directeur est temporairement absent, dans le cadre d'un temps partiel, le pouvoir organisateur peut le remplacer dans la fonction d'adjoint par une personne remplissant les conditions mentionnées à l'article 5.105.1, à l'exception du 4°. "
Art.74. In artikel 5.99, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 27 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
CHAPITRE 13. - Modification du décret du 21 avril 2008 portant valorisation du métier d'enseignant
HOOFDSTUK 13. - Wijziging van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep
Art.75. L'article 111.3, § 1er, alinéa 3, 4°, du décret du 21 avril 2008 portant valorisation du métier d'enseignant, inséré par le décret du 19 avril 2010, est complété par un c) rédigé comme suit :
Art.75. In artikel 111.3, § 1, derde lid, 4°, van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep, ingevoegd bij het decreet van 19 april 2010, wordt de punt in de bepaling onder b) opgeheven en voorts wordt artikel 111.3, § 1, derde lid, 4°, van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep, ingevoegd bij het decreet van 19 april 2010, aangevuld met een bepaling onder c), luidende:
CHAPITRE 14. - Modification du décret du 23 mars 2009 portant organisation de l'enseignement artistique à horaire réduit
HOOFDSTUK 14. - Wijziging van het decreet van 23 maart 2009 betreffende de organisatie van het deeltijdse kunstonderwijs
Art.76. L'article 74 du décret du 23 mars 2009 portant organisation de l'enseignement artistique à horaire réduit est complété par un alinéa rédigé comme suit :
Art.76. Artikel 74 van het decreet van 23 maart 2009 betreffende de organisatie van het deeltijdse kunstonderwijs wordt aangevuld met een tweede lid, luidende:
CHAPITRE 15. - Modification du décret du 25 juin 2012 relatif à l'inspection scolaire, la guidance en développement scolaire et la guidance pour l'inclusion et l'intégration
HOOFDSTUK 15. - Wijziging van het decreet van 25 juni 2012 over de onderwijsinspectie, het adviespunt voor schoolontwikkeling en het adviespunt voor inclusie en integratie in het onderwijs
Art.77. A l'article 22 du décret du 25 juin 2012 relatif à l'inspection scolaire, la guidance en développement scolaire et la guidance pour l'inclusion et l'intégration, modifié en dernier lieu par le décret du 28 juin 2021, les modifications suivantes sont apportées :
Art.77. In artikel 22 van het decreet van 25 juni 2012 over de onderwijsinspectie, het adviespunt voor schoolontwikkeling en het adviespunt voor inclusie en integratie in het onderwijs, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
CHAPITRE 16. - Modification du décret du 31 mars 2014 relatif au centre pour le développement sain des enfants et des jeunes
HOOFDSTUK 16. - Wijziging van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren
Art.78. A l'article 6.52, alinéa 1er, du décret du 31 mars 2014 relatif au centre pour le développement sain des enfants et des jeunes, les modifications suivantes sont apportées :
Art.78. In artikel 6.52, eerste lid, van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de bepaling onder 3° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° het eerste lid wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende:
"4° afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
1° in de bepaling onder 3° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° het eerste lid wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende:
"4° afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid."
Art.79. A l'article 6.84, § 2, du même décret, modifié en dernier lieu par le décret du 28 juin 2021, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans l'alinéa 1er, 17°, le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° l'alinéa 1er est complété par des 18° à 21° rédigés comme suit :
" 18° le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
19° l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité;
20° une mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant deux années scolaires au plus, conformément à l'article 10bis de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant que le coordinateur ou le chef d'antenne, sans préjudice de l'article 10bis, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984, ait au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question et qu'il puisse prétendre à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de la mise en disponibilité. Ce congé est irréversible. Un coordinateur ou un chef d'antenne qui recourt au présent type de mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite :
a) peut, à sa demande et au terme d'une année scolaire, passer de ce type de mise en disponibilité partielle au type de mise en disponibilité à mi-temps mentionné au 21°, pour autant qu'il remplisse les conditions mentionnées au 21° et qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
b) passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au 9°, pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
c) est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
21° une mise en disponibilité à mi-temps pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant une année scolaire au plus, conformément à l'article 10 de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant qu'il remplisse les conditions mentionnées à l'article 10, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984. Un coordinateur ou un chef d'antenne qui recourt au présent type de mise en disponibilité à mi-temps pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite passe d'office, au terme d'une année scolaire, au type de mise en disponibilité complète mentionné au 9°, pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. ";
3° dans l'alinéa 2, le mot " 17° " est remplacé par le mot " 20° ", et l'alinéa est complété par la phrase suivante :
" Le directeur n'est pas autorisé à passer en mise en disponibilité à mi-temps mentionnée au 21°, comme le prévoit le 20°, a). ";
4° le § 2 est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Par dérogation à l'alinéa 3, le directeur, le coordinateur ou le chef d'antenne est autorisé à recourir, pendant deux années scolaires au plus, à une interruption de carrière partielle d'un cinquième d'un temps plein, pour autant qu'il ait au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question et qu'il puisse prétendre à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de l'interruption de carrière. Ce congé est irréversible. Un coordinateur ou un chef d'antenne qui recourt à ce type d'interruption de carrière partielle peut, à sa demande et au terme d'une année scolaire, passer de cette interruption de carrière au type de mise en disponibilité à mi-temps mentionné à l'alinéa 1er, 21°, pour autant qu'il remplisse les conditions mentionnées à l'alinéa 1er, 21°, et qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. Un directeur, coordinateur ou chef d'antenne qui recourt à ce type d'interruption de carrière partielle :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au 9°, pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. "
1° dans l'alinéa 1er, 17°, le point en fin de phrase est remplacé par un point-virgule;
2° l'alinéa 1er est complété par des 18° à 21° rédigés comme suit :
" 18° le congé pour prestations réduites aux fins de la réintégration professionnelle à la suite d'une maladie de longue durée;
19° l'absence pour prestations réduites en cas de maladie ou d'infirmité;
20° une mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant deux années scolaires au plus, conformément à l'article 10bis de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant que le coordinateur ou le chef d'antenne, sans préjudice de l'article 10bis, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984, ait au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question et qu'il puisse prétendre à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de la mise en disponibilité. Ce congé est irréversible. Un coordinateur ou un chef d'antenne qui recourt au présent type de mise en disponibilité partielle pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite :
a) peut, à sa demande et au terme d'une année scolaire, passer de ce type de mise en disponibilité partielle au type de mise en disponibilité à mi-temps mentionné au 21°, pour autant qu'il remplisse les conditions mentionnées au 21° et qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
b) passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au 9°, pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
c) est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
21° une mise en disponibilité à mi-temps pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite, et ce, pendant une année scolaire au plus, conformément à l'article 10 de l'arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984 relatif aux charges, traitements, subventions-traitements et congés pour prestations réduites dans l'enseignement et les centres psycho-médico-sociaux, pour autant qu'il remplisse les conditions mentionnées à l'article 10, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté royal n° 297 du 31 mars 1984. Un coordinateur ou un chef d'antenne qui recourt au présent type de mise en disponibilité à mi-temps pour convenances personnelles précédant la mise à la retraite passe d'office, au terme d'une année scolaire, au type de mise en disponibilité complète mentionné au 9°, pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. ";
3° dans l'alinéa 2, le mot " 17° " est remplacé par le mot " 20° ", et l'alinéa est complété par la phrase suivante :
" Le directeur n'est pas autorisé à passer en mise en disponibilité à mi-temps mentionnée au 21°, comme le prévoit le 20°, a). ";
4° le § 2 est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Par dérogation à l'alinéa 3, le directeur, le coordinateur ou le chef d'antenne est autorisé à recourir, pendant deux années scolaires au plus, à une interruption de carrière partielle d'un cinquième d'un temps plein, pour autant qu'il ait au moins cinquante-huit ans accomplis au plus tard le 31 décembre de l'année en question et qu'il puisse prétendre à une pension de retraite à charge du Trésor public au plus tard cinquante-deux mois à compter du jour suivant le premier jour de l'interruption de carrière. Ce congé est irréversible. Un coordinateur ou un chef d'antenne qui recourt à ce type d'interruption de carrière partielle peut, à sa demande et au terme d'une année scolaire, passer de cette interruption de carrière au type de mise en disponibilité à mi-temps mentionné à l'alinéa 1er, 21°, pour autant qu'il remplisse les conditions mentionnées à l'alinéa 1er, 21°, et qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. Un directeur, coordinateur ou chef d'antenne qui recourt à ce type d'interruption de carrière partielle :
1° passe d'office, au plus tard au terme de deux années scolaires, au type de mise en disponibilité complète mentionné au 9°, pour autant qu'il ne puisse pas encore prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public;
2° est mis d'office à la retraite au plus tard au terme de deux années scolaires, pour autant qu'il puisse prétendre, à ce moment-là, à une pension à charge du Trésor public. "
Art.79. In artikel 6.84, § 2, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, 17°, wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° het eerste lid wordt aangevuld met bepalingen onder 18° tot 21°, luidende:
"18° verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
19° afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid;
20° gedurende hoogstens twee schooljaren een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover de coördinator of het hoofd van de lokale vestiging, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt en uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een coördinator die of hoofd van een lokale vestiging dat gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
a) kan die vorm van deeltijdse terbeschikkingstelling, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in de vorm van halftijdse terbeschikkingstelling vermeld in 21°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in 21° en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
b) schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in 9°, voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
c) wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
21° gedurende hoogstens één schooljaar een aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 10, § 1, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984. Een coördinator die of een hoofd van een lokale vestiging dat een beroep doet op die vorm van aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden, schakelt na afloop van één schooljaar van ambtswege over op de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in 9°, voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
3° in het tweede lid wordt het getal "17" vervangen door het getal "20" en voorts wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zin:
"De directeur kan geen aanspraak maken op de in 20°, a), vermelde overstap naar de in 21° vermelde halftijdse terbeschikkingstelling."
4° het artikel wordt aangevuld met een zevende lid, luidende:
"In afwijking van het derde lid mogen een directeur, coördinator of hoofd van een lokale vestiging gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt en uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een coördinator die of hoofd van een lokale vestiging dat gebruik maakt van deze vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking kan die loopbaanonderbreking, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in de vorm van halftijdse terbeschikkingstelling vermeld in het eerste lid, 21°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 21°, en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist. Een directeur die, coördinator die of hoofd van een lokale vestiging dat een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in 9°, voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
1° in het eerste lid, 17°, wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;
2° het eerste lid wordt aangevuld met bepalingen onder 18° tot 21°, luidende:
"18° verlof voor verminderde prestaties met het oog op professionele re-integratie na langdurige ziekte;
19° afwezigheid op grond van verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid;
20° gedurende hoogstens twee schooljaren een aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10bis van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover de coördinator of het hoofd van de lokale vestiging, zonder afbreuk te doen aan artikel 10bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984, uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt en uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van terbeschikkingstelling, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een coördinator die of hoofd van een lokale vestiging dat gebruik maakt van die vorm van aan de pensionering voorafgaande, deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden:
a) kan die vorm van deeltijdse terbeschikkingstelling, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in de vorm van halftijdse terbeschikkingstelling vermeld in 21°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in 21° en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
b) schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in 9°, voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
c) wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
21° gedurende hoogstens één schooljaar een aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 10, § 1, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984. Een coördinator die of een hoofd van een lokale vestiging dat een beroep doet op die vorm van aan de pensionering voorafgaande, halftijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden, schakelt na afloop van één schooljaar van ambtswege over op de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in 9°, voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
3° in het tweede lid wordt het getal "17" vervangen door het getal "20" en voorts wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zin:
"De directeur kan geen aanspraak maken op de in 20°, a), vermelde overstap naar de in 21° vermelde halftijdse terbeschikkingstelling."
4° het artikel wordt aangevuld met een zevende lid, luidende:
"In afwijking van het derde lid mogen een directeur, coördinator of hoofd van een lokale vestiging gedurende hoogstens twee schooljaren een deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking opnemen, voor zover betrokkene uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar de leeftijd van ten minste 58 jaar bereikt en uiterlijk binnen 52 maanden, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de loopbaanonderbreking, aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. Dat verlof is onomkeerbaar. Een coördinator die of hoofd van een lokale vestiging dat gebruik maakt van deze vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking kan die loopbaanonderbreking, na afloop van één schooljaar, op verzoek omzetten in de vorm van halftijdse terbeschikkingstelling vermeld in het eerste lid, 21°, voor zover betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, 21°, en op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist. Een directeur die, coördinator die of hoofd van een lokale vestiging dat een beroep doet op die vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking:
1° schakelt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege over naar de vorm van voltijdse terbeschikkingstelling vermeld in 9°, voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist;
2° wordt, uiterlijk na afloop van twee schooljaren, van ambtswege gepensioneerd, voor zover betrokkene op dat tijdstip aanspraak kan maken op een pensioen ten laste van de schatkist."
Art.80. A l'article 6.85, § 1er, du même décret, modifié par les décrets des 26 février 2018 et 18 juin 2018, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans l'alinéa 1er, le mot " absent " est remplacé par les mots " absent à temps plein ";
2° le § 1er est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Si, en raison d'un des types de congé, le directeur est temporairement absent, dans le cadre d'un temps partiel, le pouvoir organisateur peut le remplacer dans la fonction d'adjoint. "
1° dans l'alinéa 1er, le mot " absent " est remplacé par les mots " absent à temps plein ";
2° le § 1er est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Si, en raison d'un des types de congé, le directeur est temporairement absent, dans le cadre d'un temps partiel, le pouvoir organisateur peut le remplacer dans la fonction d'adjoint. "
Art.80. In artikel 6.85, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 26 februari 2018 en 18 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
CHAPITRE 17. - Entrée en vigueur
HOOFDSTUK 17. - Inwerkingtreding
Art. 81. Le présent décret entre en vigueur le 1er septembre 2023, à l'exception de l'article 75, qui entre en vigueur le 1er janvier 2024.
Art. 81. Dit decreet treedt in werking op 1 september 2023, met uitzondering van artikel 75, dat in werking treedt op 1 januari 2024.
-