Art.37. § 1. De beleidscoördinator, vermeld in artikel 52, § 2, van de codex, wordt verkozen door de leden van de Inspectie van Financiën die ter beschikking worden gesteld van de Vlaamse Regering. Voormelde leden dragen de beleidscoördinator voor na interne verkiezingen waaraan enkel de leden die in dienstactiviteit zijn, kunnen deelnemen.
De Vlaamse minister,
[1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, bepaalt de procedure voor de stemming en de aanstelling. Hij deelt die procedures en de aanpassingen eraan, en het resultaat van de stemming mee aan de Vlaamse Regering.
De beleidscoördinator ontvangt voor het uitoefenen van zijn bijkomende taak als beleidscoördinator als vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex een vergoeding van 7000 euro per jaar.
De vergoeding, vermeld in het derde lid, is gekoppeld aan het spilindexcijfer 107,20 met als referentiejaar 2013, en wordt aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, en conform artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
§ 2. Voor de uitvoering van de opdracht, vermeld in artikel 52, § 2, derde lid, van de codex behartigt de beleidscoördinator, vermeld in dezelfde paragraaf van de codex, minstens de volgende taken:
1° de opmaak van een jaarplanning en jaarverslag, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex;
2° de generieke kwaliteitsborging, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex, van de uitgaande stukken van de leden van de Inspectie van Financiën;
3° de opmaak van een jaarlijks plan over de kwaliteitsborging, vermeld in punt 2°, dat minstens betrekking heeft op de opbouw van de adviezen en de gevallen waarin een advies moet worden gegeven zonder dat hierbij afbreuk kan worden gedaan aan artikel 22, artikel 42 tot en met artikel 50 en artikel 71;
4° het bewaken van de naleving van de deontologische code, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex;
5° de communicatie en vertegenwoordiging van de Inspectie van Financiën op externe fora;
6° de organisatie van de administratieve en logistieke ondersteuning in samenspraak met de bevoegde instantie;
7° het bewaken van de middelen die voor de Inspectie van Financiën in de uitgavenbegroting zijn ingeschreven in samenspraak met de bevoegde instantie;
8° de coördinatie van de adviesaanvragen die betrekking hebben op meerdere beleidsdomeinen;
9° de organisatie en opvolging van het intern stafoverleg met het oog op de performante werking van de Inspectie van Financiën en de opvolging van horizontale thema's;
10° de organisatie en opvolging van hun personeelsmanagement in samenspraak met de bevoegde instantie;
11° de organisatie en opvolging van beleidsdomein- of beleidsveldspecifiek overleg met de Inspectie van Financiën.
§ 3. De jaarplanning, vermeld in paragraaf 2, 1°, bevat voor het betrokken jaar:
1° een overzicht van de overheidsbrede en bijzondere analyses en evaluaties, vermeld in artikel 52, § 1, tweede lid, van de codex;
2° een overzicht van de analyses in het kader van de opvolging van overheidsopdrachten;
3° een raming van de personeelsinzet, de benodigde middelen en de vereiste tijd van elke opdracht.
§ 4. De beleidscoördinator rapporteert jaarlijks aan de Vlaamse Regering, over de uitvoering van de jaarplanning, over de uitvoering van het plan aangaande de generieke kwaliteitsborging en over de naleving van de deontologische code, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex.
Het jaarlijks rapport bevat ook duiding van de risico's die waargenomen zijn bij het uitvoeren van haar taken en de algemene aanbevelingen tot remediëring van die risico's.
De Inspectie van Financiën bewaakt de juistheid van haar vaststellingen bij het uitvoeren van de analyses en evaluaties, vermeld in paragraaf 3, 1° en 2°. Hiertoe organiseert zij overlegmomenten met de inhoudelijk bevoegde minister waarin die vaststellingen worden besproken, aangevuld met de mogelijkheid voor de inhoudelijk bevoegde minister om op korte termijn te antwoorden.
§ 5. Een inbreuk op de deontologische code, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex, wordt bij de vaststelling ervan gerapporteerd aan de Vlaamse minister,
[1 bevoegd voor het budgettair beleid]1. Hierbij mag op generlei wijze afbreuk gedaan worden aan de federale bevoegdheden inzake de naleving van de deontologische code, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex.