Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
27 JUNI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen van de statuten van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
Titre
27 JUIN 2022. - Arrêté royal modifiant certaines dispositions des statuts du personnel de l'Institut belge des services postaux et des télécommunications
Informations sur le document
Numac: 2022032708
Datum: 2022-06-27
Info du document
Numac: 2022032708
Date: 2022-06-27
Table des matières
Tekst (54)
Texte (54)
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 januari 2007 tot vaststelling van het administratief statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
CHAPITRE 1er. - Modification de l'arrêté royal du 11 janvier 2007 fixant le statut administratif du personnel de l'Institut belge des services postaux et des télécommunications
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 januari 2007 tot vaststelling van het administratief statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, wordt de bepaling onder 6° opgeheven.
Article 1er. Dans l'article 1er de l'arrêté royal du 11 janvier 2007 fixant le statut administratif du personnel de l'Institut belge des services postaux et des télécommunications, modifié par l'arrêté royal du 15 septembre 2013, le 6° est abrogé.
Art.2. In artikel 2, § 2, 6°, van hetzelfde besluit worden de woorden "hoofdstuk III" vervangen door de woorden "de hoofdstukken II/1, III en IV".
Art.2. Dans l'article 2, § 2, 6°, du même arrêté, les mots " chapitre III " sont remplacés par les mots " chapitres II/1, III et IV ".
Art.3. In artikel 3, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "van het personeel" vervangen door de woorden "van de statutaire ambtenaren en van de contractuele personeelsleden".
Art.3. Dans l'article 3, alinéa 3, du même arrêté, les mots " du personnel " sont remplacés par les mots " des agents statutaires et des membres du personnel contractuel ".
Art.4. In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt:
"De Raad kan een wervingsreserve aanleggen, waarbij vooraf het aantal geslaagden bepaald wordt dat in de reserve wordt opgenomen op basis van het aantal verwachte vacante betrekkingen.";
2° in het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de woorden "drie jaar" worden vervangen door de woorden "een jaar";
b) de woorden "éénmaal met een maximum van drie jaar" worden vervangen door de woorden "maximaal driemaal met één jaar".
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt:
"De Raad kan een wervingsreserve aanleggen, waarbij vooraf het aantal geslaagden bepaald wordt dat in de reserve wordt opgenomen op basis van het aantal verwachte vacante betrekkingen.";
2° in het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de woorden "drie jaar" worden vervangen door de woorden "een jaar";
b) de woorden "éénmaal met een maximum van drie jaar" worden vervangen door de woorden "maximaal driemaal met één jaar".
Art.4. A l'article 13, du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le texte néerlandais, l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
" De Raad kan een wervingsreserve aanleggen, waarbij vooraf het aantal geslaagden bepaald wordt dat in de reserve wordt opgenomen op basis van het aantal verwachte vacante betrekkingen. " ;
2° dans l'alinéa 2, les modifications suivantes sont apportées :
a) les mots " trois ans " sont remplacés par les mots " un an " ;
b) les mots " une seule fois d'une durée maximale de trois ans " sont remplacés par les mot " au maximum trois fois pour une durée d'un an ".
1° dans le texte néerlandais, l'alinéa 1er est remplacé par ce qui suit :
" De Raad kan een wervingsreserve aanleggen, waarbij vooraf het aantal geslaagden bepaald wordt dat in de reserve wordt opgenomen op basis van het aantal verwachte vacante betrekkingen. " ;
2° dans l'alinéa 2, les modifications suivantes sont apportées :
a) les mots " trois ans " sont remplacés par les mots " un an " ;
b) les mots " une seule fois d'une durée maximale de trois ans " sont remplacés par les mot " au maximum trois fois pour une durée d'un an ".
Art.5. In artikel 22, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, worden de woorden "personeel te vervangen" vervangen door de woorden "statutaire ambtenaren of contractuele personeelsleden te vervangen".
Art.5. Dans l'article 22, alinéa 1er, du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 15 septembre 2013, les mots " remplacer du personnel " sont remplacés par les mots " remplacer des agents statutaires ou des membres du personnel contractuel ".
Art.6. In artikel 24, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt aangevuld met de woorden "of het personeel dat ervaring heeft opgedaan binnen een internationale instelling waarvan het Instituut stakeholder is of was of binnen een vereniging zonder winstoogmerk waarvan het Instituut lid is of was.";
2° er wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
"Onverminderd het tweede lid kan personeel dat ervaring heeft opgedaan binnen een internationale instelling waarvan het Instituut stakeholder is of was of binnen een vereniging zonder winstoogmerk waarvan het Instituut lid is of was, in dienst worden genomen voor onbepaalde duur.".
1° het eerste lid wordt aangevuld met de woorden "of het personeel dat ervaring heeft opgedaan binnen een internationale instelling waarvan het Instituut stakeholder is of was of binnen een vereniging zonder winstoogmerk waarvan het Instituut lid is of was.";
2° er wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
"Onverminderd het tweede lid kan personeel dat ervaring heeft opgedaan binnen een internationale instelling waarvan het Instituut stakeholder is of was of binnen een vereniging zonder winstoogmerk waarvan het Instituut lid is of was, in dienst worden genomen voor onbepaalde duur.".
Art.6. Dans l'article 24, § 2, du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 15 septembre 2013, les modifications suivantes sont apportées :
1° l'alinéa 1er est complété par les mots " ou le personnel ayant acquis de l'expérience au sein d'un organisme international dans lequel l'Institut est ou a été partie prenante ou dans une association sans but lucratif dont l'Institut est ou a été membre. " ;
2° un alinéa rédigé comme suit est inséré entre les alinéas 2 et 3 :
" Sans préjudice de l'alinéa 2, l'engagement de personnel ayant acquis de l'expérience au sein d'un organisme international dans lequel l'Institut est ou a été partie prenante ou dans une association sans but lucratif dont l'Institut est ou a été membre peut être conclu à durée indéterminée. ".
1° l'alinéa 1er est complété par les mots " ou le personnel ayant acquis de l'expérience au sein d'un organisme international dans lequel l'Institut est ou a été partie prenante ou dans une association sans but lucratif dont l'Institut est ou a été membre. " ;
2° un alinéa rédigé comme suit est inséré entre les alinéas 2 et 3 :
" Sans préjudice de l'alinéa 2, l'engagement de personnel ayant acquis de l'expérience au sein d'un organisme international dans lequel l'Institut est ou a été partie prenante ou dans une association sans but lucratif dont l'Institut est ou a été membre peut être conclu à durée indéterminée. ".
Art.7. Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.7. L'article 36 du même arrêté est abrogé.
Art.8. In artikel 40, § 2, van hetzelfde besluit, wordt het tweede lid opgeheven.
Art.8. Dans l'article 40, § 2, du même arrêté, l'alinéa 2 est abrogé.
Art.9. Artikel 55 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Het eerste lid is niet van toepassing tijdens hun proeftijd voorafgaand aan de benoeming in vast verband of aan de bevordering.".
"Het eerste lid is niet van toepassing tijdens hun proeftijd voorafgaand aan de benoeming in vast verband of aan de bevordering.".
Art.9. L'article 55 du même arrêté est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" L'alinéa 1er n'est pas applicable durant leur période d'essai préalable à la nomination à titre définitif ou à la promotion. ".
" L'alinéa 1er n'est pas applicable durant leur période d'essai préalable à la nomination à titre définitif ou à la promotion. ".
Art.10. Artikel 59 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, wordt vervangen als volgt:
"Art. 59. Het verslag waarvan sprake in artikel 57, § 5, vormt de afsluiting van de beoordelingscyclus.".
"Art. 59. Het verslag waarvan sprake in artikel 57, § 5, vormt de afsluiting van de beoordelingscyclus.".
Art.10. L'article 59 du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 15 septembre 2013, est remplacé par ce qui suit :
" Art. 59. Le rapport visé à l'article 57, § 5, conclut le cycle d'évaluation. ".
" Art. 59. Le rapport visé à l'article 57, § 5, conclut le cycle d'évaluation. ".
Art.11. Artikel 60 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, wordt vervangen als volgt:
"Art. 60. § 1. Indien de score die wordt toegekend in het verslag waarvan sprake in artikel 57, § 5, lager is dan vijftig, wordt automatisch de vermelding "onvoldoende" aangebracht en in het verslag gemotiveerd.
§ 2. Was de beoordeelde afwezig gedurende de volledige beoordelingsperiode, dan wordt het gemiddelde genomen van de twee laatst toegekende waarderingscijfers. Indien aan de beoordeelde nog geen twee waarderingscijfers werden toegekend, wordt de score van de vorige beoordelingsperiode hernomen.".
"Art. 60. § 1. Indien de score die wordt toegekend in het verslag waarvan sprake in artikel 57, § 5, lager is dan vijftig, wordt automatisch de vermelding "onvoldoende" aangebracht en in het verslag gemotiveerd.
§ 2. Was de beoordeelde afwezig gedurende de volledige beoordelingsperiode, dan wordt het gemiddelde genomen van de twee laatst toegekende waarderingscijfers. Indien aan de beoordeelde nog geen twee waarderingscijfers werden toegekend, wordt de score van de vorige beoordelingsperiode hernomen.".
Art.11. L'article 60 du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 15 septembre 2013, est remplacé par ce qui suit :
" Art. 60. § 1er. Si le score attribué dans le rapport visé à l'article 57, § 5, est inférieur à cinquante, la mention " insuffisant " est d'office apposée et est motivée dans ce rapport.
§ 2. Si l'évalué a été absent pendant toute la durée de la période d'évaluation, il est fait une moyenne des deux dernières cotations attribuées. Si deux cotations n'ont pas encore été attribuées à l'évalué, la cote de la période d'évaluation précédente est reprise. ".
" Art. 60. § 1er. Si le score attribué dans le rapport visé à l'article 57, § 5, est inférieur à cinquante, la mention " insuffisant " est d'office apposée et est motivée dans ce rapport.
§ 2. Si l'évalué a été absent pendant toute la durée de la période d'évaluation, il est fait une moyenne des deux dernières cotations attribuées. Si deux cotations n'ont pas encore été attribuées à l'évalué, la cote de la période d'évaluation précédente est reprise. ".
Art.12. In artikel 62 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 5° opgeheven;
2° in paragraaf 2, vierde streepje, worden de woorden "de personeelsdienst en de dienst Human Resources" vervangen door de woorden "de dienst Personeelsmanagement".
1° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 5° opgeheven;
2° in paragraaf 2, vierde streepje, worden de woorden "de personeelsdienst en de dienst Human Resources" vervangen door de woorden "de dienst Personeelsmanagement".
Art.12. Dans l'article 62 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le paragraphe 1er, le 5° est abrogé ;
2° dans le paragraphe 2, quatrième tiret, les mots " le service du personnel et le service Ressources Humaines " sont remplacés par les mots " le Service Gestion du Personnel ".
1° dans le paragraphe 1er, le 5° est abrogé ;
2° dans le paragraphe 2, quatrième tiret, les mots " le service du personnel et le service Ressources Humaines " sont remplacés par les mots " le Service Gestion du Personnel ".
Art.13. Artikel 66 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende :
" § 4. Paragraaf 1 is niet van toepassing wanneer de tweede vermelding "onvoldoende" die de statutaire ambtenaar of het contractueel personeelslid krijgt, gegeven wordt in het kader van de uitoefening van hogere functies. In dergelijke gevallen worden de hogere functies beëindigd.".
" § 4. Paragraaf 1 is niet van toepassing wanneer de tweede vermelding "onvoldoende" die de statutaire ambtenaar of het contractueel personeelslid krijgt, gegeven wordt in het kader van de uitoefening van hogere functies. In dergelijke gevallen worden de hogere functies beëindigd.".
Art.13. L'article 66 du même arrêté, est complété par le paragraphe 4 rédigé comme suit :
" § 4. Le paragraphe 1er ne s'applique pas lorsque la seconde mention " insuffisant " reçue par l'agent statutaire ou le membre du personnel contractuel l'est dans le cadre de l'exercice de fonctions supérieures. En pareil cas, il est mis fin aux fonctions supérieures. ".
" § 4. Le paragraphe 1er ne s'applique pas lorsque la seconde mention " insuffisant " reçue par l'agent statutaire ou le membre du personnel contractuel l'est dans le cadre de l'exercice de fonctions supérieures. En pareil cas, il est mis fin aux fonctions supérieures. ".
Art.14. In artikel 68 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, worden de woorden "van het beschrijvende beoordelingsverslag dat volgt op het eindgesprek" vervangen door de woorden "van het verslag bedoeld in artikel 57, § 5".
Art.14. Dans l'article 68 du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 15 septembre 2013, les mots " du rapport d'évaluation descriptif qui suit l'entretien final " sont remplacés par les mots " du rapport visé à l'article 57, § 5 ".
Art.15. In artikel 69, 1°, van hetzelfde besluit worden de woorden "van een statutair ambtenaar tot" vervangen door de woorden "van een statutair ambtenaar of de aanstelling van een contractueel personeelslid in".
Art.15. A l'article 69, 1°, du même arrêté, les mots " d'un agent statutaire à " sont remplacés par les mots " d'un agent statutaire ou la désignation d'un membre du personnel contractuel à ".
Art.16. In artikel 71 van hetzelfde besluit worden de woorden "van het personeel" vervangen door de woorden "van de statutaire ambtenaren en van de contractuele personeelsleden".
Art.16. Dans l'article 71 du même arrêté, les mots " au personnel " sont remplacés par les mots " aux agents statutaires et aux membres du personnel contractuel ".
Art.17. In artikel 78 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
" § 1. In de graden van adviseur en eerste adviseur worden vijf betrekkingen in elke taalrol voorbehouden voor bevordering.";
2° de paragrafen 2 tot 4 worden opgeheven;
3° in paragraaf 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in het eerste lid worden de woorden "In afwijking van artikel 72, § 1, tweede lid" vervangen door de woorden "Indien de in paragraaf 1 vermelde betrekkingen niet effectief zijn ingevuld";
b) het tweede lid wordt opgeheven.
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
" § 1. In de graden van adviseur en eerste adviseur worden vijf betrekkingen in elke taalrol voorbehouden voor bevordering.";
2° de paragrafen 2 tot 4 worden opgeheven;
3° in paragraaf 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in het eerste lid worden de woorden "In afwijking van artikel 72, § 1, tweede lid" vervangen door de woorden "Indien de in paragraaf 1 vermelde betrekkingen niet effectief zijn ingevuld";
b) het tweede lid wordt opgeheven.
Art.17. Dans l'article 78 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° le paragraphe 1er est remplacé par ce qui suit :
" § 1er. Dans les grades de conseiller et premier conseiller, cinq emplois dans chaque rôle linguistique sont réservés à la promotion. " ;
2° les paragraphes 2 à 4 sont abrogés ;
3° dans le paragraphe 5, les modifications suivantes sont apportées :
a) dans l'alinéa 1er, les mots " Par dérogation à l'article 72, § 1er, alinéa 2 " sont remplacés par les mots " Si les emplois prévus au paragraphe 1er ne sont pas complétés de manière effective " ;
b) l'alinéa 2 est abrogé.
1° le paragraphe 1er est remplacé par ce qui suit :
" § 1er. Dans les grades de conseiller et premier conseiller, cinq emplois dans chaque rôle linguistique sont réservés à la promotion. " ;
2° les paragraphes 2 à 4 sont abrogés ;
3° dans le paragraphe 5, les modifications suivantes sont apportées :
a) dans l'alinéa 1er, les mots " Par dérogation à l'article 72, § 1er, alinéa 2 " sont remplacés par les mots " Si les emplois prévus au paragraphe 1er ne sont pas complétés de manière effective " ;
b) l'alinéa 2 est abrogé.
Art.18. Artikel 79 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De contractuele personeelsleden met acht jaar graadanciënniteit in de graden van "adviseur", "ingenieur-adviseur" en "informaticus-adviseur" worden respectievelijk aangesteld in de graden van "eerste adviseur", "eerste ingenieur-adviseur" en "eerste informaticus-adviseur".".
"De contractuele personeelsleden met acht jaar graadanciënniteit in de graden van "adviseur", "ingenieur-adviseur" en "informaticus-adviseur" worden respectievelijk aangesteld in de graden van "eerste adviseur", "eerste ingenieur-adviseur" en "eerste informaticus-adviseur".".
Art.18. L'article 79 du même arrêté est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Les membres du personnel contractuel avec huit ans d'ancienneté de grade dans les grades de " conseiller ", d'" ingénieur-conseiller " et d'" informaticien-conseiller " sont désignés respectivement aux grades de " premier conseiller ", " premier ingénieur-conseiller " et " premier informaticien-conseiller ". ".
" Les membres du personnel contractuel avec huit ans d'ancienneté de grade dans les grades de " conseiller ", d'" ingénieur-conseiller " et d'" informaticien-conseiller " sont désignés respectivement aux grades de " premier conseiller ", " premier ingénieur-conseiller " et " premier informaticien-conseiller ". ".
Art.19. In titel VIII, hoofdstuk II, van hetzelfde besluit worden de artikelen 81/1 tot 81/5 ingevoegd, luidende:
"Art. 81/1. § 1. De bevordering in vast verband is afhankelijk van het effectief vervullen van een proeftijd van één jaar.
§ 2. Om de effectieve duur van de proeftijd te berekenen worden alle perioden waarin de op proef bevorderde statutaire ambtenaar zich in de administratieve stand dienstactiviteit bevindt, in aanmerking genomen.
Worden echter niet in aanmerking genomen de afwezigheden die zich voordoen nadat de op proef bevorderde statutaire ambtenaar reeds vijftien werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, zelfs indien hij zich gedurende deze afwezigheden in de administratieve stand dienstactiviteit bevindt.
Komen voor de berekening van deze dagen afwezigheid niet in aanmerking :
1° het jaarlijks vakantieverlof;
2° de vakbondsverloven toegestaan met toepassing van de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 houdende uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
3° het omstandigheidsverlof en het uitzonderlijk verlof bedoeld in de artikelen 15, 15bis en 20 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen;
4° de verloven voor sociale promotie.
§ 3. Behoudens in de in paragraaf 2, derde lid, opgesomde gevallen, hebben de afwezigheden die zich voordoen nadat de op proef bevorderde statutaire ambtenaar reeds vijftien werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, een evenredige verlenging van de duur van de proeftijd tot gevolg.
Art. 81/2. Na zes maanden effectieve proeftijd maakt de in artikel 30, § 1, 3°, bedoelde hiërarchische meerdere een tussentijds verslag op over de wijze van dienen van de op proef bevorderde statutaire ambtenaar.
Dit tussentijdse verslag, dat louter indicatief is, wordt ter kennis gebracht van de op proef bevorderde statutaire ambtenaar, die er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt, en wordt in zijn persoonlijk dossier opgenomen.
Art. 81/3. § 1. Op het einde van de proeftijd stelt de hiërarchische meerdere een eindverslag op waarin, naargelang van het geval, wordt voorgesteld :
1° de bevordering van de statutaire ambtenaar in vast verband;
2° de verlenging van de proeftijd;
3° de terugplaatsing van de statutaire ambtenaar in zijn vroegere graad bij het Instituut.
Het eindverslag wordt binnen vijftien werkdagen vóór het einde van de proeftijd door de statutaire ambtenaar op wie het betrekking heeft, geviseerd en wordt langs hiërarchische weg voor beslissing voorgelegd aan de Raad. Weigert de statutaire ambtenaar het eindverslag te viseren, dan wordt het hem per aangetekende zending met ontvangstmelding toegestuurd.
§ 2. De Raad kan de proeftijd slechts éénmaal verlengen met maximaal zes maanden. In dat geval wordt na afloop van deze verlenging een nieuw omstandig verslag opgesteld over de wijze van dienen van de statutaire ambtenaar. Er wordt te werk gegaan als vermeld in paragraaf 1.
Art. 81/4. Indien al tijdens de proeftijd voldoende vastgesteld wordt dat de statutaire ambtenaar niet voldoet of niet zal kunnen voldoen aan de vereisten van de dienst, kan de hiërarchische meerdere onmiddellijk een eindverslag opstellen waarin de terugplaatsing van deze ambtenaar in zijn vroegere graad bij het Instituut wordt voorgesteld. Hierbij wordt de in artikel 81/3 omschreven procedure gevolgd.
Art. 81/5. Tegen de voorstellen bedoeld in de artikelen 81/3, § 1, 2° en 3°, en 81/4 kan beroep worden ingesteld in overeenstemming met de bepalingen van titel X betreffende de Raad van Beroep.".
"Art. 81/1. § 1. De bevordering in vast verband is afhankelijk van het effectief vervullen van een proeftijd van één jaar.
§ 2. Om de effectieve duur van de proeftijd te berekenen worden alle perioden waarin de op proef bevorderde statutaire ambtenaar zich in de administratieve stand dienstactiviteit bevindt, in aanmerking genomen.
Worden echter niet in aanmerking genomen de afwezigheden die zich voordoen nadat de op proef bevorderde statutaire ambtenaar reeds vijftien werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, zelfs indien hij zich gedurende deze afwezigheden in de administratieve stand dienstactiviteit bevindt.
Komen voor de berekening van deze dagen afwezigheid niet in aanmerking :
1° het jaarlijks vakantieverlof;
2° de vakbondsverloven toegestaan met toepassing van de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 houdende uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
3° het omstandigheidsverlof en het uitzonderlijk verlof bedoeld in de artikelen 15, 15bis en 20 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen;
4° de verloven voor sociale promotie.
§ 3. Behoudens in de in paragraaf 2, derde lid, opgesomde gevallen, hebben de afwezigheden die zich voordoen nadat de op proef bevorderde statutaire ambtenaar reeds vijftien werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, een evenredige verlenging van de duur van de proeftijd tot gevolg.
Art. 81/2. Na zes maanden effectieve proeftijd maakt de in artikel 30, § 1, 3°, bedoelde hiërarchische meerdere een tussentijds verslag op over de wijze van dienen van de op proef bevorderde statutaire ambtenaar.
Dit tussentijdse verslag, dat louter indicatief is, wordt ter kennis gebracht van de op proef bevorderde statutaire ambtenaar, die er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt, en wordt in zijn persoonlijk dossier opgenomen.
Art. 81/3. § 1. Op het einde van de proeftijd stelt de hiërarchische meerdere een eindverslag op waarin, naargelang van het geval, wordt voorgesteld :
1° de bevordering van de statutaire ambtenaar in vast verband;
2° de verlenging van de proeftijd;
3° de terugplaatsing van de statutaire ambtenaar in zijn vroegere graad bij het Instituut.
Het eindverslag wordt binnen vijftien werkdagen vóór het einde van de proeftijd door de statutaire ambtenaar op wie het betrekking heeft, geviseerd en wordt langs hiërarchische weg voor beslissing voorgelegd aan de Raad. Weigert de statutaire ambtenaar het eindverslag te viseren, dan wordt het hem per aangetekende zending met ontvangstmelding toegestuurd.
§ 2. De Raad kan de proeftijd slechts éénmaal verlengen met maximaal zes maanden. In dat geval wordt na afloop van deze verlenging een nieuw omstandig verslag opgesteld over de wijze van dienen van de statutaire ambtenaar. Er wordt te werk gegaan als vermeld in paragraaf 1.
Art. 81/4. Indien al tijdens de proeftijd voldoende vastgesteld wordt dat de statutaire ambtenaar niet voldoet of niet zal kunnen voldoen aan de vereisten van de dienst, kan de hiërarchische meerdere onmiddellijk een eindverslag opstellen waarin de terugplaatsing van deze ambtenaar in zijn vroegere graad bij het Instituut wordt voorgesteld. Hierbij wordt de in artikel 81/3 omschreven procedure gevolgd.
Art. 81/5. Tegen de voorstellen bedoeld in de artikelen 81/3, § 1, 2° en 3°, en 81/4 kan beroep worden ingesteld in overeenstemming met de bepalingen van titel X betreffende de Raad van Beroep.".
Art.19. Dans le titre VIII, chapitre II, du même arrêté, sont insérés les articles 81/1 à 81/5, rédigés comme suit :
" Art. 81/1. § 1er. La promotion définitive est subordonnée à l'accomplissement effectif d'une période d'essai d'un an.
§ 2. Pour le calcul de la durée de la période d'essai effectivement accomplie, toutes les périodes pendant lesquelles l'agent statutaire promu à l'essai est dans la position administrative d'activité de service sont prises en considération.
Ne sont toutefois pas prises en considération, même si l'intéressé est dans la position administrative d'activité de service, les absences qui se produisent dès lors que l'agent statutaire promu à l'essai a déjà été absent quinze jours ouvrables en une ou plusieurs fois.
N'interviennent pas dans le calcul de ces jours d'absence :
1° les congés annuels de vacances ;
2° les congés syndicaux accordés en application des articles 81, §§ 1er et 2, et 82 de l'arrêté royal du 28 septembre 1984 portant exécution de la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités ;
3° le congé de circonstance et le congé exceptionnel visés aux articles 15, 15bis et 20 de l'arrêté royal du 19 novembre 1998 relatif aux congés et aux absences accordes aux membres du personnel des administrations de l'Etat ;
4° les congés de promotion sociale.
§ 3. A l'exception des cas cités au paragraphe 2, alinéa 3, les absences qui se produisent dès lors que l'agent statutaire promu à l'essai a déjà été absent quinze jours ouvrables en une ou plusieurs fois entraînent la prolongation proportionnelle de la durée de la période d'essai.
Art. 81/2. Le supérieur hiérarchique visé à l'article 30, § 1er, 3°, établit un rapport intermédiaire sur la manière de servir de l'agent statutaire promu à l'essai après six mois effectifs.
Ce rapport intermédiaire, qui est à titre purement indicatif, est porté à la connaissance de l'agent statutaire promu à l'essai, qui y ajoute éventuellement ses remarques et est repris dans son dossier personnel.
Art. 81/3. § 1er. A la fin de la période d'essai, le supérieur hiérarchique établit un rapport définitif qui propose, selon le cas :
1° la promotion définitive de l'agent statutaire ;
2° la prolongation de la période d'essai ;
3° la réintégration de l'agent statutaire dans son ancien grade à l'Institut.
Le rapport définitif est visé dans les quinze jours ouvrables qui précèdent la fin de la période d'essai par l'agent statutaire qu'il concerne et transmis au Conseil pour décision par la voie hiérarchique. Si l'agent statutaire refuse de viser le rapport définitif, il lui est envoyé par envoi recommandé avec accusé de réception.
§ 2. Le Conseil ne peut prolonger la période d'essai qu'une seule fois de maximum six mois. Dans ce cas, un nouveau rapport circonstancié est établi, à l'expiration de cette prolongation, sur la manière de servir de l'agent statutaire. Il est procédé comme indiqué au paragraphe 1er.
Art. 81/4. S'il est déjà suffisamment constaté pendant la période d'essai que l'agent statutaire ne satisfait pas ou ne pourra pas satisfaire aux exigences du service, le supérieur hiérarchique peut immédiatement établir un rapport définitif proposant la réintégration de cet agent dans son ancien grade à l'Institut. La procédure décrite à l'article 81/3 est suivie à cet effet.
Art. 81/5. Les propositions visées aux articles 81/3, § 1er, 2° et 3°, et 81/4 sont susceptibles de recours conformément aux dispositions du titre X relatif à la Chambre de Recours. ".
" Art. 81/1. § 1er. La promotion définitive est subordonnée à l'accomplissement effectif d'une période d'essai d'un an.
§ 2. Pour le calcul de la durée de la période d'essai effectivement accomplie, toutes les périodes pendant lesquelles l'agent statutaire promu à l'essai est dans la position administrative d'activité de service sont prises en considération.
Ne sont toutefois pas prises en considération, même si l'intéressé est dans la position administrative d'activité de service, les absences qui se produisent dès lors que l'agent statutaire promu à l'essai a déjà été absent quinze jours ouvrables en une ou plusieurs fois.
N'interviennent pas dans le calcul de ces jours d'absence :
1° les congés annuels de vacances ;
2° les congés syndicaux accordés en application des articles 81, §§ 1er et 2, et 82 de l'arrêté royal du 28 septembre 1984 portant exécution de la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités ;
3° le congé de circonstance et le congé exceptionnel visés aux articles 15, 15bis et 20 de l'arrêté royal du 19 novembre 1998 relatif aux congés et aux absences accordes aux membres du personnel des administrations de l'Etat ;
4° les congés de promotion sociale.
§ 3. A l'exception des cas cités au paragraphe 2, alinéa 3, les absences qui se produisent dès lors que l'agent statutaire promu à l'essai a déjà été absent quinze jours ouvrables en une ou plusieurs fois entraînent la prolongation proportionnelle de la durée de la période d'essai.
Art. 81/2. Le supérieur hiérarchique visé à l'article 30, § 1er, 3°, établit un rapport intermédiaire sur la manière de servir de l'agent statutaire promu à l'essai après six mois effectifs.
Ce rapport intermédiaire, qui est à titre purement indicatif, est porté à la connaissance de l'agent statutaire promu à l'essai, qui y ajoute éventuellement ses remarques et est repris dans son dossier personnel.
Art. 81/3. § 1er. A la fin de la période d'essai, le supérieur hiérarchique établit un rapport définitif qui propose, selon le cas :
1° la promotion définitive de l'agent statutaire ;
2° la prolongation de la période d'essai ;
3° la réintégration de l'agent statutaire dans son ancien grade à l'Institut.
Le rapport définitif est visé dans les quinze jours ouvrables qui précèdent la fin de la période d'essai par l'agent statutaire qu'il concerne et transmis au Conseil pour décision par la voie hiérarchique. Si l'agent statutaire refuse de viser le rapport définitif, il lui est envoyé par envoi recommandé avec accusé de réception.
§ 2. Le Conseil ne peut prolonger la période d'essai qu'une seule fois de maximum six mois. Dans ce cas, un nouveau rapport circonstancié est établi, à l'expiration de cette prolongation, sur la manière de servir de l'agent statutaire. Il est procédé comme indiqué au paragraphe 1er.
Art. 81/4. S'il est déjà suffisamment constaté pendant la période d'essai que l'agent statutaire ne satisfait pas ou ne pourra pas satisfaire aux exigences du service, le supérieur hiérarchique peut immédiatement établir un rapport définitif proposant la réintégration de cet agent dans son ancien grade à l'Institut. La procédure décrite à l'article 81/3 est suivie à cet effet.
Art. 81/5. Les propositions visées aux articles 81/3, § 1er, 2° et 3°, et 81/4 sont susceptibles de recours conformément aux dispositions du titre X relatif à la Chambre de Recours. ".
Art.20. In titel VIII van hetzelfde besluit, wordt een hoofdstuk II/1 ingevoegd, dat de artikelen 81/6 tot 81/8 bevat, luidende:
"HOOFDSTUK II/1. Uitoefening van functies boven die van de graad
Art. 81/6. § 1. Wanneer een betrekking openstaat of tijdelijk door de titularis niet wordt bekleed, kan de Raad beslissen om deze toe te kennen aan een statutaire ambtenaar van een lagere graad indien aan een van volgende voorwaarden is voldaan :
1° de statutaire ambtenaar, met uitzondering van die bedoeld onder 2°, oefent de hogere functie gedurende een ononderbroken periode van meer dan tien werkdagen uit, de vervanging gedurende het vakantieverlof van de statutaire ambtenaar of van het contractuele personeelslid komt niet in aanmerking tenzij de verlofdagen een ononderbroken periode van vervanging vormen met een aan andere redenen te wijten afwezigheid van meer dan tien dagen;
2° de statutaire ambtenaar bekleed met de graad van technicien oefent de hogere functie uit gedurende ten minste een dag, zelfs wanneer het gaat om de vervanging van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat met verlof is.
§ 2. De uitoefening van een functie die aangegeven is als vacant of voorlopig niet door de titularis bekleed, wordt toevertrouwd aan de statutaire ambtenaar die het meest geschikt wordt geacht om in de onmiddellijke behoeften van de dienst te voorzien.
In de mate van het mogelijke moet bij voorkeur de ambtenaar worden aangewezen die aan de statutaire vereisten voldoet om in de bedoelde functie te worden benoemd.
§ 3. In de uitvoering van paragaaf 1 brengt het loutere feit dat een betrekking vacant is of tijdelijk niet wordt bekleed niet met zich dat zij voorlopig moet begeven worden.
Art. 81/7. De uitoefening van een hogere functie verleent geen enkele aanspraak op een vaste benoeming in die functie.
Wordt de in artikel 81/6, § 1, bedoelde statutaire ambtenaar echter bevorderd in vast verband, dan komen de voorlopig verstrekte diensten in aanmerking, zowel voor de vaststelling van de wedde als voor de graadanciënniteit, zonder hierbij evenwel verder terug te gaan dan de datum waarop hij aan al de statutaire vereisten voldeed om toegang te krijgen tot de hogere graad.
Om het voordeel van de bepalingen van het tweede lid te kunnen genieten, is vereist dat de statutaire ambtenaar vast aangesteld wordt op de post waarvoor hij voorlopig was aangewezen en dat hij de eerste kandidaat aan de beurt is voor een benoeming tot de beschouwde graad. Bovendien moet de plaats werkelijk vacant zijn op het ogenblik van deze aanwijzing.
Art. 81/8. De Raad kan te allen tijde een einde maken aan de uitoefening van de hogere functie om functionele redenen.".
"HOOFDSTUK II/1. Uitoefening van functies boven die van de graad
Art. 81/6. § 1. Wanneer een betrekking openstaat of tijdelijk door de titularis niet wordt bekleed, kan de Raad beslissen om deze toe te kennen aan een statutaire ambtenaar van een lagere graad indien aan een van volgende voorwaarden is voldaan :
1° de statutaire ambtenaar, met uitzondering van die bedoeld onder 2°, oefent de hogere functie gedurende een ononderbroken periode van meer dan tien werkdagen uit, de vervanging gedurende het vakantieverlof van de statutaire ambtenaar of van het contractuele personeelslid komt niet in aanmerking tenzij de verlofdagen een ononderbroken periode van vervanging vormen met een aan andere redenen te wijten afwezigheid van meer dan tien dagen;
2° de statutaire ambtenaar bekleed met de graad van technicien oefent de hogere functie uit gedurende ten minste een dag, zelfs wanneer het gaat om de vervanging van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat met verlof is.
§ 2. De uitoefening van een functie die aangegeven is als vacant of voorlopig niet door de titularis bekleed, wordt toevertrouwd aan de statutaire ambtenaar die het meest geschikt wordt geacht om in de onmiddellijke behoeften van de dienst te voorzien.
In de mate van het mogelijke moet bij voorkeur de ambtenaar worden aangewezen die aan de statutaire vereisten voldoet om in de bedoelde functie te worden benoemd.
§ 3. In de uitvoering van paragaaf 1 brengt het loutere feit dat een betrekking vacant is of tijdelijk niet wordt bekleed niet met zich dat zij voorlopig moet begeven worden.
Art. 81/7. De uitoefening van een hogere functie verleent geen enkele aanspraak op een vaste benoeming in die functie.
Wordt de in artikel 81/6, § 1, bedoelde statutaire ambtenaar echter bevorderd in vast verband, dan komen de voorlopig verstrekte diensten in aanmerking, zowel voor de vaststelling van de wedde als voor de graadanciënniteit, zonder hierbij evenwel verder terug te gaan dan de datum waarop hij aan al de statutaire vereisten voldeed om toegang te krijgen tot de hogere graad.
Om het voordeel van de bepalingen van het tweede lid te kunnen genieten, is vereist dat de statutaire ambtenaar vast aangesteld wordt op de post waarvoor hij voorlopig was aangewezen en dat hij de eerste kandidaat aan de beurt is voor een benoeming tot de beschouwde graad. Bovendien moet de plaats werkelijk vacant zijn op het ogenblik van deze aanwijzing.
Art. 81/8. De Raad kan te allen tijde een einde maken aan de uitoefening van de hogere functie om functionele redenen.".
Art.20. Dans le titre VIII du même arrêté, il est inséré un chapitre II/1, comportant les articles 81/6 à 81/8, rédigé comme suit :
" CHAPITRE II/1. Exercice de fonctions supérieures à celles du grade
Art. 81/6. § 1er. Lorsqu'un poste est vacant ou momentanément non occupé par son titulaire, le Conseil peut décider de confier ledit poste à un agent statutaire d'un grade inférieur s'il est satisfait à l'une des conditions suivantes :
1° l'agent statutaire, à l'exception de celui visé au 2°, exerce la fonction supérieure pendant une période continue de plus de dix jours ouvrables, les remplacements pendant les congés de vacances de l'agent statutaire ou du membre du personnel contractuel n'étant pas pris en considération, sauf s'ils forment une période ininterrompue de remplacement avec une absence de plus de dix jours ouvrables pour un autre motif ;
2° l'agent statutaire titulaire du grade de technicien, exerce la fonction supérieure au minimum un jour, même s'il s'agit du remplacement d'un agent statutaire ou d'un membre du personnel contractuel en congé.
§ 2. L'exercice d'une fonction déterminée vacante ou momentanément non occupée par son titulaire est confié à l'agent statutaire jugé le plus apte à faire face aux nécessités immédiates du service.
Dans la mesure des possibilités, l'agent qui réunit les conditions statutaires requises pour être nommé à cette fonction est désigné de préférence.
§ 3. Dans l'application du paragraphe 1er, le seul fait qu'un emploi est vacant ou momentanément non occupé n'implique pas la nécessité de Ie conférer provisoirement.
Art. 81/7. L'exercice d'une fonction supérieure ne confère aucun titre à une nomination définitive à cette fonction.
Cependant, si l'agent statutaire visé à l'article 81/6, § 1er, est promu à titre définitif, les services rendus à titre provisoire sont pris en considération tant pour la fixation du traitement que pour l'ancienneté dans le grade, sans toutefois pouvoir remonter au-delà de la date à laquelle il a réuni toutes les conditions statutaires requises pour accéder au grade supérieur.
Pour bénéficier des dispositions de l'alinéa 2, il faut que l'agent statutaire soit confirmé au poste auquel il a été désigné à titre provisoire et qu'il soit le premier candidat en ordre utile pour recueillir une nomination au grade considéré. Il faut en outre que le poste fût réellement vacant au moment de cette désignation.
Art. 81/8. Le Conseil peut mettre fin à tout moment à la fonction supérieure pour des raisons fonctionnelles. ".
" CHAPITRE II/1. Exercice de fonctions supérieures à celles du grade
Art. 81/6. § 1er. Lorsqu'un poste est vacant ou momentanément non occupé par son titulaire, le Conseil peut décider de confier ledit poste à un agent statutaire d'un grade inférieur s'il est satisfait à l'une des conditions suivantes :
1° l'agent statutaire, à l'exception de celui visé au 2°, exerce la fonction supérieure pendant une période continue de plus de dix jours ouvrables, les remplacements pendant les congés de vacances de l'agent statutaire ou du membre du personnel contractuel n'étant pas pris en considération, sauf s'ils forment une période ininterrompue de remplacement avec une absence de plus de dix jours ouvrables pour un autre motif ;
2° l'agent statutaire titulaire du grade de technicien, exerce la fonction supérieure au minimum un jour, même s'il s'agit du remplacement d'un agent statutaire ou d'un membre du personnel contractuel en congé.
§ 2. L'exercice d'une fonction déterminée vacante ou momentanément non occupée par son titulaire est confié à l'agent statutaire jugé le plus apte à faire face aux nécessités immédiates du service.
Dans la mesure des possibilités, l'agent qui réunit les conditions statutaires requises pour être nommé à cette fonction est désigné de préférence.
§ 3. Dans l'application du paragraphe 1er, le seul fait qu'un emploi est vacant ou momentanément non occupé n'implique pas la nécessité de Ie conférer provisoirement.
Art. 81/7. L'exercice d'une fonction supérieure ne confère aucun titre à une nomination définitive à cette fonction.
Cependant, si l'agent statutaire visé à l'article 81/6, § 1er, est promu à titre définitif, les services rendus à titre provisoire sont pris en considération tant pour la fixation du traitement que pour l'ancienneté dans le grade, sans toutefois pouvoir remonter au-delà de la date à laquelle il a réuni toutes les conditions statutaires requises pour accéder au grade supérieur.
Pour bénéficier des dispositions de l'alinéa 2, il faut que l'agent statutaire soit confirmé au poste auquel il a été désigné à titre provisoire et qu'il soit le premier candidat en ordre utile pour recueillir une nomination au grade considéré. Il faut en outre que le poste fût réellement vacant au moment de cette désignation.
Art. 81/8. Le Conseil peut mettre fin à tout moment à la fonction supérieure pour des raisons fonctionnelles. ".
Art.21. In artikel 82 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 november 2009 en van 27 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de woorden "een functieopdracht of een bijzondere opdracht" vervangen door de woorden "of een functieopdracht";
2° in paragraaf 5 wordt het tweede lid opgeheven.
1° in paragraaf 1 worden de woorden "een functieopdracht of een bijzondere opdracht" vervangen door de woorden "of een functieopdracht";
2° in paragraaf 5 wordt het tweede lid opgeheven.
Art.21. Dans l'article 82 du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux du 16 novembre 2009 et du 27 mars 2014, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans la paragraphe 1er, les mots " , d'une mission de fonction ou d'une mission particulière " sont remplacés par les mots " ou d'une mission de fonction " ;
2° dans le paragraphe 5, l'alinéa 2 est abrogé.
1° dans la paragraphe 1er, les mots " , d'une mission de fonction ou d'une mission particulière " sont remplacés par les mots " ou d'une mission de fonction " ;
2° dans le paragraphe 5, l'alinéa 2 est abrogé.
Art.22. In artikel 83 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 november 2009 en van 25 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden " met uitzondering van de bijzondere opdracht die een periode van 72 maanden duurt en niet verlengbaar is" opgeheven;
2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de woorden "secretaris/" worden ingevoegd tussen de woorden "de functieopdracht" en de woorden "secretaresse van";
b) de woorden "van een Administrateur (in uitdoving)," worden opgeheven;
c) de woorden "/secretaresse" worden ingevoegd tussen de woorden "en de functieopdrachten "secretaris"" en de woorden "van de Raad";
d) de woorden "/plaatsvervangende secretaresse" worden ingevoegd tussen de woorden "plaatsvervangend secretaris" en de woorden "van de Raad";
e) de woorden "secretaris of" worden ingevoegd tussen de woorden "nieuwe opdracht van" en het woord "secretaresse".
1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden " met uitzondering van de bijzondere opdracht die een periode van 72 maanden duurt en niet verlengbaar is" opgeheven;
2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de woorden "secretaris/" worden ingevoegd tussen de woorden "de functieopdracht" en de woorden "secretaresse van";
b) de woorden "van een Administrateur (in uitdoving)," worden opgeheven;
c) de woorden "/secretaresse" worden ingevoegd tussen de woorden "en de functieopdrachten "secretaris"" en de woorden "van de Raad";
d) de woorden "/plaatsvervangende secretaresse" worden ingevoegd tussen de woorden "plaatsvervangend secretaris" en de woorden "van de Raad";
e) de woorden "secretaris of" worden ingevoegd tussen de woorden "nieuwe opdracht van" en het woord "secretaresse".
Art.22. Dans l'article 83 du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux du 16 novembre 2009 et du 25 mars 2014, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le paragraphe 1er, alinéa 1er, les mots " à l'exception de la mission particulière qui dure 72 mois et n'est pas prorogeable " sont abrogés ;
2° dans le paragraphe 2, les modifications suivantes sont apportées :
a) dans le texte néerlandais, les mots " secretaris/ " sont insérés entre les mots " de functieopdracht " et les mots " secretaresse van " ;
b) les mots " d'un Administrateur (en extinction), " sont abrogés ;
c) dans le texte néerlandais, les mots " /secretaresse " sont insérés entre les mots " en de functieopdrachten " secretaris " " et les mots " van de Raad " ;
d) les mots " /secrétaire suppléante " sont insérés entre les mots " secrétaire suppléant " et les mots " du Conseil " ;
e) dans le texte néerlandais, les mots " secretaris of " sont insérés entre les mots " nieuwe opdracht van " et le mot " secretaresse ".
1° dans le paragraphe 1er, alinéa 1er, les mots " à l'exception de la mission particulière qui dure 72 mois et n'est pas prorogeable " sont abrogés ;
2° dans le paragraphe 2, les modifications suivantes sont apportées :
a) dans le texte néerlandais, les mots " secretaris/ " sont insérés entre les mots " de functieopdracht " et les mots " secretaresse van " ;
b) les mots " d'un Administrateur (en extinction), " sont abrogés ;
c) dans le texte néerlandais, les mots " /secretaresse " sont insérés entre les mots " en de functieopdrachten " secretaris " " et les mots " van de Raad " ;
d) les mots " /secrétaire suppléante " sont insérés entre les mots " secrétaire suppléant " et les mots " du Conseil " ;
e) dans le texte néerlandais, les mots " secretaris of " sont insérés entre les mots " nieuwe opdracht van " et le mot " secretaresse ".
Art.23. In artikel 85, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 november 2009, worden de woorden "of een bijzondere opdracht" opgeheven.
Art.23. Dans l'article 85, § 2, du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 16 novembre 2009, les mots " ou une mission particulière " sont abrogés.
Art.24. In titel VIII van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IV ingevoegd, dat de artikelen 88/1 tot 88/7 bevat, luidende:
"HOOFDSTUK IV. Opleiding
Art. 88/1. Het Instituut moedigt de verwerving van nieuwe kennis en de ontwikkeling van nieuwe competenties aan, via opleidingen in of buiten het Instituut.
Rekening houdende met de vastgestelde strategische doelstellingen en met de behoeften van elke dienst, kan de Raad een beroepsopleiding voorstellen of goedkeuren.
Art. 88/2. § 1. De Raad bepaalt de behoeften van de diensten en hun doelstellingen inzake opleiding, met het oog op:
1° de basisopleiding verbonden aan de hiërarchische loopbaan, hetzij om de loopbaan te beginnen, hetzij om toegang te krijgen tot een hogere graad;
2° de permanente of continue opleiding die erop gericht is reeds verworven competenties aan te vullen, in stand te houden of te verbeteren;
3° de gespecialiseerde opleiding die erop gericht is bijzondere kennis of bijzondere competenties te verwerven.
Daartoe houdt de Raad rekening met de mogelijkheden inzake afstandsleren.
§ 2. Een dienstvrijstelling wordt gegeven aan de statutaire ambtenaar of aan het contractuele personeelslid die/dat een in paragraaf 1 bedoelde opleiding volgt.
De kosten worden ten laste genomen door het Instituut.
De uren opleiding gegeven na 18 uur of tijdens het weekend of op feestdagen, worden gecompenseerd.
Art. 88/3. § 1. Een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid mag de toestemming vragen om buiten de normale diensturen deel te nemen aan een beroepsopleiding die verband houdt met de uitgeoefende functie of met een andere, in de toekomst bij het Instituut uit te oefenen functie.
Bij wijze van uitzondering en mits een bijzondere rechtvaardiging wordt gegeven, mag een aanvraag betrekking hebben op een opleiding waarvan slechts een beperkt gedeelte plaatsvindt tijdens de diensturen.
§ 2. Deze aanvraag wordt schriftelijk geformuleerd en omvat alle onderstaande gegevens:
1° een volledige beschrijving van de voorgestelde opleiding, inclusief het aantal uren en het bedrag van de inschrijvingskosten;
2° het schriftelijke akkoord van de hiërarchische meerdere;
3° een individuele motivering met vermelding van:
a) de relevantie van de opleiding voor de in de dienst uitgeoefende functie of voor de uitoefening van een toekomstige functie bij het Instituut;
b) de persoonlijke redenen om de opleiding te volgen;
c) eventueel de rechtvaardiging waarom de opleiding tijdens de diensturen wordt gevolgd;
d) het aangevraagde aantal uren opleidingsverlof;
e) het eventuele bedrag dat door het Instituut ten laste moet worden genomen.
§ 3. Op straffe van onontvankelijkheid wordt de aanvraag ten minste dertig dagen voor het begin van de opleiding ingediend bij de dienst Personeelsmanagement.
De in het eerste lid bedoelde termijn is echter niet van toepassing op de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid die/dat bij het Instituut wordt aangeworven wanneer hij al een opleiding volgt of waarvan de geplande opleiding minder dan dertig dagen na zijn indiensttreding aanvangt.
§ 4. De Raad spreekt zich uiterlijk vijf dagen voor het begin van de opleiding uit.
Wordt binnen die termijn geen besluit aangenomen, dan wordt het besluit geacht positief te zijn.
Art. 88/4. De Raad oordeelt vrij over de noodzaak tot de beoogde opleiding ten aanzien van de huidige of toekomstige functie en wijst een aanvraag voor opleiding af met name in de volgende gevallen:
1° een ontoereikende motivering van het dossier;
2° de opleiding is niet verenigbaar met de organisatie van de dienst;
3° gebrek aan belang van de opleiding voor de diensten van het Instituut;
4° het feit van eerder een identieke opleiding te hebben gevolgd en opgegeven;
5° het feit van voordien ten hoogste twee keer een identieke opleiding te hebben gevolgd;
6° de voorgestelde opleiding stemt niet overeen met de gewenste ontwikkeling voor de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid.
Art. 88/5. De Raad kan een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid de toestemming geven om de in artikel 88/3 bedoelde opleiding te volgen en verduidelijkt dan met name de volgende elementen:
1° de eventuele toekenning van uren opleidingsverlof;
2° het eventuele ten laste nemen van de inschrijvingskosten en van de voorwaarden daarvan.
Het in het eerste lid, 1°, bedoelde opleidingsverlof mag per statutaire ambtenaar of contractueel personeelslid de maximumgrens van 120 uur per jaar niet overschrijden en moet worden genomen tijdens de periode die voor de opleiding is vastgelegd.
Art. 88/6. Een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid die/dat de toestemming heeft gekregen om een opleiding bedoeld in artikel 88/3 te volgen, vraagt bij de directie van de instelling die de opleiding organiseert een attest van regelmatige inschrijving aan.
Na ontvangst van dat attest bezorgt hij het aan de dienst Personeelsmanagement.
Art. 88/7. § 1. De regelmatigheid van een inschrijving, het volgen van de opleiding en het beheer van de toegekende uren opleidingsverlof worden gecontroleerd door de dienst Personeelsmanagement, die daartoe van de statutaire ambtenaar of het contractueel personeelslid kan eisen dat alle nuttige documenten worden voorgelegd.
§ 2. Elk uitstel, elke schorsing of annulering van de opleiding en elke persoonlijke gebeurtenis die de deelname aan of voortzetting van de opleiding verhindert, wordt onmiddellijk door de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid gemeld aan de dienst Personeelsmanagement.
§ 3. Onverminderd een eventuele tuchtprocedure worden de op grond van artikel 88/5 toegestane maatregelen geschorst indien uit de controle door de dienst Personeelsmanagement blijkt dat de statutaire ambtenaar of het contractueel personeelslid op enigerlei wijze de verplichtingen die vastgesteld zijn in dit hoofdstuk niet is nagekomen.".
"HOOFDSTUK IV. Opleiding
Art. 88/1. Het Instituut moedigt de verwerving van nieuwe kennis en de ontwikkeling van nieuwe competenties aan, via opleidingen in of buiten het Instituut.
Rekening houdende met de vastgestelde strategische doelstellingen en met de behoeften van elke dienst, kan de Raad een beroepsopleiding voorstellen of goedkeuren.
Art. 88/2. § 1. De Raad bepaalt de behoeften van de diensten en hun doelstellingen inzake opleiding, met het oog op:
1° de basisopleiding verbonden aan de hiërarchische loopbaan, hetzij om de loopbaan te beginnen, hetzij om toegang te krijgen tot een hogere graad;
2° de permanente of continue opleiding die erop gericht is reeds verworven competenties aan te vullen, in stand te houden of te verbeteren;
3° de gespecialiseerde opleiding die erop gericht is bijzondere kennis of bijzondere competenties te verwerven.
Daartoe houdt de Raad rekening met de mogelijkheden inzake afstandsleren.
§ 2. Een dienstvrijstelling wordt gegeven aan de statutaire ambtenaar of aan het contractuele personeelslid die/dat een in paragraaf 1 bedoelde opleiding volgt.
De kosten worden ten laste genomen door het Instituut.
De uren opleiding gegeven na 18 uur of tijdens het weekend of op feestdagen, worden gecompenseerd.
Art. 88/3. § 1. Een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid mag de toestemming vragen om buiten de normale diensturen deel te nemen aan een beroepsopleiding die verband houdt met de uitgeoefende functie of met een andere, in de toekomst bij het Instituut uit te oefenen functie.
Bij wijze van uitzondering en mits een bijzondere rechtvaardiging wordt gegeven, mag een aanvraag betrekking hebben op een opleiding waarvan slechts een beperkt gedeelte plaatsvindt tijdens de diensturen.
§ 2. Deze aanvraag wordt schriftelijk geformuleerd en omvat alle onderstaande gegevens:
1° een volledige beschrijving van de voorgestelde opleiding, inclusief het aantal uren en het bedrag van de inschrijvingskosten;
2° het schriftelijke akkoord van de hiërarchische meerdere;
3° een individuele motivering met vermelding van:
a) de relevantie van de opleiding voor de in de dienst uitgeoefende functie of voor de uitoefening van een toekomstige functie bij het Instituut;
b) de persoonlijke redenen om de opleiding te volgen;
c) eventueel de rechtvaardiging waarom de opleiding tijdens de diensturen wordt gevolgd;
d) het aangevraagde aantal uren opleidingsverlof;
e) het eventuele bedrag dat door het Instituut ten laste moet worden genomen.
§ 3. Op straffe van onontvankelijkheid wordt de aanvraag ten minste dertig dagen voor het begin van de opleiding ingediend bij de dienst Personeelsmanagement.
De in het eerste lid bedoelde termijn is echter niet van toepassing op de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid die/dat bij het Instituut wordt aangeworven wanneer hij al een opleiding volgt of waarvan de geplande opleiding minder dan dertig dagen na zijn indiensttreding aanvangt.
§ 4. De Raad spreekt zich uiterlijk vijf dagen voor het begin van de opleiding uit.
Wordt binnen die termijn geen besluit aangenomen, dan wordt het besluit geacht positief te zijn.
Art. 88/4. De Raad oordeelt vrij over de noodzaak tot de beoogde opleiding ten aanzien van de huidige of toekomstige functie en wijst een aanvraag voor opleiding af met name in de volgende gevallen:
1° een ontoereikende motivering van het dossier;
2° de opleiding is niet verenigbaar met de organisatie van de dienst;
3° gebrek aan belang van de opleiding voor de diensten van het Instituut;
4° het feit van eerder een identieke opleiding te hebben gevolgd en opgegeven;
5° het feit van voordien ten hoogste twee keer een identieke opleiding te hebben gevolgd;
6° de voorgestelde opleiding stemt niet overeen met de gewenste ontwikkeling voor de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid.
Art. 88/5. De Raad kan een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid de toestemming geven om de in artikel 88/3 bedoelde opleiding te volgen en verduidelijkt dan met name de volgende elementen:
1° de eventuele toekenning van uren opleidingsverlof;
2° het eventuele ten laste nemen van de inschrijvingskosten en van de voorwaarden daarvan.
Het in het eerste lid, 1°, bedoelde opleidingsverlof mag per statutaire ambtenaar of contractueel personeelslid de maximumgrens van 120 uur per jaar niet overschrijden en moet worden genomen tijdens de periode die voor de opleiding is vastgelegd.
Art. 88/6. Een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid die/dat de toestemming heeft gekregen om een opleiding bedoeld in artikel 88/3 te volgen, vraagt bij de directie van de instelling die de opleiding organiseert een attest van regelmatige inschrijving aan.
Na ontvangst van dat attest bezorgt hij het aan de dienst Personeelsmanagement.
Art. 88/7. § 1. De regelmatigheid van een inschrijving, het volgen van de opleiding en het beheer van de toegekende uren opleidingsverlof worden gecontroleerd door de dienst Personeelsmanagement, die daartoe van de statutaire ambtenaar of het contractueel personeelslid kan eisen dat alle nuttige documenten worden voorgelegd.
§ 2. Elk uitstel, elke schorsing of annulering van de opleiding en elke persoonlijke gebeurtenis die de deelname aan of voortzetting van de opleiding verhindert, wordt onmiddellijk door de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid gemeld aan de dienst Personeelsmanagement.
§ 3. Onverminderd een eventuele tuchtprocedure worden de op grond van artikel 88/5 toegestane maatregelen geschorst indien uit de controle door de dienst Personeelsmanagement blijkt dat de statutaire ambtenaar of het contractueel personeelslid op enigerlei wijze de verplichtingen die vastgesteld zijn in dit hoofdstuk niet is nagekomen.".
Art.24. Dans le titre VIII du même arrêté, il est inséré un Chapitre IV, comportant les articles 88/1 à 88/7, rédigé comme suit :
" CHAPITRE IV. De la formation
Art. 88/1. L'Institut encourage l'acquisition de nouvelles connaissances et le développement de nouvelles compétences, par des formations dans ou en dehors de l'Institut.
En tenant compte des objectifs stratégiques définis et des besoins de chaque service, le Conseil peut proposer ou autoriser une formation professionnelle.
Art. 88/2. § 1er. Le Conseil détermine les besoins des services et leurs objectifs en matière de formation, en vue d'assurer :
1° la formation de base liée à la carrière hiérarchique, soit pour commencer la carrière, soit pour accéder à un grade supérieur ;
2° la formation permanente ou continue visant à compléter, maintenir ou à améliorer des compétences déjà acquises ;
3° la formation spécialisée visant à acquérir des connaissances ou des compétences particulières.
A cette fin, le Conseil tient compte des possibilités de suivre des formations à distance.
§ 2. Une dispense de service est accordée à l'agent statutaire ou au membre du personnel contractuel qui suit une formation visée au paragraphe 1er.
Les frais sont pris en charge par l'Institut.
Les heures de formation dispensées après 18 heures ou le week-end ou les jours fériés sont compensées.
Art. 88/3. § 1er. Un agent statutaire ou un membre du personnel contractuel peut solliciter l'autorisation de participer en dehors des heures normales de service à une formation professionnelle liée à la fonction exercée ou à une autre fonction à exercer à l'avenir à l'Institut.
A titre exceptionnel et moyennant une justification particulière, une demande peut concerner une formation dont seule une partie réduite a lieu durant les heures de service.
§ 2. Cette demande est formulée par écrit et comprend l'ensemble des informations suivantes :
1° un descriptif complet de la formation proposée, en ce compris le nombre d'heures et le montant des frais d'inscription ;
2° l'accord écrit du supérieur hiérarchique ;
3° une motivation individuelle détaillant :
a) la pertinence de la formation pour la fonction exercée dans le service ou pour l'exercice d'une fonction future à l'Institut ;
b) les raisons personnelles de suivre la formation ;
c) le cas échéant la justification de la poursuite de la formation durant les heures de service ;
d) le nombre d'heures de congé de formation demandé ;
e) le montant éventuel à prendre en charge par l'Institut.
§ 3. La demande est introduite à peine d'irrecevabilité auprès du Service Gestion du Personnel, au minimum trente jours avant le début de la formation.
Néanmoins, le délai visé à l'alinéa 1er n'est pas applicable à l'agent statutaire ou au membre du personnel contractuel engagé à l'Institut alors qu'il suit déjà une formation ou dont la formation projetée débute moins de trente jours après son entrée en service.
§ 4. Le Conseil se prononce au plus tard cinq jours avant le début de la formation.
Faute de décision adoptée dans ce délai, la décision est réputée positive.
Art. 88/4. Le Conseil apprécie librement la nécessité de la formation envisagée au regard de la fonction actuelle ou future et refuse une demande de formation notamment dans les cas suivants :
1° absence de motivation suffisante du dossier ;
2° la formation n'est pas compatible avec l'organisation du service ;
3° absence d'intérêt de la formation pour les services de l'Institut ;
4° suivi et abandon d'une formation identique antérieure ;
5° le fait d'avoir suivi maximum deux fois une formation identique antérieurement ;
6° la formation proposée ne correspond pas au développement souhaité pour l'agent statutaire ou le membre du personnel contractuel.
Art. 88/5. Le Conseil peut autoriser un agent statutaire ou un membre du personnel contractuel à suivre la formation visée à l'article 88/3 et précise alors notamment les éléments suivants :
1° l'éventuel octroi d'heures de congé de formation ;
2° l'éventuelle prise en charge des frais d'inscription et les modalités de celle-ci.
Le congé de formation visé à l'alinéa 1er, 1°, ne peut dépasser par agent statutaire ou membre du personnel contractuel le plafond maximal de 120 heures par année et est impérativement pris durant la période prévue pour la formation.
Art. 88/6. Un agent statutaire ou un membre du personnel contractuel autorisé à suivre une formation visée à l'article 88/3, sollicite une attestation d'inscription régulière à la direction de l'établissement qui dispense la formation.
Dès réception de cette attestation, il la remet au Service Gestion du Personnel.
Art. 88/7. § 1er. Le contrôle de la régularité d'une inscription, du suivi de la formation et de la gestion des heures de congé de formation octroyées se fait par le Service Gestion du Personnel, qui peut à cet effet exiger de l'agent statutaire ou du membre du personnel contractuel la production de tout document utile.
§ 2. Tout report, suspension ou annulation de la formation et tout événement personnel empêchant la participation ou la poursuite de la formation sont communiqués immédiatement par l'agent statutaire ou le membre du personnel contractuel au Service Gestion du Personnel.
§ 3. Sans préjudice d'une éventuelle procédure disciplinaire, les mesures accordées sur base de l'article 88/5 sont suspendues s'il résulte du contrôle effectué par le Service Gestion du Personnel un manquement quelconque aux obligations fixées dans le présent chapitre dans le chef de l'agent statutaire ou du membre du personnel contractuel. ".
" CHAPITRE IV. De la formation
Art. 88/1. L'Institut encourage l'acquisition de nouvelles connaissances et le développement de nouvelles compétences, par des formations dans ou en dehors de l'Institut.
En tenant compte des objectifs stratégiques définis et des besoins de chaque service, le Conseil peut proposer ou autoriser une formation professionnelle.
Art. 88/2. § 1er. Le Conseil détermine les besoins des services et leurs objectifs en matière de formation, en vue d'assurer :
1° la formation de base liée à la carrière hiérarchique, soit pour commencer la carrière, soit pour accéder à un grade supérieur ;
2° la formation permanente ou continue visant à compléter, maintenir ou à améliorer des compétences déjà acquises ;
3° la formation spécialisée visant à acquérir des connaissances ou des compétences particulières.
A cette fin, le Conseil tient compte des possibilités de suivre des formations à distance.
§ 2. Une dispense de service est accordée à l'agent statutaire ou au membre du personnel contractuel qui suit une formation visée au paragraphe 1er.
Les frais sont pris en charge par l'Institut.
Les heures de formation dispensées après 18 heures ou le week-end ou les jours fériés sont compensées.
Art. 88/3. § 1er. Un agent statutaire ou un membre du personnel contractuel peut solliciter l'autorisation de participer en dehors des heures normales de service à une formation professionnelle liée à la fonction exercée ou à une autre fonction à exercer à l'avenir à l'Institut.
A titre exceptionnel et moyennant une justification particulière, une demande peut concerner une formation dont seule une partie réduite a lieu durant les heures de service.
§ 2. Cette demande est formulée par écrit et comprend l'ensemble des informations suivantes :
1° un descriptif complet de la formation proposée, en ce compris le nombre d'heures et le montant des frais d'inscription ;
2° l'accord écrit du supérieur hiérarchique ;
3° une motivation individuelle détaillant :
a) la pertinence de la formation pour la fonction exercée dans le service ou pour l'exercice d'une fonction future à l'Institut ;
b) les raisons personnelles de suivre la formation ;
c) le cas échéant la justification de la poursuite de la formation durant les heures de service ;
d) le nombre d'heures de congé de formation demandé ;
e) le montant éventuel à prendre en charge par l'Institut.
§ 3. La demande est introduite à peine d'irrecevabilité auprès du Service Gestion du Personnel, au minimum trente jours avant le début de la formation.
Néanmoins, le délai visé à l'alinéa 1er n'est pas applicable à l'agent statutaire ou au membre du personnel contractuel engagé à l'Institut alors qu'il suit déjà une formation ou dont la formation projetée débute moins de trente jours après son entrée en service.
§ 4. Le Conseil se prononce au plus tard cinq jours avant le début de la formation.
Faute de décision adoptée dans ce délai, la décision est réputée positive.
Art. 88/4. Le Conseil apprécie librement la nécessité de la formation envisagée au regard de la fonction actuelle ou future et refuse une demande de formation notamment dans les cas suivants :
1° absence de motivation suffisante du dossier ;
2° la formation n'est pas compatible avec l'organisation du service ;
3° absence d'intérêt de la formation pour les services de l'Institut ;
4° suivi et abandon d'une formation identique antérieure ;
5° le fait d'avoir suivi maximum deux fois une formation identique antérieurement ;
6° la formation proposée ne correspond pas au développement souhaité pour l'agent statutaire ou le membre du personnel contractuel.
Art. 88/5. Le Conseil peut autoriser un agent statutaire ou un membre du personnel contractuel à suivre la formation visée à l'article 88/3 et précise alors notamment les éléments suivants :
1° l'éventuel octroi d'heures de congé de formation ;
2° l'éventuelle prise en charge des frais d'inscription et les modalités de celle-ci.
Le congé de formation visé à l'alinéa 1er, 1°, ne peut dépasser par agent statutaire ou membre du personnel contractuel le plafond maximal de 120 heures par année et est impérativement pris durant la période prévue pour la formation.
Art. 88/6. Un agent statutaire ou un membre du personnel contractuel autorisé à suivre une formation visée à l'article 88/3, sollicite une attestation d'inscription régulière à la direction de l'établissement qui dispense la formation.
Dès réception de cette attestation, il la remet au Service Gestion du Personnel.
Art. 88/7. § 1er. Le contrôle de la régularité d'une inscription, du suivi de la formation et de la gestion des heures de congé de formation octroyées se fait par le Service Gestion du Personnel, qui peut à cet effet exiger de l'agent statutaire ou du membre du personnel contractuel la production de tout document utile.
§ 2. Tout report, suspension ou annulation de la formation et tout événement personnel empêchant la participation ou la poursuite de la formation sont communiqués immédiatement par l'agent statutaire ou le membre du personnel contractuel au Service Gestion du Personnel.
§ 3. Sans préjudice d'une éventuelle procédure disciplinaire, les mesures accordées sur base de l'article 88/5 sont suspendues s'il résulte du contrôle effectué par le Service Gestion du Personnel un manquement quelconque aux obligations fixées dans le présent chapitre dans le chef de l'agent statutaire ou du membre du personnel contractuel. ".
Art.25. In artikel 95, § 2, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "onder de vastbenoemde ambtenaren in actieve dienst, die ten minste 35 jaar oud zijn en die de voorbije zes jaar niet de eindvermelding "onvoldoende" kregen" vervangen door de woorden "binnen het Instituut onder de statutaire ambtenaren in dienstactiviteit of bij ontstentenis buiten het Instituut onder de vastbenoemde ambtenaren in dienstactiviteit".
Art.25. Dans l'article 95, § 2, alinéa 3, du même arrêté, les mots " parmi les agents nommés à titre définitif, en activité de service, âgés de 35 ans au moins et qui les six dernières années n'ont pas obtenu la mention finale " insuffisant " sont remplacés par les mots " à l'Institut parmi les agents statutaires en activité de service ou à défaut en dehors de l'Institut parmi les fonctionnaires nommés à titre définitif et en activité de service. ".
Art.26. In het opschrift van Hoofdstuk V van Titel XI van hetzelfde besluit, in de artikelen 116 en 117, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, en in de artikelen 118 en 122 van hetzelfde besluit, worden de woorden "op het personeel" telkens vervangen door de woorden "op de statutaire ambtenaren en op de contractuele personeelsleden".
Art.26. Dans l'intitulé du Chapitre V du Titre XI du même arrêté, dans les articles 116 et 117 du même arrêté, modifiés par l'arrêté du 15 septembre 2013, et dans les articles 118 et 122 du même arrêté, les mots " au personnel " sont chaque fois remplacés par les mots " aux agents statutaires et aux membres du personnel contractuel ".
Art.27. Artikel 130 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 130. Artikel 7, § 1, eerste lid, moet als volgt gelezen worden:
"Art. 7. § 1. De Raad bepaalt de functies en opdrachten waarvan de titularissen, om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst, uitgesloten zijn van:
- de verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid;
- de voltijdse en de halftijdse loopbaanonderbreking;
- de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden."".
"Art. 130. Artikel 7, § 1, eerste lid, moet als volgt gelezen worden:
"Art. 7. § 1. De Raad bepaalt de functies en opdrachten waarvan de titularissen, om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst, uitgesloten zijn van:
- de verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid;
- de voltijdse en de halftijdse loopbaanonderbreking;
- de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden."".
Art.27. L'article 130 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :
" Art. 130. L'article 7, § 1er, alinéa 1er, doit être lu comme suit :
" Art. 7. § 1er. Le Conseil détermine les fonctions et missions dont les titulaires sont, pour des raisons inhérentes au bon fonctionnement du service, exclus :
- des prestations réduites pour convenance personnelle ;
- du congé pour interruption complète ou à mi-temps de la carrière professionnelle ;
- de l'absence de longue durée pour raisons personnelles. " ".
" Art. 130. L'article 7, § 1er, alinéa 1er, doit être lu comme suit :
" Art. 7. § 1er. Le Conseil détermine les fonctions et missions dont les titulaires sont, pour des raisons inhérentes au bon fonctionnement du service, exclus :
- des prestations réduites pour convenance personnelle ;
- du congé pour interruption complète ou à mi-temps de la carrière professionnelle ;
- de l'absence de longue durée pour raisons personnelles. " ".
Art.28. Artikel 149, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 december 2013, wordt aangevuld met de bepalingen onder 10° tot 11°, luidende :
"10° de statutaire ambtenaar die zich in het geval bevindt waarvan sprake in artikel 66, § 1;
11° de statutaire ambtenaar die in vast dienstverband benoemd is in een andere overheidsdienst.".
"10° de statutaire ambtenaar die zich in het geval bevindt waarvan sprake in artikel 66, § 1;
11° de statutaire ambtenaar die in vast dienstverband benoemd is in een andere overheidsdienst.".
Art.28. L'article 149, alinéa 1er, du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 1er décembre 2013, est complété par les 10° à 11°, rédigés comme suit :
" 10° l'agent statutaire se trouvant dans l'hypothèse prévue à l'article 66, § 1er ;
11° l'agent statutaire nommé à titre définitif dans un autre service public. ".
" 10° l'agent statutaire se trouvant dans l'hypothèse prévue à l'article 66, § 1er ;
11° l'agent statutaire nommé à titre définitif dans un autre service public. ".
Art.29. In artikel 150 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt:
"1° het vrijwillige ontslag, na een opzeggingstermijn van drie maanden vanaf de ontvangst van de ontslagbrief.";
2° de bepalingen onder 3 en 4° worden opgeheven;
3° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De partijen kunnen overeenkomen om de in het eerste lid, 1°, bedoelde termijn te verkorten.".
1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt:
"1° het vrijwillige ontslag, na een opzeggingstermijn van drie maanden vanaf de ontvangst van de ontslagbrief.";
2° de bepalingen onder 3 en 4° worden opgeheven;
3° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De partijen kunnen overeenkomen om de in het eerste lid, 1°, bedoelde termijn te verkorten.".
Art.29. A l'article 150 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° le 1° est remplacé par ce qui suit :
" 1° la démission volontaire, après un préavis de trois mois à compter de la réception de la lettre de démission. ";
2° les 3° et 4° sont abrogés ;
3° l'article est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Les parties peuvent convenir de réduire le délai visé à l'alinéa 1er, 1°. ".
1° le 1° est remplacé par ce qui suit :
" 1° la démission volontaire, après un préavis de trois mois à compter de la réception de la lettre de démission. ";
2° les 3° et 4° sont abrogés ;
3° l'article est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Les parties peuvent convenir de réduire le délai visé à l'alinéa 1er, 1°. ".
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 11 januari 2007 houdende het geldelijk statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
CHAPITRE 2. - Modification de l'arrêté royal du 11 janvier 2007 portant statut pécuniaire du personnel de l'Institut belge des services postaux et des télécommunications
Art.30. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 januari 2007 houdende het geldelijk statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt:
"6° "werkdag": elke dag van de week, met uitzondering van de zaterdag en de zondag en de feestdagen, behoudens andersluidende bepalingen.";
2° de bepalingen onder 7° tot 11° worden opgeheven.
1° de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt:
"6° "werkdag": elke dag van de week, met uitzondering van de zaterdag en de zondag en de feestdagen, behoudens andersluidende bepalingen.";
2° de bepalingen onder 7° tot 11° worden opgeheven.
Art.30. Dans l'article 1er de l'arrêté royal du 11 janvier 2007 portant statut pécuniaire du personnel de l'Institut belge des services postaux et des télécommunications, modifié par l'arrêté royal du 15 septembre 2013, les modifications suivantes sont apportées :
1° le 6° est remplacé par ce qui suit :
" 6° " jour ouvrable " : chaque jour de la semaine, à l'exception du samedi, du dimanche et des jours fériés, sauf disposition contraire. " ;
2° les 7° à 11° sont abrogés.
1° le 6° est remplacé par ce qui suit :
" 6° " jour ouvrable " : chaque jour de la semaine, à l'exception du samedi, du dimanche et des jours fériés, sauf disposition contraire. " ;
2° les 7° à 11° sont abrogés.
Art.31. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de woorden "van de statutaire ambtenaren" vervangen door de woorden " van de statutaire ambtenaren of van de contractuele personeelsleden".
Art.31. Dans l'article 7 du même arrêté, les mots " des agents statutaires " sont remplacés par les mots " des agents statutaires ou des membres du personnel contractuel ".
Art.32. In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2 worden de woorden "van een op proef benoemde statutaire ambtenaar" vervangen door de woorden "van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat sedert minder dan twaalf al dan niet onderbroken kalendermaanden bij het Instituut in dienst is";
2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
" § 3. In schaal II wordt vastgesteld:
1° de wedde van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat één jaar graadanciënniteit heeft;
2° de wedde van de statutaire ambtenaar benoemd bij wege van bevordering;
3° de wedde van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat het bezit van minstens één jaar nuttige ervaring kan aantonen en voor zover het bezit van nuttige vroegere ervaring van minstens één jaar uitdrukkelijk was vereist bij de selectieprocedure, in overeenstemming met artikel 7 van het administratief statuut. ";
3° in de paragrafen 4 en 5 woorden de woorden "van de statutaire ambtenaar die" telkens vervangen door de woorden "van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat".
1° in paragraaf 2 worden de woorden "van een op proef benoemde statutaire ambtenaar" vervangen door de woorden "van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat sedert minder dan twaalf al dan niet onderbroken kalendermaanden bij het Instituut in dienst is";
2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt:
" § 3. In schaal II wordt vastgesteld:
1° de wedde van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat één jaar graadanciënniteit heeft;
2° de wedde van de statutaire ambtenaar benoemd bij wege van bevordering;
3° de wedde van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat het bezit van minstens één jaar nuttige ervaring kan aantonen en voor zover het bezit van nuttige vroegere ervaring van minstens één jaar uitdrukkelijk was vereist bij de selectieprocedure, in overeenstemming met artikel 7 van het administratief statuut. ";
3° in de paragrafen 4 en 5 woorden de woorden "van de statutaire ambtenaar die" telkens vervangen door de woorden "van een statutaire ambtenaar of van een contractueel personeelslid die/dat".
Art.32. Dans l'article 8 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le paragraphe 2, les mots " de l'agent statutaire nommé à l'essai " sont remplacés par les mots " d'un agent statutaire ou d'un membre du personnel contractuel qui est en service à l'Institut depuis moins de douze mois civils, continus ou non " ;
2° le paragraphe 3 est remplacé par ce qui suit :
" § 3. Est fixé dans l'échelle II :
1° le traitement d'un agent statutaire ou d'un membre du personnel contractuel qui compte une année d'ancienneté de grade ;
2° le traitement de l'agent statutaire nommé par voie de promotion ;
3° le traitement d'un agent statutaire ou d'un membre du personnel contractuel qui peut prouver la possession d'au moins un an d'expérience utile et pour autant que la procédure de sélection requérait expressément la possession d'une expérience antérieure utile d'au moins un an, conformément à l'article 7 du statut administratif. " ;
3° dans les paragraphes 4 et 5, les mots " de l'agent statutaire qui " sont chaque fois remplacés par les mots " d'un agent statutaire ou d'un membre du personnel contractuel qui ".
1° dans le paragraphe 2, les mots " de l'agent statutaire nommé à l'essai " sont remplacés par les mots " d'un agent statutaire ou d'un membre du personnel contractuel qui est en service à l'Institut depuis moins de douze mois civils, continus ou non " ;
2° le paragraphe 3 est remplacé par ce qui suit :
" § 3. Est fixé dans l'échelle II :
1° le traitement d'un agent statutaire ou d'un membre du personnel contractuel qui compte une année d'ancienneté de grade ;
2° le traitement de l'agent statutaire nommé par voie de promotion ;
3° le traitement d'un agent statutaire ou d'un membre du personnel contractuel qui peut prouver la possession d'au moins un an d'expérience utile et pour autant que la procédure de sélection requérait expressément la possession d'une expérience antérieure utile d'au moins un an, conformément à l'article 7 du statut administratif. " ;
3° dans les paragraphes 4 et 5, les mots " de l'agent statutaire qui " sont chaque fois remplacés par les mots " d'un agent statutaire ou d'un membre du personnel contractuel qui ".
Art.33. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.33. L'article 9 du même arrêté est abrogé.
Art.34. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.34. L'article 10 du même arrêté est abrogé.
Art.35. In artikel 16, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "alsof de nieuwe bezoldigingsregeling altijd al had bestaan" opgeheven.
Art.35. Dans l'article 16, aliéna 1er, du même arrêté, les mots " comme si le nouveau statut pécuniaire avait toujours existé " sont abrogés.
Art.36. Artikel 17, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Het verzoek om erkenning wordt ingediend vanaf de indiensttreding en is niet meer ontvankelijk vanaf de zevende maand die volgt op de indiensttreding.".
"Het verzoek om erkenning wordt ingediend vanaf de indiensttreding en is niet meer ontvankelijk vanaf de zevende maand die volgt op de indiensttreding.".
Art.36. L'article 17, § 2, du même arrêté, remplacé par l'arrêté du 15 septembre 2013, est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" La demande de reconnaissance est introduite dès l'entrée en fonction et n'est plus recevable à partir du septième mois qui suit l'entrée en fonction. ".
" La demande de reconnaissance est introduite dès l'entrée en fonction et n'est plus recevable à partir du septième mois qui suit l'entrée en fonction. ".
Art.37. In de Franse tekst van artikel 29, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "L'agent contractuel" vervangen door de woorden "Le membre du personnel contractuel".
Art.37. Dans l'article 29, § 2, du même arrêté, les mots " L'agent contractuel " sont remplacés par les mots " Le membre du personnel contractuel ".
Art.38. Artikel 31 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 oktober 2010, 15 september 2013, 25 april 2014 en 10 augustus 2015 wordt vervangen als volgt:
"Art. 31. Onder voorbehoud van de bij dit besluit bepaalde nadere regelen, zijn van toepassing op het Instituut:
1° het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel;
2° het ministerieel besluit van 24 maart 1967 betreffende de toekenning aan de personeelsleden van de Regie van Telegrafie en Telefonie van een vergoeding voor tijdens de dienstuitvoering opgelopen verlies, diefstal of beschadiging van persoonlijke voorwerpen;
3° het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende toekenning van een gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de federale overheidsdiensten;
4° het koninklijk besluit van 11 juni 1990 betreffende de toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties en een toelage voor nachtprestaties aan de personeelsleden van Proximus;
5° het ministerieel besluit van 15 september 2017 houdende vaststelling van verblijfsvergoedingen toegekend aan afgevaardigden en ambtenaren afhangend van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die zich in officiële opdracht naar het buitenland begeven of zetelen in internationale commissies;
6° titel II, de hoofdstukken I, de artikelen 13 tot 20 en 22, III en IV, en titel III, de hoofdstukken III en V, van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.
De bepalingen die de hierboven genoemde besluiten zouden wijzigen, aanvullen of vervangen, vinden van rechtswege toepassing op het Instituut, tenzij zij afbreuk doen aan de bepalingen die het voorwerp zijn geweest van de in dit besluit bepaalde aanpassingsmaatregelen.".
"Art. 31. Onder voorbehoud van de bij dit besluit bepaalde nadere regelen, zijn van toepassing op het Instituut:
1° het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel;
2° het ministerieel besluit van 24 maart 1967 betreffende de toekenning aan de personeelsleden van de Regie van Telegrafie en Telefonie van een vergoeding voor tijdens de dienstuitvoering opgelopen verlies, diefstal of beschadiging van persoonlijke voorwerpen;
3° het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende toekenning van een gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de federale overheidsdiensten;
4° het koninklijk besluit van 11 juni 1990 betreffende de toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties en een toelage voor nachtprestaties aan de personeelsleden van Proximus;
5° het ministerieel besluit van 15 september 2017 houdende vaststelling van verblijfsvergoedingen toegekend aan afgevaardigden en ambtenaren afhangend van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die zich in officiële opdracht naar het buitenland begeven of zetelen in internationale commissies;
6° titel II, de hoofdstukken I, de artikelen 13 tot 20 en 22, III en IV, en titel III, de hoofdstukken III en V, van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.
De bepalingen die de hierboven genoemde besluiten zouden wijzigen, aanvullen of vervangen, vinden van rechtswege toepassing op het Instituut, tenzij zij afbreuk doen aan de bepalingen die het voorwerp zijn geweest van de in dit besluit bepaalde aanpassingsmaatregelen.".
Art.38. L'article 31 du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux du 13 octobre 2010, 15 septembre 2013, 25 avril 2014 et 10 août 2015, est remplacé par ce qui suit :
" Art. 31. Sous réserve des modalités fixées par le présent arrêté, sont applicables à l'Institut :
1° l'arrêté royal du 26 mars 1965 relatif aux allocations familiales allouées à certaines catégories du personnel rétribué par l'Etat ;
2° l'arrêté ministériel du 24 mars 1967 relatif à l'indemnisation des agents de la Régie des Télégraphes et des Téléphones pour la perte, le vol ou la détérioration d'objets personnels survenu au cours du service ;
3° l'arrêté royal du 29 juin 1973 accordant une rétribution garantie à certains agents des services publics fédéraux ;
4° l'arrêté royal du 11 juin 1990 relatif à l'attribution d'une allocation pour prestations irrégulières et d'une allocation pour prestations nocturnes aux membres du personnel de Proximus ;
5° l'arrêté ministériel du 15 septembre 2017 portant l'établissement d'indemnités de séjour octroyées aux représentants et aux fonctionnaires dépendant du Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement qui se rendent à l'étranger ou qui siègent dans des commissions internationales ;
6° le titre II, chapitres Ier, articles 13 à 20 et 22, III et IV, ainsi que le titre III, chapitres III et V, de l'arrêté royal du 13 juillet 2017 fixant les allocations et indemnités des membres du personnel de la fonction publique fédérale.
Les dispositions qui modifieraient, complèteraient ou remplaceraient les arrêtés énumérés ci-dessus, seront applicables de plein droit à l'Institut, à moins qu'elles ne portent atteinte aux dispositions qui ont fait l'objet des mesures d'adaptation déterminées dans le présent arrêté. ".
" Art. 31. Sous réserve des modalités fixées par le présent arrêté, sont applicables à l'Institut :
1° l'arrêté royal du 26 mars 1965 relatif aux allocations familiales allouées à certaines catégories du personnel rétribué par l'Etat ;
2° l'arrêté ministériel du 24 mars 1967 relatif à l'indemnisation des agents de la Régie des Télégraphes et des Téléphones pour la perte, le vol ou la détérioration d'objets personnels survenu au cours du service ;
3° l'arrêté royal du 29 juin 1973 accordant une rétribution garantie à certains agents des services publics fédéraux ;
4° l'arrêté royal du 11 juin 1990 relatif à l'attribution d'une allocation pour prestations irrégulières et d'une allocation pour prestations nocturnes aux membres du personnel de Proximus ;
5° l'arrêté ministériel du 15 septembre 2017 portant l'établissement d'indemnités de séjour octroyées aux représentants et aux fonctionnaires dépendant du Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement qui se rendent à l'étranger ou qui siègent dans des commissions internationales ;
6° le titre II, chapitres Ier, articles 13 à 20 et 22, III et IV, ainsi que le titre III, chapitres III et V, de l'arrêté royal du 13 juillet 2017 fixant les allocations et indemnités des membres du personnel de la fonction publique fédérale.
Les dispositions qui modifieraient, complèteraient ou remplaceraient les arrêtés énumérés ci-dessus, seront applicables de plein droit à l'Institut, à moins qu'elles ne portent atteinte aux dispositions qui ont fait l'objet des mesures d'adaptation déterminées dans le présent arrêté. ".
Art.39. In artikel 32, kolom 1, van hetzelfde besluit worden de woorden ", P&O-directeur, leidend ambtenaar" ingevoegd tussen de woorden "Algemene Zaken" en de woorden "of andere".
Art.39. Dans l'article 32, colonne 1, du même arrêté, les mots " , directeur P&O, fonctionnaire dirigeant " sont insérés entre les mots " affaires générales " et les mots " ou d'autres ".
Art.40. Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.40. L'article 33 du même arrêté est abrogé.
Art.41. In titel II, hoofdstuk I, worden de afdelingen I tot IV, die de artikelen 34 tot 46 bevatten, opgeheven.
Art.41. Dans le titre II, chapitre Ier, les sections I à IV, comportant les articles 34 à 46, sont abrogées.
Art.42. In artikel 49, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 1° wordt opgeheven;
2° in de bepaling onder 2° wordt het woord "statutaire" ingevoegd tussen de woorden "voor de" en de woorden "ambtenaren die";
3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende:
" In afwijking van het eerste lid wordt de halfjaarlijkse beheerstoelage voor de statutaire ambtenaren of de contractuele personeelsleden die hogere functies uitoefenen, voor de betrokken periode betaald op basis van de weddeschaal waarin de functie daadwerkelijk wordt uitgeoefend.".
1° de bepaling onder 1° wordt opgeheven;
2° in de bepaling onder 2° wordt het woord "statutaire" ingevoegd tussen de woorden "voor de" en de woorden "ambtenaren die";
3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende:
" In afwijking van het eerste lid wordt de halfjaarlijkse beheerstoelage voor de statutaire ambtenaren of de contractuele personeelsleden die hogere functies uitoefenen, voor de betrokken periode betaald op basis van de weddeschaal waarin de functie daadwerkelijk wordt uitgeoefend.".
Art.42. Dans l'article 49, § 2, du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 15 septembre 2013, les modifications suivantes sont apportées :
1° le 1° est abrogé ;
2° dans le texte néerlandais du 2°, le mot " statutaire " est inséré entre les mots " voor de " et les mots " ambtenaren die " ;
3° le paragraphe 2 est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Par dérogation à l'alinéa 1er, pour les agents statutaires ou les membres du personnel contractuel qui exercent des fonctions supérieures, l'allocation de gestion semestrielle est payée pour la période concernée sur base de l'échelle de traitement dans laquelle la fonction est effectivement exercée. ".
1° le 1° est abrogé ;
2° dans le texte néerlandais du 2°, le mot " statutaire " est inséré entre les mots " voor de " et les mots " ambtenaren die " ;
3° le paragraphe 2 est complété par un alinéa rédigé comme suit :
" Par dérogation à l'alinéa 1er, pour les agents statutaires ou les membres du personnel contractuel qui exercent des fonctions supérieures, l'allocation de gestion semestrielle est payée pour la période concernée sur base de l'échelle de traitement dans laquelle la fonction est effectivement exercée. ".
Art.43. In artikel 51 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 september 2013 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de woorden "aan de op proef benoemde statutaire ambtenaren en aan de contractuele personeelsleden die minder dan twaalf al dan niet onderbroken kalendermaanden in dienst zijn bij het Instituut" vervangen door de woorden "aan een statutaire ambtenaar of aan een contractueel personeelslid die/dat bij het Instituut minder dan twaalf al dan niet onderbroken kalendermaanden in dienst is, alsook aan de statutaire ambtenaren tijdens hun proeftijd voor benoeming of bevordering in vast verband";
2° in paragraaf 2 wordt het tweede lid opgeheven;
3° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende:
" § 3. In afwijking van paragraaf 1, behouden de op proef benoemde statutaire ambtenaren die, onmiddellijk vóór hun benoeming op proef in dezelfde betrekking tewerkgesteld waren als contractueel personeelslid, tijdens hun proefperiode het laatste hen toegekende waarderingscijfer.".
1° in paragraaf 1 worden de woorden "aan de op proef benoemde statutaire ambtenaren en aan de contractuele personeelsleden die minder dan twaalf al dan niet onderbroken kalendermaanden in dienst zijn bij het Instituut" vervangen door de woorden "aan een statutaire ambtenaar of aan een contractueel personeelslid die/dat bij het Instituut minder dan twaalf al dan niet onderbroken kalendermaanden in dienst is, alsook aan de statutaire ambtenaren tijdens hun proeftijd voor benoeming of bevordering in vast verband";
2° in paragraaf 2 wordt het tweede lid opgeheven;
3° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende:
" § 3. In afwijking van paragraaf 1, behouden de op proef benoemde statutaire ambtenaren die, onmiddellijk vóór hun benoeming op proef in dezelfde betrekking tewerkgesteld waren als contractueel personeelslid, tijdens hun proefperiode het laatste hen toegekende waarderingscijfer.".
Art.43. A l'article 51 du même arrêté, modifié par l'arrêté royal du 15 septembre 2013, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le paragraphe 1er, les mots " aux agents statutaires nommés à l'essai et aux membres du personnel contractuels qui sont en service à l'IBPT depuis moins de douze mois civils, continus ou non " sont remplacés par les mots " à un agent statutaire ou à un membre du personnel contractuel qui est en service à l'Institut depuis moins de douze mois civils, continus ou non, ainsi qu'aux agents statutaires durant leur période d'essai avant nomination ou promotion à titre définitif " ;
2° dans le paragraphe 2, l'alinéa 2 est abrogé ;
3° l'article est complété par le paragraphe 3 rédigé comme suit :
" § 3. Par dérogation au paragraphe 1er, les agents statutaires nommés à l'essai, qui immédiatement avant leur nomination à l'essai occupaient la même fonction en tant que membre du personnel contractuel, conservent pendant leur période d'essai, la dernière cotation qui leur a été attribuée. ".
1° dans le paragraphe 1er, les mots " aux agents statutaires nommés à l'essai et aux membres du personnel contractuels qui sont en service à l'IBPT depuis moins de douze mois civils, continus ou non " sont remplacés par les mots " à un agent statutaire ou à un membre du personnel contractuel qui est en service à l'Institut depuis moins de douze mois civils, continus ou non, ainsi qu'aux agents statutaires durant leur période d'essai avant nomination ou promotion à titre définitif " ;
2° dans le paragraphe 2, l'alinéa 2 est abrogé ;
3° l'article est complété par le paragraphe 3 rédigé comme suit :
" § 3. Par dérogation au paragraphe 1er, les agents statutaires nommés à l'essai, qui immédiatement avant leur nomination à l'essai occupaient la même fonction en tant que membre du personnel contractuel, conservent pendant leur période d'essai, la dernière cotation qui leur a été attribuée. ".
Art.44. In artikel 52 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt het woord "navermeld" vervangen door de woorden "het hierna vermelde";
2° de bepaling onder 1° wordt opgeheven.
1° in het eerste lid wordt het woord "navermeld" vervangen door de woorden "het hierna vermelde";
2° de bepaling onder 1° wordt opgeheven.
Art.44. Dans l'article 52 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le texte néerlandais de l'alinéa 1er, le mot " navermeld " est remplacé par les mots " het hierna vermelde " ;
2° le 1° est abrogé.
1° dans le texte néerlandais de l'alinéa 1er, le mot " navermeld " est remplacé par les mots " het hierna vermelde " ;
2° le 1° est abrogé.
Art.45. In titel II, hoofdstuk II, van hetzelfde besluit, wordt een afdeling IV ingevoegd, die artikel 62/1 bevat, luidende:
"Afdeling IV. Toelage voor uitoefening van functies boven die van de graad.
Art. 62/1. Een toelage voor uitoefening van functies boven die van de graad wordt toegekend aan de statutaire ambtenaar bedoeld in artikel 81/6 van het administratief statuut, wanneer de uitgeoefende functie hem een hogere bezoldiging zou opleveren dan de bezoldiging die hij zou krijgen in de waargenomen graad.
Deze toelage wordt bepaald op het verschil tussen de jaarbezoldiging die de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid zou genieten in de graad van de voorlopig uitgeoefende functie en de jaarbezoldiging die hij geniet in zijn werkelijke graad.
De bezoldigingen waarvan sprake in het voorgaande lid omvatten:
1° de brutowedde;
2° eventueel de haard- of standplaatstoelage.
Deze toelage is onderworpen aan de mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van het Instituut en wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.".
"Afdeling IV. Toelage voor uitoefening van functies boven die van de graad.
Art. 62/1. Een toelage voor uitoefening van functies boven die van de graad wordt toegekend aan de statutaire ambtenaar bedoeld in artikel 81/6 van het administratief statuut, wanneer de uitgeoefende functie hem een hogere bezoldiging zou opleveren dan de bezoldiging die hij zou krijgen in de waargenomen graad.
Deze toelage wordt bepaald op het verschil tussen de jaarbezoldiging die de statutaire ambtenaar of het contractuele personeelslid zou genieten in de graad van de voorlopig uitgeoefende functie en de jaarbezoldiging die hij geniet in zijn werkelijke graad.
De bezoldigingen waarvan sprake in het voorgaande lid omvatten:
1° de brutowedde;
2° eventueel de haard- of standplaatstoelage.
Deze toelage is onderworpen aan de mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van het Instituut en wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.".
Art.45. Dans le titre II, chapitre II, du même arrêté, il est inséré une section IV, comportant l'article 62/1, rédigé comme suit :
" Section IV. De l'allocation pour exercice de fonctions supérieures à celles du grade.
Art. 62/1. Une allocation pour exercice de fonctions supérieures à celle du grade est octroyée à l'agent statutaire visé à l'article 81/6 du statut administratif, lorsque la fonction exercée lui assurerait un traitement supérieur au sien s'il obtenait le grade correspondant.
Cette allocation est fixée au montant de la différence entre la rétribution annuelle dont l'agent statutaire ou le membre du personnel contractuel bénéficierait dans le grade de la fonction exercée provisoirement et la rétribution annuelle dont il bénéficie dans son grade effectif.
Les rétributions visées à l'alinéa précédent comprennent :
1° le traitement brut ;
2° éventuellement, l'allocation de foyer ou de résidence.
Cette allocation est soumise au régime de mobilité applicable aux traitements du personnel de l'Institut et liée à l'indice pivot 138,01. ".
" Section IV. De l'allocation pour exercice de fonctions supérieures à celles du grade.
Art. 62/1. Une allocation pour exercice de fonctions supérieures à celle du grade est octroyée à l'agent statutaire visé à l'article 81/6 du statut administratif, lorsque la fonction exercée lui assurerait un traitement supérieur au sien s'il obtenait le grade correspondant.
Cette allocation est fixée au montant de la différence entre la rétribution annuelle dont l'agent statutaire ou le membre du personnel contractuel bénéficierait dans le grade de la fonction exercée provisoirement et la rétribution annuelle dont il bénéficie dans son grade effectif.
Les rétributions visées à l'alinéa précédent comprennent :
1° le traitement brut ;
2° éventuellement, l'allocation de foyer ou de résidence.
Cette allocation est soumise au régime de mobilité applicable aux traitements du personnel de l'Institut et liée à l'indice pivot 138,01. ".
Art.46. In titel II, hoofdstuk II, van hetzelfde besluit wordt een afdeling V ingevoegd die de artikelen 62/2 tot 62/5 bevat, luidende:
"Afdeling V. Vergoeding voor verblijfskosten.
Art. 62/2. Een vergoeding voor verblijfskosten wordt toegekend aan een statutaire ambtenaar of aan een contractueel personeelslid die/dat zich moet verplaatsen voor het uitoefenen van zijn functie.
Art. 62/3. § 1. De vergoeding voor verblijfskosten omvat:
1° een jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor verblijfskosten wanneer het gaat om een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid van niveau A, van niveau B of van niveau C met de hoedanigheid van controleur; of
2° een jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor reiskosten wanneer het gaat om een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid van niveau C die/dat niet de hoedanigheid van controleur heeft; of
3° een dagelijkse verblijfsvergoeding in de andere gevallen.
De respectieve bedragen van deze vergoedingen zijn vastgesteld in bijlage V.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde vergoeding dekt allerlei uitgaven die inherent zijn aan de beroepsmatige verplaatsingen binnen het Rijk.
De verschillende soorten van vergoeding voor verblijfskosten mogen niet worden gecumuleerd.
Het bedrag van de vergoeding voor verblijfskosten wordt onderworpen aan de mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van het Instituut en gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
Art. 62/4. De statutaire ambtenaren belast met functies boven die van hun graad genieten de jaarlijkse vergoeding overeenkomstig de graad waarvan ze voorlopig de functie uitoefenen.
Art. 62/5. De dagelijkse vergoeding voor verblijfkosten wordt slechts toegekend op voorwaarde dat de opdrachten een traject omvatten van meer dan vijf kilometer zonder omweg gerekend van het punt van vertrek tot dat van bestemming.
Als vertrekpunt voor het traject geldt het station of de halteplaats dat of die de administratieve standplaats of de woonplaats bedient die zich het dichtst bij de plaats van de opdracht bevindt.
Wanneer de reis met een motorvoertuig geschiedt, moet het traject meer dan 25 kilometer bedragen tussen het punt van vertrek en dat van bestemming, om aanspraak te kunnen geven op de vergoeding. In dit geval wordt het traject gerekend vanaf het gebouw van het Instituut waarin het voertuig geparkeerd staat.".
"Afdeling V. Vergoeding voor verblijfskosten.
Art. 62/2. Een vergoeding voor verblijfskosten wordt toegekend aan een statutaire ambtenaar of aan een contractueel personeelslid die/dat zich moet verplaatsen voor het uitoefenen van zijn functie.
Art. 62/3. § 1. De vergoeding voor verblijfskosten omvat:
1° een jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor verblijfskosten wanneer het gaat om een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid van niveau A, van niveau B of van niveau C met de hoedanigheid van controleur; of
2° een jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor reiskosten wanneer het gaat om een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid van niveau C die/dat niet de hoedanigheid van controleur heeft; of
3° een dagelijkse verblijfsvergoeding in de andere gevallen.
De respectieve bedragen van deze vergoedingen zijn vastgesteld in bijlage V.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde vergoeding dekt allerlei uitgaven die inherent zijn aan de beroepsmatige verplaatsingen binnen het Rijk.
De verschillende soorten van vergoeding voor verblijfskosten mogen niet worden gecumuleerd.
Het bedrag van de vergoeding voor verblijfskosten wordt onderworpen aan de mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van het Instituut en gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
Art. 62/4. De statutaire ambtenaren belast met functies boven die van hun graad genieten de jaarlijkse vergoeding overeenkomstig de graad waarvan ze voorlopig de functie uitoefenen.
Art. 62/5. De dagelijkse vergoeding voor verblijfkosten wordt slechts toegekend op voorwaarde dat de opdrachten een traject omvatten van meer dan vijf kilometer zonder omweg gerekend van het punt van vertrek tot dat van bestemming.
Als vertrekpunt voor het traject geldt het station of de halteplaats dat of die de administratieve standplaats of de woonplaats bedient die zich het dichtst bij de plaats van de opdracht bevindt.
Wanneer de reis met een motorvoertuig geschiedt, moet het traject meer dan 25 kilometer bedragen tussen het punt van vertrek en dat van bestemming, om aanspraak te kunnen geven op de vergoeding. In dit geval wordt het traject gerekend vanaf het gebouw van het Instituut waarin het voertuig geparkeerd staat.".
Art.46. Dans le titre II, chapitre II, du même arrêté, il est inséré une section V, comportant les articles 62/2 à 62/5, rédigée comme suit :
" Section V. De l'attribution d'indemnités pour frais de séjour.
Art. 62/2. Il est octroyé une indemnité pour frais de séjour à un agent statutaire ou à un membre du personnel contractuel astreint à se déplacer dans l'exercice de sa fonction.
Art. 62/3. § 1er. L'indemnité pour frais de séjour consiste en :
1° une indemnité forfaitaire annuelle de séjour lorsqu'il s'agit d'un agent statutaire ou d'un membre du personnel contractuel de niveau A, de niveau B, ou de niveau C ayant la qualité de contrôleur ; ou
2° une indemnité forfaitaire annuelle pour les frais de route lorsqu'il s'agit d'un agent statutaire ou d'un membre du personnel contractuel de niveau C n'ayant pas la qualité de contrôleur ; ou
3° une indemnité journalière de séjour dans les autres hypothèses.
Les montants respectifs de ces indemnités sont fixés à l'annexe V.
§ 2. L'indemnité visée au paragraphe 1er couvre les dépenses de toute nature inhérentes aux déplacements professionnels effectués à l'intérieur du Royaume.
Les différents types d'indemnités pour frais de séjour ne peuvent être cumulés.
Le montant de l'indemnité pour frais de séjour est soumis au régime de mobilité applicable aux traitements du personnel de l'Institut et lié à l'indice pivot 138,01.
Art. 62/4. Les agents statutaires chargés de fonctions supérieures à celles de leur grade bénéficient du taux de l'indemnité annuelle prévue pour le grade dont ils exercent provisoirement la fonction.
Art. 62/5. L'indemnité journalière pour frais de séjour n'est accordée que pour les missions comportant un trajet de plus de cinq kilomètres sans détours du point de départ à destination.
Ce trajet se compte à partir de la station ou du point d'arrêt desservant la résidence administrative ou le domicile le plus proche du lieu de la mission.
Lorsque le déplacement s'effectue avec un véhicule motorisé, un trajet supérieur à 25 kilomètres du point de départ à destination, donne droit à l'indemnité. Dans cette éventualité, le trajet se compte à partir du bâtiment de l'Institut où se trouve garé le véhicule. ".
" Section V. De l'attribution d'indemnités pour frais de séjour.
Art. 62/2. Il est octroyé une indemnité pour frais de séjour à un agent statutaire ou à un membre du personnel contractuel astreint à se déplacer dans l'exercice de sa fonction.
Art. 62/3. § 1er. L'indemnité pour frais de séjour consiste en :
1° une indemnité forfaitaire annuelle de séjour lorsqu'il s'agit d'un agent statutaire ou d'un membre du personnel contractuel de niveau A, de niveau B, ou de niveau C ayant la qualité de contrôleur ; ou
2° une indemnité forfaitaire annuelle pour les frais de route lorsqu'il s'agit d'un agent statutaire ou d'un membre du personnel contractuel de niveau C n'ayant pas la qualité de contrôleur ; ou
3° une indemnité journalière de séjour dans les autres hypothèses.
Les montants respectifs de ces indemnités sont fixés à l'annexe V.
§ 2. L'indemnité visée au paragraphe 1er couvre les dépenses de toute nature inhérentes aux déplacements professionnels effectués à l'intérieur du Royaume.
Les différents types d'indemnités pour frais de séjour ne peuvent être cumulés.
Le montant de l'indemnité pour frais de séjour est soumis au régime de mobilité applicable aux traitements du personnel de l'Institut et lié à l'indice pivot 138,01.
Art. 62/4. Les agents statutaires chargés de fonctions supérieures à celles de leur grade bénéficient du taux de l'indemnité annuelle prévue pour le grade dont ils exercent provisoirement la fonction.
Art. 62/5. L'indemnité journalière pour frais de séjour n'est accordée que pour les missions comportant un trajet de plus de cinq kilomètres sans détours du point de départ à destination.
Ce trajet se compte à partir de la station ou du point d'arrêt desservant la résidence administrative ou le domicile le plus proche du lieu de la mission.
Lorsque le déplacement s'effectue avec un véhicule motorisé, un trajet supérieur à 25 kilomètres du point de départ à destination, donne droit à l'indemnité. Dans cette éventualité, le trajet se compte à partir du bâtiment de l'Institut où se trouve garé le véhicule. ".
Art.47. In titel II, hoofdstuk II, van hetzelfde besluit wordt een afdeling VI ingevoegd, die de artikelen 62/6 tot 62/7 bevat, luidende:
"Afdeling VI. Vergoeding wegens dienstopdracht in het buitenland.
Art. 62/6. § 1. De Raad bepaalt in welke hypotheses, onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid zich mag verplaatsen voor het uitoefenen van zijn functie en buiten het Instituut mag verblijven wegens een dienstopdracht in het buitenland, alsook de nadere regelen voor het financieel ten laste nemen van de kosten die met die opdracht verband houden.
§ 2. De Raad organiseert de opdracht.
Hij staat de verplaatsing toe met het meest geschikte openbaar vervoermiddel met inachtneming van de kosten, de tijd die aan de uitvoering van de opdracht wordt besteed en de financiële belangen van het BIPT.
Hij mag het gebruik van een dienstwagen of van een privévoertuig uitzonderlijk toestaan indien het financieel voordeliger blijkt voor het Instituut en de voorwaarden voor dat gebruik preciseren.
Art. 62/7. § 1. De vergoeding voor verblijfskosten in verband met een dienstopdracht in het buitenland bestaat uit:
1° een dagelijkse forfaitaire vergoeding op basis van de periode die nodig is voor de opdracht;
2° in voorkomend geval, een vergoeding om de huisvestingskosten te dekken.
De vergoeding om de huisvestingskosten te dekken wordt betaald op basis van de werkelijke uitgaven die naar behoren zijn gerechtvaardigd en ten belope van de per land vastgestelde maximumrichtprijzen.
De bedragen van de dagelijkse forfaitaire vergoeding en de maximumrichtprijzen voor huisvesting worden door de Raad vastgesteld overeenkomstig de tabel bij het ministerieel besluit van 15 september 2017 houdende vaststelling van verblijfsvergoedingen toegekend aan afgevaardigden en ambtenaren afhangend van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die zich in officiële opdracht naar het buitenland begeven of zetelen in internationale commissies.
§ 2. De andere werkelijke kosten die tijdens de opdracht gedragen zijn, mogen los van de vergoedingen bedoeld in paragraaf 1, worden terugbetaald.".
"Afdeling VI. Vergoeding wegens dienstopdracht in het buitenland.
Art. 62/6. § 1. De Raad bepaalt in welke hypotheses, onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regelen een statutaire ambtenaar of een contractueel personeelslid zich mag verplaatsen voor het uitoefenen van zijn functie en buiten het Instituut mag verblijven wegens een dienstopdracht in het buitenland, alsook de nadere regelen voor het financieel ten laste nemen van de kosten die met die opdracht verband houden.
§ 2. De Raad organiseert de opdracht.
Hij staat de verplaatsing toe met het meest geschikte openbaar vervoermiddel met inachtneming van de kosten, de tijd die aan de uitvoering van de opdracht wordt besteed en de financiële belangen van het BIPT.
Hij mag het gebruik van een dienstwagen of van een privévoertuig uitzonderlijk toestaan indien het financieel voordeliger blijkt voor het Instituut en de voorwaarden voor dat gebruik preciseren.
Art. 62/7. § 1. De vergoeding voor verblijfskosten in verband met een dienstopdracht in het buitenland bestaat uit:
1° een dagelijkse forfaitaire vergoeding op basis van de periode die nodig is voor de opdracht;
2° in voorkomend geval, een vergoeding om de huisvestingskosten te dekken.
De vergoeding om de huisvestingskosten te dekken wordt betaald op basis van de werkelijke uitgaven die naar behoren zijn gerechtvaardigd en ten belope van de per land vastgestelde maximumrichtprijzen.
De bedragen van de dagelijkse forfaitaire vergoeding en de maximumrichtprijzen voor huisvesting worden door de Raad vastgesteld overeenkomstig de tabel bij het ministerieel besluit van 15 september 2017 houdende vaststelling van verblijfsvergoedingen toegekend aan afgevaardigden en ambtenaren afhangend van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die zich in officiële opdracht naar het buitenland begeven of zetelen in internationale commissies.
§ 2. De andere werkelijke kosten die tijdens de opdracht gedragen zijn, mogen los van de vergoedingen bedoeld in paragraaf 1, worden terugbetaald.".
Art.47. Dans le titre II, chapitre II, du même arrêté, il est inséré une section VI, comportant les articles 62/6 à 62/7, rédigée comme suit :
" Section VI. De l'octroi d'indemnités pour frais de mission à l'étranger.
Art. 62/6. § 1er. Le Conseil détermine les hypothèses, conditions et modalités selon lesquelles un agent statutaire ou un membre du personnel contractuel est autorisé à se déplacer dans l'exercice de sa fonction et à séjourner en dehors de l'Institut en raison d'une mission de service à l'étranger, ainsi que les modalités de prise en charge financière des frais liés à cette mission.
§ 2. Le Conseil gère l'organisation de la mission.
Il autorise le déplacement par le moyen de transport en commun le plus approprié compte tenu du coût, des délais impartis à l'exécution de la mission et des intérêts financiers de l'Institut.
Il peut autoriser l'usage d'un véhicule de service ou privé à titre exceptionnel s'il s'avère financièrement plus avantageux pour l'Institut et préciser les conditions liées à cette utilisation.
Art. 62/7. § 1er. L'indemnité pour frais de séjour liés à une mission de service à l'étranger est composée :
1° d'une indemnité forfaitaire journalière en fonction de la période nécessaire à la mission ;
2° le cas échéant, d'une indemnité couvrant les frais de logement.
L'indemnité couvrant les frais de logement est payée sur la base des dépenses réelles dûment justifiées et à concurrence des prix de référence maximums établis par pays.
Les montants de l'indemnité forfaitaire journalière et les prix de référence maximums pour le logement sont fixés par le Conseil sur la base du tableau joint à l'arrêté ministériel du 15 septembre 2017 portant l'établissement d'indemnités de séjour octroyées aux représentants et aux fonctionnaires dépendant du Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement qui se rendent à l'étranger ou qui siègent dans des commissions internationales.
§ 2. Les autres frais réels supportés en cours de mission peuvent faire l'objet d'un remboursement distinct des indemnités visées au paragraphe 1er. ".
" Section VI. De l'octroi d'indemnités pour frais de mission à l'étranger.
Art. 62/6. § 1er. Le Conseil détermine les hypothèses, conditions et modalités selon lesquelles un agent statutaire ou un membre du personnel contractuel est autorisé à se déplacer dans l'exercice de sa fonction et à séjourner en dehors de l'Institut en raison d'une mission de service à l'étranger, ainsi que les modalités de prise en charge financière des frais liés à cette mission.
§ 2. Le Conseil gère l'organisation de la mission.
Il autorise le déplacement par le moyen de transport en commun le plus approprié compte tenu du coût, des délais impartis à l'exécution de la mission et des intérêts financiers de l'Institut.
Il peut autoriser l'usage d'un véhicule de service ou privé à titre exceptionnel s'il s'avère financièrement plus avantageux pour l'Institut et préciser les conditions liées à cette utilisation.
Art. 62/7. § 1er. L'indemnité pour frais de séjour liés à une mission de service à l'étranger est composée :
1° d'une indemnité forfaitaire journalière en fonction de la période nécessaire à la mission ;
2° le cas échéant, d'une indemnité couvrant les frais de logement.
L'indemnité couvrant les frais de logement est payée sur la base des dépenses réelles dûment justifiées et à concurrence des prix de référence maximums établis par pays.
Les montants de l'indemnité forfaitaire journalière et les prix de référence maximums pour le logement sont fixés par le Conseil sur la base du tableau joint à l'arrêté ministériel du 15 septembre 2017 portant l'établissement d'indemnités de séjour octroyées aux représentants et aux fonctionnaires dépendant du Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement qui se rendent à l'étranger ou qui siègent dans des commissions internationales.
§ 2. Les autres frais réels supportés en cours de mission peuvent faire l'objet d'un remboursement distinct des indemnités visées au paragraphe 1er. ".
Art.48. In hetzelfde besluit wordt een bijlage V ingevoegd die wordt bijgevoegd als bijlage bij dit besluit.
Art.48. Dans le même arrêté, il est inséré une annexe V qui est jointe en annexe au présent arrêté.
Art.49. Opgeheven worden:
1° het koninklijk besluit van 13 september 1998 betreffende de opleiding van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
2° het ministerieel besluit van 13 september 1998 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 13 september 1998 betreffende de opleiding van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.
1° het koninklijk besluit van 13 september 1998 betreffende de opleiding van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
2° het ministerieel besluit van 13 september 1998 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 13 september 1998 betreffende de opleiding van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.
Art.49. Sont abrogés :
1° l'arrêté royal du 13 septembre 1998 relatif à la formation du personnel de l'Institut belge des Services postaux et des télécommunications ;
2° l'arrêté ministériel du 13 septembre 1998 portant exécution de l'arrêté royal du 13 septembre 1998 relatif à la formation du personnel de l'Institut belge des services postaux et des télécommunications.
1° l'arrêté royal du 13 septembre 1998 relatif à la formation du personnel de l'Institut belge des Services postaux et des télécommunications ;
2° l'arrêté ministériel du 13 septembre 1998 portant exécution de l'arrêté royal du 13 septembre 1998 relatif à la formation du personnel de l'Institut belge des services postaux et des télécommunications.
Art.50. De minister bevoegd voor het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.50. Le ministre qui a l'Institut belge des services postaux et des télécommunications dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGE.
ANNEXE.
Art. N. Bijlage V bij het koninklijk besluit van 11 januari 2007 houdende het geldelijk statuut van het personeel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie
A) Jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor verblijfskosten:
A) Jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor verblijfskosten:
Art. N. Annexe V à l'arrêté royal du 11 janvier 2007 portant statut pécuniaire du personnel de l'Institut belge des services postaux et des télécommunications.
A) Indemnité annuelle forfaitaires pour frais de séjour :
A) Indemnité annuelle forfaitaires pour frais de séjour :
| Rang/Niveau | Graad | Bedrag |
| A3 | Eerste adviseur | 1.003,68 EUR |
| Eerste ingenieur-adviseur | ||
| Eerste informaticus-adviseur | ||
| A2 | Adviseur | 1.003,68 EUR |
| Ingenieur-adviseur | ||
| Informaticus-adviseur | ||
| B | Administratief sectiechef | 975,00 EUR |
| Technisch sectiechef | ||
| Hoofdcontroleur | ||
| C | Controleur (in uitdoving) | 975,00 EUR |
B) Forfaitaire vergoeding voor reiskosten:
| Rang/Niveau | Grades | Montant |
| A3 | Premier conseiller | 1.003,68 EUR |
| Premier ingénieur-conseiller | ||
| Premier informaticien-conseiller | ||
| A2 | Conseiller | 1.003,68 EUR |
| Ingénieur-conseiller | ||
| Informaticien - conseiller | ||
| B | Chef de section administratif | 975,00 EUR |
| Chef de section technique | ||
| Contrôleur en chef | ||
| C | Contrôleur (en extinction) | 975,00 EUR |
B) Indemnité forfaitaire pour frais de route :
| Graad | Voorwaarden | Bedrag | |
| Normale vergoeding | Personeel van niveau C dat niet de hoedanigheid van controleur heeft | Verplaatsing binnen of buiten de agglomeraties of plaatsen | 573,52 EUR |
C) Dagelijkse vergoedingen voor verblijfskosten:
| Grade | Conditions | Montant | |
| Indemnité forfaitaire | Personnel de niveau C qui n'a pas la qualité de contrôleur | Déplacement à l'intérieur ou à l'extérieur des agglomérations ou localités | 573,52 EUR |
C) Indemnités journalières pour frais de séjour :
| Rang/Niveau | Bedrag | |
| Reis van meer dan 5 uur tot minder dan 8 uur zonder middagpauze | a) Reis van meer dan 5 uur tot minder dan 8 uur waaronder de middagpauze b) Reis van 8 uur en meer | |
| A3 en A2 | 2,39 EUR | 10,04 EUR |
| Niveaus B, C en D | 2,39 EUR | 8,13 EUR |
| Rang/Niveau | Montant | |
| Voyage de plus de 5 heures à moins de 8 heures. | a) Voyage de plus de 5 heures à moins de 8 heures mais comprenant la pause de midi b) Voyage de 8 heures et plus | |
| A3 et A2 | 2,39 EUR | 10,04 EUR |
| Niveaux B,C et D | 2,39 EUR | 8,13 EUR |