Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder :
1° administratie: de administratie in de zin van artikel D.3, 3°, van het Waalse Landbouwwetboek;
2° actieve landbouwer : de actieve landbouwer in de zin van deel 2, hoofdstuk 5, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023;
3° besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023: het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023 inzake gemeenschappelijke begrippen voor de interventies en steunmaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de conditionaliteit;
4° vrouwelijke vleesrunderen : vrouwelijke runderen van het vleesrastype vrouwelijke runderen van het vleesrastype overeenkomstig artikel 11, tweede lid ;
5° schaap: het schaap van zes maanden of ouder;
6° veebezetting : de veebezetting in de zin van artikel 2, 12°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023;
7° veestapel: alle dieren, per categorie gedefinieerd in de afdelingen 2 tot en met 5 van hoofdstuk 3, die behoren tot het beslag dat door een landbouwer wordt beheerd en gehouden en dat verbonden is met een productie-eenheid van de landbouwer zoals geregistreerd in het GBCS;
8° verzamelaanvraag: de verzamelaanvraag in de zin van artikel D.3, 13°, van het Waalse Landbouwwetboek;
9° identificatie- en registratievoorschriften voor dieren : de voorschriften in deel IV, titel I, hoofdstuk 2, afdeling 1, van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid en de voorschriften in de hoofdstukken VI, IX en X van het koninklijk besluit van 20 mei 2022 betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels;
10° betaalorgaan: het betaalorgaan in de zin van artikel D.3, 25°, van het Waals Landbouwwetboek;
11° Verordening (EU) 2021/2115 van 2 december 2021 : Verordening (EU) nr. 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013;
12° Sanitel: het computerbestand van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen bedoeld in artikel 2, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 20 mei 2022 betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels
13° GBCS : het geïntegreerd beheers- en controlesysteem bedoeld in Titel II, Hoofdstuk I, Afdeling 1 van het Waalse Landbouwwetboek;
14° voederareaal : het voederareaal bepaald overeenkomstig artikel 18, § 1, tweede lid, van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023 betreffende de steun voor de biologische landbouw:
15. beslag : het beslag in de zin van artikel 2, § 2, 12°, van het koninklijk besluit van 20 mei 2022 betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels
16° rastype : vlees-, melk- of gemengd type, zoals bij de geboorte toegewezen aan runderachtigen;
17° productie-eenheid: de eenheid bedoeld in artikel D.3, 35°, van het Waalse Landbouwwetboek:
18° koe : het vrouwelijke rund dat reeds gekalfd heeft;
19° melkkoeien : koeien van het type melkras overeenkomstig artikel 17, tweede lid;
20° gemengde koeien: koeien van gemengd ras overeenkomstig artikel 14, tweede lid.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
23 FEBRUARI 2023. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de gekoppelde steun aan eiwithoudende gewassen, vrouwelijke vleesrunderen, gemengde koeien, melkkoeien en schapen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-05-2023 en tekstbijwerking tot 16-04-2024)
Titre
23 FEVRIER 2023. - Arrêté du Gouvernement wallon relatif aux aides couplées au revenu pour les cultures protéagineuses, les bovins femelles viandeux, les vaches mixtes, les vaches laitières et les brebis(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 24-05-2023 et mise à jour au 16-04-2024)
Informations sur le document
Numac: 2023042312
Datum: 2023-02-23
Info du document
Numac: 2023042312
Date: 2023-02-23
Table des matières
HOOFDSTUK 1. - Gemeenschappelijke bepalingen en...
HOOFDSTUK 2. - Gekoppelde inkomenssteun voor ei...
HOOFDSTUK 2. - Gekoppelde inkomenssteun voor di...
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Deel 2. - Gekoppelde inkomenssteun voor vrouwel...
Afdeling 3. - Gekoppelde inkomenssteun voor gem...
Afdeling 4. - Gekoppelde inkomenssteun voor mel...
Afdeling 5. - Gekoppelde inkomenssteun voor sch...
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Table des matières
CHAPITRE 1er. - Dispositions communes et défini...
CHAPITRE 2. - Aide couplée au revenu pour les c...
CHAPITRE 3. - Aides couplées au revenu pour les...
Section 1re. - Dispositions communes
Section 2. - Aide couplée au revenu pour les bo...
Section 3. - Aide couplée au revenu pour les va...
Section 4. - Aide couplée au revenu pour les va...
Section 5. - Aide couplée au revenu pour les br...
CHAPITRE 4. - Dispositions finales
Tekst (35)
Texte (35)
HOOFDSTUK 1. - Gemeenschappelijke bepalingen en definities
CHAPITRE 1er. - Dispositions communes et définitions
Article 1er. Pour l'application du présent arrêté et de ses arrêtés d'exécution, l'on entend par :
1° administration : l'administration au sens de l'article D.3, 3°, du Code wallon de l'Agriculture ;
2° agriculteur actif : l'agriculteur actif au sens de la partie 2, chapitre 5, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 ;
3° arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 : l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 relatif aux notions communes aux interventions et aides de la politique agricole commune et à la conditionnalité ;
4° bovins femelles viandeux : les bovins femelles de type racial viandeux conformément à l'article 11, alinéa 2 ;
5° brebis : la brebis âgée de six mois ou plus ;
6° charge en bétail : la charge en bétail au sens de l'article 2, 12°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 ;
7° cheptel : l'ensemble des animaux, par catégorie définie aux sections 2 à 5 du chapitre 3, appartenant aux troupeaux gérés et détenus par un agriculteur, et liés à une unité de production appartenant à l'agriculteur telle qu'enregistrée au SIGeC ;
8° demande unique : la demande unique au sens de l'article D.3, 13°, du Code wallon de l'Agriculture ;
9° exigences en matière d'identification et d'enregistrement des animaux : les exigences fixées à la partie IV, titre Ier, chapitre 2, section 1ère, du règlement (UE) n° 2016/429 du Parlement et du Conseil du 9 mars 2016 relatif aux maladies animales transmissibles et modifiant et abrogeant certains actes dans le domaine de la santé animale et celles fixées aux chapitres VI, IX et X, de l'arrêté royal du 20 mai 2022 relatif à l'identification et l'enregistrement de certains ongulés, des volailles, des lapins et de certains oiseaux ;
10° organisme payeur : l'organisme payeur au sens de l'article D.3, 25°, du Code wallon de l'Agriculture ;
11° règlement (UE) n° 2021/2115 du 2 décembre 2021 : le règlement (UE) n° 2021/2115 du Parlement européen et du Conseil du 2 décembre 2021 établissant des règles régissant l'aide aux plans stratégiques devant être établis par les Etats membres dans le cadre de la politique agricole commune (plans stratégiques relevant de la PAC) et financés par le Fonds européen agricole de garantie (FEAGA) et par le Fonds européen agricole pour le développement rural (FEADER), et abrogeant les règlements (UE) n° 1305/2013 et (UE) n° 1307/2013 ;
12° Sanitel : la base de données informatique de l'Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire visée à l'article 2, § 2, 1°, de l'arrêté royal du 20 mai 2022 relatif à l'identification et l'enregistrement de certains ongulés, des volailles, des lapins et de certains oiseaux ;
13° SIGeC : le système intégré de gestion et de contrôle visé au titre II, chapitre Ier, section 1ère, du Code wallon de l'Agriculture ;
14° surface fourragère : la surface fourragère déterminée conformément à l'article 18, § 1er, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 relatif à l'aide à l'agriculture biologique.
15° troupeau : le troupeau au sens de l'article 2, § 2, 12°, de l'arrêté royal du 20 mai 2022 relatif à l'identification et l'enregistrement de certains ongulés, des volailles, des lapins et de certains oiseaux ;
16° type racial : type viandeux, laitier ou mixte tel qu'attribué à la naissance à un bovin ;
17° unité de production : l'unité visée à l'article D.3, 35°, du Code wallon de l'Agriculture :
18° vache : le bovin femelle ayant déjà vêlé ;
19° vaches laitières : les vaches de type racial laitier conformément à l'article 17, alinéa 2 ;
20° vaches mixtes : les vaches de type racial mixte conformément à l'article 14, alinéa 2.
1° administration : l'administration au sens de l'article D.3, 3°, du Code wallon de l'Agriculture ;
2° agriculteur actif : l'agriculteur actif au sens de la partie 2, chapitre 5, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 ;
3° arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 : l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 relatif aux notions communes aux interventions et aides de la politique agricole commune et à la conditionnalité ;
4° bovins femelles viandeux : les bovins femelles de type racial viandeux conformément à l'article 11, alinéa 2 ;
5° brebis : la brebis âgée de six mois ou plus ;
6° charge en bétail : la charge en bétail au sens de l'article 2, 12°, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 ;
7° cheptel : l'ensemble des animaux, par catégorie définie aux sections 2 à 5 du chapitre 3, appartenant aux troupeaux gérés et détenus par un agriculteur, et liés à une unité de production appartenant à l'agriculteur telle qu'enregistrée au SIGeC ;
8° demande unique : la demande unique au sens de l'article D.3, 13°, du Code wallon de l'Agriculture ;
9° exigences en matière d'identification et d'enregistrement des animaux : les exigences fixées à la partie IV, titre Ier, chapitre 2, section 1ère, du règlement (UE) n° 2016/429 du Parlement et du Conseil du 9 mars 2016 relatif aux maladies animales transmissibles et modifiant et abrogeant certains actes dans le domaine de la santé animale et celles fixées aux chapitres VI, IX et X, de l'arrêté royal du 20 mai 2022 relatif à l'identification et l'enregistrement de certains ongulés, des volailles, des lapins et de certains oiseaux ;
10° organisme payeur : l'organisme payeur au sens de l'article D.3, 25°, du Code wallon de l'Agriculture ;
11° règlement (UE) n° 2021/2115 du 2 décembre 2021 : le règlement (UE) n° 2021/2115 du Parlement européen et du Conseil du 2 décembre 2021 établissant des règles régissant l'aide aux plans stratégiques devant être établis par les Etats membres dans le cadre de la politique agricole commune (plans stratégiques relevant de la PAC) et financés par le Fonds européen agricole de garantie (FEAGA) et par le Fonds européen agricole pour le développement rural (FEADER), et abrogeant les règlements (UE) n° 1305/2013 et (UE) n° 1307/2013 ;
12° Sanitel : la base de données informatique de l'Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire visée à l'article 2, § 2, 1°, de l'arrêté royal du 20 mai 2022 relatif à l'identification et l'enregistrement de certains ongulés, des volailles, des lapins et de certains oiseaux ;
13° SIGeC : le système intégré de gestion et de contrôle visé au titre II, chapitre Ier, section 1ère, du Code wallon de l'Agriculture ;
14° surface fourragère : la surface fourragère déterminée conformément à l'article 18, § 1er, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023 relatif à l'aide à l'agriculture biologique.
15° troupeau : le troupeau au sens de l'article 2, § 2, 12°, de l'arrêté royal du 20 mai 2022 relatif à l'identification et l'enregistrement de certains ongulés, des volailles, des lapins et de certains oiseaux ;
16° type racial : type viandeux, laitier ou mixte tel qu'attribué à la naissance à un bovin ;
17° unité de production : l'unité visée à l'article D.3, 35°, du Code wallon de l'Agriculture :
18° vache : le bovin femelle ayant déjà vêlé ;
19° vaches laitières : les vaches de type racial laitier conformément à l'article 17, alinéa 2 ;
20° vaches mixtes : les vaches de type racial mixte conformément à l'article 14, alinéa 2.
Art.2. Op grond van artikel 33 van Verordening (EU) nr. 2021/2115 van 2 december 2021 wordt aan actieve landbouwers gekoppelde inkomenssteun toegekend voor :
1° eiwithoudende gewassen;
2° vrouwelijke vleesrunderen ;
3° gemengde koeien ;
4° melkkoeien ;
5° schappen.
1° eiwithoudende gewassen;
2° vrouwelijke vleesrunderen ;
3° gemengde koeien ;
4° melkkoeien ;
5° schappen.
Art.2. En application de l'article 33 du règlement (UE) n° 2021/2115 du 2 décembre 2021, une aide couplée au revenu est octroyée aux agriculteurs actifs pour :
1° les cultures protéagineuses ;
2° les bovins femelles viandeux ;
3° les vaches mixtes ;
4° les vaches laitières ;
5° les brebis.
1° les cultures protéagineuses ;
2° les bovins femelles viandeux ;
3° les vaches mixtes ;
4° les vaches laitières ;
5° les brebis.
Art.3. Landbouwers die steun aanvragen, dienen jaarlijks een aanvraag voor gekoppelde inkomenssteun in via de verzamelaanvraag als bedoeld in hoofdstuk 2 van deel 2 van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023.
Art.3. Les agriculteurs demandeurs d'aides effectuent annuellement les demandes d'aides couplées au revenu via la demande unique prévue par le chapitre 2 de la partie 2 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023.
HOOFDSTUK 2. - Gekoppelde inkomenssteun voor eiwithoudende gewassen
CHAPITRE 2. - Aide couplée au revenu pour les cultures protéagineuses
Art.4. Gekoppelde inkomenssteun wordt toegekend aan actieve landbouwers die een van de subsidiabele eiwithoudende gewassen hebben aangegeven [1 en die ze na 15 juni oogsten]1.
De Minister bepaalt welke eiwithoudende gewassen voor steun in aanmerking komen.
De Minister bepaalt welke eiwithoudende gewassen voor steun in aanmerking komen.
Modifications
Art.4. Une aide couplée au revenu est octroyée aux agriculteurs actifs ayant déclaré l'une des cultures protéagineuses admissibles [1 et procédant à leur récolte après le 15 juin]1.
Le Ministre détermine les cultures protéagineuses admissibles à l'aide.
Le Ministre détermine les cultures protéagineuses admissibles à l'aide.
Modifications
Art.5. Alleen landbouwarealen die voldoen aan de definitie van subsidiabele hectare als bedoeld in hoofdstuk 4 van deel 2 van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023, gelegen op het grondgebied van het Waals Gewest, worden in aanmerking genomen om de steun te bepalen.
Gekoppelde inkomenssteun voor eiwithoudende gewassen wordt slechts toegekend voor ten minste een halve hectare subsidiabele grond per landbouwer.
Gekoppelde inkomenssteun voor eiwithoudende gewassen wordt slechts toegekend voor ten minste een halve hectare subsidiabele grond per landbouwer.
Art.5. Seules les surfaces agricoles répondant à la définition de l'hectare admissible visée au chapitre 4 de la partie 2 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023, situées sur le territoire de la Région wallonne, sont prises en considération pour déterminer l'aide.
L'aide couplée au revenu pour les cultures protéagineuses est octroyée uniquement pour un minimum d'un demi-hectare admissible par agriculteur.
L'aide couplée au revenu pour les cultures protéagineuses est octroyée uniquement pour un minimum d'un demi-hectare admissible par agriculteur.
Art.6. Overeenkomstig artikel 32, § 3, van Verordening (EU) nr. 2021/2115 van 2 december 2021 neemt de gekoppelde inkomenssteun voor eiwithoudende gewassen de vorm aan van een jaarlijkse betaling per subsidiabele hectare.
De Minister stelt het bedrag van de gekoppelde inkomenssteun voor eiwithoudende gewassen per subsidiabele hectare vast.
Om budgettaire redenen kan het steunbedrag worden aangepast binnen de door de Minister vastgestelde grenzen, overeenkomstig artikel 102, § 2, van Verordening (EU) nr. 2021/2115 van 2 december 2021.
De Minister stelt het bedrag van de gekoppelde inkomenssteun voor eiwithoudende gewassen per subsidiabele hectare vast.
Om budgettaire redenen kan het steunbedrag worden aangepast binnen de door de Minister vastgestelde grenzen, overeenkomstig artikel 102, § 2, van Verordening (EU) nr. 2021/2115 van 2 december 2021.
Art.6. En application de l'article 32, § 3, du règlement (UE) n° 2021/2115 du 2 décembre 2021, l'aide couplée au revenu pour les cultures protéagineuses prend la forme d'un paiement annuel par hectare admissible.
Le Ministre détermine le montant de l'aide couplée au revenu pour les cultures protéagineuses par hectare admissible.
Pour des raisons budgétaires, le montant de l'aide peut être adapté dans les limites prévues par le Ministre, conformément à l'article 102, § 2, du règlement (UE) n° 2021/2115 du 2 décembre 2021.
Le Ministre détermine le montant de l'aide couplée au revenu pour les cultures protéagineuses par hectare admissible.
Pour des raisons budgétaires, le montant de l'aide peut être adapté dans les limites prévues par le Ministre, conformément à l'article 102, § 2, du règlement (UE) n° 2021/2115 du 2 décembre 2021.
HOOFDSTUK 2. - Gekoppelde inkomenssteun voor dieren
CHAPITRE 3. - Aides couplées au revenu pour les animaux
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Section 1re. - Dispositions communes
Art.7. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder een subsidiabel dier verstaan een dier :
1° dat voldoet aan de identificatie- en registratievoorschriften voor dieren gedurende de in artikel 8 vastgestelde aanhoudingsperiode;
2° dat door de landbouwer gedurende de in artikel 8 bepaalde aanhoudingsperiode wordt bijgehouden;
3° dat geïdentificeerd is door middel van administratieve controles of controles ter plaatse.
In afwijking van het eerste lid, 2°, voldoet een dier als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4 dat wordt vervangen door een ander dier als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4, aan de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, 2°, indien beide dieren gedurende de aanhoudingsperiode aaneengesloten worden gehouden.
1° dat voldoet aan de identificatie- en registratievoorschriften voor dieren gedurende de in artikel 8 vastgestelde aanhoudingsperiode;
2° dat door de landbouwer gedurende de in artikel 8 bepaalde aanhoudingsperiode wordt bijgehouden;
3° dat geïdentificeerd is door middel van administratieve controles of controles ter plaatse.
In afwijking van het eerste lid, 2°, voldoet een dier als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4 dat wordt vervangen door een ander dier als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4, aan de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, 2°, indien beide dieren gedurende de aanhoudingsperiode aaneengesloten worden gehouden.
Art.7. Pour l'application du présent chapitre, l'on entend par animal admissible, un animal :
1° respectant les exigences en matière d'identification et d'enregistrement des animaux pendant la période de rétention fixée à l'article 8 ;
2° détenu par l'agriculteur tout le long de la période de rétention fixée à l'article 8 ;
3° identifié au moyen de contrôles administratifs ou sur place.
Par dérogation à l'alinéa 1er, 2°, un animal visé aux sections 2 à 4 remplacé par un autre animal visé aux sections 2 à 4 respecte la condition visée à l'alinéa 1er, 2°, si les deux animaux sont consécutivement détenus durant la période de rétention.
1° respectant les exigences en matière d'identification et d'enregistrement des animaux pendant la période de rétention fixée à l'article 8 ;
2° détenu par l'agriculteur tout le long de la période de rétention fixée à l'article 8 ;
3° identifié au moyen de contrôles administratifs ou sur place.
Par dérogation à l'alinéa 1er, 2°, un animal visé aux sections 2 à 4 remplacé par un autre animal visé aux sections 2 à 4 respecte la condition visée à l'alinéa 1er, 2°, si les deux animaux sont consécutivement détenus durant la période de rétention.
Art.8. De aanhoudingsperiode voor dieren loopt van 1 april tot en met 30 september.
Art.8. La période de rétention des animaux s'étend du 1er avril au 30 septembre inclus.
Art.9. Het maximumaantal dieren vermeld in de artikelen 12, § 3, 15, § 3, 18, § 3, et 22, § 3, is van toepassing op het niveau van de titularissen van de rechtspersonen, van de verenigingen of de vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid in functie van hun aandelen, van de verdeling van het gebruiksrecht of van hun inbreng in de activiteit van de partner overeenkomstig de voorwaarden voorgeschreven door deel 2, hoofdstuk 9, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2023.
Art.9. Le nombre maximum d'animaux mentionnés aux articles 12, § 3, 15, § 3, 18, § 3, et 22, § 3, s'applique au niveau des titulaires des personnes morales, des associations ou des sociétés sans personnalité juridique en fonction de leurs parts, de la répartition du droit d'usage ou de leurs apports dans l'activité du partenaire conformément aux conditions prescrites par la partie 2, chapitre 9, de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023.
Art.10. Overeenkomstig artikel 32, § 3, van Verordening (EU) nr. 2021/2115 van 2 december 2021 neemt de gekoppelde steun voor dieren de vorm aan van een jaarlijkse betaling per subsidiabel dier.
De minister stelt het steunbedrag vast voor elke bij hoofdstuk 3 vastgestelde gekoppelde inkomenssteun voor dieren.
Om budgettaire redenen kunnen de bedragen van de steun worden aangepast binnen de door de Minister vastgestelde grenzen, overeenkomstig artikel 102, § 2, van Verordening (EU) nr. 2021/2115 van 2 december 2021.
De minister stelt het steunbedrag vast voor elke bij hoofdstuk 3 vastgestelde gekoppelde inkomenssteun voor dieren.
Om budgettaire redenen kunnen de bedragen van de steun worden aangepast binnen de door de Minister vastgestelde grenzen, overeenkomstig artikel 102, § 2, van Verordening (EU) nr. 2021/2115 van 2 december 2021.
Art.10. En application de l'article 32, § 3, du règlement (UE) n° 2021/2115 du 2 décembre 2021, les aides couplées pour les animaux prennent la forme d'un paiement annuel par animal admissible.
Le Ministre détermine, pour chaque aide couplée au revenu pour les animaux établie par le chapitre 3, le montant de l'aide.
Pour des raisons budgétaires, les montants des aides peuvent être adaptés dans les limites prévues par le Ministre, conformément à l'article 102, § 2, du règlement (UE) n° 2021/2115 du 2 décembre 2021.
Le Ministre détermine, pour chaque aide couplée au revenu pour les animaux établie par le chapitre 3, le montant de l'aide.
Pour des raisons budgétaires, les montants des aides peuvent être adaptés dans les limites prévues par le Ministre, conformément à l'article 102, § 2, du règlement (UE) n° 2021/2115 du 2 décembre 2021.
Deel 2. - Gekoppelde inkomenssteun voor vrouwelijke vleesrunderen
Section 2. - Aide couplée au revenu pour les bovins femelles viandeux
Art.11. Gekoppelde inkomenssteun wordt toegekend aan actieve landbouwers die vrouwelijke vleesrunderen houden.
De Minister bepaalt welke rassen als vleesrunderen worden beschouwd en welke dieren van kruisingen in aanmerking komen voor steun voor vrouwelijke vleesrunderen.
De Minister bepaalt welke rassen als vleesrunderen worden beschouwd en welke dieren van kruisingen in aanmerking komen voor steun voor vrouwelijke vleesrunderen.
Art.11. Une aide couplée au revenu est octroyée aux agriculteurs actifs détenteurs de bovins femelles viandeux.
Le Ministre détermine les races considérées comme viandeuses ainsi que les animaux issus de croisements admissibles à l'aide aux bovins femelles viandeux.
Le Ministre détermine les races considérées comme viandeuses ainsi que les animaux issus de croisements admissibles à l'aide aux bovins femelles viandeux.
Art.12. § 1. Vrouwelijke vleesrunderen in de veestapel die correct zijn geïdentificeerd en getraceerd in Sanitel en waarvan het rassentype niet door de landbouwer is gewijzigd, komen in aanmerking voor gekoppelde inkomenssteun
§ 2. De gekoppelde inkomenssteun voor vrouwelijke vleesrunderen, zoals geregistreerd in Sanitel, wordt bepaald door het laagste van de volgende aantallen in aanmerking te nemen :
1° het minimale dagelijkse aantal subsidiabele vrouwelijke vleesrunderen, tussen achttien en honderdtwintig maanden oud, dat is waargenomen tijdens de aanhoudingsperiode ;
2° het aantal kalveren geboren uit een moeder van het vleestype, geïnventariseerd in het bedrijf van de landbouwer tussen 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de aanvraag en 30 september van het jaar van de aanvraag, vermenigvuldigd met 1,33 ;
3° het aantal kalveren geboren uit een moeder van het vleestype en gedurende minimum 3 opeenvolgende maanden gehouden in het bedrijf van de landbouwer tussen 1 juli van het jaar dat aan de aanvraag voorafgaat en 30 juni van het jaar van de aanvraag, vermenigvuldigd met 3.
§ 3. De gekoppelde inkomenssteun voor vrouwelijke vleesrunderen wordt slechts verleend voor minimum 10 subsidiabele vrouwelijke vleesrunderen per landbouwer.
De gekoppeld inkomenssteun voor vrouwelijke vleesrunderen wordt verleend voor maximum 145 subsidiabele vrouwelijke vleesrunderen per landbouwer natuurlijke persoon, per natuurlijke of rechtspersoon die lid is van een rechtspersoon of een groep van natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig artikel 9.
§ 4. In afwijking van de leden 2 en 3 wordt, wanneer de gemiddelde veebezetting van het bedrijf per hectare voederareaal hoger is dan de door de minister vastgestelde maximale veebezetting per hectare voederareaal, de steun toegekend voor het aantal vrouwelijke vleesrunderen, berekend in de volgende volgorde:
1° de vermenigvuldiging van het aantal vrouwelijke vleesrunderen bepaald in toepassing van de paragrafen 2 en 3, eerste lid, met de verhouding tussen de vastgestelde maximale veebezetting en de gemiddelde veebezetting van het bedrijf ;
2° toepassing van paragraaf 3, tweede lid, op het aantal vrouwelijke vleesrunderen bepaald onder 1°.
Voor de toepassing van lid 1 wordt de gemiddelde veebezetting berekend overeenkomstig artikel 28 van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023.
De Minister bepaalt de maximale veebezetting per hectare voederareaal.
§ 2. De gekoppelde inkomenssteun voor vrouwelijke vleesrunderen, zoals geregistreerd in Sanitel, wordt bepaald door het laagste van de volgende aantallen in aanmerking te nemen :
1° het minimale dagelijkse aantal subsidiabele vrouwelijke vleesrunderen, tussen achttien en honderdtwintig maanden oud, dat is waargenomen tijdens de aanhoudingsperiode ;
2° het aantal kalveren geboren uit een moeder van het vleestype, geïnventariseerd in het bedrijf van de landbouwer tussen 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de aanvraag en 30 september van het jaar van de aanvraag, vermenigvuldigd met 1,33 ;
3° het aantal kalveren geboren uit een moeder van het vleestype en gedurende minimum 3 opeenvolgende maanden gehouden in het bedrijf van de landbouwer tussen 1 juli van het jaar dat aan de aanvraag voorafgaat en 30 juni van het jaar van de aanvraag, vermenigvuldigd met 3.
§ 3. De gekoppelde inkomenssteun voor vrouwelijke vleesrunderen wordt slechts verleend voor minimum 10 subsidiabele vrouwelijke vleesrunderen per landbouwer.
De gekoppeld inkomenssteun voor vrouwelijke vleesrunderen wordt verleend voor maximum 145 subsidiabele vrouwelijke vleesrunderen per landbouwer natuurlijke persoon, per natuurlijke of rechtspersoon die lid is van een rechtspersoon of een groep van natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig artikel 9.
§ 4. In afwijking van de leden 2 en 3 wordt, wanneer de gemiddelde veebezetting van het bedrijf per hectare voederareaal hoger is dan de door de minister vastgestelde maximale veebezetting per hectare voederareaal, de steun toegekend voor het aantal vrouwelijke vleesrunderen, berekend in de volgende volgorde:
1° de vermenigvuldiging van het aantal vrouwelijke vleesrunderen bepaald in toepassing van de paragrafen 2 en 3, eerste lid, met de verhouding tussen de vastgestelde maximale veebezetting en de gemiddelde veebezetting van het bedrijf ;
2° toepassing van paragraaf 3, tweede lid, op het aantal vrouwelijke vleesrunderen bepaald onder 1°.
Voor de toepassing van lid 1 wordt de gemiddelde veebezetting berekend overeenkomstig artikel 28 van het besluit van de Waalse regering van 23 februari 2023.
De Minister bepaalt de maximale veebezetting per hectare voederareaal.
Art.12. § 1er. Les bovins femelles viandeux du cheptel, correctement identifiés et tracés dans Sanitel et dont le type racial n'a pas été changé par l'agriculteur, donnent droit à une aide couplée au revenu.
§ 2. L'aide couplée au revenu pour les bovins femelles viandeux, tels qu'enregistrés dans Sanitel, est déterminée en prenant le plus petit des nombres suivants :
1° le nombre minimum journalier de bovins femelles viandeux admissibles, âgés de minimum dix-huit mois et de maximum cent-vingt mois, observé durant la période de rétention ;
2° le nombre de vêlages issus d'une mère de type viandeux et recensés dans l'exploitation de l'agriculteur entre le 1er octobre de l'année précédant la demande et le 30 septembre de l'année de la demande, multiplié par 1,33 ;
3° le nombre de veaux nés d'une mère de type viandeux et détenus au moins trois mois consécutifs dans l'exploitation de l'agriculteur entre le 1er juillet de l'année précédant la demande et le 30 juin de l'année de la demande, multiplié par 3.
§ 3. L'aide couplée au revenu pour les bovins femelles viandeux est octroyée uniquement pour un minimum de dix bovins femelles admissibles à l'aide par agriculteur.
L'aide couplée au revenu pour les bovins femelles viandeux est octroyée pour un maximum de cent quarante-cinq bovins femelles admissibles par agriculteur personne physique, par membres personnes physiques ou personnes morales d'une personne morale ou d'un groupement de personnes physiques ou morales conformément à l'article 9.
§ 4. Par dérogation aux paragraphes 2 et 3, lorsque la charge en bétail moyenne de l'exploitation par hectare de surface fourragère est supérieure à la charge en bétail maximale par hectare de surface fourragère fixée par le Ministre, l'aide est octroyée pour le nombre de bovins femelles viandeux calculé dans l'ordre suivant :
1° multiplication du nombre de bovins femelles viandeux déterminé en application des paragraphes 2 et 3, alinéa 1er, par le rapport entre la charge en bétail maximale fixée et la charge en bétail moyenne de l'exploitation ;
2° application du paragraphe 3, alinéa 2 au nombre de bovins femelles viandeux déterminé en application du 1°.
Pour l'application de l'alinéa 1er, la charge en bétail moyenne est calculée conformément à l'article 28 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023.
Le Ministre détermine la charge en bétail maximale par hectare de surface fourragère.
§ 2. L'aide couplée au revenu pour les bovins femelles viandeux, tels qu'enregistrés dans Sanitel, est déterminée en prenant le plus petit des nombres suivants :
1° le nombre minimum journalier de bovins femelles viandeux admissibles, âgés de minimum dix-huit mois et de maximum cent-vingt mois, observé durant la période de rétention ;
2° le nombre de vêlages issus d'une mère de type viandeux et recensés dans l'exploitation de l'agriculteur entre le 1er octobre de l'année précédant la demande et le 30 septembre de l'année de la demande, multiplié par 1,33 ;
3° le nombre de veaux nés d'une mère de type viandeux et détenus au moins trois mois consécutifs dans l'exploitation de l'agriculteur entre le 1er juillet de l'année précédant la demande et le 30 juin de l'année de la demande, multiplié par 3.
§ 3. L'aide couplée au revenu pour les bovins femelles viandeux est octroyée uniquement pour un minimum de dix bovins femelles admissibles à l'aide par agriculteur.
L'aide couplée au revenu pour les bovins femelles viandeux est octroyée pour un maximum de cent quarante-cinq bovins femelles admissibles par agriculteur personne physique, par membres personnes physiques ou personnes morales d'une personne morale ou d'un groupement de personnes physiques ou morales conformément à l'article 9.
§ 4. Par dérogation aux paragraphes 2 et 3, lorsque la charge en bétail moyenne de l'exploitation par hectare de surface fourragère est supérieure à la charge en bétail maximale par hectare de surface fourragère fixée par le Ministre, l'aide est octroyée pour le nombre de bovins femelles viandeux calculé dans l'ordre suivant :
1° multiplication du nombre de bovins femelles viandeux déterminé en application des paragraphes 2 et 3, alinéa 1er, par le rapport entre la charge en bétail maximale fixée et la charge en bétail moyenne de l'exploitation ;
2° application du paragraphe 3, alinéa 2 au nombre de bovins femelles viandeux déterminé en application du 1°.
Pour l'application de l'alinéa 1er, la charge en bétail moyenne est calculée conformément à l'article 28 de l'arrêté du Gouvernement wallon du 23 février 2023.
Le Ministre détermine la charge en bétail maximale par hectare de surface fourragère.
Art.13. Onverminderd artikel 12, §§ 3 en 4, wordt het aantal dieren dat recht geeft op gekoppelde inkomenssteun voor vrouwelijke vleesrunderen, jaarlijks bepaald.
Art.13. Sans préjudice de l'article 12, §§ 3 et 4, le nombre d'animaux donnant droit à une aide couplée au revenu pour les bovins femelles viandeux est déterminé annuellement.
Afdeling 3. - Gekoppelde inkomenssteun voor gemengde koeien
Section 3. - Aide couplée au revenu pour les vaches mixtes
Art.14. Gekoppelde inkomenssteun wordt toegekend aan de actieve landbouwers die gemengde koeien houden.
De minister bepaalt welke rassen als gemengd worden beschouwd en welke dieren van kruisingen in aanmerking komen voor steun voor gemengde koeien.
De minister bepaalt welke rassen als gemengd worden beschouwd en welke dieren van kruisingen in aanmerking komen voor steun voor gemengde koeien.
Art.14. Une aide couplée au revenu est octroyée aux agriculteurs actifs détenteurs de vaches mixtes.
Le Ministre détermine les races considérées comme mixtes et les animaux issus de croisements admissibles à l'aide aux vaches mixtes.
Le Ministre détermine les races considérées comme mixtes et les animaux issus de croisements admissibles à l'aide aux vaches mixtes.
Art.15. § 1. Gemengde koeien in de veestapel die correct zijn geïdentificeerd en getraceerd in Sanitel en waarvan het rassentype niet door de landbouwer is gewijzigd, komen in aanmerking voor gekoppelde inkomenssteun
§ 2. De gekoppelde inkomenssteun voor gemengde koeien, zoals geregistreerd in Sanitel, wordt bepaald door het laagste van de volgende aantallen in aanmerking te nemen :
1° het minimale dagelijkse aantal subsidiabele gemengde koeien dat tijdens de aanhoudingsperiode is waargenomen;
2° het aantal kalveren geboren uit een moeder van het gemengd type en geïnventariseerd in het bedrijf van de landbouwer tussen 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de aanvraag en 30 september van het jaar van de aanvraag ;
3° het aantal kalveren geboren uit een moeder van het gemengd type en gedurende minimum 3 opeenvolgende maanden gehouden in het bedrijf van de landbouwer tussen 1 juli van het jaar dat aan de aanvraag voorafgaat en 30 juni van het jaar van de aanvraag, vermenigvuldigd met 2.
§ 3. De gekoppeld inkomenssteun voor gemengde koeien wordt slechts verleend voor minimum 10 subsidiabele gemengde koeien per landbouwer.
De gekoppelde inkomenssteun voor gemengde koeien wordt verleend voor maximum 100 subsidiabele gemengde koeien per landbouwer natuurlijke persoon, per natuurlijke of rechtspersoon die lid is van een rechtspersoon of een groep van natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig artikel 9.
§ 2. De gekoppelde inkomenssteun voor gemengde koeien, zoals geregistreerd in Sanitel, wordt bepaald door het laagste van de volgende aantallen in aanmerking te nemen :
1° het minimale dagelijkse aantal subsidiabele gemengde koeien dat tijdens de aanhoudingsperiode is waargenomen;
2° het aantal kalveren geboren uit een moeder van het gemengd type en geïnventariseerd in het bedrijf van de landbouwer tussen 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de aanvraag en 30 september van het jaar van de aanvraag ;
3° het aantal kalveren geboren uit een moeder van het gemengd type en gedurende minimum 3 opeenvolgende maanden gehouden in het bedrijf van de landbouwer tussen 1 juli van het jaar dat aan de aanvraag voorafgaat en 30 juni van het jaar van de aanvraag, vermenigvuldigd met 2.
§ 3. De gekoppeld inkomenssteun voor gemengde koeien wordt slechts verleend voor minimum 10 subsidiabele gemengde koeien per landbouwer.
De gekoppelde inkomenssteun voor gemengde koeien wordt verleend voor maximum 100 subsidiabele gemengde koeien per landbouwer natuurlijke persoon, per natuurlijke of rechtspersoon die lid is van een rechtspersoon of een groep van natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig artikel 9.
Art.15. § 1er. Les vaches de type mixte du cheptel, correctement identifiées et tracées dans Sanitel et dont le type racial n'a pas été changé par l'agriculteur, donnent droit à une aide couplée au revenu.
§ 2. L'aide couplée au revenu pour les vaches mixtes, telles qu'enregistrées dans Sanitel, est déterminée en prenant le plus petit des nombres suivants :
1° le nombre minimum journalier de vaches mixtes admissibles observé pendant la période de rétention ;
2° le nombre des vêlages issus d'une mère de type mixte et recensés dans l'exploitation de l'agriculteur entre le 1er octobre de l'année précédant la demande et le 30 septembre de l'année de la demande ;
3° le nombre de veaux nés d'une mère de type mixte et détenus au moins trois mois consécutifs dans l'exploitation de l'agriculteur entre le 1er juillet de l'année précédant la demande et le 30 juin de l'année de la demande, multiplié par 2.
§ 3. L'aide couplée au revenu pour les vaches mixtes est octroyée uniquement pour un minimum de dix vaches mixtes admissibles à l'aide par agriculteur.
L'aide couplée au revenu pour les vaches mixtes est octroyée pour un maximum de cent vaches mixtes admissibles par agriculteur personne physique, par membres personnes physiques ou personnes morales d'une personne morale ou d'un groupement de personnes physiques ou morales conformément à l'article 9.
§ 2. L'aide couplée au revenu pour les vaches mixtes, telles qu'enregistrées dans Sanitel, est déterminée en prenant le plus petit des nombres suivants :
1° le nombre minimum journalier de vaches mixtes admissibles observé pendant la période de rétention ;
2° le nombre des vêlages issus d'une mère de type mixte et recensés dans l'exploitation de l'agriculteur entre le 1er octobre de l'année précédant la demande et le 30 septembre de l'année de la demande ;
3° le nombre de veaux nés d'une mère de type mixte et détenus au moins trois mois consécutifs dans l'exploitation de l'agriculteur entre le 1er juillet de l'année précédant la demande et le 30 juin de l'année de la demande, multiplié par 2.
§ 3. L'aide couplée au revenu pour les vaches mixtes est octroyée uniquement pour un minimum de dix vaches mixtes admissibles à l'aide par agriculteur.
L'aide couplée au revenu pour les vaches mixtes est octroyée pour un maximum de cent vaches mixtes admissibles par agriculteur personne physique, par membres personnes physiques ou personnes morales d'une personne morale ou d'un groupement de personnes physiques ou morales conformément à l'article 9.
Art.16. Onverminderd artikel 15, § 3, wordt het aantal dieren dat recht geeft op gekoppelde inkomenssteun voor gemengde koeien, jaarlijks bepaald.
Art.16. Sans préjudice de l'article 15, § 3, le nombre d'animaux donnant droit à une aide couplée au revenu pour les vaches mixtes est déterminé annuellement.
Afdeling 4. - Gekoppelde inkomenssteun voor melkkoeien
Section 4. - Aide couplée au revenu pour les vaches laitières
Art.17. Er wordt gekoppelde inkomenssteun verleend aan de landbouwers die melkkoeien houden.
De minister bepaalt welke rassen als melkkoeien worden beschouwd en welke dieren van kruisingen in aanmerking komen voor steun voor melkkoeien.
De minister bepaalt welke rassen als melkkoeien worden beschouwd en welke dieren van kruisingen in aanmerking komen voor steun voor melkkoeien.
Art.17. Une aide couplée au revenu est octroyée aux agriculteurs détenteurs de vaches laitières.
Le Ministre détermine les races considérées comme laitières et les animaux issus de croisements admissibles à l'aide aux vaches laitières.
Le Ministre détermine les races considérées comme laitières et les animaux issus de croisements admissibles à l'aide aux vaches laitières.
Art.18. § 1. Melkkoeien in de veestapel die correct zijn geïdentificeerd en getraceerd in Sanitel en waarvan het rassentype niet door de landbouwer is gewijzigd, komen in aanmerking voor gekoppelde inkomenssteun
§ 2. De gekoppelde inkomenssteun voor melkkoeien, zoals geregistreerd in Sanitel, wordt bepaald door het laagste van de volgende aantallen in aanmerking te nemen :
1° het minimale dagelijkse aantal subsidiabele melkkoeien dat tijdens de aanhoudingsperiode is waargenomen;
2° het aantal kalveren geboren uit een moeder van het zuiveltype en geïnventariseerd in het bedrijf van de landbouwer tussen 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de aanvraag en 30 september van het jaar van de aanvraag ;
3° het aantal kalveren geboren uit een moeder van het zuiveltype en gedurende minimum 3 opeenvolgende maanden gehouden in het bedrijf van de landbouwer tussen 1 juli van het jaar dat aan de aanvraag voorafgaat en 30 juni van het jaar van de aanvraag, vermenigvuldigd met 10.
§ 3. De gekoppeld inkomenssteun voor melkkoeien wordt slechts verleend voor minimum 10 subsidiabele melkkoeien per landbouwer.
De gekoppelde inkomenssteun voor melkkoeien wordt verleend voor maximum 50 subsidiabele melkkoeien per landbouwer natuurlijke persoon, per natuurlijke of rechtspersoon die lid is van een rechtspersoon of een groep van natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig artikel 9.
§ 2. De gekoppelde inkomenssteun voor melkkoeien, zoals geregistreerd in Sanitel, wordt bepaald door het laagste van de volgende aantallen in aanmerking te nemen :
1° het minimale dagelijkse aantal subsidiabele melkkoeien dat tijdens de aanhoudingsperiode is waargenomen;
2° het aantal kalveren geboren uit een moeder van het zuiveltype en geïnventariseerd in het bedrijf van de landbouwer tussen 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de aanvraag en 30 september van het jaar van de aanvraag ;
3° het aantal kalveren geboren uit een moeder van het zuiveltype en gedurende minimum 3 opeenvolgende maanden gehouden in het bedrijf van de landbouwer tussen 1 juli van het jaar dat aan de aanvraag voorafgaat en 30 juni van het jaar van de aanvraag, vermenigvuldigd met 10.
§ 3. De gekoppeld inkomenssteun voor melkkoeien wordt slechts verleend voor minimum 10 subsidiabele melkkoeien per landbouwer.
De gekoppelde inkomenssteun voor melkkoeien wordt verleend voor maximum 50 subsidiabele melkkoeien per landbouwer natuurlijke persoon, per natuurlijke of rechtspersoon die lid is van een rechtspersoon of een groep van natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig artikel 9.
Art.18. § 1er. Les vaches laitières du cheptel, correctement identifiées et tracées dans Sanitel et dont le type racial n'a pas été changé par l'agriculteur, donnent droit à une aide couplée au revenu.
§ 2. L'aide couplée au revenu pour les vaches laitières, telles qu'enregistrées dans Sanitel, est déterminée en prenant le plus petit des nombres suivants :
1° le nombre minimum journalier de vaches laitières admissibles observé durant la période de rétention ;
2° le nombre de vêlages issus d'une mère de type laitier et recensés dans l'exploitation de l'agriculteur entre le 1er octobre de l'année précédant la demande et le 30 septembre de l'année de la demande ;
3° le nombre de veaux nés d'une mère de type laitier et détenus au moins trois mois consécutifs dans l'exploitation de l'agriculteur entre le 1er juillet de l'année précédant la demande et le 30 juin de l'année de la demande, multiplié par 10.
§ 3. L'aide couplée au revenu pour les vaches laitières est octroyée uniquement pour un minimum de dix vaches laitières admissibles à l'aide par agriculteur.
L'aide couplée au revenu pour les vaches laitières est octroyée pour un maximum de cinquante vaches laitières admissibles par agriculteur personne physique, par membres personnes physiques ou personnes morales d'une personne morale ou d'un groupement de personnes physiques ou morales conformément à l'article 9.
§ 2. L'aide couplée au revenu pour les vaches laitières, telles qu'enregistrées dans Sanitel, est déterminée en prenant le plus petit des nombres suivants :
1° le nombre minimum journalier de vaches laitières admissibles observé durant la période de rétention ;
2° le nombre de vêlages issus d'une mère de type laitier et recensés dans l'exploitation de l'agriculteur entre le 1er octobre de l'année précédant la demande et le 30 septembre de l'année de la demande ;
3° le nombre de veaux nés d'une mère de type laitier et détenus au moins trois mois consécutifs dans l'exploitation de l'agriculteur entre le 1er juillet de l'année précédant la demande et le 30 juin de l'année de la demande, multiplié par 10.
§ 3. L'aide couplée au revenu pour les vaches laitières est octroyée uniquement pour un minimum de dix vaches laitières admissibles à l'aide par agriculteur.
L'aide couplée au revenu pour les vaches laitières est octroyée pour un maximum de cinquante vaches laitières admissibles par agriculteur personne physique, par membres personnes physiques ou personnes morales d'une personne morale ou d'un groupement de personnes physiques ou morales conformément à l'article 9.
Art.19. Onverminderd artikel 18, § 3, wordt het aantal dieren dat recht geeft op gekoppelde inkomenssteun voor melkkoeien, jaarlijks bepaald.
Art.19. Sans préjudice de l'article 18, § 3, le nombre d'animaux donnant droit à une aide couplée au revenu pour les vaches laitières est déterminé annuellement.
Afdeling 5. - Gekoppelde inkomenssteun voor schapen
Section 5. - Aide couplée au revenu pour les brebis
Art.20. Gekoppelde inkomenssteun wordt toegekend aan de actieve landbouwers die schapen houden.
Art.20. Une aide couplée au revenu est octroyée aux agriculteurs actifs détenteurs de brebis.
Art.21. Naast de in artikel 7 bedoelde voorwaarden is een schaap subsidiabel als het in de verzamelaanvraag wordt aangegeven.
Art.21. Outre les conditions visées à l'article 7, une brebis est admissible si elle est déclarée dans la demande unique.
Art.22. § 1. De schapen in de veestapel komen in aanmerking voor gekoppelde inkomenssteun.
De landbouwer levert op verzoek van het betaalorgaan het bewijs dat de schapen gedurende de aanhoudingsperiode zijn aangehouden door middel van de door de administratie beschikbaar gestelde geautomatiseerde registratieapplicatie voor dieren.
De termijnen voor het invoeren van schapen in de geautomatiseerde toepassing worden door de minister vastgesteld.
§ 2. De gekoppelde inkomenssteun voor schapen wordt bepaald door het minimumaantal subsidiabele schapen dat dagelijks gedurende de aanhoudingsperiode wordt gehouden.
§ 3. De gekoppeld inkomenssteun voor schapen wordt slechts verleend voor minimum 30 subsidiabele schapen per landbouwer.
De gekoppelde inkomenssteun voor schapen wordt verleend voor maximum 400 subsidiabele schapen per landbouwer natuurlijke persoon, per natuurlijke of rechtspersoon die lid is van een rechtspersoon of een groep van natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig artikel 9.
De landbouwer levert op verzoek van het betaalorgaan het bewijs dat de schapen gedurende de aanhoudingsperiode zijn aangehouden door middel van de door de administratie beschikbaar gestelde geautomatiseerde registratieapplicatie voor dieren.
De termijnen voor het invoeren van schapen in de geautomatiseerde toepassing worden door de minister vastgesteld.
§ 2. De gekoppelde inkomenssteun voor schapen wordt bepaald door het minimumaantal subsidiabele schapen dat dagelijks gedurende de aanhoudingsperiode wordt gehouden.
§ 3. De gekoppeld inkomenssteun voor schapen wordt slechts verleend voor minimum 30 subsidiabele schapen per landbouwer.
De gekoppelde inkomenssteun voor schapen wordt verleend voor maximum 400 subsidiabele schapen per landbouwer natuurlijke persoon, per natuurlijke of rechtspersoon die lid is van een rechtspersoon of een groep van natuurlijke of rechtspersonen overeenkomstig artikel 9.
Art.22. § 1er. Les brebis du cheptel donnent droit à une aide couplée au revenu.
L'agriculteur fournit à la demande de l'organisme payeur, la preuve de rétention des brebis durant la période de rétention, au moyen de l'application informatisée d'enregistrement des animaux mise à disposition par l'administration.
Les périodes d'encodage des ovins dans l'application informatisée sont fixées par le Ministre.
§ 2. L'aide couplée au revenu pour les brebis est déterminée en prenant le nombre minimum journalier de brebis admissibles détenues durant la période de rétention.
§ 3. L'aide couplée au revenu pour les brebis est octroyée uniquement pour un minimum de trente brebis admissibles à l'aide par agriculteur.
L'aide couplée au revenu pour les brebis est octroyée pour un maximum de quatre cents brebis admissibles par agriculteur personne physique, par membres personnes physiques ou personnes morales d'une personne morale ou d'un groupement de personnes physiques ou morales conformément à l'article 9.
L'agriculteur fournit à la demande de l'organisme payeur, la preuve de rétention des brebis durant la période de rétention, au moyen de l'application informatisée d'enregistrement des animaux mise à disposition par l'administration.
Les périodes d'encodage des ovins dans l'application informatisée sont fixées par le Ministre.
§ 2. L'aide couplée au revenu pour les brebis est déterminée en prenant le nombre minimum journalier de brebis admissibles détenues durant la période de rétention.
§ 3. L'aide couplée au revenu pour les brebis est octroyée uniquement pour un minimum de trente brebis admissibles à l'aide par agriculteur.
L'aide couplée au revenu pour les brebis est octroyée pour un maximum de quatre cents brebis admissibles par agriculteur personne physique, par membres personnes physiques ou personnes morales d'une personne morale ou d'un groupement de personnes physiques ou morales conformément à l'article 9.
Art.23. Onverminderd artikel 22, § 3, wordt het aantal schapen waarvoor een gekoppeld inkomenssteun voor schapen kan worden verleend, jaarlijks bepaald.
In geen geval wordt gekoppelde steun voor schapen toegekend voor meer dan het in de verzamelaanvraag vermelde aantal schapen.
Indien het in de verzamelaanvraag aangegeven aantal schapen groter is dan het aantal subsidiabele schapen als gevolg van administratieve controles of controles ter plaatse, wordt het bedrag van de gekoppelde inkomenssteun voor schapen berekend op basis van het aantal subsidiabele schapen.
In geen geval wordt gekoppelde steun voor schapen toegekend voor meer dan het in de verzamelaanvraag vermelde aantal schapen.
Indien het in de verzamelaanvraag aangegeven aantal schapen groter is dan het aantal subsidiabele schapen als gevolg van administratieve controles of controles ter plaatse, wordt het bedrag van de gekoppelde inkomenssteun voor schapen berekend op basis van het aantal subsidiabele schapen.
Art.23. Sans préjudice de l'article 22, § 3, le nombre de brebis donnant droit à une aide couplée au revenu pour les brebis est déterminé annuellement.
L'aide couplée aux brebis n'est en aucun cas octroyée pour un nombre de brebis supérieur à celui qui est indiqué dans la demande unique.
Si le nombre de brebis déclarées dans la demande unique est supérieur au nombre de brebis admissibles à la suite de contrôles administratifs ou de contrôles sur place, le montant de l'aide couplée au revenu pour les brebis est calculé sur la base du nombre de brebis admissibles.
L'aide couplée aux brebis n'est en aucun cas octroyée pour un nombre de brebis supérieur à celui qui est indiqué dans la demande unique.
Si le nombre de brebis déclarées dans la demande unique est supérieur au nombre de brebis admissibles à la suite de contrôles administratifs ou de contrôles sur place, le montant de l'aide couplée au revenu pour les brebis est calculé sur la base du nombre de brebis admissibles.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
CHAPITRE 4. - Dispositions finales
Art.24. Opgeheven worden :
1° het besluit van de Waalse Regering van 7 mei 2015 tot toekenning van een gekoppelde steun aan de landbouwers voor vrouwelijke vleesrunderen, gemengde koeien, melkkoeien en schapen, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 17 december 2015 en 2 februari 2017;
Het ministerieel besluit van 7 mei 2015 tot uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 7 mei 2015 tot toekenning van een gekoppelde steun aan de landbouwers voor vrouwelijke vleesrunderen, gemengde koeien, melkkoeien en schapen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 17 december 2015, 2 februari 2017 en 27 november 2017.
1° het besluit van de Waalse Regering van 7 mei 2015 tot toekenning van een gekoppelde steun aan de landbouwers voor vrouwelijke vleesrunderen, gemengde koeien, melkkoeien en schapen, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 17 december 2015 en 2 februari 2017;
Het ministerieel besluit van 7 mei 2015 tot uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 7 mei 2015 tot toekenning van een gekoppelde steun aan de landbouwers voor vrouwelijke vleesrunderen, gemengde koeien, melkkoeien en schapen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 17 december 2015, 2 februari 2017 en 27 november 2017.
Art.24. Sont abrogés :
1° l'arrêté du Gouvernement wallon du 7 mai 2015 octroyant un soutien couplé aux agriculteurs pour les bovins femelles viandeux, les vaches mixtes, les vaches laitières et les brebis, modifié par les arrêtés du Gouvernement wallon du 17 décembre 2015 et du 2 février 2017 ;
2° l'arrêté ministériel du 7 mai 2015 exécutant l'arrêté du Gouvernement wallon du 7 mai 2015 octroyant un soutien couplé aux agriculteurs pour les bovins femelles viandeux, les vaches mixtes, les vaches laitières et les brebis, modifié par les arrêtés ministériels du 17 décembre 2015, du 2 février 2017 et du 27 novembre 2017.
1° l'arrêté du Gouvernement wallon du 7 mai 2015 octroyant un soutien couplé aux agriculteurs pour les bovins femelles viandeux, les vaches mixtes, les vaches laitières et les brebis, modifié par les arrêtés du Gouvernement wallon du 17 décembre 2015 et du 2 février 2017 ;
2° l'arrêté ministériel du 7 mai 2015 exécutant l'arrêté du Gouvernement wallon du 7 mai 2015 octroyant un soutien couplé aux agriculteurs pour les bovins femelles viandeux, les vaches mixtes, les vaches laitières et les brebis, modifié par les arrêtés ministériels du 17 décembre 2015, du 2 février 2017 et du 27 novembre 2017.
Art.25. Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2023.
Art.25. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2023.
Art. 26. De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 26. Le Ministre de l'Agriculture est chargé de l'exécution du présent arrêté.