Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
21 APRIL 2022. - Besluit van de regering van de Franse Gemeenschap houdende diverse uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot de begroting, de boekhouding, de controles en de audits van de openbare bestuursinstellingen van type 1 en type 2(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-05-2022 en tekstbijwerking tot 19-09-2024)
Titre
21 AVRIL 2022. - Arrêté du Gouvernement de la Communauté française portant diverses mesures d'exécution relatives au budget, à la comptabilité, aux contrôles et audits des organismes administratifs publics de type 1 et de type 2(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 25-05-2022 et mise à jour au 19-09-2024)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (67)
Texte (67)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
CHAPITRE 1er. - Dispositions générales
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  1° "kaderdecreet": decreet van 4 februari 2021 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de openbare bestuursinstellingen;
  2°[1 "Governance-decreet": het decreet van 5 oktober 2023 betreffende het bestuur, de transparantie, de autonomie en de controle in verband met de instellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren]1;
  3° "instellingen": de openbare bestuursinstellingen genoemd in artikel 3, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van het kaderdecreet;
  4° "ordonnateur": de overheid die binnen een instelling bevoegd is om
  a)[1 rechten]1 ten bate van de instelling vast te stellen en de inning ervan te gelasten;
  b) de verplichtingen van de instelling aan te gaan;
  c) de uitgaven ten laste van de instelling te vereffenen en de betaling ervan te gelasten;
  5° "ontvanger": de persoon die gemachtigd is de ontvangsten van een instelling te innen;
  6° "thesaurier": de persoon die gemachtigd is om:
  a) betalingen ten bate van de instelling te innen;
  b) betalingen aan de instelling te verrichten;
  c) het uitvoeren van niet-budgettaire financiële verrichtingen;
  7° "gemeenschappelijke auditdienst": de gemeenschappelijke auditdienst van de Federatie Wallonië-Brussel en Wallonië opgericht bij het samenwerkingsakkoord gesloten op 21 juli 2016 tot oprichting van een gemeenschappelijke auditdienst, genaamd "Service commun d'audit de la Fédération Wallonie-Bruxelles et de la Wallonie";
  8° "controleactoren": de volgende instellingen of personen die controle- of auditwerkzaamheden verrichten voor de instellingen:
  a)[1 de commissarissen voor de rekeningen bedoeld in Hoofdstuk II van Titel VI van het governance -decreet]1;
  b)[1 de regeringscommissarissen bedoeld in Hoofdstuk II van Titel VI van het governance-decreet]1;
  c) de regeringscommissarissen, bedoeld in de decretale bepalingen die specifiek zijn voor de instellingen;
  d) inspecteurs van financiën met betrekking tot de toepassing van artikel 51 van het kaderdecreet;
  e) de Gemeenschappelijke Auditdienst;
  f) de interne controleactoren als bedoeld in artikel 50 van het kaderdecreet;
  g)[1 de interne auditeenheden bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk I van titel VI van het governance-besluit]1;
  [1 h) de commissarissen voor de rekeningen bedoeld in het kaderdecreet]1;
  9° "risicoanalyse": de analyse van interne en externe factoren die de kwaliteit van de producten en diensten aantasten of bedreigen en die als gevolg daarvan de verwezenlijking van de doelstellingen van de instelling kunnen belemmeren of een invloed kunnen hebben op de algemene strategie van de instelling;
  10° "risicobeheer": het proces waarbij risico's worden geanalyseerd en maatregelen worden genomen om risico's tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen en het vereiste risiconiveau te handhaven.
  
Article 1er. Pour l'application du présent arrêté, on entend par:
  1° " décret-cadre ": décret du 4 février 2021 portant organisation du budget, de la comptabilité et du rapportage des organismes administratifs publics;
  2°[1 " décret gouvernance " : le décret du 5 octobre 2023 relatif à la gouvernance, à la transparence, à l'autonomie et au contrôle des organismes, des sociétés de bâtiments scolaires et des sociétés de gestion patrimoniale qui dépendent de la Communauté française]1;
  3° " organismes ": les organismes administratifs publics repris à l'article 3, § 1er, alinéa 1, 1° et 2°, du décret-cadre;
  4° " ordonnateur ": l'autorité compétente, au sein d'un organisme, pour:
  a) constater les [1 droits]1 au profit de l'organisme et ordonner leur recouvrement;
  b) engager les obligations à charge de l'organisme;
  c) liquider les dépenses à charge de l'organisme et ordonner leur paiement;
  5° " receveur ": la personne habilitée à procéder au recouvrement des recettes d'un organisme;
  6° " trésorier ": la personne habilitée à:
  a) encaisser les paiements au profit de l'organisme;
  b) procéder aux paiements à charge de l'organisme;
  c) exécuter les opérations financières non liées au budget;
  7° " service commun d'audit ": le Service commun d'audit de la Fédération Wallonie-Bruxelles et de la Wallonie institué par l'accord de coopération conclu le 21 juillet 2016 créant un Service commun d'audit, dénommé `Service commun d'audit de la Fédération Wallonie-Bruxelles et de la Wallonie;
  8° " acteurs de contrôle ": les institutions ou personnes suivantes qui effectuent des travaux de contrôle ou d'audit auprès des organismes:
  a)[1 les commissaires aux comptes visés au Chapitre II du Titre VI du décret gouvernance]1;
  b)[1 les commissaires du gouvernement visés au Chapitre II du Titre VI du décret gouvernance]1;
  c) les commissaires du gouvernement visés dans les dispositions décrétales propres aux organismes;
  d) les inspecteurs des Finances en ce qui concerne l'application de l'article 51 du décret-cadre;
  e) le service commun d'audit;
  f) les auditeurs internes visés à l'article 50 du décret-cadre;
  g)[1 les cellules d'audit interne visées à la section 2 du chapitre Ier du titre VI du décret gouvernance]1;
  [1 h) les commissaires aux comptes visés au décret-cadre]1;
  9° " l'analyse des risques ": l'analyse des facteurs internes et externes qui affectent ou menacent la qualité de produits et de services et qui peuvent, par conséquent, entraver la réalisation des objectifs organisationnels ou impacter la stratégie globale de l'organisme;
  10° " gestion des risques ": le processus de l'analyse des risques et de la prise de mesures dans le but de réduire les risques à un niveau acceptable et de maintenir le niveau de risque requis.
  
Art.2. Dit besluit is van toepassing op de openbare bestuursinstellingen van type 1 en type 2 in de zin van het kaderdecreet.
Art.2. Le présent arrêté est applicable aux organismes administratifs publics de type 1 et de type 2 au sens du décret-cadre.
HOOFDSTUK 2. - Opmaken van de begroting
CHAPITRE 2. - De l'établissement du budget
Art.3. Overeenkomstig artikel 4 van het kaderdecreet stelt elke instelling een jaarlijkse begroting op overeenkomstig de richtlijnen van de minister van Begroting. Het begrotingsjaar begint op 1januari en eindigt op 31 december daaropvolgend.
Art.3. Conformément à l'article 4 du décret-cadre, chaque organisme établit annuellement un budget conformément aux directives du ministre du Budget. L'année budgétaire débute le 1er janvier et se termine le 31 décembre qui suit.
Art.4. Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van het kaderdecreet dekken de totale ontvangsten van de instelling het geheel van haar uitgaven.
Art.4. Conformément à l'article 4, alinéa 1er, du décret-cadre, l'ensemble des recettes de l'organisme couvre l'ensemble de ses dépenses.
Art.5. De ontvangstenbegroting omvat ten minste:
  1° de toewijzingen opgenomen in de begroting van de Franse Gemeenschap;
  2° de raming van de rechten die tijdens het begrotingsjaar ten gunste van de instelling moeten worden vastgesteld;
  3° de geraamde contante ontvangsten, in voorkomend geval.
Art.5. Le budget des recettes contient au moins:
  1° les dotations inscrites au budget de la Communauté française;
  2° l'estimation des droits qui seront constatés au profit de l'organisme au cours de l'année budgétaire;
  3° l'estimation des recettes à percevoir au comptant, le cas échéant.
Art.6. § 1. De uitgavenbegroting omvat:
  1° een programma waarin de kredieten zijn samengebracht ter dekking van de algemene werkingskosten van de instelling;
  2° één of meer operationele programma's waarin de kredieten zijn samengebracht die bestemd zijn voor de financiering van een activiteit of een samenhangend geheel van specifieke activiteiten die worden overwogen met het oog op de uitvoering van de aan de instelling toevertrouwde opdrachten.
  In voorkomend geval kunnen de instellingen verscheidene programma's in een organisatie-afdeling samenbrengen indien de veelheid van opdrachten van de instelling dit vereist. Voor deze mogelijkheid is de toestemming vereist van de minister die bevoegd is voor de werking of de controle, naargelang het geval, en van de minister van Begroting.
  § 2. De kredieten voor de programma's zijn verdeeld in basisartikelen.
  Elk basisartikel is samengesteld uit vastleggingskredieten en vereffeningskredieten.
Art.6. § 1er. Le budget des dépenses comprend:
  1° un programme rassemblant les crédits destinés à couvrir les dépenses générales de fonctionnement de l'organisme;
  2° un ou plusieurs programmes opérationnels rassemblant les crédits destinés au financement d'une activité ou d'un ensemble cohérent d'activités spécifiques envisagées afin de réaliser les missions confiées à l'organisme.
  Le cas échéant, les organismes peuvent regrouper plusieurs programmes dans une division organique si la multiplicité des missions de l'organisme le nécessite. Cette possibilité est soumise à l'autorisation du ministre fonctionnel ou de tutelle selon le cas et à celle du ministre du budget.
  § 2. Les crédits des programmes sont répartis en articles de base.
  Chaque article de base est composé de crédits d'engagement et de crédits de liquidation.
HOOFDSTUK 3. - Uitvoering van de begroting
CHAPITRE 3. - De l'exécution du budget
Afdeling 1. - Begrotingsboekhouding
Section 1ère. - De la comptabilité budgétaire
Art.7. Overeenkomstig artikel 13 van het kaderdecreet voert elke instelling een begrotingsboekhouding waarmee de door het Parlement of de regering verleende begrotingsmachtigingen en de uitvoering van de begroting permanent kunnen worden gecontroleerd. Het wordt opgenomen in de algemene boekhouding van de instelling.
Art.7. Conformément à l'article 13 du décret-cadre, chaque organisme tient une comptabilité budgétaire permettant un suivi permanent des autorisations budgétaires accordées, selon les cas, par le Parlement ou le Gouvernement et de l'exécution du budget. Elle est intégrée à la comptabilité générale de l'organisme.
Art.8. Elke ontvangst of uitgave wordt aangerekend, na tussenkomst van een ordonnateur, op de begroting van het jaar waarin de schuldvordering of schuld is ontstaan.
Art.8. Toute recette ou dépense est imputée, à l'intervention d'un ordonnateur, au budget de l'année au cours de laquelle la créance ou la dette qui s'y rapporte a été constatée.
Art.9. Elke aanrekening op de begroting berust op een bewijsstuk.
  Bewijsstukken zijn originele documenten; kopieën zijn alleen toegestaan in naar behoren met redenen omklede toestanden.
  Elk bewijsstuk wordt geïdentificeerd door middel van een vermelding met de volgende verplichte informatie:
  1° de budgettaire kenmerken van de betrokken uitgaven of ontvangsten;
  2° het visum voor vastleggingen, wanneer het document een uitgave rechtvaardigt;
  3° alle andere gegevens aan de hand waarvan een audittraject kan worden vastgesteld vanaf de vaststelling van het recht tot de betaling of de invordering ervan.
Art.9. Toute imputation au budget est basée sur une pièce justificative.
  Les pièces justificatives sont des documents originaux; les copies sont seulement admises dans des situations dûment motivées.
  Chaque pièce justificative est identifiée par une mention contenant obligatoirement:
  1° les caractéristiques budgétaires de la dépense ou de la recette qui s'y rattache;
  2° le visa d'engagement, lorsque la pièce justifie une dépense;
  3° toute autre donnée permettant d'établir une piste d'audit depuis la constatation du droit jusqu'à son paiement ou son recouvrement.
Afdeling 2. - Controle van de vastleggingen
Section 2. - Du suivi des engagements
Art.10. Elke aanrekening op vastleggingskredieten van een uitgave krijgt een sequentieel referentienummer met een datum.
  De aanrekeningsdatum wordt bepaald door de datum van het vastleggingsnummer.
  Het boekhoudsysteem registreert de toegekende vastleggingsnummers voortdurend gedurende het hele jaar.
Art.10. Toute imputation d'une dépense à charge des crédits d'engagement se voit attribuer un numéro de référence séquentiel millésimé.
  La date d'imputation est déterminée par la date du numéro d'engagement.
  Le système comptable enregistre de façon ininterrompue durant une même année les numéros d'engagement attribués.
Art.11. Aan elke afzonderlijke uitgave wordt een vastleggingsnummer toegekend.
  Bij wijze van afwijking kan het verschillende uitgaven dekken wanneer ofwel:
  1° hun aard het rechtvaardigt;
  2° hun aard identiek is en hun begunstigden in hetzelfde document zijn vermeld;
  3° de identiteit van de begunstigden of het individuele bedrag van elke uitgave kan niet nauwkeurig worden bepaald.
Art.11. Un numéro d'engagement est attribué par dépense considérée individuellement.
  Par dérogation, il peut couvrir plusieurs dépenses lorsque soit:
  1° leur nature le justifie;
  2° leur nature est identique et leurs bénéficiaires sont énumérés dans un même document;
  3° l'identité des bénéficiaires ou le montant individuel de chaque dépense ne peut pas être déterminée avec exactitude.
Art.12. De voor de vastlegging vereiste gegevens omvatten ten minste:
  1° het doel van de te verrichten uitgave;
  2° de datum van het bewijsstuk en de datum van goedkeuring ervan door de ordonnateur;
  3° informatie aan de hand waarvan de schuldeiser kan worden geïdentificeerd;
  4° het vermoedelijke bedrag van de uitgave;
  5° het jaar, het programma en het basisartikel van de uitgavenbegroting waarop de uitgave moet worden aangerekend.
Art.12. Les données nécessaires à l'engagement comportent au moins:
  1° l'objet de la dépense à engager;
  2° la date de pièce justificative et celle de son approbation par l'ordonnateur;
  3° les informations permettant d'identifier le créancier;
  4° le montant présumé de la dépense;
  5° l'année, le programme et l'article de base du budget des dépenses sur lesquels s'impute la dépense.
Afdeling 3. - Op de vereffening van uitgaven
Section 3. - De la liquidation des dépenses
Art.13. Bij de vereffening vergewist de ordonnateur zich met name van:
  1° de voorafgaande vastlegging van de uitgave;
  2° het feit dat de juridische verbintenis in overeenstemming is met de budgettaire vastlegging;
  3° het feit dat de vastgestelde rechten correct betrekking hebben op het betrokken begrotingsjaar;
  4° de beschikbaarheid van vereffeningskredieten;
  5° de regelmatigheid van de bewijsstukken;
  6° de juistheid van de voor de betaling vereiste gegevens;
  7° het feit dat er geen juridische of administratieve belemmeringen zijn voor de betaling van de uitgave.
  Opdat de in lid 1, 3° bedoelde voorwaarde vervuld zou zijn, moet het bewijsstuk uiterlijk op 31 december gedateerd zijn en door de ordonnateur goedgekeurd zijn vóór 1 februari van het volgende jaar.
Art.13. Au moment de la liquidation, l'ordonnateur s'assure notamment:
  1° de l'engagement préalable de la dépense;
  2° que l'engagement juridique est conforme à l'engagement budgétaire;
  3° que les droits constatés se rattachent correctement à l'année budgétaire concernée;
  4° de la disponibilité des crédits de liquidation;
  5° de la régularité des pièces justificatives;
  6° de l'exactitude des données nécessaires au paiement;
  7° de l'absence d'obstacle juridique ou administratif au paiement de la dépense.
  Pour que la condition visée à l'alinéa 1er, 3°, soit remplie, la pièce justificative doit être datée du 31 décembre au plus tard et avoir été validée par l'ordonnateur avant le 1er février de l'année qui suit.
Art.14. In voorkomend geval geeft de ordonnateur opdracht tot verhoging of verlaging van de vastlegging, of tot het aangaan van een regulerende vastlegging.
  Indien een regulerende vastlegging als bedoeld in artikel 16, § 2, eerste lid, van het kaderdecreet noodzakelijk is, wint de ordonnateur eerst het advies in van de Inspectie van Financiën in het geval van instellingen van type 1 en van de regeringscommissaris in het geval van instellingen van type 2.
  Indien het vastleggingskrediet ontoereikend is, wijst hij de kredieten binnen het betrokken programma opnieuw toe.
  Indien de kredieten van het programma ontoereikend zijn, verzoekt hij om een herverdeling over de programma's.
  Bij de rekening over de uitvoering van de begroting, bedoeld in artikel 40 van het kaderdecreet, wordt een verslag gevoegd over de regulerende vastleggingen.
Art.14. Le cas échéant, l'ordonnateur donne instruction de majorer ou de réduire l'engagement, ou de procéder à un engagement régulateur.
  En cas de nécessité d'un engagement régulateur visé à l'article 16, § 2, alinéa 1er, du décret-cadre, l'ordonnateur requiert au préalable l'avis de l'inspection des finances dans les organismes de type 1 et du commissaire du gouvernement dans les organismes de type 2.
  Si le crédit d'engagement est insuffisant, il procède à une redistribution des crédits au sein du programme concerné.
  En cas d'insuffisance des crédits du programme, il sollicite une redistribution entre les programmes.
  Un rapport des engagements régulateurs est annexé au compte d'exécution du budget visé à l'article 40 du décret-cadre
Art.15. De betaalbaarstelling wordt gedateerd en in de boekhouding in verband gebracht met de goedkeuring van de vastlegging, waarvan de verplichtingen worden aangezuiverd.
Art.15. La validation de la liquidation est datée et reliée dans la comptabilité au visa d'engagement dont elle vient apurer les obligations.
Art.16. De personeelsuitgaven waarvoor de eerste twee posten van het basisartikel de code 11 dragen, kunnen tegelijkertijd worden vastgelegd en vereffend.
Art.16. Les dépenses de personnel dont les deux premières positions de l'article de base sont codifiées 11 peuvent faire l'objet d'un engagement et d'une liquidation simultanés.
Afdeling 4. - Herverdeling van de kredieten tijdens het begrotingsjaar
Section 4. - De la redistribution des crédits en cours d'exercice
Art.17. § 1. Elke herverdeling van kredieten over programma's in de loop van het begrotingsjaar moet worden goedgekeurd:
  1° door de ambtsvoerende minister en de minister van begroting, voor de instellingen van type 1;
  2° door de bestuursinstelling, de toezichthoudende minister en de minister van begroting, in instellingen van type 2.
  § 2. Voor verzoeken om herverdeling van kredieten is voorafgaande kennisgeving vereist:
  1° van de Inspectie van Financiën, in instellingen van type 1;
  2° de regeringscommissaris, in instellingen van type 2.
  De ministers kunnen in onderling overleg besluiten dat het positieve advies van de Inspectie van Financiën of van de regeringscommissaris hen binnen de door hen vastgestelde maxima vrijstelt van goedkeuring.
  § 3. In geval van een negatief advies van de in paragraaf 2 bedoelde instellingen, beslissen de in paragraaf 1 bedoelde instellingen bij consensus.
  Als er geen consensus is, wordt het dossier aan de regering voorgelegd.
Art.17. § 1er. Toute redistribution des crédits entre programmes en cours d'exercice est approuvée:
  1° par le ministre fonctionnel et le ministre du budget, dans les organismes de type 1;
  2° par l'organe de gestion, le ministre de tutelle et le ministre du budget, dans les organismes de type 2.
  § 2. Les demandes de redistribution des crédits sont soumises à l'avis préalable:
  1° de l'inspection des Finances, dans les organismes de type 1;
  2° du commissaire du gouvernement, dans les organismes de type 2.
  Les ministres peuvent décider de commun accord que l'avis positif de l'inspection des finances ou du commissaire du gouvernement dispensent de leur approbation dans le respect des plafonds qu'ils déterminent.
  § 3. En cas d'avis négatif des organes visés au paragraphe deux, les organes visés au paragraphe premier statuent au consensus.
  En cas d'absence de consensus, le dossier est soumis au gouvernement.
Art.18. Verzoeken om herverdeling van kredieten moeten met redenen worden omkleed.
  Zij kunnen alleen tijdens het lopende begrotingsjaar worden ingediend en moeten ten laatste tegen 31 december zijn goedgekeurd.
  Zij moeten worden verricht vóór de besteding van de kredieten, behalve wanneer deze herverdelingen betrekking hebben op niet-beperkte vereffeningskredieten.
Art.18. Les demandes de redistribution des crédits sont motivées.
  Elles peuvent uniquement être introduites durant l'exercice en cours et doivent être approuvées au plus tard le 31 décembre.
  Elles doivent être préalable à l'utilisation des crédits, sauf lorsque ces redistributions concernent des crédits de liquidation non limitatifs.
Afdeling 5. - Betaling van uitgaven
Section 5. - Du paiement des dépenses
Art.19. Na aanrekening van een uitgave op de vereffeningskredieten geeft de ordonnateur een betalingsopdracht af aan een thesaurier.
Art.19. Après imputation d'une dépense à charge des crédits de liquidation, l'ordonnateur délivre un ordre de paiement à un trésorier.
Art.20. De thesauriers verrichten hun betalingen vanuit bankrekeningen die zijn geopend bij de kassier van de regeringsdiensten op naam van de instellingen waartoe zij behoren.
Art.20. Les trésoriers procèdent aux paiements à partir des comptes bancaires ouverts auprès du caissier des services du Gouvernement au nom de l'organisme dont ils relèvent.
Afdeling 6. - Invordering van de ontvangsten
Section 6. - Du recouvrement des recettes
Art.21. Na aanrekening van een ontvangst op de begroting en kennisgeving van het verzoek tot betaling aan de debiteur, vertrouwt de ordonnateur de invordering van de schuldvordering toe aan een ontvanger.
  Indien de schuldvordering op de vervaldag niet volledig is betaald, stuurt de ontvanger de debiteur een herinnering, gevolgd door een aanmaning en ten slotte een ingebrekestelling. Het hele proces wordt uitgevoerd binnen een jaar nadat de schuldvordering opeisbaar is geworden.
Art.21. Après imputation d'une recette au budget et notification de l'invitation à payer au débiteur, l'ordonnateur confie le recouvrement de la créance à un receveur.
  Si la créance n'est pas entièrement payée à son échéance, le receveur adresse au débiteur un rappel, suivi d'une relance et enfin d'une mise en demeure. L'ensemble du processus est réalisé endéans l'année suivant l'échéance de la créance.
Art.22. De ontvanger kan de schuldenaar uitstel van schuldterugbetaling verlenen, op voorwaarde dat:
  1° hij de vordering niet betwist;
  2° hij het bestaan aantoont van een financiële toestand die de toekenning van terugbetalingsfaciliteiten rechtvaardigt, en;
  3° hij zich ertoe verbindt de met de ontvanger overeengekomen terugbetalingsvoorwaarden na te leven.
  Indien de schuldenaar zich houdt aan de met de ontvanger overeengekomen terugbetalingsvoorwaarden, kan de ontvanger afzien van de vordering voor achterstandsrente.
Art.22. Le receveur peut accorder au débiteur un étalement du remboursement de sa dette, à condition:
  1° qu'il ne conteste pas la créance;
  2° qu'il démontre l'existence d'une situation pécuniaire justifiant l'octroi de facilités de remboursement, et;
  3° qu'il s'engage à respecter les modalités de remboursement convenues avec le receveur.
  Si le débiteur respecte les modalités de remboursement convenues avec le receveur, ce dernier peut renoncer à réclamer les montants dus au titre d'intérêts de retard.
Art.23. Indien de schuldenaar niet op de ingebrekestelling reageert, kan de ontvanger zich tot de bevoegde instantie wenden voor:
  1° de invordering van de schuld door middel van dwang, overeenkomstig de decretale bepalingen die van kracht zijn;
  2° het instellen van een rechtsvordering tot gerechtelijke invordering van de schuldvordering.
Art.23. A défaut de réaction du débiteur à la mise en demeure, le receveur peut solliciter auprès de l'organe compétent:
  1° le recouvrement de la créance par voie de contrainte, conformément aux dispositions décrétales en vigueur;
  2° l'introduction d'une action en vue du recouvrement judiciaire de la créance.
Afdeling 7. - Delegaties
Section 7. - Des délégations
Art.24. De ambten van ordonnateur worden in beginsel uitgeoefend door:
  1° de ambtsvoerende minister, voor zover het instellingen van type 1 betreft;
  2° de beheerinstelling, voor zover het instellingen van type 2 betreft.
  De ambtsvoerende minister of de beheerinstantie kan zijn autorisatietaken geheel of gedeeltelijk delegeren aan functionarissen of personeelsleden die hij aanwijst.
  [1 De functionele minister of het bestuursorgaan kan een plaatsvervanger aanwijzen die hun functie van ordonnateur geheel of gedeeltelijk uitoefent bij afwezigheid of verhindering van de overeenkomstig het tweede lid aangewezen ambtenaren of personeelsleden.
   De in de tweede en derde leden bedoelde delegaties van alle of enkele opdrachten van de ordonnateur kunnen in één enkel akte worden opgenomen.]1

  
Art.24. Par principe, les fonctions d'ordonnateur sont exercées par:
  1° le ministre fonctionnel, pour ce qui concerne les organismes de type 1;
  2° l'organe de gestion, pour ce qui concerne les organismes de type 2.
  Le ministre fonctionnel ou l'organe de gestion peut déléguer tout ou partie de ses fonctions d'ordonnateur aux agents ou membres du personnel qu'il désigne.
  [1 Le ministre fonctionnel ou l'organe de gestion peut désigner un suppléant pour exercer tout ou partie de ses fonctions d'ordonnateur en cas d'absence ou d'empêchement des agents ou membres du personnel désignés en vertu de l'alinéa 2.
   Les délégations de tout ou partie des fonctions d'ordonnateur visées aux alinéas 2 et 3 peuvent faire l'objet d'un seul acte.]1

  
Art.25. De ambten van de ontvanger worden uitgevoerd door:
  1° de daartoe door de ambtsvoerende minister aangewezen personen, voor zover het instellingen van type 1 betreft;
  2° de personen die daartoe zijn aangewezen door de beheerinstantie, voor zover het instellingen van type 2 betreft.
  Indien mogelijk wordt een plaatsvervangend ontvanger aangewezen om de hoofdontvanger te vervangen indien deze verhinderd is. In dat geval handelt de plaatsvervangende ontvanger onder de verantwoordelijkheid van de hoofdontvanger die hij vervangt.
Art.25. Les fonctions de receveur sont exercées par:
  1° les personnes désignées à cet effet par le ministre fonctionnel, pour ce qui concerne les organismes de type 1;
  2° les personnes désignées à cet effet par l'organe de gestion, pour ce qui concerne les organismes de type 2.
  Lorsque cela est possible, il est désigné un receveur suppléant chargé de remplacer le receveur titulaire en cas d'empêchement. Dans ce cas, le receveur suppléant agit sous la responsabilité du receveur titulaire qu'il remplace.
Art.26. De ambten van de thesaurier worden uitgevoerd door:
  1° de personen die daartoe zijn aangewezen door de ambtsvoerende minister, voor zover het instellingen van type 1 betreft;
  2° de personen die daartoe zijn aangewezen door de beheerinstantie, voor zover het instellingen van type 2 betreft.
  Indien mogelijk wordt een plaatsvervangende thesaurier benoemd die de titelvoerende thesaurier vervangt indien deze verhinderd is. In dat geval handelt de plaatsvervangende thesaurier onder de verantwoordelijkheid van de titelvoerende thesaurier die hij vervangt.
Art.26. Les fonctions de trésorier sont exercées par:
  1° les personnes désignées à cet effet par le ministre fonctionnel, pour ce qui concerne les organismes de type 1;
  2° les personnes désignées à cet effet par l'organe de gestion, pour ce qui concerne les organismes de type 2.
  Lorsque cela est possible, il est désigné un trésorier suppléant chargé de remplacer le trésorier titulaire en cas d'empêchement. Dans ce cas, le trésorier suppléant agit sous la responsabilité du trésorier titulaire qu'il remplace.
Art.27. De ambtsvoerende minister voor instellingen van type 1, of de beheerinstantie voor instellingen van type 2, wijst een persoon aan die verantwoordelijk is voor:
  1° het voeren van de budgettaire en algemene boekhouding van de instelling. Deze opdracht omvat de voorbereiding en indiening van de in artikel 17 bedoelde [1 herverdelingsaanvragen]1;
  2° de opstelling en presentatie van tussentijdse boekhoudkundige verslagen en van de jaarrekening;
  3° de definitie en validatie van boekhoudsystemen, alsook de procedures voor het verschaffen of rechtvaardigen van boekhoudkundige informatie, indien van toepassing.
  
Art.27. Le ministre fonctionnel pour les organismes de type 1, ou l'organe de gestion pour les organismes de type 2, désigne une personne chargée de:
  1° la tenue des comptabilités budgétaire et générale de l'organisme. Cette tâche inclut la préparation et l'introduction des demandes de [1 redistributions]1 visées à l'article 17;
  2° la préparation et la présentation des rapports comptables intermédiaires et du compte annuel;
  3° la définition et la validation des systèmes comptables, ainsi que des procédures destinées à fournir ou justifier des informations comptables, le cas échéant.
  
Art.28. De ambten van ordonnateur zijn onverenigbaar met die van ontvanger of van thesaurier.
  De ambten van ontvanger, de ambten van thesaurier en de in artikel 27 bedoelde ambten worden door verschillende personen uitgeoefend.
  Wanneer het echter functioneel niet mogelijk is de functies van curator en van in artikel 27 bedoelde curator te scheiden, kunnen zij door dezelfde persoon worden uitgeoefend.
  Evenzo kunnen, wanneer een ambtsvoerende scheiding tussen de opdrachten van de thesaurier en die bedoeld in artikel 27 niet mogelijk is, deze opdrachten door dezelfde persoon worden uitgeoefend, mits het beheer en de controle van de financiële gegevens van de crediteuren en debiteuren van de instelling worden toevertrouwd aan een andere persoon dan die bedoeld in de artikelen 24 tot en met 27.
  De in de leden 3 en 4 bedoelde afwijkingen worden door de algemeen directeur ter goedkeuring voorgelegd aan de ambtsvoerende minister in het geval van instellingen van type 1 en aan de beheeroverheid in het geval van instellingen van type 2.
Art.28. Les fonctions d'ordonnateur sont incompatibles avec celles de receveur ou de trésorier.
  Les fonctions de receveur, les fonctions de trésorier et les fonctions visées à l'article 27 sont exercées par des personnes différentes.
  Toutefois, lorsqu'il n'est pas possible fonctionnellement possible de séparer les fonctions de receveur et celle visée à l'article 27, elles peuvent être exercées par une même personne.
  De même, lorsqu'il n'est pas fonctionnellement possible de séparer les fonctions de trésorier et celle visée à l'article 27, elles peuvent être exercées par une même personne à condition que la gestion et le contrôle des données financières des créanciers et des débiteurs de l'organisme soient confiées à une personne autre que celles visées aux articles 24 à 27.
  Les dérogations visées aux alinéas 3 et 4 sont soumises par le fonctionnaire dirigeant pour accord au ministre fonctionnel pour les organismes de type 1 et à l'organe de gestion pour les organismes de type 2.
Art.29. Elke instelling houdt een register bij van de personen die zijn aangewezen als gedelegeerd ordonnateur, als ontvanger en als thesaurier, en zorgt er in voorkomend geval voor dat de delegatieakten aan derden kunnen worden tegengeworpen.
Art.29. Chaque organisme tient à jour un registre des personnes désignées en qualité d'ordonnateur délégué, de receveur et de trésorier et assure, lorsque cela est nécessaire, l'opposabilité aux tiers des actes de délégation.
Art.30. Ontvangers en thesauriers brengen volgens de door de minister van Begroting vastgestelde procedures verslag uit over hun beheer.
Art.30. Les receveurs et les trésoriers rendent compte de leur gestion selon les modalités fixées par le Ministre du Budget.
HOOFDSTUK 4. - Verantwoordingsplicht inzake rekeningen
CHAPITRE 4. - De la reddition des comptes
Art.31. § 1. Met inachtneming van de in artikel 40 van het kaderdecreet bedoelde regels stellen de instellingen hun algemene boekhouding in vijfvoud op.
  Bij instellingen van type 1 zendt de ambtsvoerende minister uiterlijk 5 dagen na de in artikel 40 van het kaderdecreet vastgestelde datum drie afschriften toe aan de minister van Begroting. De minister van Begroting zendt binnen de in artikel 43 van het kaderdecreet gestelde termijn twee afschriften aan het Rekenhof.
  Indien de ambtsvoerende minister en de minister van Begroting het niet eens zijn over de toepassing van artikel 40, laatste lid, van het kaderdecreet, neemt de regering uiterlijk zeven dagen vóór de in artikel 43 van het kaderdecreet vastgestelde datum een beslissing over het dossier.
  In instellingen van type 2 zenden de beheerinstanties één exemplaar van de algemene rekening aan de toezichthoudende minister en twee exemplaren aan de minister van Begroting ter goedkeuring binnen drie dagen na de in artikel 40 van het kaderdecreet vastgestelde datum van opstelling.
  Binnen dezelfde termijn worden ook twee exemplaren ter certificering aan de controleactoren toegezonden.
  Deze zenden hun verklaring en verslag toe aan de toezichthoudende minister en de minister van Begroting vóór het einde van de maand die volgt op de in artikel 40 van het kaderdecreet genoemde datum.
  In geval van onenigheid over de goedkeuring van de algemene rekening door de ministers, inzonderheid over de toepassing van artikel 40, laatste lid, van het kaderdecreet, neemt de regering uiterlijk zeven dagen vóór de in artikel 45 van het kaderdecreet vastgestelde datum een beslissing over het dossier.
  De minister van Begroting zendt binnen de in artikel 45 van het kaderdecreet gestelde termijn twee exemplaren van de gecertificeerde algemene rekening toe aan het Rekenhof.
  Na zijn controle zendt het Rekenhof een afschrift van de rekeningen, samen met zijn opmerkingen, aan de minister van Begroting, die het aan de minister onder wie de instelling ressorteert, doorzendt.
  § 2. De algemene rekening van de instellingen van type 1, gevoegd bij het ontwerp van decreet houdende goedkeuring van de algemene rekening van de Franse Gemeenschap bedoeld in artikel 44, § 2, van het decreet van 20 december 2011, bestaat uit de balans, de resultatenrekening en de rekening voor de uitvoering van de begroting.
Art.31. § 1er. Dans le respect des règles visés à l'article 40 du décret-cadre, les organismes dressent leur compte général en cinq exemplaires.
  Dans les organismes de type 1, le ministre fonctionnel transmet trois exemplaires au ministre du budget au plus tard 5 jours après la date fixée à l'article 40 du décret-cadre. Le ministre du budget transmet deux exemplaires à la Cour des comptes dans le délai fixé à l'article 43 du décret-cadre.
  En cas de désaccord entre le ministre fonctionnel et le ministre du budget sur l'application de l'article 40 dernier alinéa du décret-cadre, le gouvernement statue sur le dossier au plus tard sept jours avant la date fixée à l'article 43 du décret-cadre.
  Dans les organismes de type 2, les organes de gestion transmettent, aux fins d'approbation, un exemplaire du compte général au ministre de tutelle et deux exemplaires au ministre du budget dans les trois jours qui suivent la date d'établissement fixée à l'article 40 du décret-cadre.
  Dans le même délai, deux exemplaires sont également transmis aux commissaires aux comptes aux fins de certification.
  Ces derniers transmettent leur certification et leur rapport au ministre de tutelle et au ministre du budget au plus tard à la fin du mois qui suit celui de la date fixée à l'article 40 du décret-cadre.
  En cas de désaccord dans l'approbation du compte général par les ministres notamment sur l'application de l'article 40 dernier alinéa du décret-cadre, le gouvernement statue sur le dossier au plus tard sept jours avant la date fixée à l'article 45 du décret-cadre.
  Le Ministre du budget transmet deux exemplaires du compte général certifié à la Cour des comptes dans le délai fixé à l'article 45 du décret-cadre.
  Après avoir exercé sa mission de contrôle, la Cour des comptes renvoie, avec ses observations, un exemplaire des comptes au ministre du budget qui le transmet au ministre dont l'organisme relève.
  § 2. Le compte général des organismes de type 1 annexé au projet de décret portant approbation du compte général de Communauté française tel que visé par l'article 44, § 2, du décret 20 décembre 2011 comprend le bilan, le compte de résultat et le compte d'exécution du budget.
HOOFDSTUK 5. - Inventaris en buitengebruikstelling van de activa van de instelling
CHAPITRE 5. - De l'inventaire et de la désaffectation des biens de l'organisme
Art.32. Elke instelling houdt een inventaris bij van de roerende en onroerende goederen die tot haar vermogen behoren.
Art.32. Chaque organisme tient un inventaire des biens meubles et immeubles constitutifs de son patrimoine.
Art.33. De instelling stelt jaarlijks een staat op van de activa die:
  1° binnen zijn privé-domein vallen;
  2° vervreemd kunnen worden;
  3° hun oorspronkelijke doel hebben verloren;
  4° niet meer hergebruikt mogen worden.
  De inventaris en de jaarrekening van de instelling worden bijgewerkt om de buitengebruikstelling van de in lid 1 bedoelde activa weer te geven.
Art.33. Chaque année, l'organisme établit un relevé des biens qui:
  1° relèvent de son domaine privé;
  2° sont susceptibles d'être aliénés;
  3° ont perdu leur destination première;
  4° ne sont plus susceptibles de remploi.
  L'inventaire et le compte annuel de l'organisme est mis à jour pour faire apparaître la désaffectation des biens visés à l'alinéa 1er.
Art.34. Buiten gebruik gestelde goederen worden onder bezwarende titel vervreemd.
  In afwijking hiervan kunnen buiten gebruik gestelde roerende goederen kosteloos worden vervreemd ten behoeve van het openbaar nut, indien vervreemding onder bezwarende titel zou leiden tot buitensporige uitgaven in verhouding tot de verwachte financiële opbrengst.
Art.34. Les biens désaffectés sont aliénés à titre onéreux.
  Par dérogation, les biens meubles désaffectés peuvent être cédés à titre gratuit à des fins d'utilité publique lorsqu'une aliénation à titre onéreux engendrerait une dépense excessive au regard du produit financier espéré.
Art.35. De ordonnateurs zijn gemachtigd buiten gebruik gestelde roerende goederen die niet meer kunnen worden afgestaan of door wie dan ook opnieuw kunnen worden gebruikt, te slopen.
  De instelling zorgt voor de valorisatie en recycling van afval.
Art.35. Les ordonnateurs sont autorisés à mettre au rebut les biens meubles désaffectés qui ne sont plus en état d'être cédés ni d'être réemployés par quiconque.
  L'organisme veille à la valorisation et au recyclage des déchets.
HOOFDSTUK 6. - Begrotings- en boekhoudkundig archief
CHAPITRE 6. - Des archives budgétaires et comptables
Art.36. § 1. Moeten op zodanige wijze worden bewaard dat hun onveranderlijkheid, authenticiteit en toegankelijkheid gewaarborgd zijn:
  1° de computerbestanden die de boeken bevatten, alsmede de programma's en systemen waarmee ze kunnen worden gelezen, gedurende een periode van tien jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op dat van de definitieve afsluiting van het begrotingsjaar en het boekjaar, zoals bepaald in de artikelen 44 en 45 van het kaderdecreet;
  2° op papier of in elektronische vorm, de bewijsstukken van de uitgaven in dezelfde periode als die bedoeld in 1°, onverminderd een andere overeenkomstig artikel 59 van het kaderdecreet bepaalde termijn;
  3° een origineel exemplaar van de jaarrekeningen van de ontvangers en de thesauriers, alsmede van de uittreksels van hun financiële rekeningen, over dezelfde periode als die bedoeld in 1° ;
  4° een origineel exemplaar van elke gecertificeerde algemene jaarrekening, voor een periode van tien jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op dat van de definitieve afsluiting van het begrotingsjaar en van het boekjaar zoals bepaald in de artikelen 44 en 45 van het kaderdecreet.
  § 2. De bewijsstukken worden bewaard op de plaatsen die door de verantwoordelijke instantie voor archivering zijn aangewezen. Ze kunnen worden gedigitaliseerd.
Art.36. § 1ier. Doivent être conservés de manière à garantir leur inaltérabilité, leur authenticité et leur accessibilité:
  1° les fichiers informatiques contenant les livres ainsi que les programmes et les systèmes permettant de les lire, durant une période de dix ans à partir du 1er janvier de l'année qui suit celle de la clôture définitive de l'exercice budgétaire et comptable telle que déterminée aux articles 44 et 45 du décret-cadre;
  2° en format papier ou en format électronique, les pièces justificatives de dépenses durant la même période que celle visée au 1°, sans préjudice d'un autre délai déterminé en application de l'article 59 du décret-cadre;
  3° un exemplaire original des comptes annuels des receveurs et des trésoriers ainsi que les extraits de leurs comptes financiers, durant la même période que celle visée au 1° ;
  4° un exemplaire original de chaque compte général certifié annuel, durant dix ans à partir du 1er janvier de l'année qui suit celle de la clôture définitive de l'exercice budgétaire et comptable telle que déterminée aux articles 44 et 45 du décret-cadre.
  § 2. Les pièces justificatives sont conservées dans les lieux désignés par l'autorité responsable pour procéder à l'archivage. Elles peuvent être numérisées.
HOOFDSTUK 7. - Budgettaire en boekhoudkundige controles en audits van instellingen en de geïntegreerde auditaanpak
CHAPITRE 7. - Des contrôles et audits budgétaires et comptables des organismes et de l'approche intégrée d'audit
Afdeling 1. - Interne controle
Section 1ère. - Du contrôle interne
Art.37. Elke instelling stelt interne controleprocedures vast overeenkomstig de artikelen 46 tot en met 49 van het kaderdecreet.
Art.37. Chaque organisme met en place des procédures internes de contrôle, conformément aux articles 46 à 49 du décret-cadre.
Afdeling 2. - Over interne controle
Section 2. - De l'audit interne
Art.38. § 1. De interne audit is een onafhankelijke en objectieve activiteit die bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de instelling door haar interne controlesysteem, risicobeheer en prestaties te evalueren en aanbevelingen ter verbetering te doen.
  Het bestrijkt zowel de interne controle van de transversale beheerprocedures als die van de begrotings- en boekhoudprocedures van de instelling, overeenkomstig artikel 50 van het kaderdecreet.
  Internationaal erkende normen voor de interne controle van de overheidssector worden toegepast.
  Het jaarlijkse controleverslag wordt overgezonden:
  1° aan de ambtsvoerende minister of de toezichthoudende minister, naargelang het geval, en aan de minister van Begroting;
  2° aan de Gemeenschappelijke Auditdienst, tenzij deze de auteur is van het verslag.
  § 2. In instellingen van type 1 wordt de interne audit uitgevoerd:
  1° of door de interne auditdienst van de instelling;
  2° of door de gemeenschappelijke auditdienst.
  § 3. In instellingen van type 2 wordt de interne audit uitgevoerd:
  1° of door de interne auditdienst van de instelling;
  2° of door de gemeenschappelijke auditdienst;
  3° of door een particuliere dienstverlener die daartoe door de instelling is aangesteld.
Art.38. § 1er. L'audit interne est une activité indépendante et objective qui contribue à la réalisation des objectifs de l'organisme par l'évaluation et la formulation de recommandations en vue d'améliorer son système de contrôle interne, sa gestion des risques et sa performance.
  Il vise tant le contrôle interne relatif aux procédures transversales de gestion que celui concernant les processus budgétaires et comptables de l'organisme conformément à l'article 50 du décret-cadre.
  Les normes d'audit interne internationalement reconnues dans le secteur public sont appliquées.
  Le rapport annuel d'audit est transmis:
  1° au ministre fonctionnel ou au ministre de tutelle, selon les cas, et au Ministre du Budget;
  2° au service commun d'audit, à moins qu'il ne soit l'auteur du rapport.
  § 2. Dans les organismes de type 1, l'audit interne est réalisé:
  1° soit par le service d'audit interne de l'organisme;
  2° soit par le service commun d'audit.
  § 3. Dans les organismes de type 2, l'audit interne est réalisé:
  1° soit par le service d'audit interne de l'organisme;
  2° soit par le service commun d'audit;
  3° soit par un prestataire privé désigné à cet effet par l'organisme.
Afdeling 3. - De geïntegreerde auditaanpak en het permanent dossier
Section 3. - De l'approche intégrée d'audit et du dossier permanent
Art.39. § 1. Elke instelling legt een permanent dossier aan. Het permanent dossier bevat bijgewerkte algemene informatie en gevoelige, inherent aan de instelling en vertrouwelijke informatie. Gevoelige, inherent aan de instelling en vertrouwelijke informatie is uitsluitend toegankelijk voor de betrokken instelling en de aan die instelling verbonden controleactoren.
  Algemene informatie betekent:
  1° het oprichtingsdecreet, het oprichtingsbesluit of de statuten;
  2° het beheerscontract, alsmede de verslagen over de uitvoering ervan;
  3° het bedrijfsplan, alsmede eventuele deelplannen;
  4° de samenstelling en de opdrachten van de raad van bestuur, het auditcomité, het bezoldigingscomité en de andere comités indien deze bestaan;
  5° de instellingsstructuur, zowel hiërarchisch als geografisch, indien van toepassing;
  6° de delegaties en subdelegaties die de instelling heeft verkregen en verleend;
  7° de specifieke reglementering die van toepassing is op de instelling;
  8° de controleactoren, de duur van hun opdracht, alsook de persoon of personen met wie contact moet worden opgenomen, met vermelding van hun contactgegevens;
  9° de goedgekeurde begrotingen van de laatste vijf jaar. Dit zijn begrotingen waarin rekening is gehouden met goedgekeurde begrotingswijzigingen en -toewijzingen;
  10° de vijf meest recente jaarrekeningen;
  11° de vijf meest recente jaarverslagen.
  Gevoelige, inherent aan de instelling en vertrouwelijke informatie betekent:
  1° een beschrijving van het risicobeheer van de instelling;
  2° alle auditverslagen en aanbevelingsbrieven van de laatste vijf jaar;
  3° de aanbevelingen van de Inspectie van Financiën over de laatste vijf jaar.
  § 2. Voor de instellingen van type 2 worden de permanente dossiers bijgehouden in een centraal register binnen het interministerieel orgaan van de regeringscommissarissen [1 bedoeld in artikel 42 van het governance-decreet]1. Het register is zo opgezet dat elke betrokken instelling of elke betrokken controleactor, alsmede het Rekenhof, toegang hebben tot het permanente dossier van de betrokken instelling, zonder dat specifieke software hoeft te worden aangeschaft.
  § 3. Elke instelling bewaart haar contracten en overeenkomsten op een gestructureerde wijze en verleent de controleactoren en het Rekenhof toegang tot deze informatie. De de controleactoren en het Rekenhof hebben toegang tot de centrale systemen voor het operationele beheer van de overheidsopdrachten.
  
Art.39. § 1er. Chaque organisme établit un dossier permanent. Le dossier permanent contient des informations générales actualisées et des informations sensibles, inhérentes à l'organisme, et confidentielles. Les informations sensibles, inhérentes à l'organisme, et confidentielles ne sont accessibles qu'à l'organisme concerné et aux acteurs de contrôle associés à cet organisme.
  Par informations générales, il faut entendre:
  1° le décret constitutif, l'arrêté de création ou les statuts;
  2° le contrat de gestion, de même que les comptes rendus de leur mise en oeuvre;
  3° le plan d'entreprise, de même que d'éventuels plans partiels;
  4° la composition et les tâches du conseil d'administration, du comité d'audit, du comité de rémunération et des autres comités quand ils existent;
  5° la structure organisationnelle, tant hiérarchique que géographique, si d'application;
  6° les délégations et sous-délégations que l'organisme a obtenues et accordées;
  7° la réglementation spécifique applicable à l'organisme;
  8° les acteurs de contrôle, la durée de leur mandat, de même que la personne ou les personnes avec qui il faut prendre contact, avec mention de leurs données de contact;
  9° les budgets approuvés des cinq dernières années. Ce sont des budgets qui tiennent compte des modifications et répartitions budgétaires approuvées;
  10° les cinq comptes annuels les plus récents;
  11° les cinq rapports annuels les plus récents.
  Par informations sensibles, inhérentes à l'organisme, et confidentielles, il faut entendre:
  1° la description de la gestion de risques de l'organisme;
  2° tous les rapports d'audit et lettres de recommandation des cinq dernières années;
  3° les recommandations de l'Inspection des Finances des cinq dernières années.
  § 2. Pour les organismes de type 2, les dossiers permanents sont conservés dans un registre central au sein du Corps interministériel des commissaires du Gouvernement [1 visé à l'article 42 du décret gouvernance]1. Le registre est conçu de telle façon que chaque organisme ou acteur de contrôle concernés, de même que la Cour des Comptes, a accès au dossier permanent de l'organisme concerné, sans charges ou achat de logiciel spécifique.
  § 3. Chaque organisme tient ses contrats et conventions de façon structurée et accorde accès à cette information aux acteurs de contrôle, de même qu'à la Cour des Comptes. Les acteurs de contrôle, de même que la Cour des Comptes, ont accès aux systèmes centraux de gestion opérationnelle des marchés publics.
  
Art.40. De leidend ambtenaar is verantwoordelijk voor de risicoanalyse en het risicobeheer op het niveau van de instelling. De leidend ambtenaar is de hoogste officiële autoriteit van een instelling ten opzichte van de raad van bestuur of, indien er geen raad van bestuur is, ten opzichte van het bevoegde lid of de bevoegde leden van de regering.
  De controleactoren beoordelen het door de instelling gevoerde risicobeheer. Zij volgen de risicoanalyse van de instelling in overleg met het Rekenhof en brengen zo nodig wijzigingen aan in de risicoanalyse. De controleactoren stemmen hun controleaanpak op elkaar af, in overleg met het Rekenhof. Behalve in uitzonderlijke omstandigheden die een dringende controle noodzakelijk maken, stemmen de betrokken controleactoren de jaarlijkse planning van hun geplande controlewerkzaamheden met elkaar en met het Rekenhof af. De controleactoren en het Rekenhof informeren de instelling ten minste een maand voor het begin van een in de jaarplanning opgenomen controle. In geval van belangrijke uitstelbetalingen zullen de andere controleactoren en het Rekenhof tijdig op de hoogte worden gebracht. De controleactoren maken zoveel mogelijk gebruik van de resultaten van de verslagen van de audit- en controlewerkzaamheden die reeds door de andere controleactoren en het Rekenhof zijn verricht. Daartoe stellen de controleactoren de resultaten van hun controle ter beschikking van de andere betrokken controleactoren en van het Rekenhof.
Art.40. Le fonctionnaire dirigeant est responsable de l'analyse des risques et de la gestion des risques au niveau de l'organisme. Le fonctionnaire dirigeant est l'autorité officielle suprême d'un organisme à l'égard du conseil d'administration ou, à défaut de conseil d'administration, à l'égard du membre ou des membres compétents du Gouvernement.
  Les acteurs de contrôle évaluent la gestion des risques instaurée par l'organisme. Ils font le suivi de l'analyse des risques de l'organisme, en concertation avec la Cour des Comptes et apportent toute modification utile à l'analyse des risques. Les acteurs de contrôle alignent leur approche d'audit les uns sur les autres, en concertation avec la Cour des Comptes. Sauf dans des circonstances exceptionnelles nécessitant un audit urgent, les acteurs de contrôle concernés alignent le planning annuel des travaux de contrôle envisagés les uns sur les autres et sur ceux de la Cour des Comptes. Les acteurs de contrôle informent l'organisme au moins un mois avant le début d'un contrôle repris dans le planning annuel. En cas de reports importants, les autres acteurs de contrôle, de même que la Cour des Comptes, en sont informés à temps. Les acteurs de contrôle exploitent au maximum les résultats des travaux d'audit et de contrôle qui ont déjà été effectués par les autres acteurs de contrôle et la Cour des Comptes. A cette fin, les acteurs de contrôle mettent les résultats de leur audit à la disposition des autres acteurs de contrôle concernés et à la Cour des Comptes.
Afdeling 4. - Commissarissen voor de rekeningen
Section 4. - Des Commissaires aux comptes
Art.41. § 1. Onverminderd de bevoegdheden neergelegd [1 in de artikelen 53 en 54 van het governance-decreet]1, controleren de commissarissen:
  1° het betrouwbare beeld van de jaarrekening die de instelling met toepassing van het kaderdecreet aan de Regering moet voorleggen;
  2° de aanpassing en de werking van de administratieve en boekhoudkundige instelling, met bijzondere aandacht voor de opstelling van financiële verslagen.
  § 2. Bij de uitvoering van hun opdracht houden de controleactoren rekening met de mogelijkheid van fraude. De controle is bedoeld om een redelijke mate van zekerheid te verschaffen dat de financiële staten geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten. Van een controle kan echter niet worden verwacht dat elk geval van fraude wordt opgespoord, en het is ook niet de verantwoordelijkheid van de controleactoren om fraude op te sporen.
  § 3. Met het oog op de certificatie van de jaarrekening stelt de commissaris voor de rekeningen een verslag op, dat de volgende elementen omvat:
  1° een inleiding, waarin ten minste de jaarrekening waarop de controle betrekking heeft, wordt vermeld;
  2° een beschrijving van de reikwijdte van de controle, met inbegrip van ten minste de normen die bij de uitvoering van de controle in acht zijn genomen en de bevestiging of ontkenning dat de controleactor van de beheerinstantie en/of de door de instelling aangewezen personen de voor de controle noodzakelijke toelichtingen en inlichtingen heeft verkregen;
  3° de vermelding dat de rekeningen in overeenstemming zijn met het kaderdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten;
  4° een verklaring waarin de commissaris voor de rekeningen de graad van betrouwbaarheid beoordeelt van de rekeningen, de balans, de resultatenrekening, de toelichtingen bij de balans en de resultatenrekening en de begrotingsboekhouding wat betreft het beeld dat zij geven van het vermogen, van de financiële toestand en van de diverse resultaten van de instelling;
  5° de bevestiging of de ontkenning dat de commissaris kennis heeft van verrichtingen die hebben plaatsgevonden of beslissingen die zijn genomen in strijd met het oprichtingsdecreet of de statuten van de entiteit of met de bepalingen van het kaderdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten.
  § 4. Bij wijze van certificatie over de uitvoering van de begroting neemt de controleactor in zijn verslag een verklaring op waarin hij de regelmatigheid van de opstelling van de begroting en de overeenstemming van de uitvoering van de begroting met de jaarrekening beoordeelt.
  § 5. Bij het certificeren van de jaarlijkse ESR-rapportering neemt de commissaris de volgende punten op:
  1° de vermelding dat het verslag is opgesteld in overeenstemming met/ in afwijking van de SEC-regels;
  2° de vermelding dat de SEC-rapportering al dan niet in overeenstemming is met de rekeningen.
  § 6. Naast andere aanbevelingen met betrekking tot tekortkomingen in het beheer van de instelling, zal de commissaris voor de rekeningen in de aanbevelingsbrief melding maken van inefficiënties en overtredingen van andere voorschriften die tot financiële gevolgen voor de instelling kunnen hebben geleid of kunnen leiden.
  
Art.41. § 1er. Sans préjudice des attributions fixées [1 aux articles 53 et 54 du décret gouvernance]1, les commissaires aux comptes contrôlent:
  1° l'image fiable des comptes annuels que l'organisme est tenu de remettre au Gouvernement en application du décret-cadre;
  2° le caractère ajusté et le fonctionnement de l'organisation administrative et comptable, axés sur la production de comptes rendus financiers.
  § 2. Dans l'exécution de leur mission, les commissaires aux comptes tiennent compte de l'éventualité de fraudes. Le contrôle est conçu tel qu'ils obtiennent un degré raisonnable de sûreté, que les aperçus financiers ne contiennent pas d'anomalies d'intérêt matériel, résultant de fraudes ou d'erreurs. On ne peut toutefois pas attendre d'un contrôle qu'il détecte chaque cas de fraude et il n'incombe pas non plus aux commissaires aux comptes de les dépister.
  § 3. En guise de certification des comptes annuels, le commissaire aux comptes établit un compte rendu, constitué des éléments suivants:
  1° une introduction, dans laquelle il est au minimum fait état du compte annuel auquel le contrôle se rapporte;
  2° une description de l'ampleur du contrôle, reprenant au minimum les normes qui ont été respectées lors de la mise en oeuvre du contrôle et la confirmation ou l'infirmation que le commissaire aux comptes a obtenu de l'organe d'administration et/ou des personnes désignées par l'organisme, les explications et l'information nécessaires pour son contrôle;
  3° l'indication que les comptes sont conformes au décret-cadre et à ses arrêtés d'exécution;
  4° une déclaration dans laquelle le commissaire aux comptes évalue le degré de fiabilité de la comptabilité, du bilan, du compte de résultats, des annexes explicatives accompagnant le bilan et le compte de résultats et des comptes rendus budgétaires quant à l'image qu'ils dressent des fonds, de la situation financière et des différents résultats de l'organisme;
  5° la confirmation ou l'infirmation que le commissaire aux comptes a eu connaissance de transactions qui ont été effectuées ou de décisions qui ont été prises en infraction avec le décret constitutif ou les statuts de l'entité ou les dispositions du décret-cadre et de ses arrêtés d'exécution.
  § 4. En guise de certification de l'exécution du budget, le commissaire aux comptes insère une déclaration dans son compte rendu, dans laquelle il évalue l'établissement correct de l'exécution du budget et de l'alignement de l'exécution du budget sur les comptes annuels.
  § 5. En guise de certification du compte rendu SEC annuel, le commissaire aux comptes y intègre les éléments suivants:
  1° la mention que le compte rendu a été rédigé conformément/dérogatoirement aux règles SEC;
  2° la mention que le compte rendu SEC s'aligne de façon cohérente ou non aux comptes.
  § 6. Outre d'autres recommandations relatives aux défauts constatés en matière de gestion organisationnelle, le commissaire aux comptes reprend dans la lettre de recommandation les inefficacités et infractions à d'autres réglementations constatées susceptibles d'avoir entraîné ou d'entraîner des conséquences financières pour l'organisme.
  
Afdeling 5. - Administratieve en budgettaire controle van de instellingen van type 1
Section 5. - Du contrôle administratif et budgétaire des organismes de type 1
Art. 42. § 1. Inspecteurs van Financiën:
  1° volgen de opmaak van de begroting en brengen advies uit over de begrotingsvoorstellen van de instelling overeenkomstig de door de regering besliste richtlijnen en zien toe op de uitvoering van de begroting, in overleg met de controlediensten die binnen de instelling bestaan. Zij rapporteren aan de ambtsvoerende ministers en aan de minister van Begroting elk feit dat tot begrotingsafwijkingen zou kunnen leiden;
  2° dragen op administratief, budgettair en financieel gebied bij tot het onderzoek van maatregelen die besparingen kunnen opleveren, de middelen kunnen verruimen en de instelling van de diensten kunnen verbeteren. Zij doen hun suggesties dienaangaande toekomen aan de ambtsvoerende ministers en aan de minister van Begroting;
  3° onderzoeken de ontwerpen van wet- en regelgeving, met inbegrip van die welke betrekking hebben op de statutaire of contractuele personeelsuitgaven, die bepalingen bevatten waarvan de toepassing invloed kan hebben op hetzij de ontvangsten, hetzij de uitgaven van de betrokken instellingen;
  4° spreken zich uit over voorstellen tot toekenning van subsidies, toelagen, vergoedingen of premies met uitzondering van:
  a) die welke worden toegekend op grond van een organieke regeling waarin de toekenningsvoorwaarden, de begunstigde en het bedrag op een vaste en definitieve wijze zijn vastgesteld;
  b) die tot een bedrag van 6 000 EUR en die niet onder a) vallen;
  5° brengen advies uit voorafgaand aan het sluiten door de betrokken instellingen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, alsook van leningen in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald in paragraaf twee,, in voorkomend geval vóór de mogelijke tussenkomst van de ambtsvoerende Minister.
  § 2. Voor overheidsopdrachten die de hieronder vermelde drempels exclusief BTW bereiken, wordt een voorafgaand advies aan de Inspecteur van Financiën gevraagd over:
  1° de redenen voor het instellen van de overheidsopdracht en de keuze van de aanbestedingsmethode;
  2° het voorstel voor een met redenen omklede selectiebeslissing, indien van toepassing;
  3° het voorstel voor een met redenen omklede gunningsbeslissing op basis van het volledige gunningsdossier.
Art. 42. § 1er. Les inspecteurs des finances:
  1° suivent la préparation du budget et rendent un avis sur les propositions budgétaires de l'organisme selon les directives décidées par le Gouvernement et surveillent l'exécution du budget, en liaison avec les services de contrôle existants au sein de l'organisme. Ils signalent aux ministres fonctionnels et au ministre du budget tout fait susceptible de dérives budgétaires;
  2° contribuent, en matière administrative, budgétaire et financière, à l'étude des mesures propres à réaliser des économies, à accroître les ressources et à améliorer l'organisation des services. Ils adressent aux ministres fonctionnels et au ministre du budget leurs suggestions à ce sujet;
  3° examinent les projets de législation et de réglementation, y compris ceux relatifs aux dépenses de personnel statutaire ou contractuel, comportant des dispositions dont l'application peut influencer, soit les recettes, soit les dépenses des organismes visés;
  4° donnent leur avis sur les propositions d'octroi de subventions, d'allocations, d'indemnités ou de primes à l'exception:
  a) de celles accordées en application de règles organiques qui en fixent les conditions d'octroi, le bénéficiaire et le montant de manière ferme et définitive;
  b) de celles qui sont inférieures ou égales à 6.000 euros et qui ne sont pas visées au a);
  5° rendent, avant l'intervention du Ministre fonctionnel s'il échet, des avis préalables à la conclusion par les organismes visés de marchés publics pour entreprises de travaux, de fournitures et de services ainsi que d'emprunts dans les cas et modalités prévus au paragraphe deux.
  § 2. Pour les marchés publics qui atteignent les seuils mentionnés ci-dessous hors TVA, un avis préalable est demandé à l'inspecteur des finances sur:
  1° les motifs relatifs au lancement du marché public et le choix du mode de passation;
  2° la proposition de décision motivée de sélection, le cas échéant;
  3° la proposition de décision motivée d'attribution sur la base du dossier d'attribution complet.
 Open procedure
  of
  Beperkte procedure
Concurrerende procedure met onderhandeling
  of
  Procedure van gunning via onderhandelingen met voorafgaande bekendmaking (indien de procedure op meerdere criteria berust)
Procedure van gunning via onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking
  of Andere gunningsmethode of Andere overheidsopdracht
Werken 62.000 € 31.000 € 31.000 €
Benodigdheden 62.000 € 31.000 € 31.000 €
Diensten 62.000 € 31.000 € 31.000 €
Open procedure
  of
  Beperkte procedure Concurrerende procedure met onderhandeling
  of
  Procedure van gunning via onderhandelingen met voorafgaande bekendmaking (indien de procedure op meerdere criteria berust) Procedure van gunning via onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking
  of Andere gunningsmethode of Andere overheidsopdracht Werken 62.000 € 31.000 € 31.000 € Benodigdheden 62.000 € 31.000 € 31.000 € Diensten 62.000 € 31.000 € 31.000 €
§ 3. Op het gebied van de ontvangsten verwijst de Inspecteur van Financiën naar de voorstellen betreffende:
  a) tarieven en andere regelgevende voorwaarden;
  b) overeenkomsten en contracten met een waarde van 62.000,00 euro.
  § 4. Op voorafgaand advies van de Inspectie van Financiën kunnen de in de tweede en derde paragrafen genoemde bedragen in onderling overleg tussen de ambtsvoerende Minister en de Minister van Begroting worden verhoogd.
  De overeenstemming tussen de betrokken ministers wordt geformaliseerd in een protocol waarin inzonderheid de aard van de betrokken uitgaven, de betrokken begrotingsprogramma's, de specifieke regelingen voor toezicht en beheersing van de risico's of voor controle achteraf worden vastgesteld. Het protocol moet worden goedgekeurd door een gezamenlijk ministerieel besluit.
  Indien de ambtsvoerende minister echter ook de minister van Begroting is, is de regering rechtstreeks bevoegd.
 Procédure ouverte
  ou
  Procédure restreinte
Procédure concurrentielle avec négociation
  ou
  Procédure négociée directe avec publication préalable (si la procédure est multicritères)
Procédure négociée sans publication préalable
  ou
  Autre mode de passation
  ou
  Autre contrat public
Travaux 62.000 € 31.000 € 31.000 €
Fournitures 62.000 € 31.000 € 31.000 €
Services 62.000 € 31.000 € 31.000 €
Procédure ouverte
  ou
  Procédure restreinte Procédure concurrentielle avec négociation
  ou
  Procédure négociée directe avec publication préalable (si la procédure est multicritères) Procédure négociée sans publication préalable
  ou
  Autre mode de passation
  ou
  Autre contrat public Travaux 62.000 € 31.000 € 31.000 € Fournitures 62.000 € 31.000 € 31.000 € Services 62.000 € 31.000 € 31.000 €
§ 3. En matière de recettes, l'inspecteur des finances vise les propositions relatives:
  a) aux tarifs et autres conditions réglementaires;
  b) aux conventions et marchés dont la valeur atteint 62.000,00 euros.
  § 4. Sur avis préalable de l'inspection des finances, les montants repris aux paragraphes deux et trois peuvent être augmentés de commun accord entre le Ministre fonctionnel et le Ministre du budget.
  L'accord entre les ministres concernés est formalisé dans un protocole fixant notamment la nature des dépenses visées, les programmes budgétaires concernés, les modalités particulières de surveillance et de maitrise des risques mises en place ou encore de contrôle a posteriori. Le protocole doit faire l'objet d'une approbation par un arrêté ministériel conjoint.
  Toutefois, si le ministre fonctionnel est aussi ministre du Budget, le gouvernement est directement compétent.
Art.43. De financiële controleactoren verrichten hun controle aan de hand van documenten en ter plaatse. Zij kunnen met raadgevende stem deelnemen aan de vergaderingen van alle directie- of raadplegingsinstellingen. Zij worden voor deze vergaderingen opgeroepen en ontvangen vooraf alle documenten die betrekking hebben op de agendapunten van deze vergaderingen.
  Zij hebben toegang tot alle dossiers en archieven van de instelling en ontvangen van de diensten alle informatie die zij nodig hebben.
  Zij mogen niet deelnemen aan de leiding of het beheer van de diensten die zij controleren, en evenmin bevelen geven om een verrichting te verhinderen of op te schorten.
  Zij brengen hun voorlopige adviezen of aanbevelingen uit in volledige onafhankelijkheid en overeenkomstig de deontologie van het Interfederaal orgaan van Inspecteurs van Financiën.
Art.43. Les inspecteurs des finances exercent leur contrôle sur pièces et sur place. Ils peuvent assister, avec voix consultative, aux réunions de tous organes de direction ou de consultation. Ils y sont convoqués et reçoivent préalablement communication de tous les documents ayant trait aux questions portées à l'ordre du jour de ces réunions.
  Ils accèdent à tous les dossiers et à toutes les archives de l'organisme et reçoivent des services tous les renseignements qu'ils demandent.
  Ils ne peuvent ni participer à la direction ou à la gestion des services qu'ils sont chargés de contrôler, ni donner d'ordres tendant à empêcher ou à suspendre une opération.
  Ils rendent leurs avis préalables ou formulent leurs recommandations, en toute indépendance et conformément à la déontologie du Corps interfédéral de l'Inspection des finances.
Art.44. § 1. Bij de vervulling van hun opdrachten brengen de inspecteurs van Financiën advies uit binnen een termijn van maximaal 10 werkdagen na ontvangst van de aanvraag.
  De aanvraag wordt bevestigd door de inspecteur van Financiën die met het dossier is belast.
  Deze termijn kan op basis van een met redenen omkleed verzoek van de inspecteur van Financiën worden verlengd tot 20 werkdagen.
  In geval van met redenen omklede dringende noodzaak kan de termijn tot 3 werkdagen worden verkort. Het begrip dringende noodzaak heeft betrekking op dwingende toestanden die het gevolg zijn van onvoorziene omstandigheden die niet te wijten zijn aan de regering of de instelling.
  Onder "werkdag" wordt verstaan alle andere dagen dan zaterdagen, zondagen en wettelijke en reglementaire feestdagen.
  § 2. Indien binnen de in paragraaf 1 bedoelde termijnen geen antwoord is ontvangen of indien de inspecteur van Financiën een ongunstig advies uitbrengt, legt de ambtsvoerende minister het voorstel ter goedkeuring voor aan de minister van Begroting. Indien de minister van Begroting niet met het voorstel kan instemmen, kan de ambtsvoerende minister de zaak bij de regering aanhangig maken, die over het voorstel zal beslissen. Indien de ambtsvoerende minister echter ook de minister van Begroting is, wordt de zaak rechtstreeks bij de regering aanhangig gemaakt.
Art.44. § 1er. Dans l'exercice de leurs missions, les inspecteurs des finances remettent un avis dans un délai maximum de 10 jours ouvrables après réception de la demande.
  La demande fait l'objet d'un accusé de réception de la part de l'inspecteur des finances en charge du dossier.
  Le délai peut être porté à 20 jours ouvrables sur la base d'une demande motivée de l'inspecteur des finances.
  En cas d'urgence motivée, le délai peut être réduit à 3 jours ouvrables. La notion d'urgence recouvre des situations impérieuses résultant de circonstances imprévues et non imputables au Gouvernement ou à l'organisme.
  Par " jour ouvrable " on entend tous les jours autres que le samedi, le dimanche et les jours fériés légaux et réglementaires.
  § 2. A défaut de réponse dans les délais impartis visés au paragraphe 1er, ou en cas d'avis défavorable émis par l'inspecteur des finances, le ministre fonctionnel soumet la proposition pour accord au ministre du Budget. Si le ministre du Budget ne peut donner son accord sur cette proposition, le ministre fonctionnel peut saisir le gouvernement qui se prononce sur la proposition. Toutefois, si le ministre fonctionnel est aussi ministre du Budget, le gouvernement est directement saisi.
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
CHAPITRE 8. - Dispositions finales
Art.45. Voor de in artikel 3, paragraaf 1, van het kaderdecreet bedoelde instellingen van type 1 en 2 wordt het volgende opgeheven:
  1° het koninklijk besluit van 7 april 1954 houdende algemeen reglement op de begroting en de comptabiliteit van de bij de wet van 16 maart 1954 bedoelde instellingen van openbaar nut bedoeld in de wet van 16 maart 1954;
  2° het koninklijk besluit van 8 april 1954 ter regeling van de modaliteiten van controle vanwege de inspecteurs van financiën op sommige instellingen van openbaar nut;
  3° het koninklijk besluit van 9 april 1954 ter regeling van de bevoegdheden van de revisoren bij de instellingen van openbaar nut.
Art.45. Sont abrogés, pour les organismes de type 1 et 2 visés à l'article 3 paragraphe 1er du décret-cadre:
  1° l'arrêté royal du 7 avril 1954 portant règlement général sur le budget et la comptabilité des organismes d'intérêt public visés par la loi du 16 mars 1954;
  2° l'arrêté royal du 8 avril 1954 réglant les modalités de contrôle des inspecteurs des Finances dans certains organismes d'intérêt public.
  3° l'arrêté royal du 9 avril 1954 réglant les attributions des réviseurs d'organismes d'intérêt public.
Art.46. Overeenkomstig de in artikel 62 van het kaderdecreet bedoelde bepaling treedt dit besluit in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art.46. Dans le respect de la disposition visée à l'article 62 du décret-cadre, le présent arrêté entre en vigueur à sa date de publication au Moniteur belge.
Art. 47. De minister die bevoegd is voor begroting en financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 47. Le Ministre qui a le budget et les finances dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.