Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "terminal": radiocommunicatiestation dat draadloos verbonden is met een basisstation;
2° "lokaal netwerk": radiocommunicatienetwerk dat bestaat uit een of meer basisstations die zich binnen een beperkte zone bevinden en uit een of meer terminals bestaan;
3° "vergunning": vergunning voor private radiocommunicatie voor een lokaal netwerk;
4° "controle met betrekking tot een persoon": de bevoegdheid in rechte of in feite om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van de bestuurders of zaakvoerders van die persoon of op de oriëntatie van het beheer ervan. De controle kan exclusief of gezamenlijk, direct of via een tussenpersoon worden uitgeoefend en wordt geïnterpreteerd conform de artikelen 1:14 tot 1:18 van het Wetboek van Vennootschappen en verenigingen, Deel 1, Boek 1, Titel 4, Hoofdstuk 1, op voorwaarde dat wanneer er sprake is van een meerderheid, deze meerderheid 50% of meer bedraagt;
5° "relevante groep": ten opzichte van een persoon (de "eerste persoon"):
a) de eerste persoon, en;
b) elke persoon die wordt gecontroleerd door de eerste persoon, en;
c) elke persoon (de "tweede persoon") die de eerste persoon controleert, en;
d) elke persoon die wordt gecontroleerd door de tweede persoon, en;
e) elke persoon waarmee een van de onder a) tot c) beoogde personen een consortium vormt in de betekenis van artikel 1:19 van het Wetboek van Vennootschappen en verenigingen, Deel 1, Boek 1, Titel 4, Hoofdstuk 1.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
4 JUNI 2023. - Koninklijk besluit betreffende private lokale breedbandradionetwerken
Titre
4 JUIN 2023. - Arrêté royal concernant les réseaux locaux hertziens privés à large bande
Informations sur le document
Numac: 2023042829
Datum: 2023-06-04
Info du document
Numac: 2023042829
Date: 2023-06-04
Table des matières
HOOFDSTUK 1. - Terminologie en definities
HOOFDSTUK 2. - Algemeen
HOOFDSTUK 3. - Gebruik van de frequenties
HOOFDSTUK 4. - Rechten
HOOFDSTUK 5. - Controle
HOOFDSTUK 6. - Procedure voor de toekenning van...
HOOFDSTUK 7. - Schorsing en intrekking
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Table des matières
CHAPITRE 1er. - Terminologie et définitions
CHAPITRE 2. - Généralités
CHAPITRE 3. - Utilisation des fréquences
CHAPITRE 4. - Redevances
CHAPITRE 5. - Contrôle
CHAPITRE 6. - Procédure relative à l'octroi des...
CHAPITRE 7. - Suspension et révocation
CHAPITRE 8. - Dispositions modificatrices
CHAPITRE 9. - Dispositions finales
Tekst (31)
Texte (31)
HOOFDSTUK 1. - Terminologie en definities
CHAPITRE 1er. - Terminologie et définitions
Article 1er. Pour l'application du présent arrêté, on entend par :
1° "terminal": station de radiocommunications connectée par voie hertzienne à une station de base ;
2° "réseau local": réseau de radiocommunications composé d'une ou plusieurs stations de base situées dans une zone limitée et d'un ou plusieurs terminaux ;
3° "autorisation" : autorisation de radiocommunications privées pour un réseau local ;
4° "contrôle relatif à une personne": le pouvoir en droit ou en fait d'exercer une influence décisive sur la désignation de la majorité des administrateurs ou gérants de cette personne, ou sur l'orientation de sa gestion. Le contrôle peut être exercé de façon exclusive ou conjointe, directement ou via un intermédiaire, et sera interprété conformément aux articles 1:14 à 1:18 du Code des sociétés et des associations, Partie 1re, Livre 1er, Titre 4, Chapitre 1er, étant entendu que lorsqu'il y est question d'une majorité, cette majorité s'élèvera à 50 % ou plus ;
5° "groupe pertinent": par rapport à une personne (la "première personne") :
a) la première personne, et ;
b) toute personne contrôlée par la première personne, et ;
c) toute personne (la "deuxième personne") qui contrôle la première personne, et ;
d) toute personne contrôlée par la deuxième personne, et ;
e) toute personne avec laquelle une des personnes visées sous a) à c) constitue un consortium, au sens de l'article 1:19 du Code des sociétés et des associations, Partie 1re, Livre 1er, Titre 4, Chapitre 1er.
1° "terminal": station de radiocommunications connectée par voie hertzienne à une station de base ;
2° "réseau local": réseau de radiocommunications composé d'une ou plusieurs stations de base situées dans une zone limitée et d'un ou plusieurs terminaux ;
3° "autorisation" : autorisation de radiocommunications privées pour un réseau local ;
4° "contrôle relatif à une personne": le pouvoir en droit ou en fait d'exercer une influence décisive sur la désignation de la majorité des administrateurs ou gérants de cette personne, ou sur l'orientation de sa gestion. Le contrôle peut être exercé de façon exclusive ou conjointe, directement ou via un intermédiaire, et sera interprété conformément aux articles 1:14 à 1:18 du Code des sociétés et des associations, Partie 1re, Livre 1er, Titre 4, Chapitre 1er, étant entendu que lorsqu'il y est question d'une majorité, cette majorité s'élèvera à 50 % ou plus ;
5° "groupe pertinent": par rapport à une personne (la "première personne") :
a) la première personne, et ;
b) toute personne contrôlée par la première personne, et ;
c) toute personne (la "deuxième personne") qui contrôle la première personne, et ;
d) toute personne contrôlée par la deuxième personne, et ;
e) toute personne avec laquelle une des personnes visées sous a) à c) constitue un consortium, au sens de l'article 1:19 du Code des sociétés et des associations, Partie 1re, Livre 1er, Titre 4, Chapitre 1er.
HOOFDSTUK 2. - Algemeen
CHAPITRE 2. - Généralités
Art.2. Dit besluit is van toepassing op elke rechtspersoon die een vergunning wenst te krijgen.
De rechtspersoon die een vergunning aanvraagt moet een link kunnen aantonen met de door de vergunning gedekte zone.
De rechtspersoon die een vergunning aanvraagt moet een link kunnen aantonen met de door de vergunning gedekte zone.
Art.2. Le présent arrêté s'applique à toute personne morale qui désire obtenir une autorisation.
La personne morale qui demande une autorisation doit être en mesure de démontrer un lien avec la zone couverte par l'autorisation.
La personne morale qui demande une autorisation doit être en mesure de démontrer un lien avec la zone couverte par l'autorisation.
Art.3. § 1. De vergunningen zijn geldig vanaf de datum die door het Instituut wordt vastgesteld en gedurende een periode van 10 jaar.
In afwijking van het eerste lid is de geldigheidsduur van de vergunning minder dan 10 jaar op verzoek van de aanvrager.
§ 2. Een vergunning dekt het gebruik van basisstations en terminals van een lokaal netwerk binnen een door het Instituut bepaalde zone.
Geen enkel basisstation mag buiten de zone worden geïnstalleerd. De vergunning dekt het gebruik van de terminals buiten de zone niet.
§ 3. De vergunning is niet overdraagbaar.
In afwijking van het eerste lid is de geldigheidsduur van de vergunning minder dan 10 jaar op verzoek van de aanvrager.
§ 2. Een vergunning dekt het gebruik van basisstations en terminals van een lokaal netwerk binnen een door het Instituut bepaalde zone.
Geen enkel basisstation mag buiten de zone worden geïnstalleerd. De vergunning dekt het gebruik van de terminals buiten de zone niet.
§ 3. De vergunning is niet overdraagbaar.
Art.3. § 1er. Les autorisations sont valables à compter de la date fixée par l'Institut et pendant une période de 10 ans.
Par dérogation à l'alinéa premier, la durée de validité de l'autorisation est inférieure à 10 ans en cas de requête du demandeur.
§ 2. Une autorisation couvre l'utilisation des stations de base et des terminaux d'un réseau local dans une zone déterminée par l'Institut.
Aucune station de base ne peut être installée à l'extérieur de la zone. L'autorisation ne couvre pas l'utilisation des terminaux à l'extérieur de la zone.
§ 3. L'autorisation est incessible.
Par dérogation à l'alinéa premier, la durée de validité de l'autorisation est inférieure à 10 ans en cas de requête du demandeur.
§ 2. Une autorisation couvre l'utilisation des stations de base et des terminaux d'un réseau local dans une zone déterminée par l'Institut.
Aucune station de base ne peut être installée à l'extérieur de la zone. L'autorisation ne couvre pas l'utilisation des terminaux à l'extérieur de la zone.
§ 3. L'autorisation est incessible.
HOOFDSTUK 3. - Gebruik van de frequenties
CHAPITRE 3. - Utilisation des fréquences
Art.4. § 1. Het Instituut identificeert maximaal 200 MHz in de frequentieband 3800-4200 MHz voor de toekenning van vergunningen.
§ 2. De frequentieband 3800-4200 MHz wordt gebruikt voor de uitzendingen van de basisstations en van de terminals.
§ 3. Het Instituut bepaalt de technische voorwaarden voor het gebruik door vergunninghouders.
§ 4. Het Instituut verleent, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 6, vergunningen in de delen van banden die het heeft bepaald.
§ 5. Een relevante groep ten opzichte van de vergunninghouder, kan op een gegeven plaats, in de frequentieband 3800-4200 MHz slechts 40 MHz maximaal houden.
§ 2. De frequentieband 3800-4200 MHz wordt gebruikt voor de uitzendingen van de basisstations en van de terminals.
§ 3. Het Instituut bepaalt de technische voorwaarden voor het gebruik door vergunninghouders.
§ 4. Het Instituut verleent, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 6, vergunningen in de delen van banden die het heeft bepaald.
§ 5. Een relevante groep ten opzichte van de vergunninghouder, kan op een gegeven plaats, in de frequentieband 3800-4200 MHz slechts 40 MHz maximaal houden.
Art.4. § 1er. L'Institut identifie au maximum 200 MHz dans la bande de fréquences 3800-4200 MHz pour l'octroi d'autorisations.
§ 2. La bande de fréquences 3800-4200 MHz est utilisée à l'émission par les stations de base et par les terminaux.
§ 3. L'Institut fixe les conditions techniques d'utilisation par les titulaires de l'autorisation.
§ 4. L'Institut octroie, conformément aux dispositions du Chapitre 6, des autorisations dans les parties de bandes qu'il a déterminées.
§ 5. Un groupe pertinent par rapport à un titulaire d'une autorisation ne peut détenir que 40 MHz au maximum, à un endroit donné, dans la bande de fréquences 3800-4200 MHz.
§ 2. La bande de fréquences 3800-4200 MHz est utilisée à l'émission par les stations de base et par les terminaux.
§ 3. L'Institut fixe les conditions techniques d'utilisation par les titulaires de l'autorisation.
§ 4. L'Institut octroie, conformément aux dispositions du Chapitre 6, des autorisations dans les parties de bandes qu'il a déterminées.
§ 5. Un groupe pertinent par rapport à un titulaire d'une autorisation ne peut détenir que 40 MHz au maximum, à un endroit donné, dans la bande de fréquences 3800-4200 MHz.
Art.5. Het Instituut kan, in objectief gerechtvaardigde gevallen, de vergunninghouder een wijziging van frequentie of van bandbreedte opleggen binnen redelijke termijnen en verhoudingen.
De vergunninghouder kan schriftelijk een volledige of gedeeltelijke schadevergoeding aanvragen voor de door deze frequentiewijziging veroorzaakte kosten voor de wijziging van zijn radiocommunicatiestations wanneer die wijziging opgelegd wordt om redenen van openbaar belang.
Het Instituut oordeelt over de gegrondheid van het recht op de schadevergoeding.
De schadevergoeding wordt maar toegestaan voor de kosten tot wijziging van de radiocommunicatiestations die op de datum waarop de opgelegde wijziging werd genotificeerd, minder dan vijf jaar in dienst zijn.
De schadevergoeding dekt slechts de kosten die inherent zijn aan de frequentiewijziging.
De schadevergoeding wordt nooit verleend wanneer de wijziging uitsluitend voortspruit uit het opleggen van de gepaste maatregelen om schadelijke storingen te doen stoppen.
De vergunninghouder kan schriftelijk een volledige of gedeeltelijke schadevergoeding aanvragen voor de door deze frequentiewijziging veroorzaakte kosten voor de wijziging van zijn radiocommunicatiestations wanneer die wijziging opgelegd wordt om redenen van openbaar belang.
Het Instituut oordeelt over de gegrondheid van het recht op de schadevergoeding.
De schadevergoeding wordt maar toegestaan voor de kosten tot wijziging van de radiocommunicatiestations die op de datum waarop de opgelegde wijziging werd genotificeerd, minder dan vijf jaar in dienst zijn.
De schadevergoeding dekt slechts de kosten die inherent zijn aan de frequentiewijziging.
De schadevergoeding wordt nooit verleend wanneer de wijziging uitsluitend voortspruit uit het opleggen van de gepaste maatregelen om schadelijke storingen te doen stoppen.
Art.5. L'Institut peut imposer un changement de fréquence ou de largeur de bande au titulaire d'autorisation, dans des cas objectivement justifiés, dans des délais et dans des proportions raisonnables.
Le titulaire peut demander par écrit une indemnisation totale ou partielle des frais de modification de ses stations de radiocommunications occasionnés par ce changement de fréquence, lorsque cette modification est imposée pour des raisons d'intérêt public.
L'Institut apprécie le bien-fondé du droit à l'indemnisation.
L'indemnisation n'est autorisée que pour les frais de modification des stations de radiocommunications en service depuis moins de cinq ans à la date à laquelle l'imposition du changement a été notifiée.
L'indemnité ne couvre que les frais inhérents au changement de fréquence.
L'indemnité n'est jamais accordée lorsque le changement résulte exclusivement de l'imposition des mesures appropriées afin de faire cesser des brouillages préjudiciables.
Le titulaire peut demander par écrit une indemnisation totale ou partielle des frais de modification de ses stations de radiocommunications occasionnés par ce changement de fréquence, lorsque cette modification est imposée pour des raisons d'intérêt public.
L'Institut apprécie le bien-fondé du droit à l'indemnisation.
L'indemnisation n'est autorisée que pour les frais de modification des stations de radiocommunications en service depuis moins de cinq ans à la date à laquelle l'imposition du changement a été notifiée.
L'indemnité ne couvre que les frais inhérents au changement de fréquence.
L'indemnité n'est jamais accordée lorsque le changement résulte exclusivement de l'imposition des mesures appropriées afin de faire cesser des brouillages préjudiciables.
Art.6. De vergunninghouders leven de verplichtingen na die voortvloeien uit de grensoverschrijdende coördinatie in het kader van de internationale overeenkomsten die het Instituut gesloten heeft.
Art.6. Les titulaires d'autorisations respectent les contraintes résultant de la coordination transfrontalière dans le cadre des accords internationaux conclus par l'Institut.
HOOFDSTUK 4. - Rechten
CHAPITRE 4. - Redevances
Art.7. Voor elke vergunningsaanvraag is een dossierrecht verschuldigd dat bestemd is om de kosten te dekken voor de studie van het dossier.
Het dossierrecht bedraagt per vergunningsaanvraag 1500 euro. Elke aanvraag tot wijziging van de vergunning geeft aanleiding tot de betaling van een bedrag dat de helft bedraagt van het dossierrecht.
Het dossierrecht wordt betaald binnen dertig dagen na de notificatie waarvan sprake in artikel 15, § 4.
In geval van intrekking van de aanvraag of afstand van een vergunning, blijft het dossierrecht verschuldigd.
Het dossierrecht bedraagt per vergunningsaanvraag 1500 euro. Elke aanvraag tot wijziging van de vergunning geeft aanleiding tot de betaling van een bedrag dat de helft bedraagt van het dossierrecht.
Het dossierrecht wordt betaald binnen dertig dagen na de notificatie waarvan sprake in artikel 15, § 4.
In geval van intrekking van de aanvraag of afstand van een vergunning, blijft het dossierrecht verschuldigd.
Art.7. Un droit de dossier destiné à couvrir les frais d'étude du dossier est dû pour chaque demande d'autorisation.
Le droit de dossier par demande d'autorisation s'élève à 1500 euros. Toute demande de modification de l'autorisation donne lieu au paiement d'un montant s'élevant à la moitié du droit de dossier.
Le paiement du droit de dossier est effectué, dans les trente jours suivant la notification visée à l'article 15, § 4.
En cas de retrait de la demande ou de renonciation à une autorisation, le droit de dossier reste du.
Le droit de dossier par demande d'autorisation s'élève à 1500 euros. Toute demande de modification de l'autorisation donne lieu au paiement d'un montant s'élevant à la moitié du droit de dossier.
Le paiement du droit de dossier est effectué, dans les trente jours suivant la notification visée à l'article 15, § 4.
En cas de retrait de la demande ou de renonciation à une autorisation, le droit de dossier reste du.
Art.8. § 1. De vergunninghouder betaalt een jaarlijks recht, per toegewezen MHz en per km2, dat 400 euro bedraagt.
Het bedrag van dat recht is onafhankelijk van het aantal radiocommunicatiestations die de toegewezen frequenties exploiteren.
§ 2. De vergunninghouder betaalt het jaarlijkse recht, voor elke vergunning die geldig is op 1 januari van het jaar waarop het recht betrekking heeft, uiterlijk 31 januari van het jaar waarop het recht betrekking heeft.
De eerste betaling van het jaarlijkse recht voor elke nieuwe vergunning wordt uitgevoerd binnen dertig dagen na het begin van de geldigheidsduur van de vergunning, naar rato van het aantal dagen die overblijven tot 31 december van het lopende jaar.
Wanneer een vergunning verstrijkt, is het jaarlijkse recht verschuldigd tot de dag waarop de vergunning verstrijkt.
Het bedrag van dat recht is onafhankelijk van het aantal radiocommunicatiestations die de toegewezen frequenties exploiteren.
§ 2. De vergunninghouder betaalt het jaarlijkse recht, voor elke vergunning die geldig is op 1 januari van het jaar waarop het recht betrekking heeft, uiterlijk 31 januari van het jaar waarop het recht betrekking heeft.
De eerste betaling van het jaarlijkse recht voor elke nieuwe vergunning wordt uitgevoerd binnen dertig dagen na het begin van de geldigheidsduur van de vergunning, naar rato van het aantal dagen die overblijven tot 31 december van het lopende jaar.
Wanneer een vergunning verstrijkt, is het jaarlijkse recht verschuldigd tot de dag waarop de vergunning verstrijkt.
Art.8. § 1er. Le titulaire d'autorisation acquitte une redevance annuelle, par MHz attribué et par km2, qui s'élève à 400 euros.
Le montant de cette redevance est indépendant du nombre de stations de radiocommunications exploitant les fréquences attribuées.
§ 2. Le titulaire d'une autorisation paie la redevance annuelle, pour chaque autorisation en cours de validité au premier janvier de l'année sur laquelle porte la redevance, au plus tard le 31 janvier de l'année sur laquelle porte la redevance.
Le premier paiement de la redevance annuelle pour chaque nouvelle autorisation est effectué, dans les trente jours suivant le début de la période de validité de l'autorisation, au prorata du nombre de jours restant jusqu'au 31 décembre de l'année en cours.
Lorsqu'une autorisation prend fin, la redevance annuelle est due jusqu'au jour durant lequel l'autorisation prend fin.
Le montant de cette redevance est indépendant du nombre de stations de radiocommunications exploitant les fréquences attribuées.
§ 2. Le titulaire d'une autorisation paie la redevance annuelle, pour chaque autorisation en cours de validité au premier janvier de l'année sur laquelle porte la redevance, au plus tard le 31 janvier de l'année sur laquelle porte la redevance.
Le premier paiement de la redevance annuelle pour chaque nouvelle autorisation est effectué, dans les trente jours suivant le début de la période de validité de l'autorisation, au prorata du nombre de jours restant jusqu'au 31 décembre de l'année en cours.
Lorsqu'une autorisation prend fin, la redevance annuelle est due jusqu'au jour durant lequel l'autorisation prend fin.
Art.9. De bedragen bedoeld in de artikelen 7 en 8 worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat basis 2013=100 als referentieperiode heeft.
De aanpassing geschiedt met behulp van de coëfficiënt die verkregen wordt door het indexcijfer van de maand december die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing plaatsvindt, te delen door het indexcijfer van de maand december 2022.
De aanpassing geschiedt met behulp van de coëfficiënt die verkregen wordt door het indexcijfer van de maand december die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing plaatsvindt, te delen door het indexcijfer van de maand december 2022.
Art.9. Les montants visés aux articles 7 et 8 sont adaptés à l'indice des prix à la consommation ayant base 2013=100 comme période de référence, le 1er janvier de chaque année.
L'adaptation est réalisée à l'aide du coefficient obtenu en divisant l'indice des prix du mois de décembre, qui précède le mois de janvier au cours duquel l'adaptation a lieu, par l'indice des prix du mois de décembre 2022.
L'adaptation est réalisée à l'aide du coefficient obtenu en divisant l'indice des prix du mois de décembre, qui précède le mois de janvier au cours duquel l'adaptation a lieu, par l'indice des prix du mois de décembre 2022.
HOOFDSTUK 5. - Controle
CHAPITRE 5. - Contrôle
Art.10. § 1. De vergunninghouder is verplicht op verzoek van het Instituut alle inlichtingen te verstrekken over de staat van gebruik van zijn lokale netwerk.
De vergunninghouder verleent gratis zijn medewerking bij elk verzoek van het Instituut dat erop gericht is na te gaan of de bepalingen van dit besluit of van de vergunning worden nageleefd.
§ 2. De vergunninghouder is verplicht om onmiddellijk de vergunning te tonen op elke vordering van de controlediensten van het Instituut.
De vergunninghouder verleent gratis zijn medewerking bij elk verzoek van het Instituut dat erop gericht is na te gaan of de bepalingen van dit besluit of van de vergunning worden nageleefd.
§ 2. De vergunninghouder is verplicht om onmiddellijk de vergunning te tonen op elke vordering van de controlediensten van het Instituut.
Art.10. § 1er. Le titulaire d'autorisation est tenu de fournir à la demande de l'Institut toute information concernant l'état de mise en oeuvre de son réseau local.
Le titulaire d'autorisation collabore gratuitement à toute demande de l'Institut visant à vérifier que les dispositions du présent arrêté ou de l'autorisation sont respectées.
§ 2. Le titulaire d'autorisation est tenu de présenter immédiatement l'autorisation à toute réquisition des services de contrôle de l'Institut.
Le titulaire d'autorisation collabore gratuitement à toute demande de l'Institut visant à vérifier que les dispositions du présent arrêté ou de l'autorisation sont respectées.
§ 2. Le titulaire d'autorisation est tenu de présenter immédiatement l'autorisation à toute réquisition des services de contrôle de l'Institut.
Art.11. § 1. De controlediensten van het Instituut gebruiken de meetapparatuur die zij geschikt achten, alsook alle voor dergelijke metingen algemeen aanvaarde methodes.
Zij mogen de resultaten aannemen van metingen die werden verricht door, al dan niet onder hun toezicht opererende, organisaties.
§ 2. Om de controlediensten van het Instituut in staat te stellen hun controleopdrachten uit te voeren, verschaft elke houder van een vergunning hen de toegang tot zijn radiocommunicatiestations en vergemakkelijkt hij hun taak met behulp van alle beschikbare middelen, waarbij hij hun veiligheid garandeert.
Zij mogen de resultaten aannemen van metingen die werden verricht door, al dan niet onder hun toezicht opererende, organisaties.
§ 2. Om de controlediensten van het Instituut in staat te stellen hun controleopdrachten uit te voeren, verschaft elke houder van een vergunning hen de toegang tot zijn radiocommunicatiestations en vergemakkelijkt hij hun taak met behulp van alle beschikbare middelen, waarbij hij hun veiligheid garandeert.
Art.11. § 1er. Les services de contrôle de l'Institut utilisent les équipements de mesure qu'ils jugent appropriés ainsi que toutes les méthodes généralement admises pour de telles mesures.
Ils peuvent accepter les résultats de mesures effectuées par des organismes opérant sous son contrôle ou non.
§ 2. Afin de permettre aux services de contrôle de l'Institut d'exercer leurs missions de contrôle, chaque titulaire d'une autorisation leur fournit l'accès à ses stations de radiocommunications et facilite leur tâche grâce à tous les moyens disponibles tout en garantissant leur sécurité.
Ils peuvent accepter les résultats de mesures effectuées par des organismes opérant sous son contrôle ou non.
§ 2. Afin de permettre aux services de contrôle de l'Institut d'exercer leurs missions de contrôle, chaque titulaire d'une autorisation leur fournit l'accès à ses stations de radiocommunications et facilite leur tâche grâce à tous les moyens disponibles tout en garantissant leur sécurité.
Art.12. § 1. Indien een slecht geregeld of defect radiocommunicatiestation schadelijke storingen veroorzaakt, nemen de controlediensten van het Instituut de noodzakelijke en billijke maatregelen om een eind te maken aan de schadelijke storingen. De houder van het radiocommunicatiestation schorst op eenvoudig verzoek van de controlediensten van het Instituut de uitzendingen die schadelijke storingen veroorzaken.
§ 2. Als het niet mogelijk is om de noodzakelijke regelingen onmiddellijk uit te voeren, kunnen de controlediensten van het Instituut een maximumtermijn van dertig dagen toekennen aan de houder van het radiocommunicatiestation om aan de door het Instituut opgelegde verplichtingen te voldoen. Bij het in gebreke blijven, of in geval van recidive, gaan de controlediensten van het Instituut over tot het buiten werking stellen van het radiostation. Zij kunnen alle maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het radiocommunicatiestation niet opnieuw in werking wordt gesteld.
De schorsing of de genomen maatregelen worden pas opgeheven na de efficiënte regeling van het radiocommunicatiestation en de vaststelling door de controlediensten van het Instituut dat de schadelijke storing verdwenen is.
§ 2. Als het niet mogelijk is om de noodzakelijke regelingen onmiddellijk uit te voeren, kunnen de controlediensten van het Instituut een maximumtermijn van dertig dagen toekennen aan de houder van het radiocommunicatiestation om aan de door het Instituut opgelegde verplichtingen te voldoen. Bij het in gebreke blijven, of in geval van recidive, gaan de controlediensten van het Instituut over tot het buiten werking stellen van het radiostation. Zij kunnen alle maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het radiocommunicatiestation niet opnieuw in werking wordt gesteld.
De schorsing of de genomen maatregelen worden pas opgeheven na de efficiënte regeling van het radiocommunicatiestation en de vaststelling door de controlediensten van het Instituut dat de schadelijke storing verdwenen is.
Art.12. § 1er. Lorsqu'une station de radiocommunications mal réglée ou défectueuse cause des brouillages préjudiciables, les services de contrôle de l'Institut prennent les mesures nécessaires et équitables en vue de mettre fin aux brouillages préjudiciables. Le titulaire de la station de radiocommunications suspend les émissions provoquant des brouillages préjudiciables, sur simple demande des services de contrôle de l'Institut.
§ 2. Lorsqu'il n'est pas possible de procéder immédiatement aux réglages nécessaires, les services de contrôle de l'Institut peuvent accorder un délai de maximum trente jours au titulaire de la station de radiocommunications pour se conformer aux obligations imposées par l'Institut. A défaut ou en cas de récidive, les services de contrôle de l'Institut procèdent à la mise hors service de la station de radiocommunications. Ils peuvent prendre toutes les mesures afin de s'assurer que la station de radiocommunications ne sera pas remise en service.
La suspension ou les mesures prises ne sont levées qu'après le réglage efficace de la station de radiocommunications et la constatation de la disparition du brouillage préjudiciable par les services de contrôle de l'Institut.
§ 2. Lorsqu'il n'est pas possible de procéder immédiatement aux réglages nécessaires, les services de contrôle de l'Institut peuvent accorder un délai de maximum trente jours au titulaire de la station de radiocommunications pour se conformer aux obligations imposées par l'Institut. A défaut ou en cas de récidive, les services de contrôle de l'Institut procèdent à la mise hors service de la station de radiocommunications. Ils peuvent prendre toutes les mesures afin de s'assurer que la station de radiocommunications ne sera pas remise en service.
La suspension ou les mesures prises ne sont levées qu'après le réglage efficace de la station de radiocommunications et la constatation de la disparition du brouillage préjudiciable par les services de contrôle de l'Institut.
Art.13. § 1. Klachten betreffende schadelijke storingen worden ingediend bij het Instituut.
Het Instituut onderzoekt de oorzaak ervan, verricht onderzoek bestemd om de verantwoordelijkheden vast te stellen en schrijft, eventueel, de passende maatregelen voor om de schadelijke storingen te verhelpen.
§ 2. Wanneer deze schadelijke storingen veroorzaakt worden door een elektrische, radio- of andere apparatuur of installatie of deel van een installatie, en de oorzaak ervan hetzij een ontwerp- of constructiefout, eventueel ook een wijziging, hetzij een slecht onderhoud of gebruik ofwel een defect is, moet de verantwoordelijke gebruiker op zijn kosten de herstellingen of aanpassingen uitvoeren die nodig zijn om deze schadelijke storingen op te heffen.
§ 3. Als het niet mogelijk is om de nodige regelingen onmiddellijk uit te voeren, kunnen de controlediensten van het Instituut een maximumtermijn van dertig dagen toekennen aan de verantwoordelijke gebruiker om aan de door het Instituut opgelegde verplichtingen te voldoen en de schadelijke storingen op te heffen. Bij het in gebreke blijven, of in geval van recidive, gaan de controlediensten van het Instituut over tot de buitenwerkingstelling van de installatie. Zij kunnen alle maatregelen nemen om zich ervan te vergewissen dat de installatie niet opnieuw in dienst zal worden gesteld.
De schorsing of de genomen maatregelen worden pas opgeheven na de efficiënte regeling van de apparatuur of de installatie en de vaststelling door de controlediensten van het Instituut dat de schadelijke storingen verdwenen zijn.
§ 4. De voorschriften van dit artikel zijn maar van toepassing op de schadelijke storingen vastgesteld in of ten gevolge van de radio-installaties aangelegd overeenkomstig de beste regels van de techniek, onder andere die welke juist geboden zijn om de bescherming tegen dergelijke schadelijke storingen te waarborgen.
Zij doen in geen geval afbreuk aan de reglementaire voorschriften inzake elektromagnetische compatibiliteit en de conformiteit van apparatuur.
Het Instituut onderzoekt de oorzaak ervan, verricht onderzoek bestemd om de verantwoordelijkheden vast te stellen en schrijft, eventueel, de passende maatregelen voor om de schadelijke storingen te verhelpen.
§ 2. Wanneer deze schadelijke storingen veroorzaakt worden door een elektrische, radio- of andere apparatuur of installatie of deel van een installatie, en de oorzaak ervan hetzij een ontwerp- of constructiefout, eventueel ook een wijziging, hetzij een slecht onderhoud of gebruik ofwel een defect is, moet de verantwoordelijke gebruiker op zijn kosten de herstellingen of aanpassingen uitvoeren die nodig zijn om deze schadelijke storingen op te heffen.
§ 3. Als het niet mogelijk is om de nodige regelingen onmiddellijk uit te voeren, kunnen de controlediensten van het Instituut een maximumtermijn van dertig dagen toekennen aan de verantwoordelijke gebruiker om aan de door het Instituut opgelegde verplichtingen te voldoen en de schadelijke storingen op te heffen. Bij het in gebreke blijven, of in geval van recidive, gaan de controlediensten van het Instituut over tot de buitenwerkingstelling van de installatie. Zij kunnen alle maatregelen nemen om zich ervan te vergewissen dat de installatie niet opnieuw in dienst zal worden gesteld.
De schorsing of de genomen maatregelen worden pas opgeheven na de efficiënte regeling van de apparatuur of de installatie en de vaststelling door de controlediensten van het Instituut dat de schadelijke storingen verdwenen zijn.
§ 4. De voorschriften van dit artikel zijn maar van toepassing op de schadelijke storingen vastgesteld in of ten gevolge van de radio-installaties aangelegd overeenkomstig de beste regels van de techniek, onder andere die welke juist geboden zijn om de bescherming tegen dergelijke schadelijke storingen te waarborgen.
Zij doen in geen geval afbreuk aan de reglementaire voorschriften inzake elektromagnetische compatibiliteit en de conformiteit van apparatuur.
Art.13. § 1er. Les plaintes relatives aux brouillages préjudiciables sont introduites auprès de l'Institut.
L'Institut en examine le fondement, procède aux enquêtes destinées à établir les responsabilités et prescrit, le cas échéant, les mesures appropriées pour remédier aux brouillages préjudiciables.
§ 2. Lorsque ces brouillages préjudiciables sont provoqués par un équipement ou une installation ou partie d'installation électrique, radioélectrique ou autre, et que la cause en est soit un défaut de conception ou de construction, y compris une modification, soit un mauvais entretien, un mauvais usage ou une défectuosité, l'usager responsable est tenu de procéder, à ses frais, aux réparations ou modifications nécessaires pour éliminer ces brouillages préjudiciables.
§ 3. Lorsqu'il n'est pas possible de procéder immédiatement aux réglages nécessaires, les services de contrôle de l'Institut peuvent accorder un délai de maximum trente jours à l'usager responsable pour se conformer aux obligations imposées par l'Institut et éliminer les brouillages préjudiciables. A défaut ou en cas de récidive, les services de contrôle de l'Institut procèdent à la mise hors service de l'installation. Ils peuvent prendre toutes les mesures afin de s'assurer que l'installation ne sera pas remise en service.
La suspension ou les mesures prises ne sont levées qu'après le réglage efficace de l'équipement ou de l'installation et la constatation de la disparition des brouillages préjudiciables par les services de contrôle de l'Institut.
§ 4. Les dispositions du présent article ne s'appliquent qu'aux brouillages préjudiciables constatés dans des installations radioélectriques ou résultants de leur établissement conformément aux meilleures règles de la technique, entre autres à celles qui s'imposent précisément pour garantir la protection contre de tels brouillages préjudiciables.
Elles ne préjudicient en aucun cas les prescriptions réglementaires en matière de compatibilité électromagnétique et de conformité de l'équipement.
L'Institut en examine le fondement, procède aux enquêtes destinées à établir les responsabilités et prescrit, le cas échéant, les mesures appropriées pour remédier aux brouillages préjudiciables.
§ 2. Lorsque ces brouillages préjudiciables sont provoqués par un équipement ou une installation ou partie d'installation électrique, radioélectrique ou autre, et que la cause en est soit un défaut de conception ou de construction, y compris une modification, soit un mauvais entretien, un mauvais usage ou une défectuosité, l'usager responsable est tenu de procéder, à ses frais, aux réparations ou modifications nécessaires pour éliminer ces brouillages préjudiciables.
§ 3. Lorsqu'il n'est pas possible de procéder immédiatement aux réglages nécessaires, les services de contrôle de l'Institut peuvent accorder un délai de maximum trente jours à l'usager responsable pour se conformer aux obligations imposées par l'Institut et éliminer les brouillages préjudiciables. A défaut ou en cas de récidive, les services de contrôle de l'Institut procèdent à la mise hors service de l'installation. Ils peuvent prendre toutes les mesures afin de s'assurer que l'installation ne sera pas remise en service.
La suspension ou les mesures prises ne sont levées qu'après le réglage efficace de l'équipement ou de l'installation et la constatation de la disparition des brouillages préjudiciables par les services de contrôle de l'Institut.
§ 4. Les dispositions du présent article ne s'appliquent qu'aux brouillages préjudiciables constatés dans des installations radioélectriques ou résultants de leur établissement conformément aux meilleures règles de la technique, entre autres à celles qui s'imposent précisément pour garantir la protection contre de tels brouillages préjudiciables.
Elles ne préjudicient en aucun cas les prescriptions réglementaires en matière de compatibilité électromagnétique et de conformité de l'équipement.
HOOFDSTUK 6. - Procedure voor de toekenning van de vergunningen
CHAPITRE 6. - Procédure relative à l'octroi des autorisations
Art.14. § 1. Eenieder die een vergunning wenst te krijgen, dient een aanvraag in bij het Instituut.
§ 2. De aanvraag bevat een duidelijk verslag dat de spectrumbehoeften rechtvaardigt.
§ 3. Het Instituut legt het formaat vast dat de kandidaturen moeten naleven.
§ 2. De aanvraag bevat een duidelijk verslag dat de spectrumbehoeften rechtvaardigt.
§ 3. Het Instituut legt het formaat vast dat de kandidaturen moeten naleven.
Art.14. § 1er. Toute personne souhaitant obtenir une autorisation introduit une demande auprès de l'Institut.
§ 2. La demande inclut un rapport clair justifiant les besoins en spectre.
§ 3. L'Institut fixe le format à respecter pour les candidatures.
§ 2. La demande inclut un rapport clair justifiant les besoins en spectre.
§ 3. L'Institut fixe le format à respecter pour les candidatures.
Art.15. § 1. Het Instituut onderzoekt de aanvragen in de volgorde waarin het die ontvangt.
§ 2. Voor elke aanvraag verricht het Instituut een studie inzake compatibiliteit met de andere gebruikers van het radiospectrum.
§ 3. Het Instituut kan alle bijkomende nuttige informatie opvragen om de compatibiliteitsstudie uit te voeren.
§ 4. Het Instituut neemt een besluit over de vergunningsaanvraag op basis van de compatibiliteitsstudie. Dit besluit wordt genotificeerd aan de aanvrager uiterlijk tien weken na de ontvangst van de aanvraag door het Instituut of tien weken na de ontvangst van de informatie, indien het Instituut bijkomende informatie heeft gevraagd overeenkomstig paragraaf 3.
§ 2. Voor elke aanvraag verricht het Instituut een studie inzake compatibiliteit met de andere gebruikers van het radiospectrum.
§ 3. Het Instituut kan alle bijkomende nuttige informatie opvragen om de compatibiliteitsstudie uit te voeren.
§ 4. Het Instituut neemt een besluit over de vergunningsaanvraag op basis van de compatibiliteitsstudie. Dit besluit wordt genotificeerd aan de aanvrager uiterlijk tien weken na de ontvangst van de aanvraag door het Instituut of tien weken na de ontvangst van de informatie, indien het Instituut bijkomende informatie heeft gevraagd overeenkomstig paragraaf 3.
Art.15. § 1er. L'Institut analyse les demandes dans l'ordre dans lequel il les reçoit.
§ 2. Pour chaque demande, l'Institut effectue une étude de compatibilité avec les autres utilisateurs du spectre radioélectrique.
§ 3. L'Institut peut solliciter toute information complémentaire utile en vue de réaliser l'étude de compatibilité.
§ 4. L'Institut prend une décision sur la demande d'autorisation, sur la base de l'étude de compatibilité. Cette décision est notifiée au demandeur, au plus tard dix semaines après la réception de la demande par l'Institut ou dix semaines après la réception des informations si l'Institut a sollicité des informations complémentaires conformément au paragraphe 3.
§ 2. Pour chaque demande, l'Institut effectue une étude de compatibilité avec les autres utilisateurs du spectre radioélectrique.
§ 3. L'Institut peut solliciter toute information complémentaire utile en vue de réaliser l'étude de compatibilité.
§ 4. L'Institut prend une décision sur la demande d'autorisation, sur la base de l'étude de compatibilité. Cette décision est notifiée au demandeur, au plus tard dix semaines après la réception de la demande par l'Institut ou dix semaines après la réception des informations si l'Institut a sollicité des informations complémentaires conformément au paragraphe 3.
Art.16. Het Instituut kan weigeren een vergunning te verlenen wanneer:
1° een aan de aanvrager afgegeven vergunning voordien is geschorst of ingetrokken; of
2° de aanvrager de bedragen die op basis van de artikelen 7 of 8 verschuldigd zijn op naam van een eerdere vergunning, geheel of gedeeltelijk, niet heeft betaald.
1° een aan de aanvrager afgegeven vergunning voordien is geschorst of ingetrokken; of
2° de aanvrager de bedragen die op basis van de artikelen 7 of 8 verschuldigd zijn op naam van een eerdere vergunning, geheel of gedeeltelijk, niet heeft betaald.
Art.16. L'Institut peut refuser d'octroyer une autorisation lorsque :
1° une autorisation délivrée au demandeur a fait l'objet d'une suspension ou d'une révocation antérieure ; ou
2° le demandeur n'a pas payé, complètement ou partiellement, les montants dus sur base des articles 7 ou 8 au titre d'une autorisation antérieure.
1° une autorisation délivrée au demandeur a fait l'objet d'une suspension ou d'une révocation antérieure ; ou
2° le demandeur n'a pas payé, complètement ou partiellement, les montants dus sur base des articles 7 ou 8 au titre d'une autorisation antérieure.
HOOFDSTUK 7. - Schorsing en intrekking
CHAPITRE 7. - Suspension et révocation
Art.17. § 1. Het Instituut kan een vergunning schorsen of intrekken, wanneer de houder:
1° de bepalingen van dit besluit of van de vergunning niet naleeft;
2° weigert maatregelen te treffen die voorgeschreven zijn om door zijn lokaal netwerk veroorzaakte schadelijke storingen op te heffen;
3° niet binnen de vastgestelde termijnen de op basis van de artikelen 7 of 8 verschuldigde rechten betaalt;
4° een frequentie waarvoor een vergunning is verleend, niet binnen een termijn van 12 maanden in gebruik neemt.
§ 2. De schorsing of de intrekking wordt meegedeeld aan de houder met een ter post aangetekende brief.
§ 3. De schorsing of intrekking geeft geen aanleiding tot enige schadevergoeding noch terugbetaling van de betaalde rechten, noch tot de annulatie van de verschuldigde rechten.
1° de bepalingen van dit besluit of van de vergunning niet naleeft;
2° weigert maatregelen te treffen die voorgeschreven zijn om door zijn lokaal netwerk veroorzaakte schadelijke storingen op te heffen;
3° niet binnen de vastgestelde termijnen de op basis van de artikelen 7 of 8 verschuldigde rechten betaalt;
4° een frequentie waarvoor een vergunning is verleend, niet binnen een termijn van 12 maanden in gebruik neemt.
§ 2. De schorsing of de intrekking wordt meegedeeld aan de houder met een ter post aangetekende brief.
§ 3. De schorsing of intrekking geeft geen aanleiding tot enige schadevergoeding noch terugbetaling van de betaalde rechten, noch tot de annulatie van de verschuldigde rechten.
Art.17. § 1er. L'Institut peut suspendre ou révoquer une autorisation lorsque le titulaire :
1° ne respecte pas les dispositions du présent arrêté ou de l'autorisation ;
2° refuse d'appliquer des mesures prescrites en vue d'éliminer des brouillages préjudiciables provoqués par son réseau local ;
3° ne paie pas dans les délais fixés les redevances dues sur base des articles 7 ou 8 ;
4° ne met pas en service une fréquence ayant fait l'objet de l'autorisation, dans un délai de 12 mois.
§ 2. La suspension ou la révocation est notifiée au titulaire par lettre recommandée à la poste.
§ 3. La suspension ou révocation ne donne lieu à aucune indemnisation ni au remboursement des redevances payées, ni à l'annulation des redevances dues.
1° ne respecte pas les dispositions du présent arrêté ou de l'autorisation ;
2° refuse d'appliquer des mesures prescrites en vue d'éliminer des brouillages préjudiciables provoqués par son réseau local ;
3° ne paie pas dans les délais fixés les redevances dues sur base des articles 7 ou 8 ;
4° ne met pas en service une fréquence ayant fait l'objet de l'autorisation, dans un délai de 12 mois.
§ 2. La suspension ou la révocation est notifiée au titulaire par lettre recommandée à la poste.
§ 3. La suspension ou révocation ne donne lieu à aucune indemnisation ni au remboursement des redevances payées, ni à l'annulation des redevances dues.
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen
CHAPITRE 8. - Dispositions modificatrices
Art.18. In artikel 4 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende het beheer van de nationale nummeringsruimte en de toekenning en intrekking van gebruiksrechten voor nummers, wordt de bepaling onder 2° aangevuld met de woorden:
"- de uitbating van diensten op basis van nummercapaciteit bedoeld in artikel 75."
"- de uitbating van diensten op basis van nummercapaciteit bedoeld in artikel 75."
Art.18. Dans l'article 4, de l'arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la gestion de l'espace de numérotation national et à l'attribution et au retrait des droits d'utilisation de numéros, la disposition au 2°, est complétée par les mots :
" - l'exploitation de services sur la base de la capacité de numérotation visée à l'article 75. "
" - l'exploitation de services sur la base de la capacité de numérotation visée à l'article 75. "
Art.19. In de titel van hoofdstuk VI, afdeling 5 en in artikel 75, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden "apparatuur en gebruikers in roaming-toestand" vervangen door de woorden "openbare netwerken en abonnementen".
In artikel 75 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de paragrafen 2/1 en 2/2 worden ingevoegd, luidende:
" § 2/1. Rechtspersonen én dit uitsluitend voor hun eigen privaat netwerk die aantonen dat ze in commerciële onderhandeling zijn met een mobiele netwerkoperator om een roamingovereenkomst af te sluiten en een realistische intentie hebben om een dienst uit te baten die van deze nummercapaciteit nuttig gebruik kan maken kunnen een reservatieaanvraag volgens de modaliteiten beschreven in artikel 10 indienen. Toewijzing van een mobiele netwerkcode is enkel mogelijk als een commerciële roamingovereenkomst is afgesloten tussen de betrokken rechtspersoon en een mobiele netwerkoperator. Ingeval het commercieel akkoord wordt ontbonden wordt de toegewezen mobiele netwerkcode geannuleerd.
§ 2/2. Het Instituut kan tot maximaal drie mobiele tweecijferige netwerkcodes voorzien voor gemeenschappelijk gebruik voor de private netwerken van rechtspersonen uitsluitend voor intern gebruik.";
2° het artikel wordt aangevuld met paragrafen 4 en 5 luidende:
" § 4. Rechtspersonen én dit uitsluitend voor hun eigen privaat netwerk kunnen conform de principes zoals neergelegd in appendix III van de E.212- ITU aanbeveling (Amendement I) een mobiele netwerkcode gebruiken na de mobiele landencode 999 mits het Instituut hiervan vóór de ingebruikname ervan wordt genotificeerd.
§ 5. Niet meer dan 60% van de door de ITU beschikbaar gestelde mobiele netwerkcodes voor België kunnen worden toegewezen of gereserveerd voor private netwerken.".
In artikel 75 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de paragrafen 2/1 en 2/2 worden ingevoegd, luidende:
" § 2/1. Rechtspersonen én dit uitsluitend voor hun eigen privaat netwerk die aantonen dat ze in commerciële onderhandeling zijn met een mobiele netwerkoperator om een roamingovereenkomst af te sluiten en een realistische intentie hebben om een dienst uit te baten die van deze nummercapaciteit nuttig gebruik kan maken kunnen een reservatieaanvraag volgens de modaliteiten beschreven in artikel 10 indienen. Toewijzing van een mobiele netwerkcode is enkel mogelijk als een commerciële roamingovereenkomst is afgesloten tussen de betrokken rechtspersoon en een mobiele netwerkoperator. Ingeval het commercieel akkoord wordt ontbonden wordt de toegewezen mobiele netwerkcode geannuleerd.
§ 2/2. Het Instituut kan tot maximaal drie mobiele tweecijferige netwerkcodes voorzien voor gemeenschappelijk gebruik voor de private netwerken van rechtspersonen uitsluitend voor intern gebruik.";
2° het artikel wordt aangevuld met paragrafen 4 en 5 luidende:
" § 4. Rechtspersonen én dit uitsluitend voor hun eigen privaat netwerk kunnen conform de principes zoals neergelegd in appendix III van de E.212- ITU aanbeveling (Amendement I) een mobiele netwerkcode gebruiken na de mobiele landencode 999 mits het Instituut hiervan vóór de ingebruikname ervan wordt genotificeerd.
§ 5. Niet meer dan 60% van de door de ITU beschikbaar gestelde mobiele netwerkcodes voor België kunnen worden toegewezen of gereserveerd voor private netwerken.".
Art.19. Dans le titre du chapitre VI, section 5 et à l'article 75, § 1er, du même arrêté, les mots " équipements et les utilisateurs en situation de roaming " sont remplacés par les mots " réseaux publics et les abonnements ".
Dans l'article 75 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° les paragraphes 2/1 et 2/2 rédigés comme suit sont insérés :
" § 2/1. Les personnes morales, et ce, exclusivement pour leur propre réseau privé, qui prouvent qu'elles ont engagé des négociations commerciales avec un opérateur de réseau mobile afin de conclure un accord de roaming et ont une intention réaliste d'exploiter un service capable d'utiliser cette capacité de numérotation de manière utile peuvent introduire une demande de réservation selon les modalités décrites à l'article 10. L'attribution d'un code de réseau mobile n'est possible que si un accord commercial de roaming est conclu entre la personne morale concernée et un opérateur de réseau mobile. Si l'accord commercial est dissous, le code de réseau mobile attribué est annulé.
§ 2/2. L'Institut peut prévoir jusque maximum trois codes de réseau mobile à deux chiffres destinés à une utilisation commune pour les réseaux privés de personnes morales, exclusivement pour un usage interne. ";
2° l'article est complété par les paragraphes 4 et 5 rédigés comme suit :
" § 4. Les personnes morales, et ce, exclusivement pour leur propre réseau privé, peuvent, conformément aux principes définis à l'appendice III de la recommandation E.212 de l'UIT (amendement I), utiliser un code de réseau mobile après le code de pays mobile 999 moyennant une notification à l'Institut avant sa mise en service.
§ 5. Pas plus de 60 % des codes de réseau mobiles rendus disponibles par l'UIT pour la Belgique peuvent être réservés ou attribués pour des réseaux privés. ".
Dans l'article 75 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° les paragraphes 2/1 et 2/2 rédigés comme suit sont insérés :
" § 2/1. Les personnes morales, et ce, exclusivement pour leur propre réseau privé, qui prouvent qu'elles ont engagé des négociations commerciales avec un opérateur de réseau mobile afin de conclure un accord de roaming et ont une intention réaliste d'exploiter un service capable d'utiliser cette capacité de numérotation de manière utile peuvent introduire une demande de réservation selon les modalités décrites à l'article 10. L'attribution d'un code de réseau mobile n'est possible que si un accord commercial de roaming est conclu entre la personne morale concernée et un opérateur de réseau mobile. Si l'accord commercial est dissous, le code de réseau mobile attribué est annulé.
§ 2/2. L'Institut peut prévoir jusque maximum trois codes de réseau mobile à deux chiffres destinés à une utilisation commune pour les réseaux privés de personnes morales, exclusivement pour un usage interne. ";
2° l'article est complété par les paragraphes 4 et 5 rédigés comme suit :
" § 4. Les personnes morales, et ce, exclusivement pour leur propre réseau privé, peuvent, conformément aux principes définis à l'appendice III de la recommandation E.212 de l'UIT (amendement I), utiliser un code de réseau mobile après le code de pays mobile 999 moyennant une notification à l'Institut avant sa mise en service.
§ 5. Pas plus de 60 % des codes de réseau mobiles rendus disponibles par l'UIT pour la Belgique peuvent être réservés ou attribués pour des réseaux privés. ".
Art.20. In artikel 84 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 maart 2009 en 4 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° er wordt een paragraaf 3/1 ingevoegd, luidende:
" § 3/1. Jaarlijkse rechten voor mobiele netwerkcodes toegewezen aan rechtspersonen bedoeld in artikel 75 § 2/1 worden vastgelegd op 1/4 van deze van de publieke netwerken. Voor mobiele netwerkcodes die gemeenschappelijk worden gebruikt, worden geen dossierkosten of jaarlijkse rechten aangerekend.";
2° in paragraaf 4 worden de woorden " § 2 en 3" vervangen door de woorden " § 2, 3 en 3/1".
1° er wordt een paragraaf 3/1 ingevoegd, luidende:
" § 3/1. Jaarlijkse rechten voor mobiele netwerkcodes toegewezen aan rechtspersonen bedoeld in artikel 75 § 2/1 worden vastgelegd op 1/4 van deze van de publieke netwerken. Voor mobiele netwerkcodes die gemeenschappelijk worden gebruikt, worden geen dossierkosten of jaarlijkse rechten aangerekend.";
2° in paragraaf 4 worden de woorden " § 2 en 3" vervangen door de woorden " § 2, 3 en 3/1".
Art.20. A l'article 84 du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux du 24 mars 2009 et du 4 avril 2014, les modifications suivantes sont apportées :
1° il est inséré un paragraphe 3/1, rédigé comme suit :
" § 3/1. Les droits annuels pour les codes de réseau mobiles attribués aux personnes morales visées à l'article 75, § 2/1, sont fixés à 1/4 de ceux des réseaux publics. Aucuns frais de dossiers ni droits annuels ne sont facturés pour les codes de réseau mobiles utilisés de manière commune. " ;
2° dans le paragraphe 4, les mots " § 2 et 3 " sont remplacés par les mots " § 2, 3 et 3/1 ".
1° il est inséré un paragraphe 3/1, rédigé comme suit :
" § 3/1. Les droits annuels pour les codes de réseau mobiles attribués aux personnes morales visées à l'article 75, § 2/1, sont fixés à 1/4 de ceux des réseaux publics. Aucuns frais de dossiers ni droits annuels ne sont facturés pour les codes de réseau mobiles utilisés de manière commune. " ;
2° dans le paragraphe 4, les mots " § 2 et 3 " sont remplacés par les mots " § 2, 3 et 3/1 ".
Art.21. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 december 2009 betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 december 2018, wordt tussen het eerste lid en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
"In afwijking van het eerste lid, is dit besluit niet van toepassing op de radiocommunicatiestations die vergund zijn of vergund zouden kunnen worden overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 juni 2023 betreffende private lokale breedbandradionetwerken".
"In afwijking van het eerste lid, is dit besluit niet van toepassing op de radiocommunicatiestations die vergund zijn of vergund zouden kunnen worden overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 juni 2023 betreffende private lokale breedbandradionetwerken".
Art.21. Dans l'article 2 de l'arrêté royal du 18 décembre 2009 relatif aux communications radioélectriques privées et aux droits d'utilisation des réseaux fixes et des réseaux à ressources partagées, modifié par l'arrêté royal du 14 décembre 2018, un alinéa rédigé comme suit est inséré entre l'alinéa 1er et l'alinéa 2 :
" Par dérogation à l'alinéa 1er, le présent arrêté ne s'applique pas aux stations de radiocommunications autorisées ou qui pourraient être autorisées, conformément à l'arrêté royal du 4 juin 2023 concernant les réseaux locaux hertziens privés à large bande. ".
" Par dérogation à l'alinéa 1er, le présent arrêté ne s'applique pas aux stations de radiocommunications autorisées ou qui pourraient être autorisées, conformément à l'arrêté royal du 4 juin 2023 concernant les réseaux locaux hertziens privés à large bande. ".
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
CHAPITRE 9. - Dispositions finales
Art. 22. De minister bevoegd voor Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 22. Le ministre qui a les Télécommunications dans ses attributions, est chargé de l'exécution du présent arrêté.