Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
21 DECEMBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en tot wijziging van artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2013 betreffende de loopbaanbegeleiding(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-03-2019 en tekstbijwerking tot 11-07-2025)
Titre
21 DECEMBRE 2018. - Arrêté du Gouvernement flamand portant exécution de la section 6 - octroi du congé-éducation payé dans le cadre de la formation permanente des travailleurs - du chapitre IV de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales et modifiant l'article 4 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 mai 2013 relatif à l'accompagnement de carrière(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 04-03-2019 et mise à jour au 11-07-2025)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (69)
Texte (69)
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
CHAPITRE 1er. - Dispositions introductives
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° [1 contacturen: de opleidingsuren met een rechtstreeks contact tussen de instructeur of begeleider van een opleidingsactiviteit en de cursist, die gebonden zijn aan een bepaald tijdstip en een bepaalde plaats van opleiding. Dat rechtstreekse contact kan fysiek of digitaal zijn. Het kan ook werkplekleren betreffen. De instructeur of begeleider van een opleidingsactiviteit werkt voor een geregistreerde opleidingsverstrekker;]1
  2° departement: het Departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie van Werk en Sociale Economie;
  3° DmfA: de aangifte, vermeld in artikel 21 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
  4° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid en de professionele vorming;
  5° module: een onderdeel van een arbeidsmarktgerichte opleiding waarbij een relevant geheel van competenties wordt aangeleerd en waarvoor afzonderlijk kan worden ingeschreven;
  [2 5° /0 opleidingsjaar: de periode van 1 september tot en met 31 augustus;]2
  [1 5° /1 opleiding via blended leren: een opleiding die gegeven wordt in een weloverwogen combinatie van contactleren en een onlinecomponent, waarvoor de opleidingsverstrekker gebruikmaakt van een learning management systeem om het leerproces te ondersteunen en de leerevolutie op te volgen;]1
  6° studiepunt: een binnen de Vlaamse Gemeenschap aanvaarde internationale eenheid die overeenstemt met ten minste 25 en ten hoogste 30 uren voorgeschreven onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten, waarmee de studieomvang van elke opleiding of elk opleidingsonderdeel wordt uitgedrukt als vermeld in artikel I.3, 67°, van de Codex Hoger Onderwijs;
  7° werkplekleren: het aanleren en toepassen van beroepsspecifieke competenties in een reële arbeidsomgeving;
  8° wet van 22 januari 1985: de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
  
Article 1er. Dans le présent arrêté, on entend par :
  1° [1 heures de contact : les heures de formation dans un contact direct entre l'instructeur ou l'accompagnateur d'une activité de formation et l'apprenant, dispensées à un moment donné et se déroulant dans un lieu de formation déterminé. Ce contact direct peut être physique ou numérique. Il peut également s'agir d'apprentissage sur le lieu du travail. L'instructeur ou l'accompagnateur d'une activité de formation travaille pour un prestataire de formation enregistré ;]1
  2° département : le Département de l'Emploi et de l'Economie sociale du Ministère flamand de l'Emploi et de l'Economie sociale ;
  3° DmfA : la déclaration visée à l'article 21 de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs ;
  4° ministre : le Ministre flamand ayant la politique de l'emploi et la formation professionnelle dans ses attributions;
  5° module : une partie d'une formation axée sur le marché de l'emploi où un ensemble pertinent de compétences est enseigné et pour lequel une inscription séparée est possible ;
  [2 5° /0 année de formation : la période du 1er septembre au 31 août ;]2
  [1 5° /1 formation par apprentissage mixte : une formation fournie dans une combinaison réfléchie d'apprentissage par contact et d'un volet en ligne, pour laquelle le prestataire de formation utilise un système de gestion de l'apprentissage afin de soutenir le processus d'apprentissage et de suivre l'évolution de l'apprentissage ; ]1
  6° unité d'études : une unité internationale acceptée au sein de la Communauté flamande correspondant à au moins 25 et au maximum 30 heures d'activités d'enseignement, d'apprentissage et d'évaluation et par laquelle est exprimé le volume des études de chaque formation ou subdivision de formation, tel que visé à l'article I.3, 67°, du Code de l'Enseignement supérieur ;
  7° apprentissage sur le lieu de travail : l'apprentissage et l'application de compétences professionnelles spécifiques dans un environnement professionnel réel ;
  8° loi du 22 janvier 1985 : loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales.
  
HOOFDSTUK 2. - Opleidingen
CHAPITRE 2. - Formations
Afdeling 1. - Voorwaarden
Section 1re. - Conditions
Art.2. § 1. De arbeidsmarktgerichte opleiding, vermeld in artikel 109, § 1, 1°, a), b) en e), 2°, 3°, 4°, van de wet van 22 januari 1985, geeft recht op Vlaams opleidingsverlof als ze aan de volgende voorwaarden voldoet:
  1° ze leidt tot het verwerven van ten minste een van de volgende groepen van competenties:
  a) basiscompetenties;
  b) beroepsspecifieke competenties;
  c) algemene arbeidsmarktcompetenties;
  2° [2 ze omvat per jaar minstens 32 contacturen of minstens 3 studiepunten, met uitzondering van examencontracten, of minstens 32 uur opleidingstijd voor een opleiding via blended leren;]2
  3° [1 ze wordt gegeven door een dienstverlener die geregistreerd is conform artikel 4 van het decreet van 29 maart 2019 betreffende het kwaliteits- en registratiemodel van dienstverleners in het beleidsdomein Werk en Sociale Economie;]1
  4° ze is geregistreerd bij het departement volgens de procedure, vermeld in afdeling 3 van dit hoofdstuk;
  [2 5° in geval van blended leren heeft de opleidingsverstrekker bij de indiening van de aanvraag tot registratie meegedeeld welk learning management systeem hij voor de opleiding hanteert en hoe hij het doorlopen van het leerproces en het behalen van de vooropgezette leerdoelstellingen zal opvolgen.]2
  [2 [3 In afwijking van het eerste lid gelden voor een mentoropleiding uitsluitend de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1°, 3°, 4° en 5° en qua opleidingsinhoud al de volgende voorwaarden:
   1° technieken aanleren om het opleidingsplan te personaliseren;
   2° vaardigheden bijbrengen om personen die op een werkvloer een opleiding krijgen:
   a) instructies te geven;
   b) te motiveren;
   c) hun vorderingen op te volgen;
   d) bij te sturen;
   e) te evalueren;
   f) feedback te geven ]3
.]2

  Om te voldoen aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 2°, kunnen modules uit verschillende arbeidsmarktgerichte opleidingen van eenzelfde opleidingsverstrekker gecombineerd worden of moeten de aparte modules als arbeidsmarktgerichte opleidingen zijn geregistreerd.
  De minister specificeert de competenties in het eerste lid, 1°, en stelt een beoordelingssysteem vast om na te gaan of een opleiding voldoet aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 1°. De minister deelt dit ministerieel besluit, na consultatie van de sociale partners en na overleg binnen de Vlaamse Regering, mee aan de Vlaamse Regering.
  [4 Volgende activiteiten geven geen recht op Vlaams opleidingsverlof:
   1° onthaaltrajecten;
   2° begeleiding van een startende collega door meter/peter;
   3° een online aanbod van opleidingsvideo's;
   4° lunch and learn sessies;
   5° bedrijfstheater;
   6° lerende netwerken;
   7° intervisie.]4

  § 2. De arbeidsmarktgerichte opleiding, vermeld in artikel 109, § 1, 1°, c), d), van de wet van 22 januari 1985, geeft recht op Vlaams opleidingsverlof als ze voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, 1°, 3° en 4°.
  § 3. De loopbaangerichte opleiding, vermeld in artikel 107ter, 3°, van de wet van 22 januari 1985, geeft recht op Vlaams opleidingsverlof als ze voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, 2° en 3°.
  
Art.2. § 1er. La formation axée sur le marché de l'emploi, visée à l'article 109, § 1er, 1°, a), b) et e), 2°, 3°, 4°, de la loi du 22 janvier 1985, donne droit au congé de formation flamand si elle remplit les conditions suivantes :
  1° elle conduit à l'acquisition d'au moins un des groupes de compétences suivants :
  a) compétences de base ;
  b) compétences professionnelles spécifiques ;
  c) compétences générales demandées par le marché de l'emploi ;
  2° [2 elle comprend par an au moins 32 heures de contact ou au moins 3 unités d'études, à l'exception des contrats d'examen, ou au moins 32 heures de formation par apprentissage mixte ;]2
  3° [1 elle est dispensée par un prestataire de services enregistré conformément à l'article 4 du décret du 29 mars 2019 relatif au modèle de qualité et d'enregistrement des prestataires de services dans le domaine politique de l'Emploi et de l'Economie sociale ;]1
  4° elle est enregistrée auprès du département selon la procédure visée à la section 3 du présent chapitre;
  [2 5° dans le cas de l'apprentissage mixte, lors de l'introduction de la demande d'enregistrement, le prestataire de formation a indiqué quel système de gestion de l'apprentissage il utilise pour la formation et comment il contrôlera le processus d'apprentissage et la réalisation des objectifs d'apprentissage prédéfinis.]2
  [2 [3 Par dérogation à l'alinéa 1er, seules les conditions visées à l'alinéa 1er, 1°, 3°, 4° et 5° s'appliquent à la formation de tuteur, ainsi que toutes les conditions suivantes en matière de contenu :
   1° apprendre des techniques pour personnaliser le plan de formation ;
   2° enseigner des aptitudes visant à :
   a) donner des instructions aux personnes bénéficiant d'une formation sur le lieu du travail ;
   b) motiver ces personnes ;
   c) suivre leur progrès ;
   d) les corriger ;
   e) les évaluer ;
   f) leur fournir un retour d'information ]3
.]2

  Pour satisfaire à la condition visée à l'alinéa premier, 2°, il est possible de combiner des modules de différentes formations axées sur le marché de l'emploi d'un même dispensateur de formation ou les modules séparés doivent être enregistrés comme formations axées sur le marché de l'emploi.
  Le Ministre spécifie les compétences à l'alinéa premier, 1°, et établit un système d'appréciation pour vérifier si une formation remplit la condition visée à l'alinéa premier, 1°. Le Ministre communique cet arrêté ministériel au Gouvernement flamand, après consultation des partenaires sociaux et après concertation au sein du Gouvernement flamand.
  [4 Les activités suivantes ne donnent pas droit au congé de formation flamand :
   1° des parcours d'accueil ;
   2° l'accompagnement d'un nouveau collègue par un parrain/une marraine ;
   3° une offre en ligne de vidéos de formation ;
   4° des sessions lunch and learn ;
   5° le théâtre d'entreprise ;
   6° des réseaux d'apprentissage ;
   7° l'intervision. ]4

  § 2. La formation axée sur le marché de l'emploi, visée à l'article 109, § 1, 1°, c), d), de la loi du 22 janvier 1985, donne droit au congé de formation flamand si elle remplit les conditions visées au paragraphe 1er, 1°, 3° et 4°.
  § 3. La formation axée sur le marché de l'emploi, visée à l'article 107ter, 3°, de la loi du 22 janvier 1985, donne droit au congé de formation flamand si elle remplit les conditions visées au paragraphe 1er, 2° et 3°.
  
Afdeling 2. - Opleidingsdatabank
Section 2. - Base de données de formation
Art.3. De opleidingsdatabank, vermeld in artikel 109, § 4, van de wet van 22 januari 1985, bevat de arbeidsmarktgerichte opleidingen die recht geven op Vlaams opleidingsverlof.
  Het departement beheert de opleidingsdatabank, die deel uitmaakt van het digitale platform Vlaamse opleidingsincentives.
Art.3. La base de données de formation, visée à l'article 109, § 4, de la loi du 22 janvier 1985, contient les formations axées sur le marché de l'emploi qui donnent droit au congé de formation flamand.
  Le département gère la base de données de formation, qui fait partie de la plate-forme numérique d'incitations de formation flamandes.
Afdeling 3. - Registratieprocedure
Section 3. - Procédure d'enregistrement
Art.4. Voor de start van de opleiding meldt de verstrekker van de opleiding, vermeld in artikel 109, § 1, van de wet van 22 januari 1985, de opleiding, die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2, ter registratie aan in de opleidingsdatabank.
  [1 ...]1
  De minister bepaalt de wijze van aanmelding ter registratie en welke gegevens en documenten worden ingediend.
  [1 In geval van een onvolledige aanmelding ter registratie vraagt het departement de ontbrekende gegevens en documenten bij de opleidingsverstrekker op. Als het departement binnen een termijn van dertig dagen vanaf de datum van het opvragen van de ontbrekende informatie niet over de ontbrekende informatie beschikt, verklaart het departement de aanmelding ter registratie onontvankelijk. De aanvrager wordt daarvan op de hoogte gebracht]1.
  
Art.4. Avant le début de la formation, le dispensateur de formation, visé à l'article 109, § 1er, de la loi du 22 janvier 1985 présente la formation, qui remplit les conditions visées à l'article 2, à l'enregistrement dans la base de données de formation.
  [1 ...]1.
  Le Ministre détermine le mode de présentation à l'enregistrement et les données et documents qui doivent être soumis.
  [1 En cas d'une présentation à l'enregistrement incomplète, le département demande au dispensateur de formation les données et documents manquants. Si le département ne dispose pas des informations manquantes dans un délai de 30 jours à compter de la date de demande des informations manquantes, le département déclare la présentation à l'enregistrement irrecevable. Le demandeur en est informé]1.
  
Art.5. § 1. De registratie van de opleidingen, vermeld in artikel 109, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van de wet van 22 januari 1985, wordt goedgekeurd als de aanmelding ter registratie correct en volledig is.
  Het departement brengt de opleidingsverstrekker schriftelijk op de hoogte van de goedkeuring.
  § 2. Na de correcte en volledige aanmelding ter registratie van de opleidingen, vermeld in artikel 109, § 1, eerste lid, 3° en 4°, van de wet van 22 januari 1985, bezorgt het departement de aanmelding ter registratie aan de Vlaamse Opleidingscommissie, vermeld in artikel 110, § 1, van de wet van 22 januari 1985, of het bevoegde paritair comité, vermeld in artikel 110, § 2, van de wet van 22 januari 1985, die optreden als goedkeuringsinstantie.
  Het departement bepaalt welke goedkeuringsinstantie bevoegd is.
  Binnen een termijn van zes weken nadat ze de aanmelding ter registratie heeft ontvangen, beslist de bevoegde goedkeuringsinstantie of ze de registratie goedkeurt of weigert.
  De bevoegde goedkeuringsinstantie brengt het departement schriftelijk op de hoogte van haar beslissing.
  Het departement deelt de beslissing schriftelijk mee aan de opleidingsverstrekker en neemt de beslissing op in de opleidingsdatabank.
  Als de bevoegde goedkeuringsinstantie de registratie weigert, motiveert ze haar beslissing.
Art.5. § 1er. L'enregistrement des formations visées à l'article 109, § 1er, alinéa premier, 1° et 2°, de la loi du 22 janvier 1985, est approuvé si la présentation à l'enregistrement est correcte et complète.
  Le département informe par écrit le dispensateur de formation de l'approbation.
  § 2. Après la présentation à l'enregistrement correcte et complète des formations visées à l'article 109, § 1er, alinéa premier, 3° et 4°, de la loi du 22 janvier 1985, le département fournit la présentation à l'enregistrement à la Commission de formation flamande, visée à l'article 110, § 1er, de la loi du 22 janvier 1985, ou à la commission paritaire compétente visée à l'article 110, § 2, de la loi du 22 janvier 1985, qui agissent comme instance d'approbation.
  Le département détermine quelle instance d'approbation est compétente.
  Dans un délai de six semaines suivant la réception de la présentation à l'enregistrement, l'instance d'approbation compétente décide d'approuver ou de refuser l'enregistrement.
  L'instance d'approbation compétente informe par écrit le département de sa décision.
  Le département communique par écrit la décision au dispensateur de formation et reprend la décision dans la base de données de formation.
  Si l'instance d'approbation compétente refuse l'enregistrement, elle motive sa décision.
Art.6. Bij elke wijziging van het programma van een opleiding waarvan de registratie is goedgekeurd, meldt de opleidingsverstrekker de gewijzigde opleiding als nieuwe opleiding aan ter registratie in de opleidingsdatabank, [1 ...]1.
  In afwijking van het eerste lid meldt de verstrekker van de opleiding vermeld in artikel 109, § 1, 1° en 2°, van de wet van 22 januari 1985 de gewijzigde opleiding als nieuwe opleiding aan ter registratie in de [1 opleidingsdatabank]1, voor de start van de opleiding.
  In afwijking van het eerste lid is de verplichting in het eerste lid niet van toepassing voor de opleidingen die zijn opgenomen in het Hogeronderwijsregister, vermeld in artikel II.170 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013.
  
Art.6. Chaque fois que le programme d'une formation dont l'enregistrement a été approuvé est modifié, le dispensateur de formation présente la formation modifiée comme nouvelle formation à l'enregistrement dans la base de données de formation, [1 ...]1.
  Par dérogation à l'alinéa premier, le dispensateur de formation, visé à l'article 109, § 1er, 1° et 2°, de la loi du 22 janvier 1985 présente la formation modifiée comme nouvelle formation à l'enregistrement dans la base de données de formation, avant le début de la formation.
  Par dérogation à l'alinéa premier, l'obligation visée au premier alinéa ne s'applique pas aux formations incluses au Registre de l'Enseignement supérieur, visé à l'article II.170 du Code de l'enseignement supérieur du 11 octobre 2013.
  
Afdeling 4. - Opleidingscommissie
Section 4. - Commission de formation
Art.7. De paritair samengestelde Vlaamse Opleidingscommissie, vermeld in artikel 110, § 1, van de wet van 22 januari 1985, heeft zijn zetel in het departement.
Art.7. La Commission de formation flamande paritairement composée, visée à l'article 110, § 1er, de la loi du 22 janvier 1985, a son siège dans le département.
Art.8. De Opleidingscommissie is samengesteld uit:
  1° een voorzitter die de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, vertegenwoordigt, en zijn plaatsvervanger;
  2° drie afgevaardigden van de representatieve werkgeversorganisaties en drie afgevaardigden van de representatieve werknemersorganisaties, en hun plaatsvervangers;
  3° een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, en zijn plaatsvervanger;
  4° een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor de professionele vorming, en zijn plaatsvervanger;
  5° een secretaris, en zijn plaatsvervanger.
  De Opleidingscommissie kan een beroep doen op deskundigen en technici volgens de voorwaarden van het huishoudelijk reglement.
  De voorzitter, de effectieve leden en de plaatsvervangende leden van de Opleidingscommissie worden benoemd door de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid. De leden, vermeld in het eerste lid, 2°, worden benoemd op voordracht van de SERV.
Art.8. La Commission de formation se compose :
  1° d'un président représentant le Ministre flamand chargé de la politique de l'emploi, et de son suppléant ;
  2° de trois délégués des organisations représentatives des employeurs et de trois délégués des organisations représentatives des travailleurs, et de leurs suppléants ;
  3° d'un représentant du Ministre flamand chargé de l'enseignement, et de son suppléant ;
  4° d'un représentant du Ministre flamand chargé de la formation professionnelle, et de son suppléant ;
  5° d'un secrétaire, et de son suppléant.
  La Commission de formation peut faire appel à des experts et des techniciens aux conditions énoncées dans le règlement d'ordre intérieur.
  Le président, les membres effectifs et les membres suppléants de la Commission de formation sont nommés par le Ministre flamand ayant la politique de l'emploi dans ses attributions. Les membres visés à l'alinéa premier, 2°, sont nommés sur présentation du SERV.
Art.9. Alleen de leden, vermeld in artikel 8, eerste lid, 2°, hebben stemrecht.
  De Opleidingscommissie beslist bij dubbele meerderheid van de stemmen. Onder dubbele meerderheid van de stemmen wordt verstaan: de gewone meerderheid van de stemmen in elke groep, vermeld in artikel 8, eerste lid, 2°, op voorwaarde dat de helft van de leden van elke groep aanwezig is.
Art.9. Seuls les membres visés à l'article 8, alinéa premier, 2°, ont droit de vote.
  La Commission de formation décide à la double majorité des voix. Par double majorité des voix il faut entendre la majorité simple des voix dans chaque groupe, visée à l'article 8, alinéa premier, 2°, à condition que la moitié des membres de chaque groupe soit présente.
Art.10. De Opleidingscommissie stelt een huishoudelijk reglement op.
  Het huishoudelijk reglement bepaalt ten minste:
  1° de bevoegdheden van de voorzitter;
  2° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging;
  3° de stemregels voor de goedkeuring, weigering en uitsluiting van de registratie van de opleidingen, vermeld in artikel 109 van de wet van 22 januari 1985;
  4° de werking en de taken van het secretariaat.
Art.10. La Commission de formation établit un règlement d'ordre intérieur.
  Le règlement d'ordre intérieur définit au minimum :
  1° les compétences du président ;
  2° le mode de convocation et de délibération ;
  3° les modalités de vote pour l'approbation, le refus et l'exclusion de l'enregistrement des formations visées à l'article 109 de la loi du 22 janvier 1985 ;
  4° le fonctionnement et les missions du secrétariat.
Art.11. Het departement neemt het secretariaat van de Opleidingscommissie waar.
  Het departement bepaalt, in samenspraak met de voorzitter, het tijdstip en de agenda van de vergadering.
  De Opleidingscommissie kan een beroep doen op de diensten van het departement om informatie te verkrijgen die betrekking heeft op de organisatie en het verloop van de opleidingen, vermeld in artikel 109 van de wet van 22 januari 1985.
Art.11. Le département assure le secrétariat de la Commission de formation.
  Le département détermine, en concertation avec le président, la date et l'ordre du jour de la réunion.
  La Commission de formation peut faire appel aux services du département afin d'obtenir des informations relatives à l'organisation et au développement des formations visées à l'article 109 de la loi du 22 janvier 1985.
Afdeling 5. [1 Evaluatie en evaluatierapport]1
Section 5. [1Evaluation et rapport d'évaluation]1
Art.12. Het departement stelt jaarlijks het evaluatierapport van de arbeidsmarktgerichte opleidingen op, vermeld in artikel 109, § 5, van de wet van 22 januari 1985.
  Het departement oordeelt op basis van de gegevens waarover het beschikt in de opleidingsdatabank.
  Als het departement over te weinig informatie beschikt om de evaluatie te maken, vraagt het bijkomende gegevens op bij de opleidingsverstrekker.
  [1 Als de opleidingsverstrekker die gegevens niet bezorgd heeft binnen een maand na de aangetekende aanmaning, wordt de opleiding uit de opleidingsdatabank verwijderd. De opleidingsverstrekker wordt daarvan op de hoogte gebracht. De opleidingsverstrekker verwittigt onverwijld de voor de opleiding ingeschreven werknemers, die op het ogenblik dat de opleiding uit de opleidingsdatabank verwijderd wordt nog niet met de opleiding gestart zijn, dat de opleiding geen recht meer geeft op Vlaams opleidingsverlof. De werknemer informeert de werkgever hierover]1.
  
Art.12. Le département établit chaque année le rapport d'évaluation des formations axées sur le marché de l'emploi, visé à l'article 109, § 5, de la loi du 22 janvier 1985.
  Le département juge sur la base des données dont il dispose dans la base de données de formation.
  Si le département ne dispose pas de suffisamment d'information pour effectuer l'évaluation, il demande des données supplémentaires au dispensateur de formation.
  Le dispensateur de formation fournit ces données dans un délai d'un mois à compter de la demande. [1 Si le dispensateur de formation n'a pas fourni ces données dans le mois suivant la sommation par courrier recommandé, la formation est supprimée de la base de données de formation. Le dispensateur de formation en est informé. Le dispensateur de formation informe immédiatement les travailleurs inscrits à la formation, qui n'ont pas encore commencé la formation au moment où la formation est supprimée de la base de données de formation, que la formation ne donne plus droit au congé de formation flamand. Le travailleur en informe l'employeur. ]1
  
Art.13. [1 Het departement brengt de opleidingsverstrekker op de hoogte van een negatieve evaluatie. ]1
  
Art.13. [1 Le département informe l'opérateur de formation d'une évaluation négative]1
  
Art.14. § 1. Bij een positieve evaluatie wordt de goedkeuring van de registratie van de arbeidsmarktgerichte opleiding die recht geeft op Vlaams opleidingsverlof met een jaar verlengd.
  § 2. [2 ...]2.
  [2 ...]2.
  [1 De negatief geëvalueerde opleiding verliest van rechtswege de status van arbeidsmarktgerichte opleiding die recht geeft op Vlaams opleidingsverlof twee maanden na de kennisgeving van de negatieve evaluatie of in geval van een beroepsprocedure twee maanden na de kennisgeving van de negatieve evaluatie door de Beroeps- en Evaluatiecommissie van het departement Werk en Sociale Economie, vermeld in het eerste lid]1. [2 De opleidingsverstrekker verwittigt onverwijld de voor de opleiding ingeschreven werknemers, die op het ogenblik dat de opleiding uit de opleidingsdatabank verwijderd wordt nog niet met de opleiding gestart zijn, dat de opleiding geen recht meer geeft op Vlaams opleidingsverlof. De werknemer informeert de werkgever hierover.]2
  
Art.14. § 1er. En cas d'évaluation positive, l'approbation de l'enregistrement de la formation axée sur le marché de l'emploi qui donne droit au congé de formation flamand, est prolongée d'un an.
  § 2. [2 ...]2.
  [2 ...]2.
  [1 La formation évaluée négativement perd de plein droit le statut de formation axée sur le marché de l'emploi qui donne droit au congé de formation flamand deux mois suivant la notification de l'évaluation négative ou, dans le cas d'une procédure de recours, deux mois suivant la notification de l'évaluation négative par la Commission de recours et d'évaluation du Département de l'Emploi et de l'Economie sociale, figurant à l'alinéa 1er. ]1 [2 Le dispensateur de formation informe immédiatement les travailleurs inscrits à la formation, qui n'ont pas encore commencé la formation au moment où la formation est supprimée de la base de données de formation, que la formation ne donne plus droit au congé de formation flamand. Le travailleur en informe l'employeur.]2
  
Art.15. Om de drie jaar wordt het evaluatierapport uitgebreid met:
  1° een onderzoek naar de evolutie van het gebruik van het Vlaams opleidingsverlof, het profiel van de werknemers die er gebruik van maken, de noodzaak om de beoordelingscriteria aan te passen en daaraan gekoppeld een inschatting of er behoefte is aan bijsturing van de periode waarin het maximum aantal uren gebruikt kan worden, de hoogte van het maximum aantal uren en de eventuele overdraagbaarheid van niet-opgenomen uren Vlaams opleidingsverlof;
  2° een onderzoek naar de inhoud van de loopbaangerichte opleidingen, de omvang en het profiel van de werknemers die ervan gebruikmaken, en de meerwaarde ervan voor de arbeidsmarkt;
  3° een onderzoek naar het gebruik van werkplekleren, de omvang en het profiel van de werknemers en opleidingen die ervan gebruikmaken.
Art.15. Tous les trois ans, le rapport d'évaluation est étendu aux éléments suivants :
  1° une enquête relative à l'évolution de l'utilisation du congé de formation flamand, le profil des travailleurs qui l'utilisent, la nécessité d'ajuster les critères d'évaluation et y liée une appréciation de la nécessité d'ajuster la période pendant laquelle le nombre maximal d'heures peut être utilisé, le nombre maximal d'heures et la transmissibilité éventuelle des heures non utilisées du congé de formation flamand ;
  2° une enquête relative au contenu des formations axées sur le marché de l'emploi, du nombre et du profil des travailleurs qui les suivent, ainsi que leur valeur ajoutée pour le marché de l'emploi ;
  3° une enquête relative à l'utilisation de l'apprentissage sur le lieu de travail, le nombre et le profil des travailleurs et les formations qui l'utilisent.
Afdeling 6. - Beroeps- en Evaluatiecommissie
Section 6. - Commission de recours et d'évaluation
Art.16. De commissie, vermeld in artikel 110bis van de wet van 22 januari 1985, wordt opgericht als de Beroeps- en Evaluatiecommissie binnen het departement.
Art.16. La Commission visée à l'article 110bis de la loi du 22 janvier 1985, est créée en tant que Commission de recours et d'évaluation au sein du département.
Art.17. De Beroeps- en Evaluatiecommissie is samengesteld uit:
  1° een voorzitter en secretaris vanuit het departement;
  2° vijf deskundigen aangesteld door de minister.
  De Beroeps- en Evaluatiecommissie kan een beroep doen op deskundigen en technici volgens de voorwaarden van het huishoudelijk reglement.
Art.17. La Commission de recours et d'évaluation est composée :
  1° d'un président et d'un secrétaire du département ;
  2° de cinq experts, désignés par le Ministre.
  La Commission de recours et d'évaluation peut faire appel à des experts et des techniciens aux conditions énoncées dans le règlement d'ordre intérieur.
Art.18. Alleen de leden vermeld in artikel 17, eerste lid, 2° hebben stemrecht.
  De Beroeps- en Evaluatiecommissie beslist bij gewone meerderheid.
Art.18. Seuls les membres visés à l'article 17, alinéa premier, 2°, ont droit de vote.
  La Commission de recours et d'évaluation décide à la majorité simple.
Art.19. De Beroeps-en Evaluatiecommissie stelt een huishoudelijk reglement op.
  Het huishoudelijk reglement bepaalt ten minste:
  1° de wijze van beraadslaging;
  2° de werking en taken van het secretariaat en de voorzitter.
Art.19. La Commission de recours et d'évaluation établit un règlement d'ordre intérieur.
  Le règlement d'ordre intérieur définit au minimum :
  1° les modalités de délibération ;
  2° le fonctionnement et les tâches du secrétariat et du président.
Art.20. Als de opleidingsverstrekker een beslissing van de Opleidingscommissie of een bevoegd paritair comité als vermeld in artikel 110 van de wet van 22 januari 1985, of het departement betwist, kan hij overeenkomstig artikel 110bis, § 1, van de wet van 22 januari 1985 op gemotiveerde wijze beroep instellen bij de Beroeps- en Evaluatiecommissie.
Art.20. Si le dispensateur de formation conteste une décision de la Commission de formation ou d'une commission paritaire compétente, visée à l'article 110 de la loi du 22 janvier 1985, ou du département, il peut introduire un recours motivé auprès de la Commission de recours et d'évaluation, conformément à l'article 110bis, § 1er, de la loi du 22 janvier 1985.
Art.21. De Beroeps- en Evaluatiecommissie hoort zowel de opleidingsvertrekker als de betrokken goedkeuringsinstantie voor ze een beslissing neemt.
  De Beroeps- en Evaluatiecommissie beslist binnen een termijn van zestig dagen nadat ze het beroep heeft ontvangen.
  De beslissing wordt binnen een termijn van een week ter kennisgeving naar de opleidingsverstrekker en de betrokken goedkeuringsinstantie gestuurd. Als de registratie van de opleiding ingetrokken wordt, verwijdert het departement de opleiding uit de opleidingsdatabank.
Art.21. La Commission de recours et d'évaluation entend à la fois le dispensateur de formation et l'instance d'approbation concernée avant de prendre une décision.
  La Commission de recours et d'évaluation prend une décision dans un délai de soixante jours suivant la réception du recours.
  La décision est transmise pour information dans un délai d'une semaine au dispensateur de formation et à l'instance d'approbation concernée. Si l'enregistrement de la formation est retiré, le département supprime la formation de la base de données de formation.
Art. 21/1. [1 § 1. De Beroeps- en Evaluatiecommissie brengt de opleidingsverstrekker met een aangetekende zending op de hoogte van het voornemen tot intrekking van het recht op Vlaams opleidingsverlof voor een opleiding als vermeld in artikel 110bis, § 2, van de wet van 22 januari 1985. De kennisgeving bevat al de volgende informatie:
   1° de motivering voor de intrekking;
   2° de gevolgen van de intrekking;
   3° de datum waarop de intrekking uitwerking zal hebben, die ten vroegste de einddatum kan zijn van de termijn bepaald in paragraaf 2, eerste lid.
   § 2. De opleidingsverstrekker kan binnen dertig kalenderdagen vanaf de derde werkdag die volgt op de aangetekende verzending van de kennisgeving, bij de Beroeps- en Evaluatiecommissie een verzoek indienen om gehoord te worden. Indien de geadresseerde bewijst dat de kennisgeving hem later heeft bereikt, gaat deze termijn in vanaf de datum van ontvangst.
   De opleidingsverstrekker dient een verweerdossier in bij de Beroeps- en Evaluatiecommissie om een verzoek als vermeld in het eerste lid in te dienen.
   Nadat de opleidingsverstrekker is gehoord, beslist de Beroeps- en Evaluatiecommissie of het recht op Vlaams opleidingsverlof voor de opleiding in kwestie wordt ingetrokken. De Beroeps- en Evaluatiecommissie brengt de opleidingsverstrekker binnen een week vanaf de voormelde beslissing schriftelijk op de hoogte van de beslissing.
   § 3. Als de opleidingsverstrekker geen verzoek als vermeld in paragraaf 2, heeft ingediend, wordt, nadat de termijn, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, verstreken is, het voornemen van de Beroeps- en Evaluatiecommissie, vermeld in paragraaf 1, van rechtswege geacht een intrekkingsbeslissing te zijn.
   § 4. De beslissing tot intrekking van de erkenning heeft uitwerking op de datum, vermeld in die beslissing.
   Als de registratie van de opleiding ingetrokken wordt, verwijdert het departement de opleiding onmiddellijk uit de opleidingsdatabank, vermeld in artikel 3.]1

  
Art. 21/1. [1 § 1er. La Commission de recours et d'évaluation informe le prestataire de formation par envoi recommandé de l'intention de retrait du droit au congé de formation flamand pour une formation telle que visée à l'article 110bis, § 2, de la loi du 22 janvier 1985. La notification comprend toutes les informations suivantes :
   1° la motivation du retrait ;
   2° les conséquences du retrait ;
   3° la date à laquelle le retrait produira ses effets, qui peut être au plus tôt la date de fin du délai fixé au paragraphe 2, alinéa 1er.
   § 2. Dans les trente jours calendaires suivant le troisième jour ouvrable après l'envoi recommandé de la notification, le prestataire de formation peut introduire auprès de la Commission de recours et d'évaluation une demande d'être entendu. Si le destinataire prouve que la notification ne lui est parvenue qu'ultérieurement, ce délai prend cours à la date de réception.
   Le prestataire de formation introduit un dossier de défense auprès de la Commission de recours et d'évaluation afin d'introduire une demande telle que visée à l'alinéa 1er.
   Après avoir entendu le prestataire de formation, la Commission de recours et d'évaluation décide si le droit au congé de formation flamand pour la formation concernée est retiré. La Commission de recours et d'évaluation informe le prestataire de formation par écrit de la décision dans le délai d'une semaine suivant la décision précitée.
   § 3. Si le prestataire de formation n'a pas introduit de demande telle que visée au paragraphe 2, l'intention de la Commission de recours et d'évaluation, visée au paragraphe 1er, est censée de plein droit être une décision de retrait, à l'expiration du délai visé au paragraphe 2, alinéa 1er.
   § 4. La décision de retrait de l'agrément prend effet à la date indiquée dans la décision.
   Si l'enregistrement de la formation est retiré, le département supprime la formation sans délai de la base de données des formations, visée à l'article 3.]1

  
HOOFDSTUK 3. - Opleidingsverlof
CHAPITRE 3. - Congé de formation
Art.22. Het Vlaams opleidingsverlof kan worden toegekend aan een werknemer voor maximaal 125 uur per jaar.
  Aan de werknemer wordt een aantal uren recht op Vlaams opleidingsverlof toegekend a rato van de contractuele tewerkstellingsbreuk zoals opgenomen in de DmfA [1 van de maand maart die voorafgaat aan het opleidingsjaar]1, op voorwaarde dat die minstens 50 % bedraagt van een voltijdse tewerkstelling.
  In afwijking van het tweede lid heeft de werknemer die in [1 de maand maart die voorafgaat aan het opleidingsjaar]1 geen contractuele tewerkstellingsbreuk heeft van minstens 50 %, recht op het aantal uren Vlaams opleidingsverlof a rato van de contractuele tewerkstellingsbreuk zoals opgenomen in de DmfA van de maand waarin de eerste opleiding start, op voorwaarde dat die minstens 50 % bedraagt van een voltijdse tewerkstelling.
  [2 In afwijking van het eerste lid, worden voor het schooljaar 2025-2026 werknemers die minder dan 80% zijn tewerkgesteld of gemiddeld minder dan 28 uur per week werken, uitgesloten van de toepassing van hoofdstuk IV, afdeling 6, van de herstelwet van 22 januari 1985.
   In afwijking van het tweede lid, wordt voor het schooljaar 2025-2026 aan de werknemer een aantal uren recht op Vlaams opleidingsverlof toegekend a rato van de contractuele tewerkstellingsbreuk zoals opgenomen in de DmfA van de maand maart die voorafgaat aan het opleidingsjaar, op voorwaarde dat die minstens 80 % bedraagt van een voltijdse tewerkstelling.
   In afwijking van het derde lid, heeft voor het schooljaar 2025-2026, in afwijking van het vijfde lid, de werknemer die in de maand maart die voorafgaat aan het opleidingsjaar geen contractuele tewerkstellingsbreuk heeft van minstens 80%, recht op het aantal uren Vlaams opleidingsverlof a rato van de contractuele tewerkstellingsbreuk zoals opgenomen in de DmfA van de maand waarin de eerste opleiding start, op voorwaarde dat die minstens 80% bedraagt van een voltijdse tewerkstelling.]2

  
Art.22. Le congé de formation flamand peut être accordé à un travailleur pour un maximum de 125 heures par an.
  Il est octroyé au travailleur un nombre d'heures de droit au congé de formation flamand proportionnel à la fraction d'occupation contractuelle, telle que reprise par la DmfA [1 du mois de mars précédant l'année de formation]1, à condition qu'elle représente au moins 50% d'un emploi à temps plein.
  Par dérogation à l'alinéa deux, le travailleur qui n'a pas une fraction d'occupation contractuelle d'au moins 50 % [1 au cours du mois de mars précédant l'année de formation]1 a droit au nombre d'heures de congé de formation flamand proportionnel à la fraction d'occupation contractuelle, telle que reprise par la DmfA du mois dans lequel la première formation commence, à condition qu'elle représente au moins 50 % d'un emploi à temps plein.
  [2 Par dérogation à l'alinéa 1er, pour l'année scolaire 2025-2026, les travailleurs qui sont employés à moins de 80 % ou qui travaillent moins de 28 heures par semaine en moyenne sont exclus de l'application du chapitre IV, section 6, de la loi de redressement du 22 janvier 1985.
   Par dérogation à l'alinéa 2, pour l'année scolaire 2025-2026, il est octroyé au travailleur un nombre d'heures de droit au congé de formation flamand au prorata de la fraction d'occupation contractuelle, telle que reprise dans la DmfA du mois de mars qui précède l'année de formation, à condition qu'elle représente au moins 80% d'un emploi à temps plein.
   Par dérogation à l'alinéa 3, pour l'année scolaire 2025-2026, le travailleur qui n'a pas une fraction d'occupation contractuelle d'au moins 80% au mois de mars qui précède l'année de formation, a droit, par dérogation à l'alinéa 5, au nombre d'heures de congé de formation flamand au prorata de la fraction d'occupation contractuelle, telle que reprise dans la DmfA du mois dans lequel la première formation commence, à condition qu'elle représente au moins 80% d'un emploi à temps plein.]2

  
Art.22/1. [1 Voor het recht op Vlaams opleidingsverlof in de gevallen waarin de werknemer tewerkgesteld wordt als uitzendkracht in toepassing van hoofdstuk 2 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, gelden de volgende bijkomende voorwaarden:
   1° de gebruiker valt onder het toepassingsgebied bepaald in of krachtens artikel 108 § 1 van de wet van 22 januari 1985;
   2° het uitzendbureau moet de ontvangen terugbetaling doorstorten aan de gebruiker;
   3° het uitzendbureau mag aan de gebruiker een administratieve kost aanrekenen voor het indienen van de terugbetalingsaanvraag, maar mag geen percentage van de ontvangen terugbetaling achterhouden. Het afsprakenkader met betrekking tot de administratieve kost moet transparant en op voorhand opgenomen worden in een overeenkomst tussen het uitzendbureau en de gebruiker. ]1

  
Art.22/1. [1 Le droit au congé de formation flamand dans les cas auxquels le travailleur est employé en qualité d'intérimaire en application du chapitre 2 de la loi du 24 juillet 1987 sur le travail temporaire, le travail intérimaire et la mise de travailleurs à la disposition d'utilisateurs, est soumis aux conditions supplémentaires suivantes :
   1° l'usager relève du champ d'application fixé dans ou en vertu de l'article 108, § 1er, de la loi du 22 janvier 1985 ;
   2° l'agence de travail intérimaire doit transférer le remboursement reçu à l'usager ;
   3° l'agence de travail intérimaire peut facturer à l'usager un coût administratif pour l'introduction de la demande de remboursement, mais ne peut pas retenir un pourcentage du remboursement reçu. Le cadre d'accords concernant le coût administratif doit être transparent et inclus à l'avance dans une convention entre l'agence de travail intérimaire et l'usager. ]1

  
Art.23. § 1. Op voorwaarde dat er voldaan wordt aan de verplichtingen, vermeld in artikel 111 en 112 van de wet van 22 januari 1985, heeft de werknemer het recht om maximum het aantal uren, bepaald in artikel 22, afwezig te zijn op het werk.
  § 2. Voor opleidingen die regelmatige aanwezigheid vereisen als vermeld in artikel 116, § 1, van de wet van 22 januari 1985, heeft een werknemer het recht om op het werk afwezig te zijn gedurende het aantal uren van de werkelijke aanwezigheid tijdens de contacturen.
  § 3. Voor de opleidingen die geen regelmatige aanwezigheid van de werknemers vereisen als vermeld in artikel 116, § 2, van de wet van 22 januari 1985, heeft de werknemer het recht om op het werk afwezig te zijn gedurende een vast aantal uren dat afhankelijk is van het type traject of opleiding.
  Het afleggen van examens voor de examencommissie secundair onderwijs, vermeld in artikel 256/1 van de Codex Secundair Onderwijs, en de examencommissie basisonderwijs, vermeld in artikel 56 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, geeft recht op 8 uur Vlaams opleidingsverlof per examen.
  Het afleggen van examens die de Vlaamse Gemeenschap organiseert in het kader van een systeem van erkenning en certificering van verworven competenties, geeft recht op 16 uur Vlaams opleidingsverlof.
  Voor de opleidingen waarbij gebruik gemaakt wordt van studiepunten, geeft elk studiepunt recht op 4 uur Vlaams opleidingsverlof.
  In afwijking van lid 4 geeft de graduaatsopleiding van het hoger beroepsonderwijs tot en met het opleidingsjaar 2021-2022 per studiepunt recht op 6 uur Vlaams opleidingsverlof.
  Voor de opleidingen in het volwassenenonderwijs heeft de werknemer het recht om op het werk afwezig te zijn gedurende het voorziene aantal lestijden van de opleiding.
  [1 Voor opleidingen via blended leren heeft de werknemer het recht om op het werk afwezig te zijn gedurende de voorziene opleidingstijd.]1
  
Art.23. § 1er. A condition que les obligations visées aux articles 111 et 112 de la loi du 22 janvier 1985 soient remplies, le travailleur a le droit de s'absenter du travail pendant au maximum le nombre d'heures, tel que stipulé dans l'article 22.
  § 2. Pour les formations qui impliquent une présence régulière visée à l'article 116, § 1er, de la loi du 22 janvier 1985, un travailleur a le droit de s'absenter du travail pendant le nombre d'heures de présence effective pendant les heures de contact.
  § 3. Pour les formations qui n'impliquent pas une présence régulière visée à l'article 116, § 2, de la loi du 22 janvier 1985, un travailleur a le droit de s'absenter du travail pendant un nombre d'heures fixe, en fonction du type de trajet ou formation.
  Subir des examens auprès du jury pour l'enseignement secondaire, visé à l'article 256/1 du Code de l'Enseignement secondaire, et le jury pour l'enseignement fondamental, visé à l'article 56 du Décret relatif à l'enseignement fondamental du 25 février 1997, donne droit à 8 heures de congé de formation flamand par examen.
  Subir des examens organisés par la Communauté flamande dans le cadre d'un système de reconnaissance et de certification de compétences acquises donne droit à 16 heures de congé de formation flamand.
  Pour les formations, pour lesquelles il est fait usage d'unités d'études, chaque unité d'études donne droit à 4 heures de congé de formation flamand.
  Par dérogation à l'alinéa quatre, la formation de graduat de l'enseignement supérieur professionnel jusqu'à l'année de formation 2021-2022 incluse donne droit à 6 heures de congé de formation flamand par unité d'étude.
  Pour les formations dans le cadre de l'éducation des adultes, le travailleur a le droit de s'absenter du travail pendant le nombre de périodes de la formation prévu.
  [1 Pour les formations par apprentissage mixte, le travailleur a le droit de s'absenter du travail pendant la durée de formation prévue.]1
  
Art.24. De werknemer en de werkgever kunnen in het digitale platform Vlaamse opleidingsincentives het beschikbare aantal uren Vlaams opleidingsverlof per werknemer raadplegen, en in de opleidingsdatabank controleren of de opleiding die de werknemer wil volgen, recht geeft op Vlaams opleidingsverlof.
  Nadat de werknemer aan de werkgever gemeld heeft dat hij Vlaams opleidingsverlof wil opnemen, maken beiden, rekening houdend met de collectieve planning, afspraken over de opname van de uren Vlaams opleidingsverlof.
Art.24. Le travailleur et l'employeur peuvent consulter le nombre d'heures de congé de formation flamand disponibles par travailleur dans la plate-forme numérique d'incitations de formation flamandes et vérifier dans la base de données de formation si la formation que le travailleur souhaite suivre donne droit au congé de formation flamand.
  Après que le travailleur a informé l'employeur qu'il souhaite prendre du congé de formation flamand, les deux parties, en tenant compte du planning collectif, concluent des accords sur la prise des heures de congé de formation flamand.
Art.25. Het Vlaams opleidingsverlof wordt opgenomen ten vroegste vanaf de dag voorafgaand aan de aanvang van de opleiding en ten laatste twee dagen na de laatste les of het laatste examen.
Art.25. Le congé de formation flamand est pris au plus tôt à partir du jour précédant le début de la formation et au plus tard deux jours après le dernier cours ou examen.
Art.26. Vanaf de datum van de goedkeuring van de registratie van de opleiding kan de werknemer Vlaams opleidingsverlof nemen om de geregistreerde opleiding te volgen.
Art.26. A partir de la date d'approbation de l'enregistrement de la formation, le travailleur peut prendre du congé de formation flamand pour suivre la formation enregistrée.
Art.27. Een werknemer die een opleiding volgt die een regelmatige aanwezigheid vereist, volgt de opleiding nauwgezet, zoals bepaald in artikel 116, § 1, van de wet van 22 januari 1985, als hij per jaar niet meer dan 10 % van de contacturen ongewettigd afwezig is en deelneemt aan de eindbeoordeling, als de eindbeoordeling deel uitmaakt van de opleiding. Als reden voor gewettigde afwezigheid voor de contacturen en bij de eindbeoordeling, worden alle redenen die aanleiding geven tot schorsing van de arbeidsovereenkomst in hoofde van de werknemer alsook de afwezigheid om beroepsredenen die geattesteerd wordt door de werkgever aanvaard. De nauwgezetheid wordt bepaald op basis van de ongewettigde afwezigheden die de opleidingsverstrekker attesteert, het totale aantal te volgen contacturen en de deelname aan de eindbeoordeling.
  In afwijking van het eerste lid dient de werknemer in geval van gewettigde afwezigheid bij de eindbeoordeling aan de eerstvolgende eindbeoordeling deel te nemen en niet meer dan 10 % ongewettigd afwezig te zijn om nauwgezet de opleiding te volgen.
  Een werknemer die een opleiding volgt die geen regelmatige aanwezigheid vereist, volgt de opleiding nauwgezet, zoals bepaald in artikel 116, § 2, van de wet van 22 januari 1985, als hij deelneemt aan de eindbeoordeling. Als reden voor gewettigde afwezigheid voor de contacturen en bij de eindbeoordeling, worden alle redenen die aanleiding geven tot schorsing van de arbeidsovereenkomst in hoofde van de werknemer alsook de afwezigheid om beroepsredenen die geattesteerd wordt door de werkgever aanvaard. De nauwgezetheid wordt bepaald aan de hand van de attestering van de opleidingsverstrekker van de deelname aan de eindbeoordeling.
  In afwijking van het derde lid dient de werknemer in geval van gewettigde afwezigheid bij de eindbeoordeling aan de eerstvolgende eindbeoordeling deel te nemen om nauwgezet de opleiding te volgen.
  [1 In afwijking van het derde lid volgt een werknemer een opleiding via blended leren nauwgezet als vermeld in artikel 116, § 2, van de wet van 22 januari 1985, als hij beschikt over een attest van de opleidingsverstrekker dat verklaart dat hij het leerproces doorlopen heeft.]1
  
Art.27. Un travailleur qui suit une formation qui implique une présence régulière suit la formation avec assiduité, tel que fixé à l'article 116, § 1er, de la loi du 22 janvier 1985, s'il ne s'est pas absenté de manière injustifiée pour plus de 10% des heures de contact par an et participe à l'évaluation finale, si l'évaluation finale fait partie de la formation. En tant que motif pour l'absence justifiée pour les heures de contact et lors de l'évaluation finale, toutes les raisons qui donnent lieu à la suspension du contrat de travail de la part du travailleur ainsi que l'absence pour raisons professionnelles attestée par l'employeur sont acceptées. L'assiduité est déterminée sur la base des absences injustifiées certifiées par le dispensateur de formation, du nombre total d'heures de contact à suivre et de la participation à l'évaluation finale.
  Par dérogation à l'alinéa premier, en cas d'absence justifiée le travailleur doit participer à l'évaluation finale lors de l'évaluation finale suivante et ne doit pas s'absenter de manière injustifiée plus de 10% afin de suivre la formation avec assiduité.
  Le travailleur qui suit une formation qui n'implique pas une présence régulière suit la formation avec assiduité, tel que fixé à l'article 116, § 2, de la loi du 22 janvier 1985, s'il participe à l'évaluation finale. En tant que motif pour l'absence justifiée pour les heures de contact et lors de l'évaluation finale, toutes les raisons qui donnent lieu à la suspension du contrat de travail de la part du travailleur ainsi que l'absence pour raisons professionnelles attestée par l'employeur sont acceptées. L'assiduité est déterminée sur la base de l'attestation du dispensateur de formation de la participation à l'évaluation finale.
  Par dérogation à l'alinéa trois, en cas d'absence justifiée lors de l'évaluation finale le travailleur doit participer à l'évaluation finale suivante afin de suivre la formation avec assiduité.
  [1 Par dérogation à l'alinéa 3, le travailleur suit avec assiduité une formation par apprentissage mixte, au sens de l'article 116, § 2, de la loi du 22 janvier 1985, s'il dispose d'une attestation du prestataire de formation précisant qu'il a achevé le processus d'apprentissage.]1
  
Art.28. Als het departement vaststelt dat de werknemer de opleiding, vermeld in artikel 116, § 1 en § 2, niet nauwgezet volgt en meer uren Vlaams opleidingsverlof heeft opgenomen dan de uren waarop hij recht had, zal het departement van rechtswege het eerstvolgende recht op het maximum aantal uren Vlaams opleidingsverlof van de werknemer verminderen met 25 %. Het departement brengt de werknemer daarvan schriftelijk op de hoogte.
Art.28. Si le département constate que le travailleur ne suit pas la formation visée à l'article 116, § § 1er et 2 avec assiduité et qu'il a pris plus d'heures de congé de formation flamand que les heures auxquelles il avait droit, le département réduira de plein droit le droit suivant du travailleur au nombre maximal d'heures de congé de formation flamand de 25%. Le département en informe le travailleur par écrit.
HOOFDSTUK 4. - Attestering door de opleidingsverstrekker
CHAPITRE 4. - Attestation par le dispensateur de formation
Art.29. § 1. De opleidingsverstrekker, vermeld in artikel 109 van de wet van 22 januari 1985, bezorgt de werknemer het inschrijvingsattest en het certificaat. De minister bepaalt de vermeldingen op deze documenten.
  § 2. De opleidingsverstrekker registreert in het digitale platform Vlaamse opleidingsincentives:
  1° in geval van een opleiding die regelmatige aanwezigheid vereist:
  a) het aantal uren aanwezigheid;
  b) het aantal uren gewettigde afwezigheid;
  c) het aantal uren ongewettigde afwezigheid;
  d) in voorkomend geval, de deelname aan het examen.
  2° in geval van een opleiding in het hoger onderwijs:
  a) de deelname aan het examen;
  b) het aantal verworven studiepunten.
  3° in geval van examens voor de examencommissie, een opleiding in het volwassenonderwijs of examens voor de erkenning en certificering van verworven competenties:
  a) de deelname aan het examen;
  b) de datum van het behalen van het evaluatieresultaat of de aflevering van het certificaat.
  [1 4° in geval van een opleiding via blended leren:
   a) het attest dat verklaart dat de werknemer het leerproces heeft doorlopen;
   b) de datum van aflevering van het certificaat.]1

  § 3. De minister bepaalt de concrete modaliteiten voor de attestering en de registratie door de opleidingsverstrekker.
  § 4. [2 De verstrekker van een opleiding die regelmatige aanwezigheid vereist, houdt een dagelijkse aanwezigheidslijst ter beschikking van het departement en de Vlaamse Sociale Inspectie voor evaluatie en toezicht]2.
  § 5. De opleidingsverstrekker brengt het departement op de hoogte van de stopzetting van een opleiding.
  
Art.29. § 1er. Le dispensateur de formation, visé à l'article 109 de la loi du 22 janvier 1985, remet au travailleur l'attestation d'inscription et le certificat. Le Ministre détermine les mentions de ces documents.
  § 2. Le dispensateur de formation enregistre dans la plate-forme numérique d'incitations de formation flamandes :
  1° dans le cas d'une formation qui implique une présence régulière :
  a) le nombre d'heures d'absence ;
  b) le nombre d'heures d'absence justifiée ;
  c) le nombre d'heures d'absence injustifiée ;
  d) le cas échéant, la participation à l'examen.
  2° dans le cas d'une formation dans l'enseignement supérieur :
  a) la participation à l'examen ;
  b) le nombre d'unités d'études acquises.
  3° en cas d'examens auprès du jury, une formation dans le cadre de l'éducation des adultes ou des examens pour la reconnaissance et la certification de compétences acquises :
  a) la participation à l'examen ;
  b) la date d'obtention du résultat de l'évaluation ou de la délivrance du certificat.
  [1 4° en cas d'une formation par apprentissage mixte :
   a) l'attestation précisant que le travailleur a achevé le processus d'apprentissage ;
   b) la date de délivrance du certificat.]1

  § 3. Le Ministre détermine les modalités concrètes de l'attestation et de l'enregistrement par le dispensateur de formation.
  § 4. [2 Le dispensateur d'une formation qui implique une présence régulière tient à la disposition du département et de l'Inspection sociale flamande une liste des présences quotidiennes pour évaluation et contrôl]2.
  § 5. Le dispensateur de formation informe le département de la cessation d'une formation.
  
Art.30. De opleidingsverstrekker verstrekt op verzoek van het departement de inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de erkenning of de terugbetaling aan de werkgever.
Art.30. Le dispensateur de formation fournit, à la demande du département, les renseignements nécessaires pour évaluer la reconnaissance ou le remboursement à l'employeur.
Art.31. [1 . De opleidingsverstrekker die de verplichtingen inzake attestering en registratie, vermeld in deze afdeling, niet nakomt, ontvangt een aangetekende aanmaning. Als de opleidingsverstrekker daaraan geen gevolg geeft binnen een periode van dertig dagen, kan het departement bij zwaarwichtige of herhaaldelijk vastgestelde inbreuken op de naleving van voormelde verplichtingen, de registratie van zijn geregistreerde opleidingen ambtshalve intrekken ]1.
  
Art.31. [1 Le dispensateur de formation qui ne se conforme pas aux obligations d'attestation et d'enregistrement, visées dans cette section, reçoit une sommation par courrier recommandé. Si le dispensateur de formation n'y donne pas suite dans un délai de 30 jours, le département peut, en cas d'infractions graves ou répétées aux obligations précitées, retirer d'office l'enregistrement de ses formations enregistrées ]1.
  
HOOFDSTUK 5. [1 Terugbetaling aan de werkgever ]1
CHAPITRE 5. [1 Remboursement à l'employeur ]1
Afdeling 1. [1 Aanvraagprocedure ]1
Section 1re. [1 Remboursement à l'employeur ]1
Art.32. [1 De werkgever dient een aanvraag tot terugbetaling in door de opleiding van de werknemer aan te melden in het digitale platform Vlaamse opleidingsincentives binnen een termijn van drie maanden na de start van de opleiding. De minister bepaalt de verdere modaliteiten van de aanvraag.
   Als de werknemer een loopbaangerichte opleiding volgt, bezorgt de werknemer aan het departement een attest van de loopbaanbegeleider met zijn persoonlijke ontwikkelingsplan waarin de noodzakelijke behoefte aan die opleiding is opgenomen, samen met het inschrijvingsbewijs ]1
.
  
Art.32. [1 L'employeur introduit une demande de remboursement en enregistrant la formation du travailleur à la plate-forme numérique d'incitations de formation flamandes dans un délai de trois mois suivant le début de la formation. Le ministre détermine les modalités supplémentaires de la demande.
   Si le travailleur suit une formation axée sur la carrière, le travailleur transmet au département une attestation de l'accompagnateur de carrière comprenant son plan de développement personnel qui repris le besoin nécessaire de cette formation, ainsi que le certificat d'inscription ]1
.
  
Art.33. [1 De werkgever verstrekt op verzoek van het departement de inlichtingen die noodzakelijk zijn om zijn aanvraag tot terugbetaling goed te keuren of te berekenen.
   Als de werkgever nalaat de inlichtingen te verstrekken binnen dertig dagen vanaf de dag waarop de werkgever het verzoek om aanvullende informatie heeft ontvangen, vervalt zijn aanvraag tot terugbetaling ]1
.
  
Art.33. [1 L'employeur fournit, à la demande du département, les renseignements nécessaires pour approuver ou calculer sa demande de remboursement.
   Si l'employeur ne fournit pas les renseignements dans un délai de 30 jours à compter du jour où le travailleur a reçu la demande d'informations complémentaires, sa demande de remboursement échoit ]1
.
  
Art.34. [1 Nadat het departement de aanvraag onderzocht heeft en vastgesteld heeft dat de terugbetalingsaanvraag voldoet aan de voorwaarden van het Vlaams opleidingsverlof, brengt het departement de werkgever en de werknemer daarvan schriftelijk op de hoogte.
   Als het departement vaststelt dat de terugbetalingsaanvraag niet voldoet aan de voorwaarden van het Vlaams opleidingsverlof, brengt het departement de werkgever en de werknemer hiervan schriftelijk op de hoogte met vermelding van de motivering voor de weigering van de terugbetaling ]1
.
  
Art.34. [1 Après avoir examiné la demande et déterminé que la demande de remboursement remplit les conditions du congé de formation flamand, le département en informe l'employeur et le travailleur par écrit.
   Si le département constate que la demande de remboursement ne remplit pas les conditions du congé de formation flamand, le département en informe par écrit l'employeur et le travailleur en précisant la motivation pour le refus du remboursement ]1
.
  
Afdeling 2. [1 Registratie van opgenomen Vlaams opleidingsverlof ]1
Section 2. [1 Enregistrement du congé de formation flamand pris ]1
Art.35. [1 Per kwartaal registreert de werkgever in de DmfA het aantal uren Vlaams opleidingsverlof dat de werknemer heeft opgenomen ]1.
  
Art.35. [1 L'employeur enregistre dans la DmfA le nombre d'heures de congé de formation flamand prises par le travailleur par trimestre ]1.
  
Afdeling 3. [1 Berekening van het aantal uren terugbetaling van het Vlaams opleidingsverlof ]1
Section 3. [1 Calcul du nombre d'heures de remboursement du congé de formation flamand ]1
Art.36. [1 Het departement berekent per werknemer en per werkgever per schooljaar het bedrag van de terugbetaling op basis van:
   1° de attestering en de registraties, vermeld in hoofdstuk 4, van de opleidingsverstrekker;
   2° de registratie door de werkgever van het Vlaams opleidingsverlof in de DmfA;
   3° het maximum aantal uren Vlaams opleidingsverlof waarop de werknemer recht heeft;
   4° alle terugbetalingsaanvragen voor de werknemer.
   De terugbetaling van het Vlaams opleidingsverlof wordt toegekend voor de uren waarop de werknemer recht heeft, zoals bepaald in artikel 23, op voorwaarde dat de opleiding nauwgezet wordt gevolgd, zoals bepaald in artikel 27.
   De terugbetaalde uren zijn beperkt tot het maximum aantal uren Vlaams opleidingsverlof van de werknemer voor dat opleidingsjaar. De terugbetaling aan de werkgever is altijd op voorwaarde dat de werknemer ermee akkoord gaat om de opleiding te volgen onder het stelsel van het Vlaams opleidingsverlof.
   Voor de terugbetaling van de uren Vlaams opleidingsverlof die opgenomen zijn door een werknemer die halftijds en met een vast uurrooster werkt, geldt als bijkomende voorwaarde dat de uren Vlaams opleidingsverlof samenvallen met de arbeidsuren van de werknemer volgens zijn dienstrooster.
   Voor de terugbetaling van de uren Vlaams opleidingsverlof voor een opleiding met werkplekleren bij een andere werkgever, geldt als bijkomende voorwaarde dat noch de werknemer, noch de eigen werkgever worden vergoed voor de gepresteerde arbeid.
   Voor de terugbetaling van de uren Vlaams opleidingsverlof voor een opleiding waarbij de eigen werkgever ook de opleidingsverstrekker is, geldt als bijkomende voorwaarde dat de werknemer dankzij de opleiding in staat is een andere dan de huidige functie of een onder invloed van een grondig gewijzigde omgeving sterk veranderende functie, uit te oefenen.
   Na de berekening bezorgt het departement de werkgever de elementen waarop de berekening gebaseerd is, en, in geval van terugbetaling, het tijdstip van de betaling ]1
.
  
Art.36. [1 Le département calcule le montant du remboursement par travailleur et par employeur par année scolaire sur la base :
   1° de l'attestation et des enregistrements visés au chapitre 4, du dispensateur de formation ;
   2° de l'enregistrement par l'employeur du congé de formation flamand dans la DmfA ;
   3° du nombre maximal d'heures de congé de formation flamand auquel le travailleur a droit ;
   4° de toutes les demandes de remboursement pour le travailleur.
   Le remboursement du congé de formation flamand est accordé pour les heures auxquelles le travailleur a droit, tel que fixé à l'article 23, à condition que la formation soit suivie avec assiduité, tel que fixé à l'article 27.
   Les heures remboursées sont limitées au nombre maximal d'heures de congé de formation flamand du travailleur pour cette année de formation. Le remboursement à l'employeur est toujours à condition que le travailleur accepte de suivre la formation dans le cadre du congé de formation flamand.
   Pour le remboursement des heures de congé de formation flamand prises par un travailleur travaillant à mi-temps et avec un horaire fixe, une condition supplémentaire est que les heures de congé de formation flamand coïncident avec les heures de travail du travailleur en fonction de son tableau de service.
   Pour le remboursement des heures de congé de formation flamand pour une formation avec apprentissage sur le lieu de travail chez un autre employeur, une condition supplémentaire est que ni le travailleur ni son propre employeur ne soient indemnisés pour le travail effectué.
   Pour le remboursement des heures de congé de formation flamand pour une formation dont le propre employeur est également le dispensateur de formation, une condition supplémentaire est que la formation permette au travailleur d'exercer une fonction autre que la fonction actuelle ou une fonction qui change sensiblement sous l'influence d'un environnement en pleine mutation.
   Après le calcul, le département fournit à l'employeur les éléments sur lesquels se base le calcul et, en cas de remboursement, le moment du paiement ]1
.
  
Afdeling 4. [1 Forfaitair bedrag ]1
Section 4. [1 Montant forfaitaire ]1
Art.37. [1 De terugbetaling aan de werkgever wordt beperkt tot een forfaitair bedrag per uur Vlaams opleidingsverlof waarvoor aan de terugbetalingsvoorwaarden is voldaan ]1.
  
Art.37. [1 Le remboursement à l'employeur est limité à un montant forfaitaire par heure de congé de formation flamand pour lequel les conditions de remboursement sont remplies ]1.
  
Art.38. [1 Vanaf het schooljaar 2014-2015 bedraagt het forfaitaire bedrag per uur Vlaams opleidingsverlof voor de terugbetaling aan de werkgevers 21,30 euro ]1.
  [2 In afwijking van het eerste lid bedraagt voor het schooljaar 2025-2026 het forfaitair bedrag per uur Vlaams opleidingsverlof voor de terugbetaling aan de werkgever 14,91 euro.]2
  
Art.38. [1 A compter de l'année scolaire 2014-2015 le montant forfaitaire par heure de congé de formation flamand pour le remboursement aux employeurs s'élève à 21,30 euros ]1.
  [2 Par dérogation à l'alinéa 1er, pour l'année scolaire 2025-2026 le montant forfaitaire par heure de congé de formation flamand pour le remboursement à l'employeur s'élève à 14,91 euros. ]2
  
HOOFDSTUK 6. - Cumulatie
CHAPITRE 6. - Cumul
Art.39. Het Vlaams opleidingsverlof kan niet gecumuleerd worden met een aanmoedigingspremie in het kader van opleidingskrediet.
Art.39. Le congé de formation flamand ne peut pas être cumulé avec une prime d'encouragement dans le cadre du crédit de formation.
HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2013 betreffende de loopbaanbegeleiding
CHAPITRE 7. - Modifications de l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 mai 2013 relatif à l'accompagnement de carrière
Art.40. In artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2013 betreffende de loopbaanbegeleiding, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 en 13 oktober 2017, wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt:
  " § 2. De gemandateerde onderneming bezorgt de professioneel actieve persoon een gepersonaliseerd attest als in zijn persoonlijk ontwikkelingsplan de noodzakelijke behoefte is opgenomen aan een opleiding als vermeld in artikel 7, § 1, tweede lid, 2°, en § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidingscheques voor werknemers of als vermeld in artikel 109, § 3, van de herstelwet van 25 januari 1985 houdende diverse bepalingen. Dat attest vermeldt ten minste de opleiding die past in het kader van het persoonlijk ontwikkelingsplan. Dit attest heeft een geldigheidsduur van zes jaar, vanaf het beëindigen van de loopbaanbegeleiding.
Art.40. Dans l'article 4 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 mai 2013 relatif à l'accompagnement de carrière, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 13 février 2015 et 13 octobre 2017, le paragraphe 2 est remplacé par ce qui suit :
  " § 2. L'entreprise mandatée transmet à la personne professionnellement active une attestation personnalisée si son plan de développement personnel reprend le besoin nécessaire d'une formation telle que visée à l'article 7, § 1er, alinéa deux, 2°, et § 2 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 juillet 2003 relatif aux chèques-formation pour travailleurs ou telle que visée à l'article 109, § 3, de la loi de redressement du 25 janvier 1985 portant des dispositions diverses. Cette attestation mentionne au moins la formation s'inscrivant dans le plan de développement personnel. Cette attestation a une validité de six ans, à compter de la fin de l'accompagnement de carrière. "
HOOFDSTUK 8. - Bepalingen inzake gegevensverwerking
CHAPITRE 8. - Dispositions en matière de traitement des données
Art.41. Het departement treedt op als verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens, zoals bedoeld in artikel 4, 7), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
Art.41. Le département agit en tant que responsable du traitement des données à caractère personnel, tel que visé à l'article 4, 7), du règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l'égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE (règlement général sur la protection des données).
Art.42. Overeenkomstig artikel 22, 23, 32 en 35, wisselt het departement de nodige DmfA-persoonsgegevens uit met de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Overeenkomstig artikel 29 wisselt het departement de nodige persoonsgegevens uit met [1 ...]1 het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen.
  
Art.42. Conformément aux articles 22, 23, 32 et 35, le département échange les données personnelles nécessaires de la DmfA avec le " Rijksdienst voor Sociale Zekerheid " (Office national de sécurité sociale). Conformément à l'article 29, le département échange les données personnelles nécessaires avec [1 ...]1 l'" Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen " (Agence de l'Enseignement supérieur, de l'Education des Adultes, des Qualifications et des Allocations).
  
Art.43. De persoonsgegevens worden beveiligd volgens de dataclassificatie en de richtlijnen van het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid, overeenkomstig artikel 3, tweede lid, 3°, van het decreet van 23 december 2016 houdende de oprichting van het stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid.
Art.43. Les données à caractère personnel sont protégées selon la classification des données et les lignes directrices du " stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid (organe de pilotage de la Politique flamande d'information et des TIC), conformément à l'article 3, alinéa deux, 3°, du décret du 23 décembre 2016 portant création de l'organe de pilotage de la Politique flamande d'information et des TIC.
Art.44. De persoonsgegevens die overeenkomstig dit besluit verwerkt worden, worden slechts zo lang bewaard als nodig voor de terugbetaling van de werkgever, conform hoofdstuk 5, het bepalen van de nauwgezetheid, conform artikel 27, en in voorkomend geval de vermindering van het opleidingsverlof, vermeld in artikel 28.
Art.44. Les données à caractère personnel traitées conformément au présent arrêté ne sont conservées qu'aussi longtemps que nécessaire pour le remboursement de l'employeur, conformément au chapitre 5, la détermination de l'assiduité, conformément à l'article 27, et, le cas échéant, la réduction du congé de formation, visée à l'article 28.
HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
CHAPITRE 9. - Dispositions finales
Art.45. De volgende regelingen worden opgeheven:
  1° het koninklijk besluit van 23 juli 1985 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 december 2017, met uitzondering van artikel 14, § 1, 15 en 16;
  2° het koninklijk besluit van 10 november 2001 tot verruiming van het toepassingsgebied van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
  3° het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot wijziging van de lijst van de opleidingen die in aanmerking komen voor betaald educatief verlof, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 1995;
  4° het koninklijk besluit van 3 mei 1990 waarbij de toepassingsregels voor toekenning van betaald educatief verlof aan werknemers die examens voor de centrale examencommissie voorbereiden en afleggen worden bepaald.
  In afwijking van het eerste lid blijven de voormelde besluiten van toepassing voor werknemers die voor 1 september 2019 een opleiding volgen die recht geeft op betaald educatief verlof, tot en met het derde gevolgde jaar van de opleiding, met als uiterlijke datum 31 december 2021, ook als de opleiding de status van arbeidsmarktgerichte opleiding, die recht geeft op Vlaams opleidingsverlof, verliest volgens de regeling die van kracht wordt vanaf 1 mei 2019. Het aantal terugbetaalde uren betaald educatief verlof wordt in mindering gebracht van het aantal uren recht op Vlaams opleidingsverlof, zoals bepaald in artikel 22, voor hetzelfde opleidingsjaar om het aantal uren te bepalen waarop de werknemer recht heeft om afwezig te zijn op het werk, zoals bepaald in artikel 23.
Art.45. Les réglementations suivantes sont abrogées :
  1° l'arrêté royal du 23 juillet 1985 d'exécution de la section 6 - octroi du congé-éducation payé dans le cadre de la formation permanente des travailleurs - du chapitre IV de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 17 décembre 2017, à l'exception de l'article 14, § 1er, 15 et 16 ;
  2° l'arrêté royal du 10 novembre 2001 d'extension du champ d'application de la section 6 - Octroi du congé-éducation payé dans le cadre de la formation permanente des travailleurs - du chapitre IV de la loi de redressement du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales ;
  3° l'arrêté royal du 27 août 1993 portant modification de la liste des formations qui entrent en compte pour le congé-éducation payé, modifié par l'arrêté royal du 28 mars 1995 ;
  4° l'arrêté royal du 3 mai 1990 fixant les modalités d'octroi du congé-éducation payé aux travailleurs qui préparent et présentent des examens au jury d'Etat.
  Par dérogation à l'alinéa premier, les arrêtés précités continuent de s'appliquer aux travailleurs qui, avant le 1er septembre 2019, suivent une formation conduisant au droit au congé-éducation payé, jusqu'à la troisième année de formation suivie, avec une date limite au 31 décembre 2021, même si la formation perd le statut de formation axée sur le marché de l'emploi donnant droit au congé de formation flamand dans le régime applicable au 1er mai 2019. Le nombre d'heures de congé-éducation payé remboursées est déduit du nombre d'heures de droit au congé de formation flamand, tel que fixé à l'article 22, pour la même année de formation, afin de déterminer le nombre d'heures auxquelles le travailleur a droit de s'absenter du travail, tel que fixé à l'article 23.
Art.46. Met uitzondering van artikel 23, 24 en 25 treedt het decreet van 12 oktober 2018 houdende het Vlaams opleidingsverlof en houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Werk en Sociale Economie in werking op 1 september 2019, met uitzondering van artikel 2, 4, 5 en 6, die in werking treden op 1 mei 2019.
Art.46. A l'exception des articles 23, 24 et 25, le décret du 12 octobre 2018 déterminant le congé de formation flamand et diverses dispositions relatives au domaine politique de l'Emploi et de l'Economie sociale entrent en vigueur le 1er septembre 2019, à l'exception des articles 2, 4, 5 et 6, qui entrent en vigueur le 1er mai 2019.
Art.47. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2019, met uitzondering van hoofdstuk 1, 2 en 8, die in werking treden op 1 mei 2019.
Art.47. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er septembre 2019, à l'exception des chapitres 1er, 2 et 8, qui entrent en vigueur le 1er mai 2019.
Art. 48. De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 48. Le Ministre flamand qui a la politique de l'emploi dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.