Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° agentschap: het agentschap Zorg en Gezondheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid";
2° agentschap VAPH: het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
3° periode van civiele noodsituatie: de periode van civiele noodsituatie, vastgesteld conform artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020 houdende vaststelling van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, zoals vermeld in het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, met inbegrip van een eventuele verlenging van die periode door de Vlaamse Regering.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
8 MEI 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot aanpassing van administratieve procedures en termijnen in de regelgeving van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin door de uitbraak van COVID-19 en tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering van dat beleidsdomein(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-05-2020 en tekstbijwerking tot 07-07-2021)
Titre
8 MAI 2020. - Arrêté du Gouvernement flamand ajustant les procédures et délais administratifs dans la réglementation du domaine politique du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille à la suite de la propagation du COVID-19 et modifiant divers arrêtés du Gouvernement flamand dans ce domaine politique(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 26-05-2020 et mise à jour au 07-07-2021)
Informations sur le document
Numac: 2020041443
Datum: 2020-05-08
Info du document
Numac: 2020041443
Date: 2020-05-08
Table des matières
HOOFDSTUK 1. - Definities
HOOFDSTUK 2. - Opgroeien
Afdeling 1. - Decreet van 27 april 2018 tot reg...
Afdeling 2. - Procedurebesluit van 9 mei 2014
Afdeling 3. - Procedurebesluit Buitenschoolse O...
Afdeling 4. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
HOOFDSTUK 3. - Welzijn en samenleving
Afdeling 1. - Besluit van de Vlaamse regering v...
Afdeling 2. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
Afdeling 3. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
HOOFDSTUK 4. - Zorg en Gezondheid
Afdeling 1. - Koninklijk besluit van 6 november...
Afdeling 2. - Besluit van de Vlaamse regering v...
Afdeling 3. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
Afdeling 4. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
Afdeling 5. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
Afdeling 6. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
Afdeling 7. - Koninklijk besluit van 23 maart 2...
Afdeling 8. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
Afdeling 9. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
Afdeling 10. - Besluit van de Vlaamse Regering ...
Afdeling 11. - Besluit van de Vlaamse Regering ...
HOOFDSTUK 5. - Personen met een handicap
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Afdeling 2. - Besluit van de Vlaamse regering v...
Afdeling 3. - Besluit van de Vlaamse regering v...
Afdeling 4. - Besluit van de Vlaamse regering v...
Afdeling 5. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
Afdeling 6. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
Afdeling 7. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
Afdeling 8. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
Afdeling 9. - Ministerieel besluit van 30 april...
HOOFDSTUK 6. - Vlaams Infrastructuurfonds voor ...
Afdeling 1. - Besluit van de Vlaamse regering v...
Afdeling 2. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
Afdeling 3. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
Afdeling 4. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
Afdeling 5. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
Afdeling 6. - Besluit van de Vlaamse Regering v...
HOOFDSTUK 7. - Besluit van de Vlaamse Regering ...
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijziging van het besluit van de ...
Afdeling 2. - Wijziging van het besluit van de ...
Afdeling 3. - Wijziging van het besluit van de ...
Afdeling 4. - Wijzigingen van het besluit van d...
Afdeling 5. - Wijzigingen van het besluit van d...
Afdeling 6. - Wijzigingen van het besluit van d...
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Table des matières
CHAPITRE 1er. - Définitions
CHAPITRE 2. - Le grandir
Section 1ère. - Décret du 27 avril 2018 réglant...
Section 2. - Arrêté de procédure du 9 mai 2014
Section 3. - Arrêté de Procédure sur l'Accueil ...
Section 4. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
CHAPITRE 3. - Bien-être et société
Section 1ère. - Arrêté du Gouvernement flamand ...
Section 2. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 3. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
CHAPITRE 4. - Soins et santé
Section 1ère. - Arrêté royal du 6 novembre 1979...
Section 2. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 3. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 4. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 5. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 6. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 7. - Arrêté royal du 23 mars 2012 porta...
Section 8. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 9. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 10. - Arrête du Gouvernement flamand du...
Section 11. - Arrêté du Gouvernement flamand du...
CHAPITRE 5. - Personnes handicapées
Section 1ère. - Disposition générale
Section 2. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 3. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 4. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 5. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 6. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 7. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 8. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 9. - Arrêté ministériel du 30 avril 201...
CHAPITRE 6. - Fonds flamand de l'Infrastructure...
Section 1ère. - Arrêté du Gouvernement flamand ...
Section 2. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 3. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 4. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 5. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
Section 6. - Arrêté du Gouvernement flamand du ...
CHAPITRE 7. - Arrêté du Gouvernement flamand du...
CHAPITRE 8. - Dispositions modificatives
Section 1ère. - Modifications à l'arrêté du Gou...
Section 2. - Modification de l'arrêté du Gouver...
Section 3. - Modification de l'arrêté du Gouver...
Section 4. - Modifications de l'arrêté du Gouve...
Section 5. - Modifications de l'arrêté du Gouve...
Section 6. - Modifications de l'arrêté du Gouve...
CHAPITRE 9. - Dispositions finales
Tekst (134)
Texte (134)
HOOFDSTUK 1. - Definities
CHAPITRE 1er. - Définitions
Article 1er. Dans le présent arrêté, on entend par :
1° agence : l'agence Soins et Santé, créée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 7 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée interne " Zorg en Gezondheid " (Soins et Santé) ;
2° agence VAPH : l'Agence flamande pour les Personnes handicapées, créée par le décret du 7 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique " Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap " (Agence flamande pour les Personnes handicapées) ;
3° période d'urgence civile : la période d'urgence civile, établie conformément aux articles 2 et 3 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 20 mars 2020 établissant l'urgence civile en matière de santé publique, telle que mentionnée dans le décret du 20 mars 2020 contenant des mesures en cas d'urgence civile en matière de santé publique, y compris une éventuelle prolongation de cette période par le Gouvernement flamand.
1° agence : l'agence Soins et Santé, créée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 7 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée interne " Zorg en Gezondheid " (Soins et Santé) ;
2° agence VAPH : l'Agence flamande pour les Personnes handicapées, créée par le décret du 7 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique " Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap " (Agence flamande pour les Personnes handicapées) ;
3° période d'urgence civile : la période d'urgence civile, établie conformément aux articles 2 et 3 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 20 mars 2020 établissant l'urgence civile en matière de santé publique, telle que mentionnée dans le décret du 20 mars 2020 contenant des mesures en cas d'urgence civile en matière de santé publique, y compris une éventuelle prolongation de cette période par le Gouvernement flamand.
HOOFDSTUK 2. - Opgroeien
CHAPITRE 2. - Le grandir
Afdeling 1. - Decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid
Section 1ère. - Décret du 27 avril 2018 réglant les allocations dans le cadre de la politique familiale
Art.2. De verjaringstermijnen, vermeld in artikel 95 en 97 van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, die aflopen tijdens de periode van civiele noodsituatie, worden geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie.
Art.2. Les délais de prescription, visés aux articles 95 et 97 du décret du 27 avril 2018 réglant les allocations dans le cadre de la politique familiale, qui viennent à terme pendant la période de l'urgence civile, sont suspendus pendant la période d'urgence civile.
Art.3. De termijn waarbinnen een partij een beroep kan instellen bij de bevoegde rechtbank na een beslissing van de geschillencommissie, vermeld in artikel 115, § 1, eerste lid, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, die afloopt tijdens de periode van civiele noodsituatie, wordt geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie.
Art.3. Le délai endéans lequel une partie peut introduire un recours auprès du tribunal compétent après une décision de la commission de litiges, telle que visée à l'article 115, § 1er, alinéa 1er, du décret du 27 avril 2018 réglant les allocations dans le cadre de la politique familiale, qui expire pendant la période d'urgence civile, est suspendu pendant la période de l'urgence civile.
Afdeling 2. - Procedurebesluit van 9 mei 2014
Section 2. - Arrêté de procédure du 9 mai 2014
Art.4. De termijnen, vermeld in artikel 15, 20, 26, tweede lid, artikel 46, 49, 51, 70, 73, 95, 104 en 108 van het Procedurebesluit van 9 mei 2014, die aflopen tijdens de periode van civiele noodsituatie, worden geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie.
Art.4. Les délais, visés aux articles 15, 20, 26, alinéa 2, les articles 46, 49, 51, 70, 73, 95, 104 et 108 de l'arrêté de procédure du 9 mai 2014, qui expirent pendant la période de l'urgence civile, sont suspendus pendant la période de l'urgence civile.
Afdeling 3. - Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014
Section 3. - Arrêté de Procédure sur l'Accueil extrascolaire du 19 décembre 2014
Art.5. De termijnen, vermeld in artikel 17, 22, eerste lid, artikel 28, eerste lid, artikel 50, 103 en 109, van het Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014, die aflopen tijdens de periode van civiele noodsituatie, worden geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie.
Art.5. Les délais, visés aux articles 17, 22, alinéa 1er, l'article 28, alinéa 1er, les articles 50, 103 et 109 de l'Arrêté de Procédure sur l'Accueil extrascolaire du 19 december 2014, qui expirent pendant la période de l'urgence civile, sont suspendus pendant la période de l'urgence civile.
Afdeling 4. - Besluit van de Vlaamse Regering van 29 juni 2018 betreffende de oprichting van een commissie van beroep tegen de beslissing van de uitbetalingsactor over de toelagen in het kader van het gezinsbeleid of tegen het uitblijven ervan
Section 4. - Arrêté du Gouvernement flamand du 29 juin 2018 établissant une commission de recours contre la décision de l'acteur de paiement portant sur les allocations dans le cadre de la politique familiale ou contre l'absence d'une décision
Art.6. De beroepstermijn, vermeld in artikel 11, § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 2018 betreffende de oprichting van een commissie van beroep tegen de beslissing van de uitbetalingsactor over de toelagen in het kader van het gezinsbeleid of tegen het uitblijven ervan, die afloopt tijdens de periode van civiele noodsituatie, wordt geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie.
Art.6. Le délai de recours, visé à l'article 11, § 3, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 29 juin 2018 établissant une commission de recours contre la décision de l'acteur de paiement portant sur les allocations dans le cadre de la politique familiale ou contre l'absence d'une décision, qui expire pendant la période de l'urgence civile, est suspendu pendant la période de l'urgence civile.
HOOFDSTUK 3. - Welzijn en samenleving
CHAPITRE 3. - Bien-être et société
Afdeling 1. - Besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 tot uitvoering van het decreet van 26 juni 1991 houdende erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk
Section 1ère. - Arrêté du Gouvernement flamand du 17 juillet 2000 portant exécution du décret du 26 juin 1991 relatif à l'agrément des initiatives d'animation sociale et à l'octroi de subventions à ces initiatives
Art.7. In afwijking van artikel 12, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 tot uitvoering van het decreet van 26 juni 1991 houdende erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk worden nieuwe strategische meerjarenplannen voor de periode 2021-2025 uiterlijk op 15 juni 2020 ingediend.
Art.7. Par dérogation à l'article 12, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 juillet 2000 portant exécution du décret du 26 juin 1991 relatif à l'agrément des initiatives d'animation sociale et à l'octroi de subventions à ces initiatives, les nouveaux plans stratégiques pluriannuels pour la période 2021-2025 sont introduits au plus tard le 15 juin 2020.
Art.8. In afwijking van artikel 22, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 tot uitvoering van het decreet van 26 juni 1991 houdende erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk worden financiële verslagen over het jaar 2019 uiterlijk op 31 mei 2020 ingediend.
Art.8. Par dérogation à l'article 22, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 juillet 2000 portant exécution du décret du 26 juin 1991 relatif à l'agrément des initiatives d'animation sociale et à l'octroi de subventions à ces initiatives, les rapports financiers sur l'année 2019 sont introduits au plus tard le 31 mai 2020.
Afdeling 2. - Besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de armoedebestrijding
Section 2. - Arrêté du Gouvernement flamand du 15 mai 2009 en matière de lutte contre la pauvreté
Art.9. In afwijking van artikel 12, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de armoedebestrijding wordt het meerjarenplan voor de periode 2021-2025 voor 15 juni 2020 ingediend.
In afwijking van artikel 12, tweede lid, van het voormelde besluit beslist de minister voor 1 november 2020 over de goedkeuring van het ingediende meerjarenplan voor de periode 2021-2025.
In afwijking van artikel 12, tweede lid, van het voormelde besluit beslist de minister voor 1 november 2020 over de goedkeuring van het ingediende meerjarenplan voor de periode 2021-2025.
Art.9. Par dérogation à l'article 12, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand en matière de lutte contre la pauvreté, le plan pluriannuel pour la période 2021-2025 est introduit avant le 15 juin 2020.
Par dérogation à l'article 12, alinéa 2 de l'arrêté précité, le ministre décide de l'approbation du plan pluriannuel soumis avant le 1 novembre 2020.
Par dérogation à l'article 12, alinéa 2 de l'arrêté précité, le ministre décide de l'approbation du plan pluriannuel soumis avant le 1 novembre 2020.
Art.10. In afwijking van artikel 19, eerste lid, en artikel 49, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de armoedebestrijding worden de stavingsstukken voor het werkingsjaar 2019 uiterlijk op 1 juni 2020 ingediend.
Art.10. Par dérogation à l'article 19, alinéa 1er et à l'article 49, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 mai 2009 en matière de lutte contre la pauvreté, les pièces justificatives pour l'année d'activité 2019 sont introduites au plus tard le 1 juin 2020.
Art.11. In afwijking van artikel 32, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de armoedebestrijding wordt het beleidsplan voor de periode 2021-2025 voor 15 juni 2020 ingediend.
In afwijking van artikel 32, § 2, tweede lid, van het voormelde besluit beslist de minister voor 1 november 2020 over de goedkeuring van het ingediende beleidsplan voor de periode 2021-2025.
In afwijking van artikel 32, § 2, tweede lid, van het voormelde besluit beslist de minister voor 1 november 2020 over de goedkeuring van het ingediende beleidsplan voor de periode 2021-2025.
Art.11. Par dérogation à l'article 32, § 1er, alinéa 1er, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 mai 2009 en matière de lutte contre la pauvreté, le plan stratégique pour la période 2021-2025 est introduit avant le 15 juin 2020.
Par dérogation à l'article 32, § 2, alinéa 2 de l'arrêté précité, le ministre décide de l'approbation du plan stratégique soumis pour la période 2021-2025 avant le 1 novembre 2020.
Par dérogation à l'article 32, § 2, alinéa 2 de l'arrêté précité, le ministre décide de l'approbation du plan stratégique soumis pour la période 2021-2025 avant le 1 novembre 2020.
Afdeling 3. - Besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2019 houdende de subsidiëring van initiatieven die voorzien in een herstelgericht en constructief hulp- en dienstverleningsaanbod voor verdachten, in verdenking gestelde personen, beklaagden, veroordeelden of geïnterneerden, en voor slachtoffers van misdrijven, alsook voor hun onmiddellijke omgeving, dat niet wordt verstrekt ter uitvoering van een beslissing van een gerechtelijke of administratieve overheid
Section 3. - Arrêté du Gouvernement flamand du 15 février 2019 portant subventionnement d'initiatives qui pourvoient à une offre restauratrice et constructive d'aide et de services en faveur de suspects, d'inculpés, de prévenus, de condamnés ou d'internés, et en faveur des victimes d'infractions, ainsi qu'en faveur de leur entourage immédiat, qui n'est pas fournie en exécution d'une décision d'une autorité judiciaire ou administrative
Art.12. In afwijking van artikel 4, § 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2019 houdende de subsidiëring van initiatieven die voorzien in een herstelgericht en constructief hulp- en dienstverleningsaanbod voor verdachten, in verdenking gestelde personen, beklaagden, veroordeelden of geïnterneerden, en voor slachtoffers van misdrijven, alsook voor hun onmiddellijke omgeving, dat niet wordt verstrekt ter uitvoering van een beslissing van een gerechtelijke of administratieve overheid is het meerjarenplan voor de periode 2021-2025 ontvankelijk als het wordt ingediend uiterlijk op 1 juni 2020.
Art.12. Par dérogation à l'article 4, § 2, alinéa 1er, de l'Arrêté du Gouvernement flamand du 15 février 2019 portant subventionnement d'initiatives qui pourvoient à une offre restauratrice et constructive d'aide et de services en faveur de suspects, d'inculpés, de prévenus, de condamnés ou d'internés, et en faveur des victimes d'infractions, ainsi qu'en faveur de leur entourage immédiat, qui n'est pas fournie en exécution d'une décision d'une autorité judiciaire ou administrative, le plan pluriannuel pour la période 2021-2025 est recevable s'il est introduit au plus tard le 1er juin 2020.
Art.13. § 1. In afwijking van artikel 13, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2019 houdende de subsidiëring van initiatieven die voorzien in een herstelgericht en constructief hulp- en dienstverleningsaanbod voor verdachten, in verdenking gestelde personen, beklaagden, veroordeelden of geïnterneerden, en voor slachtoffers van misdrijven, alsook voor hun onmiddellijke omgeving, dat niet wordt verstrekt ter uitvoering van een beslissing van een gerechtelijke of administratieve overheid is de projectaanvraag van het project dat start op 1 januari 2021 ontvankelijk als het wordt ingediend uiterlijk op 1 juli 2020.
§ 2. In afwijking van artikel 14, tweede lid, van het voormelde besluit stelt de administratie voor 1 september 2020 de initiatiefnemer op de hoogte als de projectaanvraag van het project dat start op 1 januari 2021 niet ontvankelijk is.
In afwijking van artikel 14, derde en vierde lid, van het voormelde besluit wordt de beslissing van de minister om de projectaanvraag van het project dat start op 1 januari 2021 goed te keuren of af te keuren uiterlijk op 1 december 2020 meegedeeld aan de initiatiefnemer.
§ 2. In afwijking van artikel 14, tweede lid, van het voormelde besluit stelt de administratie voor 1 september 2020 de initiatiefnemer op de hoogte als de projectaanvraag van het project dat start op 1 januari 2021 niet ontvankelijk is.
In afwijking van artikel 14, derde en vierde lid, van het voormelde besluit wordt de beslissing van de minister om de projectaanvraag van het project dat start op 1 januari 2021 goed te keuren of af te keuren uiterlijk op 1 december 2020 meegedeeld aan de initiatiefnemer.
Art.13. § 1er. Par dérogation à l'article 13, § 2, de l' Arrêté du Gouvernement flamand du 15 février 2019 portant subventionnement d'initiatives qui pourvoient à une offre restauratrice et constructive d'aide et de services en faveur de suspects, d'inculpés, de prévenus, de condamnés ou d'internés, et en faveur des victimes d'infractions, ainsi qu'en faveur de leur entourage immédiat, qui n'est pas fournie en exécution d'une décision d'une autorité judiciaire ou administrative, la demande de projet du projet qui débute le 1er janvier 2021 est recevable s'il est introduit le 1er juillet 2020 au plus tard.
§ 2. Par dérogation à l'article 14, alinéa 2 de l'arrêté précité, l'administration informe l'initiateur du projet que la demande de projet du projet qui débute le 1er janvier 2021 n'est pas recevable, avant le 1 septembre 2020.
Par dérogation à l'article 14, alinéas trois et quatre de l'arrêté précité, la décision du ministre d'approuver ou de rejeter la de projet du projet qui débute le 1er janvier 2021, est communiquée à l'initiateur au plus tard le 1 décembre 2020.
§ 2. Par dérogation à l'article 14, alinéa 2 de l'arrêté précité, l'administration informe l'initiateur du projet que la demande de projet du projet qui débute le 1er janvier 2021 n'est pas recevable, avant le 1 septembre 2020.
Par dérogation à l'article 14, alinéas trois et quatre de l'arrêté précité, la décision du ministre d'approuver ou de rejeter la de projet du projet qui débute le 1er janvier 2021, est communiquée à l'initiateur au plus tard le 1 décembre 2020.
HOOFDSTUK 4. - Zorg en Gezondheid
CHAPITRE 4. - Soins et santé
Afdeling 1. - Koninklijk besluit van 6 november 1979 tot vaststelling van de normen inzake beveiliging tegen brand en paniek waaraan ziekenhuizen moeten voldoen
Section 1ère. - Arrêté royal du 6 novembre 1979 portant fixation des normes de protection contre l'incendie et la panique, auxquelles doivent répondre les hôpitaux
Art.14. In deze afdeling wordt verstaan onder koninklijk besluit van 6 november 1979: het koninklijk besluit van 6 november 1979 tot vaststelling van de normen inzake beveiliging tegen brand en paniek waaraan ziekenhuizen moeten voldoen.
Art.14. Dans la présente section, on entend par arrêté royal du 6 novembre 1979 : l'arrêté royal du 6 novembre 1979 portant fixation des normes de protection contre l'incendie et la panique, auxquelles doivent répondre les hôpitaux
Art.15. § 1. In afwijking van artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 6 november 1979:
1° worden attesten die dateren van 2019 en die gevoegd worden bij aanvragen tot erkenning ingediend uiterlijk op 31 maart 2021, aanvaard.
2° heeft het ontbreken van een attest niet tot gevolg dat geen erkenning als vermeld in artikel 1 van het voormelde koninklijk besluit, kan worden verleend voor wat erkenningsaanvragen die zijn ingediend in de periode van 20 maart 2020 tot en met 31 december 2020.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt het attest uiterlijk op [1 31 december 2021]1 aan het agentschap bezorgd. In de tussenliggende periode neemt de ziekenhuisbeheerder alle noodzakelijke maatregelen om de brandveiligheid maximaal te garanderen.
§ 2. In afwijking van artikel 2, tweede lid, 1°, van het koninklijk besluit van 6 november 1979 worden attesten die dateren van 2014 en die gevoegd worden bij aanvragen tot verlenging van erkenning die uiterlijk op [1 31 december 2021]1 zijn ingediend, aanvaard.
§ 3. In afwijking van artikel 2, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit van 6 november 1979 heeft het ontbreken van een nieuw attest niet tot gevolg dat geen verlenging van erkenning kan worden verleend voor aanvragen betreft die zijn ingediend in de periode van 20 maart 2020 tot en met 31 december 2020.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, wordt het attest uiterlijk op [1 31 december 2021]1 aan het agentschap bezorgd. In de tussenliggende periode neemt de ziekenhuisbeheerder alle noodzakelijke maatregelen om de brandveiligheid maximaal te garanderen.
1° worden attesten die dateren van 2019 en die gevoegd worden bij aanvragen tot erkenning ingediend uiterlijk op 31 maart 2021, aanvaard.
2° heeft het ontbreken van een attest niet tot gevolg dat geen erkenning als vermeld in artikel 1 van het voormelde koninklijk besluit, kan worden verleend voor wat erkenningsaanvragen die zijn ingediend in de periode van 20 maart 2020 tot en met 31 december 2020.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt het attest uiterlijk op [1 31 december 2021]1 aan het agentschap bezorgd. In de tussenliggende periode neemt de ziekenhuisbeheerder alle noodzakelijke maatregelen om de brandveiligheid maximaal te garanderen.
§ 2. In afwijking van artikel 2, tweede lid, 1°, van het koninklijk besluit van 6 november 1979 worden attesten die dateren van 2014 en die gevoegd worden bij aanvragen tot verlenging van erkenning die uiterlijk op [1 31 december 2021]1 zijn ingediend, aanvaard.
§ 3. In afwijking van artikel 2, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit van 6 november 1979 heeft het ontbreken van een nieuw attest niet tot gevolg dat geen verlenging van erkenning kan worden verleend voor aanvragen betreft die zijn ingediend in de periode van 20 maart 2020 tot en met 31 december 2020.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, wordt het attest uiterlijk op [1 31 december 2021]1 aan het agentschap bezorgd. In de tussenliggende periode neemt de ziekenhuisbeheerder alle noodzakelijke maatregelen om de brandveiligheid maximaal te garanderen.
Modifications
Art.15. § 1er. Par dérogation à l'article 2, alinéa 1er, de l'arrêté royal du 6 novembre 1979 :
1° les attestations qui datent de 2019 et qui sont jointes aux demandes d'agréation qui sont introduites le 31 mars 2021 au plus tard, sont acceptées;
2° l'absence d'une attestation n'a pas comme conséquence qu'une agréation, telle que visée à l'article 1er de l'arrêté royal précité ne peut pas être accordée, pour ce qui est des demandes d'agréation qui ont été introduites dans la période du 20 mars 2020 jusqu'au 31 décembre 2020.
Dans les cas visés à l'alinéa 1er, 2°, l'attestation est remise à l'agence au plus tard le [1 31 décembre 2021]1. Le gestionnaire de l'hôpital prend toutes les mesures nécessaires pour garantir la sécurité incendie au maximum dans l'intervalle.
§ 2. Par dérogation à l'article 2, alinéa 2, 1°, de l'arrêté royal du 6 novembre 1979, les attestations qui datent de 2014 et qui sont jointes aux demandes de prolongation d'agréation qui sont introduites au plus tard le [1 31 décembre 2021]1, sont acceptées.
§ 3. Par dérogation à l'article 2, alinéa 2, 2°, de l'arrêté royal du 6 novembre 1979, l'absence d'une nouvelle attestation n'a pas comme conséquence qu'une prolongation d'agréation ne peut pas être accordée pour ce qui est des demandes introduites dans la période du 20 mars 2020 jusqu'au 31 décembre 2020 inclus.
Dans les cas visés à l'alinéa 1er, l'attestation est remise à l'agence au plus tard le [1 31 décembre 2021]1. Le gestionnaire de l'hôpital prend toutes les mesures nécessaires pour garantir la sécurité incendie au maximum dans l'intervalle.
1° les attestations qui datent de 2019 et qui sont jointes aux demandes d'agréation qui sont introduites le 31 mars 2021 au plus tard, sont acceptées;
2° l'absence d'une attestation n'a pas comme conséquence qu'une agréation, telle que visée à l'article 1er de l'arrêté royal précité ne peut pas être accordée, pour ce qui est des demandes d'agréation qui ont été introduites dans la période du 20 mars 2020 jusqu'au 31 décembre 2020.
Dans les cas visés à l'alinéa 1er, 2°, l'attestation est remise à l'agence au plus tard le [1 31 décembre 2021]1. Le gestionnaire de l'hôpital prend toutes les mesures nécessaires pour garantir la sécurité incendie au maximum dans l'intervalle.
§ 2. Par dérogation à l'article 2, alinéa 2, 1°, de l'arrêté royal du 6 novembre 1979, les attestations qui datent de 2014 et qui sont jointes aux demandes de prolongation d'agréation qui sont introduites au plus tard le [1 31 décembre 2021]1, sont acceptées.
§ 3. Par dérogation à l'article 2, alinéa 2, 2°, de l'arrêté royal du 6 novembre 1979, l'absence d'une nouvelle attestation n'a pas comme conséquence qu'une prolongation d'agréation ne peut pas être accordée pour ce qui est des demandes introduites dans la période du 20 mars 2020 jusqu'au 31 décembre 2020 inclus.
Dans les cas visés à l'alinéa 1er, l'attestation est remise à l'agence au plus tard le [1 31 décembre 2021]1. Le gestionnaire de l'hôpital prend toutes les mesures nécessaires pour garantir la sécurité incendie au maximum dans l'intervalle.
Modifications
Art.16. De termijn, vermeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 6 november 1979, wordt geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie.
Art.16. Le délai, visé à l'article 5 de l'arrêté royal du 6 novembre 1979, est suspendu pendant la période de l'urgence civile.
Afdeling 2. - Besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1995 houdende erkenning en subsidiëring van palliatieve netwerken
Section 2. - Arrêté du Gouvernement flamand du 3 mai 1995 portant agrément et subventionnement de réseaux palliatifs
Art.17. In afwijking van artikel 33 van het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1995 houdende erkenning en subsidiëring van palliatieve netwerken wordt het jaarverslag voor het werkingsjaar 2019 uiterlijk op 31 augustus 2020 aan de administratie voorgelegd.
Art.17. Par dérogation à l'article 33 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 mai 1995 portant agrément et subventionnement de réseaux palliatifs, le rapport annuel pour l'année d'activité 2019 est soumis à l'administration au plus tard le 31 août 2020.
Afdeling 3. - Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen
Section 3. - Arrêté du Gouvernement flamand du 5 juin 2009 réglementant l'octroi de l'autorisation préalable pour certaines structures de services de soins et de logement
Art.18. De termijnen, vermeld in artikel 4, tweede lid, artikel 5, § 1, eerste lid, artikel 6, § 1, eerste lid, en artikel 7, § 1 en § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van de voorafgaande vergunning voor sommige woonzorgvoorzieningen, worden geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie.
Art.18. Les délais, visés à l'article 4, alinéa 2, à l'article 5, § 1er, alinéa 1er, à l'article 6, § 1er, alinéa 1er et à l'article 7, § 1er et § 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 juin 2009 réglementant l'octroi de l'autorisation préalable pour certaines structures de services de soins et de logement, sont suspendus pendant la période de l'urgence civile.
Afdeling 4. - Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers
Section 4. - Arrêté du Gouvernement flamand du 5 juin 2009 relatif aux procédures pour les structures de services de soins et de logement et les associations d'usagers et intervenants de proximité
Art.19. In afwijking van artikel 4, § 1, eerste lid, 6°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers leidt het gebrek aan bewijs dat de voorziening aan de toepasselijke brandveiligheidsreglementering voldoet, niet tot de onontvankelijkheid van erkenningsaanvragen die zijn ingediend in de periode van 20 maart 2020 tot en met 31 december 2020.
Het bewijs dat de voorziening aan de toepasselijke brandveiligheidsreglementering voldoet wordt in voorkomend geval uiterlijk op [1 31 december 2021]1 aan het agentschap bezorgd. In de tussenliggende periode neemt de initiatiefnemer alle noodzakelijke maatregelen om de brandveiligheid in de voorziening maximaal te garanderen.
Het bewijs dat de voorziening aan de toepasselijke brandveiligheidsreglementering voldoet wordt in voorkomend geval uiterlijk op [1 31 december 2021]1 aan het agentschap bezorgd. In de tussenliggende periode neemt de initiatiefnemer alle noodzakelijke maatregelen om de brandveiligheid in de voorziening maximaal te garanderen.
Modifications
Art.19. Par dérogation à l'article 4, § 1er, alinéa 1er, 6° de l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 juin 2009 relatif aux procédures pour les structures de services de soins et de logement et les associations d'usagers et intervenants de proximité, l'absence d'une preuve que la structure satisfait à la réglementation sur la protection contre l'incendie applicable, ne mène pas à l'irrecevabilité des demandes d'agrément qui ont été introduites dans la période du 20 mars 2020 au 31 décembre 2020 inclus.
La preuve que la structure satisfait à la réglementation sur la protection contre l'incendie applicable est, le cas échéant, transmise à l'agence le [1 31 décembre 2021]1 au plus tard. L'initiateur prend toutes les mesures nécessaires pour garantir au maximum la sécurité incendie dans la structure dans l'intervalle.
La preuve que la structure satisfait à la réglementation sur la protection contre l'incendie applicable est, le cas échéant, transmise à l'agence le [1 31 décembre 2021]1 au plus tard. L'initiateur prend toutes les mesures nécessaires pour garantir au maximum la sécurité incendie dans la structure dans l'intervalle.
Modifications
Art.20. De termijnen, vermeld in artikel 5, 6, tweede lid, artikel 7, eerste lid, artikel 8, eerste lid, artikel 9, 21, 24, 35, vierde lid, en artikel 40 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, worden geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie.
Voor de toepassing van artikel 18, derde lid, van het voormelde besluit, gelden de termijnen, vermeld in artikel 5, 6, tweede lid, artikel 7, eerste lid, artikel 8, eerste lid, en artikel 9 van het voormelde besluit, zoals ze in voorkomend geval geschorst zijn conform het eerste lid.
Voor de toepassing van artikel 18, derde lid, van het voormelde besluit, gelden de termijnen, vermeld in artikel 5, 6, tweede lid, artikel 7, eerste lid, artikel 8, eerste lid, en artikel 9 van het voormelde besluit, zoals ze in voorkomend geval geschorst zijn conform het eerste lid.
Art.20. Les délais, visés aux articles 5, 6, alinéa 2, à l'article 7, alinéa 1er, à l'alinéa 8, alinéa 1er, aux articles 9, 21,24, 35, alinéa 4, et à l'article 40 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 juin 2009 relatif aux procédures pour les structures de services de soins et de logement et les associations d'usagers et intervenants de proximité, sont suspendus pendant la période d'urgence civile.
Pour l'application de l'article 18, alinéa 3 de l'arrêté précité, les délais, visés aux articles 5, 6, alinéa 2, à l'article 7, alinéa 1er, à l'article 8, alinéa 1er et à l'article 8 de l'arrêté précité s'appliquent, tels qu'ils ont, le cas échéant, été suspendus conformément à l'alinéa 1er.
Pour l'application de l'article 18, alinéa 3 de l'arrêté précité, les délais, visés aux articles 5, 6, alinéa 2, à l'article 7, alinéa 1er, à l'article 8, alinéa 1er et à l'article 8 de l'arrêté précité s'appliquent, tels qu'ils ont, le cas échéant, été suspendus conformément à l'alinéa 1er.
Afdeling 5. - Besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2011 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan lokale dienstencentra, centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf, groepen van assistentiewoningen en woonzorgcentra moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor de uitreiking van het attest van naleving van die normen
Section 5. - Arrêté du Gouvernement flamand du 9 décembre 2011 fixant les normes de sécurité incendie spécifiques auxquelles les centres de services locaux, les centres de soins de jour, les centres d'accueil de jour, les centres de court séjour, les centres de convalescence, les groupes de logements à assistance et les centres de soins résidentiels doivent répondre et fixant la procédure de la délivrance de l'attestation du respect de ces normes
Art.21. In deze afdeling wordt verstaan onder besluit van 9 december 2011: het besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2011 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan lokale dienstencentra, centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf, groepen van assistentiewoningen en woonzorgcentra moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor de uitreiking van het attest van naleving van die normen.
Art.21. Dans la présente section, on entend par arrêté du 9 décembre 2011 : l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 décembre 2011 fixant les normes de sécurité incendie spécifiques auxquelles les centres de services locaux, les centres de soins de jour, les centres d'accueil de jour, les centres de court séjour, les centres de convalescence, les groupes de logements à assistance et les centres de soins résidentiels doivent répondre et fixant la procédure de la délivrance de l'attestation du respect de ces normes.
Art.22. § 1. De geldigheidsduur van de attesten A die vóór 1 januari 2021 om een andere reden dan de uitreiking van een nieuw attest voor dezelfde voorziening van rechtswege vervallen zijn of vervallen conform artikel 4, eerste lid, of artikel 5 van het besluit van 9 december 2011, wordt verlengd tot en met 31 maart 2021.
In afwijking van het eerste lid worden de attesten maar verlengd tot de datum van uitreiking van een nieuw attest voor de voorziening in kwestie als het nieuwe attest vóór 31 maart 2021 uitgereikt wordt.
§ 2. De geldigheidsduur van de attesten B die voor 1 januari 2021 om een andere reden dan de uitreiking van een nieuw attest voor dezelfde voorziening van rechtswege vervallen zijn of vervallen conform artikel 4, tweede lid, zoals van kracht met ingang van 20 maart 2020, of artikel 5 van het besluit van 9 december 2011, wordt verlengd tot en met 31 maart 2021, ook als de totale geldigheidsduur door die verlenging langer dan negen jaar is.
In afwijking van het eerste lid worden de attesten maar verlengd tot de datum van uitreiking van een nieuw attest voor de voorziening in kwestie als het nieuwe attest vóór 31 maart 2021 uitgereikt wordt.
§ 3. In de periode waarvoor de geldigheidsduur van attesten conform paragraaf 1 en paragraaf 2 is verlengd, neemt de initiatiefnemer alle noodzakelijke maatregelen om de brandveiligheid in de voorziening maximaal te blijven garanderen.
§ 4. In de gevallen, vermeld in paragraaf 1 en paragraaf 2, bezorgt de voorziening in kwestie, in afwijking van artikel 4, derde lid, van het besluit van 9 december 2011, uiterlijk op 30 september 2020 een aanvraag aan de burgemeester om een nieuw onderzoek te laten uitvoeren door de hulpverleningszone, als dat voor die datum nog niet gebeurd is. Daarbij worden, in voorkomend geval, een geactualiseerde stand van zaken van het stappenplan met de nog uit te voeren werken en een verdere planning meegestuurd.
In afwijking van het eerste lid worden de attesten maar verlengd tot de datum van uitreiking van een nieuw attest voor de voorziening in kwestie als het nieuwe attest vóór 31 maart 2021 uitgereikt wordt.
§ 2. De geldigheidsduur van de attesten B die voor 1 januari 2021 om een andere reden dan de uitreiking van een nieuw attest voor dezelfde voorziening van rechtswege vervallen zijn of vervallen conform artikel 4, tweede lid, zoals van kracht met ingang van 20 maart 2020, of artikel 5 van het besluit van 9 december 2011, wordt verlengd tot en met 31 maart 2021, ook als de totale geldigheidsduur door die verlenging langer dan negen jaar is.
In afwijking van het eerste lid worden de attesten maar verlengd tot de datum van uitreiking van een nieuw attest voor de voorziening in kwestie als het nieuwe attest vóór 31 maart 2021 uitgereikt wordt.
§ 3. In de periode waarvoor de geldigheidsduur van attesten conform paragraaf 1 en paragraaf 2 is verlengd, neemt de initiatiefnemer alle noodzakelijke maatregelen om de brandveiligheid in de voorziening maximaal te blijven garanderen.
§ 4. In de gevallen, vermeld in paragraaf 1 en paragraaf 2, bezorgt de voorziening in kwestie, in afwijking van artikel 4, derde lid, van het besluit van 9 december 2011, uiterlijk op 30 september 2020 een aanvraag aan de burgemeester om een nieuw onderzoek te laten uitvoeren door de hulpverleningszone, als dat voor die datum nog niet gebeurd is. Daarbij worden, in voorkomend geval, een geactualiseerde stand van zaken van het stappenplan met de nog uit te voeren werken en een verdere planning meegestuurd.
Art.22. § 1er. La durée de validité des attestations A qui avant le 1 janvier 2021 ont échu ou échoient de plein droit pour une raison autre que la délivrance d'une nouvelle attestation pour la même structure, conformément à l'article 4, alinéa 1er, ou à l'article 5 de l'arrêté du 9 décembre 2011, est prolongée jusqu'au 31 mars 2021 inclus.
Par dérogation à l'alinéa 1er, les attestations ne sont prolongées que jusqu'à la date de délivrance d'une nouvelle attestation pour la structure concernée si la nouvelle attestation est délivrée avant le 31 mars 2021.
§ 2. La durée de validité des attestations B qui avant le 1 janvier 2021 ont échu ou échoient de plein droit pour une raison autre que la délivrance d'une nouvelle attestation pour la même structure, conformément à l'article 4, alinéa 2, tel qu'il s'appliquait à partir du 20 mars 2020, ou à l'article 5 de l'arrêté du 9 décembre 2011, est prolongée jusqu'au 31 mars 2021 inclus, même si, à cause de cette prolongation, la durée de validité totale est supérieure à neuf ans.
Par dérogation à l'alinéa 1er, les attestations ne sont prolongées que jusqu'à la date de délivrance d'une nouvelle attestation pour la structure concernée si la nouvelle attestation est délivrée avant le 31 mars 2021.
§ 3. Dans la période pour laquelle la durée de validité des attestations a été prolongée, conformément aux paragraphes 1 et 2, l'initiateur prend toutes les mesures nécessaires pour garantir au maximum la sécurité incendie dans les structures.
§ 4. Dans les cas, visés aux paragraphes 1er et 2, et par dérogation à l'article 4, alinéa 3 de l'arrêté du 9 décembre 2011, la structure concernée adresse une demande au bourgmestre le 30 septembre 2020 au plus tard pour procéder à une nouvelle inspection par la zone de secours, si une telle demande n'a pas encore été formulée avant cette date. Cette demande contient, le cas échéant, un état des lieux actualisé du calendrier des travaux à encore effectuer et un planning ultérieur.
Par dérogation à l'alinéa 1er, les attestations ne sont prolongées que jusqu'à la date de délivrance d'une nouvelle attestation pour la structure concernée si la nouvelle attestation est délivrée avant le 31 mars 2021.
§ 2. La durée de validité des attestations B qui avant le 1 janvier 2021 ont échu ou échoient de plein droit pour une raison autre que la délivrance d'une nouvelle attestation pour la même structure, conformément à l'article 4, alinéa 2, tel qu'il s'appliquait à partir du 20 mars 2020, ou à l'article 5 de l'arrêté du 9 décembre 2011, est prolongée jusqu'au 31 mars 2021 inclus, même si, à cause de cette prolongation, la durée de validité totale est supérieure à neuf ans.
Par dérogation à l'alinéa 1er, les attestations ne sont prolongées que jusqu'à la date de délivrance d'une nouvelle attestation pour la structure concernée si la nouvelle attestation est délivrée avant le 31 mars 2021.
§ 3. Dans la période pour laquelle la durée de validité des attestations a été prolongée, conformément aux paragraphes 1 et 2, l'initiateur prend toutes les mesures nécessaires pour garantir au maximum la sécurité incendie dans les structures.
§ 4. Dans les cas, visés aux paragraphes 1er et 2, et par dérogation à l'article 4, alinéa 3 de l'arrêté du 9 décembre 2011, la structure concernée adresse une demande au bourgmestre le 30 septembre 2020 au plus tard pour procéder à une nouvelle inspection par la zone de secours, si une telle demande n'a pas encore été formulée avant cette date. Cette demande contient, le cas échéant, un état des lieux actualisé du calendrier des travaux à encore effectuer et un planning ultérieur.
Art.23. De termijnen, vermeld in artikel 7, tweede en derde lid, artikel 8, § 1, tweede en derde lid, § 2, eerste lid, § 4, tweede en derde lid, en § 5, tweede en derde lid, artikel 9, tweede en derde lid, en artikel 10, § 2, derde lid, en § 3, derde lid, van het besluit van 9 december 2011, worden geschorst gedurende de periode van civiele noodsituatie.
Art.23. Les délais, visés à l'article 7, alinéas 2 et 3, à l'article 8, § 1er, alinéas 2 et 3, § 2, alinéa 1er, § 4, alinéas 2 et 3, et § 5, alinéas 2 et 3, à l'article 9, alinéas 2 et 3, et à l'article 10, § 2, alinéa 3 et § 3, alinéa 3 de l'arrêté du 9 décembre 2011, sont suspendus pendant la période de l'urgence civile.
Afdeling 6. - Besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012 betreffende aspecten van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker
Section 6. - Arrêté du Gouvernement flamand du 16 mars 2012 relatif aux aspects du dépistage flamand de population du cancer du sein
Art.24. De termijnen, vermeld in artikel 12, eerste lid, 7°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012 betreffende aspecten van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker, die aflopen in het jaar 2020, worden met zes maanden verlengd.
Art.24. Les délais, visés à l'article 12, alinéa 1er, 7°, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 mars 2012 relatif aux aspects du dépistage flamand de population du cancer du sein, qui expirent dans l'année 2020, sont prolongés de six mois.
Art.25. Voor de toepassing van punt 2 van bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012 betreffende aspecten van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker wordt geen rekening gehouden met het evaluatierapport over januari, februari, maart en april 2020 en met het evaluatierapport over mei, juni, juli en augustus 2020. De evaluatierapporten van september, oktober, november en december 2019 en van september, oktober, november en december 2020 gelden in dat geval als twee opeenvolgende evaluatierapporten als vermeld in punt 2, tweede lid.
Voor de remediëringen die opgestart werden voor januari 2020 wordt de termijn van de remediëring verlengd tot en met 31 december 2020.
Voor de remediëringen die opgestart werden voor januari 2020 wordt de termijn van de remediëring verlengd tot en met 31 december 2020.
Art.25. Pour l'application du point 2 de l'annexe 4 à l'arrêté du Gouvernement flamand du 16 mars 2012 relatif aux aspects du dépistage flamand de population du cancer du sein, il n'est pas tenu compte du rapport d'évaluation de janvier, février, mars et avril 2020 ni de celui de mai, juin, juillet et août 2020. Les rapports d'évaluation de septembre, octobre, novembre et décembre 2019 et de septembre, octobre, novembre et décembre 2020 sont dans ce cas considérés comme deux rapports d'évaluation consécutifs, tels que visés au point 2, alinéa 2.
Pour les remédiations qui ont démarré avant janvier 2020, le délai de la rémédiation est prolongé jusqu'au 31 décembre 2020.
Pour les remédiations qui ont démarré avant janvier 2020, le délai de la rémédiation est prolongé jusqu'au 31 décembre 2020.
Afdeling 7. - Koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan
Section 7. - Arrêté royal du 23 mars 2012 portant création d'un Fonds d'impulsion pour la médecine générale et fixant ses modalités de fonctionnement
Art.26. In deze afdeling wordt verstaan onder koninklijk besluit van 23 maart 2012: het koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan.
Art.26. Dans la présente section, on entend par arrêté royal du 23 mars 2012 : l'arrêté royal du 23 mars 2012 portant création d'un Fonds d'impulsion pour la médecine générale et fixant ses modalités de fonctionnement.
Art.27. Voor de tussenkomsten die zijn toegekend voor 1 juli 2020 conform artikel 3, § 1 en § 2, van het koninklijk besluit van 23 maart 2012, wordt de terugbetalingstermijn, vermeld in artikel 6, § 1 en § 2, van het voormelde besluit met drie maanden verlengd.
Art.27. Pour les interventions accordées avant le 1 juillet 2020, conformément à l'article 3, § 1er et § 2 de l'arrêté royal du 23 mars 2012, le délai de remboursement, visé à l'article 6, § 1er et § 2, de l'arrêté précité, est prolongé de 3 mois.
Art.28. In afwijking van artikel 11, § 1, van het koninklijk besluit van 23 maart 2012 wordt de aanvraag tot tegemoetkoming voor de loonkosten van de werknemer voor het jaar 2019 uiterlijk op 31 augustus 2020 ingediend.
Art.28. Par dérogation à l'article 11, § 1er, de l'arrêté royal du 23 mars 2012, la demande d'une intervention dans les coûts salariaux du travailleur pour l'année 2019, est introduite le 31 août 2020 au plus tard.
Art.29. In afwijking van artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit van 23 maart 2012 wordt de aanvraag tot tegemoetkoming voor de loonkosten voor het jaar 2019 uiterlijk op 31 augustus 2020 ingediend.
Art.29. Par dérogation à l'article 12, § 1er, de l'arrêté royal du 23 mars 2012, la demande d'une intervention dans les coûts salariaux pour l'année 2019 est introduite le 31 août 2020 au plus tard.
Art.30. In afwijking van artikel 15, § 1, van het koninklijk besluit van 23 maart 2012 wordt de aanvraag tot tegemoetkoming voor de kosten van het jaar 2019 uiterlijk op 31 augustus 2020 ingediend.
Art.30. Par dérogation à l'article 15, § 1er, de l'arrêté royal du 23 mars 2012, la demande d'une intervention dans les coûts pour l'année 2019 est introduite le 31 août 2020 au plus tard.
Afdeling 8. - Besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 2015 betreffende de huisartsenkringen
Section 8. - Arrêté du Gouvernement flamand du 26 juin 2015 relatif aux cercles de médecins généralistes
Art.31. In afwijking van artikel 9, eerste lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 2015 betreffende de huisartsenkringen wordt het jaarverslag voor het jaar 2019 uiterlijk tegen 31 augustus 2020 ingediend.
Art.31. Par dérogation à l'article 9, alinéa 1er, 3° de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 juin 2015 relatif aux cercles de médecins généralistes, le plan annuel pour l'année 2019 est introduit au plus tard le 31 août 2020.
Afdeling 9. - Besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2018 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van een erkennings- of omzettingskalender en tot wijziging van de regels voor de voorafgaande vergunning
Section 9. - Arrêté du Gouvernement flamand du 19 octobre 2018 réglementant l'octroi d'un calendrier d'agrément ou de conversion et modifiant les règles de l'autorisation préalable
Art.32. Als door de uitbraak van COVID-19 projecten waarvoor een erkennings- of omzettingskalender werd verleend bijkomende vertraging hebben opgelopen waardoor de initiatiefnemers niet tijdig de erkenning of bijkomende erkenning konden aanvragen of de subsidie niet tijdig kon worden verleend, kan de administrateur-generaal, boven op het uitstel, vermeld in artikel 38, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2018 tot vaststelling van de regels voor het verlenen van een erkennings- of omzettingskalender en tot wijziging van de regels voor de voorafgaande vergunning, een bijkomend uitstel van maximaal één jaar geven voor het trimester, vermeld in de erkennings- of omzettingskalender. De initiatiefnemers bezorgen daarover een omstandig gemotiveerd verzoek aan de administrateur-generaal met een aangetekende brief of op een andere wijze die de minister bepaalt, uiterlijk in het trimester, vermeld in de erkennings- of omzettingskalender.
Art.32. Si, à cause de la propagation du COVID-19, des projets auxquels un calendrier d'agrément ou de conversion a été octroyé, ont subi un retard supplémentaire à la suite duquel les initiateurs n'ont pas pu demander l'agrément ou l'agrément supplémentaire ou à cause duquel la subvention n'a pas pu être accordée à temps, l'administrateur général peut, outre le délai visé à l'article 38, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 octobre 2018 réglementant l'octroi d'un calendrier d'agrément ou de conversion et modifiant les règles de l'autorisation préalable, accorder un délai supplémentaire d'au maximum un an pour le trimestre, visé dans le calendrier d'agrément ou de conversion. Les initiateurs transmettent à ce sujet une demande motivée circonstanciée à l'administrateur général, par lettre recommandée ou d'une autre manière arrêtée par le ministre, au plus tard au cours du trimestre mentionné dans le calendrier d'agrément ou de conversion.
Afdeling 10. - Besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2019 houdende de regels voor de erkenning en subsidiëring van een partnerorganisatie als Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn
Section 10. - Arrête du Gouvernement flamand du 1 mars 2019 portant règles d'agrément et de subvention d'une organisation partenaire comme Institut flamand pour la première ligne
Art.33. In afwijking van artikel 11, 4° en 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2019 houdende de regels voor de erkenning en subsidiëring van een partnerorganisatie als Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn bezorgt het VIVEL uiterlijk tegen 31 augustus 2020 het verslag over de uitvoering van de opdrachten en het financieel verslag van het werkingsjaar 2019 aan het agentschap.
Art.33. Par dérogation à l'article 11, 4° et 5° de l'arrête du Gouvernement flamand du 1 mars 2019 portant règles d'agrément et de subvention d'une organisation partenaire comme Institut flamand pour la première ligne, le VIVEL présente le rapport sur l'accomplissement des missions et le rapport financier de l'année d'activité 2019 à l'agence au plus tard le 31 août 2020.
Afdeling 11. - Besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019 tot erkenning en subsidiëring van de zorgraden en houdende inwerkingtreding van het decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijnszorgaanbieders
Section 11. - Arrêté du Gouvernement flamand du 17 mai 2019 portant agrément et subvention des conseils des soins et mettant en oeuvre le décret du 26 avril 2019 relatif à l'organisation des soins de première ligne, des plateformes régionales de soins, et du soutien des prestataires de soins de première ligne
Art.34. In afwijking van artikel 14, eerste lid, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019 tot erkenning en subsidiëring van de zorgraden en houdende inwerkingtreding van het decreet van 26 april 2019 betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg, de regionale zorgplatformen en de ondersteuning van de eerstelijnszorgaanbieders bezorgen de zorgraden het actieplan voor het werkingsjaar 2021 voor 15 november 2020 ter goedkeuring aan het agentschap.
In afwijking van artikel 14, eerste lid, 9°, van het voormelde besluit voldoen de zorgraden waarvoor 2020 het eerste erkenningsjaar is, voor 15 november 2020 aan de voorwaarde, vermeld in artikel 9, § 2, van het voormelde besluit, of aan de voorwaarde van artikel 9, § 3, van het voormelde besluit. Ze bezorgen daarvan voor 15 november 2020 het bewijs aan het agentschap.
In afwijking van artikel 14, eerste lid, 9°, van het voormelde besluit voldoen de zorgraden waarvoor 2020 het eerste erkenningsjaar is, voor 15 november 2020 aan de voorwaarde, vermeld in artikel 9, § 2, van het voormelde besluit, of aan de voorwaarde van artikel 9, § 3, van het voormelde besluit. Ze bezorgen daarvan voor 15 november 2020 het bewijs aan het agentschap.
Art.34. Par dérogation à l'article 14, alinéa 1er, 5° de l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 mai 2019 portant agrément et subvention des conseils des soins et mettant en oeuvre le décret du 26 avril 2019 relatif à l'organisation des soins de première ligne, des plateformes régionales de soins, et du soutien des prestataires de soins de première ligne, les conseils des soins soumettent le plan d'action pour l'année d'activité 201 à l'approbation de l'agence avant le 15 novembre 2020.
Par dérogation à l'article 14, alinéa 1er, 9°, de l'arrêté précité, les conseils des soins pour lesquels l'année 2020 est la première année d'agrément, remplissent la condition, visée à l'article 9, § 2, de l'arrêté précité ou la condition de l'article 9, § 3 de l'arrêté précité avant le 15 novembre 2020. Ils en fournissent la preuve à l'agence avant le 15 novembre 2020.
Par dérogation à l'article 14, alinéa 1er, 9°, de l'arrêté précité, les conseils des soins pour lesquels l'année 2020 est la première année d'agrément, remplissent la condition, visée à l'article 9, § 2, de l'arrêté précité ou la condition de l'article 9, § 3 de l'arrêté précité avant le 15 novembre 2020. Ils en fournissent la preuve à l'agence avant le 15 novembre 2020.
HOOFDSTUK 5. - Personen met een handicap
CHAPITRE 5. - Personnes handicapées
Afdeling 1. - Algemene bepaling
Section 1ère. - Disposition générale
Art.35. In afwijking van de bepalingen van besluiten van de Vlaamse Regering of van ministeriële besluiten over de subsidiëring van diensten of de organisaties voor personen met een handicap die eisen dat jaarverslagen, werkingsverslagen, financiële of inhoudelijke rapporten ingediend worden in de periode tussen 15 maart en 30 juni, worden die documenten in het jaar 2020 uiterlijk op 30 september 2020 aan het agentschap bezorgd.
Als de betaling van het saldo van de subsidies afhankelijk wordt gesteld van de indiening van documenten als vermeld in het eerste lid, wordt het saldo uitbetaald op 30 november 2020.
Als de betaling van het saldo van de subsidies afhankelijk wordt gesteld van de indiening van documenten als vermeld in het eerste lid, wordt het saldo uitbetaald op 30 november 2020.
Art.35. Par dérogation aux dispositions des arrêtés du Gouvernement flamand ou des arrêtés ministériels relatifs au subventionnement de services ou d'organisations pour personnes handicapées qui stipulent que les rapports annuels, les rapports d'activités, les rapports financiers ou portant sur le fond soient introduits dans la période entre le 15 mars et le 30 juin, ces documents sont transmis à l'agence dans l'année 2020 au plus tard le 30 septembre 2020.
Si le paiement du solde des subventions est soumis à l'introduction de documents, tels que visés à l'alinéa 1er, le solde est payé le 30 novembre 2020.
Si le paiement du solde des subventions est soumis à l'introduction de documents, tels que visés à l'alinéa 1er, le solde est payé le 30 novembre 2020.
Afdeling 2. - Besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
Section 2. - Arrêté du Gouvernement flamand du 24 juillet 1991 relatif à l'introduction et au traitement de la demande de soutien auprès de l'Agence flamande pour les Personnes handicapées
Art.36. In deze afdeling wordt verstaan onder besluit van 24 juli 1991: het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
Art.36. Dans la présente section, on entend par arrêté du 24 juillet 1991 : l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juillet 1991 relatif à l'introduction et au traitement de la demande de soutien auprès de l'Agence flamande pour les Personnes handicapées.
Art.37. In afwijking van artikel 2 van het besluit van 24 juli 1991 hoeft het formulier waarmee de aanvraag moet worden ingediend, in de periode van civiele noodsituatie niet ondertekend te zijn door de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger als zij het formulier aan het agentschap VAPH bezorgen op de elektronische wijze die het agentschap VAPH vaststelt.
Art.37. Par dérogation à l'article 2 de l'arrêté du 24 juillet 1991, le formulaire avec lequel la demande doit être introduite, ne doit pas être signé par la personne handicapée ou son représentant légal dans la période de l'urgence civile s'ils transmettent le formulaire à l'agence VAPH par la voie électronique établie par l'agence VAPH.
Art.38. In afwijking van artikel 10bis, § 2, tweede lid, van het besluit van 24 juli 1991 kan het gemotiveerd verzoekschrift om het voornemen in heroverweging te nemen, in de periode van civiele noodsituatie door de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger worden ingediend op de elektronische wijze die het agentschap VAPH vaststelt.
Art.38. Par dérogation à l'article 10bis, § 2, alinéa 2, de l'arrêté du 24 juillet 1991, la requête motivée de reconsidérer l'intention peut, dans la période d'urgence civile, être introduite par la personne handicapée ou son représentant légal, par la voie électronique établie par l'agence VAPH.
Art.39. De periode van zes maanden, vermeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit van 24 juli 1991, wordt verlengd met 120 dagen als de periode van civiele noodsituatie geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van zes maanden.
Voor de toepassing van artikel 11, derde lid, van het besluit van 24 juli 1991 kan niet verwezen worden naar de maatregelen die door de federale overheid of het agentschap VAPH zijn uitgevaardigd ter bestrijding van COVID-19 om overmacht te motiveren.
Als het aanvraagformulier in de periode van civiele noodsituatie wordt ingediend op de elektronische wijze die door het agentschap VAPH vaststelt, is de datum van de aanvraag voor de toepassing van artikel 11 van het besluit van 24 juli 1991 de datum waarop het aanvraagformulier op elektronische wijze is bezorgd.
Voor de toepassing van artikel 11, derde lid, van het besluit van 24 juli 1991 kan niet verwezen worden naar de maatregelen die door de federale overheid of het agentschap VAPH zijn uitgevaardigd ter bestrijding van COVID-19 om overmacht te motiveren.
Als het aanvraagformulier in de periode van civiele noodsituatie wordt ingediend op de elektronische wijze die door het agentschap VAPH vaststelt, is de datum van de aanvraag voor de toepassing van artikel 11 van het besluit van 24 juli 1991 de datum waarop het aanvraagformulier op elektronische wijze is bezorgd.
Art.39. La période de 6 mois, visée à l'article 11, alinéa 1er, de l'arrêté du 24 juillet 1991, est prolongée de 120 jours si la période d'urgence civile coïncide en tout ou en partie avec la période de six mois.
Pour l'application de l'article 11, alinéa 3, de l'arrêté du 24 juillet 1991, aucune référence ne peut être faite aux mesures prises par les autorités fédérales ou l'agence VAPH dans la lutte contre le COVID-19 pour motiver la force majeure.
Si le formulaire de demande est introduit par la voie électronique établie par l'agence VAPH dans la période d'urgence civile, la date de la demande pour l'application de l'article 11 de l'arrêté du 24 juillet 1991 est la date à laquelle le formulaire de demande a été transmise par voie électronique.
Pour l'application de l'article 11, alinéa 3, de l'arrêté du 24 juillet 1991, aucune référence ne peut être faite aux mesures prises par les autorités fédérales ou l'agence VAPH dans la lutte contre le COVID-19 pour motiver la force majeure.
Si le formulaire de demande est introduit par la voie électronique établie par l'agence VAPH dans la période d'urgence civile, la date de la demande pour l'application de l'article 11 de l'arrêté du 24 juillet 1991 est la date à laquelle le formulaire de demande a été transmise par voie électronique.
Art.40. In afwijking van artikel 13, § 1 tot en met § 3, van het besluit van 24 juli 1991, en in afwijking van het huishoudelijk reglement van de provinciale evaluatiecommissie kan de provinciale evaluatiecommissie rechtsgeldig beraadslagen in de periode van civiele noodsituatie als ze minstens samengesteld is uit een voorzitter en drie leden.
Art.40. Par dérogation à l'article 13, § 1er à § 3 inclus, de l'arrêté du 24 juillet 1991, et par dérogation au règlement d'ordre intérieur de la commission d'évaluation provinciale, la commission d'évaluation provinciale peut délibérer valablement dans la période de l'urgence civile si elle est au moins composée d'un président et de 3 membres.
Art.41. In afwijking van artikel 38 van het besluit van 24 juli 1991 kan de adviescommissie in de periode van civiele noodsituatie rechtsgeldig beraadslagen als ze minstens samengesteld is uit de voorzitter of een plaatsvervanger, drie leden of plaatsvervangende leden en een secretaris. Bij de leden zijn minstens twee van de volgende disciplines vertegenwoordigd:
1° een licentiaat, master of doctor in de rechten;
2° een doctor in de genees-, heel- en verloskunde;
3° een licentiaat of master in de psychologische of pedagogische wetenschappen;
4° een ambtenaar van het agentschap VAPH.
1° een licentiaat, master of doctor in de rechten;
2° een doctor in de genees-, heel- en verloskunde;
3° een licentiaat of master in de psychologische of pedagogische wetenschappen;
4° een ambtenaar van het agentschap VAPH.
Art.41. Par dérogation à l'article 38 de l'arrêté du 24 juillet 1991, la commission consultative peut délibérer valablement dans la période de l'urgence civile, si elle est au moins composée du président ou d'un suppléant, de trois membres ou membres suppléants et d'un secrétaire. Parmi les membres, au moins deux des discipline suivantes sont représentées :
1° un licencié, master ou docteur en droits ;
2° un docteur en médecine, chirurgie et obstétrique ;
3° un licencié ou master en sciences psychologiques ou pédagogiques ;
4° un fonctionnaire de l'agence VAPH.
1° un licencié, master ou docteur en droits ;
2° un docteur en médecine, chirurgie et obstétrique ;
3° un licencié ou master en sciences psychologiques ou pédagogiques ;
4° un fonctionnaire de l'agence VAPH.
Afdeling 3. - Besluit van de Vlaamse regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap
Section 3. - Arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2000 établissant les conditions d'octroi d'un budget d'assistance personnelle aux personnes handicapées
Art.42. In afwijking van artikel 8, § 6, van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap vervalt de toekenning van het PAB niet als de eerste dag van de vierde maand na de aanvangsdatum, vermeld in de beslissing tot toekenning van het PAB, in de periode van civiele noodsituatie valt en als voor die dag een overeenkomst is gesloten over de inzet van hoogdrempelige individuele bijstand als vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid van het voormelde besluit.
Art.42. Par dérogation à l'article 8, § 6, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2000 établissant les conditions d'octroi d'un budget d'assistance personnelle aux personnes handicapées, l'octroi du BAP n'est pas supprimé si le premier jour du quatrième mois après la date de début reprise dans la décision d'octroi du BAP, tombe dans la période de l'urgence civile et qu'avant cette date un contrat a été conclu sur l'engagement d'assistance individuelle moins accessible, tel que visé à l'article 10, § 1er, alinéa 1er de l'arrêté précité.
Afdeling 4. - Besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 tot vaststelling van de criteria, voorwaarden en refertebedragen van de tussenkomsten in de individuele materiële bijstand voor de sociale integratie van personen met een handicap
Section 4. - Arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 2001 fixant les critères, les conditions et les montants de référence des interventions d'assistance matérielle individuelle à l'intégration sociale des personnes handicapées
Art.43. In deze afdeling wordt verstaan onder besluit van 13 juli 2001: het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 tot vaststelling van de criteria, voorwaarden en refertebedragen van de tussenkomsten in de individuele materiële bijstand voor de sociale integratie van personen met een handicap.
Art.43. Dans la présente section, on entend par arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 2001 : l'arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 2001 fixant les critères, les conditions et les montants de référence des interventions d'assistance matérielle individuelle à l'intégration sociale des personnes handicapées.
Art.44. Als de termijn van drie maanden, vermeld in artikel 16/3, tweede lid, of artikel 16/4, § 2, eerste lid, van het besluit van 13 juli 2001, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van civiele noodsituatie, wordt die termijn met 120 dagen verlengd.
Voor de toepassing van artikel 16/3, derde lid, of artikel 16/4, § 2, tweede lid, van het voormelde besluit wordt in de gevallen, vermeld in het eerste lid, uitgegaan van de termijnen zoals ze conform het eerste lid zijn verlengd.
Voor de toepassing van artikel 16/3, derde lid, of artikel 16/4, § 2, tweede lid, van het voormelde besluit wordt in de gevallen, vermeld in het eerste lid, uitgegaan van de termijnen zoals ze conform het eerste lid zijn verlengd.
Art.44. Si le délai de trois mois, visé dans l'article 16/3, alinéa 2 ou à l'article 16/4, § 2, alinéa 1er de l'arrêté du 13 juillet 2001, coïncide en tout ou en partie avec la période de l'urgence civile, ce délai est prolongé de 120 jours.
Pour l'application de l'article 16/3, alinéa 3, ou de l'article 16/4, § 2, alinéa 2 de l'arrêté précité, les délais tels qu'ils ont été prolongés conformément à l'alinéa 1er, sont pris comme points de départ dans les cas, visés à l'alinéa 1er.
Pour l'application de l'article 16/3, alinéa 3, ou de l'article 16/4, § 2, alinéa 2 de l'arrêté précité, les délais tels qu'ils ont été prolongés conformément à l'alinéa 1er, sont pris comme points de départ dans les cas, visés à l'alinéa 1er.
Art.45. Als de termijn van zes maanden waarin een nieuw medisch attest moet worden bezorgd, vermeld in artikel 16/5, tweede lid, van het besluit van 13 juli 2001, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van civiele noodsituatie, wordt die termijn met 120 dagen verlengd. Als het nieuwe medisch attest niet wordt aangeleverd binnen de verlengde termijn, wordt de beslissing stopgezet.
Art.45. Si le délai de six mois, dans lequel une nouvelle attestation médicale doit être transmise, tel que visé à l'article 16/5, alinéa 2 de l'arrêté du 13 juillet 2001, coïncide en tout ou en partie avec la période de l'urgence civile, ce délai est prolongé de 120 jours. Si la nouvelle attestation médicale n'est pas transmise endéans le délai prolongé, la décision est arrêtée.
Art.46. Als de termijn van twee jaar of de termijn van vier jaar, vermeld in artikel 23, § 1, eerste lid, 1°, van het besluit van 13 juli 2001, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van civiele noodsituatie, wordt die termijn met 120 dagen verlengd.
Als de termijn voor het bezorgen van facturen, vermeld in artikel 23, § 1, eerste lid, 2°, van het voormelde besluit, of de termijn voor het bezorgen van het bewijs van betaling van facturen, vermeld in artikel 23, § 1, eerste lid, 3°, van het voormelde besluit, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van civiele noodsituatie, wordt die termijn met 120 dagen verlengd.
Als de termijn voor het bezorgen van facturen, vermeld in artikel 23, § 1, eerste lid, 2°, van het voormelde besluit, of de termijn voor het bezorgen van het bewijs van betaling van facturen, vermeld in artikel 23, § 1, eerste lid, 3°, van het voormelde besluit, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van civiele noodsituatie, wordt die termijn met 120 dagen verlengd.
Art.46. Si le délai de deux ans ou le délai de quatre ans, visé à l'article 23, § 1er, alinéa 1er, 1° de l'arrêté du 13 juillet 2001, coïncide en tout ou en partie avec la période de l'urgence civile, ce délai est prolongé de 120 jours.
Si le délai pour la remise des factures, visées à l'article 23, § 1er, alinéa 1er, 2°, de l'arrêté précité ou le délai pour la remise de la preuve de paiement de factures, visée à l'article 23, § 1er, alinéa 1er, 3° de l'arrêté précité, coïncide en tout ou en partie avec la période de l'urgence civile, ce délai est prolongé de 120 jours.
Si le délai pour la remise des factures, visées à l'article 23, § 1er, alinéa 1er, 2°, de l'arrêté précité ou le délai pour la remise de la preuve de paiement de factures, visée à l'article 23, § 1er, alinéa 1er, 3° de l'arrêté précité, coïncide en tout ou en partie avec la période de l'urgence civile, ce délai est prolongé de 120 jours.
Art.47. In afwijking van artikel 31, § 2, eerste lid, van het besluit van 13 juli 2001 kan de bijzondere bijstandscommissie in de periode van civiele noodsituatie rechtsgeldig beraadslagen als ze minstens samengesteld is uit de voorzitter of een plaatsvervanger en drie leden of plaatsvervangende leden. Bij de leden zijn minstens twee van de volgende disciplines vertegenwoordigd:
1° een ervaringsdeskundige;
2° een technisch deskundige;
3° een medisch deskundige;
4° een ambtenaar van het agentschap VAPH.
1° een ervaringsdeskundige;
2° een technisch deskundige;
3° een medisch deskundige;
4° een ambtenaar van het agentschap VAPH.
Art.47. Par dérogation à l'article 31, § 2, alinéa 1er de l'arrêté du 13 juillet 2001, la commission spéciale d'assistance peut délibérer valablement dans la période d'urgence civile si elle est au moins composée du président ou d'un suppléant et de trois membres ou de membres suppléants. Parmi les membres, au moins deux des discipline suivantes sont représentées :
1° un expert du vécu ;
2° un expert technique ;
3° un expert médical ;
4° un fonctionnaire de l'agence VAPH.
1° un expert du vécu ;
2° un expert technique ;
3° un expert médical ;
4° un fonctionnaire de l'agence VAPH.
Afdeling 5. - Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget
Section 5. - Arrêté du Gouvernement flamand du 27 novembre 2015 relatif à l'introduction et au traitement de la demande d'un budget pour les soins et le soutien non directement accessibles pour personnes handicapées majeures et relatif à la mise à disposition dudit budget
Art.48. In deze afdeling wordt verstaan onder besluit van 27 november 2015: het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget.
Art.48. Dans la présente section, on entend par arrêté du 27 novembre 2015 : l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 novembre 2015 relatif à l'introduction et au traitement de la demande d'un budget pour les soins et le soutien non directement accessibles pour personnes handicapées majeures et relatif à la mise à disposition dudit budget.
Art.49. Als de termijn van vijf maanden, vermeld in artikel 5, § 1, eerste lid, van het besluit van 27 november 2015, of de termijn van drie maanden, vermeld in artikel 5, § 1, tweede lid, van het voormelde besluit, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van civiele noodsituatie, wordt die termijn met 120 dagen verlengd.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van artikel 5, § 1, vierde en vijfde lid, van het voormelde besluit uitgegaan van de termijnen zoals ze conform het eerste lid zijn verlengd.
Voor de toepassing van artikel 5, § 1, zesde lid van het voormelde besluit kan overmacht niet worden gemotiveerd door verwijzing naar de maatregelen die de federale overheid of het agentschap VAPH in verband met COVID-19 heeft uitgevaardigd.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van artikel 5, § 2, eerste en tweede lid van het voormelde besluit uitgegaan van de termijnen zoals ze conform het eerste lid zijn verlengd.
Als de nieuwe termijn van drie maanden, vermeld in artikel 5, § 2, eerste lid, van het voormelde besluit, of de nieuwe termijn van vijf maanden, vermeld in artikel 5, § 2, tweede lid, van het voormelde besluit, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van civiele noodsituatie, wordt die termijn met 120 dagen verlengd.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van artikel 5, § 1, vierde en vijfde lid, van het voormelde besluit uitgegaan van de termijnen zoals ze conform het eerste lid zijn verlengd.
Voor de toepassing van artikel 5, § 1, zesde lid van het voormelde besluit kan overmacht niet worden gemotiveerd door verwijzing naar de maatregelen die de federale overheid of het agentschap VAPH in verband met COVID-19 heeft uitgevaardigd.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van artikel 5, § 2, eerste en tweede lid van het voormelde besluit uitgegaan van de termijnen zoals ze conform het eerste lid zijn verlengd.
Als de nieuwe termijn van drie maanden, vermeld in artikel 5, § 2, eerste lid, van het voormelde besluit, of de nieuwe termijn van vijf maanden, vermeld in artikel 5, § 2, tweede lid, van het voormelde besluit, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de periode van civiele noodsituatie, wordt die termijn met 120 dagen verlengd.
Art.49. Si le délai de cinq mois, visé à l'article 5, § 1er, alinéa 1er, de l'arrêté du 27 novembre 2015 ou le délai de trois mois, visé à l'article 5, § 1er, alinéa 2, de l'arrêté précité, coïncide en tout ou en partie avec la période de l'urgence civile, ce délai est prolongé de 120 jours.
Pour l'application de l'article 5, § 1er, alinéas quatre et cinq de l'arrêté précité, les délais tels qu'ils ont été prolongés conformément à l'alinéa 1er, sont pris comme points de départ dans les cas, visés à l'alinéa 1er.
Pour l'application de l'article 5, § 1er, alinéa 6 de l'arrêté précité, la force majeure ne peut pas être motivée par une référence aux mesures prises par l'autorité fédérale ou par l'agence VAPH dans la lutte contre le COVID-19.
Pour l'application de l'article 5, § 2, alinéas 1er et 2 de l'arrêté précité, les délais tels qu'ils ont été prolongés conformément à l'alinéa 1er, sont pris comme points de départ dans les cas, visés à l'alinéa 1er.
Si le nouveau délai de trois mois, visé à l'article 5, § 2, alinéa 1er, de l'arrêté précité ou le nouveau délai de cinq mois, visé à l'article 5, § 2, alinéa 2 de l'arrêté précité, coïncide en tout ou en partie avec la période de l'urgence civile, ce délai est prolongé de 120 jours.
Pour l'application de l'article 5, § 1er, alinéas quatre et cinq de l'arrêté précité, les délais tels qu'ils ont été prolongés conformément à l'alinéa 1er, sont pris comme points de départ dans les cas, visés à l'alinéa 1er.
Pour l'application de l'article 5, § 1er, alinéa 6 de l'arrêté précité, la force majeure ne peut pas être motivée par une référence aux mesures prises par l'autorité fédérale ou par l'agence VAPH dans la lutte contre le COVID-19.
Pour l'application de l'article 5, § 2, alinéas 1er et 2 de l'arrêté précité, les délais tels qu'ils ont été prolongés conformément à l'alinéa 1er, sont pris comme points de départ dans les cas, visés à l'alinéa 1er.
Si le nouveau délai de trois mois, visé à l'article 5, § 2, alinéa 1er, de l'arrêté précité ou le nouveau délai de cinq mois, visé à l'article 5, § 2, alinéa 2 de l'arrêté précité, coïncide en tout ou en partie avec la période de l'urgence civile, ce délai est prolongé de 120 jours.
Art.50. In afwijking van artikel 8 van het besluit van 27 november 2015 hoeft het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering gedurende de periode van civiele noodsituatie niet ondertekend te worden als de aanvrager het ondersteuningsplan bezorgt aan het agentschap VAPH op de elektronische wijze die het agentschap VAPH vaststelt.
Art.50. Par dérogation à l'article 8 de l'arrêté du 27 novembre 2015, le plan de soutien du financement qui suit la personne ne doit pas être signé pendant la période d'urgence civile si le demandeur remet le plan de soutien à l'agence VAPH par la voie électronique établie par l'agence VAPH.
Art.51. In afwijking van artikel 27, § 2, tweede lid, van het besluit van 27 november 2015 kan het gemotiveerd verzoekschrift om het voornemen in heroverweging te nemen, in de periode van civiele noodsituatie door de aanvrager worden ingediend op de elektronische wijze die het agentschap VAPH vaststelt. Als het voornemen van beslissing een weigering van een noodsituatie betreft als vermeld in artikel 29 van het voormelde besluit en aangetoond wordt dat de aanvrager het gemotiveerd verzoekschrift niet kan bezorgen met de post of op de elektronische wijze die het agentschap VAPH vaststelt, kan een betrokken derde het verzoekschrift indienen.
Art.51. Par dérogation à l'article 27, § 2, alinéa 2, de l'arrêté du 27 novembre 2015, la requête motivée de reconsidérer l'intention peut, dans la période d'urgence civile, être introduite par le demandeur par la voie électronique établie par l'agence VAPH. Si l'intention de décision concerne un rejet d'une situation d'urgence, telle que visée à l'article 29 de l'arrêté précité et qu'il est démontré que le demandeur ne peut pas remettre la requête motivée par la poste ou par la voie électronique établie par l'agence VAPH, une tierce personne concernée peut introduire la requête.
Art.52. In afwijking van artikel 29, eerste lid, van het besluit van 27 november 2015 kan een aanvraag om een situatie als noodsituatie te erkennen in de periode van civiele noodsituatie worden ingediend door een betrokken derde als aangetoond wordt dat de aanvrager de aanvraag niet kan bezorgen met de post of op de elektronische wijze die het agentschap VAPH vaststelt.
Art.52. Par dérogation à l'article 29, alinéa 1er, de l'arrêté du 27 novembre 2015, une demande de qualifier une situation comme une situation d'urgence dans la période d'urgence civile peut être introduite par une tierce personne concernée s'il est démontré que le demandeur ne peut pas remettre la demande par la poste ou par la voie électronique établie par l'agence VAPH.
Art.53. In afwijking van artikel 32, § 1, eerste lid, van het besluit van 27 november 2015 kan een aanvraag om te evalueren of de noodsituatie al dan niet van tijdelijke aard is, in de periode van civiele noodsituatie worden ingediend door een betrokken derde als aangetoond wordt dat de aanvrager de aanvraag niet kan bezorgen met de post of op de elektronische wijze die het agentschap VAPH vaststelt.
Als de einddatum van de termijn van een jaar, vermeld in artikel 32, § 2, van het voormelde besluit, binnen de periode van civiele noodsituatie valt, wordt die termijn verlengd tot en met 120 dagen na de einddatum van de periode van civiele noodsituatie.
Als de einddatum van de termijn van een jaar, vermeld in artikel 32, § 2, van het voormelde besluit, binnen de periode van civiele noodsituatie valt, wordt die termijn verlengd tot en met 120 dagen na de einddatum van de periode van civiele noodsituatie.
Art.53. Par dérogation à l'article 32, § 1er, alinéa 1er, de l'arrêté du 27 novembre 2015, une demande de savoir si la situation d'urgence peut être qualifiée de situation d'urgence temporaire ou non peut être introduite dans la période d'urgence civile par une tierce personne concernée s'il est démontré que le demandeur ne peut pas remettre la demande par la poste ou par la voie électronique établie par l'agence VAPH.
Si la date de fin du délai d'un an, visé à l'article 32, § 2, de l'arrêté précité, tombe endéans la période d'urgence civile, ce délai est prolongé de 120 jours à commencer après la date de fin de la période d'urgence civile.
Si la date de fin du délai d'un an, visé à l'article 32, § 2, de l'arrêté précité, tombe endéans la période d'urgence civile, ce délai est prolongé de 120 jours à commencer après la date de fin de la période d'urgence civile.
Afdeling 6. - Besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 over de oprichting van een regionale prioriteitencommissie, de toekenning van prioriteitengroepen, de vaststelling van de maatschappelijke noodzaak, de toeleiding naar ondersteuning, de afstemming en planning in het kader van persoonsvolgende financiering
Section 6. - Arrêté du Gouvernement flamand du 4 mars 2016 relatif à la création d'une commission régionale des priorités, à l'identification de groupes prioritaires, à la détermination de la nécessité sociale, à l'orientation vers le soutien, ainsi qu'à l'harmonisation et la planification dans le cadre de l'aide financière personnalisée
Art.54. In afwijking van artikel 3, § 1, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 over de oprichting van een regionale prioriteitencommissie, de toekenning van prioriteitengroepen, de vaststelling van de maatschappelijke noodzaak, de toeleiding naar ondersteuning, de afstemming en planning in het kader van persoonsvolgende financiering kan een regionale prioriteitencommissie in de periode van civiele noodsituatie met drie leden zitting hebben. Minstens twee van de drie hoedanigheden, vermeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van het voormelde besluit, zijn vertegenwoordigd.
Art.54. Par dérogation à l'article 3, § 1er, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 4 mars 2016 relatif à la création d'une commission régionale des priorités, à l'identification de groupes prioritaires, à la détermination de la nécessité sociale, à l'orientation vers le soutien, ainsi qu'à l'harmonisation et la planification dans le cadre de l'aide financière personnalisée, une commission régionale des priorités, composée de trois membres, peut siéger dans la période d'urgence civile. Au moins deux des trois qualifications, visées à l'article 3, § 1er, alinéa 1er, de l'arrêté précité, sont représentées.
Afdeling 7. - Besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld
Section 7. - Arrêté du Gouvernement flamand du 20 avril 2018 portant des mesures en vue de l'élaboration des budgets personnalisés qui sont mis à disposition dans le cadre de la transition vers un financement personnalisé
Art.55. Als een persoon met een handicap die een aanvraag heeft ingediend bij het agentschap VAPH voor woon- en dagondersteuning zeven dagen per week conform artikel 13 tot en met 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld, als gevolg van de maatregelen die het agentschap VAPH uitvaardigt ter bestrijding van COVID-19, niet kan voldoen aan de voorwaarde van artikel 13, 4°, van het voormelde besluit, kan hij niettemin aanspraak blijven maken op dagondersteuning en woonondersteuning zeven dagen per week als hij binnen een maand vanaf de dag na de einddatum van de periode van civiele noodsituatie onafgebroken effectief gebruikmaakt van woonondersteuning zeven nachten per week en dagondersteuning zeven dagen per week.
Als de persoon met een handicap herstart met het onafgebroken effectieve gebruik binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt om de periode van zes maanden, vermeld in artikel 15, eerste lid, van het voormelde besluit te berekenen, de periode van onafgebroken effectief gebruik van woonondersteuning zeven nachten per week en dagondersteuning zeven dagen per week vanaf de datum waarop het aanvraagformulier, vermeld in artikel 14, § 1, tweede lid, van het voormelde besluit aan het agentschap VAPH is bezorgd, tot de begindatum van de periode van civiele noodsituatie, mee in rekening genomen, op voorwaarde dat de vergunde zorgaanbieder de individuele dienstverleningsovereenkomst heeft aangepast en die aangepaste overeenkomst heeft geregistreerd conform artikel 15, tweede lid, van het voormelde besluit of het onafgebroken effectieve gebruik aantoont conform artikel 15, derde lid, van het voormelde besluit.
Als de persoon met een handicap herstart met het onafgebroken effectieve gebruik binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, maar de vergunde zorgaanbieder de individuele dienstverleningsovereenkomst bij de start van de periode van civiele noodsituatie niet heeft aangepast of de aangepaste overeenkomst niet heeft geregistreerd conform artikel 15, tweede lid, van het voormelde besluit of als hij het onafgebroken effectieve gebruik niet aantoont conform artikel 15, derde lid, van het voormelde besluit, biedt de vergunde zorgaanbieder gedurende een periode van zes maanden die begint te lopen vanaf de datum waarop het onafgebroken effectieve gebruik wordt herstart, zeven dagen per week woon- en dagondersteuning zonder dat de vergunde zorgaanbieder daarvoor een hogere vergoeding kan vragen als vermeld in artikel 15, eerste lid, van het voormelde besluit.
Als de persoon met een handicap herstart met het onafgebroken effectieve gebruik binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt het budget dat resulteert uit de aanvraag tot herziening, in afwijking van artikel 16, § 1, van het voormelde besluit, ter beschikking gesteld met ingang van de eerste dag die volgt op de periode van zes maanden die is berekend conform het derde of het vierde lid.
Als de persoon met een handicap herstart met het onafgebroken effectieve gebruik binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt om de periode van zes maanden, vermeld in artikel 15, eerste lid, van het voormelde besluit te berekenen, de periode van onafgebroken effectief gebruik van woonondersteuning zeven nachten per week en dagondersteuning zeven dagen per week vanaf de datum waarop het aanvraagformulier, vermeld in artikel 14, § 1, tweede lid, van het voormelde besluit aan het agentschap VAPH is bezorgd, tot de begindatum van de periode van civiele noodsituatie, mee in rekening genomen, op voorwaarde dat de vergunde zorgaanbieder de individuele dienstverleningsovereenkomst heeft aangepast en die aangepaste overeenkomst heeft geregistreerd conform artikel 15, tweede lid, van het voormelde besluit of het onafgebroken effectieve gebruik aantoont conform artikel 15, derde lid, van het voormelde besluit.
Als de persoon met een handicap herstart met het onafgebroken effectieve gebruik binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, maar de vergunde zorgaanbieder de individuele dienstverleningsovereenkomst bij de start van de periode van civiele noodsituatie niet heeft aangepast of de aangepaste overeenkomst niet heeft geregistreerd conform artikel 15, tweede lid, van het voormelde besluit of als hij het onafgebroken effectieve gebruik niet aantoont conform artikel 15, derde lid, van het voormelde besluit, biedt de vergunde zorgaanbieder gedurende een periode van zes maanden die begint te lopen vanaf de datum waarop het onafgebroken effectieve gebruik wordt herstart, zeven dagen per week woon- en dagondersteuning zonder dat de vergunde zorgaanbieder daarvoor een hogere vergoeding kan vragen als vermeld in artikel 15, eerste lid, van het voormelde besluit.
Als de persoon met een handicap herstart met het onafgebroken effectieve gebruik binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt het budget dat resulteert uit de aanvraag tot herziening, in afwijking van artikel 16, § 1, van het voormelde besluit, ter beschikking gesteld met ingang van de eerste dag die volgt op de periode van zes maanden die is berekend conform het derde of het vierde lid.
Art.55. Si une personne handicapée qui a introduit une demande auprès de l'agence VAPH pour un accompagnement de jour et un accompagnement au logement sept jours par semaine, ne peut, conformément aux articles 13 à 16 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 20 avril 2018 portant des mesures en vue de l'élaboration des budgets personnalisés qui sont mis à disposition dans le cadre de la transition vers un financement personnalisé, satisfaire à la condition de l'article 13, 4° de l'arrêté précité, à la suite des mesures prises par l'agence VAPH dans la lutte contre le COVID-19, elle peut toutefois continuer à faire valoir son droit à l'accompagnement de jour et à l'accompagnement au logement sept jours par semaine si, endéans le mois à partir du jour après la date de fin de la période d'urgence civile, elle fait réellement appel et ce, de façon ininterrompue, de l'accompagnement au logement sept nuits par semaine et de l'accompagnement de jour sept jours par semaine.
Si la personne handicapée reprend l'usage effectif et ininterrompu endéans le délai, visé à l'alinéa 1er, la période de six mois, visée à l'article 15, alinéa 1er, de l'arrêté précité est calculée en considérant la période de l'usage effectif et ininterrompu de l'accompagnement au logement sept nuits par semaine et de l'accompagnement au jour sept jours par semaine à partir de la date à laquelle le formulaire de demande, visé à l'article 14, § 1er, alinéa 2, de l'arrêté précité a été transmis à l'agence VAPH, jusqu'à la date de début de la période d'urgence civile, à condition que l'offreur de soins autorisé ait ajusté le contrat de prestation de services individuels et qu'il ai enregistré ce contrat ajusté conformément à l'article 15, alinéa 2, de l'arrêté précité ou qu'il démontre l'usage effectif et ininterrompu, conformément à l'article 15, alinéa 3 de l'arrêté précité.
Si la personne handicapée reprend l'usage effectif et ininterrompu endéans le délai, visé à l'alinéa 1er mais que l'offreur de soins autorisé n'a pas ajusté le contrat de prestation de services individuels au début de la période d'urgence civile ou qu'il n'a pas enregistré le contrat ajusté conformément à l'article 15, alinéa deux, de l'arrêté précité ou s'il ne démontre pas l'usage effectif et ininterrompu conformément à l'article 15, alinéa 3, de l'arrêté précité, l'offreur de soins autorisé offre de l'accompagnement au jour et de l'accompagnement au logement sept jours par semaine sans que l'offreur de soins autorisé puisse demander une indemnité supérieure en échange, telle que visée à l'article 15, alinéa 1er, de l'arrêté précité et ce pendant une période de six mois qui prend cours à partir de la date à laquelle l'usage effectif et ininterrompu est redémarré.
Si la personne handicapée reprend l'usage effectif et ininterrompu endéans le délai, visé à l'alinéa 1er, le budget découlant de la demande de révision, est mise à disposition à partir du premier jour qui suit la période de six mois, qui a été calculée conformément à l'alinéa trois ou à l'alinéa quatre, et ce par dérogation à l'article 16, § 1er de l'arrêté précité.
Si la personne handicapée reprend l'usage effectif et ininterrompu endéans le délai, visé à l'alinéa 1er, la période de six mois, visée à l'article 15, alinéa 1er, de l'arrêté précité est calculée en considérant la période de l'usage effectif et ininterrompu de l'accompagnement au logement sept nuits par semaine et de l'accompagnement au jour sept jours par semaine à partir de la date à laquelle le formulaire de demande, visé à l'article 14, § 1er, alinéa 2, de l'arrêté précité a été transmis à l'agence VAPH, jusqu'à la date de début de la période d'urgence civile, à condition que l'offreur de soins autorisé ait ajusté le contrat de prestation de services individuels et qu'il ai enregistré ce contrat ajusté conformément à l'article 15, alinéa 2, de l'arrêté précité ou qu'il démontre l'usage effectif et ininterrompu, conformément à l'article 15, alinéa 3 de l'arrêté précité.
Si la personne handicapée reprend l'usage effectif et ininterrompu endéans le délai, visé à l'alinéa 1er mais que l'offreur de soins autorisé n'a pas ajusté le contrat de prestation de services individuels au début de la période d'urgence civile ou qu'il n'a pas enregistré le contrat ajusté conformément à l'article 15, alinéa deux, de l'arrêté précité ou s'il ne démontre pas l'usage effectif et ininterrompu conformément à l'article 15, alinéa 3, de l'arrêté précité, l'offreur de soins autorisé offre de l'accompagnement au jour et de l'accompagnement au logement sept jours par semaine sans que l'offreur de soins autorisé puisse demander une indemnité supérieure en échange, telle que visée à l'article 15, alinéa 1er, de l'arrêté précité et ce pendant une période de six mois qui prend cours à partir de la date à laquelle l'usage effectif et ininterrompu est redémarré.
Si la personne handicapée reprend l'usage effectif et ininterrompu endéans le délai, visé à l'alinéa 1er, le budget découlant de la demande de révision, est mise à disposition à partir du premier jour qui suit la période de six mois, qui a été calculée conformément à l'alinéa trois ou à l'alinéa quatre, et ce par dérogation à l'article 16, § 1er de l'arrêté précité.
Afdeling 8. - Besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 betreffende de huur van hulpmiddelen voor communicatie, computerbediening en omgevingsbedieningen voor personen met een snel degeneratieve aandoening
Section 8. - Arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2018 relatif à la location d'aides à la communication, à la commande d'ordinateurs et au contrôle de l'environnement en faveur de personnes atteintes d'une maladie dégénérative rapide
Art.56. Als een aanvraag van een tegemoetkoming voor hulpmiddelen voor communicatie, computerbediening of voor omgevingsbediening voor personen met een snel degeneratieve aandoening wordt ingediend in de periode van civiele noodsituatie, hoeft het aanvraagformulier, in afwijking van artikel 4, § 1, vijfde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 betreffende de huur van hulpmiddelen voor communicatie, computerbediening en omgevingsbedieningen voor personen met een snel degeneratieve aandoening, niet ondertekend te worden door de aanvrager.
Art.56. Si une demande pour une intervention pour des aides à la communication, à la commande d'ordinateurs et au contrôle de l'environnement en faveur de personnes atteintes d'une maladie dégénérative rapide, est introduite dans la période d'urgence civile, le formulaire de demande ne doit pas être signé par le demandeur, et ce par dérogation à l'article 4, § 1er, alinéa 5 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2018 relatif à la location d'aides à la communication, à la commande d'ordinateurs et au contrôle de l'environnement en faveur de personnes atteintes d'une maladie dégénérative rapide.
Afdeling 9. - Ministerieel besluit van 30 april 2019 houdende vaststelling van de minimale kwaliteitseisen voor de multidisciplinaire teams die erkend zijn door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
Section 9. - Arrêté ministériel du 30 avril 2019 fixant les exigences de qualité minimales pour les équipes multidisciplinaires reconnues par l'Agence flamande pour les personnes handicapées
Art.57. In afwijking van artikel 3, 6°, b), van het ministerieel besluit van 30 april 2019 houdende vaststelling van de minimale kwaliteitseisen voor de multidisciplinaire teams die erkend zijn door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap is gedurende de periode van civiele noodsituatie is niet vereist dat minstens één lid van het team de aanvrager gezien heeft.
De afwijking, vermeld in het eerste lid, geldt niet voor de uitvoering van de prestaties, vermeld in artikel 28, § 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
De afwijking, vermeld in het eerste lid, geldt niet voor de uitvoering van de prestaties, vermeld in artikel 28, § 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
Art.57. Par dérogation à l'article 3, 6°, b) de l'arrêté ministériel du 30 avril 2019 fixant les exigences de qualité minimales pour les équipes multidisciplinaires reconnues par l'Agence flamande pour les personnes handicapées, il n'est pas exigé pendant la période d'urgence civile qu'au moins un membre de l'équipe ait vu le demandeur.
La dérogation, visée à l'alinéa 1er, ne s'applique pas à la réalisation des prestations, visées à l'article 28, § 2, alinéa 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juillet 1991 relatif à l'introduction et traitement de la demande de soutien auprès de l'Agentschap voor Personen met een Handicap.
La dérogation, visée à l'alinéa 1er, ne s'applique pas à la réalisation des prestations, visées à l'article 28, § 2, alinéa 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juillet 1991 relatif à l'introduction et traitement de la demande de soutien auprès de l'Agentschap voor Personen met een Handicap.
HOOFDSTUK 6. - Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
CHAPITRE 6. - Fonds flamand de l'Infrastructure affectée aux Matières personnalisables (" Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden ")
Afdeling 1. - Besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
Section 1ère. - Arrêté du Gouvernement flamand du 8 juin 1999 établissant les règles de procédure relatives à l'infrastructure affectée aux matières personnalisables
Art.58. In afwijking van artikel 37, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden mag de maximale gewaarborgde looptijd van dertig jaar wel overschreden worden met de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan.
Art.58. Par dérogation à l'article 37, § 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 juin 1999 établissant les règles de procédure relatives à l'infrastructure affectée aux matières personnalisables, la durée maximale des emprunts garantis de trente ans peut être dépassée de la durée du report de paiement autorisé par la propagation du COVID-19.
Art.59. De looptijd waarop de waarborgbijdrage is gebaseerd, vermeld in artikel 39, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, wordt verminderd met de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan.
Art.59. La durée sur laquelle la garantie d'investissement, visée à l'article 39, § 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 juin 1999 établissant les règles de procédure relatives à l'infrastructure affectée aux matières personnalisables, est diminuée de la durée du report de paiement autorisé à la suite de la propagation du COVID-19.
Afdeling 2. - Besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Section 2. - Arrêté du Gouvernement flamand du 1er septembre 2006 réglant la garantie d'investissement alternative octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden " (Fonds flamand de l'infrastructure affectée aux matières personnalisables)
Art.60. In afwijking van artikel 3, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden mag de maximale gewaarborgde looptijd van dertig jaar wel overschreden worden met de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan.
Art.60. Par dérogation à l'article 3, alinéa 3, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 1er septembre 2006 réglant la garantie d'investissement alternative octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden " (Fonds flamand de l'infrastructure affectée aux matières personnalisables), la durée maximale garantie de trente ans peut toutefois être dépassée de la durée du report de paiement accordé à la suite de la propagation du COVID-19.
Art.61. De looptijd waarop de waarborgbijdrage is gebaseerd, vermeld in artikel 13, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, wordt verminderd met de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan.
Art.61. La durée sur laquelle la garantie d'investissement, visée à l'article 13, alinéa 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 1 septembre 2006 réglant la garantie d'investissement alternative octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden " (Fonds flamand de l'infrastructure affectée aux matières personnalisables), est diminuée de la durée du report de paiement autorisé à la suite de la propagation du COVID-19.
Afdeling 3. - Besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Section 3. - Arrêté du Gouvernement flamand du 9 février 2007 réglant la garantie d'investissement pour les centres de services de soins et de logement, octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden " (Fonds flamand de l'Infrastructure affectée aux Matières personnalisables)
Art.62. In afwijking van artikel 3, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden mag de maximale gewaarborgde looptijd van dertig jaar wel overschreden worden met de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan.
Art.62. Par dérogation à l'article 3, alinéa 2 de l'Arrêté du Gouvernement flamand du 9 février 2007 réglant la garantie d'investissement pour les centres de services de soins et de logement, octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden " (Fonds flamand de l'Infrastructure affectée aux Matières personnalisables), la durée maximale de trente ans des emprunts garantis peut toutefois être dépassée de la durée du report de paiement accordé par la propagation du COVID-19.
Art.63. De looptijd waarop de waarborgbijdrage is gebaseerd, vermeld in artikel 19, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, wordt verminderd met de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan.
Art.63. La durée sur laquelle la garantie d'investissement, visée à l'article 19, alinéa 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 février 2007 réglant la garantie d'investissement pour les centres de services de soins et de logement, octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden ", est diminuée de la durée du report de paiement autorisé à la suite de la propagation du COVID-19.
Afdeling 4. - Besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Section 4. - Arrêté du Gouvernement flamand du 8 novembre 2013 facilitant le financement de l'infrastructure par le biais de la garantie d'investissement alternative, octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden " (Fonds flamand de l'infrastructure affectée aux matières personnalisables)
Art.64. De inkorting, vermeld in artikel 1, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, is niet van toepassing als de looptijd zou overschreden worden door het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan.
Art.64. La période d'amortissement, visée à l'article 1er, 1° de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 novembre 2013 facilitant le financement de l'infrastructure par le biais de la garantie d'investissement alternative, octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden ", ne s'applique pas si la durée risque d'être dépassée par le report de paiement autorisé à la suite de la propagation du COVID-19.
Art.65. In afwijking van artikel 3, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden mag de maximale gewaarborgde looptijd van dertig jaar wel overschreden worden met de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan.
Art.65. Par dérogation à l'article 3, alinéa 3, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 novembre 2013 facilitant le financement de l'infrastructure par le biais de la garantie d'investissement alternative, octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden ", la durée maximale garantie de trente ans peut toutefois être dépassée de la durée du report de paiement accordé à la suite de la propagation du COVID-19.
Art.66. De looptijd van de lening, vermeld in artikel 17, eerste lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, omvat niet de duur van het betalingsuitstel dat door de uitbraak van COVID-19 is toegestaan.
Art.66. La durée de l'emprunt, visée à l'article 17, alinéa 1er, 3° de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 novembre 2013 facilitant le financement de l'infrastructure par le biais de la garantie d'investissement alternative, octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden ", ne comprend pas la durée du report de paiement autorisé à la suite de la propagation du COVID-19.
Afdeling 5. - Besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 2016 betreffende de subsidiëring van de uitrusting en apparatuur van de medisch-technische diensten van de ziekenhuizen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, wat de financiering van de lasten van de voormelde uitrusting en apparatuur betreft
Section 5. - Arrêté du Gouvernement flamand du 17 juin 2016 portant subventionnement de l'équipement et des appareils des services médico-techniques des hôpitaux et modifiant l'arrêté royal du 25 avril 2002 relatif à la fixation et à la liquidation du budget des moyens financiers des hôpitaux, en ce qui concerne le financement des dépenses de l'équipement et des appareils précités
Art.67. In deze afdeling wordt verstaan onder besluit van 17 juni 2016: het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 2016 betreffende de subsidiëring van de uitrusting en apparatuur van de medisch-technische diensten van de ziekenhuizen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, wat de financiering van de lasten van de voormelde uitrusting en apparatuur betreft.
Art.67. Dans la présente section on entend par arrêté du 17 juin 2016 : l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 juin 2016 portant subventionnement de l'équipement et des appareils des services médico-techniques des hôpitaux et modifiant l'arrêté royal du 25 avril 2002 relatif à la fixation et à la liquidation du budget des moyens financiers des hôpitaux, en ce qui concerne le financement des dépenses de l'équipement et des appareils précités.
Art.68. Als de geplande upgrade of installatie in 2020 van een NMR, vermeld in artikel 2 van het besluit van 17 juni 2016, door de uitbraak van COVID-19 niet kon plaatsvinden in 2020, kan de forfaitaire subsidie van [1 114.188,92 euro]1 worden toegekend vanaf 2021 voor die uitgestelde upgrade of installatie die in 2021 plaatsvindt.
Modifications
Art.68. Si la mise à niveau ou l'installation d'un TRM, telles que visées à l'article 2 de l'arrêté du 17 juin 2016 et envisagées en 2020, n'a pas pu avoir lieu en 2020, la subvention forfaitaire de [1 114.188,92 euros]1 peut être attribuée à partir de 2021 en guise de contribution à cette mise à niveau ou installation reportée, qui est réalisée en 2021.
Modifications
Art.69. Als de geplande installatie in 2020 van een bestralingsapparaat, vermeld in artikel 3 van het besluit van 17 juni 2016, door de uitbraak van COVID-19 niet kon plaatsvinden in 2020 kan de forfaitaire subsidie van 87.849,03 euro worden toegekend vanaf 2021 voor die uitgestelde installatie die in 2021 plaatsvindt.
Art.69. Si l'installation envisagée en 2020 d'un dispositif d'irradiation, telle que visée à l'article 3 de l'arrêté du 17 juin 2016, n'a pas pu avoir lieu en 2020 à la suite de la propagation du COVID-19, la subvention forfaitaire de 87.849,03 euros peut être attribuée à partir de 2021 en guise de contribution à cette installation reportée, qui est réalisée en 2021.
Art.70. Als de geplande installatie in 2020 van een PET-scanner, vermeld in artikel 4 van het besluit van 17 juni 2016, door de uitbraak van COVID-19 niet kon plaatsvinden in 2020 kan de forfaitaire subsidie van 200.000 euro of 100.000 euro worden toegekend vanaf 2021 voor die uitgestelde installatie die in 2021 plaatsvindt.
Art.70. Si l'installation envisagée d'un scanner TEP, telle que visée à l'article 4 de l'arrêté du 17 juin 2016, n'a pas pu avoir lieu en 2020 à la suite de la propagation du COVID-19, la subvention forfaitaire de 200.000 euros ou de 100.000 euros peut être attribuée à partir de 2021 en guise de contribution à cette installation reportée, qui est réalisée en 2021.
Art.71. De geplande installatie of upgrade, vermeld in artikel 68 tot en met 70, wordt bewezen met de bestelbon of voorschotfactuur. De factuur, vermeld in artikel 5 van het besluit van 17 juni 2016, wordt achteraf bezorgd ter controle.
Art.71. L'installation ou la mise à niveau envisagée, telle que visée aux articles 68 à 70, est prouvée au moyen de bon de commande ou d'une facture d'acompte. La facture, telle que visée à l'article 5 de l'arrêté du 17 juin 2016, est remise par après aux fins de contrôle.
Afdeling 6. - Besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen
Section 6. - Arrêté du Gouvernement flamand du 14 juillet 2017 portant procédure de subvention des infrastructures hospitalières
Art.72. Aanvragers die in 2019 een opstartbeslissing over de toekenning van een strategisch forfait voor een infrastructuurproject van een ziekenhuis hebben aangevraagd, maar die door de uitbraak van COVID-19 de infrastructuur niet in gebruik kunnen nemen in 2020, kunnen in 2020 een opstartbeslissing over de toekenning van een strategisch forfait toegekend krijgen als vermeld in artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2017 houdende de procedureregels voor de subsidiëring van infrastructuur van ziekenhuizen, op voorwaarde dat de werken zijn afgerond. Het strategisch forfait wordt dan in 2020 uitbetaald.
Art.72. Les demandeurs qui ont demandé une demande de décision initiale sur le forfait stratégique pour un projet d'infrastructure hospitalière en 2019 mais qui ne peuvent pas emménager dans l'infrastructure en 2020 à la suite de la propagation du COVID-19, peuvent obtenir une décision initiale sur le forfait stratégique en 2020, tel que visé à l'article 15 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 juillet 2017 portant procédure de subvention des infrastructures hospitalières, à condition que les travaux aient été finalisés. Le forfait stratégique est alors payé en 2020.
HOOFDSTUK 7. - Besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers
CHAPITRE 7. - Arrêté du Gouvernement flamand du 12 juillet 2013 concernant la Commission consultative pour les Structures de l'Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille et des (Candidats-)accueillants
Art.73. In afwijking van artikel 10 en 23/3, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers kan de voorzitter van de kamer in kwestie beslissen om een schriftelijke procedure te volgen gedurende de periode van civiele noodsituatie. In dat geval geeft de voorzitter van de kamer de indiener van het bezwaar, en, naargelang het geval, de bevoegde entiteit, Zorginspectie van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en de diensten voor pleegzorg de mogelijkheid om bijkomende argumenten schriftelijk te bezorgen binnen de termijnen die hij daarvoor bepaalt.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, gebeurt de beraadslaging en de stemming, vermeld in artikel 9 en 13 van het voormelde besluit, op elektronische wijze.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, gebeurt de beraadslaging en de stemming, vermeld in artikel 9 en 13 van het voormelde besluit, op elektronische wijze.
Art.73. Par dérogation aux articles 10 et 23/3, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 juillet 2013 concernant la Commission consultative pour les Structures de l'Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille et des (Candidats-)accueillants, le président de la chambre concernée peut décider de suivre une procédure écrite pendant la période d'urgence civile. Dans ce cas, le président de la chambre donne l'opportunité à l'auteur de la réclamation, et en fonction du cas, à l'entité compétente, soit la " Zorginspectie " du Département du Bien-Etre, de la Santé publique et de la Famille, soit les services de placement familial, de transmettre des arguments supplémentaires par écrit endéans les délais que celui-ci fixe à cette fin.
Dans les cas, visés à l'alinéa 1er, la délibération et le vote, visés aux articles 9 et 13 de l'arrêté précité, ont lieu par voie électronique.
Dans les cas, visés à l'alinéa 1er, la délibération et le vote, visés aux articles 9 et 13 de l'arrêté précité, ont lieu par voie électronique.
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen
CHAPITRE 8. - Dispositions modificatives
Afdeling 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden
Section 1ère. - Modifications à l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 juin 1999 établissant les règles de procédure relatives à l'infrastructure affectée aux matières personnalisables
Art.74. Aan artikel 38 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Voor de verlenging van de gewaarborgde looptijd van de financieringsovereenkomst volstaat het dat het Fonds samen met de financier mee tekent op een document dat wordt opgesteld in overleg met het Fonds. Dat document kan betrekking hebben op financieringsovereenkomsten van verschillende projecten, aanvragers en financiers.".
"Voor de verlenging van de gewaarborgde looptijd van de financieringsovereenkomst volstaat het dat het Fonds samen met de financier mee tekent op een document dat wordt opgesteld in overleg met het Fonds. Dat document kan betrekking hebben op financieringsovereenkomsten van verschillende projecten, aanvragers en financiers.".
Art.74. A l'article 38 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 juin 1999 établissant les règles de procédure relatives à l'infrastructure affectée aux matières personnalisables, il est ajouté un alinéa 2, rédigé comme suit :
" Pour la prolongation de la durée des emprunts garantis du contrat de financement, il suffit que le Fonds et le financier co-signent un document, qui est rédigé en concertation avec le Fonds. Ce document peut porter sur des contrats de financement de divers projets, demandeurs et financiers. ".
" Pour la prolongation de la durée des emprunts garantis du contrat de financement, il suffit que le Fonds et le financier co-signent un document, qui est rédigé en concertation avec le Fonds. Ce document peut porter sur des contrats de financement de divers projets, demandeurs et financiers. ".
Afdeling 2. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Section 2. - Modification de l'arrêté du Gouvernement flamand du 1 septembre 2006 réglant la garantie d'investissement alternative octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden "
Art.75. Aan artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Voor de verlenging van de gewaarborgde looptijd in de financieringsovereenkomst en de pari-passuovereenkomst volstaat het dat het Fonds samen met de financier mee tekent op een document dat wordt opgesteld in overleg met het Fonds. Dat document kan betrekking hebben op financieringsovereenkomsten van verschillende projecten, aanvragers en financiers.".
"Voor de verlenging van de gewaarborgde looptijd in de financieringsovereenkomst en de pari-passuovereenkomst volstaat het dat het Fonds samen met de financier mee tekent op een document dat wordt opgesteld in overleg met het Fonds. Dat document kan betrekking hebben op financieringsovereenkomsten van verschillende projecten, aanvragers en financiers.".
Art.75. A l'article 12 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 1 septembre 2006 réglant la garantie d'investissement alternative octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden ", il est ajouté un alinéa 2, rédigé comme suit :
" Pour la prolongation de la durée des emprunts garantis dans le contrat de financement et le contrat pari passu, il suffit que le Fonds et le financier co-signent un document, qui est rédigé en concertation avec le Fonds. Ce document peut porter sur des contrats de financement de divers projets, demandeurs et financiers. ".
" Pour la prolongation de la durée des emprunts garantis dans le contrat de financement et le contrat pari passu, il suffit que le Fonds et le financier co-signent un document, qui est rédigé en concertation avec le Fonds. Ce document peut porter sur des contrats de financement de divers projets, demandeurs et financiers. ".
Afdeling 3. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Section 3. - Modification de l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 février 2007 réglant la garantie d'investissement pour les centres de services de soins et de logement, octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden " (Fonds flamand de l'Infrastructure affectée aux Matières personnalisables)
Art.76. Aan artikel 18 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Voor de verlenging van de gewaarborgde looptijd in de financieringsovereenkomst en de pari-passuovereenkomst volstaat het dat het Fonds samen met de financier mee tekent op een document dat wordt opgesteld in overleg met het Fonds. Dat document kan betrekking hebben op financieringsovereenkomsten van verschillende projecten, aanvragers en financiers.".
"Voor de verlenging van de gewaarborgde looptijd in de financieringsovereenkomst en de pari-passuovereenkomst volstaat het dat het Fonds samen met de financier mee tekent op een document dat wordt opgesteld in overleg met het Fonds. Dat document kan betrekking hebben op financieringsovereenkomsten van verschillende projecten, aanvragers en financiers.".
Art.76. A l'article 18 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 février 2007 réglant la garantie d'investissement pour les centres de services de soins et de logement, octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden ", modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juillet 2009, il est ajouté un alinéa 2, rédigé comme suit :
" Pour la prolongation de la durée des emprunts garantis dans le contrat de financement et le contrat pari passu, il suffit que le Fonds et le financier co-signent un document, qui est rédigé en concertation avec le Fonds. Ce document peut porter sur des contrats de financement de divers projets, demandeurs et financiers. ".
" Pour la prolongation de la durée des emprunts garantis dans le contrat de financement et le contrat pari passu, il suffit que le Fonds et le financier co-signent un document, qui est rédigé en concertation avec le Fonds. Ce document peut porter sur des contrats de financement de divers projets, demandeurs et financiers. ".
Afdeling 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2011 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan lokale dienstencentra, centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf, groepen van assistentiewoningen en woonzorgcentra moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor de uitreiking van het attest van naleving van die normen
Section 4. - Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 décembre 2011 fixant les normes de sécurité incendie spécifiques auxquelles les centres de services locaux, les centres de soins de jour, les centres d'accueil de jour, les centres de court séjour, les centres de convalescence, les groupes de logements à assistance et les centres de soins résidentiels doivent répondre et fixant la procédure de la délivrance de l'attestation du respect de ces normes
Art.77. In artikel 4, tweede lid, artikel 8, § 5, eerste lid, en artikel 10, § 3, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2011 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan lokale dienstencentra, centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf, groepen van assistentiewoningen en woonzorgcentra moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor de uitreiking van het attest van naleving van die normen, worden de woorden "acht jaar" vervangen door de woorden "negen jaar".
Art.77. A l'article 4, alinéa 2, à l'article 8, § 5, alinéa 1er, et à l'article 10, § 3, alinéa 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 décembre 2011 fixant les normes de sécurité incendie spécifiques auxquelles les centres de services locaux, les centres de soins de jour, les centres d'accueil de jour, les centres de court séjour, les centres de convalescence, les groupes de logements à assistance et les centres de soins résidentiels doivent répondre et fixant la procédure de la délivrance de l'attestation du respect de ces normes, les mots " huit ans " sont remplacés par les mots " neuf ans ".
Art.78. In artikel 17/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede en vierde lid wordt de datum "1 oktober 2020" vervangen door de datum "1 oktober 2021";
2° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Uiterlijk op 31 maart 2021 bezorgt de voorziening in kwestie een aanvraag aan de burgemeester om een onderzoek te laten uitvoeren door de hulpverleningszone, als dat voor die datum nog niet gebeurd is. Daarbij worden in voorkomend geval een geactualiseerde stand van zaken van de nog uit te voeren werken en een verdere planning meegestuurd.".
1° in het tweede en vierde lid wordt de datum "1 oktober 2020" vervangen door de datum "1 oktober 2021";
2° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Uiterlijk op 31 maart 2021 bezorgt de voorziening in kwestie een aanvraag aan de burgemeester om een onderzoek te laten uitvoeren door de hulpverleningszone, als dat voor die datum nog niet gebeurd is. Daarbij worden in voorkomend geval een geactualiseerde stand van zaken van de nog uit te voeren werken en een verdere planning meegestuurd.".
Art.78. Dans l'article 17/1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 2018, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans les alinéas 2 et 4, la date " 1er octobre 2020 " est remplacée par la date " 1er octobre 2021 " ;
2° il est ajouté un alinéa 5, rédigé comme suit :
" La structure concernée adresse une demande au bourgmestre de faire effectuer une inspection par la zone de secours au plus tard le 31 mars 2021, si une telle demande n'a pas encore été faite avant cette date. Cette demande contient, le cas échéant, un état des lieux actualisé du calendrier des travaux à encore effectuer et un planning ultérieur. ".
1° dans les alinéas 2 et 4, la date " 1er octobre 2020 " est remplacée par la date " 1er octobre 2021 " ;
2° il est ajouté un alinéa 5, rédigé comme suit :
" La structure concernée adresse une demande au bourgmestre de faire effectuer une inspection par la zone de secours au plus tard le 31 mars 2021, si une telle demande n'a pas encore été faite avant cette date. Cette demande contient, le cas échéant, un état des lieux actualisé du calendrier des travaux à encore effectuer et un planning ultérieur. ".
Art.79. In artikel 17/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de datum "1 oktober 2020" wordt vervangen door de datum "1 oktober 2021";
2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Uiterlijk op 31 maart 2021 bezorgt de voorziening in kwestie een aanvraag aan de burgemeester om een onderzoek te laten uitvoeren door de hulpverleningszone, als dat voor die datum nog niet gebeurd is. Daarbij worden in voorkomend geval een geactualiseerde stand van zaken van de nog uit te voeren werken en een verdere planning meegestuurd.".
1° de datum "1 oktober 2020" wordt vervangen door de datum "1 oktober 2021";
2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Uiterlijk op 31 maart 2021 bezorgt de voorziening in kwestie een aanvraag aan de burgemeester om een onderzoek te laten uitvoeren door de hulpverleningszone, als dat voor die datum nog niet gebeurd is. Daarbij worden in voorkomend geval een geactualiseerde stand van zaken van de nog uit te voeren werken en een verdere planning meegestuurd.".
Art.79. Dans l'article 17/2 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 2018, les modifications suivantes sont apportées :
1° la date " 1er octobre 2020 " est remplacée par la date " 1er octobre 2021 " ;
2° il est ajouté un alinéa 2 rédigé comme suit :
" La structure concernée adresse une demande au bourgmestre de faire effectuer une inspection par la zone de secours au plus tard le 31 mars 2021, si une telle demande n'a pas encore été faite avant cette date. Cette demande contient, le cas échéant, un état des lieux actualisé du calendrier des travaux à encore effectuer et un planning ultérieur. ".
1° la date " 1er octobre 2020 " est remplacée par la date " 1er octobre 2021 " ;
2° il est ajouté un alinéa 2 rédigé comme suit :
" La structure concernée adresse une demande au bourgmestre de faire effectuer une inspection par la zone de secours au plus tard le 31 mars 2021, si une telle demande n'a pas encore été faite avant cette date. Cette demande contient, le cas échéant, un état des lieux actualisé du calendrier des travaux à encore effectuer et un planning ultérieur. ".
Afdeling 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden
Section 5. - Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 novembre 2013 facilitant le financement de l'infrastructure par le biais de la garantie d'investissement alternative, octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden " (Fonds flamand de l'infrastructure affectée aux matières personnalisables)
Art.80. Aan artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Voor de verlenging van de gewaarborgde looptijd van een financieringsovereenkomst volstaat het dat het Fonds samen met de financier mee tekent op een document dat wordt opgesteld in overleg met het Fonds. Dat document kan betrekking hebben op financieringsovereenkomsten van verschillende projecten, aanvragers en financiers.".
"Voor de verlenging van de gewaarborgde looptijd van een financieringsovereenkomst volstaat het dat het Fonds samen met de financier mee tekent op een document dat wordt opgesteld in overleg met het Fonds. Dat document kan betrekking hebben op financieringsovereenkomsten van verschillende projecten, aanvragers en financiers.".
Art.80. A l'article 12 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 novembre 2013 facilitant le financement de l'infrastructure par le biais de la garantie d'investissement alternative, octroyée par le " Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden ", il est ajouté un alinéa 3, rédigé comme suit :
" Pour la prolongation de la durée des emprunts garantis d'un contrat de financement, il suffit que le Fonds et le financier co-signent un document, qui est rédigé en concertation avec le Fonds. Ce document peut porter sur des contrats de financement de divers projets, demandeurs et financiers. ".
" Pour la prolongation de la durée des emprunts garantis d'un contrat de financement, il suffit que le Fonds et le financier co-signent un document, qui est rédigé en concertation avec le Fonds. Ce document peut porter sur des contrats de financement de divers projets, demandeurs et financiers. ".
Art.81. Aan artikel 13 van hetzelfde besluit wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Voor de verlenging van de gewaarborgde looptijd in de pari-passuovereenkomst volstaat het dat het Fonds samen tekent met de financier op een document dat betrekking kan hebben op meerdere pari-passuovereenkomsten van verschillende projecten, aanvragers en financiers.".
"Voor de verlenging van de gewaarborgde looptijd in de pari-passuovereenkomst volstaat het dat het Fonds samen tekent met de financier op een document dat betrekking kan hebben op meerdere pari-passuovereenkomsten van verschillende projecten, aanvragers en financiers.".
Art.81. A l'article 13 du même arrêté, il est ajouté un alinéa 4, rédigé comme suit :
" Pour la prolongation de la durée des emprunts garantis dans le contrat pari passu, il suffit que le Fonds et le financier co-signent un document qui peut porter sur divers contrats pari passu de différents projets, demandeurs et financiers. ".
" Pour la prolongation de la durée des emprunts garantis dans le contrat pari passu, il suffit que le Fonds et le financier co-signent un document qui peut porter sur divers contrats pari passu de différents projets, demandeurs et financiers. ".
Afdeling 6. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 april 2020 tot subsidiëring voor tijdelijke managementondersteuning inzake crisisbeheer bij een COVID-19 uitbraak in residentiële voorzieningen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Section 6. - Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 avril 2020 visant à subventionner le soutien temporaire au management pour la gestion de crise en cas de flambée de COVID-19 dans les structures résidentielles du domaine politique " Bien-être, Santé publique et Famille "
Art.82. In het besluit van de Vlaamse Regering van 3 april 2020 tot subsidiëring voor tijdelijke managementondersteuning inzake crisisbeheer bij een COVID-19 uitbraak in residentiële voorzieningen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt een artikel 1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 1/1. In dit besluit wordt verstaan onder agentschap: het agentschap binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, dat is aangewezen om het Vlaamse overheidsbeleid over de voorziening in kwestie uit te voeren.".
"Art. 1/1. In dit besluit wordt verstaan onder agentschap: het agentschap binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, dat is aangewezen om het Vlaamse overheidsbeleid over de voorziening in kwestie uit te voeren.".
Art.82. Dans l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 avril 2020 visant à subventionner le soutien temporaire au management pour la gestion de crise en cas de flambée de COVID-19 dans les structures résidentielles du domaine politique " Bien-être, Santé publique et Famille " il est inséré un article 1/1, rédigé comme suit :
" Art. 1/1. Dans le présent arrêté on entend par agence : l'agence au sein du domaine politique du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, telle que visée à l'article 9 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 juin 2005 relatif à l'organisation de l'Administration flamande, qui est désignée à la mise en oeuvre de la politique flamande en matière de la structure concernée. ".
" Art. 1/1. Dans le présent arrêté on entend par agence : l'agence au sein du domaine politique du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, telle que visée à l'article 9 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 juin 2005 relatif à l'organisation de l'Administration flamande, qui est désignée à la mise en oeuvre de la politique flamande en matière de la structure concernée. ".
Art.83. In artikel 2, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord "éénmaal" vervangen door het woord "tweemaal".
Art.83. Dans l'article 2, alinéa 2, du même arrêté, les mots " une seule fois " sont remplacés par les mots " deux fois ".
Art.84. In artikel 3, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt het woord "woonzorgcentrum" vervangen door het woord "voorziening".
Art.84. A l'article 3, alinéa 1er, du même arrêté, les mots " le centre de soins résidentiels " sont remplacés par les mots " la structure ".
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
CHAPITRE 9. - Dispositions finales
Art.85. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 20 maart 2020, met uitzondering van artikel 82 tot en met 84, die uitwerking hebben met ingang van 3 april 2020.
Art.85. Le présent arrêté produit ses effets le 20 mars 2020, à l'exception des articles 82 à 84 inclus, qui produisent leurs effets le 3 avril 2020.
Art. 86. De Vlaamse minister, bevoegd voor het welzijn, de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, de Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, de Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 86. Le Ministre flamand qui a le bien-être dans ses attributions, le Ministre flamand qui a les soins de santé et les soins résidentiels dans ses attributions, le Ministre flamand qui a le grandir dans ses attributions, le Ministre flamand qui a les personnes handicapées dans ses attributions et le Ministre flamand qui a la infrastructure de soins dans ses attributions sont, chacun en ce qui le concerne, chargés de l'exécution du présent arrêté.