1° werkloosheidsbesluit: het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
2° de tijdelijk werkloze: de werknemer wiens arbeidsprestaties tijdelijk verminderd of geschorst zijn in toepassing van de artikelen 26, 51 of 77/4, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, voor zover zijn tijdelijke werkloosheid niet het gevolg is van een schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens overmacht die veroorzaakt wordt door de arbeidsongeschiktheid van de werknemer;
[1 2°/1 de volledig werkloze: de werknemer bedoeld in artikel 28, § 3, van het werkloosheidsbesluit, met uitzondering van de werknemer van wie op basis van de regels die bij collectieve arbeidsovereenkomst zijn vastgelegd, werd vastgesteld dat hij verminderd arbeidsgeschikt is voor het beroep dat hij normaal uitoefent;]1
3° X: het aantal volle uitkeringen in het zesdagenstelsel dat de tijdelijk werkloze in de periode van maart 2020 tot november 2020 heeft genoten in toepassing van de artikelen 106 tot 107 van het werkloosheidsbesluit;
4° Y: het aantal halve uitkeringen in het zesdagenstelsel dat de tijdelijk werkloze in de periode van maart 2020 tot november 2020 heeft genoten in toepassing van artikel 108 van het werkloosheidsbesluit;
[1 4°/1 Z: het aantal volle uitkeringen in het zesdagenstelsel dat de volledig werkloze in de periode van maart 2020 tot november 2020 heeft genoten in toepassing van de artikelen 74 en 100 van het werkloosheidsbesluit. De halve uitkeringen in toepassing van artikel 74 worden opgeteld, waarbij twee halve uitkeringen gelijk zijn aan één volle uitkering;]1
5° : de Rijksdienst: de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening bedoeld in artikel 7 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
6° de uitbetalingsinstelling: de instelling bedoeld in artikel 17 van het werkloosheidsbesluit.