Art.2. § 1. De scholen die, naargelang van het geval, beantwoorden aan de voorwaarde van artikel 226, eerste lid, 1°, of artikel 234, eerste lid, 1°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, melden vóór 1 maart van het voorafgaande schooljaar aan AGODI hoeveel regelmatige leerlingen, die ingeschreven zijn op de eerste lesdag van februari van het voormelde schooljaar, beantwoorden aan een of meer van de volgende gelijkekansenindicatoren:
1°
[1 ...]1 2°
[1 ...]1 3° de ouders behoren tot de trekkende bevolking. Het voormelde wordt vastgesteld op basis van een van de volgende attesten waarover de ouders beschikken:
a) binnenschipper:
1)
[1 ...]1 2) een kopie van de aanvraag tot vermindering van het kostgeld voor kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben;
3) een attest, afgeleverd door een instantie die onafhankelijk is van de school, waaruit blijkt dat beide ouders tot de beroepsgroep behoren van de binnenschippers;
b) kermis- en circusexploitanten en -artiesten:
1)
[1 ...]1 een kopie uit het handelsregister waaruit blijkt dat beide ouders kermis- of circusexploitanten of -artiesten zijn;
2) een lidkaart van kermisreiziger of -exploitant;
3) een kopie van de aanvraag tot vermindering van het kostgeld voor kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben;
4) een attest, afgeleverd door een instantie die onafhankelijk is van de school, waaruit blijkt dat beide ouders tot de beroepsgroep behoren van de kermis- en circusexploitanten en -artiesten;
c) Romzigeuners, Manoesjzigeuners, Voyageurs en andere personen met een nomadische cultuur:
1) een verklaring van de burgemeester dat het adres een terrein is dat specifiek bedoeld is voor de trekkende bevolking (Rom, Voyageur, Manoesj);
2) een attest van woonwagenbewoner dat is ingevuld en ondertekend door een vzw die door de Vlaamse Gemeenschap erkend is, of door een specifieke dienst of cel binnen een stad of gemeente;
d) Romazigeuners:
1) een document dat is opgesteld door een officiële instantie in België of het land van herkomst of door een vzw die door de Vlaamse Gemeenschap erkend is, waaruit blijkt dat de voormelde persoon Roma is. Bij documenten die opgesteld zijn in een andere taal dan het Nederlands, Frans, Engels of Duits, kan een Nederlandse vertaling gevraagd worden die opgesteld is door een Belgische beëdigde vertaler;
2) gedurende de periode dat de asielprocedure loopt, een document dat bij de asielaanvraag gevoegd is, waarin verklaard wordt dat de aanvrager Roma is;
3) een verklaring van een asielcentrum dat de voormelde persoon bekendstaat als Romazigeuner;
4° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een studiebewijs dat daarmee gelijkwaardig is;
5° de taal die de leerling in het gezin spreekt, is niet het Nederlands, als bedoeld in artikel 225, § 1, 5°, en artikel 233, § 1, 5°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.
§ 2. In afwijking van § 1 moeten de scholen voor de in § 1, 4° of 5°, bedoelde gelijkekansenindicator geen melding meer doen voor die regelmatige leerlingen die al gekend zijn bij AGODI, tenzij bij wijziging.
[1 § 3. AGODI stelt vast welke leerlingen aan de volgende gelijke kansenindicatoren beantwoorden:
1° het gezin ontvangt een of meer selectieve participatietoeslagen leerling als vermeld in artikel 3, § 1, 38°, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, vastgesteld op basis van de toestand vóór 15 juni van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het schooljaar start waarvoor de middelen worden toegekend. AGODI stelt dit vast op basis van de databanken van het Agentschap Opgroeien;
2° de indicator leerlingen die een zorgthuis hebben als vermeld in artikel 3, 17° /2/1, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wordt vastgesteld door AGODI, de verwerkingsverantwoordelijke, op basis van de databanken van het agentschap Opgroeien, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of Fedasil.
Als er geen automatische data-uitwisseling met het agentschap Opgroeien of het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap plaatsvindt, wordt het voldoen aan de voormelde indicator leerlingen die een zorgthuis hebben voor de leerlingen, vermeld in artikel 3, 17° /2/1, a), van de voormelde codex, vastgesteld op basis van een bewijs van het gebruik van een jeugdhulpverleningsbeslissing, vermeld in artikel 3, 17° /2/1, a), van de voormelde codex.
Als er geen automatische data-uitwisseling met het agentschap Opgroeien plaatsvindt, wordt het voldoen aan de voormelde indicator leerlingen die een zorgthuis hebben voor de leerlingen, vermeld in artikel 3, 17° /2/1, b), van de voormelde codex, vastgesteld op basis van een bewijs van plaatsing als vermeld in artikel 3, 17° /2/1, b), van de voormelde codex.
Als er geen automatische data-uitwisseling met Fedasil plaatsvindt, wordt het voldoen aan de voormelde indicator leerlingen die een zorgthuis hebben, voor de leerlingen, vermeld in artikel 3, 17° /2/1, c), van de voormelde codex, vastgesteld op basis van een document dat is afgeleverd door een instantie die onafhankelijk is van de school. De maximale bewaartermijnen voor deze gegevens, die worden bewaard conform artikel 5, lid 1, e), van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, worden vastgelegd in beheersregels als vermeld in artikel III.81, § 2, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.]1