Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
23 FEBRUARI 2023. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de gemeenschappelijke begrippen voor de interventies en steunmaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de conditionaliteit(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-07-2023 en tekstbijwerking tot 12-03-2025)
Titre
23 FEVRIER 2023. - Arrêté ministériel exécutant l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 relatif aux notions communes aux interventions et aides de la politique agricole commune et à la conditionnalité(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 20-07-2023 et mise à jour au 12-03-2025)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (76)
Texte (76)
HOOFDSTUK 1. - Begripsomschrijvingen
CHAPITRE 1. - Définitions
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder:
  1° besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011: het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 tot bepaling van de beheerseenheidstypes die binnen een Natura 2000-locatie afgebakend zouden kunnen worden, alsook tot bepaling van de verbodsmaatregelen en van de bijzondere preventieve maatregelen die erop toepasselijk zijn;
  2° besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023: het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de gemeenschappelijke begrippen voor de interventies en steunmaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de conditionaliteit;
  3° "CESS": het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs;
  4° Vestigingscomité: het Vestigingscomité opgericht bij artikel 25 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023;
  5° "CQ6": het kwalificatiegetuigschrift afgegeven aan het einde van het zesde jaar van het secundair onderwijs;
  6° organisatie: de organisatie waaraan de Minister de opdracht heeft toevertrouwd om de ontwikkeling van instrumenten voor de controle van de kwaliteit van de analyses en adviezen voor geïntegreerde landbouw in Wallonië te waarborgen;
  7° ecologische compensatiearealen: landbouwarealen waar een specifieke beperking geldt en waarvoor een landbouwer financiële steun ontvangt op basis van een overeenkomst met een private derde;
  8° titularis: de titularis in de zin van artikel 1, 7°, van het besluit van de Waalse Regering van 17 december 2015 betreffende de identificatie in het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, de toekenning van een landbouwernummer tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 12 februari 2015 tot uitvoering van het systeem van de rechtstreekse betalingen ten gunste van de landbouwers en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 7 mei 2015 tot toekenning van een gekoppelde steun aan de landbouwers voor vrouwelijke vleesrunderen, gemengde koeien, melkkoeien en schapen.
Article 1er. Pour l'application du présent arrêté, l'on entend par :
  1° arrêté du Gouvernement wallon du 19 mai 2011 : l'arrêté du Gouvernement wallon du 19 mai 2011 fixant les types d'unités de gestion susceptibles d'être délimitées au sein d'un site Natura 2000 ainsi que les interdictions et mesures préventives particulières qui y sont applicables ;
  2° arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 : l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 relatif aux notions communes aux interventions et aides de la politique agricole commune et à la conditionnalité ;
  3° CESS : le certificat d'enseignement secondaire supérieur ;
  4° Comité d'installation : le Comité d'installation crée par l'article 25 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 ;
  5° CQ6 : le certificat de qualification professionnelle délivré à la fin de la sixième année de l'enseignement secondaire ;
  6° organisation : l'organisation à laquelle le ministre a confié la mission de garantir le développement d'outils de maîtrise de la qualité des analyses et des conseils intervenants pour une agriculture raisonnée en Wallonie ;
  7° surfaces de compensation écologique : les surfaces agricoles sur lesquelles est exercée une contrainte spécifique en compensation de laquelle un agriculteur bénéficie d'un soutien financier sur base d'une convention passée avec un tiers privé ;
  8° titulaire : le titulaire au sens de l'article 1er, 7°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 17 décembre 2015 relatif à l'identification au système intégré de gestion et de contrôle, à l'attribution d'un numéro d'agriculteur, modifiant l'arrêté du Gouvernement wallon du 12 février 2015 exécutant le régime des paiements directs en faveur des agriculteurs et modifiant l'arrêté du Gouvernement wallon du 7 mai 2015 octroyant un soutien couplé aux agriculteurs pour les bovins femelles viandeux, les vaches mixtes, les vaches laitières et les brebis.
HOOFDSTUK 2. - Elementen betreffende de begripsomschrijvingen
CHAPITRE 2. - Eléments relatifs aux définitions
Afdeling 1. - Criteria om het landbouwareaal in een zodanige staat te houden dat het geschikt is voor begrazing of teelt
Section 1re. - Critères relatifs au maintien de la surface agricole dans un état qui la rend adaptée au pâturage ou à la culture
Art.2. § 1. Overeenkomstig artikel 2, § 2, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 moet de landbouwer, wat betreft het behoud van het landbouwareaal in een staat die begrazing of teelt mogelijk maakt, de overwoekering en de verwildering met struik- en houtgewassen van zijn akkerland tegengaan, en daarbij natuurlijk de bijzondere topografische kenmerken van zijn land in acht nemen en in stand houden.
  De landbouwer kapt de struik- en houtgewassen na 31 juli.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, wordt het kappen van de struik- en houtgewassen geregeld volgens de volgende elementen:
  1° de specificatie van de agromilieu- en klimaatmaaregelen bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor agromilieu- en klimaatmaatregelen op bouwland;
  2° de specificatie van de ecoregelingen bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor ecoregelingen op bouwland;
  3° de artikelen 72, 74 en 75 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023;
  4° de overeenkomsten betreffende het beheer van de ecologische compensatiearealen.
  § 3. Paragraaf 1, eerste lid, is niet van toepassing op gronden waarop de landbouwer overeenkomstig artikel D.33/3, derde lid, van boek II van het Milieuwetboek dat het Waterwetboek inhoudt, een permanent plantendek heeft aangebracht.
Art.2. § 1er. En application de l'article 2, § 2, 1°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, en ce qui concerne le maintien de la surface agricole dans un état qui la rend adaptée au pâturage ou à la culture, l'agriculteur empêche l'embroussaillement et l'envahissement de ses terres arables non productives par des ligneux, tout en respectant et en maintenant les particularités topographiques présentes sur celles-ci.
  L'agriculteur procède à la coupe de la végétation ligneuse après le 31 juillet.
  § 2. Par dérogation au paragraphe 1er, alinéa 1er, la coupe de la végétation ligneuse est réglementée selon les éléments suivants :
  1° le cahier des charges des mesures agro-environnementales et climatiques prévues par l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 relatif à l'aide aux mesures agro-environnementales et climatiques, mises en oeuvre sur des terres arables ;
  2° le cahier des charges des éco-régimes prévus par l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 relatif à l'aide aux éco-régimes, mis en oeuvre sur des terres arables ;
  3° les articles 72, 74 et 75 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 ;
  4° les contrats régissant la gestion des surfaces de compensation écologique.
  § 3. Le paragraphe 1er, alinéa 1er, ne s'applique pas aux terres sur lesquelles l'agriculteur a procédé à l'installation d'un couvert végétal permanent conformément à l'article D.33/3, alinéa 3, du livre II du Code de l'Environnement contenant le Code de l'Eau.
Art.3. § 1. Overeenkomstig artikel 2, § 2, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023, wordt het niet-productief blijvend grasland, wat betreft het behoud van het landbouwareaal in een staat die begrazing of teelt mogelijk maakt, ten minste eenmaal per jaar gemaaid zonder uitvoer van het maaiproduct.
  Het maaien vindt plaats tussen 1 augustus en 30 september.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "niet-productief blijvend grasland" verstaan blijvend grasland dat niet wordt begraasd of gemaaid, alsmede gemaaid blijvend grasland waarvan het maaiproduct niet wordt uitgevoerd.
  § 2. Indien het blijvend grasland gelegen is in een van de volgende gebieden, wordt de in paragraaf 1 van het eerste lid bedoelde verplichting uitgevoerd overeenkomstig de relevante regelgeving:
  1° de Natura 2000-locaties;
  2° de domaniale natuurreservaten bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, de erkende natuurreservaten bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, de vochtige gebieden met een biologisch belang bedoeld in het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 8 juni 1989 betreffende de bescherming van de vochtige gebieden met een biologisch belang en percelen onder beheersovereenkomst met het departement Natuur en Bossen van de administratie in de zin van artikel 3, 3° van het Waalse Landbouwwetboek of met een erkende vereniging voor natuurbehoud;
  3° weiden met een hoge biologische waarde die het voorwerp uitmaken van een verbintenis voor agromilieu- en klimaatmaatregel nr. 4 overeenkomstig artikel 3, eerste lid, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor agromilieu- en klimaatmaatregelen.
  Het maaien gebeurt in elk geval ten minste één jaar op twee.
Art.3. § 1er. En application de l'article 2, § 2, 1°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 en ce qui concerne le maintien de la surface agricole dans un état qui la rend adaptée au pâturage ou à la culture, les prairies permanentes non productives sont fauchées sans export du produit de la fauche au moins une fois par année.
  La fauche a lieu entre le 1er août et le 30 septembre inclus.
  Pour l'application du présent article, l'on entend par " prairies permanentes non productives " les prairies permanentes ni pâturées, ni fauchées ainsi que les prairies permanentes fauchées dont le produit de la fauche n'est pas exporté.
  § 2. Lorsque la prairie permanente se situe au sein de l'un des éléments suivants, l'obligation visée au paragraphe 1er, alinéa 1er, est exécutée conformément aux réglementations pertinentes :
  1° les sites Natura 2000 ;
  2° les réserves naturelles domaniales visées à l'article 6, alinéa 1er, de loi du 12 juillet 1973 sur la conservation de la nature, les réserves naturelles agréées visées à l'article 6, alinéa 1er, de loi du 12 juillet 1973 sur la conservation de la nature, les zones humides d'intérêt biologique visées par l'arrêté de l'Exécutif régional wallon du 8 juin 1989 relatif à la protection des zones humides d'intérêt biologique et les parcelles sous contrat de gestion avec le Département de la Nature et des Forêts de l'administration au sens de l'article 3, 3°, du Code wallon de l'Agriculture ou avec une association agréée de conservation de la nature ;
  3° les prairies de haute valeur biologique faisant l'objet d'un engagement pour la mesure agro-environnementale et climatique n° 4 conformément à l'article 3, alinéa 1er, 2°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 relatif à l'aide aux mesures agro-environnementales et climatiques.
  La fauche a lieu en toute hypothèse au moins une année sur deux.
Art.4. Overeenkomstig artikel 2, § 2, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 kapt de landbouwer, wat betreft het behoud van het landbouwareaal in een staat die begrazing of teelt mogelijk maakt, de struik- en houtgewassen tussen de productieve bomen minstens één keer per jaar in de percelen met blijvende teelten.
  De blijvende gewassen geven er duidelijk blijk van dat ze minstens een keer om de twee jaar worden gesnoeid en onderhouden.
  De tekenen van snoei of onderhoud die ten minste eenmaal per twee jaar worden uitgevoerd zijn de volgende:
  1° voor meerjarige laagstammige fruitteelten, afwezigheid van dode, gebroken, beschadigde of zieke takken alsook van boomstronken;
  2° voor de frambozenstruiken (Rubus idaeus) worden de rieten die fruit hebben gedragen, gesnoeid;
  3° voor de wijnstokken (Vitis spp.), worden de stekken zodanig gesnoeid dat het productiepotentieel en de structuur van de plant worden gehandhaafd;
  4° voor de teelt van hop (Humulus lupulus) worden de lianen zodanig gesnoeid dat het productiepotentieel en de structuur van de plant worden gehandhaafd.
  De verplichting, bedoeld in het tweede lid, geldt niet voor :
  1° de bosgewassen met korte rotatie en de kreupelbossen met zeer korte rotatie;
  2° de meerjarige hoogstammige fruitteelten;
  3° de miscanthus (Miscanthus spp.) ;
  4° de hazelaar (Corylus spp.);
  5° walnoot (Juglans spp.);
  6° de kwekerijen van bosplanten.
Art.4. En application de l'article 2, § 2, 1°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, en ce qui concerne le maintien de la surface agricole dans un état qui la rend adaptée au pâturage ou à la culture, sur les parcelles occupées par des cultures permanentes, l'agriculteur coupe la végétation ligneuse située entre les arbres productifs au moins une fois par an.
  Les cultures permanentes présentent les signes d'une taille ou d'un entretien réalisé au moins une fois tous les deux ans.
  Les signes d'une taille ou d'un entretien réalisés au moins une fois tous les deux ans sont les suivants :
  1° pour les cultures fruitières pluriannuelles de basses tiges, l'absence de branches mortes, cassées, endommagées ou malades ainsi que de chicots ;
  2° pour les framboisiers (Rubus idaeus), les cannes ayant fructifié sont coupées ;
  3° pour les vignes (Vitis spp.), les sarments sont coupés de façon à maintenir le potentiel de production et la structure de la plante ;
  4° pour la culture de houblon (Humulus lupulus), les lianes sont coupées de façon à maintenir le potentiel de production et la structure de la plante.
  Ne sont pas soumises à l'obligation visée à l'alinéa 2 :
  1° les cultures forestières à rotation courte et les taillis à très courte rotation ;
  2° les cultures fruitières pluriannuelles de hautes tiges ;
  3° les miscanthus (Miscanthus spp.) ;
  4° le noisetier (Corylus spp.) ;
  5° le noyer (Juglans spp.) ;
  6° les pépinières de plants forestiers.
Afdeling 2. - Aanvullende criteria waaraan arealen met een grasbedekking van meer dan 50% en minder dan 90% moeten voldoen om te worden beschouwd als blijvend grasland
Section 2. - Critères supplémentaires pour les surfaces présentant un taux de couverture herbacé supérieur à 50 % et inférieur 90 % pour être considérées comme des prairies permanentes
Art.5. Krachtens artikel 2, § 2, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 moeten arealen met een grasbedekking van meer dan 50% en minder dan 90% aan een van de volgende criteria voldoen om als blijvend grasland te worden beschouwd:
  1° zij worden aangewezen als "prioritair open milieus" (UG 2), "weiland habitats van soorten" (UG 3), "extensieve stroken" (UG 4), "verbindingsweiden" (UG 5), "gebieden onder beschermingsstatuut" (UG temp 1) of "gebieden met openbaar beheer" (UG temp 2) overeenkomstig artikel 2, 2° tot 5°, 14° en 15° van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011;
  2° zij vallen onder een verbintenis voor de agromilieu- en klimaatmaatregel nr. 4 "weiden met een hoge biologische waarde", overeenkomstig artikel 3, lid 1, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor agromilieu- en klimaatmaatregelen;
  3° zij zijn gelegen in een site met een hoge biologische waarde uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan de indiening van de verzamelaanvraag.
  [1 Voor de toepassing van lid 1, 1°, komen gebieden aangewezen als "gebieden onder beschermingsstatuut" (UG temp 1) of "gebieden met openbaar beheer" (UG temp 2) overeenkomstig respectievelijk artikel 2, 14° en 15° van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 in aanmerking als ze zich buiten bossen bevinden.]1
  
Art.5. En application de l'article 2, § 2, 2°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, pour être considérées comme prairies permanentes, les surfaces présentant un taux de couverture herbacé supérieur à 50 % et inférieur à 90 % remplissent l'un des critères suivants :
  1° elles sont désignées comme " milieux ouverts prioritaires " (UG 2), " prairies habitats d'espèces " (UG 3), " bandes extensives " (UG 4), " prairies de liaisons " (UG 5), " zones sous statut de protection " (UG temp 1) ou " zones à gestion publique " (UG temp 2), conformément à l'article 2, 2° à 5°, 14° et 15°, respectivement de l'arrêté du Gouvernement wallon du 19 mai 2011 ;
  2° elles font l'objet d'un engagement pour la mesure agro-environnementale et climatique n° 4 " prairies de haute valeur biologique ", conformément à l'article 3, alinéa 1er, 2°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 relatif à l'aide aux mesures agro-environnementales et climatiques ;
  3° elles se situent dans un site de grand intérêt biologique au plus tard le 31 décembre de l'année précédant la soumission de la demande unique.
  [1 Pour l'application de l'alinéa 1er, 1°, les surfaces désignées comme " zones sous statut de protection " (UG temp 1) ou " zones à gestion publique " (UG temp 2) en vertu de l'article 2, 14° et 15° respectivement de l'arrêté du Gouvernement wallon du 19 mai 2011 sont admissibles si elles sont situées hors forêt.]1
  
Afdeling 3. - Begraasbaar land dat deel uitmaakt van de gangbare plaatselijke praktijken
Section 3. - Surfaces adaptées au pâturage et relevant de pratiques locales établies
Art.6. Overeenkomstig artikel 2, § 2, 3°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 zijn de begraasbare arealen die deel uitmaken van de gangbare plaatselijke praktijken, waar kruidachtige overheerst, hetgeen dat aan de volgende voorwaarden voldoet:
  1° hun bedekkingsgraad met gras en andere kruidachtige voedergewassen is gelijk aan of kleiner dan 50% van hun in aanmerking komende oppervlakte;
  2° zijn hebben één van de volgende kenmerken:
  1° zij worden aangewezen als "prioritair open milieus" (UG 2), "weiland habitats van soorten" (UG 3), "extensieve stroken" (UG 4), "verbindingsweiden" (UG 5), "gebieden onder beschermingsstatuut" (UG temp 1) of "gebieden met openbaar beheer" (UG temp 2) overeenkomstig artikel 2, 2° tot 5°, 14° en 15° van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011;
  b) zij vallen onder een verbintenis voor de agromilieu- en klimaatmaatregel nr. 4 "weiden met een hoge biologische waarde", overeenkomstig artikel 3, lid 1, 2°, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor agromilieu- en klimaatmaatregelen;
  c) zij zijn gelegen in een site met een hoge biologische waarde uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan de indiening van de verzamelaanvraag.
  [1 Voor de toepassing van lid 1, 2°, a), komen gebieden aangewezen als "gebieden onder beschermingsstatuut" (UG temp 1) of "gebieden met openbaar beheer" (UG temp 2) overeenkomstig respectievelijk artikel 2, 14° en 15° van het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011 in aanmerking als ze zich buiten bossen bevinden.]1
  
Art.6. En application de l'article 2, § 2, 3°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les surfaces adaptées au pâturage et relevant de pratiques locales où la couverture herbacée ne prédomine pas traditionnellement sont celles qui répondent aux conditions cumulatives suivantes :
  1° leur taux de couverture en herbe et autres plantes fourragères herbacées est égal ou inférieur à 50 % de leur surface admissible ;
  2° elles sont concernées par l'une des caractéristiques suivantes :
  a) elles sont désignées comme " milieux ouverts prioritaires " (UG 2), " prairies habitats d'espèces " (UG 3), " bandes extensives " (UG 4), " prairies de liaisons " (UG5), " zones sous statut de protection " (UG temp 1) ou " zones à gestion publique " (UG temp 2) conformément à l'article 2, 2° à 5°, 14° et 15°, respectivement de l'arrêté du Gouvernement wallon du 19 mai 2011 ;
  b) elles font l'objet d'un engagement pour la mesure agro-environnementale et climatique n° 4 " prairies de haute valeur biologique ", conformément à l'article 3, alinéa 1er, 2°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023relatif à l'aide aux mesures agro-environnementales et climatiques ;
  c) elles se situent dans un site de grand intérêt biologique au plus tard le 31 décembre de l'année précédant la soumission de la demande unique.
  [1 Pour l'application de l'alinéa 1er, 2°, a), les surfaces désignées comme " zones sous statut de protection " (UG temp 1) ou " zones à gestion publique " (UG temp 2) en vertu de l'article 2, 14° et 15° respectivement de l'arrêté du Gouvernement wallon du 19 mai 2011 sont admissibles si elles sont situées hors forêt. ]1
  
Afdeling 4. - Voor hakhout met korte omlooptijd in aanmerking komende bossoorten
Section 4. - Essences forestières admissibles pour les taillis à courte rotation
Art.7. Overeenkomstig artikel 2, § 2, 4°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 zijn de soorten die gebruikt kunnen worden voor hakhout met korte omlooptijd de volgende :
  1° de zwarte els (Alnus glutinosa);
  2° de ruwe berk (Betula pendula) ;
  3° de haagbeuk (Carpinus betulus) ;
  4° de Amerikaanse eik (Quercus rubra) ;
  5° eldesdoorn (Acer campestre);
  6° de Noorse esdoorn (Acer platanoides);
  7° de zoete kers (Prunus avium) ;
  8° de hazelaar (Corylus avellana.);
  9° de populieren (Populus spp.);
  10° de wilgen (Salix spp.);
  11° de Lijsterbes (Sorbus spp.);
  12° de Zomerlinde (Tilia platyphyllos)
  13° de Winterlinde (Tilia cordata).
Art.7. En application de l'article 2, § 2, 4°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les essences pouvant être utilisées pour les taillis à courte rotation sont les suivantes :
  1° l'aulne glutineux (Alnus glutinosa) ;
  2° le bouleau verruqueux ou bouleau blanc (Betula pendula) ;
  3° le charme (Carpinus betulus) ;
  4° le chêne rouge d'Amérique (Quercus rubra) ;
  5° l'érable champêtre (Acer campestre) ;
  6° l'érable plane (Acer platanoïdes) ;
  7° le merisier (Prunus avium) ;
  8° le noisetier (Corylus avellana) ;
  9° les peupliers (Populus spp.) ;
  10° les saules (Salix spp.) ;
  11° les sorbiers (Sorbus spp.) ;
  12° le tilleul à grandes feuilles (Tilia platyphyllos) ;
  13° le tilleul à petites feuilles (Tilia cordata).
HOOFDSTUK 3. - Modaliteiten betreffende de verstrekking van de documenten
CHAPITRE 3. - Modalités de communication des documents
Art.8. Overeenkomstig artikel 3, § 1, derde lid, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 geschiedt de overmaking van de bewijstukken van de verzamelaanvraag [1 uiterlijk tegen 30 juni]1 volgens de volgende modaliteiten:
  1° ofwel op een papieren informatiedrager gezonden bij aangetekend schrijven of overhandigd tegen aflevering van een ontvangstbewijs bij het betaalorgaan;
  2° ofwel in elektronische vorm via het door de administratie ter beschikking gestelde geïnformatiseerde elektronische loket;
  3° ofwel per e-mail, elektronisch ondertekend of met de gescande ondertekening, gezonden aan het betaalorgaan.
  
Art.8. En application de l'article 3, § 1er, alinéa 3, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, la transmission des pièces justificatives de la demande unique est réalisée [1 au plus tard le 30 juin et ]1 selon les modalités suivantes :
  1° soit, sous format papier envoyé sous pli recommandé ou déposé contre délivrance d'un reçu auprès de l'organisme payeur ;
  2° soit, sous format électronique via le guichet électronique informatisé mis à disposition par l'administration ;
  3° soit, via courriel, signé électroniquement ou reprenant la signature scannée, adressé à l'adresse électronique de l'organisme payeur.
  
HOOFDSTUK 4. - Uiterste datum voor indiening
CHAPITRE 4. - Dates limites des soumissions
Art.9. Overeenkomstig artikel 6 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 wordt de uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag op 30 april van elk jaar vastgesteld.
  De uiterste datum voor de indiening van wijzigingen van de verzamelaanvraag die tot een verhoging van de aanvraag leiden, wordt vastgesteld op 31 mei van elk jaar.
  Wijzigingen die niet onder lid 2 vallen, kunnen tot en met 30 september van elk jaar worden ingediend tenzij het betaalorgaan de aanvrager reeds in kennis heeft gesteld van zijn voornemen om een controle ter plaatse van de aangevraagde interventie te verrichten of de controle een geval van niet-naleving aan het licht brengt. Dit verbod geldt alleen voor het gedeelte van het document waarop de bij de controle ter plaatse geconstateerde niet-naleving betrekking heeft.
  [1 In afwijking van de leden 2 en 3 wordt de uiterste datum voor de indiening op 30 september van elk jaar vastgesteld wanneer de wijzigingen het gevolg zijn van een aan de aanvrager meegedeeld verzoek van het betaalorgaan dat voortvloeit uit een administratieve controle of uit een controle van het areaalmonitoringsysteem als bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 13 juli 2023 betreffende de controles, administratieve sancties en terugvordering die van toepassing zijn op interventies in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en in het kader van de conditionaliteit.]1
Art.9. En application de l'article 6 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, la date limite de soumission de la demande unique est fixée au 30 avril de chaque année.
  La date limite de soumission des modifications de la demande unique entrainant une augmentation de celle-ci est fixée au 31 mai de chaque année.
  Les modifications ne relevant pas du champ d'application de l'alinéa 2, peuvent être soumises jusqu'au 30 septembre de chaque année sauf si l'organisme payeur a déjà averti le demandeur de son intention de procéder à un contrôle sur place relatif à l'intervention demandée ou que ce contrôle révèle une non-conformité quelconque. Cette interdiction vaut uniquement pour la partie du document concernée par la non-conformité révélée lors du contrôle sur place.
  [1 Par dérogation aux alinéas 2 et 3, lorsque les modifications émanent d'une demande de l'Organisme payeur, communiquée au demandeur, qui résulte d'un contrôle administratif ou d'un contrôle du système de suivi des surfaces tels que visés dans l'arrêté du Gouvernement wallon du 13 juillet 2023 relatif aux contrôles, aux sanctions administratives et au recouvrement applicables aux interventions relevant de la politique agricole commune ainsi que dans le cadre de la conditionnalité, la date limite de soumission est le 30 septembre de chaque année. ]1
HOOFDSTUK 5. - Voor de regeling van de rechtstreekse betalingen subsidiabele hectaren en daarbinnen subsidiabele arealen
CHAPITRE 5. - Hectares admissibles au régime des paiements directs et les surfaces admissibles au sein de ceux-ci
Afdeling 1. - Percelen ter beschikking van de landbouwer
Section 1re. - Parcelles à la disposition de l'agriculteur
Art.10. In toepassing van artikel 13, § 2, lid 4, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 staan de aangegeven percelen op 31 mei van het kalenderjaar ter beschikking van de landbouwer.
Art.10. En application de l'article 13, § 2, alinéa 4, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les parcelles déclarées sont à la disposition de l'agriculteur au 31 mai de l'année civile.
Afdeling 2. - Toelating van niet-landbouwactiviteiten op landbouwarealen
Section 2. - Autorisation d'activités non-agricoles sur des surfaces agricoles
Art.11. § 1. Overeenkomstig artikel 14, § 2, lid 3, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 worden de gymkhana-, mountainbike-, crossfiets-, karting-, motocross-, quadcross-, autocross- of stockcar-activiteiten, concentraties van landbouwtractors, buiten het kader van een tractorpulling, en van ander landbouwmateriaal toegelaten onder de volgende voorwaarden:
  1° zij worden slechts eenmaal per jaar gehouden;
  2° zij worden beperkt tot hoogstens vier dagen per jaar;
  3° ze veroorzaken geen onomkeerbare wijziging van het bodemreliëf, tenzij vooraf een stedenbouwkundige vergunning voor die activiteiten werd afgeleverd ;
  4° de verantwoordelijke of de aanvrager verwijdert binnen acht dagen na het einde van de activiteit alle mobiele installaties en verwijdert hij in voorkomend geval het afval;
  5° de organisator beschikt over adequate voorzieningen tegen verontreiniging waarmee hij accidenteel gemorste koolwaterstoffen kan recupereren. De organisator neemt de nodige maatregelen om vervuiling van het grondwater te voorkomen.
  Als het landbouwareaal waarop de toelating betrekking heeft, gelegen is in een dichtbijgelegen of verwijderd preventiegebied bedoeld in artikel R.156 van Boek II van het Milieuwetboek dat het Waterwetboek inhoudt, moet de brandstof- en oliebevoorrading van de motorvoertuigen, alsook het bijstellen en onderhoud ervan plaatsvinden in een daartoe ingerichte dichte ruimte.
  § 2. In toepassing van artikel 14, § 2, derde lid, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023, moeten de aanvragen tot toelating van de activiteiten bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, uiterlijk dertig werkdagen voor de geplande datum van de niet-landbouwactiviteit bij de administratie worden ingediend door middel van het formulier dat is opgenomen in de toelichting bij de verzamelaanvraag overeenkomstig artikel D.32 van het Waalse landbouwwetboek. De administratie beslist over de aanvraag tot toelating voor de uitoefening van de niet-landbouwactiviteit op de betrokken landbouwarealen aan de hand van de in paragraaf 1 vermelde criteria.
Art.11. § 1er. En application de l'article 14, § 2, alinéa 3, 1°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les activités de gymkhana, de vélo tout terrain, de vélo-cross, de karting, de moto-cross, de quad-cross, d'auto-cross ou de stock-cars, de concentration de tracteurs agricoles hors du cadre d'un tractors-pulling, et d'autres matériels agricoles sont autorisées moyennant le respect des conditions suivantes :
  1° elles ont lieu seulement une fois par an ;
  2° elles sont limitées à quatre jours par an au maximum ;
  3° elles ne modifient pas de manière irréversible le relief du sol, sauf si l'activité a obtenu au préalable un permis d'urbanisme ;
  4° le responsable ou le demandeur procède à l'évacuation de toute installation mobile et, le cas échéant, à l'élimination des déchets dans un délai de huit jours à compter de la fin de l'activité ;
  5° l'organisateur dispose d'un équipement anti-pollution approprié, lui permettant de récupérer les hydrocarbures accidentellement épandus. L'organisateur prend les dispositions utiles afin d'éviter toute pollution de la nappe phréatique.
  Dans l'hypothèse où la surface agricole faisant l'objet de l'autorisation se trouve dans une zone de prévention rapprochée ou dans une zone de prévention éloignée visée à l'article R.156 du livre II du Code de l'Environnement contenant le Code de l'Eau., le ravitaillement des engins motorisés en carburant et en huile ainsi que leur réglage et leur entretien s'effectuent sur une aire étanche aménagée à cet effet.
  § 2. En application de l'article 14, § 2, alinéa 3, 2°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les demandes d'autorisation pour les activités visées au paragraphe 1er, alinéa 1er, sont à adresser à l'administration au plus tard trente jours ouvrables avant la date prévue pour l'activité non agricole à l'aide du formulaire contenu dans la notice explicative jointe à la demande unique conformément à l'article D.32 du Code wallon de l'Agriculture. L'administration statue sur la demande d'autorisation de réaliser l'activité non agricole sur les surfaces agricoles concernées en fonction des critères énoncés au paragraphe 1er.
Art.12. In toepassing van artikel 14, § 3, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 zijn de toegelaten activiteiten, mits voorafgaande kennisgeving aan de administratie, de volgende:
  1° de georganiseerde wandeling alsook de doorgang van paardrijders of fietsers, agrogolf of een soortgelijke activiteit ;
  2° de organisatie van de volgende activiteiten, voor zover de duur ervan niet langer is dan één week per jaar:
  a) animaties, voorstellingen of wandelingen ;
  b) historische herdenkingen of reconstituties ;
  c) fancy-fairs, rommelmarkten, familiefeesten of feesten op de hoeve ;
  d) landbouwbeurzen of landbouwevenementen ;
  e) culturele, artistieke, folkloristische of muzikale evenementen ;
  f) socioculturele bijeenkomsten;
  g) sporttornooien, jogging- en hardloopwedstrijden, hindernislopen of hondenrennen ;
  3° hoogstens een weekend per maand de volgende activiteiten :
  a) vliegtuigmodelbouw ;
  b) paardrijden, koetsrijden, paardenshows;
  c) golf;
  d) schieten;
  e) vliegen met ultralichte gemotoriseerde toestellen, paragliders en paramotors;
  4° de installatie [1 en de aanwezigheid]1, gedurende hoogstens vijftien dagen per jaar, van een circustent of een parkeerzone, een circus, stands en kiosken ;
  5° de installatie van kampen van jeugdbewegingen of soortgelijke bewegingen gedurende hoogstens anderhalve maand per jaar.
  [1 6° in het kader van grootschalige muziekfestivals, de opbouw, aanwezigheid en afbraak van het festivalterrein, waaronder met name podia en decors, catering- en drankzones, kampeerterreinen, ontspannings- en publiekszones, diverse stands en sanitaire voorzieningen, voor een periode van maximaal dertig dagen.]1
Art.12. En application de l'article 14, § 3, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les activités autorisées moyennant une notification préalable auprès de l'administration sont :
  1° la promenade organisée incluant le passage de promeneurs, à pied, à cheval ou à vélo, l'agro-golf ou toute autre activité similaire ;
  2° l'organisation des activités suivantes, à condition que leur durée n'excède pas une semaine par an :
  a) les animations, les spectacles ou les promenades ;
  b) les commémorations ou les reconstitutions historiques ;
  c) les fancy-fairs, les brocantes, les fêtes familiales ou à la ferme ;
  d) les foires ou les manifestations agricoles ;
  e) les manifestations culturelles, artistiques, folkloriques ou musicales ;
  f) les rencontres socioculturelles ;
  g) les tournois sportifs, les courses à pied, les courses d'obstacles ou les courses de chiens ;
  3° la pratique des activités suivantes, pour autant que leur fréquence n'excède pas un week-end par mois :
  a) l'aéromodélisme ;
  b) l'équitation, la conduite d'attelages, les concours hippiques ;
  c) le golf ;
  d) le tir ;
  e) le vol avec des engins motorisés ultras légers, des parapentes et des paramoteurs ;
  4° l'installation [1 et la présence]1 d'un chapiteau ou d'une zone de parking, d'un cirque, de stands et kiosques pendant une durée de quinze jours par an au maximum ;
  5° l'installation d'un camp de mouvement de jeunesse ou similaire pendant une durée d'un mois et demi par an au maximum.
  [1 6° dans la cadre de festival de musique de grande envergure le montage, la présence et le démontage du site du festival comprenant notamment les scènes et les décors, les espaces de restauration et de boissons, les zones de campings, les zones de détentes et de publics, les divers stands ainsi que les sanitaires pour une durée de trente jours au maximum. ]1
Afdeling 3. - Arealen die geacht worden niet hoofdzakelijk voor landbouwdoeleinden te worden gebruikt
Section 3. - Surfaces réputées ne pas être utilisées essentiellement à des fins agricoles
Art.13. Krachtens artikel 14, § 4, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 zijn de arealen die geacht worden niet hoofdzakelijk voor landbouwdoeleinden te worden gebruikt, arealen die, wegens hun ligging, hun historische context, de beperkte beschikbaarheid voor landbouwactiviteiten of de aanwezigheid van vaste installaties of voorzieningen, onmiskenbaar en permanent voor andere primaire doeleinden dan landbouwactiviteiten worden gebruikt. Deze doeleinden sluiten niet uit dat op de betrokken arealen bepaalde onderhouds- of nevenactiviteiten van agrarische aard worden verricht.
  De in het eerste lid bedoelde arealen zijn met name:
  1° bermen;
  2° watertorens, reservoirs en waterwinningswerken alsmede de omheiningen daarvan
  3° brandgangen;
  4° tuinen;
  5° percelen die bestemd zijn voor de productie van energie door middel van fotovoltaïsche panelen;
  6° openbare parken en groene ruimten;
  7° grasvelden;
  8° golfterreinen;
  9° havengebieden.
  Voor de toepassing van lid 2, 1°, wordt onder "berm" verstaan de strook grond, bestaande uit een grasbedekking, die de scheiding vormt tussen enerzijds een infrastructuur zoals een weg of een spoorweg en anderzijds een andere vaste grens zoals een waterloop, een talud of een eigendomslijn.
  Voor de toepassing van het tweede lid, 2°, wordt onder waterwinningswerken verstaan de werken, bedoeld in artikel D.2, 65°, van Boek II van het Milieuwetboek dat het Waterwetboek inhoudt.
Art.13. En application de l'article 14, § 4, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les surfaces réputées ne pas être utilisées essentiellement à des fins agricoles sont celles qui, en raison de leur situation, de leur contexte historique, de la disponibilité limitée pour des activités agricoles ou de la présence d'aménagements ou d'installations fixes, sont utilisées indéniablement et de manière permanente pour des objectifs primaires autres que l'activité agricole. Ces objectifs n'excluant pas que certaines activités d'entretien ou activités accessoires de nature agricole soient réalisées sur les surfaces concernées.
  Les surfaces visées par l'alinéa 1er sont notamment :
  1° les accotements ;
  2° les châteaux d'eau, les réservoirs et les ouvrages de prise d'eau ainsi que leur enceinte ;
  3° les coupe-feux ;
  4° les jardins ;
  5° les parcelles consacrées à la production d'énergie au moyen de panneaux photovoltaïques ;
  6° les parcs publics et les espaces verts ;
  7° les surfaces de gazon ;
  8° les terrains de golf ;
  9° les zones portuaires.
  Pour l'application de l'alinéa 2, 1°, l'on entend par " accotement ", la bande de terre, composée d'un couvert herbacé, qui constitue la séparation entre une infrastructure routière telle qu'une route ou une voie ferrée et une autre limite fixe telle qu'un cours d'eau, un talus ou une limite de propriété d'autre part.
  Pour l'application de l'alinéa 2, 2°, l'on entend par " ouvrages de prise d'eau ", les ouvrages visés à l'article D.2, 65°, du livre II du Code de l'Environnement contenant le Code de l'Eau.
Afdeling 4. - Bepaling van de subsidiabele arealen binnen de subsidiabele hectaren
Section 4. - Détermination des surfaces non admissibles au sein des hectares admissibles
Art.14. In toepassing van artikel 16, § 2, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 worden de arealen die worden ingenomen door de volgende elementen binnen het landbouwperceel beschouwd als niet-subsidiabele arealen:
  1° wegen van meer dan twee meter breed met een harde of aarden bodem;
  2° stortingen van mest, landbouwproducten en diverse producten, met inbegrip van landbouwwerktuigen, hout, bouw- en grondwerkafval, diverse afvalstoffen, banden en dekzeilen, die gedurende één jaar of langer op hun plaats blijven en een oppervlakte hebben van meer dan honderd vierkante meter;
  3° grindhopen met een oppervlakte van meer dan honderd vierkante meter.
  Voor de toepassing van lid 1, 1°, zijn wegen met een aarden ondergrond uitgesloten indien zij het perceel van de ene naar de andere zijde doorkruisen.
  [1 4° oppervlakten met stilstaand water groter dan dertig are;
   5° beboste oppervlakten met de volgende cumulatieve kenmerken:
   a) een oppervlakte van meer dan dertig are;
   b) meer dan tien meter breed;
   c) maximaal vijf meter afstand tussen de kronen van de bomen of struiken.]1

  
Art.14. En application de l'article 16, § 2, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les surfaces occupées par les éléments suivants au sein de la parcelle agricole sont considérées comme des surfaces non admissibles :
  1° les chemins de plus de deux mètres de large présentant une assise en dur ou en terre ;
  2° les dépôts de fumier, de produits agricoles et de produits divers, en ce compris de matériel agricole, de bois, de déchets de construction et de terrassement, de déchets divers, de pneus et de bâches, en place depuis une année ou plus et d'une superficie supérieure à cent mètres carrés ;
  3° les pierriers d'une superficie supérieure à cent mètres carrés.
  Pour l'application de l'alinéa 1er, 1°, les chemins présentant une assise en terre sont exclus s'ils traversent la parcelle de part en part.
  [1 4° les surfaces d'eau stagnante d'une superficie supérieure à trente ares ;
   5° les surfaces boisées répondant aux caractéristiques cumulatives suivantes :
   a) une superficie supérieure à trente ares ;
   b) une largeur de plus de dix mètres ;
   c) la distance maximale entre les couronnes des arbres ou des arbustes est de cinq mètres. ]1

  
HOOFDSTUK 6. - Actieve landbouwer
CHAPITRE 6. - Agriculteur actif
Art.15. § 1. In toepassing van artikel 21, tweede lid, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 zijn de kwalificaties met een agrarische oriëntatie die toelaatbaar zijn in het kader van het begrip actieve landbouwer de volgende:
  1° een master in een agronomische oriëntatie;
  2° een bachelor in een agronomische oriëntatie;
  3° een "CESS" behaald bij beëindiging van de opleiding van het technisch secundair doorstromingsonderwijs in een agronomische oriëntatie;
  4° een "CESS" behaald bij beëindiging van de opleiding van het hoger secundair onderwijs alsook een "CQ6" met een landbouworiëntatie;
  5° een certificaat van bedrijfshoofd van het landbouwbedrijf behaald op het einde van een in de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde post-schoolse landbouwopleiding [ 1of een certificaat van bedrijfshoofd behaald na een post-schoolse opleiding tot biologisch tuinbouwer of wijnbouwer georganiseerd door het "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises" (Waals Instituut voor Alternerende Vorming, Zelfstandigen en Kleine en Middelgrote Ondernemingen) ]1.
  [1 Diploma's en certificaten die door een lidstaat van de Europese Unie zijn gelijkgesteld met de in lid 1 genoemde diploma's en certificaten, worden op dezelfde wijze in aanmerking genomen als deze laatste. ]1
  § 2. In toepassing van artikel 21, tweede lid, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 wordt de minimumervaring van drie jaar bepaald door rekening te houden met de periode die verstreken is tussen de datum van inschrijving van de natuurlijke persoon als lid van een partner in het GBCS en de datum van indiening van de steunaanvraag.
  Indien de toepassing van lid 1 echter niet toelaat de minimumervaring van drie jaar aan te tonen, kan de landbouwer aan het in artikel 26 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 bedoelde Vestigingscomité elk document overleggen waaruit zijn ervaringsjaren blijken.
  Indien de toepassing van lid 2 het niet mogelijk maakt de minimumervaring van drie jaar aan te tonen, kan de landbouwer die rechtstreekse betalingen voor het aanvraagjaar 2020, 2021 of 2022 heeft ontvangen, verzoeken om te worden gehoord door het in artikel 26 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 bedoelde Vestigingscomité.
  Het overeenkomstig lid 2 en lid 3 uitgebrachte advies van het Vestigingscomité bindt het betaalorgaan slechts wat de praktische ervaring betreft.
  [1 § 3. Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 is 31 mei de uiterste datum waarop de landbouwer die steun aanvraagt een actieve landbouwer moet zijn.
   Lid 1 is niet van toepassing in het kader van de steun voorzien in het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 betreffende vestigings- en investeringssteun voor de landbouw-, aquacultuur- en tuinbouwsector, alsmede voor coöperaties en andere vennootschappen die zich bezighouden met de eerste verwerking en de afzet van voedings- en bosbouwproducten, de landbouwer die steun aanvraagt is actief voor elke steunaanvraag.
   In afwijking van paragraaf 1 is de ervaring die door het Vestigingscomité is gevalideerd op grond van paragraaf 2, lid 2 en 3, geldig voor het jaar waarin het comité advies uitbrengt.]1

  
Art.15. § 1er. En application de l'article 21, alinéa 2, 1°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les qualifications à orientation agricole admissibles dans le cadre de la notion d'agriculteur actif sont les suivantes :
  1° un master dans une orientation agronomique ;
  2° un bachelier dans une orientation agronomique ;
  3° un CESS obtenu à l'issue du cursus de l'enseignement secondaire technique de transition dans une orientation agronomique ;
  4° un CESS obtenu à l'issue du cursus de l'enseignement secondaire supérieur ainsi qu'un CQ6 dans une orientation agronomique ;
  5° un certificat de chef d'exploitation agricole obtenu à l'issue d'une formation postscolaire en agriculture organisée en Communauté germanophone [1 ou un diplôme de chef d'entreprise obtenu à l'issue d'une formation postscolaire de maraîcher en agriculture biologique ou de viti-viniculteur organisée par l'Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises.]1.
  [1 Les diplômes et certificats reconnus par un Etat membre de l'Union européenne équivalents à ceux mentionnés à l'alinéa 1er sont pris en compte au même titre que ces derniers. ]1
  § 2. En application de l'article 21, alinéa 2, 2°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, l'expérience minimale de trois années est déterminée en prenant en compte la période écoulée entre la date d'enregistrement de la personne physique en tant que membre d'un partenaire au SIGeC et la date d'introduction de la demande d'aide.
  Toutefois, lorsque l'application de l'alinéa 1er, ne permet pas de démontrer l'expérience minimale de trois années, l'agriculteur peut fournir au Comité d'installation visé à l'article 26 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, tout document probant attestant ses années d'expérience.
  Si l'application de l'alinéa 2, ne permet pas de démontrer l'expérience minimale de trois années, l'agriculteur ayant bénéficié de paiements directs pour l'année de demande 2020, 2021 ou 2022 peut solliciter une audition auprès du Comité d'installation visé à l'article 26 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023.
  L'avis du Comité d'installation rendu en application des alinéas 2 et 3 lie l'organisme payeur en ce qui concerne l'expérience pratique.
  [1 § 3. En application de l'article 21, alinéa 4, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, la date limite pour que l'agriculteur demandeur d'aides soit agriculteur actif est le 31 mai.
   L'alinéa 1er n'est pas applicable dans le cadre des aides prévues par l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 relatif aux aides à l'installation et aux investissements concernant les secteurs agricole, aquacole et horticole, ainsi que les coopératives et autres entreprises dans la première transformation et commercialisation dans le secteur agro-alimentaire et sylvicole, l'agriculteur demandeur d'aides est actif à chaque demande d'aide.
   Par dérogation à l'alinéa 1er, toute expérience validée par le Comité d'installation en application du paragraphe 2, alinéas 2 et 3, vaut pour l'année au cours de laquelle il rend son avis. ]1

  
HOOFDSTUK 7. - Jonge landbouwer en nieuwe landbouwer
CHAPITRE 7. - Jeune agriculteur et nouvel agriculteur
Afdeling 1. - Criteria betreffende het bedrijfshoofd
Section 1re. - Critères relatifs au chef d'exploitation
Art.16. In toepassing van de artikelen 24, tweede lid, 1°, en 25, derde lid, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 wordt de natuurlijke persoon die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet, geacht het enige bedrijfshoofd te zijn:
  1° hij verklaart zich als natuurlijke persoon, particulier of zelfstandige, of bekleedt de functie bedoeld in artikel 19, 2°, b) of c) ;
  2° zijn bedrijf beantwoordt aan de definitie van landbouwer bedoeld in artikel D.3, 4°, van het Waalse landbouwwetboek;
  3° hij bezit 100% van de aandelen van het bedrijf bezit;
  4° alleen zijn handtekening kan het bedrijf verbinden.
  Als niet-enig bedrijfshoofd wordt beschouwd, de natuurlijke persoon die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet:
  1° hij vervult een van de functies bedoeld in artikel 19 ;
  2° zijn bedrijf beantwoordt aan de definitie van landbouwer bedoeld in artikel D.3, 4°, van het Waalse landbouwwetboek;
  3° zijn handtekening is noodzakelijk of voldoende voor het beheer van het bedrijf;
  4° zijn deelname is niet beperkt in de tijd;
  5° zijn deelname aan de risico's en winsten is ten minste evenredig aan zijn deelname in de entiteit ;
  6° hij bezit ten minste 25% van de aandelen van het bedrijf of, indien het bedrijf meer dan vier titularissen telt, ten minste een percentage aandelen dat overeenstemt met de verhouding tussen het aantal titularissen van het bedrijf en het totale aantal aandelen van het bedrijf;
  7° hij verbindt zich ertoe, door middel van een verklaring op erewoord, de punten 1° tot en met 6° na te leven.
Art.16. En application des articles 24, alinéa 2, 1°, et 25, alinéa 3, 1°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, est considérée comme chef d'exploitation exclusif, la personne physique qui répond aux conditions cumulatives suivantes :
  1° elle déclare en personne physique, particulier ou indépendant, ou détient la fonction visée à l'article 19, 2°, b) ou c) ;
  2° son exploitation répond à la définition d'agriculteur visée à l'article D.3, 4°, du Code wallon de l'Agriculture ;
  3° elle détient 100 % des parts de l'exploitation ;
  4° seule sa signature permet d'engager l'exploitation.
  Est considérée comme chef d'exploitation non exclusif la personne physique qui répond aux conditions cumulatives suivantes :
  1° elle détient l'une des fonctions visées à l'article 19 ;
  2° son exploitation répond à la définition d'agriculteur visée à l'article D.3, 4°, du Code wallon de l'Agriculture ;
  3° sa signature est nécessaire ou suffisante pour la gestion de l'exploitation ;
  4° sa participation dans l'exploitation n'est pas limitée dans le temps ;
  5° sa participation aux risques et aux bénéfices est au moins proportionnelle à sa participation dans l'entité ;
  6° elle détient au minimum 25 % des parts de l'exploitation ou, lorsque l'exploitation compte plus de quatre titulaires, elle détient au moins un pourcentage de parts correspondant au ratio entre le nombre de titulaires de l'exploitation et la totalité des parts de l'exploitation ;
  7° elle s'engage, par une déclaration sur l'honneur, au respect des 1° à 6°.
Afdeling 2. - kwalificaties met een agrarische oriëntatie
Section 2. - Qualifications à orientation agricole
Art.17. In toepassing van de artikelen 24, tweede lid, 2°, en 25, derde lid, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 zijn de kwalificaties met een agrarische oriëntatie die toelaatbaar zijn in het kader van het begrip actieve landbouwer de volgende:
  1° een master in een agronomische oriëntatie;
  2° een bachelor in een agronomische oriëntatie;
  3° een diploma van het hoger of universitair onderwijs in een niet-agronomische oriëntatie;
  4° een "CESS" behaald bij beëindiging van de opleiding van het technisch secundair doorstromingsonderwijs in een agronomische oriëntatie;
  5° een "CESS" behaald bij beëindiging van de opleiding van het hoger secundair onderwijs;
  6° een "CESS" behaald bij beëindiging van de opleiding van het hoger secundair onderwijs alsook een "CQ6" met een landbouworiëntatie;
  7° een "CQ6" in een agronomische oriëntatie;
  8° een certificaat van bedrijfshoofd van het landbouwbedrijf behaald op het einde van een in de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde post-schoolse landbouwopleiding [1 of een certificaat van bedrijfshoofd behaald na een post-schoolse opleiding tot biologisch tuinbouwer of wijnbouwer georganiseerd door het "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises" (Waals Instituut voor Alternerende Vorming, Zelfstandigen en Kleine en Middelgrote Ondernemingen]1;
  9° een ervaring van ten minste vijf jaar, vastgesteld overeenkomstig artikel 18 en gecombineerd met het behalen van een van de in het tweede lid bedoelde getuigschriften.
  De opleidingen bedoeld in het eerste lid, 3°, 5° en 7° worden in aanmerking genomen door het behalen van een van de volgende certificaten, samen met twee jaar overeenkomstig artikel 18 bepaalde minimumervaring :
  1° een certificaat van [2 post-schools certificaat behaald na een opleiding agrarisch bedrijfsbeheer en agrarische bedrijfseconomie]2
  2° een aanvullend beroepsopleidingsgetuigschrift voor landbouwers uitgereikt aan het einde van een programma van minstens honderd vijftig uren.
  [1 Diploma's en certificaten die door een lidstaat van de Europese Unie zijn gelijkgesteld met de in lid 1 genoemde diploma's en certificaten, worden op dezelfde wijze in aanmerking genomen als deze laatste. ]1
  
Art.17. En application des articles 24, alinéa 2, 2°, et 25, alinéa 3, 2°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les qualifications à orientation agricole admissibles dans le cadre des notions de jeune agriculteur et de nouvel agriculteur sont les suivantes :
  1° un master dans une orientation agronomique ;
  2° un bachelier dans une orientation agronomique ;
  3° un diplôme de l'enseignement [1 ...]1 supérieur ou universitaire dans une orientation non agronomique ;
  4° un CESS obtenu à l'issue du cursus de l'enseignement secondaire technique de transition dans une orientation agronomique ;
  5° un CESS obtenu à l'issue du cursus de l'enseignement secondaire supérieur ;
  6° un CESS obtenu à l'issue du cursus de l'enseignement secondaire supérieur ainsi qu'un CQ6 dans une orientation agronomique ;
  7° un CQ6 dans une orientation agronomique ;
  8° un certificat de chef d'exploitation agricole obtenu à l'issue d'une formation postscolaire en agriculture organisée en Communauté germanophone [1 ou un diplôme de chef d'entreprise obtenu à l'issue d'une formation postscolaire de maraîcher [3 en]3 agriculture biologique ou de viti-viniculteur organisé par l'Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises ]1 ;
  9° une expérience d'au moins cinq années déterminée conformément à l'article 18 et combinée avec l'obtention de l'un des certificats visés à l'alinéa 2.
  Les formations visées à l'alinéa 1er, 3°, 5° et 7°, sont prises en compte moyennant l'obtention de l'un des certificats suivants, cumulé à deux années d'expérience minimales déterminées conformément à l'article 18 :
  1° un certificat de formation[2 certificat postscolaire obtenu à l'issue des cours de gestion et d'économie agricole ]2 ;
  2° un certificat de formation complémentaire professionnelle agricole délivré au terme d'un programme d'au moins cent cinquante heures.
  [1 Les diplômes et certificats reconnus par un Etat membre de l'Union européenne équivalents à ceux mentionnés à l'alinéa 1er sont pris en compte au même titre que ces derniers.]1
  
Afdeling 3. - Bepaling van het aantal jaren ervaring
Section 3. - Détermination des années d'expérience
Art.18. § 1. In toepassing van artikel 24, tweede lid, 4°, en 25, derde lid, 4°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 worden de minimale ervaringsjaren bepaald door rekening te houden met de periode die verstreken is tussen de datum van inschrijving van de natuurlijke persoon als lid van een partner in het GBCS en de datum van indiening van de steunaanvraag.
  § 2. Wanneer de toepassing van paragraaf 1 het niet mogelijk maakt het minimumaantal jaren ervaring dat op grond van artikel 17, lid 1, 9°, en lid 2, vereist is, aan te tonen, kan de landbouwer aan het Vestigingscomité elk document overleggen waaruit zijn ervaringsjaren blijken.
  Bovendien kan de landbouwer, wanneer de toepassing van lid 1 het niet mogelijk maakt het vereiste minimumaantal jaren ervaring als bedoeld in [1 artikel 17, lid 1, 9° en 2]1, aan te tonen, verzoeken om door het Vestigingscomité te worden gehoord. Alleen de landbouwer die een [1 ...]1, heeft gevolgd, of beschikt over een [2 post-schools certificaat behaald na een opleiding agrarisch bedrijfsbeheer en agrarische bedrijfseconomie]2 of een getuigschrift van aanvullende landbouwberoepsopleiding, afgegeven na voltooiing van een programma van ten minste honderdvijftig uur, kan verzoeken om te worden gehoord door het Vestigingscomité.
  Het overeenkomstig lid 1 en lid 2 uitgebrachte advies van het Vestigingscomité bindt het betaalorgaan slechts wat de praktische ervaring betreft.
  
Art.18. § 1er. En application des articles 24, alinéa 2, 4°, et 25, alinéa 3, 4°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les années d'expérience minimales sont déterminées en prenant en compte la période écoulée entre la date d'enregistrement de la personne physique en tant que membre d'un partenaire au SIGeC et la date d'introduction de la demande d'aide.
  § 2. Lorsque l'application du paragraphe 1er ne permet pas de démontrer les années d'expérience minimale requises visées à l'article 17, alinéas 1er, 9°, et 2, l'agriculteur peut fournir au Comité d'installation tout document probant attestant ses années d'expérience.
  En outre, lorsque l'application de l'alinéa 1er ne permet pas de démontrer les années d'expérience minimale requises visées à l'article [1 article 17, alinéas 1er, 9° et 2]1, l'agriculteur peut solliciter une audition auprès du Comité d'installation. Seul l'agriculteur qui dispose [1 ...]1 que d'un certificat de formation [2 certificat postscolaire obtenu à l'issue des cours de gestion et d'économie agricole ]2 ou d'un certificat de formation complémentaire professionnelle agricole délivré au terme d'un programme d'au moins cent cinquante heures peut solliciter une audition auprès du Comité d'installation.
  L'avis du Comité d'installation rendu en application des alinéas 1er ou 2 lie l'organisme payeur en ce qui concerne l'expérience pratique.
  
HOOFDSTUK 8. - Vastgestelde leden van de partner
CHAPITRE 8. - Membres du partenaire déterminés
Art.19. In toepassing van de artikelen 23, tweede lid, 24, tweede lid, 3°, en 25, derde lid, 3°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023, zijn de leden van de partner die zijn vastgesteld en aan wie alle criteria met betrekking tot de begrippen actieve landbouwer, jonge landbouwer en nieuwe landbouwer kunnen worden getoetst, de volgende:
  1° voor de groeperingen van natuurlijke personen :
  a) de vennoot of het lid ;
  b) de echtgenoot medetitularis ;
  c) de oprichter van een geregistreerde entiteit natuurlijke persoon;
  d) de oprichter van een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid;
  2° voor de vennootschappen:
  a) wat betreft BVBA, CVBA en VBA, de bestuurder ;
  b) de afgevaardigd bestuurder;
  c) de persoon die belast is met het dagelijks bestuur;
  d) de beheerder.
Art.19. En application des articles 23, alinéa 2, 24, alinéa 2, 3°, et 25, alinéa 3, 3°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les membres du partenaire déterminés auprès desquels l'ensemble des critères relatifs aux notions d'agriculteur actif, de jeune agriculteur et de nouvel agriculteur peuvent être évalués sont :
  1° pour les groupements de personnes physiques :
  a) l'associé ou le membre ;
  b) le cotitulaire époux ;
  c) le fondateur d'une entité enregistrée personne physique ;
  d) le fondateur d'une entité sans personnalité juridique ;
  2° pour les sociétés :
  a) en ce qui concerne les SPRL, SCRL et SRL, l'administrateur ;
  b) l'administrateur délégué ;
  c) la personne déléguée à la gestion journalière ;
  d) le gérant.
HOOFDSTUK 9. - Toepassing van de maximumaantallen hectaren of dieren op houders van rechtspersonen, verenigingen of vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid
CHAPITRE 9. - Application des nombres maximums d'hectares ou d'animaux aux titulaires des personnes morales, des associations ou des sociétés sans personnalité juridique
Art.20. § 1. In toepassing van artikel 27, § 2, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 wordt het aantal hectaren of dieren waarop een titularis aanspraak kan maken met toepassing van artikel 27, § 1, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 bepaald volgens de volgende formule A * H.
  Voor de toepassing van de formule bedoeld in paragraaf 1:
  1° stemt A overeen met het percentage aandelen of de inbreng van de titularis in het kapitaal van de partner uitgedrukt in percentage;
  2° stemt "H" overeen met het aantal hectaren of dieren van de partner dat potentieel voor steun in aanmerking komt.
  Het aantal hectaren of dieren waarop een titularis aanspraak kan maken, is beperkt tot het maximum dat in de wetgeving betreffende de betrokken interventie is vastgesteld.
  De titularissen dragen de last van het bewijs van hun respectievelijke aandelen.
  Het aantal subsidiabele hectaren of dieren op partnerniveau is de som van het aantal hectaren of dieren waarop alle titularissen van de partner overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 aanspraak kunnen maken. Deze som dient als basis voor de berekening van het betrokken steunbedrag op het niveau van de partner.
  Indien het overeenkomstig lid 6 berekende betrokken steunbedrag op partnerniveau lager is dan het betrokken steunbedrag dat is berekend zonder toepassing van de in lid 1 bedoelde formule, wordt de steun op partnerniveau toegekend voor het aantal hectaren of dieren dat is berekend zonder toepassing van de in lid 1 bedoelde formule.
  § 2. Voor de toepassing van paragraaf 1 kunnen de titularis en zijn meewerkende echtgeno(o)t(e), in het geval van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid opgericht door een titularis en zijn meewerkende echtgeno(o)t(e) bedoeld in artikel 7 van het besluit van de Waalse Regering van 17 december 2015, en als de echtgenoten hun respectievelijke aandelen of inbrengen niet via andere elementen wegens bijzondere omstandigheden kunnen bewijzen, een verdelingsovereenkomst voorleggen, waarin de volgende gegevens worden vermeld:
  1° de volledige identificatie van de titularis en van zijn meewerkende echtgeno(o)t(e);
  2° de volledige identificatie van de betrokken partner;
  3° de raming van de verdeling van de respectievelijke aandelen van de betrokken titularissen alsook, in voorkomend geval, de bewijsstukken van die raming.
  De in lid 1 bedoelde verdelingsovereenkomst wordt uiterlijk op de uiterste datum voor wijziging van de verzamelaanvraag geregistreerd door [1 de Algemene administratie van de erfgoeddocumentatie]1 en wordt aan het betaalorgaan bezorgd via het door de administratie beschikbaar gestelde geautomatiseerde elektronische loket of op papier per aangetekende post.
  § 3. In toepassing van artikel 27, § 2, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 worden de gebruiksrechten gewaardeerd volgens hun normale marktwaarde op het ogenblik van de inbreng in de activiteit.
  In afwijking van het eerste lid wordt de inbreng van gebruiksrechten in geld beoordeeld volgens de nominale waarde bij de inbreng.
  [1 § 4. Overeenkomstig de toepassing van artikel 27, § 2, 3°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023, zijn de soorten documenten die aanvaard worden om de aandelen, de verdeling van de gebruiksrechten en de inbreng in het bedrijf van de partner vast te stellen, de volgende:
   1° een oprichtingsakte die is geregistreerd of gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad;
   2° een geregistreerde overnameovereenkomst;
   3° een geregistreerde partnerschapovereenkomst;
   4° een geregistreerde overeenkomst voor de verdeling van gebruiksrechten;
   5° een aandelenregister op naam.
   Voor de toepassing van lid 1 gebeurt de registratie bij de Algemene administratie van de erfgoeddocumentatie. ]1

  
Art.20. § 1er. En application de l'article 27, § 2, 1°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, le nombre d'hectares ou d'animaux qu'un titulaire peut faire valoir en application de l'article 27, § 1er, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 est déterminé selon la formule suivante : A * H.
  Pour l'application de la formule prévue à l'alinéa 1er :
  1° " A " correspond à la proportion des parts ou de l'apport du titulaire dans le capital du partenaire, exprimée en pourcentage ;
  2° " H " correspond au nombre d'hectares ou d'animaux du partenaire potentiellement admissibles à l'aide.
  Le nombre d'hectares ou d'animaux qu'un titulaire peut faire valoir est limité au maximum fixé par la législation relative à l'intervention concernée.
  Les titulaires supportent la charge de la preuve de leurs parts respectives.
  Le nombre d'hectares ou d'animaux admissibles au niveau du partenaire est la somme des nombres d'hectares ou d'animaux que tous les titulaires du partenaire peuvent faire valoir conformément aux alinéas 1er à 3. Cette somme sert de base au calcul du montant de l'aide concernée au niveau du partenaire.
  Lorsque le montant de l'aide concernée au niveau du partenaire calculé en application de l'alinéa 6 est inférieur au montant de l'aide concernée calculé sans l'application de la formule visée à l'alinéa 1er, l'aide est octroyée au niveau du partenaire pour le nombre d'hectares ou d'animaux calculé sans l'application de la formule visée à l'alinéa 1er.
  § 2. Pour l'application du paragraphe 1er, dans le cas d'une association sans personnalité juridique constituée par un titulaire et son conjoint aidant, visée à l'article 7 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 17 décembre 2015, si les conjoints ne savent pas prouver par d'autres éléments de preuves leurs parts ou leur apports respectives en raison de circonstances particulières, le titulaire et son conjoint aidant peuvent produire une convention de répartition mentionnant :
  1° l'identification complète du titulaire et de son conjoint aidant ;
  2° l'identification complète du partenaire concerné ;
  3° l'estimation de la répartition des parts respectives des titulaires concernés, ainsi que, le cas échéant, les justificatifs de cette estimation.
  La convention de répartition mentionnée à l'alinéa 1er est enregistrée par [1 l'Administration générale de la Documentation patrimoniale]1 au plus tard à la date limite de modification de la demande unique et est fournie à l'organisme payeur via le guichet électronique informatisé mis à disposition par l'administration ou sous format papier envoyé sous pli recommandé.
  § 3. En application de l'article 27, § 2, 2°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les droits d'usage sont évalués en fonction de leur valeur normale sur le marché au moment de l'apport dans l'activité.
  Par dérogation à l'alinéa 1er, l'apport de droit d'usage de numéraire est évalué selon la valeur nominale au moment de l'apport.
  [1 § 4. En application de l'article 27, § 2, 3°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les types de documents acceptés pour déterminer les parts, la répartition [2 des]2 droits d'usage et les apports dans l'activité du partenaire sont les suivants :
   1° un acte constitutif enregistré ou publié au Moniteur belge ;
   2° une convention de reprise enregistrée ;
   3° une convention d'association enregistrée ;
   4° une convention de répartition de droits d'usage enregistrée ;
   5° le registre des parts enregistré.
   Pour l'application de l'alinéa 1er, l'enregistrement est réalisé auprès de l'Administration générale de la Documentation patrimoniale. ]1

  
HOOFDSTUK 10. - Gewichtspercentage aan zaden
CHAPITRE 10. - Poids de semences
Art.21. Overeenkomstig artikel 30, lid 2, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 worden de gewichten aan zaden die gewoonlijk worden gebruikt voor de inzaai van planten in zuivere teelt, vermeld in bijlage 1 [1 en is de gebruikelijke dichtheid voor het inzaaien van planten in zuivere teelt opgenomen in bijlage 7]1.
  
Art.21. En application de l'article 30, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les poids des semences habituellement utilisés pour le semis de végétaux en culture pure figurent à l'annexe 1 [1 et les densités usuelles pour le semis de végétaux en culture pure figurent à l'annexe 7]1.
  
HOOFDSTUK 11. - Conditionaliteit
CHAPITRE 11. - Conditionnalité
Afdeling 1. - Individuele vergunningen voor de omschakeling van blijvend grasland
Section 1ère. - Autorisations individuelles de conversion de prairies permanentes
Art.22. Krachtens artikel 44, § 2, eerste lid, 2°, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 worden de aanvragen voor individuele omschakelingsvergunningen, op straffe van niet-ontvankelijkheid, bij het betaalorgaan ingediend uiterlijk op 30 september van het jaar waarin de verlaging van de jaarlijkse ratio meer dan 2,5% bedraagt. De aanvragen worden ingediend met behulp van het formulier dat de landbouwers ter beschikking wordt gesteld in het door de overheid ter beschikking gestelde geïnformatiseerde loket voor maatregelen betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Art.22. En application de l'article 44, § 2, alinéa 1er, 2°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, sous peine d'irrecevabilité, les demandes d'autorisation individuelle de conversion sont introduites auprès de l'organisme payeur au plus tard le 30 septembre de l'année au cours de laquelle la diminution du ratio annuel supérieure à 2,5 % est observée. Les demandes sont introduites via le formulaire mis à disposition des agriculteurs sur le guichet informatisé consacrés aux interventions relevant de la politique agricole commune, mis à disposition par l'administration.
Art.23. In toepassing van artikel 44, § 2, eerste lid, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 kunnen individuele omschakelingsvergunningen worden verleend binnen de limiet van artikel 43 van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023, rekening houdend voor blijvend grasland met een van de volgende kenmerken
  1° blijvend grasland met een bodem die wordt gekenmerkt door een van de volgende natuurlijke afwateringsklassen:
  a) vrij slechte afwatering, zonder verminderde horizont;
  b) slechte afwatering, zonder verminderde horizont;
  c) vrij slechte afwatering, met verminderde horizont;
  d) slechte afwatering, met verminderde horizont;
  2° blijvend grasland gelegen in gebieden met een gemiddeld overstromingsrisico door overloop;
  3° percelen blijvend grasland met een hoge of zeer hoge erosiegevoeligheid;
  4° blijvend grasland dat geheel of gedeeltelijk binnen de ecologische hoofdstructuur ligt;
  5° percelen blijvend grasland waarvan de bodem tot een van de volgende categorieën behoort:
  a) losse bodems met rotsachtig substraat binnen 40 cm van het oppervlak;
  b) stenige bodems met rotsachtig of los substraat op minder dan 40 cm van het oppervlak;
  c) zeer stenige bodems met een rotsachtig of los substraat tussen 20 en 80 cm van het oppervlak;
  d) losse bodems met een rotsachtig substraat tussen 20 en 80 cm van het oppervlak;
  e) bodems met rotsachtige uitlopers.
  De specifieke kenmerken van elke klasse van afwatering, bedoeld in het eerste lid, 1°, zijn opgenomen in bijlage 2.
  Voor de toepassing van het eerste lid, 5°, wordt verstaan onder:
  1° steenachtige bodems: bodems met een steenachtige belasting van meer dan 15% en minder dan of gelijk aan 50%;
  2° zeer stenige bodems: bodems met een stenige belasting van meer dan 50%.
Art.23. En application de l'article 44, § 2, alinéa 1er, 1°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, des autorisations individuelles de conversion peuvent être octroyées dans la limite prévue à l'article 43 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, en tenant compte pour les prairies permanentes présentant l'une des caractéristiques suivantes :
  1° les prairies permanentes dont le sol est caractérisé par l'une des classes de drainage naturel suivantes :
  a) le drainage assez pauvre, sans horizon réduit ;
  b) le drainage pauvre, sans horizon réduit ;
  c) le drainage assez pauvre, avec horizon réduit ;
  d) le drainage pauvre, avec horizon réduit ;
  2° les prairies permanentes situées en zones d'aléa d'inondation moyen par débordement ;
  3° les parcelles de prairies permanentes présentant une sensibilité élevée ou très élevée à l'érosion ;
  4° les prairies permanentes situées entièrement ou partiellement au sein de la structure écologique principale ;
  5° les parcelles de prairies permanentes dont le sol relève de l'une des catégories suivantes :
  a) les sols meubles présentant un substrat rocheux apparaissant à moins de quarante centimètres à partir de la surface ;
  b) les sols caillouteux présentant un substrat rocheux ou meuble apparaissant à moins de quarante centimètres à partir de la surface ;
  c) les sols très caillouteux présentant un substrat rocheux ou meuble apparaissant entre vingt et quatre-vingts centimètres à partir de la surface ;
  d) les sols meubles présentant un substrat rocheux apparaissant entre vingt et quatre-vingts centimètres à partir de la surface ;
  e) les sols présentant des affleurements rocheux.
  Les caractéristiques propres à chaque classe de drainage visée à l'alinéa 1er, 1°, figurent à l'annexe 2.
  Pour l'application de l'alinéa 1er, 5°, l'on entend par :
  1° sols caillouteux : les sols présentant une charge caillouteuse supérieure à 15 % et inférieure ou égale à 50 % ;
  2° sols très caillouteux : les sols présentant une charge caillouteuse supérieure à 50 %.
Art.24. Overeenkomstig artikel 44, § 2, eerste lid, 3°, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 deelt het betaalorgaan de individuele omschakelingsvergunningen uiterlijk op 31 oktober van het jaar waarin de aanvraag is ingediend, mee aan de betrokken landbouwers.
Art.24. En application de l'article 44, § 2, alinéa 1er, 3°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, l'organisme payeur communique les autorisations individuelles de conversion aux agriculteurs concernés au plus tard le 31 octobre de l'année d'introduction de la demande.
Afdeling 2. - Omschakeling van bouwland of blijvende teelten naar blijvend grasland
Section 2. - Reconversion de terres arables ou de cultures permanentes en prairies permanentes
Art.25. § 1. De in artikel 45, lid 2, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 bedoelde omschakelingsverplichting geldt in eerste instantie voor elke landbouwer die arealen laat omschakelen van blijvend grasland naar voor andere doeleinden gebruikte landbouwarealen zonder een overeenkomstig de artikelen 22 tot en met 24 verkregen individuele omschakelingsvergunning.
  In het in lid 1 bedoelde geval zetten de landbouwers alle omgeschakelde blijvende graslanden om zonder voorafgaande individuele omschakelingsvergunning.
  § 2. Indien de toepassing van paragraaf 1 niet volstaat om de vermindering van het jaarlijkse verhoudingscijfer tot 5% of minder van het referentiecijfer te beperken, geldt de omschakelingsverplichting ook voor elke landbouwer die gedurende de drie jaar voorafgaand aan de datum van de laatste berekening van het jaarlijkse verhoudingscijfer landbouwarealen heeft omgeschakeld van blijvend grasland naar andere vormen van agrarisch gebruik.
  In het in lid 1 bedoelde geval kan de landbouwer kiezen tussen:
  1° een percentage van de oppervlakte die van blijvend grasland is omgeschakeld in landbouwgrond voor andere doeleinden omzetten;
  2° op landbouwgrond die voor andere doeleinden wordt gebruikt, een areaal blijvend grasland creëren dat met dit percentage overeenkomt.
  Het in lid 2 bedoelde percentage wordt berekend op basis van het areaal dat de landbouwer ter beschikking stond, omgeschakeld in de drie jaren vóór de datum van de laatste berekening van het jaarlijkse verhoudingscijfer en de totale oppervlakte die nodig is om de daling van het jaarlijkse verhoudingscijfer te beperken tot 4% of minder van het referentiecijfer.
  § 3. Lid 1 is van toepassing ongeacht de overdracht tussen landbouwers van oppervlakten blijvend grasland die na de datum van de omschakeling in landbouwgrond met een andere bestemming zijn omgezet.
  § 4. Blijvend grasland wordt uiterlijk op 31 mei van het jaar volgend op het jaar van kennisgeving van de omschakelingsverplichting omgezet overeenkomstig de leden 1 en 2.
Art.25. § 1er. L'obligation de reconversion visée à l'article 45, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, s'applique en premier lieu à tout agriculteur qui dispose de superficies converties à partir de prairies permanentes en surfaces agricoles consacrées à d'autres utilisations sans autorisation individuelle de conversion obtenue conformément aux articles 22 à 24.
  Dans l'hypothèse visée à l'alinéa 1er, les agriculteurs reconvertissent l'ensemble des prairies permanentes converties sans autorisation individuelle de conversion préalable.
  § 2. Si la mise en oeuvre du paragraphe 1er n'est pas suffisante pour limiter la diminution du ratio annuel à 5 % ou moins par rapport au ratio de référence, l'obligation de reconversion s'applique également à tout agriculteur qui dispose de superficies converties à partir de prairies permanentes en surfaces agricoles consacrées à d'autres utilisations au cours des trois années précédant la date du dernier calcul du ratio annuel.
  Dans l'hypothèse visée à l'alinéa 1er, l'agriculteur fait le choix entre :
  1° reconvertir un pourcentage de la superficie qui a été convertie à partir de prairies permanentes en surfaces agricoles consacrées à d'autres utilisations ;
  2° créer, à partir de surfaces agricoles consacrées à d'autres utilisations, une superficie de prairies permanentes correspondant à ce pourcentage.
  Le pourcentage visé à l'alinéa 2 est calculé sur base de la superficie à disposition de l'agriculteur convertie au cours des trois années précédant la date du dernier calcul du ratio annuel et de la superficie totale nécessaire pour limiter la diminution du ratio annuel à 4 % ou moins par rapport au ratio de référence.
  § 3. Le paragraphe 1er s'applique indépendamment de tout transfert entre agriculteurs de superficies de prairies permanentes converties en surfaces agricoles consacrées à d'autres utilisations survenu après la date de conversion.
  § 4. Les prairies permanentes sont reconverties conformément aux paragraphes 1er et 2 au plus tard le 31 mai de l'année qui suit celle de la date de notification de l'obligation de reconversion.
Afdeling 2. - Bescherming van koolstofrijke bodems (GLMC 2)
Section 3. - Protection des sols riches en carbone (BCAE 2)
Art.26. In toepassing van artikel 47, § 1, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 worden de eigenschappen van de zeer slechte afwateringsklasse met beperkte horizont bepaald in bijlage 2.
Art.26. En application de l'article 47, § 1er, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les propriétés de la classe de drainage très pauvre avec horizon réduit sont déterminées à l'annexe 2.
Afdeling 4. - Criteria voor laboratoria voor bodemanalyse
Section 4. - Critères relatifs aux laboratoires pouvant délivrer une analyse de sol
Afdeling 5. [1 Erosiebestrijdingsstrook en ruggenteeltgewassen of soortgelijke gewassen. ]1
Section 5. [1 Bande anti-érosion et cultures sarclées ou assimilées ]1
Art.28. [1 Overeenkomstig artikelen 54, § 2, en 62, § 2, lid 3, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 zijn de in aanmerking komende ruggenteelten en soortgelijke teelten de volgende:
   1° maïs;
   2° bieten;
   3° aardappelen;
   4° cichorei;
   5° voederwortelen;
   6° bewaarbonen;
   7° vlinderbloemigen;
   8° andere teelten zoals gedefinieerd in het verzamelaanvraagformulier. ]1
.
  
Art.28. [1 En application des articles 54, § 2, et 62, § 2, alinéa 3, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, les plantes sarclées et assimilées admissibles sont les suivantes :
   1° le maïs ;
   2° les betteraves ;
   3° les pommes de terre ;
   4° les chicorées ;
   5° la carotte fourragère ;
   6° les haricots de conserverie ;
   7° les légumes légumineuses ;
   8° les autres légumes au sens du formulaire de demande unique ]1
.
  
Art.29. [1 In toepassing van artikel 55, § 2, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 voldoet de erosiebestrijdingsstrook aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
   1° de strook wordt aangelegd op het betrokken perceel, onderaan de helling, zodat de risico's in verband met het weglopen van water buiten het perceel worden beperkt;
   2° de strook is minstens negen meter breed;
   3° de strook bestaat uit weidegrassen die als zuivere teelt of gemengd met vlinderbloemigen of wintergranen worden geplant;
   4° de strook wordt aangelegd voordat de ruggenteelt of soortgelijke teelt wordt geplant;
   5° de strook wordt ten minste onderhouden totdat de ruggenteelt of soortgelijke teelt is geoogst;
   6° [2 ...]2;
   7° maaien is verboden vóór 1 juli als de strook is aangeplant na 30 november van het voorgaande jaar ]1
.
  
Art.29. [1 En application de l'article 55, § 2, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, la bande anti-érosion répond aux conditions cumulatives suivantes :
   1° elle est installée sur la parcelle concernée, en bas de la pente de façon à limiter les risques liés à l'écoulement des eaux en dehors de la parcelle ;
   2° elle présente une largeur d'au moins neuf mètres ;
   3° elle est composée de graminées prairiales, implantées en culture pure ou en mélange avec des légumineuses, ou des céréales d'hiver ;
   4° elle est installée avant l'implantation des plantes sarclées ou assimilées ;
   5° elle est maintenue au moins jusqu'au moment de la récolte des plantes sarclées ou assimilées ;
   6° [2 ...]2 ;
   7° la fauche y est interdite avant le 1er juillet si elle est implantée après le 30 novembre de l'année précédente ]1
.
  
Afdeling 3.
Section 6.
HOOFDSTUK 12. - Slotbepaling
CHAPITRE 12. - Disposition finale
Art.36. Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2023.
Art.36. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2023.
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1.   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 20-07-2023, p. 60694)
  Gewijzigd bij :
  
Art. N1.   (Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 20-07-2023, p. 60655)
  Modifié par :
   Art. N2.
  (Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 20-07-2023, p. 60658)
Art. N2.   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 20-07-2023, p. 60697)
Art. N2.   (Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 20-07-2023, p. 60658)
Art. N6. [1 Liste des espèces de céréales pour l'implantation de parcelles de céréales laissées sur pied en culture pure
   1° Epeautre d'hiver ou de printemps (Triticum spelta) ;
   2° Froment d'hiver ou de printemps (Triticum aestivum) ;
   3° Triticale d'hiver ou de printemps (xTriticosecale). ]1

  
Art. N6. [1 Lijst van graansoorten voor het aanplanten van percelen met staand graan in zuivere teelt
   1° winter- of voorjaarsspelt (Triticum spelta);
   2° winter- of voorjaarstarwe (Triticum aestivum);
   3° winter- of voorjaarstriticale (xTriticosecale). " ]1

  
Art. N7. [1 Densités usuelles pour le semis de végétaux en culture pure
-
Espèces ou genres de végétaux Densités usuelles de semis, en grains/m2
Graminées  
Avoine (Avena sativa) 350
Epeautre à grains nus (Triticum spelta) 325
Froment (Triticum aestivum) 350
Orge (Hordeum vulgare) 290 (d'hiver), 285 (de printemps)
Seigle (Secale cereale) 285
Triticale (xTriticosecale) 310
Légumineuses  
Fenugrec (Trigonella foenum-graecum) 400
Féverole (Vicia faba) 35 (d'hiver), 45 (de printemps)
Lentille (Lens culinaris) 325
Lupin blanc (Lupinus albus) 60
Lupin bleu (Lupinus angustifolius) 100
Lupin jaune (Lupinus luteus) 100
Pois (Pisum sativum) 50 (fourrager), 80 (protéagineux)
Pois chiche (Cicer arietinum) 60
Soja (Glycine max) 70
Vesces (Vicia spp{/art}.) 100 (commune), 80 (de Narbonne)
]1
  
Art. N7. [1 {/art}. Gebruikelijke zaaidichtheid voor gewassen in zuivere teelt
Art. N7. [1 Densités usuelles pour le semis de végétaux en culture pure
Plantensoort of -geslacht Gebruikelijke zaaidichtheid in aantal zaden/m2
Grassen  
Haver (Avena sativa) 350
Gepelde spelt (Triticum spelta) 325
Tarwe (Triticum aestivum) 350
Gerst (Hordeum vulgare) 290 (winter), 285 (voorjaar)
Rogge (Secale cereale) 285
Triticale (xTriticosecale) 310
Vlinderbloemigen  
Fenegriek (Trigonella foenum-graecum) 400
Tuin- en veldbonen (Vicia faba) 35 (winter), 45 (voorjaar)
Linzen (Lens culinaris) 325
Witte lupine (Lupinus albus) 60
Blauwe lupine (Lupinus angustifolius) 100
Gele lupine (Lupinus luteus) 100
Erwt (Pisum sativum) 50 (voeder), 80 (eiwit)
Kikkererwt (Cicer arietinum) 60
Soja (Glycine max) 70
Wikke (Vicia spp.) 100 (gewone wikke), 80 (Franse wikke)
Plantensoort of -geslacht Gebruikelijke zaaidichtheid in aantal zaden/m2Grassen Haver (Avena sativa) 350 Gepelde spelt (Triticum spelta) 325 Tarwe (Triticum aestivum) 350 Gerst (Hordeum vulgare) 290 (winter), 285 (voorjaar) Rogge (Secale cereale) 285 Triticale (xTriticosecale) 310 Vlinderbloemigen Fenegriek (Trigonella foenum-graecum) 400 Tuin- en veldbonen (Vicia faba) 35 (winter), 45 (voorjaar) Linzen (Lens culinaris) 325 Witte lupine (Lupinus albus) 60 Blauwe lupine (Lupinus angustifolius) 100 Gele lupine (Lupinus luteus) 100 Erwt (Pisum sativum) 50 (voeder), 80 (eiwit) Kikkererwt (Cicer arietinum) 60 Soja (Glycine max) 70 Wikke (Vicia spp.) 100 (gewone wikke), 80 (Franse wikke)
]1
  
Espèces ou genres de végétaux Densités usuelles de semis, en grains/m2
Graminées  
Avoine (Avena sativa) 350
Epeautre à grains nus (Triticum spelta) 325
Froment (Triticum aestivum) 350
Orge (Hordeum vulgare) 290 (d'hiver), 285 (de printemps)
Seigle (Secale cereale) 285
Triticale (xTriticosecale) 310
Légumineuses  
Fenugrec (Trigonella foenum-graecum) 400
Féverole (Vicia faba) 35 (d'hiver), 45 (de printemps)
Lentille (Lens culinaris) 325
Lupin blanc (Lupinus albus) 60
Lupin bleu (Lupinus angustifolius) 100
Lupin jaune (Lupinus luteus) 100
Pois (Pisum sativum) 50 (fourrager), 80 (protéagineux)
Pois chiche (Cicer arietinum) 60
Soja (Glycine max) 70
Vesces (Vicia spp{/art}.) 100 (commune), 80 (de Narbonne)
Espèces ou genres de végétaux Densités usuelles de semis, en grains/m2Graminées Avoine (Avena sativa) 350 Epeautre à grains nus (Triticum spelta) 325 Froment (Triticum aestivum) 350 Orge (Hordeum vulgare) 290 (d'hiver), 285 (de printemps) Seigle (Secale cereale) 285 Triticale (xTriticosecale) 310 Légumineuses Fenugrec (Trigonella foenum-graecum) 400 Féverole (Vicia faba) 35 (d'hiver), 45 (de printemps) Lentille (Lens culinaris) 325 Lupin blanc (Lupinus albus) 60 Lupin bleu (Lupinus angustifolius) 100 Lupin jaune (Lupinus luteus) 100 Pois (Pisum sativum) 50 (fourrager), 80 (protéagineux) Pois chiche (Cicer arietinum) 60 Soja (Glycine max) 70 Vesces (Vicia spp{/art}.) 100 (commune), 80 (de Narbonne)
]1