Artikel 1. In artikel 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 en 8 juni 2018, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2 wordt het bedrag "300 euro" vervangen door het bedrag "425 euro";
2° in paragraaf 3 wordt het bedrag "75 euro" vervangen door het bedrag "150 euro".
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
10 MEI 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van een aantal besluiten van de Vlaamse Regering over de ondersteuning van personen met een handicap(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-07-2019 en tekstbijwerking tot 25-05-2020)
Titre
10 MAI 2019. - Arrêté du Gouvernement flamand modifiant divers arrêtés du Gouvernement flamand relatifs au soutien aux personnes handicapées(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 08-07-2019 et mise à jour au 25-05-2020)
Informations sur le document
Numac: 2019013529
Datum: 2019-05-10
Info du document
Numac: 2019013529
Date: 2019-05-10
Table des matières
HOOFDSTUK 1. -Wijzigingen van het besluit van d...
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van ...
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het besluit van ...
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het besluit van ...
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het besluit van de...
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het besluit van de...
HOOFDSTUK 7. - Wijziging van het besluit van de...
HOOFDSTUK 8. - Wijziging van het besluit van de...
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
BIJLAGE.
Table des matières
CHAPITRE 1er. - Modifications de l'arrêté du Go...
CHAPITRE 2. - Modifications de l'arrêté du Gouv...
CHAPITRE 3. - Modifications de l'arrêté du Gouv...
CHAPITRE 4. - Modifications de l'arrêté du Gouv...
CHAPITRE 5. - Modification de l'arrêté du Gouve...
CHAPITRE 6. - Modification de l'arrêté du Gouve...
CHAPITRE 7. - Modification de l'arrêté du Gouve...
CHAPITRE 8. - Modification de l'arrêté du Gouve...
CHAPITRE 9. - Dispositions finales
ANNEXE.
Tekst (37)
Texte (37)
HOOFDSTUK 1. -Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
CHAPITRE 1er. - Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juillet 1991 relatif à l'introduction et au traitement de la demande de soutien auprès de Agence flamande pour les Personnes handicapées
Article 1er. A l'article 28 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juillet 1991, relatif à l'introduction et au traitement de la demande de soutien auprès de l'Agence flamande pour les Personnes handicapées, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 novembre 2010 et modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 27 novembre 2015 et 8 juin 2018, sont apportées les modifications suivantes :
1° au paragraphe 2, le montant " 300 euros " est remplacé par le montant " 425 euros " ;
2° au paragraphe 3, le montant " 75 euros " est remplacé par le montant " 150 euros ".
1° au paragraphe 2, le montant " 300 euros " est remplacé par le montant " 425 euros " ;
2° au paragraphe 3, le montant " 75 euros " est remplacé par le montant " 150 euros ".
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 januari 2014 tot concretisering van de voorwaarden om vennootschappen met sociaal oogmerk en verenigingen zonder winstoogmerk die wooninfrastructuur ter beschikking stellen aan personen met een handicap te erkennen
CHAPITRE 2. - Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 31 janvier 2014 concrétisant les conditions d'agrément des sociétés à finalité sociale et des associations sans but lucratif qui mettent des infrastructures de logement à la disposition des personnes handicapées
Art.2. In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 januari 2014 tot concretisering van de voorwaarden om vennootschappen met sociaal oogmerk en verenigingen zonder winstoogmerk die wooninfrastructuur ter beschikking stellen aan personen met een handicap te erkennen wordt punt 3° vervangen door wat volgt:
"3° de wooneenheden alleen ter beschikking gesteld worden aan personen met een handicap die voldoen aan een van de volgende voorwaarden:
a) minstens beschikken over een toewijzing tot ondersteuningsveld Z66, als vermeld in de bijlage bij het ministerieel besluit van 1 maart 2012 houdende vaststelling van de ondersteuningsvelden dat is bepaald conform artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
b) een persoonlijkeassistentiebudget krijgen;
c) behoren tot een van de zorggroepen, vermeld in artikel 21, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en beschikken over een beslissing tot toewijzing van een persoonsvolgend budget van het VAPH;
d) bij rolstoelafhankelijkheid voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3 van het ministerieel besluit van 26 november 2018 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden en beschikken over een beslissing tot toewijzing van een persoonsvolgend budget van het VAPH;".
"3° de wooneenheden alleen ter beschikking gesteld worden aan personen met een handicap die voldoen aan een van de volgende voorwaarden:
a) minstens beschikken over een toewijzing tot ondersteuningsveld Z66, als vermeld in de bijlage bij het ministerieel besluit van 1 maart 2012 houdende vaststelling van de ondersteuningsvelden dat is bepaald conform artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
b) een persoonlijkeassistentiebudget krijgen;
c) behoren tot een van de zorggroepen, vermeld in artikel 21, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en beschikken over een beslissing tot toewijzing van een persoonsvolgend budget van het VAPH;
d) bij rolstoelafhankelijkheid voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3 van het ministerieel besluit van 26 november 2018 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juni 2018 tot regeling van het infrastructuurforfait binnen de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden en beschikken over een beslissing tot toewijzing van een persoonsvolgend budget van het VAPH;".
Art.2. Dans l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 31 janvier 2014 concrétisant les conditions d'agrément des sociétés à finalité sociale et des associations sans but lucratif qui mettent des infrastructures de logement à la disposition des personnes handicapées, le point 3° est remplacé par ce qui suit :
" 3° si les unités de logement sont uniquement mises à la disposition de personnes handicapées qui remplissent l'une des conditions suivantes :
a) disposer au moins d'une attribution au champ de soutien Z66, tel que visé à l'arrêté ministériel du 1er mars 2012 portant fixation des champs de soutien conformément à l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juillet 1991 relatif à l'introduction et au traitement de la demande de soutien auprès de l'Agence flamande pour les Personnes handicapées ;
b) percevoir un budget d'assistance personnelle ;
c) appartenir à l'un des groupes de soins visés à l'article 21, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 juin 2018 réglant le forfait d'infrastructure dans le cadre du financement personnalisé pour des personnes handicapées, fourni par le Fonds flamand de l'Infrastructure affectée aux Matières personnalisables (" Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden "), et disposer d'une décision d'attribution d'un budget personnalisé de la VAPH ;
d) pour les personnes dépendant d'un fauteuil roulant, respecter les conditions énoncées à l'article 3 de l'arrêté ministériel du 26 novembre 2018 portant exécution de l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 juin 2018 réglant le forfait d'infrastructure dans le cadre du financement personnalisé pour des personnes handicapées, fourni par le Fonds flamand de l'Infrastructure affectée aux Matières personnalisables, et disposer d'une décision d'attribution d'un budget personnalisé de la VAPH ; ".
" 3° si les unités de logement sont uniquement mises à la disposition de personnes handicapées qui remplissent l'une des conditions suivantes :
a) disposer au moins d'une attribution au champ de soutien Z66, tel que visé à l'arrêté ministériel du 1er mars 2012 portant fixation des champs de soutien conformément à l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juillet 1991 relatif à l'introduction et au traitement de la demande de soutien auprès de l'Agence flamande pour les Personnes handicapées ;
b) percevoir un budget d'assistance personnelle ;
c) appartenir à l'un des groupes de soins visés à l'article 21, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 juin 2018 réglant le forfait d'infrastructure dans le cadre du financement personnalisé pour des personnes handicapées, fourni par le Fonds flamand de l'Infrastructure affectée aux Matières personnalisables (" Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden "), et disposer d'une décision d'attribution d'un budget personnalisé de la VAPH ;
d) pour les personnes dépendant d'un fauteuil roulant, respecter les conditions énoncées à l'article 3 de l'arrêté ministériel du 26 novembre 2018 portant exécution de l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 juin 2018 réglant le forfait d'infrastructure dans le cadre du financement personnalisé pour des personnes handicapées, fourni par le Fonds flamand de l'Infrastructure affectée aux Matières personnalisables, et disposer d'une décision d'attribution d'un budget personnalisé de la VAPH ; ".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget
CHAPITRE 3. - Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 novembre 2015 relatif à l'introduction et au traitement de la demande d'un budget de soins et de soutien non directement accessibles pour personnes majeures handicapées et relatif à la mise à disposition dudit budget
Art.3. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017 en 8 juni 2018, wordt een punt 5/1° ingevoegd dat luidt als volgt:
"5/1° dienst maatschappelijk werk: een erkende dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds als vermeld in artikel 14 van het decreet Woonzorgdecreet van 13 maart 2009;".
"5/1° dienst maatschappelijk werk: een erkende dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds als vermeld in artikel 14 van het decreet Woonzorgdecreet van 13 maart 2009;".
Art.3. Dans l'article 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 novembre 2015 relatif à l'introduction et au traitement de la demande d'un budget de soins et de soutien non directement accessibles pour personnes majeures handicapées et relatif à la mise à disposition dudit budget, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 février 2017, il est inséré un point 5/1° ainsi rédigé :
" 5/1° service d'assistance sociale : un service d'assistance sociale agréé tel que visé à l'article 14 du Décret sur les soins résidentiels du 13 mars 2009 ; ".
" 5/1° service d'assistance sociale : un service d'assistance sociale agréé tel que visé à l'article 14 du Décret sur les soins résidentiels du 13 mars 2009 ; ".
Art.4. In artikel 5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen door wat volgt:
" In het geval, vermeld in artikel 10, tweede lid, is de datum van aanvraag, in afwijking van het eerste lid, de datum waarop de aanvrager zich aanmeldt bij de dienst Ondersteuningsplan of bij de dienst maatschappelijk werk.";
2° in paragraaf 1, zesde lid, worden de woorden "door de dienst Ondersteuningsplan of door de persoon met een handicap" vervangen door de zinsnede "door de dienst Ondersteuningsplan, door de dienst maatschappelijk werk of door de persoon met een handicap".
1° in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen door wat volgt:
" In het geval, vermeld in artikel 10, tweede lid, is de datum van aanvraag, in afwijking van het eerste lid, de datum waarop de aanvrager zich aanmeldt bij de dienst Ondersteuningsplan of bij de dienst maatschappelijk werk.";
2° in paragraaf 1, zesde lid, worden de woorden "door de dienst Ondersteuningsplan of door de persoon met een handicap" vervangen door de zinsnede "door de dienst Ondersteuningsplan, door de dienst maatschappelijk werk of door de persoon met een handicap".
Art.4. A l'article 5 du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 février 2017 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 juin 2018, les modifications suivantes sont apportées :
1° au paragraphe 1er, l'alinéa 3 est remplacé par ce qui suit :
" Dans le cas visé à l'article 10, alinéa 2, la date de la demande est, par dérogation au premier alinéa, la date à laquelle le demandeur se présente au service Plan de Soutien ou au service d'assistance sociale. " ;
2° au paragraphe 1er, alinéa 6, les mots " par le service Plan de Soutien ou par la personne en situation de handicap " sont remplacés par les mots " par le service Plan de Soutien, par le service d'assistance sociale ou par la personne en situation de handicap ".
1° au paragraphe 1er, l'alinéa 3 est remplacé par ce qui suit :
" Dans le cas visé à l'article 10, alinéa 2, la date de la demande est, par dérogation au premier alinéa, la date à laquelle le demandeur se présente au service Plan de Soutien ou au service d'assistance sociale. " ;
2° au paragraphe 1er, alinéa 6, les mots " par le service Plan de Soutien ou par la personne en situation de handicap " sont remplacés par les mots " par le service Plan de Soutien, par le service d'assistance sociale ou par la personne en situation de handicap ".
Art.5. In artikel 6, tweede lid, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden "een dienst Ondersteuningsplan" en de woorden " De organisaties" de woorden "of door een dienst maatschappelijk werk" ingevoegd.
Art.5. Dans l'article 6, alinéa 2, du même arrêté, les mots " ou par un service d'assistance sociale " sont insérés entre les mots " par un service Plan de soutien " et les mots " Les organisations ".
Art.6. In artikel 9, tweede lid, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden "een dienst Ondersteuningsplan, " en de woorden "beoordeelt het agentschap" de woorden "of van een dienst maatschappelijk werk" ingevoegd.
Art.6. Dans l'article 9, alinéa 2 du même arrêté, les mots " ou d'un service d'assistance sociale " sont insérés entre les mots " d'un service Plan de Soutien " et le membre de phrase " , l'agence évalue ".
Art.7. In artikel 10, tweede lid, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden "een dienst Ondersteuningsplan" en de woorden "het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering" de woorden "of van een dienst maatschappelijk werk " ingevoegd.
Art.7. Dans l'article 10, alinéa 2, du même arrêté, les mots " ou d'un service d'assistance sociale " sont insérés entre les mots " d'un service Plan de Soutien " et les mots " ou il est tenu ".
Art.8. In artikel 11 van hetzelfde besluit worden tussen de woorden "een dienst Ondersteuningsplan" en de woorden "of als het oordeelt" de woorden "of van een dienst maatschappelijk werk " ingevoegd.
Art.8. Dans l'article 11 du même arrêté, les mots " ou d'un service d'assistance sociale " sont insérés entre les mots " d'un service Plan de Soutien " et les mots " ou lorsqu'elle estime ".
Art.9. Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.9. L'article 19 du même arrêté est abrogé.
Art.10. Artikel 20 en 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 20. Voor elk van de gevraagde ondersteuningsfuncties, met uitzondering van oproepbare permanentie, waarvoor de persoon met een handicap financiering vraagt aan het agentschap wordt op basis van de frequenties, vermeld in het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering een aantal zorggebonden punten vastgesteld conform tabel 3 tot en met 7 die zijn opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
Als psychosociale begeleiding wordt gevraagd, wordt voor de berekening van het overeenstemmende aantal zorggebonden punten, voor maximaal twee uren een aantal zorggebonden punten vastgesteld conform tabel 6, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, en wordt in afwijking van het eerste lid, het aantal zorggebonden punten voor de overige uren vastgesteld conform tabel 7, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
In afwijking van het eerste lid wordt geen aantal zorggebonden punten vastgesteld voor woonondersteuning of dagondersteuning als de budgetcategorie die overeenstemt met de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie, lager is dan budgetcategorie 3, conform tabel 2 die is opgenomen in bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd.
Als er verschillende ondersteuningsfuncties worden gevraagd, wordt het aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld voor de verschillende gevraagde ondersteuningsfuncties, opgeteld.
Als oproepbare permanentie wordt gevraagd, wordt het aantal zorggebonden punten voor oproepbare permanentie, vermeld in tabel 8, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, opgeteld bij het resultaat van de optelsom, vermeld in het derde lid.
Art. 21. De budgetcategorie die maximaal kan worden toegekend, wordt bepaald door de budgetcategorie die conform tabel 2 die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd correspondeert met het totaal van de zorggebonden punten die zijn vastgesteld conform artikel 20, te vergelijken met de budgetcategorie die conform de voormelde tabel 2 overeenstemt met de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie.
Als de budgetcategorie voor het totaal aantal zorggebonden punten van de vraag hoger is dan de budgetcategorie voor de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie, kan maximaal de budgetcategorie die overeenstemt met de vastgestelde waarden voor de parameters begeleiding en permanentie worden toegekend.
Als de budgetcategorie voor het totaal aantal zorggebonden punten van de vraag lager is dan de budgetcategorie voor de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie, kan maximaal de budgetcategorie die overeenstemt met het totaal aantal zorggebonden punten van de vraag worden toegekend.".
"Art. 20. Voor elk van de gevraagde ondersteuningsfuncties, met uitzondering van oproepbare permanentie, waarvoor de persoon met een handicap financiering vraagt aan het agentschap wordt op basis van de frequenties, vermeld in het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering een aantal zorggebonden punten vastgesteld conform tabel 3 tot en met 7 die zijn opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
Als psychosociale begeleiding wordt gevraagd, wordt voor de berekening van het overeenstemmende aantal zorggebonden punten, voor maximaal twee uren een aantal zorggebonden punten vastgesteld conform tabel 6, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, en wordt in afwijking van het eerste lid, het aantal zorggebonden punten voor de overige uren vastgesteld conform tabel 7, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
In afwijking van het eerste lid wordt geen aantal zorggebonden punten vastgesteld voor woonondersteuning of dagondersteuning als de budgetcategorie die overeenstemt met de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie, lager is dan budgetcategorie 3, conform tabel 2 die is opgenomen in bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd.
Als er verschillende ondersteuningsfuncties worden gevraagd, wordt het aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld voor de verschillende gevraagde ondersteuningsfuncties, opgeteld.
Als oproepbare permanentie wordt gevraagd, wordt het aantal zorggebonden punten voor oproepbare permanentie, vermeld in tabel 8, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, opgeteld bij het resultaat van de optelsom, vermeld in het derde lid.
Art. 21. De budgetcategorie die maximaal kan worden toegekend, wordt bepaald door de budgetcategorie die conform tabel 2 die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd correspondeert met het totaal van de zorggebonden punten die zijn vastgesteld conform artikel 20, te vergelijken met de budgetcategorie die conform de voormelde tabel 2 overeenstemt met de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie.
Als de budgetcategorie voor het totaal aantal zorggebonden punten van de vraag hoger is dan de budgetcategorie voor de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie, kan maximaal de budgetcategorie die overeenstemt met de vastgestelde waarden voor de parameters begeleiding en permanentie worden toegekend.
Als de budgetcategorie voor het totaal aantal zorggebonden punten van de vraag lager is dan de budgetcategorie voor de resultaten van de afname van het zorgzwaarte-instrument voor de parameters begeleiding en permanentie, kan maximaal de budgetcategorie die overeenstemt met het totaal aantal zorggebonden punten van de vraag worden toegekend.".
Art.10. Les articles 20 et 21 du même arrêté sont remplacés par ce qui suit :
" Art. 20. Pour chacune des fonctions de soutien demandées, à l'exception de la permanence appelable, pour lesquelles la personne handicapée demande un financement à l'agence, le nombre de points liés aux soins est établi sur la base des fréquences indiquées dans le plan de soutien au financement personnalisé, conformément aux tableaux 3 à 7, qui figurent à l'annexe au présent arrêté.
En cas de demande d'accompagnement psychosocial, afin de calculer le nombre correspondant de points liés aux soins, le nombre de points liés aux soins sera déterminé pour un maximum de deux heures conformément au tableau 6, qui figure en annexe au présent arrêté, et par dérogation au premier alinéa, le nombre de points liés aux soins pour les autres heures sera déterminé conformément au tableau 7, qui figure en annexe au présent arrêté.
Par dérogation au premier alinéa, aucun nombre de points liés aux soins n'est fixé pour l'accompagnement au logement ou le soutien de jour si la catégorie budgétaire correspondant aux résultats de l'application de l'instrument de mesure des soins requis pour les paramètres accompagnement et permanence est inférieure à la catégorie budgétaire 3, conformément au tableau 2 qui figure en annexe 1re au présent arrêté.
Lorsque plusieurs fonctions de soutien sont demandées, les nombres de points liés aux soins fixés pour les différentes fonctions de soutien demandées sont additionnés.
Si la permanence appelable est demandée, le nombre de points liés aux soins pour la permanence appelable, mentionné dans le tableau 8 qui figure en annexe au présent arrêté, est ajouté au résultat de l'addition, visée au troisième alinéa.
Art. 21. La catégorie budgétaire maximale pouvant être allouée est déterminée en comparant la catégorie budgétaire qui, conformément au tableau 2 annexé au présent arrêté, correspond au total des points relatifs aux soins établis conformément à l'article 20, à la catégorie budgétaire qui, conformément au tableau 2 précité, correspond aux résultats de l'application de l'instrument de mesure des soins requis pour les paramètres accompagnement et permanence.
Lorsque la catégorie budgétaire pour le total des points liés aux soins de la demande est supérieure à la catégorie budgétaire pour les résultats de l'application de l'instrument de mesure des soins requis pour les paramètres accompagnement et permanence, au maximum la catégorie budgétaire correspondant aux valeurs fixées pour les paramètres accompagnement et permanence peut être attribuée.
Lorsque la catégorie budgétaire pour le total des points liés aux soins de la demande est inférieure à la catégorie budgétaire pour les résultats de l'application de l'instrument de mesure des soins requis pour les paramètres accompagnement et permanence, au maximum la catégorie budgétaire correspondant au total des points liés aux soins de la demande peut être attribuée. ".
" Art. 20. Pour chacune des fonctions de soutien demandées, à l'exception de la permanence appelable, pour lesquelles la personne handicapée demande un financement à l'agence, le nombre de points liés aux soins est établi sur la base des fréquences indiquées dans le plan de soutien au financement personnalisé, conformément aux tableaux 3 à 7, qui figurent à l'annexe au présent arrêté.
En cas de demande d'accompagnement psychosocial, afin de calculer le nombre correspondant de points liés aux soins, le nombre de points liés aux soins sera déterminé pour un maximum de deux heures conformément au tableau 6, qui figure en annexe au présent arrêté, et par dérogation au premier alinéa, le nombre de points liés aux soins pour les autres heures sera déterminé conformément au tableau 7, qui figure en annexe au présent arrêté.
Par dérogation au premier alinéa, aucun nombre de points liés aux soins n'est fixé pour l'accompagnement au logement ou le soutien de jour si la catégorie budgétaire correspondant aux résultats de l'application de l'instrument de mesure des soins requis pour les paramètres accompagnement et permanence est inférieure à la catégorie budgétaire 3, conformément au tableau 2 qui figure en annexe 1re au présent arrêté.
Lorsque plusieurs fonctions de soutien sont demandées, les nombres de points liés aux soins fixés pour les différentes fonctions de soutien demandées sont additionnés.
Si la permanence appelable est demandée, le nombre de points liés aux soins pour la permanence appelable, mentionné dans le tableau 8 qui figure en annexe au présent arrêté, est ajouté au résultat de l'addition, visée au troisième alinéa.
Art. 21. La catégorie budgétaire maximale pouvant être allouée est déterminée en comparant la catégorie budgétaire qui, conformément au tableau 2 annexé au présent arrêté, correspond au total des points relatifs aux soins établis conformément à l'article 20, à la catégorie budgétaire qui, conformément au tableau 2 précité, correspond aux résultats de l'application de l'instrument de mesure des soins requis pour les paramètres accompagnement et permanence.
Lorsque la catégorie budgétaire pour le total des points liés aux soins de la demande est supérieure à la catégorie budgétaire pour les résultats de l'application de l'instrument de mesure des soins requis pour les paramètres accompagnement et permanence, au maximum la catégorie budgétaire correspondant aux valeurs fixées pour les paramètres accompagnement et permanence peut être attribuée.
Lorsque la catégorie budgétaire pour le total des points liés aux soins de la demande est inférieure à la catégorie budgétaire pour les résultats de l'application de l'instrument de mesure des soins requis pour les paramètres accompagnement et permanence, au maximum la catégorie budgétaire correspondant au total des points liés aux soins de la demande peut être attribuée. ".
Art.11. Aan artikel 37, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 en 24 februari 2017, wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt:
"Als een persoonlijke-assistentiebudget wordt toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp nadat een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering aan het agentschap werd bezorgd of nadat het agentschap een budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning heeft toegewezen wordt onmiddellijk na de toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning of na de toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget, een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning ter beschikking gesteld voor een bedrag van de budgetcategorie die is toegewezen en die het bedrag van het persoonlijke-assistentiebudget dat is toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, niet overschrijdt.".
"Als een persoonlijke-assistentiebudget wordt toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp nadat een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering aan het agentschap werd bezorgd of nadat het agentschap een budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning heeft toegewezen wordt onmiddellijk na de toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning of na de toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget, een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning ter beschikking gesteld voor een bedrag van de budgetcategorie die is toegewezen en die het bedrag van het persoonlijke-assistentiebudget dat is toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, niet overschrijdt.".
Art.11. A l'article 37, § 1er du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 4 mars 2016 et 24 février 2017, il est ajouté un alinéa deux, rédigé comme suit :
" Lorsqu'un budget d'assistance personnelle est accordé en application du décret du 12 juillet 2013 sur l'aide intégrale à la jeunesse après qu'un plan de soutien au financement personnalisé a été fourni à l'agence ou après que l'agence a attribué un budget de soins et de soutien non directement accessibles, il est accordé immédiatement après l'attribution du budget de soins et de soutien non directement accessibles ou après l'attribution du budget d'assistance personnelle, un budget de soins et de soutien non directement accessibles pour un montant de la catégorie budgétaire qui a été attribuée et qui ne dépasse pas le montant du budget d'assistance personnelle qui a été attribué en application du décret du 12 juillet 2013 relatif à l'aide intégrale à la jeunesse. ".
" Lorsqu'un budget d'assistance personnelle est accordé en application du décret du 12 juillet 2013 sur l'aide intégrale à la jeunesse après qu'un plan de soutien au financement personnalisé a été fourni à l'agence ou après que l'agence a attribué un budget de soins et de soutien non directement accessibles, il est accordé immédiatement après l'attribution du budget de soins et de soutien non directement accessibles ou après l'attribution du budget d'assistance personnelle, un budget de soins et de soutien non directement accessibles pour un montant de la catégorie budgétaire qui a été attribuée et qui ne dépasse pas le montant du budget d'assistance personnelle qui a été attribué en application du décret du 12 juillet 2013 relatif à l'aide intégrale à la jeunesse. ".
Art.12. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2018, wordt een hoofdstuk 8/1 dat bestaat uit artikel 37/1 en artikel 37/2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"HOOFDSTUK 8/1 Financiering van de diensten maatschappelijk werk
Art. 37/1. Het agentschap verleent aan de landsbonden vermeld in artikel 6, § 1, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen subsidies voor de begeleiding bij de opmaak van een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering, vermeld in artikel 6, tweede lid, van dit besluit, door de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen die bij de landsbond zijn aangesloten.
Art. 37/2. Het totale maximumbedrag van de subsidies, vermeld in artikel 37/1, is 750.000 euro (zevenhonderdvijftigduizend euro) per jaar.
De subsidies, vermeld in het eerste lid, worden over de landsbonden verdeeld rekening houdend met het aantal ondersteuningsplannen persoonsvolgende financiering die aan het agentschap zijn bezorgd en die zijn opgemaakt met begeleiding van een dienst maatschappelijk werk van de ziekenfondsen die bij de landsbond zijn aangesloten.".
"HOOFDSTUK 8/1 Financiering van de diensten maatschappelijk werk
Art. 37/1. Het agentschap verleent aan de landsbonden vermeld in artikel 6, § 1, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen subsidies voor de begeleiding bij de opmaak van een ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering, vermeld in artikel 6, tweede lid, van dit besluit, door de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen die bij de landsbond zijn aangesloten.
Art. 37/2. Het totale maximumbedrag van de subsidies, vermeld in artikel 37/1, is 750.000 euro (zevenhonderdvijftigduizend euro) per jaar.
De subsidies, vermeld in het eerste lid, worden over de landsbonden verdeeld rekening houdend met het aantal ondersteuningsplannen persoonsvolgende financiering die aan het agentschap zijn bezorgd en die zijn opgemaakt met begeleiding van een dienst maatschappelijk werk van de ziekenfondsen die bij de landsbond zijn aangesloten.".
Art.12. Dans le même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 juin 2018, il est inséré un chapitre 8/1, comprenant les articles 37/1 à 37/2, rédigés comme suit :
" CHAPITRE 8/1 Financement des services d'assistance sociale
Art. 37/1. L'agence accorde aux unions nationales visées à l'article 6, § 1er de la loi du 6 août 1990 relative aux mutualités et aux unions nationales de mutualités des subventions pour l'accompagnement de l'établissement d'un plan de soutien au financement personnel, mentionné à l'article 6, alinéa 2 du présent arrêté, par les services d'assistance sociale des mutualités affiliées à l'union nationale.
Art. 37/2. Le montant total des subventions visées à l'article 37/1 ne dépasse pas 750 000 euros (sept cent cinquante mille euros) par an.
Les subventions visées au premier alinéa sont réparties entre les unions nationales en fonction du nombre de plans de soutien au financement personnalisé qui ont été envoyés à l'agence et qui ont été élaborés avec l'accompagnement d'un service d'assistance sociale des mutualités affiliées à l'union nationale. ".
" CHAPITRE 8/1 Financement des services d'assistance sociale
Art. 37/1. L'agence accorde aux unions nationales visées à l'article 6, § 1er de la loi du 6 août 1990 relative aux mutualités et aux unions nationales de mutualités des subventions pour l'accompagnement de l'établissement d'un plan de soutien au financement personnel, mentionné à l'article 6, alinéa 2 du présent arrêté, par les services d'assistance sociale des mutualités affiliées à l'union nationale.
Art. 37/2. Le montant total des subventions visées à l'article 37/1 ne dépasse pas 750 000 euros (sept cent cinquante mille euros) par an.
Les subventions visées au premier alinéa sont réparties entre les unions nationales en fonction du nombre de plans de soutien au financement personnalisé qui ont été envoyés à l'agence et qui ont été élaborés avec l'accompagnement d'un service d'assistance sociale des mutualités affiliées à l'union nationale. ".
Art.13. In artikel 56 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016, 24 februari 2017 en 8 juni 2018, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° het tweede lid vervangen door wat volgt:
"Artikel 37, § 1, eerste lid, 4°, treedt in werking op 1 januari 2017 voor de personen met een handicap aan wie op het moment van de vraag naar een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning een persoonlijkeassistentiebudget is toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp of is toegewezen door het agentschap.";
2° er wordt een achtste lid toegevoegd dat luidt als volgt:
"Artikel 37/1 en 37/2 treden in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum.".
1° het tweede lid vervangen door wat volgt:
"Artikel 37, § 1, eerste lid, 4°, treedt in werking op 1 januari 2017 voor de personen met een handicap aan wie op het moment van de vraag naar een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning een persoonlijkeassistentiebudget is toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp of is toegewezen door het agentschap.";
2° er wordt een achtste lid toegevoegd dat luidt als volgt:
"Artikel 37/1 en 37/2 treden in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum.".
Art.13. Dans l'article 56 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 4 mars 2016, 24 février 2017 et 8 juin 2018 les modifications suivantes sont apportées :
1° l'alinéa 2 est remplacé par ce qui suit :
" L'article 37, § 1er, alinéa 1er, 4°, entre en vigueur le 1er janvier 2017 pour les personnes handicapées auxquelles a été attribué, au moment de la demande d'un budget de soins et de soutien non directement accessibles, un budget d'assistance personnelle par l'agence ou en vertu du décret du 12 juillet 2013 relatif à l'aide intégrale à la jeunesse.
2° il est ajouté un alinéa huit, rédigé comme suit :
Les articles 37/1 et 37/2 entrent en vigueur à une date à déterminer par le Gouvernement flamand. ".
1° l'alinéa 2 est remplacé par ce qui suit :
" L'article 37, § 1er, alinéa 1er, 4°, entre en vigueur le 1er janvier 2017 pour les personnes handicapées auxquelles a été attribué, au moment de la demande d'un budget de soins et de soutien non directement accessibles, un budget d'assistance personnelle par l'agence ou en vertu du décret du 12 juillet 2013 relatif à l'aide intégrale à la jeunesse.
2° il est ajouté un alinéa huit, rédigé comme suit :
Les articles 37/1 et 37/2 entrent en vigueur à une date à déterminer par le Gouvernement flamand. ".
Art.14. De bijlage bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd.
Art.14. L'annexe au même arrêté est remplacée par l'annexe 1re, jointe au présent arrêté.
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering
CHAPITRE 4. - Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 juin 2016 portant la transition de personnes handicapées ayant une demande de soins active vers le financement personnalisé
Art.15. In artikel 27/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2018, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt tussen het tweede en het derde lid een nieuw lid ingevoegd dat luidt als volgt:
"Als het gaat om jeugdhulpverlening als vermeld in het eerste lid, 4°, kan het agentschap, in afwijking van het tweede lid, een budget ter beschikking stellen als de jeugdhulpverlening is toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp maar er nog geen gebruik van wordt gemaakt.".
2° in paragraaf 1 wordt het bestaande vierde lid, dat het vijfde lid wordt, vervangen door wat volgt:
"Voor de terbeschikkingstellingen, vermeld in het tweede lid en derde lid, gelden de volgende fasen:
1° in 2017 wordt het budget ter beschikking gesteld aan de personen met een handicap die geboren zijn in 1994 of vroeger en die in 2017 gebruikmaken van niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening;
2° in 2018 kan het budget ter beschikking gesteld worden aan de personen met een handicap die geboren zijn in 1996 of vroeger en die in 2018 gebruikmaken van niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening of aan wie in 2018 jeugdhulpverlening als vermeld in het eerste lid, 4°, is toegekend;
3° in 2019 kan het budget ter beschikking gesteld worden aan de personen met een handicap die geboren zijn in 1998 of vroeger en die in 2019 gebruikmaken van niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening of aan wie in 2019 jeugdhulpverlening als vermeld in het eerste lid, 4°, is toegekend."
1° in paragraaf 1 wordt tussen het tweede en het derde lid een nieuw lid ingevoegd dat luidt als volgt:
"Als het gaat om jeugdhulpverlening als vermeld in het eerste lid, 4°, kan het agentschap, in afwijking van het tweede lid, een budget ter beschikking stellen als de jeugdhulpverlening is toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp maar er nog geen gebruik van wordt gemaakt.".
2° in paragraaf 1 wordt het bestaande vierde lid, dat het vijfde lid wordt, vervangen door wat volgt:
"Voor de terbeschikkingstellingen, vermeld in het tweede lid en derde lid, gelden de volgende fasen:
1° in 2017 wordt het budget ter beschikking gesteld aan de personen met een handicap die geboren zijn in 1994 of vroeger en die in 2017 gebruikmaken van niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening;
2° in 2018 kan het budget ter beschikking gesteld worden aan de personen met een handicap die geboren zijn in 1996 of vroeger en die in 2018 gebruikmaken van niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening of aan wie in 2018 jeugdhulpverlening als vermeld in het eerste lid, 4°, is toegekend;
3° in 2019 kan het budget ter beschikking gesteld worden aan de personen met een handicap die geboren zijn in 1998 of vroeger en die in 2019 gebruikmaken van niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening of aan wie in 2019 jeugdhulpverlening als vermeld in het eerste lid, 4°, is toegekend."
Art.15. A l'article 27/1 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 juin 2016 portant la transition de personnes handicapées ayant une demande de soins active vers le financement personnalisé, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 février 2017 et remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 juin 2018, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le paragraphe 1er, il est inséré entre les deuxième et troisième alinéas un nouvel alinéa, libellé comme suit :
" Dans le cas de l'aide à la jeunesse visée au premier alinéa, 4°, l'agence peut, par dérogation au deuxième alinéa, mettre à disposition un budget si l'aide à la jeunesse a été accordée en vertu du décret du 12 juillet 2013 relatif à l'aide intégrale à la jeunesse, mais n'est pas encore utilisée. ".
2° au paragraphe 1er, l'alinéa 4 existant, qui devient l'alinéa 5, est remplacé par ce qui suit :
" Les mises à disposition visées aux alinéas 2 et 3 se déroulent selon les phases suivantes :
1° en 2017, le budget est mis à la disposition des personnes handicapées nées en 1994 ou avant et qui ont recours en 2017 à l'aide à la jeunesse non directement accessible ;
2° en 2018, le budget peut être mis à la disposition des personnes handicapées nées en 1996 ou avant et qui ont recours en 2018 à l'aide à la jeunesse non directement accessible, ou qui se sont vu attribuer en 2018 une aide à la jeunesse telle que mentionnée au premier alinéa, 4° ;
3° en 2019, le budget peut être mis à la disposition des personnes handicapées nées en 1998 ou avant et qui, en 2019, ont recours à l'aide à la jeunesse non directement accessible, ou qui se sont vu attribuer en 2019 une aide à la jeunesse telle que mentionnée au premier alinéa, 4°. ".
1° dans le paragraphe 1er, il est inséré entre les deuxième et troisième alinéas un nouvel alinéa, libellé comme suit :
" Dans le cas de l'aide à la jeunesse visée au premier alinéa, 4°, l'agence peut, par dérogation au deuxième alinéa, mettre à disposition un budget si l'aide à la jeunesse a été accordée en vertu du décret du 12 juillet 2013 relatif à l'aide intégrale à la jeunesse, mais n'est pas encore utilisée. ".
2° au paragraphe 1er, l'alinéa 4 existant, qui devient l'alinéa 5, est remplacé par ce qui suit :
" Les mises à disposition visées aux alinéas 2 et 3 se déroulent selon les phases suivantes :
1° en 2017, le budget est mis à la disposition des personnes handicapées nées en 1994 ou avant et qui ont recours en 2017 à l'aide à la jeunesse non directement accessible ;
2° en 2018, le budget peut être mis à la disposition des personnes handicapées nées en 1996 ou avant et qui ont recours en 2018 à l'aide à la jeunesse non directement accessible, ou qui se sont vu attribuer en 2018 une aide à la jeunesse telle que mentionnée au premier alinéa, 4° ;
3° en 2019, le budget peut être mis à la disposition des personnes handicapées nées en 1998 ou avant et qui, en 2019, ont recours à l'aide à la jeunesse non directement accessible, ou qui se sont vu attribuer en 2019 une aide à la jeunesse telle que mentionnée au premier alinéa, 4°. ".
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders
CHAPITRE 5. - Modification de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 relatif à l'affectation du budget pour les soins et le soutien non directement accessibles pour personnes handicapées majeures ainsi qu'aux frais liés à l'organisation pour les offreurs de soins agréés
Art.16. In artikel 3, § 5, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders worden het vierde en het vijfde lid vervangen door wat volgt:
"In afwijking van het eerste lid worden het aantal extra personeelspunten, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, en het bedrag van de vergoeding voor de organisatiegebonden kosten, vermeld in paragraaf 4, eerste lid, voor een zorgaanbieder die conform van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap wordt vergund door het agentschap, voor het kalenderjaar waarin de vergunning wordt verleend, vastgesteld op basis van de zorggebonden punten en de bedragen die budgethouders tijdens dat kalenderjaar bij de zorgaanbieder besteden.
Voor het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend, worden de extra personeelspunten waarop de zorgaanbieder, vermeld in het vierde lid, conform paragraaf 3, recht heeft, bepaald door het gemiddelde te berekenen van de extra personeelspunten waarop de zorgaanbieder recht heeft voor het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend en voor het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend. Het bedrag van de vergoeding van de organisatiegebonden kosten wordt bepaald door het gemiddelde te berekenen van de vergoedingen voor organisatiegebonden kosten waarop de vergunde zorgaanbieder conform paragraaf 4, recht heeft voor het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend en voor het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend.".
"In afwijking van het eerste lid worden het aantal extra personeelspunten, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, en het bedrag van de vergoeding voor de organisatiegebonden kosten, vermeld in paragraaf 4, eerste lid, voor een zorgaanbieder die conform van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap wordt vergund door het agentschap, voor het kalenderjaar waarin de vergunning wordt verleend, vastgesteld op basis van de zorggebonden punten en de bedragen die budgethouders tijdens dat kalenderjaar bij de zorgaanbieder besteden.
Voor het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend, worden de extra personeelspunten waarop de zorgaanbieder, vermeld in het vierde lid, conform paragraaf 3, recht heeft, bepaald door het gemiddelde te berekenen van de extra personeelspunten waarop de zorgaanbieder recht heeft voor het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend en voor het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend. Het bedrag van de vergoeding van de organisatiegebonden kosten wordt bepaald door het gemiddelde te berekenen van de vergoedingen voor organisatiegebonden kosten waarop de vergunde zorgaanbieder conform paragraaf 4, recht heeft voor het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend en voor het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de vergunning is verleend.".
Art.16. Dans l'article 3, § 5 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 relatif à l'affectation du budget pour les soins et le soutien non directement accessibles pour personnes handicapées majeures ainsi qu'aux frais liés à l'organisation pour les offreurs de soins agréés, l'alinéa 5 est remplacé par ce qui suit :
" Par dérogation au premier alinéa, le nombre de points de personnel supplémentaires visé au paragraphe 3, premier alinéa, et le montant d'indemnisation des frais liés à l'organisation visé au paragraphe 4, premier alinéa, pour un prestataire de soins qui, conformément au décret du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 portant autorisation des offreurs de soins et de soutien non directement accessibles pour personnes handicapées, est autorisé par l'agence, sont déterminés pour l'année civile durant laquelle l'autorisation est accordée, en fonction des points liés aux soins et des montants dépensés auprès du prestataire de soins par les bénéficiaires d'enveloppe au cours de cette année civile.
Pour l'année civile suivant l'année civile au cours de laquelle l'autorisation a été accordée, les points de personnel supplémentaires auxquels le prestataire de soins visé à l'alinéa 4 a droit conformément au paragraphe 3 sont déterminés en calculant la moyenne des points de personnel supplémentaires auxquels il a droit pour l'année civile au cours de laquelle l'autorisation a été accordée et pour l'année suivante. Le montant de l'indemnité pour les frais liés à l'organisation est déterminé en calculant la moyenne des indemnités pour frais liés à l'organisation auxquelles le prestataire de soins autorisé a droit en vertu du paragraphe 4, pour l'année civile au cours de laquelle l'autorisation a été accordée et pour l'année suivante. ".
" Par dérogation au premier alinéa, le nombre de points de personnel supplémentaires visé au paragraphe 3, premier alinéa, et le montant d'indemnisation des frais liés à l'organisation visé au paragraphe 4, premier alinéa, pour un prestataire de soins qui, conformément au décret du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 portant autorisation des offreurs de soins et de soutien non directement accessibles pour personnes handicapées, est autorisé par l'agence, sont déterminés pour l'année civile durant laquelle l'autorisation est accordée, en fonction des points liés aux soins et des montants dépensés auprès du prestataire de soins par les bénéficiaires d'enveloppe au cours de cette année civile.
Pour l'année civile suivant l'année civile au cours de laquelle l'autorisation a été accordée, les points de personnel supplémentaires auxquels le prestataire de soins visé à l'alinéa 4 a droit conformément au paragraphe 3 sont déterminés en calculant la moyenne des points de personnel supplémentaires auxquels il a droit pour l'année civile au cours de laquelle l'autorisation a été accordée et pour l'année suivante. Le montant de l'indemnité pour les frais liés à l'organisation est déterminé en calculant la moyenne des indemnités pour frais liés à l'organisation auxquelles le prestataire de soins autorisé a droit en vertu du paragraphe 4, pour l'année civile au cours de laquelle l'autorisation a été accordée et pour l'année suivante. ".
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten
CHAPITRE 6. - Modification de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 portant la transition de personnes handicapées qui font usage d'un budget d'assistance personnelle ou d'un budget personnalisé ou qui sont soutenues par un centre d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures ou un service d'aide à domicile vers une aide financière personnalisée et portant la transition des centres d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures et des services d'aide à domicile
Art.17. In artikel 29/6, § 2, eerste lid, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017 wordt de zinsnede ", en die op 31 december 2016 de ondersteuning van de FAM of de thuisbegeleidingsdienst niet combineerden met een persoonlijke-assistentiebudget" vervangen door de woorden "of aan wie een budget is ter beschikking gesteld.".
Art.17. Dans l'article 29/6, § 2, alinéa premier, 1° de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 portant la transition de personnes handicapées qui font usage d'un budget d'assistance personnelle ou d'un budget personnalisé ou qui sont soutenues par un centre d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures ou un service d'aide à domicile vers une aide financière personnalisée et portant la transition des centres d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures et des services d'aide à domicile, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 février 2017 le membre de phrase " et qui au 31 décembre 2016 ne combinaient pas le soutien du FAM ou du service d'aide à domicile et un budget d'assistance personnelle " est remplacé par les mots " ou à disposition desquelles un budget a été mis ".
HOOFDSTUK 7. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld
CHAPITRE 7. - Modification de l'arrêté du Gouvernement flamand du 20 avril 2018 portant des mesures en vue de l'élaboration des budgets personnalisés qui sont mis à disposition dans le cadre de la transition vers un financement personnalisé
Art.18. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 houdende maatregelen voor de uitwerking van de persoonsvolgende budgetten die in het kader van de transitie naar persoonsvolgende financiering ter beschikking zijn gesteld worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 8° en punt 9° worden opgeheven;
2° er wordt een punt 13° toegevoegd dat luidt als volgt:
"13° zorgzwaarte: de mate waarin een persoon ondersteuning nodig heeft om zo adequaat mogelijk te kunnen functioneren in het dagelijkse leven. Het gaat daarbij om de ondersteuning die een persoon nodig heeft om te kunnen leven volgens de gangbare normen en gebruiken binnen de sociaal-maatschappelijke context waarin de persoon leeft. De zorgzwaarte wordt uitgerukt in de parameter begeleiding, die de nood aan ondersteuning door personen overdag uitdrukt en de parameter permanentie, die de nood aan aanwezigheid van en toezicht door personen overdag uitdrukt.".
1° punt 8° en punt 9° worden opgeheven;
2° er wordt een punt 13° toegevoegd dat luidt als volgt:
"13° zorgzwaarte: de mate waarin een persoon ondersteuning nodig heeft om zo adequaat mogelijk te kunnen functioneren in het dagelijkse leven. Het gaat daarbij om de ondersteuning die een persoon nodig heeft om te kunnen leven volgens de gangbare normen en gebruiken binnen de sociaal-maatschappelijke context waarin de persoon leeft. De zorgzwaarte wordt uitgerukt in de parameter begeleiding, die de nood aan ondersteuning door personen overdag uitdrukt en de parameter permanentie, die de nood aan aanwezigheid van en toezicht door personen overdag uitdrukt.".
Art.18. Dans l'article 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 20 avril 2018 portant des mesures en vue de l'élaboration des budgets personnalisés qui sont mis à disposition dans le cadre de la transition vers un financement personnalisé, les modifications suivantes sont apportées :
1° les points 8° et 9° sont abrogés ;
2° il est ajouté un point 13°, rédigé comme suit :
" 13° besoin en soins : la mesure dans laquelle une personne a besoin de soutien pour fonctionner le plus adéquatement possible dans la vie quotidienne. Il s'agit du soutien dont une personne a besoin pour vivre selon les normes et usages en vigueur dans le contexte social et sociétal dans lequel vit la personne. Le besoin en soins est exprimé par le paramètre accompagnement, qui reflète le besoin en soutien de jour par des personnes, et le paramètre permanence, qui reflète le besoin de présence et de surveillance de jour par des personnes. ".
1° les points 8° et 9° sont abrogés ;
2° il est ajouté un point 13°, rédigé comme suit :
" 13° besoin en soins : la mesure dans laquelle une personne a besoin de soutien pour fonctionner le plus adéquatement possible dans la vie quotidienne. Il s'agit du soutien dont une personne a besoin pour vivre selon les normes et usages en vigueur dans le contexte social et sociétal dans lequel vit la personne. Le besoin en soins est exprimé par le paramètre accompagnement, qui reflète le besoin en soutien de jour par des personnes, et le paramètre permanence, qui reflète le besoin de présence et de surveillance de jour par des personnes. ".
Art.19. In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt het derde lid opgeheven.
Art.19. Dans l'article 2 du même arrêté, l'alinéa trois est abrogé.
Art.20. Artikel 6 tot en met 11 van hetzelfde besluit worden vervangen door wat volgt:
"Art. 6. Het agentschap herrekent het aantal zorggebonden punten dat is bepaald conform artikel 2 van dit besluit voor de personen die aan al de navolgende voorwaarden voldoen:
1° ze zijn op 31 december 2016 ondersteund door een FAM met de subsidies die een FAM ontvangt conform hoofdstuk 4 van het besluit van 26 februari 2016 of met inzet van de middelen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 houdende maatregelen om tegemoet te komen aan de noodzaak tot leniging van dringende behoeften van personen met een handicap zoals van toepassing op 31 december 2016, of ze zijn op die datum ondersteund door een thuisbegeleidingsdienst;
2° het agentschap heeft hen een aantal zorggebonden punten toegekend als vermeld in artikel 2 van dit besluit;
3° ze hebben geen beslissing van het agentschap ontvangen over de terbeschikkingstelling van een budget:
a) na het doorlopen van de procedure om een budget aan te vragen, vermeld in hoofdstuk 2 en 3, en in hoofdstuk 5 van het besluit van 27 november 2015;
b) met toepassing van artikel 32 van het besluit van 27 november 2015;
c) na een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering zoals van toepassing op 30 april 2018;
d) na een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering;
e) na een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 24 van het besluit van 24 juni 2016 van de zorggebonden punten, vermeld in artikel 2 van dit besluit;
f) na een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 19, eerste lid, 1°, van dit besluit;
4° het agentschap heeft met toepassing van artikel 32 van het besluit van 27 november 2015 beslist dat de noodsituatie niet tijdelijk van aard is.
Art. 7. In dit artikel wordt verstaan onder:
1° ondersteuningsvorm: een van de navolgende diensten waarvoor de FAM erkend is op 31 december 2016:
a) een dienst voor zelfstandig wonen, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig wonen van gehandicapte personen zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten zoals van toepassing op 31 december 2016;
b) een dienst voor zelfstandig wonen als vermeld in punt a), en als een pilootproject diensten Inclusieve Ondersteuning als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010 betreffende de vergunning, erkenning en subsidiëring van een pilootproject diensten Inclusieve Ondersteuning door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, zoals van toepassing op 31 december 2016;
c) een dienst voor begeleid wonen met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor begeleid wonen voor personen met een handicap, zoals van toepassing op 31 december 2016;
d) een dienst voor beschermd wonen, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor beschermd wonen voor personen met een handicap;
e) een tehuis, met toepassing van het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de residentiële en semi-residentiële voorzieningen voor personen met een handicap, zoals van toepassing op 31 december 2016;
f) een dagcentrum, met toepassing van het koninklijk besluit van 2 juli 1973 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van dagcentra voor meerderjarige niet werkende personen met een handicap, zoals van toepassing op 31 december 2016;
g) een tehuis voor kortverblijf voor meerderjarigen, met toepassing van het koninklijk besluit van 25 januari 1971 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de tehuizen van kortverblijf ten behoeve van gehandicapten, zoals van toepassing op 31 december 2016;
h) een geïntegreerde woonproject, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 betreffende de goedkeuring en subsidiëring van geïntegreerde woonprojecten voor personen met een handicap;
2° individuele dienstverleningsovereenkomst: de individuele dienstverleningsovereenkomst die bij het agentschap is geregistreerd oor het jaar 2016.
Het agentschap gaat bij de herrekening, vermeld in artikel 6, voor de ondersteuning die op 31 december 2016 is geboden door het FAM of de thuisbegeleidingsdienst, uit van het zorggebruik dat resulteert uit de vertaling die de FAM en thuisbegeleidingsdiensten conform artikel 14 van het besluit van 24 juni 2016, hebben gemaakt van de ondersteuning die ze bieden aan meerderjarige personen met een handicap, in ondersteuningsfuncties als vermeld in artikel 1, 14°, van het besluit van 27 november 2015, met vermelding van de frequentie, vermeld in artikel 7, eerste lid, 8°, van het voormelde besluit zoals deze werd geconsolideerd op 1 december 2017.
Het agentschap kan verder onderzoek instellen als het bij nazicht van de gegevens, vermeld in het tweede lid, voor een FAM of een thuisbegeleidingsdienst een van de volgende elementen vaststelt:
1° de ondersteuning die gemiddeld aan de cliënten van een ondersteuningsvorm wordt geboden is niet mogelijk of is niet realistisch;
2° er zijn voor de ondersteuning die is geboden door een FAM of een thuisbegeleidingsdienst procentueel grote afwijkingen tussen de gegevens, vermeld in het tweede lid, en de gegevens, vermeld in de individuele dienstverleningsovereenkomsten, en de gegevens die bij het agentschap zijn geregistreerd over de ondersteuning die in het jaar 2016 is geboden;
3° er zijn voor het aantal cliënten van een FAM of een thuisbegeleidingsdienst procentueel grote afwijkingen tussen de gegevens, vermeld in het tweede lid, en de gegevens, die in de individuele dienstverleningsovereenkomsten zijn vermeld en de gegevens die bij het agentschap zijn geregistreerd over de ondersteuning die in het jaar 2016 is geboden;
4° als er in het kader van de vertaling van de ondersteuning oproepbare permanentie in aanmerking is genomen, en van de volgende elementen:
a) het percentage van de cliënten van een ondersteuningsvorm waarvoor een FAM of een thuisbegeleidingsdienst oproepbare permanentie heeft in aanmerking genomen is hoger dan het gemiddelde voor die ondersteuningsvorm over alle FAM's of thuisbegeleidingsdiensten;
b) er wordt oproepbare permanentie in aanmerking genomen voor cliënten waarvoor de FAM of een thuisbegeleidingsdienst in het kader van de inschatting van de zorgzwaarte conform artikel 15 van het besluit van 24 juni 2016 een waarde lager dan drie heeft ingeschat voor de parameter permanentie;
c) er wordt oproepbare permanentie in aanmerking genomen voor cliënten van de ondersteuningsvormen, vermeld in het eerste lid, punt 1°, c) tot en met h);
5° het percentage van de cliënten van een ondersteuningsvorm waarvoor dagondersteuning in aanmerking is genomen hoger is dan het gemiddelde voor die ondersteuningsvorm over alle FAM of thuisbegeleidingsdiensten;
6° het percentage van de cliënten van een ondersteuningsvorm waarvoor woonondersteuning in aanmerking is genomen hoger is dan het gemiddelde voor die ondersteuningsvorm over alle FAM of thuisbegeleidingsdiensten;
7° er wordt dagondersteuning in aanmerking genomen voor de ondersteuningsvormen, vermeld in het eerste lid, punt 1°, c) of d);
8° er wordt woonondersteuning in aanmerking genomen voor de ondersteuningsvormen, vermeld in het eerste lid, punt 1°, c), d), of f).
Als het agentschap een of meerdere elementen, vermeld in het derde lid, vaststelt voor een vergunde zorgaanbieder die op 31 december 2016 is erkend als een FAM of als een thuisbegeleidingsdienst, overlegt het agentschap met de betrokken vergunde zorgaanbieder.
Het gebruik van ondersteuning dat in aanmerking is genomen voor de uitwerking van de budgetten conform hoofdstuk 3 is het zorggebruik, vermeld in het tweede lid behalve als het agentschap een nader onderzoek heeft ingesteld als vermeld in het derde lid en de vergunde zorgaanbieder geen afdoende verklaring kan geven voor de afwijkingen die het agentschap heeft vastgesteld. Als de vergunde zorgaanbieder geen afdoende verklaring kan geven voor de vastgestelde afwijkingen, stelt het agentschap het gebruik van ondersteuning voor de cliënten van de vergunde zorgaanbieder die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, vast op basis van de volgende elementen:
1° de ondersteuning en de frequentie van ondersteuning vermeld in de individuele dienstverleningsovereenkomsten;
2° de gegevens die over de ondersteuning die in het jaar 2016 is geboden, geregistreerd zijn bij het agentschap;
3° de facturen over financiële bijdragen, vermeld in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap voor het jaar 2016;
4° de facturen over de woon- en leefkosten, vermeld in artikel 22 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van flexibele aanbodcentra voor meerderjarige personen met een handicap, zoals van toepassing op 31 december 2016, voor het jaar 2016.
Art. 8. Het agentschap gaat bij de herrekening, vermeld in artikel 6, voor de zorgzwaarte, uit van de inschattingen van de zorgzwaarte die de FAM's en thuisbegeleidingsdiensten hebben uitgevoerd conform artikel 15 van het besluit van 24 juni 2016.
Art. 9. Het agentschap stelt voor de personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, een budgetcategorie vast, als vermeld in tabel 1 die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd conform artikel 10.
Art. 10. § 1. Het agentschap stelt een aantal zorggebonden punten vast voor elke ondersteuningsfunctie die voor een persoon conform artikel 7 in aanmerking is genomen, met uitzondering van oproepbare permanentie. Dat gebeurt op basis van de frequenties die conform artikel 7 voor de ondersteuningsfuncties in aanmerking zijn genomen conform tabel 3 tot en met tabel 7, die zijn opgenomen in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd.
Als voor een persoon conform artikel 7 psychosociale begeleiding in aanmerking is genomen wordt voor de berekening van het overeenstemmende aantal zorggebonden punten, voor maximaal twee uren een aantal zorggebonden punten vastgesteld conform tabel 6, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, en wordt in afwijking van het eerste lid, het aantal zorggebonden punten voor de overige uren vastgesteld conform tabel 7, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
In afwijking van het eerste lid wordt geen aantal personeelspunten vastgesteld voor woonondersteuning of dagondersteuning als de budgetcategorie die conform tabel 2, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, overeenstemt met de inschatting van de zorgzwaarte, vermeld in artikel 8, voor de parameters begeleidingsintensiteit en permanentie lager is dan budgetcategorie 3.
Als er conform artikel 7 verschillende ondersteuningsfuncties in aanmerking zijn genomen wordt het aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld voor de verschillende gevraagde ondersteuningsfuncties, opgeteld.
Als oproepbare permanentie wordt gevraagd, wordt het aantal zorggebonden punten voor oproepbare permanentie, vermeld in tabel 8, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, opgeteld bij het aantal zorggebonden punten dat conform het eerste tot en met het vierde lid is vastgesteld.
§ 2. Als het totaal aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld conform paragraaf 1 lager is dan de ondergrens van het aantal zorggebonden punten voor budgetcategorie 1, conform tabel 2, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, wordt geen budgetcategorie vastgesteld.
Voor de personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, en die op 31 december 2016 de ondersteuning van een FAM of een thuisbegeleidingsdienst combineren met een persoonlijke-assistentiebudget als vermeld in artikel 1, § 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap zoals van toepassing op 31 december 2016, wordt het aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld conform paragraaf 1 voor de toepassing van het eerste lid samengevoegd met de zorggebonden punten die resulteren uit de vertaling van het persoonlijkeassistentiebudget conform artikel 4 tot en met 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten.
Behalve in het geval, vermeld in het eerste lid, wordt een budgetcategorie vastgesteld op basis van een vergelijking tussen de volgende budgetcategorieën:
1° de budgetcategorie die conform tabel 2, die opgenomen is in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, overeenstemt met het totaal van de zorggebonden punten die zijn vastgesteld conform paragraaf 1, in het geval, vermeld in het tweede lid en de zorggebonden punten die resulteren uit de vertaling conform artikel 4 tot en met 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten;
2° de budgetcategorie die conform de voormelde tabel 2 overeenstemt met de inschatting van de zorgzwaarte, vermeld in artikel 8, voor de parameters begeleidingsintensiteit en permanentie.
Als de budgetcategorie, vermeld in het tweede lid, 1°, hoger is dan de budgetcategorie, vermeld in het tweede lid, 2°, wordt de budgetcategorie, vermeld in het tweede lid, 2°, in aanmerking genomen.
Als de budgetcategorie, vermeld in het tweede lid, 1°, lager is dan de budgetcategorie, vermeld in tweede lid, 2°, wordt de budgetcategorie, vermeld in het tweede lid, 1°, in aanmerking genomen.
§ 3. Als de optelsom van het aantal zorggebonden punten dat conform paragraaf 1en paragraaf 2 is vastgesteld voor alle personen die voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 6, hoger is dan de optelsom van het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2, voor deze personen, wordt het aantal zorggebonden punten dat voor die personen conform paragraaf 1 en paragraaf 2 is vastgesteld verminderd met een aantal zorggebonden punten dat wordt berekend door het verschil tussen de voormelde optelsommen te delen door het aantal personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6 en waarvoor conform paragraaf 1 en paragraaf 2 een budgetcategorie is vastgesteld.
Als de optelsom van het aantal zorggebonden punten dat conform paragraaf 1 en paragraaf 2 is vastgesteld voor alle personen die voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 6, lager is dan de optelsom van het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2, voor deze personen, wordt het aantal zorggebonden punten dat voor die personen conform paragraaf 1 en paragraaf 2 is vastgesteld verhoogd met een aantal zorggebonden punten dat wordt berekend door het verschil tussen de voormelde optelsommen te delen door het aantal personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6 en waarvoor conform paragraaf 1 en paragraaf 2 een budgetcategorie is vastgesteld.
Art. 11. § 1. Als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld voor een persoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, niet meer dan 15 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023 het aantal zorggebonden punten vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, naar gelang van het geval verhoogd of verlaagd totdat er geen verschil is met het aantal zorggebonden punten, dat conform artikel 10 is vastgesteld.
§ 2. Als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld, voor een persoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, meer dan 15 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023 het aantal zorggebonden punten waarover die persoon conform artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, beschikt, naar gelang van het geval verhoogd of verlaagd totdat het verschil met de zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, 15 % bedraagt.
Als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld, voor een persoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, 20 of minder dan 20 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt het aantal zorggebonden punten dat werd vastgesteld conform het eerste lid, met ingang van 1 januari 2024 aangepast zodat er geen verschil meer is met het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld.
Als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld, voor een persoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, meer dan 20 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt het aantal zorggebonden punten dat werd vastgesteld conform het eerste lid in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2027 naar gelang van het geval verhoogd of verlaagd totdat er geen verschil meer is met het aantal zorggebonden punten, dat conform artikel 10 is vastgesteld.".
"Art. 6. Het agentschap herrekent het aantal zorggebonden punten dat is bepaald conform artikel 2 van dit besluit voor de personen die aan al de navolgende voorwaarden voldoen:
1° ze zijn op 31 december 2016 ondersteund door een FAM met de subsidies die een FAM ontvangt conform hoofdstuk 4 van het besluit van 26 februari 2016 of met inzet van de middelen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 houdende maatregelen om tegemoet te komen aan de noodzaak tot leniging van dringende behoeften van personen met een handicap zoals van toepassing op 31 december 2016, of ze zijn op die datum ondersteund door een thuisbegeleidingsdienst;
2° het agentschap heeft hen een aantal zorggebonden punten toegekend als vermeld in artikel 2 van dit besluit;
3° ze hebben geen beslissing van het agentschap ontvangen over de terbeschikkingstelling van een budget:
a) na het doorlopen van de procedure om een budget aan te vragen, vermeld in hoofdstuk 2 en 3, en in hoofdstuk 5 van het besluit van 27 november 2015;
b) met toepassing van artikel 32 van het besluit van 27 november 2015;
c) na een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering zoals van toepassing op 30 april 2018;
d) na een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering;
e) na een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 24 van het besluit van 24 juni 2016 van de zorggebonden punten, vermeld in artikel 2 van dit besluit;
f) na een aanvraag tot herziening als vermeld in artikel 19, eerste lid, 1°, van dit besluit;
4° het agentschap heeft met toepassing van artikel 32 van het besluit van 27 november 2015 beslist dat de noodsituatie niet tijdelijk van aard is.
Art. 7. In dit artikel wordt verstaan onder:
1° ondersteuningsvorm: een van de navolgende diensten waarvoor de FAM erkend is op 31 december 2016:
a) een dienst voor zelfstandig wonen, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig wonen van gehandicapte personen zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten zoals van toepassing op 31 december 2016;
b) een dienst voor zelfstandig wonen als vermeld in punt a), en als een pilootproject diensten Inclusieve Ondersteuning als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010 betreffende de vergunning, erkenning en subsidiëring van een pilootproject diensten Inclusieve Ondersteuning door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, zoals van toepassing op 31 december 2016;
c) een dienst voor begeleid wonen met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor begeleid wonen voor personen met een handicap, zoals van toepassing op 31 december 2016;
d) een dienst voor beschermd wonen, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor beschermd wonen voor personen met een handicap;
e) een tehuis, met toepassing van het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de residentiële en semi-residentiële voorzieningen voor personen met een handicap, zoals van toepassing op 31 december 2016;
f) een dagcentrum, met toepassing van het koninklijk besluit van 2 juli 1973 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van dagcentra voor meerderjarige niet werkende personen met een handicap, zoals van toepassing op 31 december 2016;
g) een tehuis voor kortverblijf voor meerderjarigen, met toepassing van het koninklijk besluit van 25 januari 1971 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de tehuizen van kortverblijf ten behoeve van gehandicapten, zoals van toepassing op 31 december 2016;
h) een geïntegreerde woonproject, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 betreffende de goedkeuring en subsidiëring van geïntegreerde woonprojecten voor personen met een handicap;
2° individuele dienstverleningsovereenkomst: de individuele dienstverleningsovereenkomst die bij het agentschap is geregistreerd oor het jaar 2016.
Het agentschap gaat bij de herrekening, vermeld in artikel 6, voor de ondersteuning die op 31 december 2016 is geboden door het FAM of de thuisbegeleidingsdienst, uit van het zorggebruik dat resulteert uit de vertaling die de FAM en thuisbegeleidingsdiensten conform artikel 14 van het besluit van 24 juni 2016, hebben gemaakt van de ondersteuning die ze bieden aan meerderjarige personen met een handicap, in ondersteuningsfuncties als vermeld in artikel 1, 14°, van het besluit van 27 november 2015, met vermelding van de frequentie, vermeld in artikel 7, eerste lid, 8°, van het voormelde besluit zoals deze werd geconsolideerd op 1 december 2017.
Het agentschap kan verder onderzoek instellen als het bij nazicht van de gegevens, vermeld in het tweede lid, voor een FAM of een thuisbegeleidingsdienst een van de volgende elementen vaststelt:
1° de ondersteuning die gemiddeld aan de cliënten van een ondersteuningsvorm wordt geboden is niet mogelijk of is niet realistisch;
2° er zijn voor de ondersteuning die is geboden door een FAM of een thuisbegeleidingsdienst procentueel grote afwijkingen tussen de gegevens, vermeld in het tweede lid, en de gegevens, vermeld in de individuele dienstverleningsovereenkomsten, en de gegevens die bij het agentschap zijn geregistreerd over de ondersteuning die in het jaar 2016 is geboden;
3° er zijn voor het aantal cliënten van een FAM of een thuisbegeleidingsdienst procentueel grote afwijkingen tussen de gegevens, vermeld in het tweede lid, en de gegevens, die in de individuele dienstverleningsovereenkomsten zijn vermeld en de gegevens die bij het agentschap zijn geregistreerd over de ondersteuning die in het jaar 2016 is geboden;
4° als er in het kader van de vertaling van de ondersteuning oproepbare permanentie in aanmerking is genomen, en van de volgende elementen:
a) het percentage van de cliënten van een ondersteuningsvorm waarvoor een FAM of een thuisbegeleidingsdienst oproepbare permanentie heeft in aanmerking genomen is hoger dan het gemiddelde voor die ondersteuningsvorm over alle FAM's of thuisbegeleidingsdiensten;
b) er wordt oproepbare permanentie in aanmerking genomen voor cliënten waarvoor de FAM of een thuisbegeleidingsdienst in het kader van de inschatting van de zorgzwaarte conform artikel 15 van het besluit van 24 juni 2016 een waarde lager dan drie heeft ingeschat voor de parameter permanentie;
c) er wordt oproepbare permanentie in aanmerking genomen voor cliënten van de ondersteuningsvormen, vermeld in het eerste lid, punt 1°, c) tot en met h);
5° het percentage van de cliënten van een ondersteuningsvorm waarvoor dagondersteuning in aanmerking is genomen hoger is dan het gemiddelde voor die ondersteuningsvorm over alle FAM of thuisbegeleidingsdiensten;
6° het percentage van de cliënten van een ondersteuningsvorm waarvoor woonondersteuning in aanmerking is genomen hoger is dan het gemiddelde voor die ondersteuningsvorm over alle FAM of thuisbegeleidingsdiensten;
7° er wordt dagondersteuning in aanmerking genomen voor de ondersteuningsvormen, vermeld in het eerste lid, punt 1°, c) of d);
8° er wordt woonondersteuning in aanmerking genomen voor de ondersteuningsvormen, vermeld in het eerste lid, punt 1°, c), d), of f).
Als het agentschap een of meerdere elementen, vermeld in het derde lid, vaststelt voor een vergunde zorgaanbieder die op 31 december 2016 is erkend als een FAM of als een thuisbegeleidingsdienst, overlegt het agentschap met de betrokken vergunde zorgaanbieder.
Het gebruik van ondersteuning dat in aanmerking is genomen voor de uitwerking van de budgetten conform hoofdstuk 3 is het zorggebruik, vermeld in het tweede lid behalve als het agentschap een nader onderzoek heeft ingesteld als vermeld in het derde lid en de vergunde zorgaanbieder geen afdoende verklaring kan geven voor de afwijkingen die het agentschap heeft vastgesteld. Als de vergunde zorgaanbieder geen afdoende verklaring kan geven voor de vastgestelde afwijkingen, stelt het agentschap het gebruik van ondersteuning voor de cliënten van de vergunde zorgaanbieder die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, vast op basis van de volgende elementen:
1° de ondersteuning en de frequentie van ondersteuning vermeld in de individuele dienstverleningsovereenkomsten;
2° de gegevens die over de ondersteuning die in het jaar 2016 is geboden, geregistreerd zijn bij het agentschap;
3° de facturen over financiële bijdragen, vermeld in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap voor het jaar 2016;
4° de facturen over de woon- en leefkosten, vermeld in artikel 22 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van flexibele aanbodcentra voor meerderjarige personen met een handicap, zoals van toepassing op 31 december 2016, voor het jaar 2016.
Art. 8. Het agentschap gaat bij de herrekening, vermeld in artikel 6, voor de zorgzwaarte, uit van de inschattingen van de zorgzwaarte die de FAM's en thuisbegeleidingsdiensten hebben uitgevoerd conform artikel 15 van het besluit van 24 juni 2016.
Art. 9. Het agentschap stelt voor de personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, een budgetcategorie vast, als vermeld in tabel 1 die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd conform artikel 10.
Art. 10. § 1. Het agentschap stelt een aantal zorggebonden punten vast voor elke ondersteuningsfunctie die voor een persoon conform artikel 7 in aanmerking is genomen, met uitzondering van oproepbare permanentie. Dat gebeurt op basis van de frequenties die conform artikel 7 voor de ondersteuningsfuncties in aanmerking zijn genomen conform tabel 3 tot en met tabel 7, die zijn opgenomen in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd.
Als voor een persoon conform artikel 7 psychosociale begeleiding in aanmerking is genomen wordt voor de berekening van het overeenstemmende aantal zorggebonden punten, voor maximaal twee uren een aantal zorggebonden punten vastgesteld conform tabel 6, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, en wordt in afwijking van het eerste lid, het aantal zorggebonden punten voor de overige uren vastgesteld conform tabel 7, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
In afwijking van het eerste lid wordt geen aantal personeelspunten vastgesteld voor woonondersteuning of dagondersteuning als de budgetcategorie die conform tabel 2, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, overeenstemt met de inschatting van de zorgzwaarte, vermeld in artikel 8, voor de parameters begeleidingsintensiteit en permanentie lager is dan budgetcategorie 3.
Als er conform artikel 7 verschillende ondersteuningsfuncties in aanmerking zijn genomen wordt het aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld voor de verschillende gevraagde ondersteuningsfuncties, opgeteld.
Als oproepbare permanentie wordt gevraagd, wordt het aantal zorggebonden punten voor oproepbare permanentie, vermeld in tabel 8, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, opgeteld bij het aantal zorggebonden punten dat conform het eerste tot en met het vierde lid is vastgesteld.
§ 2. Als het totaal aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld conform paragraaf 1 lager is dan de ondergrens van het aantal zorggebonden punten voor budgetcategorie 1, conform tabel 2, die is opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, wordt geen budgetcategorie vastgesteld.
Voor de personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, en die op 31 december 2016 de ondersteuning van een FAM of een thuisbegeleidingsdienst combineren met een persoonlijke-assistentiebudget als vermeld in artikel 1, § 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap zoals van toepassing op 31 december 2016, wordt het aantal zorggebonden punten dat is vastgesteld conform paragraaf 1 voor de toepassing van het eerste lid samengevoegd met de zorggebonden punten die resulteren uit de vertaling van het persoonlijkeassistentiebudget conform artikel 4 tot en met 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten.
Behalve in het geval, vermeld in het eerste lid, wordt een budgetcategorie vastgesteld op basis van een vergelijking tussen de volgende budgetcategorieën:
1° de budgetcategorie die conform tabel 2, die opgenomen is in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, overeenstemt met het totaal van de zorggebonden punten die zijn vastgesteld conform paragraaf 1, in het geval, vermeld in het tweede lid en de zorggebonden punten die resulteren uit de vertaling conform artikel 4 tot en met 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten;
2° de budgetcategorie die conform de voormelde tabel 2 overeenstemt met de inschatting van de zorgzwaarte, vermeld in artikel 8, voor de parameters begeleidingsintensiteit en permanentie.
Als de budgetcategorie, vermeld in het tweede lid, 1°, hoger is dan de budgetcategorie, vermeld in het tweede lid, 2°, wordt de budgetcategorie, vermeld in het tweede lid, 2°, in aanmerking genomen.
Als de budgetcategorie, vermeld in het tweede lid, 1°, lager is dan de budgetcategorie, vermeld in tweede lid, 2°, wordt de budgetcategorie, vermeld in het tweede lid, 1°, in aanmerking genomen.
§ 3. Als de optelsom van het aantal zorggebonden punten dat conform paragraaf 1en paragraaf 2 is vastgesteld voor alle personen die voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 6, hoger is dan de optelsom van het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2, voor deze personen, wordt het aantal zorggebonden punten dat voor die personen conform paragraaf 1 en paragraaf 2 is vastgesteld verminderd met een aantal zorggebonden punten dat wordt berekend door het verschil tussen de voormelde optelsommen te delen door het aantal personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6 en waarvoor conform paragraaf 1 en paragraaf 2 een budgetcategorie is vastgesteld.
Als de optelsom van het aantal zorggebonden punten dat conform paragraaf 1 en paragraaf 2 is vastgesteld voor alle personen die voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 6, lager is dan de optelsom van het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2, voor deze personen, wordt het aantal zorggebonden punten dat voor die personen conform paragraaf 1 en paragraaf 2 is vastgesteld verhoogd met een aantal zorggebonden punten dat wordt berekend door het verschil tussen de voormelde optelsommen te delen door het aantal personen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6 en waarvoor conform paragraaf 1 en paragraaf 2 een budgetcategorie is vastgesteld.
Art. 11. § 1. Als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld voor een persoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, niet meer dan 15 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023 het aantal zorggebonden punten vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, naar gelang van het geval verhoogd of verlaagd totdat er geen verschil is met het aantal zorggebonden punten, dat conform artikel 10 is vastgesteld.
§ 2. Als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld, voor een persoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, meer dan 15 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023 het aantal zorggebonden punten waarover die persoon conform artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, beschikt, naar gelang van het geval verhoogd of verlaagd totdat het verschil met de zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, 15 % bedraagt.
Als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld, voor een persoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, 20 of minder dan 20 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt het aantal zorggebonden punten dat werd vastgesteld conform het eerste lid, met ingang van 1 januari 2024 aangepast zodat er geen verschil meer is met het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld.
Als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld, voor een persoon die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, meer dan 20 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt het aantal zorggebonden punten dat werd vastgesteld conform het eerste lid in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2027 naar gelang van het geval verhoogd of verlaagd totdat er geen verschil meer is met het aantal zorggebonden punten, dat conform artikel 10 is vastgesteld.".
Art.20. Les articles 6 à 11 du même arrêté sont remplacés par ce qui suit :
" Art. 6. L'agence recalcule le nombre de points liés aux soins déterminés conformément à l'article 2 du présent arrêté pour les personnes qui remplissent toutes les conditions suivantes :
1° elles sont soutenues au 31 décembre 2016 par un FAM avec les subventions que le FAM reçoit conformément au chapitre 4 de l'arrêté du 26 février 2016 ou avec l'utilisation des moyens visés dans l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2002 portant des mesures visant à rencontrer les besoins urgents des personnes handicapées, tel qu'en vigueur au 31 décembre 2016, ou elles sont à cette date soutenues par un service d'aide à domicile ;
2° l'agence leur a attribué un certain nombre de points liés aux soins tels que visés à l'article 2 du présent arrêté ;
3° elles n'ont pas reçu de décision de l'agence sur la mise à disposition d'un budget :
a) après avoir accompli la procédure de demande de budget visée aux chapitres 2 et 3 et au chapitre 5 de l'arrêté du 27 novembre 2015 ;
b) en application de l'article 32 du décret du 27 novembre 2015 ;
c) après une demande en révision visée à l'article 16, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 juin 2016 portant la transition de personnes handicapées ayant une demande de soins active vers le financement personnalisé, tel qu'en vigueur au 30 avril 2018 ;
d) après une demande en révision visée à l'article 16, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 juin 2016 portant la transition de personnes handicapées ayant une demande de soins active vers le financement personnalisé ;
e) après une demande en révision, visée à l'article 24 de l'arrêté du 24 juin 2016, des points liés aux soins visés à l'article 2 du présent arrêté ;
d) après une demande en révision visée à l'article 19, alinéa 1er, du présent arrêté ;
4° en application de l'article 32 de l'arrêté du 27 novembre 2015, l'agence a décidé que la situation d'urgence n'a pas un caractère temporaire.
Art. 7. Dans le présent article, on entend par :
1° forme de soutien : l'un des services suivants pour lesquels le FAM est agréé au 31 décembre 2016 :
a) un service pour le logement autonome, en application de l'arrêté du Gouvernement flamand du 31 juillet 1990 fixant les conditions d'agrément ainsi que les modalités de fonctionnement et de subventionnement des services pour personnes handicapées habitant chez eux de manière autonome visés à l'article 3, § 1er bis de l'arrêté royal n° 81 du 10 novembre 1967 créant un Fonds de soins médico-socio-pédagogiques pour personnes handicapées, tel qu'en vigueur au 31 décembre 2016 ;
b) un service pour le logement autonome, tel que visé au point a), et comme projet pilote des Services d'Accompagnement inclusif tels que visés à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 mai 2010 relatif à l'autorisation, à l'agrément et au subventionnement d'un projet pilote Services d'Accompagnement inclusif par l'Agence flamande pour les Personnes handicapées, tel qu'en vigueur au 31 décembre 2016 ;
c) un service de logement assisté en application de l'arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 2001 relatif à l'agrément et au subventionnement des services de logement assisté pour personnes handicapées, tel qu'applicable au 31 décembre 2016 ;
d) un service de logement assisté, en application de l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 décembre 1998 relatif à l'agrément et au subventionnement de services d'habitations protégées pour personnes handicapées ;
e) un home, en application de l'arrêté royal du 23 décembre 1970 fixant les conditions d'agréation des structures résidentielles et semi-résidentielles pour personnes handicapées, tel qu'applicable au 31 décembre 2016 ;
f) un centre de jour, en application de l'arrêté royal du 2 juillet 1973 fixant les conditions d'agrément des centres de jour pour personnes handicapées majeures non travailleurs, tel qu'applicable au 31 décembre 2016 ;
g) un home de court séjour pour personnes majeures, en application de l'arrêté royal du 25 janvier 1971 fixant les conditions d'agrément des homes de court séjour pour personnes handicapées, tel qu'applicable au 31 décembre 2016 ;
h) un projet de logement, en application de l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 novembre 2006 relatif à l'approbation et au subventionnement de projets de logement intégrés pour des personnes handicapées ;
2° contrat individuel de services : le contrat individuel de services enregistré auprès de l'agence pour 2016.
Aux fins du recalcul visé à l'article 6, pour l'aide fournie par le FAM ou le service d'aide à domicile au 31 décembre 2016, l'agence prend pour base l'utilisation de soins résultant de la conversion effectuée par le FAM et les services d'aide à domicile conformément à l'article 14 de l'arrêté du 24 juin 2016, de l'aide qu'ils offrent aux personnes majeures handicapées, dans les fonctions de soutien visées à l'article 1er, 14°, de l'arrêté du 27 novembre 2015, en indiquant la fréquence visée à l'article 7, premier alinéa, 8°, de l'arrêté précité, tel que consolidé au 1er décembre 2017.
L'agence peut procéder à une enquête plus approfondie si, au cours de l'examen des données visées à l'alinéa 2, elle identifie l'un des éléments suivants pour un FAM ou un service d'aide à domicile :
1° le soutien moyen offert aux clients d'une forme de soutien n'est pas possible ou pas réaliste ;
2° pour le soutien offert par un FAM ou un service d'aide à domicile, il existe des écarts importants en pourcentage entre les données visées au deuxième alinéa et les données mentionnées dans les contrats individuels de services, et les données enregistrées auprès de l'agence concernant le soutien offert en 2016 ;
3° pour le nombre de clients d'un FAM ou d'un service d'aide à domicile, il existe des écarts importants en pourcentage entre les données visées au deuxième alinéa et les données mentionnées dans les contrats individuels de services, et les données enregistrées auprès de l'agence concernant le soutien offert en 2016 ;
4° si, dans le cadre de la conversion du soutien, il a été tenu compte de la permanence appelable, et des éléments suivants :
a) le pourcentage de clients d'une forme de soutien pour lequel un FAM ou un service d'aide à domicile a pris en compte la permanence appelable est supérieur à la moyenne pour cette forme de soutien dans tous les FAM ou services d'aide à domicile ;
b) la permanence appelable est prise en compte pour les clients pour lesquels le FAM ou un service d'aide à domicile a estimé une valeur inférieure à trois pour le paramètre permanence dans le cadre de l'estimation du besoin en soins conformément à l'article 15 de l'arrêté du 24 juin 2016 ;
c) la permanence appelable est prise en compte pour les clients des formes de soutien visées au premier alinéa, point 1°, c) à h) ;
5° le pourcentage de clients d'une forme de soutien pour lequel le soutien de jour a été pris en compte est supérieur à la moyenne pour cette forme de soutien dans tous les FAM ou services d'aide à domicile ;
a) le pourcentage de clients d'une forme de soutien pour lequel l'accompagnement au logement est pris en compte est supérieur à la moyenne pour cette forme de soutien dans tous les FAM ou services d'aide à domicile ;
b) le soutien de jour est pris en compte pour les formes de soutien visées au premier alinéa, point 1°, c) ou d) ;
c) l'accompagnement au logement est pris en compte pour les formes de soutien visées au premier alinéa, point 1°, c), d) ou f).
Si l'agence détermine un ou plusieurs éléments visés au troisième alinéa pour un prestataire de soins autorisé qui est agréé au 31 décembre 2016 comme FAM ou comme service d'aide à domicile, l'agence consulte le prestataire de soins autorisé concerné.
L'utilisation de soutien, pris en compte pour l'élaboration des budgets conformément au chapitre 3 est l'utilisation des soins visée au deuxième alinéa, à moins que l'agence n'ait entrepris une enquête plus approfondie telle que visée au troisième alinéa et que le prestataire de soins autorisé ne puisse fournir une explication adéquate des écarts que l'agence a relevés. Lorsque le prestataire de soins autorisé ne peut fournir d'explication adéquate des écarts relevés, l'agence détermine l'utilisation de soutien pour les clients du prestataire de soins autorisé qui satisfont aux conditions énoncées à l'article 6 sur la base des éléments suivants :
1° le soutien et la fréquence de soutien mentionnés dans les contrats de services individuels ;
2° les données sur le soutien fourni en 2016, enregistrées auprès de l'agence ;
3° les factures sur les contributions financières, visées à l'article 9 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 4 février 2011 relatif aux conditions générales d'agrément et à la gestion de la qualité des structures d'accueil, de traitement et d'accompagnement des personnes handicapées pour l'année 2016 ;
4° les factures sur les coûts de logement et de la vie, visés à l'article 22 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 février 2016 portant agrément et subventionnement des centres offrant des services flexibles aux personnes handicapées majeures, tel qu'applicable au 31 décembre 2016, pour l'année 2016 ;
Art. 8. Pour le recalcul visé à l'article 6, l'agence se base, en ce qui concerne le besoin en soins, sur les estimations du besoin en soins que les FAM et les services d'aide à domicile ont effectuées conformément à l'article 15 de l'arrêté du 24 juin 2016.
Art. 9. L'agence fixe une catégorie budgétaire pour les personnes qui satisfont aux conditions énoncées à l'article 6, comme indiqué au tableau 1er de l'annexe jointe au présent arrêté conformément à l'article 10.
Art. 10. § 1er. L'agence fixe un certain nombre de points liés aux soins pour chaque fonction de soutien prise en compte pour une personne conformément à l'article 7, à l'exception de la permanence appelable. A cet effet elle se base sur les fréquences prises en compte pour les fonctions de soutien en vertu de l'article 7, conformément aux tableaux 3 à 7 de l'annexe du présent arrêté.
Lorsque pour une personne déterminée l'accompagnement psychosocial a été pris en compte conformément à l'article 7, pour calculer le nombre correspondant de points liés aux soins le nombre de points liés aux soins sera déterminé pour un maximum de deux heures conformément au tableau 6, qui figure en annexe au présent arrêté, et par dérogation au premier alinéa, le nombre de points liés aux soins pour les autres heures sera déterminé conformément au tableau 7, qui figure en annexe au présent arrêté.
Par dérogation au premier alinéa, aucun nombre de points de personnel n'est établi pour l'accompagnement au logement ou le soutien de jour si la catégorie budgétaire qui, conformément au tableau 2 de l'annexe du présent arrêté, correspond à l'estimation du besoin de soins visée à l'article 8, est inférieure à la catégorie budgétaire 3 pour les paramètres intensité d'accompagnement et permanence.
Si, conformément à l'article 7, différentes fonctions de soutien ont été prises en compte, les nombres de points liés aux soins déterminés pour les différentes fonctions de soutien demandées seront additionnés.
Si la permanence appelable est demandée, le nombre de points liés aux soins pour la permanence appelable, mentionné dans le tableau 8 qui figure en annexe au présent arrêté, est ajouté au nombre de points liés aux soins déterminé conformément aux alinéas 1er à 4.
§ 2. Si le nombre total de points liés aux soins déterminé conformément au paragraphe 1er est inférieur à la limite inférieure du nombre de points liés aux soins pour la catégorie budgétaire 1, conformément au tableau 2 de l'annexe du présent arrêté, aucune catégorie budgétaire ne sera déterminée.
Pour les personnes qui remplissent les conditions visées à l'article 6 et qui, au 31 décembre 2016, combinent le soutien d'un FAM ou d'un service d'aide à domicile avec un budget d'assistance personnelle visé à l'article 1er, § 1er, 3° de l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2000 établissant les conditions d'octroi d'un budget d'assistance personnelle aux personnes handicapées, tel qu'applicable au 31 décembre 2016, le nombre de points liés aux soins déterminé conformément au paragraphe 1er pour l'application de l'alinéa 1er est ajouté aux points liés aux soins résultant de la conversion du budget d'assistance personnelle conformément aux articles 4 à 8 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 portant la transition de personnes handicapées qui font usage d'un budget d'assistance personnelle ou d'un budget personnalisé ou qui sont soutenues par un centre d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures ou un service d'aide à domicile vers une aide financière personnalisée et portant la transition des centres d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures et des services d'aide à domicile.
Sauf dans le cas visé au premier alinéa, une catégorie budgétaire est fixée sur la base d'une comparaison entre les catégories budgétaires suivantes :
1° la catégorie budgétaire qui, conformément au tableau 2 annexé au présent arrêté, correspond au total des points liés aux soins déterminés conformément au paragraphe 1er, dans le cas visé au deuxième alinéa, et des points liés aux soins résultant de la conversion conformément aux articles 4 à 8 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 portant la transition de personnes handicapées qui font usage d'un budget d'assistance personnelle ou d'un budget personnalisé ou qui sont soutenues par un centre d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures ou un service d'aide à domicile vers une aide financière personnalisée et portant la transition des centres d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures et des services d'aide à domicile ;
2° la catégorie budgétaire qui, conformément au tableau 2 précité, correspond à l'estimation du besoin en soins, visé à l'article 8, pour les paramètres intensité d'accompagnement et permanence.
Si la catégorie budgétaire visée au deuxième alinéa, 1°, est supérieure à la catégorie budgétaire visée au deuxième alinéa, 2°, la catégorie budgétaire visée au deuxième alinéa, 2°, est prise en compte.
Si la catégorie budgétaire visée au deuxième alinéa, 1°, est inférieure à la catégorie budgétaire visée au deuxième alinéa, 2°, la catégorie budgétaire visée au deuxième alinéa, 1°, est prise en compte.
§ 3. Si la somme du nombre de points liés aux soins fixé conformément aux paragraphes 1er et 2 pour toutes les personnes remplissant les conditions énoncées à l'article 6 est supérieure à la somme du nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2, pour ces personnes, le nombre de points liés aux soins fixé pour ces personnes conformément aux paragraphes 1er et 2 est diminué d'un nombre de points liés aux soins qui est calculé en divisant la différence entre les sommes susmentionnées par le nombre de personnes remplissant les conditions énoncées à l'article 6 et pour lesquelles une catégorie budgétaire a été fixée conformément aux paragraphes 1er et 2.
Si la somme du nombre de points liés aux soins fixé conformément aux paragraphes 1er et 2 pour toutes les personnes remplissant les conditions énoncées à l'article 6 est inférieure à la somme du nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2, pour ces personnes, le nombre de points liés aux soins fixé pour ces personnes conformément aux paragraphes 1er et 2 est majoré d'un nombre de points liés aux soins qui est calculé en divisant la différence entre les sommes susmentionnées par le nombre de personnes remplissant les conditions énoncées à l'article 6 et pour lesquelles une catégorie budgétaire a été fixée conformément aux paragraphes 1er et 2.
Art. 11. § 11. Si le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 pour une personne remplissant les conditions énoncées à l'article 6 n'est pas supérieur ou pas inférieur de 15 % au nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, le nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, sera majoré ou diminué, selon le cas, jusqu'au nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10, pendant la période du 1er janvier 2020 au 31 décembre 2023.
§ 2. Si le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 pour une personne remplissant les conditions énoncées à l'article 6 est supérieur ou inférieur de plus de 15 % au nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, le nombre de points liés aux soins dont dispose cette personne conformément à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, sera majoré ou diminué, selon le cas, jusqu'à une différence de 15 % avec les points liés aux soins visés à l'article 2, le cas échéant majorés conformément au chapitre 2 du présent arrêté, pendant la période du 1er janvier 2020 au 31 décembre 2023.
Si le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 pour une personne remplissant les conditions énoncées à l'article 6 n'est pas supérieur ou inférieur de 20 % au nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, le nombre de points liés aux soins fixé conformément au premier alinéa, sera ajusté jusqu'au nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10, à compter du 1er janvier 2024.
Si le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 pour une personne remplissant les conditions énoncées à l'article 6 est supérieur ou inférieur de plus de 20 au nombre de points liés aux soins visés à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, le nombre de points liés aux soins fixé conformément au premier alinéa, sera majoré ou diminué, selon le cas, jusqu'au nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10, pendant la période du 1er janvier 2024 au 31 décembre 2027. ".
" Art. 6. L'agence recalcule le nombre de points liés aux soins déterminés conformément à l'article 2 du présent arrêté pour les personnes qui remplissent toutes les conditions suivantes :
1° elles sont soutenues au 31 décembre 2016 par un FAM avec les subventions que le FAM reçoit conformément au chapitre 4 de l'arrêté du 26 février 2016 ou avec l'utilisation des moyens visés dans l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2002 portant des mesures visant à rencontrer les besoins urgents des personnes handicapées, tel qu'en vigueur au 31 décembre 2016, ou elles sont à cette date soutenues par un service d'aide à domicile ;
2° l'agence leur a attribué un certain nombre de points liés aux soins tels que visés à l'article 2 du présent arrêté ;
3° elles n'ont pas reçu de décision de l'agence sur la mise à disposition d'un budget :
a) après avoir accompli la procédure de demande de budget visée aux chapitres 2 et 3 et au chapitre 5 de l'arrêté du 27 novembre 2015 ;
b) en application de l'article 32 du décret du 27 novembre 2015 ;
c) après une demande en révision visée à l'article 16, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 juin 2016 portant la transition de personnes handicapées ayant une demande de soins active vers le financement personnalisé, tel qu'en vigueur au 30 avril 2018 ;
d) après une demande en révision visée à l'article 16, alinéa 2, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 juin 2016 portant la transition de personnes handicapées ayant une demande de soins active vers le financement personnalisé ;
e) après une demande en révision, visée à l'article 24 de l'arrêté du 24 juin 2016, des points liés aux soins visés à l'article 2 du présent arrêté ;
d) après une demande en révision visée à l'article 19, alinéa 1er, du présent arrêté ;
4° en application de l'article 32 de l'arrêté du 27 novembre 2015, l'agence a décidé que la situation d'urgence n'a pas un caractère temporaire.
Art. 7. Dans le présent article, on entend par :
1° forme de soutien : l'un des services suivants pour lesquels le FAM est agréé au 31 décembre 2016 :
a) un service pour le logement autonome, en application de l'arrêté du Gouvernement flamand du 31 juillet 1990 fixant les conditions d'agrément ainsi que les modalités de fonctionnement et de subventionnement des services pour personnes handicapées habitant chez eux de manière autonome visés à l'article 3, § 1er bis de l'arrêté royal n° 81 du 10 novembre 1967 créant un Fonds de soins médico-socio-pédagogiques pour personnes handicapées, tel qu'en vigueur au 31 décembre 2016 ;
b) un service pour le logement autonome, tel que visé au point a), et comme projet pilote des Services d'Accompagnement inclusif tels que visés à l'article 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 mai 2010 relatif à l'autorisation, à l'agrément et au subventionnement d'un projet pilote Services d'Accompagnement inclusif par l'Agence flamande pour les Personnes handicapées, tel qu'en vigueur au 31 décembre 2016 ;
c) un service de logement assisté en application de l'arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 2001 relatif à l'agrément et au subventionnement des services de logement assisté pour personnes handicapées, tel qu'applicable au 31 décembre 2016 ;
d) un service de logement assisté, en application de l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 décembre 1998 relatif à l'agrément et au subventionnement de services d'habitations protégées pour personnes handicapées ;
e) un home, en application de l'arrêté royal du 23 décembre 1970 fixant les conditions d'agréation des structures résidentielles et semi-résidentielles pour personnes handicapées, tel qu'applicable au 31 décembre 2016 ;
f) un centre de jour, en application de l'arrêté royal du 2 juillet 1973 fixant les conditions d'agrément des centres de jour pour personnes handicapées majeures non travailleurs, tel qu'applicable au 31 décembre 2016 ;
g) un home de court séjour pour personnes majeures, en application de l'arrêté royal du 25 janvier 1971 fixant les conditions d'agrément des homes de court séjour pour personnes handicapées, tel qu'applicable au 31 décembre 2016 ;
h) un projet de logement, en application de l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 novembre 2006 relatif à l'approbation et au subventionnement de projets de logement intégrés pour des personnes handicapées ;
2° contrat individuel de services : le contrat individuel de services enregistré auprès de l'agence pour 2016.
Aux fins du recalcul visé à l'article 6, pour l'aide fournie par le FAM ou le service d'aide à domicile au 31 décembre 2016, l'agence prend pour base l'utilisation de soins résultant de la conversion effectuée par le FAM et les services d'aide à domicile conformément à l'article 14 de l'arrêté du 24 juin 2016, de l'aide qu'ils offrent aux personnes majeures handicapées, dans les fonctions de soutien visées à l'article 1er, 14°, de l'arrêté du 27 novembre 2015, en indiquant la fréquence visée à l'article 7, premier alinéa, 8°, de l'arrêté précité, tel que consolidé au 1er décembre 2017.
L'agence peut procéder à une enquête plus approfondie si, au cours de l'examen des données visées à l'alinéa 2, elle identifie l'un des éléments suivants pour un FAM ou un service d'aide à domicile :
1° le soutien moyen offert aux clients d'une forme de soutien n'est pas possible ou pas réaliste ;
2° pour le soutien offert par un FAM ou un service d'aide à domicile, il existe des écarts importants en pourcentage entre les données visées au deuxième alinéa et les données mentionnées dans les contrats individuels de services, et les données enregistrées auprès de l'agence concernant le soutien offert en 2016 ;
3° pour le nombre de clients d'un FAM ou d'un service d'aide à domicile, il existe des écarts importants en pourcentage entre les données visées au deuxième alinéa et les données mentionnées dans les contrats individuels de services, et les données enregistrées auprès de l'agence concernant le soutien offert en 2016 ;
4° si, dans le cadre de la conversion du soutien, il a été tenu compte de la permanence appelable, et des éléments suivants :
a) le pourcentage de clients d'une forme de soutien pour lequel un FAM ou un service d'aide à domicile a pris en compte la permanence appelable est supérieur à la moyenne pour cette forme de soutien dans tous les FAM ou services d'aide à domicile ;
b) la permanence appelable est prise en compte pour les clients pour lesquels le FAM ou un service d'aide à domicile a estimé une valeur inférieure à trois pour le paramètre permanence dans le cadre de l'estimation du besoin en soins conformément à l'article 15 de l'arrêté du 24 juin 2016 ;
c) la permanence appelable est prise en compte pour les clients des formes de soutien visées au premier alinéa, point 1°, c) à h) ;
5° le pourcentage de clients d'une forme de soutien pour lequel le soutien de jour a été pris en compte est supérieur à la moyenne pour cette forme de soutien dans tous les FAM ou services d'aide à domicile ;
a) le pourcentage de clients d'une forme de soutien pour lequel l'accompagnement au logement est pris en compte est supérieur à la moyenne pour cette forme de soutien dans tous les FAM ou services d'aide à domicile ;
b) le soutien de jour est pris en compte pour les formes de soutien visées au premier alinéa, point 1°, c) ou d) ;
c) l'accompagnement au logement est pris en compte pour les formes de soutien visées au premier alinéa, point 1°, c), d) ou f).
Si l'agence détermine un ou plusieurs éléments visés au troisième alinéa pour un prestataire de soins autorisé qui est agréé au 31 décembre 2016 comme FAM ou comme service d'aide à domicile, l'agence consulte le prestataire de soins autorisé concerné.
L'utilisation de soutien, pris en compte pour l'élaboration des budgets conformément au chapitre 3 est l'utilisation des soins visée au deuxième alinéa, à moins que l'agence n'ait entrepris une enquête plus approfondie telle que visée au troisième alinéa et que le prestataire de soins autorisé ne puisse fournir une explication adéquate des écarts que l'agence a relevés. Lorsque le prestataire de soins autorisé ne peut fournir d'explication adéquate des écarts relevés, l'agence détermine l'utilisation de soutien pour les clients du prestataire de soins autorisé qui satisfont aux conditions énoncées à l'article 6 sur la base des éléments suivants :
1° le soutien et la fréquence de soutien mentionnés dans les contrats de services individuels ;
2° les données sur le soutien fourni en 2016, enregistrées auprès de l'agence ;
3° les factures sur les contributions financières, visées à l'article 9 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 4 février 2011 relatif aux conditions générales d'agrément et à la gestion de la qualité des structures d'accueil, de traitement et d'accompagnement des personnes handicapées pour l'année 2016 ;
4° les factures sur les coûts de logement et de la vie, visés à l'article 22 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 26 février 2016 portant agrément et subventionnement des centres offrant des services flexibles aux personnes handicapées majeures, tel qu'applicable au 31 décembre 2016, pour l'année 2016 ;
Art. 8. Pour le recalcul visé à l'article 6, l'agence se base, en ce qui concerne le besoin en soins, sur les estimations du besoin en soins que les FAM et les services d'aide à domicile ont effectuées conformément à l'article 15 de l'arrêté du 24 juin 2016.
Art. 9. L'agence fixe une catégorie budgétaire pour les personnes qui satisfont aux conditions énoncées à l'article 6, comme indiqué au tableau 1er de l'annexe jointe au présent arrêté conformément à l'article 10.
Art. 10. § 1er. L'agence fixe un certain nombre de points liés aux soins pour chaque fonction de soutien prise en compte pour une personne conformément à l'article 7, à l'exception de la permanence appelable. A cet effet elle se base sur les fréquences prises en compte pour les fonctions de soutien en vertu de l'article 7, conformément aux tableaux 3 à 7 de l'annexe du présent arrêté.
Lorsque pour une personne déterminée l'accompagnement psychosocial a été pris en compte conformément à l'article 7, pour calculer le nombre correspondant de points liés aux soins le nombre de points liés aux soins sera déterminé pour un maximum de deux heures conformément au tableau 6, qui figure en annexe au présent arrêté, et par dérogation au premier alinéa, le nombre de points liés aux soins pour les autres heures sera déterminé conformément au tableau 7, qui figure en annexe au présent arrêté.
Par dérogation au premier alinéa, aucun nombre de points de personnel n'est établi pour l'accompagnement au logement ou le soutien de jour si la catégorie budgétaire qui, conformément au tableau 2 de l'annexe du présent arrêté, correspond à l'estimation du besoin de soins visée à l'article 8, est inférieure à la catégorie budgétaire 3 pour les paramètres intensité d'accompagnement et permanence.
Si, conformément à l'article 7, différentes fonctions de soutien ont été prises en compte, les nombres de points liés aux soins déterminés pour les différentes fonctions de soutien demandées seront additionnés.
Si la permanence appelable est demandée, le nombre de points liés aux soins pour la permanence appelable, mentionné dans le tableau 8 qui figure en annexe au présent arrêté, est ajouté au nombre de points liés aux soins déterminé conformément aux alinéas 1er à 4.
§ 2. Si le nombre total de points liés aux soins déterminé conformément au paragraphe 1er est inférieur à la limite inférieure du nombre de points liés aux soins pour la catégorie budgétaire 1, conformément au tableau 2 de l'annexe du présent arrêté, aucune catégorie budgétaire ne sera déterminée.
Pour les personnes qui remplissent les conditions visées à l'article 6 et qui, au 31 décembre 2016, combinent le soutien d'un FAM ou d'un service d'aide à domicile avec un budget d'assistance personnelle visé à l'article 1er, § 1er, 3° de l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2000 établissant les conditions d'octroi d'un budget d'assistance personnelle aux personnes handicapées, tel qu'applicable au 31 décembre 2016, le nombre de points liés aux soins déterminé conformément au paragraphe 1er pour l'application de l'alinéa 1er est ajouté aux points liés aux soins résultant de la conversion du budget d'assistance personnelle conformément aux articles 4 à 8 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 portant la transition de personnes handicapées qui font usage d'un budget d'assistance personnelle ou d'un budget personnalisé ou qui sont soutenues par un centre d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures ou un service d'aide à domicile vers une aide financière personnalisée et portant la transition des centres d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures et des services d'aide à domicile.
Sauf dans le cas visé au premier alinéa, une catégorie budgétaire est fixée sur la base d'une comparaison entre les catégories budgétaires suivantes :
1° la catégorie budgétaire qui, conformément au tableau 2 annexé au présent arrêté, correspond au total des points liés aux soins déterminés conformément au paragraphe 1er, dans le cas visé au deuxième alinéa, et des points liés aux soins résultant de la conversion conformément aux articles 4 à 8 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 24 juin 2016 portant la transition de personnes handicapées qui font usage d'un budget d'assistance personnelle ou d'un budget personnalisé ou qui sont soutenues par un centre d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures ou un service d'aide à domicile vers une aide financière personnalisée et portant la transition des centres d'offre de services flexible en faveur de personnes majeures et des services d'aide à domicile ;
2° la catégorie budgétaire qui, conformément au tableau 2 précité, correspond à l'estimation du besoin en soins, visé à l'article 8, pour les paramètres intensité d'accompagnement et permanence.
Si la catégorie budgétaire visée au deuxième alinéa, 1°, est supérieure à la catégorie budgétaire visée au deuxième alinéa, 2°, la catégorie budgétaire visée au deuxième alinéa, 2°, est prise en compte.
Si la catégorie budgétaire visée au deuxième alinéa, 1°, est inférieure à la catégorie budgétaire visée au deuxième alinéa, 2°, la catégorie budgétaire visée au deuxième alinéa, 1°, est prise en compte.
§ 3. Si la somme du nombre de points liés aux soins fixé conformément aux paragraphes 1er et 2 pour toutes les personnes remplissant les conditions énoncées à l'article 6 est supérieure à la somme du nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2, pour ces personnes, le nombre de points liés aux soins fixé pour ces personnes conformément aux paragraphes 1er et 2 est diminué d'un nombre de points liés aux soins qui est calculé en divisant la différence entre les sommes susmentionnées par le nombre de personnes remplissant les conditions énoncées à l'article 6 et pour lesquelles une catégorie budgétaire a été fixée conformément aux paragraphes 1er et 2.
Si la somme du nombre de points liés aux soins fixé conformément aux paragraphes 1er et 2 pour toutes les personnes remplissant les conditions énoncées à l'article 6 est inférieure à la somme du nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2, pour ces personnes, le nombre de points liés aux soins fixé pour ces personnes conformément aux paragraphes 1er et 2 est majoré d'un nombre de points liés aux soins qui est calculé en divisant la différence entre les sommes susmentionnées par le nombre de personnes remplissant les conditions énoncées à l'article 6 et pour lesquelles une catégorie budgétaire a été fixée conformément aux paragraphes 1er et 2.
Art. 11. § 11. Si le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 pour une personne remplissant les conditions énoncées à l'article 6 n'est pas supérieur ou pas inférieur de 15 % au nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, le nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, sera majoré ou diminué, selon le cas, jusqu'au nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10, pendant la période du 1er janvier 2020 au 31 décembre 2023.
§ 2. Si le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 pour une personne remplissant les conditions énoncées à l'article 6 est supérieur ou inférieur de plus de 15 % au nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, le nombre de points liés aux soins dont dispose cette personne conformément à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, sera majoré ou diminué, selon le cas, jusqu'à une différence de 15 % avec les points liés aux soins visés à l'article 2, le cas échéant majorés conformément au chapitre 2 du présent arrêté, pendant la période du 1er janvier 2020 au 31 décembre 2023.
Si le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 pour une personne remplissant les conditions énoncées à l'article 6 n'est pas supérieur ou inférieur de 20 % au nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, le nombre de points liés aux soins fixé conformément au premier alinéa, sera ajusté jusqu'au nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10, à compter du 1er janvier 2024.
Si le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 pour une personne remplissant les conditions énoncées à l'article 6 est supérieur ou inférieur de plus de 20 au nombre de points liés aux soins visés à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, le nombre de points liés aux soins fixé conformément au premier alinéa, sera majoré ou diminué, selon le cas, jusqu'au nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10, pendant la période du 1er janvier 2024 au 31 décembre 2027. ".
Art.21. In hetzelfde besluit worden een artikel 11/1 tot en met artikel 11/4, ingevoegd die luiden als volgt:
"Art. 11/1. § 1. Het agentschap deelt de beslissing tot toewijzing van het aantal zorggebonden punten, dat is vastgesteld conform artikel 10 mee aan de persoon met een handicap.
Het aantal zorggebonden punten, dat is vastgesteld conform artikel 10 wordt gefaseerd in de tijd aangepast en ter beschikking gesteld.
In het geval, vermeld in artikel 11, § 1, wordt het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 op 1 januari 2020, 1 januari 2021, 1 januari 2022 en 1 januari 2023 naar gelang van het geval telkens verhoogd of verlaagd met 25 % van het verschil tussen het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in het eerste lid, en het aantal zorggebonden punten vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2.
In het geval vermeld in artikel 11, § 2, wordt het aantal zorggebonden punten, dat conform artikel 10 is vastgesteld, als volgt gefaseerd in de tijd aangepast:
1° het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt op 1 januari 2020, 1 januari 2021, 1 januari 2022 en 1 januari 2023, naar gelang van het geval telkens verhoogd of verlaagd met 25 % van het verschil tussen het aantal zorggebonden punten vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, en naar gelang van het geval verhoogd of verlaagd met 15 en het aantal zorggebonden punten vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit;
2° als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld, 20 of minder dan 20 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt dit aantal zorggebonden punten na de aanpassingen ervan, vermeld in punt 1°, met ingang van 1 januari 2024 verder aangepast zodat er geen verschil meer is met het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld;
3° als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld, meer dan 20 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt het aantal zorggebonden punten na de aanpassingen ervan, vermeld in punt 1°, op 1 januari 2024, 1 januari 2025, 1 januari 2026 en 1 januari 2027 naar gelang van het geval telkens verhoogd of verlaagd met 25 % van het verschil tussen het aantal zorggebonden punten, dat conform artikel 10 is vastgesteld en het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, na de aanpassingen ervan, vermeld in punt 1°.
§ 2. De personen met een handicap die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, maar voor wie conform artikel 10, § 2, eerste lid geen budgetcategorie is vastgesteld worden met ingang van 1 januari 2020 toegeleid naar rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 1, 8°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap. De beslissing van het agentschap waarbij hen een aantal zorggebonden punten als vermeld in artikel 2 van dit besluit ter beschikking is gesteld vervalt op 1 januari 2020.
De vergunde zorgaanbieders die op 31 december 2016 erkend waren als een FAM of een thuisbegeleidingsdienst en die op die datum ondersteuning bieden aan de personen met een handicap, vermeld in het eerste lid, worden met ingang van 1 januari 2020, van rechtswege erkend voor de uitbouw van rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 2 van het voormelde besluit van 22 februari 2013 voor het aantal personeelspunten dat nodig is om de ondersteuning van de personen, vermeld in het eerste lid, voort te zetten binnen rechtstreeks toegankelijke hulp.
Art. 11/2. Als de personen met een handicap aan wie het agentschap een aantal zorggebonden punten heeft toegewezen conform artikel 7 tot en met artikel 11/1, aanspraak willen maken op meer zorggebonden punten dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, moeten ze een herziening van de beslissing vragen conform artikel 35, § 1, van het besluit 27 november 2015.
Als de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen na herziening, groter is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, legt het agentschap het dossier voor aan de regionale prioriteitencommissie, vermeld in artikel 23 van het besluit van 27 november 2015, voor het deel van de budgetcategorie dat het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11, § 1, overschrijdt.
Als de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen na herziening, lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, kunnen de betrokkenen nog gedurende drie maanden vanaf de datum, vermeld in de beslissing van het agentschap tot toewijzing na herziening, beschikken over het deel van de zorggebonden punten dat de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen, overschrijdt.
Art. 11/3. Als de personen met een handicap aan wie het agentschap een aantal zorggebonden punten heeft toegewezen conform artikel 7 tot en met artikel 10, aanspraak willen maken op meer zorggebonden punten dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, moeten ze een herziening van de beslissing vragen conform artikel 35, § 1, van het besluit 27 november 2015.
Als de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen na herziening, groter is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, legt het agentschap het dossier voor aan de regionale prioriteitencommissie, vermeld in artikel 23 van het besluit van 27 november 2015, voor het deel van de budgetcategorie dat het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11, § 1, overschrijdt.
Als de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen na herziening, lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, kunnen de betrokkenen nog gedurende drie maanden vanaf de datum, vermeld in de beslissing van het agentschap tot toewijzing na herziening, beschikken over het deel van de zorggebonden punten dat de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen, overschrijdt.
Art. 11/4. Het agentschap bezorgt na afloop van elke fase van de bijstelling van het aantal zorggebonden punten dat het agentschap heeft toegekend aan de meerderjarige personen met een handicap die op 31 december 2016 gebruikmaakten van een FAM of een thuisbegeleidingsdienst, een verslag aan de Vlaamse Regering waarin het agentschap uiteenzet in welke mate de voormelde meerderjarige personen met een handicap met een gelijkaardig zorggebruik op 31 december 2016 en een gelijkaardige zorgzwaarte op dat ogenblik kunnen beschikken over een gelijkaardig aantal zorggebonden punten. De Vlaamse Regering kan op basis van dit verslag beslissen tot het nemen van verdere stappen met het oog op de gelijke behandeling van de de meerderjarige personen met een handicap die op 31 december 2016 gebruikmaakten van een FAM of een thuisbegeleidingsdienst.".
"Art. 11/1. § 1. Het agentschap deelt de beslissing tot toewijzing van het aantal zorggebonden punten, dat is vastgesteld conform artikel 10 mee aan de persoon met een handicap.
Het aantal zorggebonden punten, dat is vastgesteld conform artikel 10 wordt gefaseerd in de tijd aangepast en ter beschikking gesteld.
In het geval, vermeld in artikel 11, § 1, wordt het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 op 1 januari 2020, 1 januari 2021, 1 januari 2022 en 1 januari 2023 naar gelang van het geval telkens verhoogd of verlaagd met 25 % van het verschil tussen het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in het eerste lid, en het aantal zorggebonden punten vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2.
In het geval vermeld in artikel 11, § 2, wordt het aantal zorggebonden punten, dat conform artikel 10 is vastgesteld, als volgt gefaseerd in de tijd aangepast:
1° het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt op 1 januari 2020, 1 januari 2021, 1 januari 2022 en 1 januari 2023, naar gelang van het geval telkens verhoogd of verlaagd met 25 % van het verschil tussen het aantal zorggebonden punten vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, en naar gelang van het geval verhoogd of verlaagd met 15 en het aantal zorggebonden punten vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit;
2° als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld, 20 of minder dan 20 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt dit aantal zorggebonden punten na de aanpassingen ervan, vermeld in punt 1°, met ingang van 1 januari 2024 verder aangepast zodat er geen verschil meer is met het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld;
3° als het aantal zorggebonden punten dat conform artikel 10 is vastgesteld, meer dan 20 % hoger of lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, wordt het aantal zorggebonden punten na de aanpassingen ervan, vermeld in punt 1°, op 1 januari 2024, 1 januari 2025, 1 januari 2026 en 1 januari 2027 naar gelang van het geval telkens verhoogd of verlaagd met 25 % van het verschil tussen het aantal zorggebonden punten, dat conform artikel 10 is vastgesteld en het aantal zorggebonden punten, vermeld in artikel 2, in voorkomend geval verhoogd conform hoofdstuk 2 van dit besluit, na de aanpassingen ervan, vermeld in punt 1°.
§ 2. De personen met een handicap die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, maar voor wie conform artikel 10, § 2, eerste lid geen budgetcategorie is vastgesteld worden met ingang van 1 januari 2020 toegeleid naar rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 1, 8°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2013 betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap. De beslissing van het agentschap waarbij hen een aantal zorggebonden punten als vermeld in artikel 2 van dit besluit ter beschikking is gesteld vervalt op 1 januari 2020.
De vergunde zorgaanbieders die op 31 december 2016 erkend waren als een FAM of een thuisbegeleidingsdienst en die op die datum ondersteuning bieden aan de personen met een handicap, vermeld in het eerste lid, worden met ingang van 1 januari 2020, van rechtswege erkend voor de uitbouw van rechtstreeks toegankelijke hulp als vermeld in artikel 2 van het voormelde besluit van 22 februari 2013 voor het aantal personeelspunten dat nodig is om de ondersteuning van de personen, vermeld in het eerste lid, voort te zetten binnen rechtstreeks toegankelijke hulp.
Art. 11/2. Als de personen met een handicap aan wie het agentschap een aantal zorggebonden punten heeft toegewezen conform artikel 7 tot en met artikel 11/1, aanspraak willen maken op meer zorggebonden punten dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, moeten ze een herziening van de beslissing vragen conform artikel 35, § 1, van het besluit 27 november 2015.
Als de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen na herziening, groter is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, legt het agentschap het dossier voor aan de regionale prioriteitencommissie, vermeld in artikel 23 van het besluit van 27 november 2015, voor het deel van de budgetcategorie dat het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11, § 1, overschrijdt.
Als de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen na herziening, lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, kunnen de betrokkenen nog gedurende drie maanden vanaf de datum, vermeld in de beslissing van het agentschap tot toewijzing na herziening, beschikken over het deel van de zorggebonden punten dat de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen, overschrijdt.
Art. 11/3. Als de personen met een handicap aan wie het agentschap een aantal zorggebonden punten heeft toegewezen conform artikel 7 tot en met artikel 10, aanspraak willen maken op meer zorggebonden punten dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, moeten ze een herziening van de beslissing vragen conform artikel 35, § 1, van het besluit 27 november 2015.
Als de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen na herziening, groter is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, legt het agentschap het dossier voor aan de regionale prioriteitencommissie, vermeld in artikel 23 van het besluit van 27 november 2015, voor het deel van de budgetcategorie dat het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11, § 1, overschrijdt.
Als de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen na herziening, lager is dan het aantal zorggebonden punten, vermeld in de beslissing, vermeld in artikel 11/1, § 1, kunnen de betrokkenen nog gedurende drie maanden vanaf de datum, vermeld in de beslissing van het agentschap tot toewijzing na herziening, beschikken over het deel van de zorggebonden punten dat de budgetcategorie van het budget dat door het agentschap wordt toegewezen, overschrijdt.
Art. 11/4. Het agentschap bezorgt na afloop van elke fase van de bijstelling van het aantal zorggebonden punten dat het agentschap heeft toegekend aan de meerderjarige personen met een handicap die op 31 december 2016 gebruikmaakten van een FAM of een thuisbegeleidingsdienst, een verslag aan de Vlaamse Regering waarin het agentschap uiteenzet in welke mate de voormelde meerderjarige personen met een handicap met een gelijkaardig zorggebruik op 31 december 2016 en een gelijkaardige zorgzwaarte op dat ogenblik kunnen beschikken over een gelijkaardig aantal zorggebonden punten. De Vlaamse Regering kan op basis van dit verslag beslissen tot het nemen van verdere stappen met het oog op de gelijke behandeling van de de meerderjarige personen met een handicap die op 31 december 2016 gebruikmaakten van een FAM of een thuisbegeleidingsdienst.".
Art.21. Dans le même arrêté sont insérés les articles 11/1 à 11/4 ainsi rédigés :
" Art. 11/1. § 1er. L'agence communique à la personne handicapée la décision d'attribution du nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10.
Le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 sera ajusté et mis à disposition par étapes au fil du temps.
Dans le cas visé à l'article 11, § 1er, le nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2, sera chaque fois au 1er janvier 2020, au 1er janvier 2021, au 1er janvier 2022 et au 1er janvier 2023 majoré ou diminué, selon le cas, de 25 % de la différence entre le nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée au premier alinéa et le nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2.
Dans le cas visé à l'article 11, § 2, le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 est ajusté par étapes au fil du temps comme suit :
1° le nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, est chaque fois au 1er janvier 2020, au 1er janvier 2021, au 1er janvier 2022 et au 1er janvier 2023 majoré ou diminué, selon le cas, de 25 % de la différence entre le nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté et majoré ou diminué, selon le cas, de 15 %, et le nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté ;
2° si le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 n'est pas supérieur ou inférieur de 20 % au nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, ce nombre de points liés aux soins, après les ajustements visés au point 10, sera ajusté jusqu'au nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10, à compter du 1er janvier 2024.
3° si le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 est supérieur ou inférieur de plus de 20% au nombre de points de soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, le nombre de points liés aux soins, après les ajustements visé au point 1°, sera chaque fois au 1er janvier 2024, au 1er janvier 2025, au 1er janvier 2026 et au 1er janvier 2027 majoré ou diminué de 25 % de la différence entre le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 et le nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, après les ajustements visés au point 1°.
§ 2. Les personnes handicapées qui remplissent les conditions énoncées à l'article 6, mais pour lesquelles aucune catégorie budgétaire n'a été fixée conformément à l'article 10, § 2, alinéa 1er, sont orientées à compter du 1er janvier 2020 vers l'aide directement accessible visée à l'article 1er, 8° de l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 février 2013 relatif à l'aide directement accessible pour les personnes handicapées. La décision de l'agence mettant à leur disposition un nombre de points liés aux soins tel que visé à l'article 2 du présent arrêté expire le 1er janvier 2020.
Les prestataires de soins autorisés qui, au 31 décembre 2016, étaient agréés comme FAM ou service d'aide à domicile et qui, à cette date, offrent de l'aide aux personnes handicapées visées au premier alinéa, sont, à compter du 1er janvier 2020, agréés de plein droit pour le développement de l'aide directement accessible visée à l'article 2 de l'arrêté du 22 février 2013 précité pour le nombre de points de personnel nécessaires pour poursuivre le soutien aux personnes visées au premier alinéa au sein de l'aide directement accessible.
Art. 11/2. Si les personnes handicapées auxquelles l'agence a attribué un nombre de points liés aux soins conformément aux articles 7 à 11/1 souhaitent réclamer plus de points liés aux soins que le nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11/1, § 1er, elles doivent demander une révision de la décision conformément à l'article 35, § 1er, de l'arrêté du 27 novembre 2015.
Si la catégorie budgétaire du budget attribué par l'agence après révision dépasse le nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11/1, § 1er, l'agence soumet le dossier à la commission régionale des priorités visée à l'article 23 de l'arrêté du 27 novembre 2015 pour la partie de la catégorie budgétaire dépassant le nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11, § 1er.
Si la catégorie budgétaire du budget attribué par l'agence après révision est inférieure au nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11/1, § 1er, les personnes concernées peuvent encore disposer pendant une période de trois mois à compter de la date mentionnée dans la décision de l'agence sur l'attribution après révision, de la partie des points liés aux soins dépassant la catégorie budgétaire du budget attribué par l'agence.
Art. 11/3. Si les personnes handicapées auxquelles l'agence a attribué un nombre de points liés aux soins conformément aux articles 7 à 10 souhaitent réclamer plus de points liés aux soins que le nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11/1, § 1er, elles doivent demander une révision de la décision conformément à l'article 35, § 1er, de l'arrêté du 27 novembre 2015.
Si la catégorie budgétaire du budget attribué par l'agence après révision dépasse le nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11/1, § 1er, l'agence soumet le dossier à la commission régionale des priorités visée à l'article 23 de l'arrêté du 27 novembre 2015 pour la partie de la catégorie budgétaire dépassant le nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11, § 1er.
Si la catégorie budgétaire du budget attribué par l'agence après révision est inférieure au nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11/1, § 1er, les personnes concernées peuvent encore disposer pendant une période de trois mois à compter de la date mentionnée dans la décision de l'agence sur l'attribution après révision, de la partie des points liés aux soins dépassant la catégorie budgétaire du budget attribué par l'agence.
Art. 11/4. Au terme de chaque phase de l'ajustement du nombre de points liés aux soins attribué par l'agence aux personnes adultes handicapées qui, au 31 décembre 2016, avaient recours à un FAM ou à un service d'aide à domicile, l'agence soumet au Gouvernement flamand un rapport dans lequel l'agence explique dans quelle mesure les personnes adultes handicapées précitées présentant un usage de soins similaire au 31 décembre 2016 et un besoin en soins similaire peuvent à ce moment disposer d'un nombre similaire de points liés aux soins. Sur la base de ce rapport, le Gouvernement flamand peut décider de prendre des mesures supplémentaires en vue de l'égalité de traitement des personnes handicapées adultes qui, au 31 décembre 2016, avaient recours à un FAM ou à un service d'aide à domicile. ".
" Art. 11/1. § 1er. L'agence communique à la personne handicapée la décision d'attribution du nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10.
Le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 sera ajusté et mis à disposition par étapes au fil du temps.
Dans le cas visé à l'article 11, § 1er, le nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2, sera chaque fois au 1er janvier 2020, au 1er janvier 2021, au 1er janvier 2022 et au 1er janvier 2023 majoré ou diminué, selon le cas, de 25 % de la différence entre le nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée au premier alinéa et le nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2.
Dans le cas visé à l'article 11, § 2, le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 est ajusté par étapes au fil du temps comme suit :
1° le nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, est chaque fois au 1er janvier 2020, au 1er janvier 2021, au 1er janvier 2022 et au 1er janvier 2023 majoré ou diminué, selon le cas, de 25 % de la différence entre le nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté et majoré ou diminué, selon le cas, de 15 %, et le nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté ;
2° si le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 n'est pas supérieur ou inférieur de 20 % au nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, ce nombre de points liés aux soins, après les ajustements visés au point 10, sera ajusté jusqu'au nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10, à compter du 1er janvier 2024.
3° si le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 est supérieur ou inférieur de plus de 20% au nombre de points de soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, le nombre de points liés aux soins, après les ajustements visé au point 1°, sera chaque fois au 1er janvier 2024, au 1er janvier 2025, au 1er janvier 2026 et au 1er janvier 2027 majoré ou diminué de 25 % de la différence entre le nombre de points liés aux soins fixé conformément à l'article 10 et le nombre de points liés aux soins visé à l'article 2, le cas échéant majoré conformément au chapitre 2 du présent arrêté, après les ajustements visés au point 1°.
§ 2. Les personnes handicapées qui remplissent les conditions énoncées à l'article 6, mais pour lesquelles aucune catégorie budgétaire n'a été fixée conformément à l'article 10, § 2, alinéa 1er, sont orientées à compter du 1er janvier 2020 vers l'aide directement accessible visée à l'article 1er, 8° de l'arrêté du Gouvernement flamand du 22 février 2013 relatif à l'aide directement accessible pour les personnes handicapées. La décision de l'agence mettant à leur disposition un nombre de points liés aux soins tel que visé à l'article 2 du présent arrêté expire le 1er janvier 2020.
Les prestataires de soins autorisés qui, au 31 décembre 2016, étaient agréés comme FAM ou service d'aide à domicile et qui, à cette date, offrent de l'aide aux personnes handicapées visées au premier alinéa, sont, à compter du 1er janvier 2020, agréés de plein droit pour le développement de l'aide directement accessible visée à l'article 2 de l'arrêté du 22 février 2013 précité pour le nombre de points de personnel nécessaires pour poursuivre le soutien aux personnes visées au premier alinéa au sein de l'aide directement accessible.
Art. 11/2. Si les personnes handicapées auxquelles l'agence a attribué un nombre de points liés aux soins conformément aux articles 7 à 11/1 souhaitent réclamer plus de points liés aux soins que le nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11/1, § 1er, elles doivent demander une révision de la décision conformément à l'article 35, § 1er, de l'arrêté du 27 novembre 2015.
Si la catégorie budgétaire du budget attribué par l'agence après révision dépasse le nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11/1, § 1er, l'agence soumet le dossier à la commission régionale des priorités visée à l'article 23 de l'arrêté du 27 novembre 2015 pour la partie de la catégorie budgétaire dépassant le nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11, § 1er.
Si la catégorie budgétaire du budget attribué par l'agence après révision est inférieure au nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11/1, § 1er, les personnes concernées peuvent encore disposer pendant une période de trois mois à compter de la date mentionnée dans la décision de l'agence sur l'attribution après révision, de la partie des points liés aux soins dépassant la catégorie budgétaire du budget attribué par l'agence.
Art. 11/3. Si les personnes handicapées auxquelles l'agence a attribué un nombre de points liés aux soins conformément aux articles 7 à 10 souhaitent réclamer plus de points liés aux soins que le nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11/1, § 1er, elles doivent demander une révision de la décision conformément à l'article 35, § 1er, de l'arrêté du 27 novembre 2015.
Si la catégorie budgétaire du budget attribué par l'agence après révision dépasse le nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11/1, § 1er, l'agence soumet le dossier à la commission régionale des priorités visée à l'article 23 de l'arrêté du 27 novembre 2015 pour la partie de la catégorie budgétaire dépassant le nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11, § 1er.
Si la catégorie budgétaire du budget attribué par l'agence après révision est inférieure au nombre de points liés aux soins mentionné dans la décision visée à l'article 11/1, § 1er, les personnes concernées peuvent encore disposer pendant une période de trois mois à compter de la date mentionnée dans la décision de l'agence sur l'attribution après révision, de la partie des points liés aux soins dépassant la catégorie budgétaire du budget attribué par l'agence.
Art. 11/4. Au terme de chaque phase de l'ajustement du nombre de points liés aux soins attribué par l'agence aux personnes adultes handicapées qui, au 31 décembre 2016, avaient recours à un FAM ou à un service d'aide à domicile, l'agence soumet au Gouvernement flamand un rapport dans lequel l'agence explique dans quelle mesure les personnes adultes handicapées précitées présentant un usage de soins similaire au 31 décembre 2016 et un besoin en soins similaire peuvent à ce moment disposer d'un nombre similaire de points liés aux soins. Sur la base de ce rapport, le Gouvernement flamand peut décider de prendre des mesures supplémentaires en vue de l'égalité de traitement des personnes handicapées adultes qui, au 31 décembre 2016, avaient recours à un FAM ou à un service d'aide à domicile. ".
Art.22. In artikel 12, eerste lid, van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° tussen de woorden "lager" en "is" worden de woorden "of % hoger" ingevoegd;
2° de zinsnede ", zonder dat de betrokken persoon met een handicap daarvoor meer zorggebonden punten moet inzetten dan de zorggebonden punten, vermeld in voormelde individuele dienstverleningsovereenkomsten" wordt opgeheven.
1° tussen de woorden "lager" en "is" worden de woorden "of % hoger" ingevoegd;
2° de zinsnede ", zonder dat de betrokken persoon met een handicap daarvoor meer zorggebonden punten moet inzetten dan de zorggebonden punten, vermeld in voormelde individuele dienstverleningsovereenkomsten" wordt opgeheven.
Art.22. A l'article 12, premier alinéa, du même arrêté sont apportées les modifications suivantes :
1° les mots " ou supérieure " sont insérés entre les mots " inférieure " et les mots " au nombre " ;
2° le membre de phrase " , sans que la personne en situation de handicap concernée doive engager à cet effet plus de points liés aux soins que ceux mentionnés dans les contrats de prestation de services individuels précités " est abrogé.
1° les mots " ou supérieure " sont insérés entre les mots " inférieure " et les mots " au nombre " ;
2° le membre de phrase " , sans que la personne en situation de handicap concernée doive engager à cet effet plus de points liés aux soins que ceux mentionnés dans les contrats de prestation de services individuels précités " est abrogé.
Art.23. Aan hetzelfde besluit wordt een bijlage toegevoegd die als bijlage 2 bij dit besluit is gevoegd.
Art.23. Au même arrêté, il est ajouté une annexe jointe comme annexe 2 au présent arrêté.
HOOFDSTUK 8. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders
CHAPITRE 8. - Modification de l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018 relatif aux soins et au soutien pour les personnes handicapées internées, fournis par des offreurs de soins autorisés
Art.24. In artikel 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders wordt de datum "1 december 2018" telkens vervangen door de datum "1 januari 2019".
Art.24. Dans l'article 17 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2018 relatif aux soins et au soutien pour les personnes handicapées internées, fournis par des offreurs de soins autorisés, la date " 1er décembre 2018 " est chaque fois remplacée par la date " 1er janvier 2019 ".
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
CHAPITRE 9. - Dispositions finales
Art.25. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019 met uitzondering van artikel 11, 13 en 15 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2018 en artikel 9, 10, en 14, die in werking treden op 1 januari 2020 en artikel 12 dat in werking treedt op de datum die de Vlaamse Regering bepaalt.
[1 De bepalingen van artikel 19, 20 en 21 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget en de bijlage bij dat besluit, zoals van kracht voor 1 januari 2020, zijn van toepassing op de aanvragen die conform artikel 1 tot en met artikel 15 van het voormelde besluit zijn ingediend voor 17 maart 2020.]1
[1 De bepalingen van artikel 19, 20 en 21 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget en de bijlage bij dat besluit, zoals van kracht voor 1 januari 2020, zijn van toepassing op de aanvragen die conform artikel 1 tot en met artikel 15 van het voormelde besluit zijn ingediend voor 17 maart 2020.]1
Modifications
Art.25. Le présent arrêté produit ses effets à compter du 1er janvier 2019, à l'exception des articles 11, 13 et 15, qui produisent leurs effets à compter du 1er janvier 2018, et des articles 9, 10 et 14, qui entrent en vigueur le 1er janvier 2020, et de l'article 12, qui entre en vigueur à une date à fixer par le Gouvernement flamand.
[1 Les dispositions des articles 19, 20 et 21 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 novembre 2015 relatif à l'introduction et au traitement de la demande d'un budget pour les soins et le soutien non directement accessibles pour personnes majeures handicapées et relatif à la mise à disposition dudit budget et de l'annexe à cet arrêté, telles qu'elles s'appliquaient avant le 1 janvier 2020, s'appliquent aux demandes qui, conformément aux articles 1er à 15 de l'arrêté précité, ont été introduites avant le 17 mars 2020.]1
[1 Les dispositions des articles 19, 20 et 21 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 novembre 2015 relatif à l'introduction et au traitement de la demande d'un budget pour les soins et le soutien non directement accessibles pour personnes majeures handicapées et relatif à la mise à disposition dudit budget et de l'annexe à cet arrêté, telles qu'elles s'appliquaient avant le 1 janvier 2020, s'appliquent aux demandes qui, conformément aux articles 1er à 15 de l'arrêté précité, ont été introduites avant le 17 mars 2020.]1
Modifications
Art.26. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.26. Le ministre flamand qui a l'assistance aux personnes dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGE.
ANNEXE.
Art. N. (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 08-07-2019, p. 68956)
Art. N. (Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 08-07-2019, p. 68976)