Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
2 SEPTEMBER 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 wat betreft de uitvoering van de Visienota Lokaal Onroerenderfgoedbeleid en wijziging van diverse besluiten
Titre
2 SEPTEMBRE 2022. - Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l'arrêté relatif au patrimoine immobilier du 16 mai 2014 en ce qui concerne la mise en oeuvre de la note de vision de la politique locale du patrimoine immobilier et modifiant divers arrêtés
Informations sur le document
Info du document
Tekst (101)
Texte (101)
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingsbepalingen
CHAPITRE 1er. - Dispositions modificatives
Afdeling 1. - Wijzigingen van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014
Section 1re. - Modifications de l'arrêté relatif au patrimoine immobilier du 16 mai 2014
Artikel 1. In artikel 2 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° punt 11°, a, 6) wordt vervangen door wat volgt:
  "11°, a, 6) tuinen of parken met erfgoedwaarde en bomen";
  2° er wordt een punt 11° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "11° /1 gezondheidsindex: het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994;";
  3° punt 12° /1 en punt 12° /2 worden opgeheven;
  4° er wordt een punt 14° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "14° /1 menselijke inhumatieresten: alle resten van personen die in de bodem of onder water worden aangetroffen, waarbij op de stoffelijke resten geen inwerking van vuur is opgetreden tussen het tijdstip van overlijden en de opname in de bodem of in het water;";
  5° een punt 27° /1 wordt ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "27° /1 Vlaamse overheid: de Vlaamse overheid vermeld in artikel I.3, 1°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018;".
Article 1er. A l'article 2 de l'arrêté relatif au patrimoine immobilier du 16 mai 2014, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 11 décembre 2020, les modifications suivantes sont apportées :
  1° le point 11°, a), 6), est remplacé par ce qui suit :
  " 11°, a, 6) jardins ou des parcs présentant une valeur patrimoniale et des arbres " ;
  2° il est inséré un point 11° /1, rédigé comme suit :
  " 11° /1 indice santé : l'indice des prix qui est calculé et dénommé pour l'application de l'article 2, § 1er, de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, confirmé par la loi du 30 mars 1994 ; " ;
  3° les points 12° /1 et 12° /2 sont abrogés ;
  4° il est inséré un point 14° /1, rédigé comme suit :
  " 14° /1 restes d'inhumation humaine : tous les restes de personnes trouvés dans le sol ou sous l'eau, ces restes n'ayant pas été soumis à l'action du feu entre le moment du décès et celui de l'enterrement ou de l'immersion ; " ;
  5° il est inséré un point 27° /1, rédigé comme suit :
  " 27° /1 Autorité flamande : l'Autorité flamande visée à l'article I.3, 1°, du décret de gouvernance du 7 décembre 2018 ; ".
Art.2. Artikel 3.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 3.2.1. Een gemeente kan erkend worden en blijven als onroerenderfgoedgemeente als ze in het Vlaamse Gewest ligt en voldoet aan al de volgende Vlaamse beleidsprioriteiten voor het onroerenderfgoedbeleid:
  1° de gemeente beschikt over een onderbouwde beleidsvisie die voldoet aan al de volgende voorwaarden:
  a) ze is complementair aan het Vlaamse onroerenderfgoedbeleid;
  b) ze beoogt het behoud, het gebruik en de herbestemming van het onroerend erfgoed dat op haar grondgebied ligt;
  c) ze is integraal;
  d) ze is geïntegreerd;
  e) ze houdt rekening met de noden van de gemeenschap;
  2° de gemeente creëert een lokaal draagvlak voor haar beleidsvisie inzake onroerend erfgoed;
  3° de gemeente neemt een voorbeeldfunctie op in de zorg voor het onroerend erfgoed waarvan ze eigenaar of beheerder is inclusief de integratie van haar beleidsvisie voor onroerend erfgoed in haar beslissingen en plannen;
  4° de gemeente beschikt over de nodige expertise voor een kwalitatieve opmaak en uitvoer van haar beleidsvisie voor onroerend erfgoed;
  5° de gemeente betrekt een adviesraad bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van haar beleidsvisie voor onroerend erfgoed. De adviesraad is erkend door de gemeenteraad en bestaat uit een vertegenwoordiging van het lokale erfgoedveld;
  6° de gemeente voert de beslissingen over de aanvragen voor toelating voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem en de meldingen en beoordelingen van archeologienota's en nota's, die uitgereikt zijn in het kader van de toepassing van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en dit besluit, in de digitale registers van de Vlaamse overheid in binnen een ordetermijn van tien dagen, die ingaat op de dag na de beslissing;
  7° de gemeente voert de beslissingen en adviezen zoals vermeld in artikel 6.5.1, 4°, 6° en 7° in de databank van toelatingen en adviezen in binnen een ordetermijn van tien dagen, die ingaat op de dag na het advies of de beslissing.
  8° de gemeente inventariseert het onroerend erfgoed op haar grondgebied en zet instrumenten in om het duurzaam behoud en beheer ervan te stimuleren;
  9° de gemeente voert het door haar vastgestelde onroerend erfgoed en de er eventueel aan gekoppelde toelatingsplichten in in het platform dat daarvoor ter beschikking wordt gesteld door de Vlaamse overheid;
  10° de gemeente heeft een gemeentelijk verbalisant aangesteld om de regelgeving over het onroerend erfgoed op haar grondgebied te handhaven.
  Om te voldoen aan de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het onroerenderfgoedbeleid, vermeld in het eerste lid, kan een gemeente zich laten ondersteunen door een erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst.".
Art.2. L'article 3.2.1 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, est remplacé par ce qui suit :
  " Art. 3.2.1. Une commune peut être agréée et continuer à être une commune du patrimoine immobilier si elle est située en Région flamande et si elle répond à toutes les priorités suivantes de la politique flamande en matière de patrimoine immobilier :
  1° la commune dispose d'une vision politique étayée qui remplit toutes les conditions suivantes :
  a) elle est complémentaire à la politique flamande en matière de patrimoine immobilier ;
  b) elle vise la préservation, l'utilisation et la réaffectation du patrimoine immobilier situé sur son territoire ;
  c) elle est intégrale ;
  d) elle est intégrée ;
  e) elle tient compte des besoins de la communauté ;
  2° la commune crée une assise locale pour sa vision politique en matière de patrimoine immobilier ;
  3° la commune assume une fonction d'exemple dans la prise en charge du patrimoine immobilier qu'elle possède ou gère, notamment en intégrant sa vision politique en matière de patrimoine immobilier dans ses décisions et ses plans ;
  4° la commune dispose de l'expertise nécessaire pour une élaboration et une mise en oeuvre qualitatives de sa vision politique en matière de patrimoine immobilier ;
  5° la commune implique un conseil consultatif dans la préparation, la mise en oeuvre et l'évaluation de sa vision politique en matière de patrimoine immobilier. Le conseil consultatif est agréé par le conseil communal et se compose d'une représentation du secteur patrimonial local ;
  6° dans un délai d'ordre de dix jours, à compter du lendemain de la décision, la commune introduit dans les registres numériques de l'Autorité flamande les décisions relatives aux demandes d'autorisation pour étude archéologique préliminaire avec intervention dans le sol et les notifications et évaluations des notes (archéologiques), remises dans le cadre de l'application du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013 et du présent arrêté ;
  7° la commune introduit les décisions et avis tels que visés à l'article 6.5.1, 4°, 6° et 7°, dans la banque de données des autorisations et avis dans un délai d'ordre de dix jours, à compter du lendemain de l'avis ou de la décision.
  8° la commune dresse l'inventaire du patrimoine immobilier sur son territoire et déploie des instruments pour encourager sa conservation et sa gestion durables ;
  9° la commune inscrit sur la plate-forme mise à disposition à cet effet par l'Autorité flamande le patrimoine immobilier établi par ses soins et les obligations d'autorisation éventuelles y afférentes ;
  10° la commune a désigné un verbalisant communal pour faire appliquer sur son territoire la réglementation relative au patrimoine immobilier.
  Afin de répondre aux priorités politiques flamandes en matière de patrimoine immobilier, visées à l'alinéa 1er, une commune peut se faire assister par un service du patrimoine immobilier intercommunal agréé. ".
Art.3. In artikel 3.2.2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt:
  "Uiterlijk op 15 januari van het eerste jaar van de lokale beleidscyclus of, bij een evaluatie na drie jaar door de Vlaamse Regering, op 15 januari van het vierde jaar van de lokale beleidscyclus, dient de gemeente de lokale invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten, zoals vermeld in artikel 3.2.1 van dit besluit, bij de Vlaamse Regering in. De indiening van de voormelde invulling geldt als aanvraag tot erkenning als onroerenderfgoedgemeente. De gemeente bezorgt daarvoor de relevante onderdelen van de door de gemeenteraad goedgekeurde meerjarenplanning, vermeld in artikel 254 van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, aan de Vlaamse Regering. Daarin geeft de gemeente aan op welke wijze ze de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het onroerenderfgoedbeleid, vermeld in artikel 3.2.1 van dit besluit, zal uitvoeren. De gemeente kan op eigen initiatief aanvullende documenten bezorgen.";
  2° in het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de inleidende zin wordt het woord "strategische" opgeheven;
  b) in punt 2° worden de woorden "in samenwerking met lokale actoren" opgeheven.
Art.3. A l'article 3.2.2 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
  " Au plus tard le 15 janvier de la première année du cycle politique local ou, lors d'une évaluation après trois ans par le Gouvernement flamand, le 15 janvier de la quatrième année du cycle politique local, la commune introduit la concrétisation locale des priorités politiques flamandes, telles que visées à l'article 3.2.1, du présent arrêté, auprès du Gouvernement flamand. L'introduction de la concrétisation susmentionnée constitue une demande d'agrément en tant que commune du patrimoine immobilier. La commune transmet à cet effet les parties pertinentes du planning pluriannuel approuvé par le conseil communal visé à l'article 254 du décret communal du 22 décembre 2017, au Gouvernement flamand. La commune y indique de quelle manière elle mettra en oeuvre les priorités politiques flamandes concernant la politique en matière de patrimoine immobilier visées à l'article 3.2.1 du présent arrêté. La commune peut, de sa propre initiative, transmettre des documents supplémentaires. " ;
  2° à l'alinéa 2, les modifications suivantes sont apportées :
  a) dans la phrase introductive, le mot " stratégique " est abrogé ;
  b) au point 2°, le membre de phrase " , en coopération avec des acteurs locaux, " est abrogé ;
Art.4. Artikel 3.2.3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 3.2.3. Het agentschap kan het advies van de Commissie inwinnen over de aanvraag tot erkenning van de onroerenderfgoedgemeente. De Commissie bezorgt haar advies aan het agentschap binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de adviesvraag. Als er niet tijdig advies wordt verleend, wordt aan de adviesvraag voorbijgegaan.
  Het agentschap beoordeelt de aanvraag tot erkenning van de onroerenderfgoedgemeente op basis van de invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het onroerenderfgoedbeleid en brengt daarover een advies uit aan de minister uiterlijk op 15 maart van hetzelfde jaar waarin de voormelde invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten is ingediend.".
Art.4. L'article 3.2.3 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :
  " Art. 3.2.3. L'agence peut demander l'avis de la Commission sur la demande d'agrément de la commune du patrimoine immobilier. La Commission rend son avis à l'agence dans un délai de trente jours, qui prend cours le jour suivant la réception de la demande d'avis. Lorsqu'aucun avis n'est rendu à temps, la demande d'avis est ignorée.
  L'agence évalue la demande d'agrément de la commune du patrimoine immobilier sur la base de la concrétisation des priorités politiques flamandes concernant la politique en matière de patrimoine immobilier et remet un avis à ce sujet au ministre, au plus tard le 15 mars de l'année au cours de laquelle la concrétisation précitée des priorités politiques flamandes a été introduite. ".
Art.5. In artikel 3.2.4 van hetzelfde besluit wordt de zin "De minister kan het advies van de Commissie inwinnen." opgeheven.
Art.5. A l'article 3.2.4 du même arrêté, le membre de phrase " Le Ministre peut demander l'avis de la Commission. " est abrogé.
Art.6. In artikel 3.2.9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de datum "30 juni" wordt vervangen door de datum "30 april";
  2° de volgende zin wordt toegevoegd:
  "De gemeente kan op eigen initiatief aanvullende documenten bezorgen over de activiteiten en de prestaties die werden verricht of de effecten die werden bereikt.".
Art.6. A l'article 3.2.9 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, les modifications suivantes sont apportées :
  1° la date " 30 juin " est remplacée par la date " 30 avril " ;
  2° la phrase suivante est ajoutée :
  " La commune peut, de sa propre initiative, transmettre des documents supplémentaires sur les activités et les prestations qui ont été effectuées ou les effets qui ont été atteints. ".
Art.7. In artikel 3.2.10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de zinsnede "de ontvangst van de rapportering of, bij gebrek aan rapportering binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na de uiterste indieningsdatum" vervangen door de zinsnede "de dag van de uiterste rapportagedatum vermeld in artikel 3.2.9".
Art.7. A l'article 3.2.10 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, le membre de phrase " la réception du rapport ou, à défaut de rapport, dans un délai de nonante jours, qui prend cours le jour après la date limite d'introduction. " est remplacé par le membre de phrase " le jour de la date limite de rapport visée à l'article 3.2.9 ".
Art.8. In artikel 3.2.12, tweede lid van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de woorden "het register" worden vervangen door de woorden "de digitale registers";
  2° de zinsnede "artikel 3.2.1, eerste lid, 5° " wordt vervangen door de zinsnede "artikel 3.2.1, eerste lid, 6° ".
Art.8. A l'article 3.2.12, alinéa 2, du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° les mots " au registre " sont remplacés par les mots " aux registres numériques " ;
  2° le membre de phrase " article 3.2.1, alinéa 1er, 5° " est remplacé par le membre de phrase " article 3.2.1, alinéa 1er, 6° ".
Art.9. In artikel 3.2.14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "de beslissing van de minister over het al dan niet intrekken van de erkenning of de opheffing van de schorsing" vervangen door de zinsnede "de beslissingen vermeld in artikel 3.2.12, vijfde lid en artikel 3.2.13";
  2° in het tweede lid worden tussen het woord "en" en de woorden "de schorsing" de woorden "in voorkomend geval" ingevoegd.
Art.9. A l'article 3.2.14 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, les modifications suivantes sont apportées :
  1° à l'alinéa 1er, les mots " de la décision du Ministre concernant le retrait ou non de l'agrément ou l'abrogation de la suspension " sont remplacés par le membre de phrase " des décisions visées à l'article 3.2.12, alinéa 5, et à l'article 3.2.13 " ;
  2° à l'alinéa 2, les mots " le cas échéant " sont insérés entre le mot " et " et les mots " la suspension ".
Art.10. Artikel 3.2.17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Artikel 3.2.17. Als de erkenning van een onroerenderfgoedgemeente wordt ingetrokken, behandelt de gemeente de ontvankelijke meldingen, vergunnings- en toelatingsaanvragen die voor de kennisgeving van de intrekking van de erkenning zijn ingediend, overeenkomstig artikel 4.1.10, 5.4.6, 5.4.8, 5.4.12, 5.4.16 en 6.4.4, § 1, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".
Art.10. L'article 3.2.17 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :
  " Article 3.2.17. Lorsque l'agrément d'une commune du patrimoine immobilier est retiré, la commune traite les notifications ainsi que les demandes d'autorisation et de permission recevables introduites avant la notification du retrait de l'agrément conformément aux articles 4.1.10, 5.4.6, 5.4.8, 5.4.12, 5.4.16 et 6.4.4, § 1er, du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013. ".
Art.11. In artikel 3.3.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
  "Een intergemeentelijk samenwerkingsverband kan een aanvraag tot erkenning als intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst indienen als het voldoet aan al de volgende voorwaarden:
  1° opgericht zijn conform het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
  2° voldoen aan de toepasselijke regelgeving en afbakeningen van de referentieregio's;
  3° voldoen aan één van de volgende voorwaarden:
  a) minstens 100.000 inwoners tellen die ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van de gemeenten die deel uitmaken van het werkingsgebied van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst;
  b) een werkingsgebied van minstens 250 km2 omvatten. Als de oppervlakte van de bijbehorende referentieregio minder dan 500 km2 bedraagt, volstaat het dat het werkingsgebied van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst minstens 50% van de oppervlakte van de referentieregio omvat.".
Art.11. A l'article 3.3.1 du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
  " Une structure de coopération intercommunale peut introduire une demande d'agrément comme service du patrimoine immobilier intercommunal si elle remplit toutes les conditions suivantes :
  1° avoir été créée sur la base du décret du 22 décembre 2017 sur l'administration locale ;
  2° satisfaire à la réglementation en vigueur et aux délimitations des régions de référence ;
  3° satisfaire à l'une des conditions suivantes :
  a) compter au moins 100 000 habitants inscrits au registre de la population des communes qui font partie de la zone d'action du service du patrimoine immobilier intercommunal;
  b) couvrir une zone d'action d'au moins 250 km2. Si la superficie de la région de référence associée est inférieure à 500 km2, il suffit que la zone d'action du service du patrimoine immobilier intercommunal couvre au moins 50 % de la superficie de la région de référence. ".
Art.12. Artikel 3.3.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 3.3.2. Een intergemeentelijk samenwerkingsverband kan erkend worden en erkend blijven als intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst als het voldoet aan al de volgende voorwaarden:
  1° het beschikt over een gezamenlijke omgevingsanalyse;
  2° het beschikt over een gezamenlijke onderbouwde beleidsvisie die aan al de volgende voorwaarden voldoet:
  a) ze is complementair aan het Vlaamse onroerenderfgoedbeleid;
  b) ze beoogt het behoud, het gebruik en de herbestemming van het onroerend erfgoed dat op het grondgebied ligt van de aangesloten gemeenten;
  c) ze is integraal;
  d) ze is geïntegreerd;
  e) ze houdt rekening met de noden van de gemeenschap;
  3° het creëert draagvlak voor de gezamenlijke beleidsvisie voor onroerend erfgoed;
  4° het beschikt over de nodige expertise voor een kwalitatieve opmaak en uitvoer van zijn beleidsvisie voor onroerend erfgoed. Het bouwt met het oog op expertiseverwerving een consultatienetwerk uit met relevante diensten en organisaties die betrokken zijn bij de zorg voor het onroerend erfgoed.".
Art.12. L'article 3.3.2 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, est remplacé par ce qui suit :
  " Art. 3.3.2. Une structure de coopération intercommunale peut être agréée et conserver son agrément en tant que service du patrimoine immobilier intercommunal si elle remplit l'ensemble des conditions suivantes :
  1° elle dispose d'une analyse de l'environnement conjointe ;
  2° elle a une vision politique commune fondée qui répond à toutes les conditions suivantes :
  a) elle est complémentaire à la politique flamande en matière de patrimoine immobilier ;
  b) elle vise la conservation, l'utilisation et la réaffectation du patrimoine immobilier situé sur le territoire des communes affiliées ;
  c) elle est intégrale ;
  d) elle est intégrée ;
  e) elle tient compte des besoins de la communauté ;
  3° elle crée une assise pour la vision politique commune en matière de patrimoine immobilier ;
  4° elle dispose de l'expertise nécessaire pour une élaboration et une mise en oeuvre qualitatives de sa vision politique en matière de patrimoine immobilier. Elle développe, en vue de l'acquisition d'expertise, un réseau de consultation réunissant les services et organisations pertinents qui sont concernés par la protection du patrimoine immobilier. ".
Art.13. Aan artikel 3.3.4 van hetzelfde besluit wordt voor het eerste lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Het agentschap kan over de aanvraag tot erkenning van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst het advies van de Commissie inwinnen. De Commissie bezorgt haar advies aan het agentschap binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de adviesvraag. Als er niet tijdig advies wordt verleend, wordt aan de adviesvraag voorbijgegaan.".
Art.13. A l'article 3.3.4 du même arrêté, il est inséré avant l'alinéa 1er, un alinéa rédigé comme suit :
  " L'agence peut demander l'avis de la Commission sur la demande d'agrément du service du patrimoine immobilier intercommunal. La Commission rend son avis à l'agence dans un délai de trente jours, qui prend cours le jour suivant la réception de la demande d'avis. Lorsqu'aucun avis n'est rendu à temps, la demande d'avis est ignorée. ".
Art.14. In artikel 3.3.5 van hetzelfde besluit wordt de zin "De minister kan het advies van de Commissie inwinnen." opgeheven.
Art.14. A l'article 3.3.5 du même arrêté, le membre de phrase " Le Ministre peut demander l'avis de la Commission. " est abrogé.
Art.15. Artikel 3.3.9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 3.3.9. De erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst rapporteert over de uitvoering van zijn onroerenderfgoedbeleidsplan uiterlijk op 30 april van het tweede en het vijfde jaar van de lokale beleidscyclus, behalve als de aanvraag tot erkenning het jaar voordien werd ingediend.
  Als de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst een samenwerkingsovereenkomst als vermeld in artikel 10.1.1 heeft afgesloten, rapporteert de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst, in afwijking van het eerste lid, conform de termijnen bepaald in die samenwerkingsovereenkomst.".
Art.15. L'article 3.3.9 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, est remplacé par ce qui suit :
  " Art. 3.3.9. Le service du patrimoine immobilier intercommunal agréé rend compte de la mise en oeuvre de son plan politique en matière de patrimoine immobilier au plus tard le 30 avril de la deuxième et de la cinquième année du cycle politique local, sauf si la demande d'agrément a été introduite l'année précédente.
  Si le service du patrimoine immobilier intercommunal agréé a conclu un accord de coopération tel que visé à l'article 10.1.1, le service du patrimoine immobilier intercommunal agréé fait rapport, par dérogation à l'alinéa 1er, conformément aux délais fixés dans cet accord de coopération. ".
Art.16. In artikel 3.3.10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de zinsnede "na de ontvangst van de rapportering of bij gebrek aan rapportering binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na de uiterste indieningsdatum" vervangen door de zinsnede "na de uiterste rapportagedatum vermeld in artikel 3.3.9".
Art.16. A l'article 3.3.10 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, le membre de phrase " la réception du rapport ou, à défaut de rapport, dans un délai de nonante jours, qui prend cours le jour après la date limite d'introduction. " est remplacé par le membre de phrase " la date limite de rapport visée à l'article 3.3.9 ".
Art.17. In artikel 3.3.14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "de beslissing van de minister over de intrekking of aanpassing van de erkenning of de opheffing van de schorsing" vervangen door de zinsnede "de beslissingen, vermeld in artikel 3.3.12, vierde lid en artikel 3.3.13";
  2° in het tweede lid worden tussen het woord "en" en de woorden "de schorsing" de woorden "in voorkomend geval" ingevoegd.
Art.17. A l'article 3.3.14 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, les modifications suivantes sont apportées :
  1° à l'alinéa 1er, les mots " la décision du Ministre concernant le retrait ou l'ajustement de l'agrément ou l'abrogation de la suspension " sont remplacés par le membre de phrase " les décisions visées à l'article 3.3.12, alinéa 4, et à l'article 3.3.13 " ;
  2° à l'alinéa 2, les mots " le cas échéant " sont insérés entre le mot " et " et les mots " la suspension ".
Art.18. In artikel 3.3.17 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het derde lid worden de woorden "de erkenningsvoorwaarden" vervangen door de zinsnede "de voorwaarden vermeld in artikel 3.3.1 en 3.3.2";
  2° er worden een vierde en vijfde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
  "Als door een wijziging van zijn samenstelling de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst niet meer voldoet aan de voorwaarde vermeld in artikel 3.3.1, eerste lid, 3°, blijft de erkenning, in afwijking van het derde lid, nog gelden voor twee jaar vanaf de wijziging van de samenstelling, als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:
  1° met uitzondering van de voormelde voorwaarde, zijn alle andere voorwaarden vermeld in artikel 3.3.1 en 3.3.2 vervuld;
  2° de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst kan aantonen dat hij binnen twee jaar opnieuw kan voldoen aan de voorwaarde vermeld in artikel 3.3.1, eerste lid, 3°.
  Na afloop van de termijn van twee jaar vermeld in het vierde lid wordt de erkenning ingetrokken conform artikel 3.3.14 en 3.3.15 als de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst op dat moment nog altijd niet voldoet aan al de voorwaarden vermeld in artikel 3.3.1 en 3.3.2.".
Art.18. A l'article 3.3.17 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, les modifications suivantes sont apportées :
  1° à l'alinéa 3, les mots " conditions d'agrément " sont remplacés par le membre de phrase " conditions, visées aux articles 3.3.1 et 3.3.2 " ;
  2° il est ajouté un alinéa 4 et un alinéa 5, rédigés comme suit :
  " Si, en raison d'une modification de sa composition, le service du patrimoine immobilier intercommunal agréé ne remplit plus la condition visée à l'article 3.3.1, alinéa 1er, 3°, l'agrément reste valable, par dérogation à l'alinéa 3, pendant deux ans à compter de la modification de la composition, si toutes les conditions suivantes sont remplies :
  1° à l'exception de la condition précitée, toutes les autres conditions visées aux articles 3.3.1 et 3.3.2 sont remplies ;
  2° le service du patrimoine immobilier intercommunal agréé est en mesure de démontrer qu'il peut remplir la condition visée à l'article 3.3.1, alinéa 1er, 3°, à nouveau dans un délai de deux ans.
  A l'issue de la période de deux ans visée à l'alinéa 4, l'agrément est retiré conformément aux articles 3.3.14 et 3.3.15 si le service du patrimoine immobilier intercommunal ne remplit toujours pas à ce moment toutes les conditions visées aux articles 3.3.1 et 3.3.2. ".
Art.19. Aan artikel 3.4.5 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt:
  "Het agentschap kan het advies van de Commissie inwinnen over de aanvraag tot erkenning van het onroerenderfgoeddepot. De Commissie bezorgt haar advies aan het agentschap binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de adviesvraag. Als er niet tijdig advies wordt verleend, wordt aan de adviesvraag voorbijgegaan.".
Art.19. L'article 3.4.5 du même arrêté est complété par un alinéa 2, rédigé comme suit :
  " L'agence peut demander l'avis de la Commission sur la demande d'agrément du dépôt du patrimoine immobilier. La Commission rend son avis à l'agence dans un délai de trente jours, qui prend cours le jour suivant la réception de la demande d'avis. Lorsqu'aucun avis n'est rendu à temps, la demande d'avis est ignorée. ".
Art.20. In artikel 3.4.6 van hetzelfde besluit, wordt de zin "Het agentschap brengt op basis daarvan een advies uit aan de minister binnen een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag na het verstrijken van de adviestermijn van de provincies, vermeld in artikel 3.4.5." vervangen door de zin "Het agentschap brengt uiterlijk op 15 maart van hetzelfde jaar van de erkenningsaanvraag op basis daarvan een advies uit aan de minister.".
Art.20. A l'article 3.4.6 du même arrêté, la phrase " Sur la base de cette visite, l'agence émet un avis au Ministre dans un délai de soixante jours, qui prend cours le jour après l'expiration du délai d'avis des provinces, visé à l'article 3.4.5. " est remplacée par la phrase " L'agence remet un avis au ministre sur la base de cette visite au plus tard le 15 mars de la même année que la demande d'agrément. ".
Art.21. In artikel 3.4.7 van hetzelfde besluit wordt de zin "De minister kan het advies van de Commissie inwinnen." opgeheven.
Art.21. A l'article 3.4.7 du même arrêté, le membre de phrase " Le Ministre peut demander l'avis de la Commission. " est abrogé.
Art.22. In artikel 3.4.8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de datum "31 mei" vervangen door de datum "30 april".
Art.22. A l'article 3.4.8 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, la date " 31 mai " est remplacée par la date " 30 avril ".
Art.23. In artikel 3.4.12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de datum "31 mei" vervangen door de datum "30 april".
Art.23. A l'article 3.4.12 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, la date " 31 mai " est remplacée par la date " 30 avril ".
Art.24. In artikel 3.4.13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de zinsnede "ontvangst van de rapportering, of bij gebrek aan rapportering, binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na de uiterste indieningsdatum" vervangen door de zinsnede "uiterste rapportagedatum vermeld in artikel 3.4.12".
Art.24. A l'article 3.4.13 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, le membre de phrase " la réception du rapport ou, à défaut de rapport, dans un délai de nonante jours, qui prend cours le jour après la date limite d'introduction. " est remplacé par le membre de phrase " la date limite de rapport visée à l'article 3.4.12 ".
Art.25. In artikel 3.4.17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid wordt de zin "Binnen een termijn van vijftien dagen, die ingaat op de dag na de beslissing van de minister, deelt de administratie de beslissing tot intrekking van de erkenning of opheffing van de schorsing, per beveiligde zending, mee aan het onroerenderfgoeddepot." vervangen door de zin "Het agentschap brengt het onroerenderfgoeddepot onverwijld per beveiligde zending op de hoogte van de beslissingen vermeld in artikel 3.4.15, vijfde lid en artikel 3.4.16.";
  2° in het tweede lid worden tussen het woord "en" en de woorden "de schorsing" de woorden "in voorkomend geval" ingevoegd.
Art.25. A l'article 3.4.17 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, les modifications suivantes sont apportées :
  1° à l'alinéa 1er, la phrase " Dans un délai de quinze jours, qui prend cours le jour après la décision du Ministre, l'administration communique la décision de retrait de l'agrément ou d'abrogation de la suspension au dépôt du patrimoine immobilier agréé, par envoi sécurisé " est remplacée par la phrase " L'agence communique sans délai par envoi sécurisé au dépôt du patrimoine immobilier les décisions visées à l'article 3.4.15, alinéa 5, et à l'article 3.4.16. " ;
  2° à l'alinéa 2, les mots " le cas échéant " sont insérés entre le mot " et " et les mots " la suspension ".
Art.26. In artikel 4.1.1. van hetzelfde besluit, wordt de zinsnede ", de vastgestelde inventaris van houtige beplantingen met erfgoedwaarde of de vastgestelde inventaris van historische tuinen en parken" vervangen door de woorden "en de vastgestelde inventaris van landschappelijk erfgoed".
Art.26. A l'article 4.1.1. du même arrêté, le membre de phrase " , l'inventaire établi des plantations ligneuses présentant une valeur patrimoniale ou l'inventaire établi des jardins et parcs historiques " est remplacé par les mots " et l'inventaire établi du patrimoine paysager ".
Art.27. In artikel 4.1.5, tweede lid van hetzelfde besluit, wordt de zinsnede "artikel 4.1.1, 1°, 3°, 4° en 5° " vervangen door de zinsnede "artikel 4.1.1, eerste lid, 1°, 3° en 4° ".
Art.27. A l'article 4.1.5, alinéa 2, du même arrêté, le membre de phrase " l'article 4.1.1, 1°, 3°, 4° et 5° " est remplacé par le membre de phrase : " l'article 4.1.1, alinéa 1er, 1°, 3° et 4° ".
Art.28. In artikel 4.1.6 van hetzelfde besluit, worden tussen het woord "minister" en het woord "stelt" de woorden "of de gemeenteraad van de erkende onroerenderfgoedgemeente" ingevoegd.
Art.28. A l'article 4.1.6 du même arrêté, sont insérés entre le mot " Ministre " et les mots " établit un inventaire " les mots " ou le conseil communal de la commune du patrimoine immobilier agréée ".
Art.29. In hoofdstuk 4 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 1/1 ingevoegd, die bestaat uit artikel 4.1.7, die luidt als volgt:
  "Afdeling 1/1. Ontsluiting.
  Art. 4.1.7. De vaststellingsbesluiten zoals vermeld in artikel 4.1.3, zevende lid en 4.1.7/2, zevende lid van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 worden ontsloten op het daarvoor voorziene digitale platform van het agentschap.
  De onroerende goederen die opgenomen zijn in een vastgestelde inventaris als vermeld in artikel 4.1.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 worden ontsloten op de GIS-laag van het daarvoor voorziene digitale platform van het agentschap.".
Art.29. Au chapitre 4 du même arrêté, il est inséré une section 1/1, composée de l'article 4.1.7, rédigé comme suit :
  " Section 1/1. Accès.
  Art. 4.1.7. Les arrêtés d'établissement visés aux articles 4.1.3, alinéa 7, et 4.1.7/2, alinéa 7, du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013 sont mis à disposition sur la plate-forme numérique de l'agence prévue à cet effet.
  Les biens immobiliers repris dans un inventaire établi tel que visé à l'article 4.1.1 du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013 sont rendus accessibles sur la couche SIG de la plate-forme numérique de l'agence prévue à cet effet. ".
Art.30. In hoofdstuk 4, van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 2 vervangen door wat volgt:
  "Afdeling 2. Rechtsgevolgen".
Art.30. Dans le chapitre 4 du même arrêté, l'intitulé de la section 2 est remplacé par ce qui suit :
  " Section 2. Effets juridiques ".
Art.31. In hoofdstuk 4, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt voor artikel 4.2.3 een opschrift ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Onderafdeling 1. Zorgplicht".
Art.31. Dans le chapitre 4 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 2 juillet 2021, avant l'article 4.2.3, il est inséré un intitulé, rédigé comme suit :
  " Sous-section 1re. Obligation de soin "
Art.32. Artikel 4.2.1 en 4.2.2 van hetzelfde besluit, worden opgeheven.
Art.32. Les articles 4.2.1 et 4.2.2 du même arrêté, sont abrogés.
Art.33. Aan hoofdstuk 4, afdeling 2 van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling 2, die bestaat uit artikel 4.2.4 toegevoegd, die luidt als volgt:
  "Onderafdeling 2. Toelatingsplichten
  Art. 4.2.4. Een erkende onroerenderfgoedgemeente kan een toelatingsplicht opleggen voor de volgende handelingen aan één of meerdere onroerende goederen in een vast te stellen inventaris als vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, 3° of 4°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013:
  1° het uitvoeren van de volgende werken aan het dak en de buitenmuren van constructies:
  a) het verwijderen, vervangen of wijzigen van dakbedekking en gootconstructies;
  b) het wijzigen van de kleur van de afwerkingslagen;
  c) het aanbrengen, verwijderen, vervangen of wijzigen van de textuur of samenstelling van de afwerkingslagen, inclusief het verwijderen van voegen en het hervoegen;
  d) het aanbrengen, verwijderen, vervangen of wijzigen van buitenschrijnwerken, deuren, ramen, luiken, poorten, inclusief de al dan niet figuratieve beglazing, beslag, hang- en sluitwerk;
  e) het aanbrengen, verwijderen, vervangen of wijzigen van aard- en nagelvaste elementen, smeedijzer en beeldhouwwerk, inclusief nieuwe toevoegingen;
  2° het fundamenteel en structureel wijzigen van de aanleg van tuinen, parken en begraafplaatsen met erfgoedwaarde;
  3° het uitvoeren van de volgende handelingen in het interieur :
  a) het verwijderen, vervangen of wijzigen van plafonds, gewelven, vloeren, trappen, binnenschrijnwerk;
  b) het verwijderen, vervangen of wijzigen van waardevolle interieurdecoratie.".
Art.33. Le chapitre 4, section 2, du même arrêté, est complété par une sous-section 2, comprenant l'article 4.2.4, rédigée comme suit :
  " Sous-section 2. Obligations d'autorisation
  Art. 4.2.4. Une commune du patrimoine immobilier agréée peut soumettre à obligation d'autorisation les actes suivants sur un ou plusieurs biens immobiliers figurant dans un inventaire à établir tel que visé à l'article 4.1.1, alinéa 1er, 3° ou 4°, du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013 :
  1° l'exécution des travaux suivants au toit et aux murs extérieurs de constructions :
  a) l'enlèvement, le remplacement ou la modification de toiture et de constructions de gouttière ;
  b) la modification de la couleur des couches de finition ;
  c) l'application, l'enlèvement, le remplacement ou la modification de la texture ou de la composition des couches de finition, y compris l'enlèvement de joints et le rejointoiement ;
  d) l'application, l'enlèvement, le remplacement ou la modification de menuiseries extérieures, de portes, de fenêtres, de volets, de portails, y compris le vitrage, la garniture, les ferrures et serrures figuratives ou non ;
  e) l'application, l'enlèvement, le remplacement ou la modification d'éléments immeubles par nature et par destination, de fer forgé et de sculptures, y compris de nouvelles additions ;
  2° la modification fondamentale et structurelle de l'aménagement de jardins, de parcs et de cimetières présentant une valeur patrimoniale ;
  3° l'exécution des actes suivants à l'intérieur :
  a) l'enlèvement, le remplacement ou la modification de plafonds, de voûtes, de planchers, d'escaliers, de menuiseries intérieures ;
  b) l'enlèvement, le remplacement ou la modification de décoration intérieure de valeur. ".
Art.34. Aan hoofdstuk 4, afdeling 2 van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling 3, die bestaat uit artikel 4.2.5 tot en met 4.2.13 toegevoegd, die luidt als volgt:
  "Onderafdeling 3. Toelatingsprocedure voor handelingen aan onroerende goederen die opgenomen zijn in een vastgestelde inventaris
  Art. 4.2.5. Als voor handelingen aan een beschermd monument, cultuurhistorisch landschap, archeologische site of stads- en dorpsgezicht die zijn vrijgesteld zijn van toelating of melding in een goedgekeurd beheersplan als vermeld in artikel 8.1.4, § 1, eerste lid, 9°, van dit besluit ook een toelatingsplicht geldt omwille van een opname in een vastgestelde inventaris als vermeld artikel 4.1.1, eerste lid, 3° of 4°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 is die handeling ook vrijgesteld van de toelating die voortvloeit uit de vaststelling.
  Art. 4.2.6. De aanvraag van een toelating als vermeld in artikel 4.1.10/1, § 1, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, wordt schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform ingediend bij het college van burgemeester en schepenen van de erkende onroerenderfgoedgemeente waar het onroerend goed ligt.
  De aanvraag bevat minstens al de volgende elementen:
  1° een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier dat ter beschikking wordt gesteld op de website van de erkende onroerenderfgoedgemeente of via het daarvoor voorziene digitale platform;
  2° een beschrijving van de huidige staat van het goed;
  3° een beschrijving van de geplande handelingen;
  4° een motivering van de geplande handelingen;
  5° de vermelding van de vermoedelijke datum van het begin en het einde van de handelingen.
  Art. 4.2.7. De erkende onroerenderfgoedgemeente gaat na of voldaan is aan alle voorwaarden, vermeld in artikel 4.2.6, en of de dossiergegevens een onderzoek ten gronde toelaten.
  Als de aanvraag onvolledig is of geen onderzoek ten gronde toelaat, kan de erkende onroerenderfgoedgemeente binnen een termijn van twintig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de aanvraag is ingediend, de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform vragen om de ontbrekende gegevens of documenten bij de aanvraag te voegen, en de termijn bepalen waarbinnen dat moet gebeuren. Als de aanvrager nalaat binnen deze termijn de ontbrekende gegevens of documenten bij te voegen, wordt de toelating geacht te zijn geweigerd. De erkende onroerenderfgoedgemeente brengt de aanvrager hiervan schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte.
  Art. 4.2.8. Het college van burgemeester en schepenen van de erkende onroerenderfgoedgemeente neemt een beslissing over de aanvraag binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de volledige aanvraag is ingediend.
  Als geen beslissing is genomen binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt de toelating geacht te zijn goedgekeurd.
  De beslissing vermeldt de voorwaarden die van toepassing zijn.
  Als de toelating voor een bepaalde duur wordt verleend, vermeldt de beslissing de duur van de toelating en de reden daarvoor.
  Art. 4.2.9. Het college van burgemeester en schepenen van de erkende onroerenderfgoedgemeente maakt de beslissing vermeld in artikel 4.2.8 binnen een ordetermijn van tien dagen, die ingaat op de dag na de datum van de beslissing of de dag na het verstrijken van de termijn, vermeld in artikel 4.2.8, eerste lid, als volgt bekend:
  1° het brengt de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte van de uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing;
  2° de beslissing wordt ingeschreven in de databank van toelatingen en adviezen, vermeld in artikel 6.5.1.
  Art. 4.2.10. Als een uitdrukkelijke of stilzwijgende toelating wordt verleend, moet de aanvrager in voorkomend geval de zakelijkrechthouder of de gebruiker per beveiligde zending de mededeling bezorgen die te kennen geeft dat de toelating is verleend.
  Art. 4.2.11. Als dat opgenomen is in de voorwaarden van de toelating, meldt de aanvrager de start en het einde van de uitvoering van de werken aan het college van burgemeester en schepenen van de erkende onroerenderfgoedgemeente. De werken worden uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die bepaald zijn in de toelating.
  Art. 4.2.12. Een afschrift van de toelating of kennisgeving van de stilzwijgende beslissing ligt tijdens de duur van de werkzaamheden ter uitvoering van de toelating ter beschikking op de plaats die het voorwerp uitmaakt van de toelating.
  Art. 4.2.13. De toelating vervalt als de werken twee jaar na het verlenen van de toelating niet gestart zijn of gedurende meer dan drie opeenvolgende jaren onderbroken worden. De termijn van twee jaar vangt aan op de dag na de datum van de kennisgeving van de beslissing vermeld in artikel 4.2.9, 1°. ".
Art.34. Le chapitre 4, section 2, du même arrêté, est complété par une sous-section 3, comprenant les articles 4.2.5 à 4.2.13, rédigée comme suit :
  " Sous-section 3. Procédure d'autorisation pour des actes sur des biens immobiliers repris dans un inventaire établi
  Art. 4.2.5. Si des actes sur un monument protégé, un paysage culturo-historique, un site archéologique ou un site urbain et rural qui sont dispensés d'autorisation ou de notification dans un plan de gestion approuvé tel que visé à l'article 8.1.4, § 1er, alinéa 1er, 9°, du présent arrêté, sont également soumis à une obligation d'autorisation en raison de l'inclusion dans un inventaire établi tel que visé à l'article 4.1.1, alinéa 1er, 3° ou 4°, du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013, cet acte est également dispensé de l'autorisation résultant de l'établissement.
  Art. 4.2.6. La demande d'autorisation telle que visée à l'article 4.1.10/1, § 1er, du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013, est introduite par écrit ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet auprès du collège des bourgmestre et échevins de la commune du patrimoine immobilier agréée dans laquelle se trouve le bien immobilier.
  La demande contient au moins l'ensemble des éléments suivants :
  1° un formulaire de demande dûment rempli et signé, qui est mis à disposition sur le site web de la commune du patrimoine immobilier agréée ou sur la plate-forme numérique prévue à cet effet ;
  2° une description de l'état actuel du bien ;
  3° une description des actes prévus ;
  4° une motivation des actes prévus ;
  5° la mention de la date présumée de début et de fin des actes.
  Art. 4.2.7. La commune du patrimoine immobilier agréée vérifie si toutes les conditions, visées à l'article 4.2.6, sont remplies et si les données du dossier permettent un examen sur le fond.
  Si la demande est incomplète ou ne permet pas un examen sur le fond, la commune du patrimoine immobilier agréée peut, dans un délai de vingt jours prenant cours le lendemain de l'introduction de la demande, inviter le demandeur, par écrit ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet, à joindre les données ou documents manquants à la demande et fixer le délai dans lequel cela doit être fait. Si le demandeur omet de joindre les données ou documents manquants dans ce délai, l'autorisation est réputée refusée. La commune du patrimoine immobilier agréée en informe le demandeur par écrit ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet.
  Art. 4.2.8. Le collège des bourgmestre et échevins de la commune du patrimoine immobilier agréée prend une décision concernant la demande dans un délai de trente jours, qui prend cours le jour après le jour auquel la demande complète est introduite.
  Lorsqu'aucune décision n'est prise dans le délai, visé à l'alinéa 1er, l'autorisation est censée être approuvée.
  La décision mentionne les conditions qui s'appliquent.
  Lorsque l'autorisation est octroyée pour une durée déterminée, la décision mentionne la durée de l'autorisation et son motif.
  Art. 4.2.9. Le collège des bourgmestre et échevins de la commune du patrimoine immobilier agréée publie la décision visée à l'article 4.2.8, dans un délai d'ordre de dix jours, qui prend cours le jour après la date de la décision ou le jour après l'expiration du délai, visé à l'article 4.2.8, alinéa premier, comme suit :
  1° il informe le demandeur de la décision expresse ou tacite par écrit ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet ;
  2° la décision est inscrite dans la banque de données des autorisations et avis, visée à l'article 6.5.1.
  Art. 4.2.10. Si une autorisation expresse ou tacite est accordée, le demandeur fournit, le cas échéant, au titulaire du droit réel ou à l'usager, par envoi sécurisé, la communication indiquant que l'autorisation a été accordée.
  Art. 4.2.11. Lorsque tel est repris dans les conditions de l'autorisation, le demandeur communique le début et la fin de l'exécution des travaux au collège des bourgmestre et échevins de la commune du patrimoine immobilier agréée. Les travaux sont exécutés conformément aux conditions fixées dans l'autorisation.
  Art. 4.2.12. Une copie de l'autorisation ou de la notification de la décision tacite est à disposition pendant la durée des travaux en exécution de l'autorisation au lieu qui fait l'objet de l'autorisation.
  Art. 4.2.13. L'autorisation échoit lorsque les travaux n'ont pas commencé deux ans après l'octroi de l'autorisation ou sont interrompus pendant plus de trois années consécutives. Le délai de deux ans prend cours le jour après la date de la signification de la décision, visée à l'article 4.2.9, 1°. ".
Art.35. Aan hoofdstuk 4, afdeling 2 van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling 4, die bestaat uit artikel 4.2.14 toegevoegd, die luidt als volgt:
  "Onderafdeling 4. Advies erkende onroerenderfgoedgemeente
  Art. 4.2.14. Als voor handelingen aan een onroerend goed dat is opgenomen in een vastgestelde inventaris als vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, 3° of 4°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, waarvoor de onroerenderfgoedgemeente een toelatingsplicht als vermeld in artikel 4.1.1, derde lid, van voormelde decreet, heeft opgelegd, ook een omgevingsvergunning, een vergunning, een toelating, een machtiging, een ontheffing of een afwijking is vereist overeenkomstig het Bosdecreet van 13 juni 1990 of het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, wint de overheid die een beslissing neemt over de aanvraag het advies in van de betrokken erkende onroerenderfgoedgemeente.
  De adviesplicht vermeld in het eerste lid geldt niet als overeenkomstig artikel 4.1.10/1 § 1, vierde lid van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 alleen een toelatingsplicht of meldingsplicht vanuit de bescherming geldt.".
Art.35. Le chapitre 4, section 2, du même arrêté, est complété par une sous-section 4, comprenant l'article 4.2.14, rédigée comme suit :
  " Sous-section 4. Avis de la commune du patrimoine immobilier agréée
  Art. 4.2.14. Si des actes sur un bien immobilier repris dans un inventaire établi tel que visé à l'article 4.1.1, alinéa 1er, 3° ou 4°, du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013, pour lesquels la commune du patrimoine immobilier a imposé une obligation d'autorisation telle que visée à l'article 4.1.1, alinéa 3, du décret précité, sont également soumis à un permis d'environnement, un permis, une autorisation, un mandat, une dispense ou une dérogation conformément au Décret forestier du 13 juin 1990 ou au décret du 21 octobre 1997 relatif à la préservation de la nature et à l'environnement naturel, l'autorité qui prend une décision sur la demande sollicite l'avis de la commune du patrimoine immobilier agréée concernée.
  L'obligation de conseil visée à l'alinéa 1er, ne s'applique pas si, conformément à l'article 4.1.10/1 § 1er, alinéa 4, du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013, il n'existe qu'une obligation d'autorisation ou de déclaration du point de vue de la protection. ".
Art.36. In hoofdstuk 5, afdeling 4 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2019, wordt het opschrift van onderafdeling 1 vervangen door wat volgt:
  "Onderafdeling 1. Gebieden waar geen archeologisch erfgoed of relevante kenniswinst te verwachten valt en vrijstellingen door erkende onroerenderfgoedgemeenten".
Art.36. Au chapitre 5, section 4, du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 mars 2019, l'intitulé de la sous-section 1re est remplacé par ce qui suit :
  " Sous-section 1re. Les zones où l'on ne s'attend pas à trouver un patrimoine archéologique ou de connaissances pertinentes et les exemptions des commune du patrimoine immobilier agréées ".
Art.37. In artikel 5.4.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 december 2016 en 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden tussen het woord "valt" en de zinsnede ", worden" de woorden "of waar onderzoek van het archeologisch erfgoed geen relevante kenniswinst oplevert" ingevoegd;
  2° in het tweede lid worden tussen het woord "valt" en het woord "wordt" de woorden "of waar onderzoek van het archeologisch erfgoed geen relevante kenniswinst oplevert" ingevoegd;
  3° het derde lid wordt opgeheven.
Art.37. A l'article 5.4.1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 4 décembre 2015 et modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 16 décembre 2016 et 14 décembre 2018, les modifications suivantes sont apportées :
  1° à l'alinéa 1er, les mots " ou dans lesquelles les recherches au niveau du patrimoine archéologique ne fournissent pas de connaissances pertinentes " sont insérés entre le mot " archéologique " et les mots " sont fixées " ;
  1° à l'alinéa 2, les mots " ou dans lesquelles les recherches au niveau du patrimoine archéologique ne fournissent pas de connaissances pertinentes " sont insérés entre le membre de phrase " archéologique, " et les mots " est rapportée " ;
  3° l'alinéa 3 est abrogé.
Art.38. In artikel 5.4.1/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
  "De erkende onroerenderfgoedgemeente kan in een gemeentelijk reglement in vrijstellingen voorzien zoals vermeld in artikel 5.4.1, derde lid, 9° en artikel 5.4.2, vierde lid, 2°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Dat gemeentelijk reglement motiveert in het voormelde geval op basis van waarnemingen en wetenschappelijke argumenten welke percelen vrijgesteld worden omdat ze met hoge waarschijnlijkheid geen archeologische waarde hebben of waar op basis van waarnemingen en wetenschappelijke argumenten onderbouwd kan worden dat verder onderzoek van de aanwezige archeologische site en artefacten geen relevante kenniswinst oplevert. Het gemeentelijk reglement bevat in het voormelde geval ook een plan waarop die percelen nauwkeurig worden aangeduid.".
Art.38. A l'article 5.4.1/1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
  " La commune du patrimoine immobilier agréée peut prévoir des dérogations dans un règlement communal tel que visé à l'article 5.4.1, alinéa 3, 9°, et à l'article 5.4.2, alinéa 4, 2°, du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013. Dans le cas précité, ce règlement communal motive sur la base d'observations et d'arguments scientifiques les parcelles qui sont dispensées car elles sont peu susceptibles d'avoir de la valeur archéologique, ou lorsqu'il peut être démontré sur la base d'observations et d'arguments scientifiques, que des recherches plus approfondies du site archéologique et des artefacts présents ne fourniront pas de connaissances pertinentes. Dans le cas précité, le règlement communal contient également un plan sur lequel ces parcelles sont précisément indiquées. ".
Art.39. In artikel 6.2.4. eerste lid, 5°, h), van hetzelfde besluit worden de woorden "historische tuinen en parken" vervangen door de woorden "tuinen of parken met erfgoedwaarde".
Art.39. A l'article 6.2.4. alinéa 1er, 5°, h), du même arrêté, les mots " jardins et parcs " sont remplacés par les mots " jardins ou parcs présentant une valeur patrimoniale ".
Art.40. In artikel 6.2.5, eerste lid, 4°, h), van hetzelfde besluit worden de woorden "historische tuinen en parken" vervangen door de woorden "tuinen of parken met erfgoedwaarde".
Art.40. A l'article 6.2.5, alinéa 1er, 4°, h), du même arrêté, les mots " jardins et parcs " sont remplacés par les mots " jardins ou parcs présentant une valeur patrimoniale ".
Art.41. In artikel 6.2.6, 11°, van hetzelfde besluit, worden de woorden "historische tuinen en parken" vervangen door de woorden "tuinen of parken met erfgoedwaarde".
Art.41. A l'article 6.2.6, 11°, du même arrêté, les mots " jardins et parcs " sont remplacés par les mots " jardins ou parcs présentant une valeur patrimoniale ".
Art.42. In artikel 6.3.6 en artikel 6.3.21 worden de woorden "het register" telkens vervangen door de woorden "de databank".
Art.42. A l'article 6.3.6, les mots " au registre " sont remplacés par les mots " dans la banque de données " et à l'article 6.3.21, les mots " le registre " sont remplacés par les mots " la banque de données ".
Art.43. Artikel 6.3.12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, 16 december 2016 en 14 december 2018 wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 6.3.12. Voor handelingen aan of in beschermde stads- of dorpsgezichten, als vermeld in artikel 6.2.5 of het beschermingsbesluit die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg en niet zijn vrijgesteld van toelating of melding in een goedgekeurd beheersplan als vermeld in artikel 8.1.4, § 1, eerste lid, 9° wordt schriftelijk of via het daartoe voorziene digitale platform een melding ingediend bij het college van burgemeester en schepenen.
  Die handelingen mogen worden aangevat vanaf de dertigste dag na de datum van de melding in het eerste lid, behalve als het college van burgemeester en schepenen de aanmelder voordien per beveiligde zending of via het daartoe voorziene digitale platform op de hoogte brengt dat de aangemelde handelingen van die aard zijn dat ze de wezenlijke eigenschappen van het beschermde stads- of dorpsgezicht verstoren.
  Tenzij het gaat om een erkende onroerenderfgoedgemeente, bezorgt het college van burgemeester en schepenen onverwijld na de kennisgeving vermeld in het tweede lid de melding aan het agentschap. Het agentschap of de erkende onroerenderfgoedgemeente behandelt de melding als een toelating overeenkomstig artikel 6.3.2 tot en met 6.3.11. De termijn van behandeling vermeld in artikel 6.3.5, eerste lid gaat in op de dag waarop de melding, vermeld in het eerste lid, is doorgestuurd naar het agentschap, of in voorkomend geval, vanaf de dag waarop het college van burgemeester en schepenen van de erkende onroerenderfgoedgemeente de kennisgeving vermeld in het tweede lid heeft verstuurd aan de aanmelder. De handelingen kunnen slechts worden aangevat nadat het agentschap of in voorkomend geval de erkende onroerenderfgoedgemeente een toelating heeft verleend.
  De melding, vermeld in het eerste lid, bestaat minstens uit al de volgende elementen:
  1° een volledig ingevuld en ondertekend meldingsformulier dat ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap of via het daartoe voorziene digitale platform;
  2° een beschrijving van de huidige staat van het goed;
  3° een beschrijving van de geplande handelingen;
  4° een motivering van de geplande handelingen, die in voorkomend geval uitlegt hoe die handelingen voortbouwen op het goedgekeurde beheersplan;
  5° de vermelding van de vermoedelijke datum van het begin en het einde van de handelingen.
  De melding, vermeld in het eerste lid, wordt in voorkomend geval geïntegreerd in de stedenbouwkundige melding, vermeld in artikel 4.2.2 van de VCRO.
  Om een gebouw of een constructie in een beschermd stads- of dorpsgezicht volledig of gedeeltelijk te slopen, op te trekken, te plaatsen of te herbouwen wordt een toelating gevraagd conform artikel 6.3.2 tot en met 6.3.11.".
Art.43. L'article 6.3.12 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 4 décembre 2015, 16 décembre 2016 et 14 décembre 2018, est remplacé par ce qui suit :
  " Art. 6.3.12. Pour les actes sur ou dans des sites urbains ou ruraux protégés, tels que visés à l'article 6.2.5 ou dans l'arrêté de protection, qui sont visibles de la voie publique et qui ne sont pas dispensés d'autorisation ou de notification dans un plan de gestion approuvé tel que visé à l'article 8.1.4, § 1er, alinéa 1er, 9°, une notification doit être soumise par écrit ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet au collège des bourgmestre et échevins.
  Ces actes peuvent être entamés à partir du trentième jour après la date de la notification visée à l'alinéa 1er, sauf lorsque le collège des bourgmestre et échevins informe le notifiant au préalable, par envoi sécurisé ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet, du fait que les actes notifiés sont de nature à perturber les caractéristiques essentielles du site urbain ou rural protégé.
  A moins qu'il ne s'agisse d'une commune du patrimoine immobilier agréée, le collège des bourgmestre et échevins soumet la notification à l'agence immédiatement après la notification visée à l'alinéa deux. L'agence ou la commune du patrimoine immobilier agréée traite la notification comme une autorisation conformément aux articles 6.3.2 à 6.3.11. Le délai de traitement visé à l'article 6.3.5, alinéa 1er, commence le jour où la notification visée à l'alinéa 1er, est transmise à l'agence ou, le cas échéant, le jour où le collège des bourgmestre et échevins de la commune du patrimoine immobilier agréée envoie la notification visée à l'alinéa 2 au notifiant. Les actes ne peuvent être entamés que lorsque l'agence ou, le cas échéant, la commune du patrimoine immobilier agréée a octroyé une autorisation.
  La notification, visée à l'alinéa 1er, comprend au moins toutes les données suivantes :
  1° un formulaire de notification entièrement rempli et signé mis à disposition sur le site web de l'agence ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet ;
  2° une description de l'état actuel du bien ;
  3° une description des actes prévus ;
  4° une justification des actes prévus expliquant, le cas échéant, la manière dont ces actes se basent sur le plan de gestion approuvé ;
  5° l'indication de la date probable de début et de fin des actes.
  La notification visée à l'alinéa 1er, est, le cas échéant, intégrée dans la notification urbanistique, visée à l'article 4.2.2 du Code flamand de l'Aménagement du Territoire.
  Pour démolir, élever, installer ou reconstruire complètement ou partiellement un bâtiment ou une structure dans un site urbain ou rural protégé, un permis est demandé conformément aux articles 6.3.2 à 6.3.11. ".
Art.44. In hoofdstuk 6, van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 5 vervangen door wat volgt:
  "Afdeling 5. Databank van toelatingen en adviezen".
Art.44. Dans le chapitre 6 du même arrêté, l'intitulé de la section 5 est remplacé par ce qui suit :
  " Section 5. Banque de donnée des autorisations et avis
Art.45. In artikel 6.5.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in de inleidende zin worden de woorden "voor handelingen aan of in beschermde goederen" opgeheven;
  2° er worden een punt 6° en 7° toegevoegd, die luiden als volgt:
  "6° de beslissingen over aanvragen tot het verkrijgen van een toelating voor handelingen aan een onroerend goed dat is opgenomen in een vastgestelde inventaris als vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, 3° of 4°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
  7° de adviezen vermeld in artikel 4.2.14 van dit besluit over handelingen aan een onroerend goed dat is opgenomen in een vastgestelde inventaris als vermeld in artikel 4.1.1, eerste lid, 3° of 4°, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".
Art.45. A l'article 6.5.1 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 novembre 2015, les modifications suivantes sont apportées :
  1° dans la phrase introductive, les mots " pour des actes à ou dans des biens protégés " sont abrogés ;
  2° il est ajouté un point 6° et 7°, rédigés comme suit :
  " 6° les décisions relatives aux demandes d'autorisation d'effectuer des actes sur un bien immobilier repris dans un inventaire établi tel que visé à l'article 4.1.1, alinéa 1er, 3° ou 4°, du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013 ;
  7° les avis visés à l'article 4.2.14 du présent arrêté concernant les actes sur un bien immobilier repris dans un inventaire établi tel que visé à l'article 4.1.1, alinéa 1er, 3° ou 4°, du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013. "
Art.46. In artikel 10.1.2, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de zinsnede "vanaf 1 januari tot uiterlijk 1 juli" vervangen door de zinsnede "uiterlijk op 15 januari".
Art.46. A l'article 10.1.2, alinéa 2, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, le membre de phrase " à partir du 1er janvier jusqu'au 1er juillet au plus tard " est remplacé par le membre de phrase " au plus tard le 15 janvier ".
Art.47. In artikel 10.1.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt:
  "Om gesubsidieerd te worden in het kader van een samenwerkingsovereenkomst moet een intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst:
  1° erkend zijn overeenkomstig artikel 3.3.5;
  2° aantonen dat de gemeenten die lid zijn van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst jaarlijks gezamenlijk minstens eenzelfde bedrag als de Vlaamse subsidie bijdragen aan de werking van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst.";
  2° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 13, 1° " vervangen door de zinsnede "artikel 13, eerste lid, 1° ".
Art.47. A l'article 10.1.3 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, les modifications suivantes sont apportées :
  1° l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
  " Afin d'être subventionné dans le cadre d'un accord de coopération, un service du patrimoine immobilier intercommunal doit :
  1° être agréé conformément à l'article 3.3.5 ;
  2° démontrer que les communes membres du service du patrimoine immobilier intercommunal contribuent annuellement au fonctionnement du service du patrimoine immobilier intercommunal pour un montant au moins égal à la subvention flamande pour la durée de l'accord de coopération. " ;
  2° à l'alinéa 2, le membre de phrase " l'article 13, 1° " est remplacé par le membre de phrase " l'article 13, alinéa 1er, 1° ".
Art.48. In artikel 10.1.5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
  "De subsidieaanvraag bevat minstens de volgende elementen:
  1° een actueel onroerenderfgoedbeleidsplan. Dat onroerenderfgoedbeleidsplan richt zich op de volledige looptijd van de samenwerkingsovereenkomst en omvat ook een actuele omgevingsanalyse;
  2° een meerjarenbegroting waarin alle verwachte kosten en opbrengsten van de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst opgenomen zijn, met vermelding van de bijdragen van de gemeenten die ervan deel uitmaken, vermeld in artikel 10.1.3, eerste lid, 2° ;
  3° een document waarin minstens al de volgende vragen worden beantwoord:
  a) welke expertise binnen de erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst aanwezig is;
  b) welke initiatieven voor draagvlakverbreding worden genomen;
  c) in voorkomend geval, op welke wijze de ondersteuning van erkende onroerenderfgoedgemeenten binnen het werkingsgebied zal worden aangepakt.".
Art.48. A l'article 10.1.5 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
  " La demande de subvention comprend au moins les éléments suivants :
  1° un plan de politique en matière de patrimoine immobilier à jour. Ce plan de politique en matière de patrimoine immobilier est axé sur la durée intégrale de l'accord de coopération et contient également une analyse du contexte à jour ;
  2° un budget pluriannuel reprenant l'ensemble des charges et produits attendus du service du patrimoine immobilier intercommunal agréé et mentionnant les contributions des communes membres de ce service, visées à l'article 10.1.3, alinéa 1er, 2° ;
  3° un document répondant au moins à toutes les questions suivantes :
  a) quelle est l'expertise disponible au sein du service du patrimoine immobilier intercommunal agréé ;
  b) quelles initiatives sont prises pour élargir la base de soutien ;
  c) le cas échéant, la manière dont le soutien de communes du patrimoine immobilier agréées dans la zone d'action sera abordé. ".
Art.49. In artikel 10.1.8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
  "Uiterlijk op 30 april van het jaar waarin de ontvankelijke subsidieaanvraag is ingediend, beslist de minister over de toekenning van de subsidie.".
Art.49. A l'article 10.1.8 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
  " Le ministre décide de l'octroi de la subvention au plus tard le 30 avril de l'année dans laquelle la demande de subvention recevable est introduite. "
Art.50. In artikel 10.1.9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid wordt de datum "15 oktober" vervangen door de datum "1 november";
  2° in het tweede lid wordt een punt 6° toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "6° de uiterste indieningsdata voor het tussentijds inhoudelijk rapport en het inhoudelijk eindrapport vermeld in artikel 10.1.13".
Art.50. A l'article 10.1.9 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, les modifications suivantes sont apportées :
  1° à l'alinéa 1er, la date " 15 octobre " est remplacée par la date " 1er novembre " ;
  2° à l'alinéa 2, il est ajouté un point 6°, rédigé comme suit :
  " 6° les dates limites d'introduction du rapport de fond intermédiaire et du rapport de fond final visés à l'article 10.1.13 ".
Art.51. Artikel 10.1.10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 10.1.10. De jaarlijkse subsidie bedraagt 120.000 euro en omvat personeelsmiddelen voor eigen personeel.".
Art.51. L'article 10.1.10 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, est remplacé par ce qui suit :
  " Art. 10.1.10. La subvention annuelle s'élève à 120 000 euros et comprend des moyens en personnel pour son propre personnel. ".
Art.52. In artikel 10.1.11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in punt 1° wordt de zinsnede "70%" vervangen door de zinsnede "80%";
  2° in het punt 2° wordt het woord "toezicht" vervangen door de woorden "toezicht op de aanwending van de subsidie".
Art.52. A l'article 10.1.11 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° au point 1°, le membre de phrase " 70 % " est remplacé par le membre de phrase " 80 % " ;
  2° au point 2°, les mots " de l'utilisation de la subvention " sont insérés entre le mot " annuel " et le membre de phrase " , visé à l'article ".
Art.53. In artikel 10.1.12, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de zinsnede "voor 31 mei" vervangen door de zinsnede "uiterlijk op 30 april".
Art.53. A l'article 10.1.12, alinéa 2, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, le membre de phrase " avant le 31 mai " est remplacé par le membre de phrase " au plus tard le 30 avril ".
Art.54. In artikel 10.1.13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "De erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst bezorgt de volgende documenten aan het agentschap voor de evaluaties vermeld in het eerste lid:
  1° een tussentijds inhoudelijk rapport;
  2° een inhoudelijk eindrapport.".
Art.54. A l'article 10.1.13 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, il est inséré, entre les alinéas 1er et 2, un nouvel alinéa, rédigé comme suit :
  " Le service du patrimoine immobilier intercommunal agréé transmet à l'agence les documents suivants pour les évaluations visées à l'alinéa 1er :
  1° un rapport de fond intermédiaire ;
  2° un rapport de fond final. ".
Art.55. In artikel 10.1.17, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de zinsnede "artikel 13, 1° " vervangen door de zinsnede "artikel 13, eerste lid, 1° ".
Art.55. A l'article 10.1.17, alinéa 2, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, le membre de phrase " l'article 13, 1° " est remplacé par le membre de phrase " l'article 13, alinéa 1er, 1° ".
Art.56. In artikel 10.1.18, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de zinsnede "vanaf 1 januari tot 1 juli" vervangen door de zinsnede "uiterlijk 15 januari".
Art.56. A l'article 10.1.18, alinéa 1er, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, le membre de phrase " à partir du 1er janvier jusqu'au 1er juillet " est remplacé par le membre de phrase " au plus tard le 15 janvier ".
Art.57. In artikel 10.1.22 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de datum "1 oktober" vervangen door de datum "30 april".
Art.57. A l'article 10.1.22 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, la date " 1er octobre " est remplacée par la date " 30 avril ".
Art.58. In artikel 10.1.23, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de datum "15 oktober" vervangen door de datum "1 november".
Art.58. A l'article 10.1.23, alinéa 1er, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, la date " 15 octobre " est remplacée par la date " 1er novembre ".
Art.59. Artikel 10.1.24, eerste lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt vervangen door wat volgt:
  "De subsidie bevat personeelsmiddelen voor eigen personeel".
Art.59. L'article 10.1.24, alinéa 1er, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, est remplacé par ce qui suit :
  " La subvention contient des moyens en personnel pour son propre personnel ".
Art.60. In artikel 10.1.25 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in punt 1° wordt de zinsnede "70%" vervangen door de zinsnede "80%";
  2° in punt 2° wordt het woord "toezicht" vervangen door de woorden "toezicht op de aanwending van de subsidie".
Art.60. A l'article 10.1.25 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
  1° au point 1°, le membre de phrase " 70 % " est remplacé par le membre de phrase " 80 % " ;
  2° au point 2° les mots " de l'utilisation de la subvention " sont insérés entre le mot " annuel " et le membre de phrase " , visé à l'article ".
Art.61. In artikel 10.1.26, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt de datum "31 mei" vervangen door de datum "30 april".
Art.61. A l'article 10.1.26, alinéa 2, du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, la date " 31 mai " est remplacée par la date " 30 avril ".
Art.62. In artikel 10.1.27 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Het erkend onroerenderfgoeddepot bezorgt de volgende documenten aan het agentschap voor de evaluaties, vermeld in het eerste lid:
  1° een tussentijds inhoudelijk rapport;
  2° een inhoudelijk eindrapport.".
Art.62. A l'article 10.1.27 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, il est inséré, entre les alinéas 1er et 2, un nouvel alinéa, rédigé comme suit :
  " Le dépôt du patrimoine immobilier agréé transmet à l'agence les documents suivants pour les évaluations visées à l'alinéa 1er :
  1° un rapport de fond intérimaire ;
  2° un rapport de fond final. ".
Art.63. Aan hoofdstuk 10, afdeling 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt een onderafdeling 3, die bestaat uit artikel 10.1.29 tot en met 10.1.42, toegevoegd, die luidt als volgt:
  "Onderafdeling 3. De subsidiëring van erkende onroerenderfgoedgemeenten in het kader van een samenwerkingsovereenkomst
  Art. 10.1.29. De minister kan overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en binnen de perken van de daarvoor bestemde kredieten op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap een subsidie toekennen aan een erkende onroerenderfgoedgemeente in het kader van een samenwerkingsovereenkomst.
  Art. 10.1.30. De samenwerkingsovereenkomst heeft een looptijd van drie jaar of zes jaar.
  De aanvrager dient de subsidieaanvraag schriftelijk in bij het agentschap uiterlijk op 15 januari van het eerste of het vierde jaar van de lokale beleidscyclus. In het eerste geval heeft de samenwerkingsovereenkomst een looptijd van zes jaar. In het tweede geval heeft de samenwerkingsovereenkomst een looptijd van drie jaar. De samenwerkingsovereenkomst vangt aan op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidieaanvraag is goedgekeurd.
  Art. 10.1.31. Om gesubsidieerd te worden in het kader van een samenwerkingsovereenkomst moet een gemeente erkend zijn overeenkomstig artikel 3.2.4.
  Als de erkenning van een onroerenderfgoedgemeente gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst is ingetrokken overeenkomstig artikel 3.2.12 of 3.2.13, heeft zij geen recht op een subsidie voor het jaar waarin de erkenning wordt ingetrokken en is zij gehouden tot de onmiddellijke terugbetaling van de reeds uitbetaalde subsidie van het lopende jaar, overeenkomstig artikel 13, eerste lid, 1°, van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.
  Art. 10.1.32. De aanvrager kan de subsidieaanvraag gelijktijdig indienen met de aanvraag tot erkenning als onroerenderfgoedgemeente, vermeld in artikel 3.2.2.
  Art. 10.1.33. De subsidieaanvraag bevat minstens een actueel onroerenderfgoedbeleidsplan.
  Het agentschap stelt een modelformulier ter beschikking op zijn website om een subsidie aan te vragen.
  Art. 10.1.34. De subsidieaanvraag is ontvankelijk als ze tijdig wordt ingediend en volledig is.
  Als het agentschap vaststelt dat de aanvraag niet alle vereiste elementen, vermeld in artikel 10.1.33 eerste lid, bevat, brengt het de aanvrager binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de subsidieaanvraag schriftelijk op de hoogte van de ontbrekende elementen.
  Als de aanvrager het dossier niet aanvult binnen een termijn van veertien dagen, die ingaat op de dag na de kennisgeving van het verzoek tot aanvulling, wordt de subsidieaanvraag onontvankelijk verklaard. Het agentschap brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de beslissing.
  Art. 10.1.35. Het agentschap beoordeelt de ontvankelijke subsidieaanvraag van de erkende onroerenderfgoedgemeente en brengt daarover advies uit aan de minister.
  Art. 10.1.36. Uiterlijk op 30 april van het jaar waarin de ontvankelijke subsidieaanvraag is ingediend, beslist de minister over de toekenning van de subsidie.
  Het agentschap brengt de erkende onroerenderfgoedgemeente schriftelijk op de hoogte van de beslissing, vermeld in het eerste lid.
  Art. 10.1.37. Uiterlijk op 1 november van het jaar waarin de subsidieaanvraag is goedgekeurd, ondertekenen het agentschap en de erkende onroerenderfgoedgemeente waaraan de subsidie is toegekend een samenwerkingsovereenkomst.
  De samenwerkingsovereenkomst bevat minstens de volgende elementen:
  1° het bedrag van de jaarlijkse subsidie;
  2° de looptijd;
  3° de rapporteringsverplichtingen met het oog op het jaarlijkse toezicht, vermeld in artikel 10.1.40;
  4° de rapporteringsverplichtingen met het oog op de jaarlijkse evaluatie, vermeld in artikel 10.1.41;
  5° een afsprakennota met de te bereiken doelstellingen.
  Artikel 10.1.38. De subsidie omvat personeelsmiddelen voor eigen personeel en bedraagt:
  1° als de subsidie wordt aangevraagd door Antwerpen, Brugge, Gent, Leuven en Mechelen: 90.000 euro;
  2° als de subsidie wordt aangevraagd door een centrumstad als vermeld in artikel 19ter decies van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds, of door een gemeente waarin minstens twee werelderfgoederen gelegen zijn, met uitzondering van de steden, vermeld in punt 1° : 50.000 euro;
  3° als de subsidie wordt aangevraagd door een gemeente die niet is vermeld in punt 1° of 2° : 10.000 euro.
  In het eerste lid, 2° wordt verstaan onder werelderfgoed: een onroerend goed dat erkend is als werelderfgoed conform artikel 11 van de overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld, opgemaakt in Parijs op 16 november 1972.
  Art. 10.1.39. De subsidie wordt gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst jaarlijks beschikbaar gesteld in de vorm van een voorschot en een saldo:
  1° een voorschot van 80 % van het jaarlijkse subsidiebedrag wordt uitbetaald uiterlijk op 1 april van het lopende werkingsjaar;
  2° een saldo van het jaarlijkse subsidiebedrag wordt uitbetaald na de uitvoering van het jaarlijkse toezicht op de aanwending van de subsidie, vermeld in artikel 10.1.40, op basis van verantwoorde kosten.
  Art. 10.1.40. Het agentschap oefent het jaarlijkse toezicht uit op de aanwending van de subsidie en kan hiervoor alle initiatieven nemen die het nodig acht.
  Met het oog op het toezicht, vermeld in het eerste lid, dient de erkende onroerenderfgoedgemeente een financiële rapportering in bij het agentschap uiterlijk op 30 april.
  Met het oog op het toezicht, vermeld in het eerste lid, kan de minister nader bepalen welke kosten al dan niet in aanmerking komen voor subsidiëring.
  Het agentschap brengt de erkende onroerenderfgoedgemeente schriftelijk op de hoogte van de resultaten van het jaarlijkse toezicht.
  Als er bij het jaarlijkse toezicht ernstige tekortkomingen worden vastgesteld, wordt het saldo niet of slechts gedeeltelijk uitbetaald.
  Art. 10.1.41. Het agentschap voert jaarlijks een evaluatie uit op de naleving van de samenwerkingsovereenkomst. De erkende onroerenderfgoedgemeente bezorgt hiertoe aan het agentschap een jaarlijks rapport.
  Het agentschap kan voor de evaluatie, vermeld in het eerste lid, alle initiatieven nemen die het nodig acht.
  Het agentschap brengt de erkende onroerenderfgoedgemeente schriftelijk op de hoogte van de resultaten van de evaluatie, vermeld in het eerste lid.
  Als er bij de jaarlijkse evaluatie ernstige tekortkomingen worden vastgesteld, kan de minister op voorstel van het agentschap beslissen om de samenwerkingsovereenkomst vervroegd te beëindigen. Die beslissing heeft dezelfde gevolgen als de beslissing over de intrekking van de erkenning.
  Art. 10.1.42. Een erkende onroerenderfgoedgemeente kan een gemotiveerde aanvraag indienen om de samenwerkingsovereenkomst vervroegd te beëindigen. De aanvraag wordt schriftelijk ingediend bij het agentschap.
  De minister neemt een beslissing over de aanvraag binnen een termijn van zestig dagen, die ingaat op de dag nadat de aanvraag is ingediend. Als de samenwerkingsovereenkomst vervroegd beëindigd wordt, loopt ze af op 31 december van het lopende jaar.".
Art.63. Au chapitre 10, section 1re, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, il est ajouté une sous-section 3, comprenant les articles 10.1.29 à 10.1.42, libellée comme suit :
  " Sous-section 3. Le subventionnement de communes du patrimoine immobilier agréées dans le cadre d'un accord de coopération
  Art. 10.1.29. Conformément aux dispositions du présent arrêté et dans les limites des crédits affectés à cet effet au budget de la Communauté flamande, le ministre peut octroyer une subvention à une commune du patrimoine immobilier agréée dans le cadre d'un accord de coopération.
  Art. 10.1.30. L'accord de coopération a une durée de trois ans ou de six ans.
  Le demandeur introduit la demande de subvention par écrit auprès de l'agence au plus tard le 15 janvier de la première ou de la quatrième année du cycle politique local. Dans le premier cas, l'accord de coopération a une durée de six ans. Dans le deuxième cas, l'accord de coopération a une durée de trois ans. L'accord de coopération prend cours le 1er janvier de l'année qui suit l'année dans laquelle la demande de subvention est approuvée.
  Art. 10.1.31. Afin d'être subventionnée dans le cadre d'un accord de coopération, une commune doit être agréée conformément à l'article 3.2.4.
  Lorsque l'agrément d'une commune du patrimoine immobilier est retiré pendant la durée de l'accord de coopération conformément à l'article 3.2.12 ou 3.2.13, elle n'a pas droit à une subvention pour l'année dans laquelle l'agrément est retiré et elle est tenue de procéder au remboursement immédiat de la subvention déjà payée de l'année en cours, conformément à l'article 13, alinéa 1er, 1°, de la loi du 16 mai 2003 fixant les dispositions générales applicables aux budgets, au contrôle des subventions et à la comptabilité des communautés et des régions, ainsi qu'à l'organisation du contrôle de la Cour des Comptes.
  Art. 10.1.32. Le demandeur peut introduire la demande de subvention en même temps que la demande d'agrément en tant que commune du patrimoine immobilier, visée à l'article 3.2.2.
  Art. 10.1.33. La demande de subvention comprend au moins un plan politique en matière de patrimoine immobilier à jour :
  L'agence met à disposition un formulaire type sur son site web afin de demander la subvention.
  Art. 10.1.34. La demande de subvention est recevable lorsqu'elle est introduite à temps et est complète.
  Lorsque l'agence constate que la demande ne comprend pas tous les éléments requis, visés à l'article 10.1.33, alinéa 1er, elle informe par écrit le demandeur, dans un délai de trente jours qui prend cours le jour après la réception de la demande de subvention, des éléments manquants.
  Lorsque le demandeur ne complète pas le dossier dans un délai de quatorze jours, qui prend cours le jour après la notification de la demande de complément, la demande de subvention est déclarée irrecevable. L'agence informe le demandeur de sa décision par écrit.
  Art. 10.1.35. L'agence évalue la demande de subvention recevable de la commune du patrimoine immobilier agréée et émet un avis à ce sujet au ministre.
  Art. 10.1.36. Le ministre décide de l'octroi de la subvention au plus tard le 30 avril de l'année dans laquelle la demande de subvention est introduite.
  L'agence informe la commune du patrimoine immobilier agréée par écrit de la décision visée à l'alinéa 1er.
  Art. 10.1.37. Au plus tard le 1er novembre de l'année dans laquelle la demande de subvention est approuvée, l'agence et la commune du patrimoine immobilier agréée à laquelle la subvention est octroyée, signent un accord de coopération.
  L'accord de coopération comprend au moins les éléments suivants :
  1° le montant de la subvention annuelle ;
  2° la durée de validité ;
  3° les obligations de rapport en vue du contrôle annuel, visé à l'article 10.1.40 ;
  4° les obligations de rapport en vue de l'évaluation annuelle, visée à l'article 10.1.40 ;
  5° une note de conventions avec les objectifs à atteindre.
  Article 10.1.38. La subvention contient les moyens en personnel pour le personnel propre et s'élève à :
  1° si la subvention est demandée par Anvers, Bruges, Gand, Louvain et Malines : 90 000 euros ;
  2° si la subvention est demandée par une ville-centre telle que visée à l'article 19ter decies du décret du 5 juillet 2002 réglant la dotation et la répartition du Fonds flamand des Communes, ou par une commune dans laquelle se trouvent au moins deux sites du patrimoine mondial, à l'exception des villes visées au point 1° : 50 000 euros ;
  3° si la subvention est demandée par une commune qui n'est pas visée au point 1° ou 2° : 10 000 euros.
  A l'alinéa 1er, 2°, on entend par patrimoine mondial : un bien immobilier reconnu comme patrimoine mondial conformément à l'article 11 de la convention concernant la protection du patrimoine mondial, culturel et naturel, établie à Paris le 16 novembre 1972.
  Art. 10.1.39. Pendant la durée de l'accord de coopération, la subvention est mise à disposition annuellement sous forme d'une avance et d'un solde :
  1° une avance de 80 % du montant de subvention annuel est versée au plus tard le 1er avril de l'année d'activité en cours ;
  2° un solde du montant de subvention annuel est versé après le contrôle annuel de l'affectation de la subvention, tel que visé à l'article 10.1.40, sur la base des coûts justifiés.
  Art. 10.1.40. L'agence exerce le contrôle annuel de l'affectation de la subvention et peut à cet effet prendre toutes les initiatives qu'elle estime nécessaire.
  En vue du contrôle visé à l'alinéa 1er, la commune du patrimoine immobilier agréée soumet un rapport financier à l'agence au plus tard le 30 avril.
  En vue du contrôle visé à l'alinéa 1er, le ministre peut préciser quels frais sont éligibles au subventionnement ou non.
  L'agence informe par écrit la commune du patrimoine immobilier agréée des résultats du contrôle annuel.
  Lorsque des fautes graves sont constatées lors du contrôle annuel, le solde n'est pas payé ou n'est payé que partiellement.
  Art. 10.1.41. L'agence effectue annuellement une évaluation du respect de l'accord de coopération. La commune du patrimoine immobilier agréée soumet un rapport annuel à l'agence à cet effet.
  Pour l'évaluation visée à l'alinéa 1er, l'agence peut prendre toutes les initiatives qu'elle estime nécessaire.
  L'agence informe par écrit la commune du patrimoine immobilier agréée des résultats de l'évaluation visée à l'alinéa 1er.
  Lorsque des manquements graves sont constatés lors de l'évaluation annuelle, le ministre peut décider, sur la proposition de l'agence, de mettre fin anticipativement à l'accord de coopération. Cette décision entraîne les mêmes conséquences que la décision concernant le retrait de l'agrément.
  Art. 10.1.42. Une commune du patrimoine immobilier agréée peut introduire une demande motivée pour mettre fin anticipativement à l'accord de coopération. La demande est introduite par écrit auprès de l'agence.
  Le ministre prend une décision concernant la demande dans un délai de soixante jours, qui prend cours le jour après l'introduction de la demande. Lorsqu'il est mis fin anticipativement à l'accord de coopération, il prend fin le 31 décembre de l'année en cours. ".
Art.64. Aan hoofdstuk 10, afdeling 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, wordt een onderafdeling 4, die bestaat uit artikel 10.1.43, toegevoegd, die luidt als volgt:
  "Onderafdeling 4. De indexering van de subsidies in het kader van een samenwerkingsovereenkomst.
  Art. 10.1.43. Vanaf 1 januari 2023 wordt de subsidie vermeld in artikel 10.1.24, eerste lid jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het cijfer van de gezondheidsindex van de maand december van het jaar vóór de vastlegging van de subsidie met als basisindexcijfer het cijfer van de gezondheidsindex van december 2022.
  Vanaf 1 januari 2025 wordt de subsidie vermeld in artikel 10.1.38, eerste lid jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het cijfer van de gezondheidsindex van de maand december van het jaar vóór de vastlegging van de subsidie met als basisindexcijfer het cijfer van de gezondheidsindex van december 2024.
  Vanaf 1 januari 2028 wordt de subsidie vermeld in artikel 10.1.10 jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het cijfer van de gezondheidsindex van de maand december van het jaar vóór de vastlegging van de subsidie met als basisindexcijfer het cijfer van de gezondheidsindex van december 2027.".
Art.64. Au chapitre 10, section 1re, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, il est ajouté une sous-section 4, composée de l'article 10.1.43, rédigée comme suit :
  " Sous-section 4. L'indexation des subventions dans le cadre d'un accord de coopération.
  Art. 10.1.43. La subvention visée à l'article 10.1.24, alinéa 1er, est indexée annuellement à partir du 1er janvier 2023 sur la base de l'indice santé du mois de décembre de l'année précédant la fixation de la subvention, l'indice de base étant l'indice santé de décembre 2022.
  La subvention visée à l'article 10.1.38, alinéa 1er, est indexée annuellement à partir du 1er janvier 2025 sur la base de l'indice santé du mois de décembre de l'année précédant la fixation de la subvention, l'indice de base étant l'indice santé de décembre 2024.
  La subvention visée à l'article 10.1.10, est indexée annuellement à partir du 1erjanvier 2028 sur la base de l'indice santé du mois de décembre de l'année précédant la fixation de la subvention, l'indice de base étant l'indice santé de décembre 2027. "
Art.65. In artikel 10.3.5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de zinsnede "en de maximale duurtijd" vervangen door de zinsnede ", de maximale duurtijd en de uiterste startdatum".
Art.65. A l'article 10.3.5 du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, les mots " et la durée maximale " sont remplacés par le membre de phrase " , la durée maximale et la date limite de début ".
Art.66. In artikel 10.3.6, tweede lid, 4°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018, worden tussen het woord "duurtijd" en het woord "van" de woorden "en de uiterste startdatum" ingevoegd.
Art.66. A l'article 10.3.6, alinéa 2, 4°, du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 20 avril 2018, les mots " et la date limite de début " sont insérés entre les mots " maximale " et les mots " des projets ".
Art.67. In artikel 10.3.13, derde lid, van hetzelfde besluit worden tussen het woord "in" en de woorden "het financiële" de woorden "het inhoudelijke eindverslag en" ingevoegd.
Art.67. A l'article 10.3.13, alinéa 3, du même arrêté, les mots " le rapport de fond final et " sont insérés entre le mot " dans " et les mots " le rapport ".
Art.68. In artikel 11.1.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 september 2017 en 11 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, 2° worden de woorden "het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap" vervangen door de woorden "de Vlaamse overheid".
  2° aan het tweede lid, 3° wordt de zinsnede "of in eigendom van de nv Participatiemaatschappij Vlaanderen op voorwaarde dat de geraamde kosten van de beheerswerkzaamheden die voor de toekenning van een premie in aanmerking komen, niet meer bedragen dan een derde van de totale investeringskosten" toegevoegd.
Art.68. A l'article 11.1.1 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 15 septembre 2017 et 11 décembre 2020, les modifications suivantes sont apportées :
  1° à l'alinéa 1er, 2°, les mots " la Région flamande ou de la Communauté flamande " sont remplacés par les mots " l'Autorité flamande ".
  2° à l'alinéa 2, 3°, le membre de phrase " ou en propriété de la SA Société de participation pour la Flandre à condition que les coûts estimés des travaux d'entretien éligibles à une prime ne dépassent pas un tiers des coûts totaux d'investissement " est ajouté.
Art.69. Aan artikel 11.1.2, derde lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, wordt een punt 11° toegevoegd dat luidt als volgt:
  "11° een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten.".
Art.69. L'article 11.1.2, alinéa 3, du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 11 décembre 2020, est complété par un point 11°, rédigé comme suit :
  " 11° une prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine. ".
Art.70. In artikel 11.2.23 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het derde lid wordt vervangen door wat volgt:
  "Als de aanvraag tot uitbetaling onvolledig is of geen onderzoek ten gronde toelaat, kan het agentschap binnen een termijn van 60 dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de aanvraag tot uitbetaling is ingediend, de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform vragen om de ontbrekende gegevens of documenten bij de aanvraag te voegen, en de termijn bepalen waarbinnen dat moet gebeuren. Als de aanvrager nalaat binnen deze termijn de ontbrekende gegevens of documenten bij te voegen, wordt de aanvraag geacht te zijn geweigerd. Het agentschap brengt de aanvrager hiervan schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte.
  2° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "Als de uitgevoerde werken of diensten niet worden aanvaard, wordt gemeld waarom de uitbetaling wordt geweigerd. Het agentschap brengt de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte van de beslissing.".
Art.70. A l'article 11.2.23 du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 11 décembre 2020, les modifications suivantes sont apportées :
  1° l'alinéa 3 est remplacé par ce qui suit :
  " Si la demande de paiement est incomplète ou ne permet pas un examen sur le fond, l'agence peut, dans un délai de 60 jours prenant cours le lendemain de l'introduction de la demande de paiement, inviter le demandeur, par écrit ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet, à joindre les données ou documents manquants à la demande et fixer le délai dans lequel cela doit être fait. Si le demandeur omet de joindre les données ou documents manquants dans ce délai, la demande est réputée refusée. L'agence en informe le demandeur par écrit ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet.
  2° il est ajouté un alinéa 4, rédigé comme suit :
  " Si les travaux ou services réalisés ne sont pas acceptés, les motifs de refus de paiement sont indiqués. L'agence informe le demandeur de la décision par écrit ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet. ".
Art.71. In artikel 11.2.27, derde lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, wordt tussen het woord "regelgeving" en het woord "ook" de zinsnede "of bijdragen aan de doelstelling, vermeld in de oproep" ingevoegd.
Art.71. A l'article 11.2.27, alinéa 3, du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 11 décembre 2020, le membre de phrase " ou qui contribuent à l'objectif, mentionné dans l'appel, " est inséré entre le mot " réglementations " et le mot " peuvent ".
Art.72. In artikel 11.2.37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 en 11 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt:
  "Als de aanvraag tot uitbetaling onvolledig is of geen onderzoek ten gronde toelaat, kan het agentschap binnen een termijn van 60 dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de aanvraag tot uitbetaling is ingediend, de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform vragen om de ontbrekende gegevens of documenten bij de aanvraag te voegen, en de termijn bepalen waarbinnen dat moet gebeuren. Als de aanvrager nalaat binnen deze termijn de ontbrekende gegevens of documenten bij te voegen, wordt de aanvraag geacht te zijn geweigerd. Het agentschap brengt de aanvrager hiervan schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte.
  2° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "Als de uitgevoerde werken of diensten niet worden aanvaard, wordt gemeld waarom de uitbetaling wordt geweigerd. Het agentschap brengt de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte van de beslissing.".
Art.72. A l'article 11.2.37 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 14 décembre 2018 et 11 décembre 2020, les modifications suivantes sont apportées :
  1° l'alinéa 4 est remplacé par ce qui suit :
  " Si la demande de paiement est incomplète ou ne permet pas un examen sur le fond, l'agence peut, dans un délai de 60 jours prenant cours le lendemain de l'introduction de la demande de paiement, inviter le demandeur, par écrit ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet, à joindre les données ou documents manquants à la demande et fixer le délai dans lequel cela doit être fait. Si le demandeur omet de joindre les données ou documents manquants dans ce délai, la demande est réputée refusée. L'agence en informe le demandeur par écrit ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet.
  2° il est ajouté un alinéa 5, rédigé comme suit :
  " Si les travaux ou services réalisés ne sont pas acceptés, les motifs de refus de paiement sont indiqués. L'agence informe le demandeur de la décision par écrit ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet. ".
Art.73. In artikel 11.3.12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 en 11 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het derde lid wordt vervangen door wat volgt:
  "Als de aanvraag tot uitbetaling onvolledig is of geen onderzoek ten gronde toelaat, kan het agentschap binnen een termijn van 60 dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de aanvraag tot uitbetaling is ingediend, de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform vragen om de ontbrekende gegevens of documenten bij de aanvraag te voegen, en de termijn bepalen waarbinnen dat moet gebeuren. Als de aanvrager nalaat binnen deze termijn de ontbrekende gegevens of documenten bij te voegen, wordt de aanvraag geacht te zijn geweigerd. Het agentschap brengt de aanvrager hiervan schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte.
  2° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "Als de uitgevoerde werken of diensten niet worden aanvaard, wordt gemeld waarom de uitbetaling wordt geweigerd. Het agentschap brengt de aanvrager schriftelijk of via het daarvoor voorziene digitale platform op de hoogte van de beslissing.".
Art.73. A l'article 11.3.12 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 14 décembre 2018 et 11 décembre 2020, les modifications suivantes sont apportées :
  1° l'alinéa 3 est remplacé par ce qui suit :
  " Si la demande de paiement est incomplète ou ne permet pas un examen sur le fond, l'agence peut, dans un délai de 60 jours prenant cours le lendemain de l'introduction de la demande de paiement, inviter le demandeur, par écrit ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet, à joindre les données ou documents manquants à la demande et fixer le délai dans lequel cela doit être fait. Si le demandeur omet de joindre les données ou documents manquants dans ce délai, la demande est réputée refusée. L'agence en informe le demandeur par écrit ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet.
  2° il est ajouté un alinéa 4, rédigé comme suit :
  " Si les travaux ou services réalisés ne sont pas acceptés, les motifs de refus de paiement sont indiqués. L'agence informe le demandeur de la décision par écrit ou via la plate-forme numérique prévue à cet effet. ".
Art.74. Artikel 11.7.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 11.7.1. In de volgende gevallen wordt er geen premie voor buitensporige opgravingskosten toegekend voor archeologische opgravingen bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013:
  1° het is een project in opdracht van de Vlaamse overheid, de Belgische staat, een federale instelling, een andere deelstaat, een provincie, autonoom provinciebedrijf, een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap, een gemeente, een autonoom gemeentebedrijf, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een OCMW, een welzijnsvereniging, een sociale huisvestingsmaatschappij;
  2° het is een project in opdracht van een nutsbedrijf of van een beheerder van distributienetten, -netwerken of infrastructuur voor openbare nutsvoorzieningen;
  3° de opdrachtgever van het project behoort tot de vastgoedsector;
  4° het is een project waarbij er een overeenkomst werd gesloten tot eigendomsovergang van een te bouwen, of in aanbouw zijnde huis of appartement, mits het huis of het appartement tot huisvesting of tot beroepsdoeleinden en huisvesting is bestemd en de koper of de opdrachtgever volgens de overeenkomst verplicht is vóór de voltooiing van het gebouw een of meer stortingen te doen.".
Art.74. L'article 11.7.1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 4 décembre 2015, est remplacé par ce qui suit :
  " Art. 11.7.1. Dans les cas suivants, aucune prime pour frais de fouilles excessifs ne peut être octroyée pour des fouilles archéologiques lors de projets relevant du champ d'application de l'article 5.4.1 du décret relatif au patrimoine immobilier :
  1° il s'agit d'un projet commandé par l'Autorité flamande, l'Etat belge, une institution fédérale, une autre entité fédérée, une province, une régie provinciale autonome, une agence autonomisée externe provinciale, une commune, une régie communale autonome, une structure de coopération intercommunale, un CPAS, une association d'aide sociale, une société de logement social ;
  2° il s'agit d'un projet commandé par une entreprise de service public ou un opérateur de réseaux de distribution, de réseaux ou d'infrastructures pour équipements d'utilité publique ;
  3° le donneur d'ordre appartient au secteur de l'immobilier ;
  4° il s'agit d'un projet dans le cadre duquel une convention a été conclue pour le transfert de propriété d'une habitation ou d'un appartement à construire ou en voie de construction, à condition que l'habitation ou l'appartement soit affecté(e) au logement ou à des fins professionnelles, et que l'acheteur ou le donneur d'ordre soit tenu, selon la convention, d'effectuer un ou plusieurs versements avant l'achèvement du bâtiment. ".
Art.75. In artikel 11.7.3. van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 2015 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid worden de woorden "van natuurlijke personen en van kleinschalige ondernemingen of kleinschalige verenigingen" opgeheven;
  2° in het tweede lid, 2°, wordt de zinsnede "mogen de premienemer en de natuurlijke persoon, kleinschalige onderneming of kleinschalige vereniging, vermeld in het eerste lid," vervangen door de woorden "mag de premienemer".
Art.75. A l'article 11.7.3 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 4 décembre 2015 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, les modifications suivantes sont apportées :
  1° à l'alinéa 1er, les mots " de personnes physiques et d'entreprises ou associations à petite échelle " sont abrogés ;
  2° à l'alinéa 2, 2°, le membre de phrase " le preneur de prime et la personne physique, l'entreprise ou association à petite échelle, visés à l'alinéa premier, ne peuvent pas, au cours des dix dernières années, avoir été jugés coupables " est remplacé par le membre de phrase " le preneur de prime ne peut pas, au cours des dix dernières années, avoir été jugé coupable ".
Art.76. Artikel 11.10.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2019, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 11.10.1. In de volgende gevallen wordt er geen premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem toegekend bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013:
  1° het is een project in opdracht van de Vlaamse overheid, de Belgische staat, een federale instelling, een andere deelstaat, een provincie, autonoom provinciebedrijf, een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap, een gemeente, een autonoom gemeentebedrijf, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een OCMW, een welzijnsvereniging, een sociale huisvestingsmaatschappij;
  2° het is een project in opdracht van een nutsbedrijf of van een beheerder van distributienetten, -netwerken of infrastructuur voor openbare nutsvoorzieningen;
  3° de opdrachtgever van het project behoort tot de vastgoedsector;
  4° het is een project waarbij er een overeenkomst werd gesloten tot eigendomsovergang van een te bouwen, of in aanbouw zijnde huis of appartement, mits het huis of het appartement tot huisvesting of tot beroepsdoeleinden en huisvesting is bestemd en de koper of de opdrachtgever volgens de overeenkomst verplicht is vóór de voltooiing van het gebouw een of meer stortingen te doen.".
Art.76. L'article 11.10.1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 mars 2019, est remplacé par ce qui suit :
  " Art. 11.10.1. Dans les cas suivants, aucune prime ne sera accordée pour étude archéologique préliminaire avec intervention dans le sol pour les projets qui relèvent du champ d'application de l'article 5.4.1 du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013 :
  1° il s'agit d'un projet commandé par l'Autorité flamande, l'Etat belge, une institution fédérale, une autre entité fédérée, une province, une régie provinciale autonome, une agence autonomisée externe provinciale, une commune, une régie communale autonome, une structure de coopération intercommunale, un CPAS, une association d'aide sociale, une société de logement social ;
  2° il s'agit d'un projet commandé par une entreprise de service public ou un opérateur de réseaux de distribution, de réseaux ou d'infrastructures pour équipements d'utilité publique ;
  3° le donneur d'ordre appartient au secteur de l'immobilier ;
  4° il s'agit d'un projet dans le cadre duquel une convention a été conclue pour le transfert de propriété d'une habitation ou d'un appartement à construire ou en voie de construction, à condition que l'habitation ou l'appartement soit affecté(e) au logement ou à des fins professionnelles, et que l'acheteur ou le donneur d'ordre soit tenu, selon la convention, d'effectuer un ou plusieurs versements avant l'achèvement du bâtiment. ".
Art.77. In artikel 11.10.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid wordt de zinsnede ", van natuurlijke personen en van kleinschalige ondernemingen of kleinschalige verenigingen" opgeheven;
  2° in het tweede lid, 2°, wordt de zinsnede "mogen de premienemer en de natuurlijke persoon, kleinschalige onderneming of kleinschalige vereniging, vermeld in het eerste lid," vervangen door de woorden "mag de premienemer".
Art.77. A l'article 11.10.3 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 mars 2019, les modifications suivantes sont apportées :
  1° à l'alinéa 1er, le membre de phrase " , entreprise par des personnes physiques et des entreprises de petite envergure ou des associations de petite envergure " est abrogé ;
  2° à l'alinéa 2, 2°, le membre de phrase " le preneur de prime et la personne physique, l'entreprise ou association à petite échelle, visés à l'alinéa premier, ne peuvent pas, au cours des dix dernières années, avoir été jugés coupables " est remplacé par le membre de phrase " le preneur de prime ne peut pas, au cours des dix dernières années, avoir été jugé coupable ".
Art.78. Aan hoofdstuk 11 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, wordt een afdeling 11, die bestaat uit artikel 11.11.1 tot en met 11.11.9, toegevoegd, die luidt als volgt:
  "Afdeling 11. Premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten
  Onderafdeling 1. - Archeologisch onderzoek waarvoor een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten kan worden aangevraagd
  Art. 11.11.1. Binnen de perken van de daarvoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten kan een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten worden toegekend.
  Art. 11.11.2. Voor archeologische opgravingen bij projecten die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet kan een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten worden toegekend als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
  1° de archeologische opgraving moet uitgevoerd zijn overeenkomstig het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit, de code van goede praktijk en de omschrijving in de archeologienota of nota waarvan akte genomen is;
  2° de premienemer mag de laatste tien jaar bij definitieve gerechtelijke of bestuurlijke beslissing niet schuldig bevonden zijn aan deelname aan een inbreuk of een misdrijf als vermeld in het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, dit besluit of erfgoedwetgeving van een lidstaat van de Europese Unie;
  3° het bedrag van de premie dat is berekend conform artikel 11.11.4 van dit besluit, op basis van het uitgevoerde onderzoek van menselijke inhumatieresten, bedraagt minstens 25.000 euro.
  Onderafdeling 2. - Bedrag van de premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten
  Art. 11.11.3. De premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten wordt berekend door de variabelen die overeenstemmen met het uitgevoerde onderzoek van menselijke inhumatieresten, toe te passen en dat bedrag te vermenigvuldigen met 60%.
  De minister stelt de variabelen, vermeld in het eerste lid, vast. Om de premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten te berekenen, zijn de variabelen van toepassing die gelden op het moment van de aanvang van de archeologische opgraving.
  De premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten bedraagt maximaal 500.000 euro.
  Art. 11.11.4. Het archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten mag ook gefinancierd worden met andere overheidsbijdragen. De gezamenlijke overheidsbijdragen, met inbegrip van eventuele Europese middelen, kunnen evenwel niet meer bedragen dan de totale en aangetoonde kostprijs van het archeologisch onderzoek.
  Onderafdeling 3. - Aantal premies voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten per verplicht uit te voeren onderzoek
  Art. 11.11.5. In het kader van een verplicht uit te voeren archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten kan hoogstens één premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten toegekend worden.
  In het eerste lid wordt verstaan onder verplicht uit te voeren archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten: alle methodes van archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten die de erkende archeoloog overeenkomstig de code van goede praktijk, de archeologienota of de nota moet uitvoeren.
  Onderafdeling 4. - Aanvragen van een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten
  Art. 11.11.6. Een premienemer dient de aanvraag voor een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten in bij het agentschap.
  Het aanvraagdossier bevat een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier. Het agentschap stelt hiervoor een modelformulier ter beschikking op zijn website.
  De minister kan de nadere regels voor de inhoud van het aanvraagdossier bepalen.
  Art. 11.11.7. De premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten kan aangevraagd worden vanaf de indiening van het eindverslag tot 120 dagen erna.
  Onderafdeling 5. - Vastlegging en uitbetaling van een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten
  Art. 11.11.8. Het agentschap gaat na of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 11.11.6. Als de aanvraag onvolledig is, kan het agentschap binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de aanvraag is ingediend, de aanvrager schriftelijk vragen om de ontbrekende gegevens of documenten bij de aanvraag te voegen, en de termijn bepalen waarin dat moet gebeuren. Als de aanvrager nalaat binnen deze termijn de ontbrekende gegevens of documenten bij te voegen, wordt de aanvraag geacht te zijn geweigerd. Het agentschap brengt de aanvrager hiervan schriftelijk op de hoogte.
  Het agentschap beslist over de aanvraag binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na de dag waarop de volledige aanvraag is ontvangen. De aanvrager wordt van de beslissing schriftelijk op de hoogte gesteld.
  In geval van akkoord wordt de premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten vastgelegd, waarna een afschrift van dit besluit schriftelijk aan de aanvrager wordt bezorgd en het agentschap overgaat tot de uitbetaling van de premie.
  Artikel 11.11.9. De vastlegging of de uitbetaling van een aangevraagde premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten zal worden opgeschort als de premienemer tijdens het archeologisch onderzoek of na afloop ervan beschuldigd wordt van deelname aan een inbreuk of een misdrijf als vermeld in artikel 11.2.2 en 11.2.4, § 1, van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.
  Het recht op een premie voor archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten vervalt definitief als de premienemer bij definitieve gerechtelijke of bestuurlijke beslissing schuldig bevonden wordt aan een deelname aan de inbreuk of het misdrijf, vermeld in het eerste lid. Ten onrechte uitgekeerde bedragen zullen in dat geval ook teruggevorderd worden.".
Art.78. Au chapitre 11 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 11 décembre 2020, il est ajouté une section 11, composée des articles 11.11.1 à 11.11.9, rédigée comme suit :
  " Section 11. Prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine
  Sous-section 1re. - Etude archéologique pour laquelle une prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine peut être demandée
  Art. 11.11.1. Dans les limites des crédits disponibles à cet effet au budget de la Communauté flamande, une prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine peut être octroyée.
  Art. 11.11.2. Une prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine peut être octroyée pour les fouilles archéologiques dans le cadre de projets qui relèvent du champ d'application de l'article 5.4.1 du décret relatif au patrimoine immobilier si toutes les conditions suivantes sont remplies :
  1° la fouille archéologique doit être effectuée conformément au décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013, au présent arrêté, au code de bonnes pratiques et à la description dans la note archéologique ou dans la note dont il a été pris acte;
  2° le preneur de prime ne peut pas, au cours des dix dernières années, avoir été jugé coupable par décision définitive judiciaire ou administrative de participation à une infraction ou à un délit tel que visé au décret du 3 mars 1976 réglant la protection des monuments et des sites urbains et ruraux, au décret du 30 juin 1993 portant protection du patrimoine archéologique, au décret du 16 avril 1996 relatif à la protection des sites ruraux, au décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013, au présent arrêté ou à la législation en matière de patrimoine d'un Etat membre de l'Union européenne ;
  3° le montant de la prime calculé conformément à l'article 11.11.4 du présent arrêté, sur la base de l'étude de restes d'inhumation humaine effectuée, est d'au moins 25 000 euros.
  Sous-section 2. - Montant de la prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine
  Art. 11.11.3. La prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine est calculée par l'application des variables correspondant à l'étude effectuée de restes d'inhumation humaine et par la multiplication de ce montant par 60 %.
  Le ministre fixe les variables visées à l'alinéa 1er. Les variables d'application au moment du début de la fouille archéologique s'appliquent pour le calcul de la prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine.
  La prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine n'excède pas 500 000 euros.
  Art. 11.11.4. L'étude archéologique de restes d'inhumation humaine peut également être financée au moyen d'autres contributions publiques. L'ensemble des contributions publiques, y compris les moyens européens éventuels, ne peut cependant pas être supérieur au coût total et démontré de l'étude archéologique.
  Sous-section 3. - Nombre de primes pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine par étude obligatoire
  Art. 11.11.5. Dans le cadre d'une étude archéologique obligatoire de restes d'inhumation humaine au maximum une seule prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine peut être octroyée.
  A l'alinéa 1er, on entend par étude archéologique obligatoire de restes d'inhumation humaine : toutes les méthodes d'étude archéologique de restes d'inhumation humaine doivent être effectuées par l'archéologue agréé conformément au code de bonnes pratiques, à la note archéologique ou à la note.
  Sous-section 4. - Demande de prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine
  Art. 11.11.6. Le preneur de prime introduit la demande de prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine auprès de l'agence.
  Le dossier de demande contient un formulaire de demande entièrement rempli et signé. A cet effet, l'agence met à disposition un formulaire type sur son site web.
  Le ministre peut arrêter les modalités du contenu du dossier de demande.
  Art. 11.11.7. La prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine peut être demandée à partir de l'introduction du rapport final jusqu'à 120 jours après.
  Sous-section 5. - Fixation et paiement d'une prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine
  Art. 11.11.8. L'agence vérifie si la demande répond aux conditions visées à l'article 11.11.6. Si la demande est incomplète, l'agence peut solliciter le demandeur par écrit et dans un délai de trente jours, qui prend cours le jour après le jour auquel la demande a été introduite, d'ajouter les données ou documents manquants à la demande et peut définir le délai dans lequel cet ajout doit être réalisé. Si le demandeur omet de joindre les données ou documents manquants dans ce délai, la demande est réputée refusée. L'agence en informe le demandeur par écrit.
  L'agence prend une décision concernant la demande dans un délai de nonante jours, qui prend cours le jour après le jour auquel la demande complète a été reçue. Le demandeur est informé de la décision par écrit.
  En cas d'accord, la prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine est fixée et une copie du présent arrêté est transmise au demandeur par écrit, après quoi l'agence procède au paiement de la prime.
  Article 11.11.9. La fixation ou le paiement d'une prime demandée pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine sera suspendu(e) si le preneur de prime est accusé, pendant ou à l'issue de l'étude archéologique, de participation à une infraction ou à un délit tel que visé aux articles 11.2.2 et 11.2.4, § 1er, du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013.
  Le droit à une prime pour étude archéologique de restes d'inhumation humaine échoit définitivement lorsque le preneur de prime est jugé coupable par décision définitive judiciaire ou administrative de participation à l'infraction ou au délit, visé à l'alinéa 1er. Dans ce cas, les montants indûment payés seront également recouvrés. ".
Art.79. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021, wordt hoofdstuk 11/1, dat bestaat uit artikel 11/1.1.1, opgeheven.
Art.79. Dans le même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 décembre 2021, le chapitre 11/1, composé de l'article 11/1.1.1, est abrogé.
Art.80. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021, wordt een artikel 12.1.1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 12.1.1/1. De contractuele personeelsleden leggen voordat ze hun opdracht als inspecteur Onroerend Erfgoed kunnen aanvatten, de eed af in handen van de leidend ambtenaar die hen heeft aangesteld conform artikel 11.3.4/1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.".
Art.80. Dans le même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 décembre 2021, il est inséré un article 12.1.1/1, rédigé comme suit :
  " Art. 12.1.1/1. Les membres contractuels doivent, avant de pouvoir commencer leur mission d'inspecteur du patrimoine immobilier, prêter serment entre les mains du fonctionnaire dirigeant qui les a nommés conformément à l'article 11.3.4/1 du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013. ".
Art.81. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021, wordt een artikel 12.1.4 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 12.1.4. De minister beslist over de beroepen tegen:
  1° de beslissingen tot toepassing van bestuursdwang, vermeld in artikel 11.5.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
  2° de beslissingen tot het opleggen van een last onder dwangsom, vermeld in artikel 11.5.15 van het voormelde decreet.".
Art.81. Dans le même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 décembre 2021, il est inséré un article 12.1.4, rédigé comme suit :
  " Art. 12.1.4. Le ministre statue sur les recours contre :
  1° les décisions d'application d'une contrainte administrative, visée à l'article 11.5.8 du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013 ;
  2° les décisions d'imposition d'une charge sous astreinte, telle que visée à l'article 11.5.15 du décret précité. ".
Afdeling 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed
Section 2. - Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée interne sans personnalité juridique " Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed " (Institut flamand du Patrimoine immobilier)
Art.82. In artikel 9/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2011 en het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019, worden de volgende wijzingen aangebracht:
  1° in punt 9° wordt de zinsnede "artikel 6.1.3" vervangen door de zinsnede "artikel 6.1.3 en 6.2.4";
  2° punt 10° en punt 11° worden opgeheven.
Art.82. A l'article 9/1 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée interne sans personnalité juridique " Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed " (Institut flamand du Patrimoine immobilier), inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 juin 2011 et modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 mai 2019, les modifications suivantes sont apportées :
  1° au point 9, le membre de phrase " article 6.1.3 " est remplacé par le membre de phrase " article 6.1.3 et 6.2.4 " ;
  2° les points 10° et 11° sont abrogés.
Art.83. In hetzelfde besluit, het laatste gewijzigd door het besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019, wordt een artikel 9/2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
  "Art. 9/2. Het hoofd van Onroerend Erfgoed kan onder de personeelsleden van Onroerend Erfgoed de personeelsleden, vermeld in artikel 11.3.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 aanwijzen.".
Art.83. Dans le même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 mai 2019, il est inséré un article 9/2, rédigé comme suit :
  " Art. 9/2. Le chef de l'institut du Patrimoine immobilier peut désigner parmi les membres du personnel de l'institut du Patrimoine immobilier les membres du personnel visés à l'article 11.3.1 du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013. ".
Afdeling 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021 over de oproepen in 2021 voor een erfgoedpremie in het kader van relance
Section 3. - Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 2 juillet 2021 relatif aux appels en 2021 pour une prime au patrimoine dans le cadre de la relance.
Art.84. Aan artikel 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de zinsnede "11.2.30 en 11.2.31" wordt vervangen door de zinsnede "11.2.30, 11.2.31 en 11.2.41, eerste lid, 2° ";
  2° aan het tweede lid, wordt een punt 7° toegevoegd, dat luidt als volgt:
  "7° de premienemer verzoekt op straffe van verval van de premie uiterlijk op 1 maart 2026 om de uitbetaling van het saldo van de erfgoedpremie.".
Art.84. A l'article 1er, les modifications suivantes sont apportées :
  1° le membre de phrase " 11.2.30 et 11.2.31 " est remplacé par le membre de phrase " 11.2.30, 11.2.31 et 11.2.41, alinéa 1er, 2° " ;
  2° à l'alinéa 2, il est ajouté un point 7°, rédigé comme suit :
  " 7° le preneur de prime demande le paiement du solde de la prime au patrimoine au plus tard le 1er mars 2026, à peine de déchéance de la prime. ".
HOOFDSTUK 2. - Slotbepalingen
CHAPITRE 2. - Dispositions finales
Art.85. Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 betreffende het financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijk beheer Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, gewijzigd door het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2012 wordt opgeheven.
Art.85. L'arrêté du Gouvernement flamand du 10 octobre 2008 relatif à la gestion financière et matérielle du service à gestion séparée " Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed ", modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 1er juin 2012, est abrogé.
Art.86. Als het archeologierapport vóór 1 januari 2023 werd bezorgd, wordt de aanvraag voor een premie voor buitensporige opgravingskosten vermeld in artikel 11.7.2 behandeld conform de regels die golden voorafgaand aan die datum.
Art.86. Si le rapport archéologique a été remis avant le 1er janvier 2023, la demande d'une prime pour frais de fouilles excessifs visée à l'article 11.7.2 est traitée conformément aux règles qui s'appliquaient préalablement à cette date.
Art.87. Als de archeologienota of de nota vóór 1 januari 2023 werd gemeld voor aktename, wordt de aanvraag voor een premie voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem vermeld in artikel 11.10.2 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 behandeld conform de regels die golden voorafgaand aan die datum.
Art.87. Si la note archéologique ou la note a été notifiée pour prise d'acte avant le 1er janvier 2023, la demande d'une prime pour une étude archéologique préliminaire avec intervention dans le sol visée à l'article 11.10.2 du décret relatif au patrimoine immobilier du 16 mai 2014 est traitée conformément aux règles qui s'appliquaient préalablement à cette date.
Art.88. Archeologisch onderzoek van menselijke inhumatieresten komt alleen in aanmerking voor de premie vermeld in artikel 11.11.1 van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 als het veldwerk van dat onderzoek aanvangt na 1 januari 2023.
Art.88. L'étude archéologique de restes d'inhumation humaine n'est éligible à la prime visée à l'article 11.11.1 du décret relatif au patrimoine immobilier du 16 mai 2014 que si les travaux sur le terrain de cette étude commencent après le 1er janvier 2023.
Art.89. Onroerenderfgoedgemeenten die erkend zijn voor de inwerkingtreding van dit besluit of een erkenning aanvragen in 2023, stellen in afwijking van artikel 3.2.1, eerste lid, 10° binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit besluit een gemeentelijke verbalisant onroerend erfgoed aan.
Art.89. Les communes du patrimoine immobilier agréée avant l'entrée en vigueur du présent arrêté ou qui demandent un agrément en 2023 désignent, par dérogation à l'article 3.2.1, alinéa 1er, 10°, un verbalisant communal en matière de patrimoine immobilier dans l'année qui suit l'entrée en vigueur du présent arrêté.
Art.90. Vanaf 1 januari 2023 worden de subsidies vermeld in artikel 10.1.10 die worden toegekend op basis van samenwerkingsovereenkomsten die zijn afgesloten vóór 2026, jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het cijfer van de gezondheidsindex van de maand december van het jaar voor de vastlegging van de subsidie met als basisindexcijfer het cijfer van de gezondheidsindex van december 2022.
Art.90. Les subventions visées à l'article 10.1.10, octroyées sur la base d'accords de coopération conclus avant 2026 sont indexées annuellement à partir du 1er janvier 2023 sur la base de l'indice santé du mois de décembre de l'année précédant la fixation de la subvention, l'indice de base étant l'indice santé de décembre 2022.
Art.91. De bijkomende subsidiëring voor een intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst vermeld in artikel 10.1.10, tweede lid, 3° van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, zoals gewijzigd door het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018, vervalt vanaf het werkingsjaar dat een of meer onroerenderfgoedgemeenten binnen het werkingsgebied van de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst een subsidie ontvangen op basis van een samenwerkingsovereenkomst zoals vermeld in artikel 10.1.1, eerste lid, 1° van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.
Art.91. Le montant de subvention supplémentaire pour un service du patrimoine immobilier intercommunal visé à l'article 10.1.10, alinéa 2, 3° du décret relatif au patrimoine immobilier du 16 mai 2014, tel que modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018, échoit à partir de l'année d'activité au cours de laquelle une ou plusieurs communes du patrimoine immobilier situées dans la zone d'action du service du patrimoine immobilier intercommunal reçoivent une subvention sur la base d'un accord de coopération tel que visé à l'article 10.1.1, alinéa 1er, 1°, du décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013.
Art.92. Tot 1 januari 2027 zijn op erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten die zijn erkend vóór 1 januari 2026 of een lopende samenwerkingsovereenkomst hebben afgesloten vóór 1 januari 2026, de bepalingen met betrekking tot de erkenning en subsidiëring van intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten van toepassing zoals die golden op het moment van de erkenning of het afsluiten van de samenwerkingsovereenkomst.
Art.92. Jusqu'au 1er janvier 2027, les services du patrimoine immobilier intercommunaux agréés qui ont été agréés avant le 1er janvier 2026 ou qui ont conclu un accord de coopération en cours avant le 1er janvier 2026 sont soumis aux dispositions relatives à l'agrément et au subventionnement des services du patrimoine immobilier intercommunaux applicables au moment de l'agrément ou de la conclusion de l'accord de coopération.
Art.93. Het decreet van 10 juni 2022 tot wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, wat betreft de uitvoering van de visienota lokaal erfgoedbeleid en de toekenning van beboetingsbevoegdheid aan de gewestelijke beboetingsentiteit treedt in werking op 1 januari 2023, met uitzondering van artikel 2, 2°, artikel 41, 42, 44, 2°, artikel 45, 46, 2°, 47, 48, 49, 50, 51 en 52 die in werking treden tien dagen na de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art.93. Le décret du 10 juin 2022 modifiant le décret relatif au patrimoine immobilier du 12 juillet 2013, en ce qui concerne la mise en oeuvre de la note de vision de la politique locale du patrimoine immobilier et l'attribution à l'entité verbalisante régionale d'une compétence pour infliger des amendes entre en vigueur le 1er janvier 2023, à l'exception des articles 2, 2°, 41, 42, 44, 2°, 45, 46, 2°, 47, 48, 49, 50, 51 et 52 qui entrent en vigueur dix jours suivant le jour de la publication du présent arrêté au Moniteur belge.
Art.94. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2023, met uitzondering van:
  a) artikel 11 tot en met 18 en artikel 46 tot en met 54 die in werking treden op 1 januari 2026;
  b) artikel 80 tot en met 84 die in werking treden tien dagen na de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art.94. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er janvier 2023, à l'exception de :
  a) l'article 11 à 18 et de l'article 46 à 54 qui entrent en vigueur le 1er janvier 2026 ;
  b) l'article 80 à 84 qui entrent en vigueur dix jours suivant le jour de la publication du présent arrêté au Moniteur belge.
Art.95. Artikel 71 heeft uitwerking met ingang van 15 september 2022.
Art.95. L'article 71 produit ses effets à partir du 15 septembre 2022.
Art. 96. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onroerend erfgoed is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 96. Le Ministre flamand ayant le patrimoine immobilier dans ses attributions, est chargé de l'exécution du présent arrêté.