Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
29 MEI 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de regels voor de toekenning van een subsidie aan [...] voorzieningen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin voor de vergoeding van bepaalde kosten ten gevolge van de COVID-19-epidemie <BVR2021-03-19/07, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 09-04-2021>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-08-2020 en tekstbijwerking tot 30-03-2021)
Titre
29 MAI 2020. - Arrêté du Gouvernement flamand établissant les règles d'octroi d'une subvention aux structures [...] dans le domaine politique Bien-être, Santé publique et Famille pour le remboursement de certains frais par suite de l'épidémie de COVID-19 <AGF2021-03-19/07, art. 1, 002; En vigueur : 09-04-2021>(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 24-08-2020 et mise à jour au 30-03-2021)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (11)
Texte (11)
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° algemeen of universitair ziekenhuisbed: een verantwoord bed, een verantwoord bed chirurgisch dagziekenhuis of een erkend SP-, A- of K-bed, met uitzondering van de bedden met kenletter a(d) en k(d) en met uitzondering van de erkende bedden die tijdelijk buiten gebruik zijn gesteld om de vrijgekomen middelen en personeel in te kunnen zetten voor de mobiele teams in toepassing van artikel 107 van de Gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
  2° algemeen ziekenhuis: een ziekenhuis dat geen psychiatrisch of universitair ziekenhuis is;
  3° besluit van 31 maart 2006: besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat beleidsdomein;
  4° bevoegde entiteit: het departement of het agentschap binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, dat is aangewezen om het beleid over de instellingen uit te voeren;
  5° centrum voor algemeen welzijnswerk: een centrum als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk, dat voorziet in residentiële opvang;
  6° centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning: een erkend centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2012 inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
  7° centrum voor kortverblijf: een centrum voor kortverblijf als vermeld in artikel 25 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
  8° decreet van 6 juli 2018: het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging;
  [1 8° /1 dienst voor gezinszorg: een dienst voor gezinszorg als vermeld in artikel 11 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;]1
  9° eenheid: een eenheid, zoals bekend bij de bevoegde entiteit op 1 april 2020;
  10° gebruiker: een persoon die residentieel in een voorziening voor personen met een handicap verblijft;
  11° initiatief van beschut wonen met een collectieve woongelegenheid: een initiatief van beschut wonen als vermeld in artikel 2, 9°, van het decreet van 6 juli 2018, dat een collectieve woongelegenheid ter beschikking stelt;
  12° instelling: een instelling als vermeld in artikel 2;
  13° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het welzijn, de Vlaamse minister bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, de Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, de Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale bescherming, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur;
  14° psychiatrisch verzorgingstehuis: een psychiatrisch verzorgingstehuis als vermeld in artikel 2, 12°, van het decreet van 6 juli 2018;
  15° psychiatrisch ziekenhuis: een psychiatrisch ziekenhuis als vermeld in artikel 3 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
  16° psychiatrisch ziekenhuisbed: een erkend bed in een psychiatrisch ziekenhuis, dat niet erkend is onder kenletter a(d), k(d), t(d) of Tf(pl) en met uitzondering van de erkende bedden die tijdelijk buiten gebruik zijn gesteld om de vrijgekomen middelen en personeel in te kunnen zetten voor de mobiele teams in toepassing van artikel 107 van de Gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
  17° residentiële revalidatievoorziening: een revalidatievoorziening als vermeld in artikel 2, 16°, van het decreet van 6 juli 2018, waar zorggebruikers worden opgenomen en verblijven, met uitzondering van de ziekenhuizen en de revalidatieziekenhuizen;
  18° residentiële voorziening in de jeugdhulp: een voorziening die erkend is voor de typemodule verblijf conform bijlage 1 bij het besluit van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp;
  19° revalidatieziekenhuis: een revalidatieziekenhuis als vermeld in artikel 2, 17°, van het decreet van 6 juli 2018;
  20° typemodules zeer korte residentiële opvang en lange residentiële opvang: de typemodules, vermeld in artikel 49 en 53 van het ministerieel besluit van 21 december 2012 betreffende het aanbod, beschreven in typemodules, van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
  21° universitair ziekenhuis: een universitair ziekenhuis als vermeld in artikel 4 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
  22° voorziening voor personen met een handicap:
  a) een vergunde zorgaanbieder als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap en die collectieve woonondersteuning aan gebruikers aanbiedt;
  b) een erkend multifunctioneel centrum voor minderjarige personen met een handicap als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;
  c) een erkende unit voor geïnterneerden als vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden;
  d) een erkende observatie-, diagnose- en behandelingsunit als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2017 over de erkenning en subsidiëring van observatie-, diagnose- en behandelingsunits;
  e) een vergunde zorgaanbieder als vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders;
  f) een vergunde zorgaanbieder als vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018 over de zorg en ondersteuning voor personen met een niet-aangeboren hersenletsel of tetraplegie ten gevolge van een hoge dwarslaesie met de hoogste zorg- en ondersteuningsnood;
  g) een rechtspersoon die zorg en ondersteuning organiseert voor hoogstens vijftien personen met een handicap, die al of niet beschikken over een budget als vermeld in artikel 7, eerste lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders;
  23° woonzorgcentrum: een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 33 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
  24° ziekenhuis: een ziekenhuis als vermeld in artikel 2 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
  25° zorggroep: een zorggroep als vermeld in de tabel in bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden.
  
Article 1er. Dans le présent arrêté, on entend par :
  1° lit d'hôpital général ou universitaire : un lit justifié, un lit d'hôpital chirurgical de jour justifié ou un lit agréé SP-, A- ou K-, à l'exception des lits indiqués par les lettres a(d) et k(d) et à l'exception des lits agréés qui ont été temporairement mis hors service afin de pouvoir utiliser les ressources et le personnel libérés pour les équipes mobiles en application de l'article 107 de la Loi coordonnée du 10 juillet 2008 sur les hôpitaux et autres établissements de soins ;
  2° hôpital général : un hôpital qui n'est pas un hôpital psychiatrique ou universitaire ;
  3° arrêté du 31 mars 2006 : l'arrêté du Gouvernement flamand du 31 mars 2006 concernant le Département de l'Aide sociale, de la Santé publique et de la Famille, relatif à l'entrée en vigueur de la réglementation créant des agences dans le domaine politique Aide sociale, Santé publique et Famille et modifiant la réglementation concernant ce domaine politique ;
  4° entité compétente : le département ou l'agence au sein du domaine politique du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, visé à l'article 8 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 juin 2005 relatif à l'organisation de l'administration flamande, qui est chargé de mettre en oeuvre la politique relative aux établissements ;
  5° centre d'aide sociale générale : un centre visé à l'article 2, 2°, du décret du 8 mai 2009 relatif à l'aide sociale générale, qui organise un accueil résidentiel ;
  6° centre d'aide aux enfants et d'assistance aux familles : le centre d'aide aux enfants et d'assistance aux familles agréé, visé à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 novembre 2012 relatif à l'agrément et au subventionnement des centres d'aide aux enfants et d'assistance aux familles ;
  7° centre de court séjour : un centre de court séjour visé à l'article 25 du décret sur les soins résidentiels du 15 février 2019 ;
  8° décret du 6 juillet 2018 : le décret du 6 juillet 2018 relatif à la reprise des secteurs des maisons de soins psychiatriques, des initiatives d'habitation protégée, des conventions de rééducation fonctionnelle, des hôpitaux de rééducation fonctionnelle et des équipes d'accompagnement multidisciplinaires de soins palliatifs ;
  [1 8° /1 service d'aide aux familles : un service d'aide aux familles tel que visé à l'article 11 du Décret sur les soins résidentiels du 15 février 2019 ;]1
  9° unité : une unité, telle qu'elle est connue de l'entité compétente au 1 avril 2020 ;
  10° usager : une personne résidant dans une structure pour personnes handicapées ;
  11° initiative d'habitation protégée avec logement collectif : une initiative d'habitation protégée telle que mentionnée à l'article 2, 9°, du décret du 6 juillet 2018, qui prévoit un logement collectif ;
  12° établissement : un établissement visé à l'article 2 ;
  13° ministre : le ministre flamand compétent pour le bien-être, le ministre flamand compétent pour les soins de santé et les soins résidentiels, le ministre flamand compétent pour le grandir, le ministre flamand compétent pour les personnes handicapées, le ministre flamand compétent pour la protection sociale et le ministre flamand compétent pour l'infrastructures des soins ;
  14° maison de soins psychiatriques : une maison de soins psychiatriques visée à l'article 2, 12° du décret du 6 juillet 2018 ;
  15° hôpital psychiatrique : un hôpital tel que visé à l'article 3 de la loi coordonnée du 10 juillet 2008 sur les hôpitaux et autres établissements de soins ;
  16° lit d'hôpital psychiatrique : un lit agréé dans un hôpital psychiatrique qui n'est pas agréé au titre des lettres a(d), k(d), t(d) ou Tf(pl) et à l'exception des lits agréés qui ont été temporairement mis hors service afin de pouvoir utiliser les ressources et le personnel libérés pour les équipes mobiles en application de l'article 107 de la Loi coordonnée du 10 juillet 2008 sur les hôpitaux et autres établissements de soins ;
  17° structure résidentielle de revalidation : une structure de revalidation visée à l'article 2, 16°, du décret du 6 juillet 2018, dans laquelle sont admis et résident des usagers de soins, à l'exception des hôpitaux et des hôpitaux de revalidation ;
  18° structure résidentielle dans l'aide à la jeunesse : structure agréée pour le module type résidence conformément à l'annexe 1rede l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 avril 2019 relatif aux conditions d'agrément et aux normes de subventionnement des structures de l'aide à la jeunesse ;
  19° hôpital de revalidation : un hôpital de revalidation visé à l'article 2, 17° du décret du 6 juillet 2018 ;
  20° modules types accueil résidentiel de très courte durée et de longue durée : les modules types visés aux articles 49 et 53 de l'arrêté ministériel du 21 décembre 2012 relatif à l'offre, décrite dans les modules type des centres d'aide aux enfants et d'assistance aux familles ;
  21° hôpital universitaire : un hôpital tel que visé à l'article 4 de la loi coordonnée du 10 juillet 2008 sur les hôpitaux et autres établissements de soins ;
  22° structure pour personnes handicapées :
  a) un offreur de soins autorisé, visé à l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 portant autorisation des offreurs de soins et de soutien non directement accessibles pour personnes handicapées, qui offre de l'aide au logement collectif à des usagers ;
  b) un centre multifonctionnel agréé pour personnes handicapées mineures, tel que visé à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 février 2016 portant agrément et subventionnement de centres multifonctionnels pour personnes handicapées mineures ;
  c) une unité agréée pour internés, visée à l'article 10 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 novembre 2017 relatif à l'agrément et au subventionnement de structures offrant du soutien aux personnes handicapées en prison, et d'unités pour internés ;
  d) une unité agréée d'observation, de diagnostic et de traitement, visée à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 décembre 2017 relatif à l'agrément et au subventionnement d'unités d'observation, de diagnostic et de traitement ;
  e) un offreur de soins autorisé visé à l'article 7 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018 relatif aux soins et au soutien pour les personnes handicapées internées, fournis par des offreurs de soins autorisés ;
  f) un offreur de soins autorisé visé à l'article 10 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 septembre 2018 relatif aux soins et au soutien pour les personnes atteintes d'une lésion cérébrale non congénitale ou de tétraplégie suite à une paraplégie haute, ayant le besoin de soins et de soutien le plus élevé ;
  g) une personne morale organisant des soins et du soutien pour au maximum quinze personnes handicapées, qui disposent ou non d'un budget visé à l'article 7, premier alinéa, 3° de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 relatif à l'affectation du budget pour les soins et le soutien non directement accessibles pour personnes handicapées majeures ainsi qu'aux frais liés à l'organisation pour les offreurs de soins autorisés ;
  23° centre de soins résidentiels : un centre de soins résidentiels visé à l'article 33 du Décret du 15 février 2019 sur les soins résidentiels ;
  24° hôpital universitaire : un hôpital tel que visé à l'article 2 de la loi coordonnée du 10 juillet 2008 sur les hôpitaux et autres établissements de soins ;
  25° groupe de soins : une groupe de soins visé au tableau de l'annexe 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 juin 2018 réglant le forfait d'infrastructure dans le cadre du financement personnalisé pour des personnes handicapées, fourni par le Fonds flamand de l'Infrastructure affectée aux Matières personnalisables.
  
Art.2. Dit besluit is van toepassing op de volgende instellingen:
  1° de algemene ziekenhuizen;
  2° de universitaire ziekenhuizen;
  3° de psychiatrische ziekenhuizen;
  4° de revalidatieziekenhuizen;
  5° de residentiële revalidatievoorzieningen;
  6° de psychiatrische verzorgingstehuizen;
  7° de initiatieven van beschut wonen met een collectieve woongelegenheid;
  8° de woonzorgcentra;
  9° de centra voor kortverblijf;
  10° de residentiële voorzieningen in de jeugdhulp;
  11° de voorzieningen voor personen met een handicap;
  12° de centra voor algemeen welzijnswerk;
  13° de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
  [1 14° de diensten voor gezinszorg.]1
  
Art.2. Le présent arrêté s'applique aux établissements suivants :
  1° hôpitaux généraux ;
  2° hôpitaux universitaires ;
  3° hôpitaux psychiatriques ;
  4° hôpitaux de revalidation ;
  5° structures résidentielles de revalidation ;
  6° maisons de soins psychiatriques ;
  7° initiatives d'habitation protégée avec logement collectif ;
  8° centres de soins résidentiels ;
  9° centres de court séjour ;
  10° structures résidentielles dans l'aide à la jeunesse ;
  11° structures pour personnes handicapées ;
  12° centres d'aide sociale générale ;
  13° centres d'aide aux enfants et d'assistance aux familles;
  [1 14° services d'aide aux familles.]1
  
Art.3. Aan de instellingen kunnen conform dit besluit subsidies worden verleend.
  Als ter uitvoering van dit besluit staatssteun in de zin van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt verleend aan een onderneming, wordt die staatssteun toegekend met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.
Art.3. Des subventions peuvent être accordées aux établissements conformément au présent arrêté.
  Si, en exécution du présent arrêté, des aides d'Etat au sens du Traité sur le fonctionnement de l'Union européenne sont octroyées à une entreprise, ces aides d'Etat sont octroyées dans le respect de la décision 2012/21/UE de la Commission du 20 décembre 2011 relative à l'application de l'article 106, paragraphe 2, du Traité sur le fonctionnement de l'Union européenne aux aides d'Etat sous forme de compensations de service public octroyées à certaines entreprises chargées de la gestion de services d'intérêt économique général.
Art.4. De instellingen, met uitzondering van de algemene, universitaire en psychiatrische ziekenhuizen [1 en de diensten voor gezinszorg]1, ontvangen een subsidie voor de kosten die ze hebben gemaakt om de gevolgen te beperken van de civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie, en die verband houden met:
  1° de investeringen in roerende en onroerende infrastructuur die noodzakelijk zijn om de opvangcapaciteit te verhogen, aan te passen of in haar oorspronkelijke staat te herstellen;
  2° de financiering van het beschermingsmateriaal, de desinfecteringsproducten, het testmateriaal, de wasserij en de speciale afvalverwerking.
  De algemene, universitaire en psychiatrische ziekenhuizen ontvangen een subsidie voor de kosten die verband houden met de investeringen in roerende en onroerende infrastructuur die noodzakelijk zijn om de opvangcapaciteit te verhogen, aan te passen of in haar oorspronkelijke staat te herstellen als gevolg van de civiele noodsituatie voor de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie.
  [1 De diensten voor gezinszorg ontvangen een subsidie voor de kosten die ze hebben gemaakt om de gevolgen te beperken van de civiele noodsituatie voor de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie, en die verband houden met de financiering van het beschermingsmateriaal en de desinfecteringsproducten.]1
  
Art.4. Les établissements, à l'exception des hôpitaux généraux, universitaires et psychiatriques [1 et les services d'aide aux familles]1, reçoivent une subvention pour les frais qu'ils ont engagés pour atténuer les conséquences de l'urgence civile en matière de santé publique, à savoir l'épidémie de COVID-19, et qui sont liés aux efforts suivants :
  1° les investissements dans les infrastructures mobiles et immobilières nécessaires pour augmenter, adapter ou rétablir la capacité d'accueil ;
  2° le financement des équipements de protection, des produits désinfectants, du matériel d'essai, de la blanchisserie et de l'élimination des déchets spéciaux.
  Les hôpitaux généraux, universitaires et psychiatriques reçoivent une subvention pour les frais liés aux investissements en infrastructures mobiles et immobilières nécessaires pour augmenter, adapter ou rétablir la capacité d'accueil à la suite de l'urgence civile en matière de santé publique, à savoir l'épidémie de COVID-19.
  [1 Les services d'aide aux familles reçoivent une subvention pour les frais qu'ils ont encourus pour limiter les conséquences de la situation d'urgence civile sur la santé publique, à savoir l'épidémie COVID-19, et qui sont liés au financement du matériel de protection et des produits de désinfection.]1
  
Art. 5. § 1. Met het oog op de doelstelling, vermeld in artikel 4, wordt aan elke instelling [1 , met uitzondering van de diensten voor gezinszorg,]1 automatisch een forfaitaire subsidie toegekend.
  § 2. De forfaitaire subsidie voor de instellingen, vermeld in de volgende tabel, wordt, conform de volgende tabel, berekend als volgt: het forfaitaire bedrag x het aantal eenheden.
Art. 5. § 1. En vue de l'objectif énoncé à l'article 4, une subvention forfaitaire est octroyée automatiquement à chaque établissement [1 , à l'exception des services d'aide aux familles]1.
  § 2. La subvention forfaitaire aux établissements énumérés dans le tableau suivant, est calculée conformément à ce tableau, comme suit : le montant forfaitaire x le nombre d'unités.
instellingen forfaitaire bedrag in euro eenheid
algemene ziekenhuizen 500 algemeen of universitair ziekenhuisbed
universitaire ziekenhuizen
  
psychiatrische ziekenhuizen 200 psychiatrisch ziekenhuisbed of FOR-K-bed
revalidatieziekenhuizen 200 erkend bed
residentiële revalidatievoorzieningen 200 residentiële capaciteitseenheid
psychiatrische verzorgingstehuizen 200 erkende opname-eenheid of FOR-PVT-bed
initiatief van beschut wonen met een collectieve woongelegenheid 200 collectieve huisvestingseenheid
woonzorgcentra 200 erkende woongelegenheid
centra voor kortverblijf 200 erkende woongelegenheid
residentiële voorzieningen in de jeugdhulp 100 erkende module verblijf
centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning 100 residentiële opvangplaats in de typemodules zeer korte residentiële opvang, lange residentiële opvang en crisisopvang
instellingen forfaitaire bedrag in euro eenheid algemene ziekenhuizen 500 algemeen of universitair ziekenhuisbed universitaire ziekenhuizen
psychiatrische ziekenhuizen 200 psychiatrisch ziekenhuisbed of FOR-K-bed revalidatieziekenhuizen 200 erkend bed residentiële revalidatievoorzieningen 200 residentiële capaciteitseenheid psychiatrische verzorgingstehuizen 200 erkende opname-eenheid of FOR-PVT-bed initiatief van beschut wonen met een collectieve woongelegenheid 200 collectieve huisvestingseenheid woonzorgcentra 200 erkende woongelegenheid centra voor kortverblijf 200 erkende woongelegenheid residentiële voorzieningen in de jeugdhulp 100 erkende module verblijf centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning 100 residentiële opvangplaats in de typemodules zeer korte residentiële opvang, lange residentiële opvang en crisisopvang
De psychiatrische en revalidatieziekenhuizen die de minister aanwijst om capaciteitsproblemen in de algemene en universitaire ziekenhuizen door de civiele noodsituatie voor de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie, op te vangen, ontvangen hetzelfde subsidiebedrag als de algemene ziekenhuizen. In dat geval wordt het bedrag verrekend met de forfaitaire subsidie die het psychiatrisch of revalidatieziekenhuis initieel heeft ontvangen.
  § 3. De forfaitaire subsidie voor de voorzieningen voor personen met een handicap wordt, conform de volgende tabel, berekend als volgt: het forfaitaire bedrag x het gemiddelde aantal gebruikers dat effectief in de instelling verblijft van 15 tot en met 30 april 2020, zoals bekend bij de bevoegde entiteit.
établissements montant forfaitaire en euros unité
hôpitaux généraux 500 lit d'hôpital général ou universitaire
hôpitaux universitaires
  
hôpitaux psychiatriques 200 lit d'hôpital psychiatrique ou lit FOR-K
hôpitaux de revalidation 200 lit agréé
structures résidentielles de revalidation 200 unité de capacité résidentielle
maisons de soins psychiatriques 200 unité d'admission agréée ou lit FOR-PVT
initiative d'habitation protégée avec logement collectif 200 unité de logement collectif
centres de soins résidentiels 200 logement agréé
centres de court séjour 200 logement agréé
structures résidentielles dans l'aide à la jeunesse 100 module agréé séjour
centres d'aide aux enfants et d'assistance aux familles 100 place d'accueil résidentiel dans les modules types accueil résidentiel de très courte durée, accueil résidentiel de longue durée et accueil de crise
établissements montant forfaitaire en euros unité hôpitaux généraux 500 lit d'hôpital général ou universitaire hôpitaux universitaires
hôpitaux psychiatriques 200 lit d'hôpital psychiatrique ou lit FOR-K hôpitaux de revalidation 200 lit agréé structures résidentielles de revalidation 200 unité de capacité résidentielle maisons de soins psychiatriques 200 unité d'admission agréée ou lit FOR-PVT initiative d'habitation protégée avec logement collectif 200 unité de logement collectif centres de soins résidentiels 200 logement agréé centres de court séjour 200 logement agréé structures résidentielles dans l'aide à la jeunesse 100 module agréé séjour centres d'aide aux enfants et d'assistance aux familles 100 place d'accueil résidentiel dans les modules types accueil résidentiel de très courte durée, accueil résidentiel de longue durée et accueil de crise
Les hôpitaux psychiatriques et de revalidation désignés par le ministre pour pallier aux problèmes de capacité des hôpitaux généraux et universitaires dus à l'urgence civile en matière de santé publique, à savoir l'épidémie de COVID-19, reçoivent le même montant de subvention que les hôpitaux généraux. Dans ce cas, la subvention forfaitaire initialement reçue par l'hôpital psychiatrique ou de revalidation est déduite de ce montant.
  § 3. La subvention forfaitaire pour les structures pour personnes handicapées est calculée, conformément au tableau suivant, comme suit : le montant forfaitaire x le nombre moyen d'usagers résidant effectivement dans l'établissement entre le 15 et le 30 avril 2020, tel qu'il est connu de l'entité compétente.
voorzieningen voor personen met een handicap forfaitaire bedrag in euro
vergunde zorgaanbieders en ouderinitiatieven 200 per gebruiker die is ingedeeld zorggroep 1 of 2
 100 per gebruiker die is ingedeeld zorggroep 3
  
multifunctionele centra 200
units voor geïnterneerden 200
observatie-, diagnose- en behandelingsunits 200
vergunde zorgaanbieders voor zorg en ondersteuning aan geïnterneerde personen 200
vergunde zorgaanbieders voor NAH 200
voorzieningen voor personen met een handicap forfaitaire bedrag in euro vergunde zorgaanbieders en ouderinitiatieven 200 per gebruiker die is ingedeeld zorggroep 1 of 2 100 per gebruiker die is ingedeeld zorggroep 3
multifunctionele centra 200 units voor geïnterneerden 200 observatie-, diagnose- en behandelingsunits 200 vergunde zorgaanbieders voor zorg en ondersteuning aan geïnterneerde personen 200 vergunde zorgaanbieders voor NAH 200
§ 4. De forfaitaire subsidie voor de centra voor algemeen welzijnswerk wordt berekend volgens de volgende formule: 100 euro x het aantal effectief gebruikte opvangplaatsen op 30 april 2020, zoals bekend bij de bevoegde entiteit.
  
structures pour personnes handicapées montant forfaitaire en euros
offreurs de soins agréés et initiatives de parents 200 par usager classé dans le groupe de soins 1 ou 2
 100 par usager classé dans le groupe de soins 3
  
centres multifonctionnels 200
unités pour internés 200
unités d'observation, de diagnostic et de traitement 200
offreurs de soins agréés pour les soins et le soutien aux internés 200
offreurs de soins agréés pour NAH 200
structures pour personnes handicapées montant forfaitaire en euros offreurs de soins agréés et initiatives de parents 200 par usager classé dans le groupe de soins 1 ou 2 100 par usager classé dans le groupe de soins 3
centres multifonctionnels 200 unités pour internés 200 unités d'observation, de diagnostic et de traitement 200 offreurs de soins agréés pour les soins et le soutien aux internés 200 offreurs de soins agréés pour NAH 200
§ 4. La subvention forfaitaire pour les centres d'aide sociale générale est calculée selon la formule suivante : 100 euros x le nombre de places d'accueil effectivement utilisées au 30 avril 2020, tel qu'il est connu de l'entité compétente.
  
Art. 6. § 1. De instellingen kunnen naast de forfaitaire subsidie, vermeld in artikel 5, een bijkomende subsidie aanvragen om de kosten, vermeld in artikel 4, te vergoeden.
  § 2. Een instelling die een bijkomende subsidie als vermeld in paragraaf 1, aanvraagt, toont de volgende kosten aan:
  1° de kosten die worden gedekt door de forfaitaire subsidie, vermeld in artikel 5;
  2° de kosten die aanleiding geven tot een bijkomende subsidie, conform dit artikel.
  De kosten, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op de uitgavenposten die verband houden met:
  1° de gebouwen;
  2° de toegang tot de gebouwen;
  3° de toegang tot de omgeving van de gebouwen;
  4° de tijdelijke infrastructuur;
  5° de apparatuur en uitrusting;
  6° het beschermingsmateriaal en de desinfecteringsproducten;
  7° het testmateriaal;
  8° de wasserij;
  9° de speciale afvalverwerking.
  In afwijking van het tweede lid, 6° tot en met 9°, kunnen de kosten, vermeld in het eerste lid, voor de algemene, universitaire en psychiatrische ziekenhuizen geen betrekking hebben op het beschermingsmateriaal, de desinfecteringsproducten, het testmateriaal, de wasserij en de speciale afvalverwerking.
  [1 In afwijking van het eerste lid tonen de diensten voor gezinszorg alleen de kosten aan die aanleiding geven tot een bijkomende subsidie. In afwijking van het tweede lid kunnen de kosten, vermeld in het eerste lid, voor de diensten voor gezinszorg alleen betrekking hebben op het beschermingsmateriaal en de desinfecteringsproducten.]1
  De minister kan de uitgavenposten, vermeld in het tweede lid, nader bepalen en bijkomende uitgavenposten bepalen.
  § 3. Voor de instellingen, vermeld in de volgende tabel, kan de som van het forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 5, § 2, en het bedrag van de bijkomende subsidie, vermeld in paragraaf 1, het maximumbedrag per eenheid die conform artikel 5, § 2, in rekening wordt gebracht, niet overschrijden:
Art. 6. § 1. En plus de la subvention forfaitaire prévue à l'article 5, les établissements peuvent demander une subvention supplémentaire pour rembourser les frais visés à l'article 4.
  § 2. L'établissement qui demande une subvention supplémentaire telle que visée au paragraphe 1, justifie les frais suivants :
  1° les frais couverts par la subvention forfaitaire visée à l'article 5 ;
  2° les frais donnant lieu à une subvention supplémentaire, conformément au présent article.
  Les frais visés au premier alinéa concernent les postes de dépenses suivants :
  1° les bâtiments ;
  2° l'accès aux bâtiments ;
  3° l'accès aux alentours des bâtiments ;
  4° l'infrastructure provisoire ;
  5° les appareils et équipements ;
  6° le matériel de protection et les produits désinfectants ;
  7° le matériel d'essai ;
  8° la blanchisserie ;
  9° l'élimination des déchets spéciaux.
  Contrairement au deuxième alinéa, 6° à 9°, les frais visés au premier alinéa pour les hôpitaux généraux, universitaires et psychiatriques ne peuvent pas concerner les équipements de protection, les produits désinfectants, le matériel d'essai, la blanchisserie et l'élimination des déchets spéciaux.
  [1 Par dérogation à l'alinéa premier, les services d'aide aux familles ne démontrent que les frais qui donnent lieu à une subvention complémentaire.Par dérogation à l'alinéa deux, les frais visés à l'alinéa premier, pour les services d'aide aux familles, ne peuvent concerner que le matériel de protection et les produits de désinfection.]1
  Le ministre peut préciser les postes de dépenses visés à l'alinéa deux et fixer des postes de dépenses additionnels.
  § 3. Pour les établissements énumérés dans le tableau suivant, la somme du montant forfaitaire visé à l'article 5, § 2 et du montant de la subvention supplémentaire visée au paragraphe 1 ne peut pas dépasser le montant maximum par unité portée en compte conformément à l'article 5, § 2 :
instellingen maximumbedrag in euro eenheid
algemene ziekenhuizen 1000 algemeen of universitair ziekenhuisbed
universitaire ziekenhuizen
  
psychiatrische ziekenhuizen 600 psychiatrisch ziekenhuisbed of FOR-K-bed
revalidatieziekenhuizen 600 erkend bed
residentiële revalidatievoorzieningen 600 residentiële capaciteitseenheid
psychiatrische verzorgingstehuizen 600 erkende opname-eenheid of FOR-PVT-bed
initiatief van beschut wonen met een collectieve woongelegenheid 600 collectieve huisvestingseenheid
woonzorgcentra 600 erkende woongelegenheid
centra voor kortverblijf 600 erkende woongelegenheid
residentiële voorzieningen in de jeugdhulp 400 erkende module verblijf
centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning 400 residentiële opvangplaats in de typemodules zeer korte residentiële opvang, lange residentiële opvang en crisisopvang
instellingen maximumbedrag in euro eenheid algemene ziekenhuizen 1000 algemeen of universitair ziekenhuisbed universitaire ziekenhuizen
psychiatrische ziekenhuizen 600 psychiatrisch ziekenhuisbed of FOR-K-bed revalidatieziekenhuizen 600 erkend bed residentiële revalidatievoorzieningen 600 residentiële capaciteitseenheid psychiatrische verzorgingstehuizen 600 erkende opname-eenheid of FOR-PVT-bed initiatief van beschut wonen met een collectieve woongelegenheid 600 collectieve huisvestingseenheid woonzorgcentra 600 erkende woongelegenheid centra voor kortverblijf 600 erkende woongelegenheid residentiële voorzieningen in de jeugdhulp 400 erkende module verblijf centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning 400 residentiële opvangplaats in de typemodules zeer korte residentiële opvang, lange residentiële opvang en crisisopvang
De psychiatrische en revalidatieziekenhuizen die de minister aanwijst om capaciteitsproblemen in de algemene en universitaire ziekenhuizen door de civiele noodsituatie voor de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie, op te vangen, kunnen hetzelfde maximumbedrag aanvragen als de algemene ziekenhuizen. Als het psychiatrisch of revalidatieziekenhuis al een bijkomende subsidie heeft ontvangen, wordt het bedrag verrekend met de bijkomende subsidie die het initieel heeft ontvangen.
  § 4. Voor de voorzieningen voor personen met een handicap kan de som van het forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 5, § 3, en het bedrag van de bijkomende subsidie, vermeld in paragraaf 1, per gebruiker die conform artikel 5, § 3, in rekening wordt gebracht, het maximumbedrag, vermeld in de volgende tabel, niet overschrijden:
établissements montant maximum en euros unité
hôpitaux généraux 1000 lit d'hôpital général ou universitaire
hôpitaux universitaires
  
hôpitaux psychiatriques 600 lit d'hôpital psychiatrique ou lit FOR-K
hôpitaux de revalidation 600 lit agréé
structures résidentielles de revalidation 600 unité de capacité résidentielle
maisons de soins psychiatriques 600 unité d'admission agréée ou lit FOR-PVT
initiative d'habitation protégée avec logement collectif 600 unité de logement collectif
centres de soins résidentiels 600 logement agréé
centres de court séjour 600 logement agréé
structures résidentielles dans l'aide à la jeunesse 400 module agréé séjour
centres d'aide aux enfants et d'assistance aux familles 400 place d'accueil résidentiel dans les modules types accueil résidentiel de très courte durée, accueil résidentiel de longue durée et accueil de crise
établissements montant maximum en euros unité hôpitaux généraux 1000 lit d'hôpital général ou universitaire hôpitaux universitaires
hôpitaux psychiatriques 600 lit d'hôpital psychiatrique ou lit FOR-K hôpitaux de revalidation 600 lit agréé structures résidentielles de revalidation 600 unité de capacité résidentielle maisons de soins psychiatriques 600 unité d'admission agréée ou lit FOR-PVT initiative d'habitation protégée avec logement collectif 600 unité de logement collectif centres de soins résidentiels 600 logement agréé centres de court séjour 600 logement agréé structures résidentielles dans l'aide à la jeunesse 400 module agréé séjour centres d'aide aux enfants et d'assistance aux familles 400 place d'accueil résidentiel dans les modules types accueil résidentiel de très courte durée, accueil résidentiel de longue durée et accueil de crise
Les hôpitaux psychiatriques et de revalidation désignés par le ministre pour pallier aux problèmes de capacité des hôpitaux généraux et universitaires dus à l'urgence civile en matière de santé publique, à savoir l'épidémie de COVID-19, peuvent demander le même montant maximum que les hôpitaux généraux. Si l'hôpital psychiatrique ou de revalidation a déjà reçu une subvention supplémentaire, celle-ci est déduite de ce montant.
  § 4. Pour les structures pour personnes handicapées la somme du montant forfaitaire visé à l'article 5, § 3 et du montant de la subvention supplémentaire visée au paragraphe 1 ne peut pas dépasser, par usager porté en compte conformément à l'article 5, § 2, le montant maximum visé dans le tableau suivant :
voorzieningen voor personen met een handicap maximumbedrag in euro
vergunde zorgaanbieders en ouderinitiatieven 600 per gebruiker die is ingedeeld in zorggroep 1 of 2
 400 per gebruiker die is ingedeeld in zorggroep 3
  
multifunctionele centra 600
units voor geïnterneerden 600
observatie-, diagnose- en behandelingsunits 600
vergunde zorgaanbieders voor zorg en ondersteuning aan geïnterneerde personen 600
vergunde zorgaanbieders voor NAH 600
voorzieningen voor personen met een handicap maximumbedrag in euro vergunde zorgaanbieders en ouderinitiatieven 600 per gebruiker die is ingedeeld in zorggroep 1 of 2 400 per gebruiker die is ingedeeld in zorggroep 3
multifunctionele centra 600 units voor geïnterneerden 600 observatie-, diagnose- en behandelingsunits 600 vergunde zorgaanbieders voor zorg en ondersteuning aan geïnterneerde personen 600 vergunde zorgaanbieders voor NAH 600
§ 5. Voor de centra voor algemeen welzijnswerk kan de som van het forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 5, § 4, en het bedrag van de bijkomende subsidie, vermeld in paragraaf 1, per effectief gebruikte opvangplaats die conform artikel 5, § 4, in rekening wordt gebracht, niet hoger zijn dan 400 euro.
  [1 § 6. Voor de diensten voor gezinszorg kan de bijkomende subsidie, vermeld in paragraaf 1, het maximumbedrag van 0,165 euro per toegekend uur gezinszorg in 2020 niet overschrijden.]1
  
structures pour personnes handicapées montant maximum en euros
offreurs de soins agréés et initiatives de parents 600 par usager classé dans le groupe de soins 1 ou 2
 400 par usager classé dans le groupe de soins 3
  
centres multifonctionnels 600
unités pour internés 600
unités d'observation, de diagnostic et de traitement 600
offreurs de soins agréés pour les soins et le soutien aux internés 600
offreurs de soins agréés pour NAH 600
structures pour personnes handicapées montant maximum en euros offreurs de soins agréés et initiatives de parents 600 par usager classé dans le groupe de soins 1 ou 2 400 par usager classé dans le groupe de soins 3
centres multifonctionnels 600 unités pour internés 600 unités d'observation, de diagnostic et de traitement 600 offreurs de soins agréés pour les soins et le soutien aux internés 600 offreurs de soins agréés pour NAH 600
§ 5. Pour les centres d'aide sociale générale la somme du montant forfaitaire visé à l'article 5, § 4 et du montant de la subvention supplémentaire visée au paragraphe 1 ne peut pas dépasser 400 euros par place d'accueil effectivement utilisée, portée en compte conformément à l'article 5, § 4.
  [1 § 6. Pour les services d'aide aux familles, la subvention supplémentaire visée au paragraphe 1er, ne peut dépasser le montant maximum de 0,165 euros par heure d'aide aux familles accordée en 2020.]1
  
Art.7. In dit artikel wordt verstaan onder Fonds: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, opgericht bij het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden.
  De aanvraag van een bijkomende subsidie, vermeld in artikel 6, § 1, wordt op elektronische wijze bezorgd aan het Fonds en bevat al de volgende documenten:
  1° een overzicht van de kosten om de gevolgen van de civiele noodsituatie voor de volksgezondheid, namelijk de COVID-19-epidemie, op te vangen, gemaakt tussen 1 maart 2020 en 29 mei 2020;
  2° de facturen of stavingstukken die dateren van de periode van 1 maart 2020 tot en met 29 mei 2020, waaruit de kosten van de instelling blijken. De facturen en stavingstukken die dateren van na 29 mei 2020 kunnen alleen worden ingediend als de instelling kan aantonen dat de bestelling voor 29 mei 2020 werd geplaatst.
  Het Fonds of de bevoegde entiteit onderzoekt de aanvraag formeel en inhoudelijk en vraagt, als dat nodig is, bijkomende informatie op bij de aanvragende instelling.
  De leidend ambtenaar van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, opgericht bij het besluit van 31 maart 2006, kent in voorkomend geval de bijkomende subsidie toe aan de aanvragende instelling.
  De bijkomende subsidie wordt uiterlijk twee maanden na de beslissing tot toekenning van de bijkomende subsidie, vermeld in het vierde lid, in één schijf uitbetaald aan de instelling.
  [1 In afwijking van het tweede lid bezorgen de diensten voor gezinszorg een overzicht van de kosten die ze gemaakt hebben tussen 13 maart 2020 en 30 juni 2020. De bezorgde facturen of stavingstukken dateren van de periode van 13 maart 2020 tot en met 30 juni 2020. De facturen en stavingstukken die dateren van na 30 juni 2020 kunnen alleen worden ingediend als de dienst voor gezinszorg kan aantonen dat de bestelling voor 30 juni 2020 is geplaatst.]1
  
Art.7. Dans le présent article, on entend par Fonds : l'agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique Fonds flamand de l'Infrastructure affectée aux Matières personnalisables, créée par le décret du 2 juin 2006 portant transformation du Fonds flamand de l'Infrastructure affectée aux Matières personnalisables en agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique, et modifiant le décret du 23 février 1994 relatif à l'infrastructure affectée aux matières personnalisables.
  La demande de subvention supplémentaire visée à l'article 6, § 1, est transmise au Fonds par voie électronique et contient tous les documents suivants :
  1° un aperçu des frais engagés entre le 1 mars 2020 et le 29 mai 2020 pour atténuer les conséquences de l'urgence civile en matière de santé publique, à savoir l'épidémie de COVID-19 ;
  2° les factures ou pièces justificatives datant du 1 mars 2020 au 29 mai 2020, démontrant les frais encourus par l'établissement. Les factures et les pièces justificatives datant d'après le 29 mai 2020 ne peuvent être soumises que si l'établissement peut prouver que la commande a été passée avant le 29 mai 2020.
  Le Fonds ou l'entité compétente examine la forme et le contenu de la demande et, si nécessaire, demande des informations complémentaires à l'établissement requérant.
  Le fonctionnaire dirigeant du Département du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, créé par l'arrêté du 31 mars 2006, octroie, le cas échéant, la subvention supplémentaire à l'établissement requérant.
  La subvention supplémentaire est versée à l'établissement en une seule fois dans les deux mois suivant la décision d'octroi de la subvention supplémentaire visée à l'alinéa quatre.
  [1 Par dérogation à l'alinéa 2, les services d'aide aux familles fournissent un aperçu des frais qu'ils ont exposés entre le 13 mars 2020 et le 30 juin 2020. Les factures ou pièces justificatives transmises datent du 13 mars 2020 au 30 juin 2020. Les factures et les pièces justificatives datant d'après le 30 juin 2020 ne peuvent être soumises que si le service d'aide aux familles peut prouver que la commande a été passée avant le 30 juin 2020.]1
  
Art.8. In dit artikel wordt verstaan onder Zorginspectie: de Zorginspectie, vermeld in artikel 3, § 2, derde lid, van het besluit van 31 maart 2006.
  De bevoegde entiteit en Zorginspectie oefenen toezicht uit op de naleving van de bepalingen van dit besluit. De instelling verstrekt daarvoor de gevraagde inlichtingen of stukken.
  De subsidie wordt teruggevorderd conform artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. Daarnaast kan de subsidie ook verminderd of teruggevorderd worden als uit het toezicht blijkt dat de subsidie een overcompensatie is ten opzichte van de kosten, vermeld in artikel 4 van dit besluit.
Art.8. Dans le présent article, on entend par Inspection des Soins : l'Inspection des Soins visée à l'article 3, § 2, alinéa trois de l'arrêté du 31 mars 2006.
  L'entité compétente et l'Inspection des Soins contrôlent le respect des dispositions du présent arrêté. L'établissement fournit les informations ou les documents demandés à cette fin.
  La subvention est recouvrée conformément à l'article 13 de la loi du 16 mai 2003 fixant les dispositions générales applicables aux budgets, au contrôle des subventions et à la comptabilité des communautés et des régions, ainsi qu'à l'organisation du contrôle de la Cour des comptes. En outre, la subvention peut être réduite ou recouvrée si le contrôle montre que la subvention constitue une surcompensation par rapport aux frais visés à l'article 4 du présent arrêté.
Art.9. Dit besluit treedt in werking op 29 mei 2020.
Art.9. Le présent arrêté entre en vigueur le 29 mai 2020.
Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2020.
Art.10. Le présent arrêté produit ses effets à partir du 1 mars 2020.
Art. 11. De Vlaamse minister, bevoegd voor het welzijn, de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, de Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, de Vlaamse minister, bevoegd voor de personen met een beperking, de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale bescherming, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de zorginfrastructuur, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 11. Le ministre flamand compétent pour le bien-être, le ministre flamand compétent pour les soins de santé et les soins résidentiels, le ministre flamand compétent pour le grandir, le ministre flamand compétent pour les personnes handicapées, le ministre flamand compétent pour la protection sociale et le ministre flamand compétent pour l'infrastructure des soins sont chargés, chacun en ce qui le concerne, d'exécuter le présent arrêté.