Artikel 1. In de zin van dit decreet wordt verstaan onder:
1° onteigeningsbesluit : de beslissing die de vorm aanneemt van een beraadslaging van de gemeenteraad of van een besluit van de Waalse Regering waarbij de onteigenaar gemachtigd wordt om de onteigening voort te zetten;
2° onteigening : de minnelijke of gedwongen overdracht van een recht op een onroerend goed die ten algemenen nutte nut wordt verricht;
3° onteigende persoon: de persoon die houder is van de in artikel 2 vermelde rechten of van de rechten geraakt door de in artikel 3 bedoelde tijdelijke bezetting of door de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheden;
4° onteigenaar: de persoon bevoegd om ten algemenen nutte te onteigenen;
5° de Administratie: de door de Regering aangewezen dienst(en)[1 , of de instelling van openbaar nut bedoeld in artikel 1 van het decreet van 22 januari 1998 betreffende het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Waalse Gewest ressorteren, die bevoegd is voor de aangelegenheid waarop het doel van openbaar nut betrekking heeft ]1;
6° de gemachtigd ambtenaar : de ambtenaar aangewezen overeenkomstig artikel D.I.3 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling;
7° [2 ...]2;
8° wederoverdracht: de verrichting waarbij een onteigenaar de eigendom van een onteigend goed overdraagt aan zijn voormalige eigenaar of aan zijn rechtsopvolgers.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
22 NOVEMBER 2018. - Decreet betreffende de onteigeningsprocedure(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-12-2018 en tekstbijwerking tot 06-06-2025)
Titre
22 NOVEMBRE 2018. - Décret relatif à la procédure d'expropriation(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 18-12-2018 et mise à jour au 06-06-2025)
Informations sur le document
Numac: 2018206236
Datum: 2018-11-22
Info du document
Numac: 2018206236
Date: 2018-11-22
Table des matières
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en begripsom...
HOOFDSTUK II. - Administratieve procedure
Afdeling 1. - Bevoegde overheden
Afdeling 2. - Onteigeningsbesluit
Afdeling 3. - Raadpleging en informatie
Afdeling 4. - Syntheseverslag van de Administratie
Afdeling 5. - Beslissing omtrent het onteigenin...
HOOFDSTUK III. - Gerechtelijke procedure
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 2. - Poging tot minnelijke overdracht
Afdeling 3. - Indiening van de instantie
Afdeling 4. - Tussenkomst van de betrokken derden
Afdeling 5. - Verschijning ter plaatse
Afdeling 6. - Vonnis en provisioneel arrest
Onderafdeling 1. - Provisioneel vonnis
Onderafdeling 2. - Provisioneel arrest
Onderafdeling 3. - Storting van de provisionele...
Onderafdeling 4. - Omschrijvende staat en inbez...
Onderafdeling 5. - Opmaking van het evaluatieve...
Afdeling 7. - Vonnis en arrest over de vergoedi...
Onderafdeling 1. - Vonnis over de vergoedingen
Onderafdeling 2. - Beroepsmiddelen tegen het vo...
Afdeling 8. - Procedurekosten en -vergoeding
HOOFDSTUK IV. - Onteigeningsvergoeding
HOOFDSTUK V. - Wederoverdracht
HOOFDSTUK VI. - Minnelijke overdracht en het ve...
HOOFDSTUK VII. - Diverse bepalingen
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Afdeling 1. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Opheffingsbepalingen
Afdeling 3. - Overgangsbepaling
Afdeling 4. - Inwerkingtreding
Table des matières
CHAPITRE Ier. - Dispositions générales et défin...
CHAPITRE II. - Procédure administrative
Section 1re. - Autorités compétentes
Section 2. - Dossier d'expropriation
Section 3. - Consultation et information
Section 4. - Rapport de synthèse de l'Administr...
Section 5. - Décision sur le dossier d'expropri...
CHAPITRE III. - Procédure judiciaire
Section 1re. - Dispositions générales
Section 2. - Tentative de cession amiable
Section 3. - Introduction de l'instance
Section 4. - Intervention des tiers intéressés
Section 5. - Comparution sur les lieux
Section 6. - Jugement et arrêt provisionnel
Sous-section 1. - Jugement provisionnel
Sous-section 2. - Arrêt provisionnel
Sous-section 3. - Versement de l'indemnité prov...
Sous-section 4. - Etat descriptif et prise de p...
Sous-section 5. - Etablissement du rapport d'év...
Section 7. - Jugement et arrêt sur les indemnités
Sous-section 1re. - Jugement sur les indemnités
Sous-section 2. - Voies de recours à l'encontre...
Section 8. - Dépens et indemnité de procédure
CHAPITRE IV. - Indemnité d'expropriation
CHAPITRE V. - Rétrocession
CHAPITRE VI. - Cession amiable et passation des...
CHAPITRE VII. - Disposition diverse
CHAPITRE VIII. - Dispositions finales
Section 1re. - Dispositions modificatives
Section 2. - Dispositions abrogatoires
Section 3. - Disposition transitoire
Section 4. - Entrée en vigueur
Tekst (144)
Texte (144)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en begripsomschrijving
CHAPITRE Ier. - Dispositions générales et définitions
Article 1er. Au sens du présent décret, on entend par :
1° l'arrêté d'expropriation : la décision, qui prend la forme d'une délibération du conseil communal ou d'un arrêté du Gouvernement, autorisant l'expropriant à poursuivre l'expropriation;
2° l'expropriation : la cession amiable ou forcée d'un droit sur un bien immobilier réalisée dans un but d'utilité publique;
3° l'exproprié : la personne titulaire des droits énumérés à l'article 2, ou des droits affectés par l'occupation temporaire visée à l'article 3 ou par les servitudes visées à l'article 2, § 2;
4° l'expropriant : la personne compétente pour exproprier dans un but d'utilité publique;
5° l'Administration : le ou les services désignés par le Gouvernement[1 , ou l'organisme d'intérêt public visé à l'article 1er du décret du 22 janvier 1998 relatif au statut du personnel de certains organismes d'intérêt public relevant de la Région wallonne compétent pour la matière concernée par le but d'utilité publique en cause ]1;
6° le fonctionnaire délégué : le fonctionnaire désigné en application de l'article D.I.3 du Code du Développement territorial;
7° [2 ...]2;
8° la rétrocession : l'opération par laquelle un expropriant transfère la propriété d'un bien immobilier exproprié à son ancien propriétaire ou à ses ayants-cause.
1° l'arrêté d'expropriation : la décision, qui prend la forme d'une délibération du conseil communal ou d'un arrêté du Gouvernement, autorisant l'expropriant à poursuivre l'expropriation;
2° l'expropriation : la cession amiable ou forcée d'un droit sur un bien immobilier réalisée dans un but d'utilité publique;
3° l'exproprié : la personne titulaire des droits énumérés à l'article 2, ou des droits affectés par l'occupation temporaire visée à l'article 3 ou par les servitudes visées à l'article 2, § 2;
4° l'expropriant : la personne compétente pour exproprier dans un but d'utilité publique;
5° l'Administration : le ou les services désignés par le Gouvernement[1 , ou l'organisme d'intérêt public visé à l'article 1er du décret du 22 janvier 1998 relatif au statut du personnel de certains organismes d'intérêt public relevant de la Région wallonne compétent pour la matière concernée par le but d'utilité publique en cause ]1;
6° le fonctionnaire délégué : le fonctionnaire désigné en application de l'article D.I.3 du Code du Développement territorial;
7° [2 ...]2;
8° la rétrocession : l'opération par laquelle un expropriant transfère la propriété d'un bien immobilier exproprié à son ancien propriétaire ou à ses ayants-cause.
Art.1 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
In de zin van dit decreet wordt verstaan onder:
1° onteigeningsbesluit : de beslissing die de vorm aanneemt van een beraadslaging van de gemeenteraad of van een besluit van de Waalse Regering waarbij de onteigenaar gemachtigd wordt om de onteigening voort te zetten;
2° onteigening : de minnelijke of gedwongen overdracht van een recht op een onroerend goed die ten algemenen nutte nut wordt verricht;
3° onteigende persoon: de persoon die houder is van de in artikel 2 vermelde rechten of van de rechten geraakt door de in artikel 3 bedoelde tijdelijke bezetting of door de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheden;
4° onteigenaar: de persoon bevoegd om ten algemenen nutte te onteigenen;
5° [1 administratie: het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;]1
6° [1 ...]1
7° [2 ...]2;
8° wederoverdracht: de verrichting waarbij een onteigenaar de eigendom van een onteigend goed overdraagt aan zijn voormalige eigenaar of aan zijn rechtsopvolgers.
In de zin van dit decreet wordt verstaan onder:
1° onteigeningsbesluit : de beslissing die de vorm aanneemt van een beraadslaging van de gemeenteraad of van een besluit van de Waalse Regering waarbij de onteigenaar gemachtigd wordt om de onteigening voort te zetten;
2° onteigening : de minnelijke of gedwongen overdracht van een recht op een onroerend goed die ten algemenen nutte nut wordt verricht;
3° onteigende persoon: de persoon die houder is van de in artikel 2 vermelde rechten of van de rechten geraakt door de in artikel 3 bedoelde tijdelijke bezetting of door de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheden;
4° onteigenaar: de persoon bevoegd om ten algemenen nutte te onteigenen;
5° [1 administratie: het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;]1
6° [1 ...]1
7° [2 ...]2;
8° wederoverdracht: de verrichting waarbij een onteigenaar de eigendom van een onteigend goed overdraagt aan zijn voormalige eigenaar of aan zijn rechtsopvolgers.
Art.1 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
Au sens du présent décret, on entend par :
1° l'arrêté d'expropriation : la décision, qui prend la forme d'une délibération du conseil communal ou d'un arrêté du Gouvernement, autorisant l'expropriant à poursuivre l'expropriation;
2° l'expropriation : la cession amiable ou forcée d'un droit sur un bien immobilier réalisée dans un but d'utilité publique;
3° l'exproprié : la personne titulaire des droits énumérés à l'article 2, ou des droits affectés par l'occupation temporaire visée à l'article 3 ou par les servitudes visées à l'article 2, § 2;
4° l'expropriant : la personne compétente pour exproprier dans un but d'utilité publique;
5° [1 l'Administration : le Ministère de la Communauté germanophone;]1
6° [1 ...]1
7° [2 ...]2;
8° la rétrocession : l'opération par laquelle un expropriant transfère la propriété d'un bien immobilier exproprié à son ancien propriétaire ou à ses ayants-cause.
Au sens du présent décret, on entend par :
1° l'arrêté d'expropriation : la décision, qui prend la forme d'une délibération du conseil communal ou d'un arrêté du Gouvernement, autorisant l'expropriant à poursuivre l'expropriation;
2° l'expropriation : la cession amiable ou forcée d'un droit sur un bien immobilier réalisée dans un but d'utilité publique;
3° l'exproprié : la personne titulaire des droits énumérés à l'article 2, ou des droits affectés par l'occupation temporaire visée à l'article 3 ou par les servitudes visées à l'article 2, § 2;
4° l'expropriant : la personne compétente pour exproprier dans un but d'utilité publique;
5° [1 l'Administration : le Ministère de la Communauté germanophone;]1
6° [1 ...]1
7° [2 ...]2;
8° la rétrocession : l'opération par laquelle un expropriant transfère la propriété d'un bien immobilier exproprié à son ancien propriétaire ou à ses ayants-cause.
Art.1.1 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 De hoofdstukken I tot VII zijn van toepassing op onteigeningen ten algemenen nutte waartoe wordt overgegaan in het kader van de uitvoering van het beleid op het gebied van aangelegenheden die binnen de bevoegdheid van de Duitstalige Gemeenschap vallen, ongeacht of het om gemeenschapsmateries gaat dan wel om gewestmateries waarvoor de Duitstalige Gemeenschap in het Duitse taalgebied de bevoegdheden van het Waals Gewest uitoefent.
Overeenkomstig artikel 6quater van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en overeenkomstig artikel 1, eerste lid, 3°, van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 29 april 2019 en van het decreet van het Waalse Gewest van 6 mei 2019 betreffende de uitoefening, door de Duitstalige Gemeenschap, van de bevoegdheden van het Waals Gewest inzake ruimtelijke ordening en bepaalde aanverwante materies zijn de hoofdstukken III en VII, alsook de bepalingen van hoofdstuk I - voor zover ze betrekking hebben op de bepalingen van de hoofdstukken III en VII - ook van toepassing op elke onteigening ten algemenen nutte van een in het Duitse taalgebied gelegen goed, ongeacht wie de onteigenaar is, behalve indien het gaat om een federale overheidsinstantie of een rechtspersoon die bij of krachtens de federale wet gemachtigd is om tot onteigeningen ten algemenen nutte over te gaan.]1
Overeenkomstig artikel 6quater van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en overeenkomstig artikel 1, eerste lid, 3°, van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 29 april 2019 en van het decreet van het Waalse Gewest van 6 mei 2019 betreffende de uitoefening, door de Duitstalige Gemeenschap, van de bevoegdheden van het Waals Gewest inzake ruimtelijke ordening en bepaalde aanverwante materies zijn de hoofdstukken III en VII, alsook de bepalingen van hoofdstuk I - voor zover ze betrekking hebben op de bepalingen van de hoofdstukken III en VII - ook van toepassing op elke onteigening ten algemenen nutte van een in het Duitse taalgebied gelegen goed, ongeacht wie de onteigenaar is, behalve indien het gaat om een federale overheidsinstantie of een rechtspersoon die bij of krachtens de federale wet gemachtigd is om tot onteigeningen ten algemenen nutte over te gaan.]1
Art.1.1 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE. [1 Les chapitres I à VII s'appliquent aux expropriations pour cause d'utilité publique qui sont pratiquées dans le cadre de la mise en oeuvre des politiques relevant de la compétence de la Communauté germanophone, que ce soit dans le cadre de matières communautaires ou dans celui de matières régionales pour lesquelles la Communauté germanophone exerce les compétences de la Région wallonne en région de langue allemande.
Conformément à l'article 6quater de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles et à l'article 1er, alinéa 1er, 3°, du décret de la Communauté germanophone du 29 avril 2019 et du décret de la Région wallonne du 6 mai 2019 relatif à l'exercice, par la Communauté germanophone, des compétences de la Région wallonne en matière d'aménagement du territoire et de certaines matières connexes, les chapitres III et VII ainsi que les dispositions du chapitre Ier - pour autant qu'elles se rapportent aux dispositions des chapitres II et VII - s'appliquent également à toute expropriation pour cause d'utilité publique d'un bien situé en région de langue allemande, quel que soit l'expropriant, sauf s'il s'agit d'une autorité fédérale ou d'une personne morale habilitée par ou en vertu de la loi fédérale à procéder à une expropriation pour cause d'utilité publique.]1
Conformément à l'article 6quater de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles et à l'article 1er, alinéa 1er, 3°, du décret de la Communauté germanophone du 29 avril 2019 et du décret de la Région wallonne du 6 mai 2019 relatif à l'exercice, par la Communauté germanophone, des compétences de la Région wallonne en matière d'aménagement du territoire et de certaines matières connexes, les chapitres III et VII ainsi que les dispositions du chapitre Ier - pour autant qu'elles se rapportent aux dispositions des chapitres II et VII - s'appliquent également à toute expropriation pour cause d'utilité publique d'un bien situé en région de langue allemande, quel que soit l'expropriant, sauf s'il s'agit d'une autorité fédérale ou d'une personne morale habilitée par ou en vertu de la loi fédérale à procéder à une expropriation pour cause d'utilité publique.]1
Modifications
Art.2. § 1. De onteigening kan als doel hebben :
1° de overdracht van een eigendomsrecht op een oproerend goed;
2° de afschaffing van een gesplitst zakelijk recht, van een onverdeeld recht van een zakelijk recht of van een persoonlijk recht op het goed ten einde de onteigenaar in staat te stellen het geheel van de rechten op het onteigende goed in zijn handen te verenigen.
De onteigening kan tot een ondergronds volume beperkt worden.
§ 2. Het onteigeningsbesluit kan erfdienstbaarheden opleggen die nodig zijn voor de verwezenlijking van het doel van algemeen nut.
Het onteigeningsbesluit bepaalt het gebruik en de omvang van deze erfdienstbaarheden alsook de daarmee bezwaarde goederen.
1° de overdracht van een eigendomsrecht op een oproerend goed;
2° de afschaffing van een gesplitst zakelijk recht, van een onverdeeld recht van een zakelijk recht of van een persoonlijk recht op het goed ten einde de onteigenaar in staat te stellen het geheel van de rechten op het onteigende goed in zijn handen te verenigen.
De onteigening kan tot een ondergronds volume beperkt worden.
§ 2. Het onteigeningsbesluit kan erfdienstbaarheden opleggen die nodig zijn voor de verwezenlijking van het doel van algemeen nut.
Het onteigeningsbesluit bepaalt het gebruik en de omvang van deze erfdienstbaarheden alsook de daarmee bezwaarde goederen.
Art.2. § 1er. L'expropriation peut avoir pour objet :
1° le transfert d'un droit de propriété sur un bien immobilier;
2° la suppression d'un droit réel démembré, d'un droit indivis d'un droit réel ou d'un droit personnel sur le bien en vue de permettre à l'expropriant de réunir en ses mains l'ensemble des droits sur le bien immobilier exproprié.
L'expropriation peut être limitée à un volume en sous-sol.
§ 2. L'arrêté d'expropriation peut imposer des servitudes nécessaires à la réalisation du but d'utilité publique.
L'arrêté d'expropriation détermine l'usage et l'étendue de ces servitudes ainsi que les biens qui en sont grevés.
1° le transfert d'un droit de propriété sur un bien immobilier;
2° la suppression d'un droit réel démembré, d'un droit indivis d'un droit réel ou d'un droit personnel sur le bien en vue de permettre à l'expropriant de réunir en ses mains l'ensemble des droits sur le bien immobilier exproprié.
L'expropriation peut être limitée à un volume en sous-sol.
§ 2. L'arrêté d'expropriation peut imposer des servitudes nécessaires à la réalisation du but d'utilité publique.
L'arrêté d'expropriation détermine l'usage et l'étendue de ces servitudes ainsi que les biens qui en sont grevés.
Art.3. Het onteigeningsbesluit kan de tijdelijke bezetting van onroerende goederen machtigen ten einde de uitvoering van de handelingen of werken gepland voor de verwezenlijking van het doel van algemeen nut mogelijk te maken of te vergemakkelijken.
Het onteigeningsbesluit bepaalt de betrokken goederen en de maximale duur van de bezetting. Deze bezetting kan vastgelegd worden onder verwijzing naar het einde van de geplande handelingen en werken zonder dat een datum nader bepaald wordt.
Het onteigeningsbesluit bepaalt de betrokken goederen en de maximale duur van de bezetting. Deze bezetting kan vastgelegd worden onder verwijzing naar het einde van de geplande handelingen en werken zonder dat een datum nader bepaald wordt.
Art.3. L'arrêté d'expropriation peut autoriser l'occupation temporaire de biens immobiliers afin de permettre ou de faciliter la réalisation des actes ou travaux projetés pour la réalisation du but d'utilité publique.
L'arrêté d'expropriation détermine les biens concernés et la durée maximale de l'occupation. Celle-ci peut être fixée par référence à la fin des actes et travaux projetés sans qu'une date ne soit précisée.
L'arrêté d'expropriation détermine les biens concernés et la durée maximale de l'occupation. Celle-ci peut être fixée par référence à la fin des actes et travaux projetés sans qu'une date ne soit précisée.
Art.4. Wanneer een onteigeningsbesluit betrekking heeft op een deel van een bouwwerk bestemd om gesloopt of verwijderd te worden, wordt het saldo van het goed door de onteigenaar verworven indien de eigenaar het eist. Behalve indien de onteigenaar zich daartegen verzet, heeft deze verwerving ook betrekking op het terrein dat de grondslag vormt van de te slopen of te verwijderen bouwwerk.
De vergoeding wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op de door de onteigenaar gevraagde onteigeningen.
De vergoeding wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op de door de onteigenaar gevraagde onteigeningen.
Art.4. Lorsqu'un arrêté d'expropriation vise une partie d'une construction destinée à être démolie ou enlevée, le solde du bien est acquis par l'expropriant si le propriétaire l'exige. Sauf si l'expropriant s'y oppose, cette acquisition porte également sur le terrain qui constitue l'assiette de la construction à démolir ou à enlever.
L'indemnité est déterminée conformément aux dispositions applicables aux expropriations demandées par l'expropriant.
L'indemnité est déterminée conformément aux dispositions applicables aux expropriations demandées par l'expropriant.
Art.5. § 1. Voor de berekening van de termijnen:
1° wordt de dag van verzending of ontvangst die als begindatum van de termijn geldt, niet meegerekend;
2° is de vervaldag van een termijn in die termijn inbegrepen; indien die dag evenwel een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag uitgesteld tot de volgende werkdag.
§ 2. De in de artikelen 11 en 13 bedoelde raadplegings- en informatietermijnen alsook de in artikel 50, eerste lid, bedoelde indieningstermijn worden tussen 16 juli en 15 augustus en tussen 24 december en 1 januari opgeschort.
Indien de laatste dag van de periode waarin de opmerkingen of de adviezen kunnen worden gezonden een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de periode verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Bij opschorting of verlenging van termijn zoals bedoeld in de eerste en tweede leden, worden de termijnen voor de verzending van het syntheseverslag en van het voorstel tot beslissing alsook van de kennisgeving van de beslissing, bedoeld in de artikelen 16, tweede lid, en 17, § 1, verlengd met de duur van de opschorting of de verlenging.
§ 3. Wanneer de termijnen voor de behandeling van het in artikel 7 bedoelde dossier met de noodzakelijkheid van het algemeen nut onverenigbaar zijn, worden ze verkort als volgt :
1° de in artikel 9, § 2, bedoelde termijnen bedragen acht dagen;
2° de in artikel 11, eerste lid, bedoelde termijn bedraagt vijftien dagen;
3° de in artikel 13 bedoelde termijn bedraagt vijftien dagen;
4° de in artikel 16, tweede lid, bedoelde termijn bedraagt vijfenveertig dagen;
5° de in artikel 17, § 1 bedoelde termijn bedraagt zestig dagen.
Bij toepassing van het eerste lid vindt de in § 2 bedoelde opschorting van termijnen niet plaats.
1° wordt de dag van verzending of ontvangst die als begindatum van de termijn geldt, niet meegerekend;
2° is de vervaldag van een termijn in die termijn inbegrepen; indien die dag evenwel een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag uitgesteld tot de volgende werkdag.
§ 2. De in de artikelen 11 en 13 bedoelde raadplegings- en informatietermijnen alsook de in artikel 50, eerste lid, bedoelde indieningstermijn worden tussen 16 juli en 15 augustus en tussen 24 december en 1 januari opgeschort.
Indien de laatste dag van de periode waarin de opmerkingen of de adviezen kunnen worden gezonden een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de periode verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Bij opschorting of verlenging van termijn zoals bedoeld in de eerste en tweede leden, worden de termijnen voor de verzending van het syntheseverslag en van het voorstel tot beslissing alsook van de kennisgeving van de beslissing, bedoeld in de artikelen 16, tweede lid, en 17, § 1, verlengd met de duur van de opschorting of de verlenging.
§ 3. Wanneer de termijnen voor de behandeling van het in artikel 7 bedoelde dossier met de noodzakelijkheid van het algemeen nut onverenigbaar zijn, worden ze verkort als volgt :
1° de in artikel 9, § 2, bedoelde termijnen bedragen acht dagen;
2° de in artikel 11, eerste lid, bedoelde termijn bedraagt vijftien dagen;
3° de in artikel 13 bedoelde termijn bedraagt vijftien dagen;
4° de in artikel 16, tweede lid, bedoelde termijn bedraagt vijfenveertig dagen;
5° de in artikel 17, § 1 bedoelde termijn bedraagt zestig dagen.
Bij toepassing van het eerste lid vindt de in § 2 bedoelde opschorting van termijnen niet plaats.
Art.5. § 1er. Pour le calcul des délais :
1° le jour de l'envoi ou de la réception qui est le point de départ d'un délai n'est pas compris dans ce délai;
2° le jour de l'échéance d'un délai est compris dans celui-ci; toutefois, lorsque ce jour est un samedi, un dimanche ou un jour férié légal, le jour de l'échéance est reporté au jour ouvrable suivant.
§ 2. Les délais de consultation et d'information visés aux articles 11 et 13, ainsi que le délai de dépôt visé à l'article 50, alinéa 1er, sont suspendus entre le 16 juillet et le 15 août et entre le 24 décembre et le 1er janvier.
Lorsque le dernier jour de la période au cours de laquelle les observations ou les avis peuvent être envoyés est un samedi, un dimanche ou un jour férié légal, la période se prolonge au jour ouvrable suivant.
En cas de suspension ou de prolongation de délai visée aux alinéas 1er et 2, les délais d'envoi du rapport de synthèse et de la proposition de décision ainsi que de notification de la décision, visés aux articles 16, alinéa 2, et 17, § 1er, sont prorogés de la durée de la suspension ou de la prolongation.
§ 3. Lorsque les délais de traitement du dossier visé à l'article 7 sont incompatibles avec les nécessités de l'utilité publique, ils sont réduits comme suit :
1° les délais visés à l'article 9, § 2, sont de huit jours;
2° le délai visé à l'article 11, alinéa 1er, est de quinze jours;
3° le délai visé à l'article 13, est de quinze jours;
4° le délai visé à l'article 16, alinéa 2, est de quarante-cinq jours;
5° le délai visé à l'article 17, § 1er, est de soixante jours.
En cas d'application de l'alinéa 1er, la suspension de délais prévue au paragraphe 2 n'a pas lieu.
1° le jour de l'envoi ou de la réception qui est le point de départ d'un délai n'est pas compris dans ce délai;
2° le jour de l'échéance d'un délai est compris dans celui-ci; toutefois, lorsque ce jour est un samedi, un dimanche ou un jour férié légal, le jour de l'échéance est reporté au jour ouvrable suivant.
§ 2. Les délais de consultation et d'information visés aux articles 11 et 13, ainsi que le délai de dépôt visé à l'article 50, alinéa 1er, sont suspendus entre le 16 juillet et le 15 août et entre le 24 décembre et le 1er janvier.
Lorsque le dernier jour de la période au cours de laquelle les observations ou les avis peuvent être envoyés est un samedi, un dimanche ou un jour férié légal, la période se prolonge au jour ouvrable suivant.
En cas de suspension ou de prolongation de délai visée aux alinéas 1er et 2, les délais d'envoi du rapport de synthèse et de la proposition de décision ainsi que de notification de la décision, visés aux articles 16, alinéa 2, et 17, § 1er, sont prorogés de la durée de la suspension ou de la prolongation.
§ 3. Lorsque les délais de traitement du dossier visé à l'article 7 sont incompatibles avec les nécessités de l'utilité publique, ils sont réduits comme suit :
1° les délais visés à l'article 9, § 2, sont de huit jours;
2° le délai visé à l'article 11, alinéa 1er, est de quinze jours;
3° le délai visé à l'article 13, est de quinze jours;
4° le délai visé à l'article 16, alinéa 2, est de quarante-cinq jours;
5° le délai visé à l'article 17, § 1er, est de soixante jours.
En cas d'application de l'alinéa 1er, la suspension de délais prévue au paragraphe 2 n'a pas lieu.
HOOFDSTUK II. - Administratieve procedure
CHAPITRE II. - Procédure administrative
Afdeling 1. - Bevoegde overheden
Section 1re. - Autorités compétentes
Art.6. § 1. De gemeenteraad van de gemeente op het grondgebied waarvan het bij de onteigening betrokken onroerend goed gelegen is, neemt het onteigeningsbesluit aan wanneer de onteigenaar één van de volgende instellingen is :
1° de gemeente;
2° het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente, een autonoom gemeentebedrijf, een kerkfabriek voor zover het project van algemeen nut zich op goederen die exclusief op het grondgebied van de betrokken gemeente gelegen zijn, uitstrekt.
In alle andere gevallen neemt de Regering het onteigeningsbesluit aan.
In afwijking van het eerste lid neemt de Regering het onteigeningsbesluit aan wanneer het project van algemeen nut zich uitstrekt op goederen die op het grondgebied van meerdere gemeenten gelegen zijn.
§ 2. In geval van op eenzelfde onroerend goed concurrerende projecten die voor de ene tot de bevoegdheid van de Regering en voor de andere van de gemeenteraad van de gemeente behoren, prevaleert het eerste op het tweede.
De Regering kan het onteigeningsbesluit dat het eerste lid schendt, op elk ogenblik en tot de uitvoering ervan in de zin van artikel 2, § 1, tweede lid, nietig verklaren.
1° de gemeente;
2° het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente, een autonoom gemeentebedrijf, een kerkfabriek voor zover het project van algemeen nut zich op goederen die exclusief op het grondgebied van de betrokken gemeente gelegen zijn, uitstrekt.
In alle andere gevallen neemt de Regering het onteigeningsbesluit aan.
In afwijking van het eerste lid neemt de Regering het onteigeningsbesluit aan wanneer het project van algemeen nut zich uitstrekt op goederen die op het grondgebied van meerdere gemeenten gelegen zijn.
§ 2. In geval van op eenzelfde onroerend goed concurrerende projecten die voor de ene tot de bevoegdheid van de Regering en voor de andere van de gemeenteraad van de gemeente behoren, prevaleert het eerste op het tweede.
De Regering kan het onteigeningsbesluit dat het eerste lid schendt, op elk ogenblik en tot de uitvoering ervan in de zin van artikel 2, § 1, tweede lid, nietig verklaren.
Art.6. § 1er. Le conseil communal de la commune sur le territoire de laquelle est situé le bien immobilier visé par l'expropriation adopte l'arrêté d'expropriation lorsque l'expropriant est :
1° la commune;
2° le centre public d'action sociale de la commune, une régie communale autonome ou une fabrique d'église, pour autant que le projet d'utilité publique s'étende sur des biens situés exclusivement sur le territoire de la commune concernée.
Dans tous les autres cas, le Gouvernement adopte l'arrêté d'expropriation.
Par dérogation à l'alinéa 1er, le Gouvernement adopte l'arrêté d'expropriation lorsque le projet d'utilité publique s'étend sur des biens immobiliers situés sur le territoire de plusieurs communes.
§ 2. En cas de projets concurrents sur un même bien immobilier qui relèvent pour l'un de la compétence du Gouvernement et pour l'autre du conseil communal de la commune, le premier prime sur le second.
Le Gouvernement peut annuler, à tout moment et jusqu'à sa mise en oeuvre au sens de l'article 20, § 1er, alinéa 2, l'arrêté d'expropriation qui méconnaît l'alinéa 1er.
1° la commune;
2° le centre public d'action sociale de la commune, une régie communale autonome ou une fabrique d'église, pour autant que le projet d'utilité publique s'étende sur des biens situés exclusivement sur le territoire de la commune concernée.
Dans tous les autres cas, le Gouvernement adopte l'arrêté d'expropriation.
Par dérogation à l'alinéa 1er, le Gouvernement adopte l'arrêté d'expropriation lorsque le projet d'utilité publique s'étend sur des biens immobiliers situés sur le territoire de plusieurs communes.
§ 2. En cas de projets concurrents sur un même bien immobilier qui relèvent pour l'un de la compétence du Gouvernement et pour l'autre du conseil communal de la commune, le premier prime sur le second.
Le Gouvernement peut annuler, à tout moment et jusqu'à sa mise en oeuvre au sens de l'article 20, § 1er, alinéa 2, l'arrêté d'expropriation qui méconnaît l'alinéa 1er.
Afdeling 2. - Onteigeningsbesluit
Section 2. - Dossier d'expropriation
Art.7. § 1. De onteigenaar richt de Administratie een dossier dat de volgende gegevens bevat :
1° een toelichting die het algemeen nut om te onteigenen rechtvaardigt;
2° een onteigeningsplan met vermelding van :
a) de omtrek van de onroerende goederen betrokken bij de rechten waarvan de onteigening wordt gevraagd;
b) in voorkomend geval, de omtrek van de in artikel 3 bedoelde tijdelijke bezetting en de grondslag van de erfdienstbaarheid bedoeld in artikel 2, § 2;
c) de tabel van de grondinnemingen waarin de identiteit van de houders van de in artikel 2 bedoelde rechten, de grootten en de bestemming van de te onteigenen onroerende goederen, die volgens de kadastergegevens worden vastgesteld, worden vermeld.
§ 2. In voorkomend geval bevat het dossier :
1° een indicatieve beschrijving van de door de onteigenaar te verrichten handelingen en werken, met vermelding van hun ligging, hun afmeting en hun bestemming;
2° de maximale duur van de in artikel 3 bedoelde tijdelijke bezetting en de rechtvaardiging ervan;
3° het gebruik, de omvang en de rechtvaardiging van de oprichting van de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheid;
4° het tracé van de wegen die afgedankt zouden worden door de aanneming van het onteigeningsbesluit alsook de eventuele overwogen compensatiemaatregelen;
5° de rechtvaardiging van de onverenigbaarheid van de termijnen met de noodzakelijkheid van het in artikel 5, § 3, bedoelde algemeen nut.
§ 3. De Regering kan de in § 2 bedoelde opsomming aanvullen, de inhoud en de vorm van de bij het dossier te voegen documenten alsook het aantal exemplaren van het dossier nader bepalen.
1° een toelichting die het algemeen nut om te onteigenen rechtvaardigt;
2° een onteigeningsplan met vermelding van :
a) de omtrek van de onroerende goederen betrokken bij de rechten waarvan de onteigening wordt gevraagd;
b) in voorkomend geval, de omtrek van de in artikel 3 bedoelde tijdelijke bezetting en de grondslag van de erfdienstbaarheid bedoeld in artikel 2, § 2;
c) de tabel van de grondinnemingen waarin de identiteit van de houders van de in artikel 2 bedoelde rechten, de grootten en de bestemming van de te onteigenen onroerende goederen, die volgens de kadastergegevens worden vastgesteld, worden vermeld.
§ 2. In voorkomend geval bevat het dossier :
1° een indicatieve beschrijving van de door de onteigenaar te verrichten handelingen en werken, met vermelding van hun ligging, hun afmeting en hun bestemming;
2° de maximale duur van de in artikel 3 bedoelde tijdelijke bezetting en de rechtvaardiging ervan;
3° het gebruik, de omvang en de rechtvaardiging van de oprichting van de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheid;
4° het tracé van de wegen die afgedankt zouden worden door de aanneming van het onteigeningsbesluit alsook de eventuele overwogen compensatiemaatregelen;
5° de rechtvaardiging van de onverenigbaarheid van de termijnen met de noodzakelijkheid van het in artikel 5, § 3, bedoelde algemeen nut.
§ 3. De Regering kan de in § 2 bedoelde opsomming aanvullen, de inhoud en de vorm van de bij het dossier te voegen documenten alsook het aantal exemplaren van het dossier nader bepalen.
Art.7. § 1er. L'expropriant adresse à l'Administration un dossier qui contient :
1° un exposé des motifs qui justifie l'utilité publique d'exproprier;
2° un plan d'expropriation présentant :
a) le périmètre des biens immobiliers concernés par les droits dont l'expropriation est demandée;
b) le cas échéant, le périmètre de l'occupation temporaire visée à l'article 3 et l'assiette de la servitude visée à l'article 2, § 2;
c) le tableau des emprises indiquant l'identité des titulaires des droits visés à l'article 2, les contenances et l'affectation des biens immobiliers à exproprier, déterminées selon les indications du cadastre.
§ 2. Le cas échéant, le dossier contient :
1° une description indicative des actes et travaux à réaliser par l'expropriant présentant leur implantation, gabarit et affectation;
2° la durée maximale de l'occupation temporaire visée à l'article 3 et sa justification;
3° l'usage, l'étendue et la justification de la création de la servitude visée à l'article 2, § 2;
4° le tracé des voiries qui seraient désaffectées par l'adoption de l'arrêté d'expropriation, ainsi que les éventuelles mesures de compensation envisagées;
5° la justification de l'incompatibilité des délais avec les nécessités de l'utilité publique visée à l'article 5, § 3.
§ 3. Le Gouvernement peut compléter l'énumération visée au paragraphe 2, préciser le contenu et la forme des documents à joindre au dossier, ainsi que le nombre d'exemplaires du dossier.
1° un exposé des motifs qui justifie l'utilité publique d'exproprier;
2° un plan d'expropriation présentant :
a) le périmètre des biens immobiliers concernés par les droits dont l'expropriation est demandée;
b) le cas échéant, le périmètre de l'occupation temporaire visée à l'article 3 et l'assiette de la servitude visée à l'article 2, § 2;
c) le tableau des emprises indiquant l'identité des titulaires des droits visés à l'article 2, les contenances et l'affectation des biens immobiliers à exproprier, déterminées selon les indications du cadastre.
§ 2. Le cas échéant, le dossier contient :
1° une description indicative des actes et travaux à réaliser par l'expropriant présentant leur implantation, gabarit et affectation;
2° la durée maximale de l'occupation temporaire visée à l'article 3 et sa justification;
3° l'usage, l'étendue et la justification de la création de la servitude visée à l'article 2, § 2;
4° le tracé des voiries qui seraient désaffectées par l'adoption de l'arrêté d'expropriation, ainsi que les éventuelles mesures de compensation envisagées;
5° la justification de l'incompatibilité des délais avec les nécessités de l'utilité publique visée à l'article 5, § 3.
§ 3. Le Gouvernement peut compléter l'énumération visée au paragraphe 2, préciser le contenu et la forme des documents à joindre au dossier, ainsi que le nombre d'exemplaires du dossier.
Art.8. § 1. Voor de behoeften van de vaststelling van het onteigeningsbesluit kan de onteigenaar toegang hebben tot de betrokken onroerende goederen.
§ 2. In geval van verzet of indien de plaatsen waarvan sprake een woonplaats vormen, machtigt de politierechtbank die naar gelang van de ligging van het goed bevoegd is, de onteigenaar om toegang tot bedoeld goed te hebben. Deze rechtbank wordt aangezocht bij eenzijdig verzoekschrift.
Het door de politierechtbank uitgesproken bevel maakt de onteigenaar het mogelijk om, indien nodig, een beroep te doen op de openbare macht.
§ 3. De onteigenaar verricht de handelingen en tussenkomsten die nodig zijn voor de samenstelling van het onteigeningsbesluit na de vaststelling van een plaatsbeschrijving. De onteigenaar deelt op een eerste verzoek en zo spoedig mogelijk de identiteit van de houders van zakelijke en persoonlijke rechten op het goed aan de onteigenaar mede. Bij gebrek aan overmaking is de plaatsbeschrijving jegens hen tegenstelbaar. De plaatsbeschrijving wordt door de onteigenaar verricht nadat de eigenaar en de houders van zakelijke en persoonlijke rechten er minstens twintig dagen tevoren bij aangetekend schrijven om verzocht zijn om op de dag en om het uur vastgesteld in de oproepingsbrief deel te nemen aan die plaatsbeschrijving en verwittigd zijn dat er tot bedoelde plaatsbeschrijving zal worden overgegaan zelfs indien ze afwezig zijn. Indien ze afwezig zijn, is de plaatsbeschrijving hun tegenstelbaar.
§ 2. In geval van verzet of indien de plaatsen waarvan sprake een woonplaats vormen, machtigt de politierechtbank die naar gelang van de ligging van het goed bevoegd is, de onteigenaar om toegang tot bedoeld goed te hebben. Deze rechtbank wordt aangezocht bij eenzijdig verzoekschrift.
Het door de politierechtbank uitgesproken bevel maakt de onteigenaar het mogelijk om, indien nodig, een beroep te doen op de openbare macht.
§ 3. De onteigenaar verricht de handelingen en tussenkomsten die nodig zijn voor de samenstelling van het onteigeningsbesluit na de vaststelling van een plaatsbeschrijving. De onteigenaar deelt op een eerste verzoek en zo spoedig mogelijk de identiteit van de houders van zakelijke en persoonlijke rechten op het goed aan de onteigenaar mede. Bij gebrek aan overmaking is de plaatsbeschrijving jegens hen tegenstelbaar. De plaatsbeschrijving wordt door de onteigenaar verricht nadat de eigenaar en de houders van zakelijke en persoonlijke rechten er minstens twintig dagen tevoren bij aangetekend schrijven om verzocht zijn om op de dag en om het uur vastgesteld in de oproepingsbrief deel te nemen aan die plaatsbeschrijving en verwittigd zijn dat er tot bedoelde plaatsbeschrijving zal worden overgegaan zelfs indien ze afwezig zijn. Indien ze afwezig zijn, is de plaatsbeschrijving hun tegenstelbaar.
Art.8. § 1er. Pour les besoins de l'établissement du dossier d'expropriation, l'expropriant peut accéder aux biens immobiliers concernés.
§ 2. En cas d'opposition ou si les lieux en question constituent un domicile, le tribunal de police compétent en fonction de la localisation du bien autorise l'expropriant à y accéder. Celui-ci est saisi par requête unilatérale.
L'ordonnance prononcée par le tribunal de police permet à l'expropriant de recourir, si besoin est, à l'assistance de la force publique.
§ 3. L'expropriant réalise les actes et interventions nécessaires à la constitution du dossier d'expropriation après l'établissement d'un état des lieux. A première demande et sans délai, le propriétaire transmet à l'expropriant l'identité des détenteurs de droits réels et personnels sur le bien. A défaut de transmission, l'état des lieux leur est opposable. L'état des lieux est réalisé par l'expropriant après que le propriétaire et les détenteurs de droits réels et personnels aient été invités, par envoi recommandé vingt jours au moins à l'avance, à assister aux jour et heure fixés dans la convocation, à l'établissement de cet état des lieux et averti qu'il y sera procédé même en leur absence. En cas d'absence de ceux-ci, l'état des lieux leur est opposable.
§ 2. En cas d'opposition ou si les lieux en question constituent un domicile, le tribunal de police compétent en fonction de la localisation du bien autorise l'expropriant à y accéder. Celui-ci est saisi par requête unilatérale.
L'ordonnance prononcée par le tribunal de police permet à l'expropriant de recourir, si besoin est, à l'assistance de la force publique.
§ 3. L'expropriant réalise les actes et interventions nécessaires à la constitution du dossier d'expropriation après l'établissement d'un état des lieux. A première demande et sans délai, le propriétaire transmet à l'expropriant l'identité des détenteurs de droits réels et personnels sur le bien. A défaut de transmission, l'état des lieux leur est opposable. L'état des lieux est réalisé par l'expropriant après que le propriétaire et les détenteurs de droits réels et personnels aient été invités, par envoi recommandé vingt jours au moins à l'avance, à assister aux jour et heure fixés dans la convocation, à l'établissement de cet état des lieux et averti qu'il y sera procédé même en leur absence. En cas d'absence de ceux-ci, l'état des lieux leur est opposable.
Art.9. § 1. De onteigenaar richt het in artikel 7 bedoelde onteigeningsdossier bij aangetekend schrijven met ontvangstbericht of via neerlegging tegen ontvangstbewijs aan de Administratie.
§ 2. Binnen vijftien dagen na ontvangst van het dossier richt de Administratie, indien ze acht dat het dossier volledig is of dat bedoeld dossier het mogelijk maakt met kennis van zaken uitspraak te doen, een ontvangstbewijs bij aangetekend schrijven aan de onteigenaar.
Indien de Administratie acht dat het dossier onvolledig is of dat bedoeld dossier het niet mogelijk maakt met kennis van zaken uitspraak te doen, richt ze binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een aangetekend schrijven aan de onteigenaar waarin ze om de ontbrekende informatie verzoekt. Binnen vijftien dagen na ontvangst van deze informatie die overeenkomstig § 1 gericht of neergelegd wordt, richt de Administratie een ontvangstbewijs bij aangetekend schrijven aan de onteigenaar.
§ 3. Onder voorbehoud van artikel 22 kunnen tekortkomingen in de samenstelling van het dossier slechts een gevolg hebben op het wettelijk karakter van het onteigeningsbesluit wanneer bewezen is dat de gemeenteraad van de gemeente of de Regering niet met kennis van zaken uitspraak heeft kunnen doen.
§ 4. De Regering kan de modaliteiten en de voorwaarden voor de indiening van het onteigeningsdossier en van de behandeling ervan langs elektronische weg bepalen.
§ 2. Binnen vijftien dagen na ontvangst van het dossier richt de Administratie, indien ze acht dat het dossier volledig is of dat bedoeld dossier het mogelijk maakt met kennis van zaken uitspraak te doen, een ontvangstbewijs bij aangetekend schrijven aan de onteigenaar.
Indien de Administratie acht dat het dossier onvolledig is of dat bedoeld dossier het niet mogelijk maakt met kennis van zaken uitspraak te doen, richt ze binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een aangetekend schrijven aan de onteigenaar waarin ze om de ontbrekende informatie verzoekt. Binnen vijftien dagen na ontvangst van deze informatie die overeenkomstig § 1 gericht of neergelegd wordt, richt de Administratie een ontvangstbewijs bij aangetekend schrijven aan de onteigenaar.
§ 3. Onder voorbehoud van artikel 22 kunnen tekortkomingen in de samenstelling van het dossier slechts een gevolg hebben op het wettelijk karakter van het onteigeningsbesluit wanneer bewezen is dat de gemeenteraad van de gemeente of de Regering niet met kennis van zaken uitspraak heeft kunnen doen.
§ 4. De Regering kan de modaliteiten en de voorwaarden voor de indiening van het onteigeningsdossier en van de behandeling ervan langs elektronische weg bepalen.
Art.9. § 1er. L'expropriant adresse le dossier d'expropriation visé à l'article 7 à l'Administration par envoi recommandé avec accusé de réception ou par dépôt contre récépissé à l'Administration.
§ 2. Dans les quinze jours de la réception du dossier, si l'Administration estime qu'il est complet ou qu'il permet de statuer en connaissance de cause, elle adresse à l'expropriant, par envoi recommandé, un accusé de réception.
Si l'Administration considère que le dossier est incomplet ou qu'il ne permet pas de statuer en connaissance de cause, elle adresse, dans le délai visé à l'alinéa 1er, à l'expropriant un envoi recommandé sollicitant la production des informations manquantes. Dans les quinze jours de la réception de ces informations qui sont adressées ou déposées conformément au paragraphe 1er, l'Administration adresse à l'expropriant, par envoi recommandé, un accusé de réception.
§ 3. Sous réserve de l'article 22, des lacunes dans la composition du dossier peuvent avoir une incidence sur la légalité de l'arrêté d'expropriation uniquement s'il est établi que le conseil communal de la commune ou le Gouvernement n'a pas pu statuer en connaissance de cause.
§ 4. Le Gouvernement peut arrêter les modalités et les conditions de l'introduction du dossier d'expropriation et de son instruction par voie électronique.
§ 2. Dans les quinze jours de la réception du dossier, si l'Administration estime qu'il est complet ou qu'il permet de statuer en connaissance de cause, elle adresse à l'expropriant, par envoi recommandé, un accusé de réception.
Si l'Administration considère que le dossier est incomplet ou qu'il ne permet pas de statuer en connaissance de cause, elle adresse, dans le délai visé à l'alinéa 1er, à l'expropriant un envoi recommandé sollicitant la production des informations manquantes. Dans les quinze jours de la réception de ces informations qui sont adressées ou déposées conformément au paragraphe 1er, l'Administration adresse à l'expropriant, par envoi recommandé, un accusé de réception.
§ 3. Sous réserve de l'article 22, des lacunes dans la composition du dossier peuvent avoir une incidence sur la légalité de l'arrêté d'expropriation uniquement s'il est établi que le conseil communal de la commune ou le Gouvernement n'a pas pu statuer en connaissance de cause.
§ 4. Le Gouvernement peut arrêter les modalités et les conditions de l'introduction du dossier d'expropriation et de son instruction par voie électronique.
Afdeling 3. - Raadpleging en informatie
Section 3. - Consultation et information
Art.10. Tegelijk met de zending van het ontvangstbewijs aan de onteigenaar richt de Administratie bij aangetekend schrijven met ontvangstbericht een afschrift van het dossier, met inbegrip van het in artikel 9, § 2, bedoelde ontvangstbewijs, aan :
1° het gemeentecollege van elke gemeente op het grondgebied waarvan het dossier zich uitstrekt;
2° de gemachtigd ambtenaar [1 ...]1;
3° de andere diensten, commissies en overheden aangewezen door de Regering of die de Administratie nuttig acht te raadplegen.
1° het gemeentecollege van elke gemeente op het grondgebied waarvan het dossier zich uitstrekt;
2° de gemachtigd ambtenaar [1 ...]1;
3° de andere diensten, commissies en overheden aangewezen door de Regering of die de Administratie nuttig acht te raadplegen.
Modifications
Art.10. En même temps que l'Administration envoie à l'expropriant l'accusé de réception, elle adresse, par envoi recommandé avec accusé de réception, une copie du dossier, en ce compris de l'accusé de réception visé à l'article 9, § 2 :
1° au collège communal de chaque commune sur le territoire de laquelle le dossier s'étend;
2° au fonctionnaire délégué [1 ...]1;
3° aux autres services, commissions et autorités désignés par le Gouvernement ou que l'Administration juge utile de consulter.
1° au collège communal de chaque commune sur le territoire de laquelle le dossier s'étend;
2° au fonctionnaire délégué [1 ...]1;
3° aux autres services, commissions et autorités désignés par le Gouvernement ou que l'Administration juge utile de consulter.
Modifications
Art.10 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
Tegelijk met de zending van het ontvangstbewijs aan de onteigenaar richt de Administratie bij aangetekend schrijven met ontvangstbericht een afschrift van het dossier, met inbegrip van het in artikel 9, § 2, bedoelde ontvangstbewijs, aan :
1° het gemeentecollege van elke gemeente op het grondgebied waarvan het dossier zich uitstrekt;
2° [1 de Regering]1 [2 ...]2;
3° de andere diensten, commissies en overheden aangewezen door de Regering of die de Administratie nuttig acht te raadplegen.
Tegelijk met de zending van het ontvangstbewijs aan de onteigenaar richt de Administratie bij aangetekend schrijven met ontvangstbericht een afschrift van het dossier, met inbegrip van het in artikel 9, § 2, bedoelde ontvangstbewijs, aan :
1° het gemeentecollege van elke gemeente op het grondgebied waarvan het dossier zich uitstrekt;
2° [1 de Regering]1 [2 ...]2;
3° de andere diensten, commissies en overheden aangewezen door de Regering of die de Administratie nuttig acht te raadplegen.
Art.10 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
En même temps que l'Administration envoie à l'expropriant l'accusé de réception, elle adresse, par envoi recommandé avec accusé de réception, une copie du dossier, en ce compris de l'accusé de réception visé à l'article 9, § 2 :
1° au collège communal de chaque commune sur le territoire de laquelle le dossier s'étend;
2° [1 au Gouvernement]1 [2 ...]2;
3° aux autres services, commissions et autorités désignés par le Gouvernement ou que l'Administration juge utile de consulter.
En même temps que l'Administration envoie à l'expropriant l'accusé de réception, elle adresse, par envoi recommandé avec accusé de réception, une copie du dossier, en ce compris de l'accusé de réception visé à l'article 9, § 2 :
1° au collège communal de chaque commune sur le territoire de laquelle le dossier s'étend;
2° [1 au Gouvernement]1 [2 ...]2;
3° aux autres services, commissions et autorités désignés par le Gouvernement ou que l'Administration juge utile de consulter.
Art.11. De instanties, overheden, diensten en commissies bedoeld in artikel 10 maken hun advies aan de Administratie over binnen dertig dagen na ontvangst van het onteigeningsbesluit. Bij gebreke daarvan wordt de procedure voortgezet.
In het kader van zijn advies spreken de gemachtigd ambtenaar en de ambtenaar bevoegd voor handelsvestigingen zich alleen op basis van de in het dossier vermelde elementen uit.
In het kader van zijn advies spreken de gemachtigd ambtenaar en de ambtenaar bevoegd voor handelsvestigingen zich alleen op basis van de in het dossier vermelde elementen uit.
Art.11. Les instances, autorités, services et commissions visés à l'article 10, adressent leur avis à l'Administration dans les trente jours de la réception du dossier d'expropriation. A défaut, la procédure est poursuivie.
Dans le cadre de son avis, le fonctionnaire délégué et le fonctionnaire des implantations commerciales se prononcent uniquement sur la base des éléments contenus dans le dossier.
Dans le cadre de son avis, le fonctionnaire délégué et le fonctionnaire des implantations commerciales se prononcent uniquement sur la base des éléments contenus dans le dossier.
Art.11 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De instanties, overheden, diensten en commissies bedoeld in artikel 10 maken hun advies aan de Administratie over binnen dertig dagen na ontvangst van het onteigeningsbesluit. Bij gebreke daarvan wordt de procedure voortgezet. [2 In het kader van haar advies spreekt de Regering, voor zover het gaat om ruimtelijke ordening en stedenbouw, zich alleen uit op basis van de elementen van het dossier]2.
Art.11 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE. Les instances, autorités, services et commissions visés à l'article 10, adressent leur avis à l'Administration dans les trente jours de la réception du dossier d'expropriation. A défaut, la procédure est poursuivie. [2 Dans le cadre de leur avis, le Gouvernement se prononce, pour autant que les aspects "Aménagement du territoire" et "Urbanisme" soient concernés, uniquement sur la base des éléments contenus dans le dossier]2.
Art.12. § 1. Binnen de in artikel 9, § 2, bedoelde termijn stelt de Administratie bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs de houders van de rechten op het te onteigenen goed, zoals geïdentificeerd in het onteigeningsbesluit, in kennis van de indiening ervan.
Onder hun volledige verantwoordelijkheid en zonder dat het wettelijk karakter van het onteigeningsbesluit betwist kan worden, richten de houders van de rechten die de informatie hebben ontvangen, zo spoedig mogelijk een afschrift aan de derden die een persoonlijk of zakelijk recht hebben op het onroerend goed.
§ 2. De in § 1 bedoelde informatie bevat minstens :
1° de uiterste datum waarop opmerkingen kunnen worden gezonden;
2° de identiteit van de onteigenaar en van de bij het onteigeningsbesluit betrokken onteigende personen;
3° de beknopte beschrijving van het doel van algemeen nut;
4° de vermelding volgens welke het doel van de aanvraag het verkrijgen van een onteigeningsbesluit is;
5° de verplichting voor zijn bestemmeling om zo spoedig mogelijk een afschrift daarvan over te maken aan derden die een persoonlijk of zakelijk recht hebben op het onroerend goed en die in de informatie niet zijn aangegeven;
6° de dagen, uren en plaats waar(op) de houders van rechten op het te onteigenen onroerend goed het dossier kunnen raadplegen;
7° het adres waarop de opmerkingen van de houders van rechten op het te onteigenen onroerend goed het dossier kunnen worden gericht.
De gegevens bedoeld in het eerste lid kunnen door de Regering nader bepaald en aangevuld worden.
Onder hun volledige verantwoordelijkheid en zonder dat het wettelijk karakter van het onteigeningsbesluit betwist kan worden, richten de houders van de rechten die de informatie hebben ontvangen, zo spoedig mogelijk een afschrift aan de derden die een persoonlijk of zakelijk recht hebben op het onroerend goed.
§ 2. De in § 1 bedoelde informatie bevat minstens :
1° de uiterste datum waarop opmerkingen kunnen worden gezonden;
2° de identiteit van de onteigenaar en van de bij het onteigeningsbesluit betrokken onteigende personen;
3° de beknopte beschrijving van het doel van algemeen nut;
4° de vermelding volgens welke het doel van de aanvraag het verkrijgen van een onteigeningsbesluit is;
5° de verplichting voor zijn bestemmeling om zo spoedig mogelijk een afschrift daarvan over te maken aan derden die een persoonlijk of zakelijk recht hebben op het onroerend goed en die in de informatie niet zijn aangegeven;
6° de dagen, uren en plaats waar(op) de houders van rechten op het te onteigenen onroerend goed het dossier kunnen raadplegen;
7° het adres waarop de opmerkingen van de houders van rechten op het te onteigenen onroerend goed het dossier kunnen worden gericht.
De gegevens bedoeld in het eerste lid kunnen door de Regering nader bepaald en aangevuld worden.
Art.12. § 1er. Dans le délai visé à l'article 9, § 2, l'Administration informe, par envoi recommandé avec accusé de réception, les titulaires des droits sur le bien immobilier à exproprier, tels qu'identifiés dans le dossier d'expropriation, de son introduction.
Sous leur entière responsabilité et sans que la légalité de l'arrêté d'expropriation ne puisse être mise en cause pour cette raison, les titulaires des droits qui ont reçu l'information en adressent, sans délai, une copie aux tiers qui détiennent un droit personnel ou réel sur le bien immobilier.
§ 2. L'information visée au paragraphe 1er contient au moins :
1° la date ultime jusqu'à laquelle des observations peuvent être envoyées;
2° l'identité de l'expropriant et des expropriés visés par le dossier d'expropriation;
3° la description succincte du but d'utilité publique;
4° l'indication selon laquelle l'objet de la demande est l'obtention d'un arrêté d'expropriation;
5° l'obligation pour son destinataire d'en adresser, sans délai, une copie aux tiers qui détiennent un droit personnel ou réel sur le bien immobilier et qui ne sont pas renseignés dans l'information;
6° les jours, heure et lieu où les titulaires de droits sur le bien immobilier à exproprier peuvent consulter le dossier;
7° l'adresse à laquelle les observations des titulaires de droits sur le bien immobilier à exproprier peuvent être adressées.
Le Gouvernement peut préciser et compléter les données énumérées à l'alinéa 1er.
Sous leur entière responsabilité et sans que la légalité de l'arrêté d'expropriation ne puisse être mise en cause pour cette raison, les titulaires des droits qui ont reçu l'information en adressent, sans délai, une copie aux tiers qui détiennent un droit personnel ou réel sur le bien immobilier.
§ 2. L'information visée au paragraphe 1er contient au moins :
1° la date ultime jusqu'à laquelle des observations peuvent être envoyées;
2° l'identité de l'expropriant et des expropriés visés par le dossier d'expropriation;
3° la description succincte du but d'utilité publique;
4° l'indication selon laquelle l'objet de la demande est l'obtention d'un arrêté d'expropriation;
5° l'obligation pour son destinataire d'en adresser, sans délai, une copie aux tiers qui détiennent un droit personnel ou réel sur le bien immobilier et qui ne sont pas renseignés dans l'information;
6° les jours, heure et lieu où les titulaires de droits sur le bien immobilier à exproprier peuvent consulter le dossier;
7° l'adresse à laquelle les observations des titulaires de droits sur le bien immobilier à exproprier peuvent être adressées.
Le Gouvernement peut préciser et compléter les données énumérées à l'alinéa 1er.
Art.13. Binnen dertig dagen na ontvangst van de in artikel 12, § 1, eerste lid, bedoelde zending, kunnen de houders van rechten op het te onteigenen onroerend goed hun schriftelijke opmerkingen aan de Administratie richten. Elke opmerking gezonden na die termijn wordt niet in aanmerking genomen.
Art.13. Dans les trente jours de la réception de l'envoi visé à l'article 12, § 1er, alinéa 1er, les titulaires de droits sur le bien immobilier à exproprier peuvent adresser leurs observations écrites à l'Administration. Toute observation envoyée au-delà de ce délai n'est pas prise en compte.
Art.14. Wanneer het onteigeningsdossier tegelijk met de aanneming van een plan, een structuurplan, een omtrek of een administratieve vergunning die nodig is voor de verwezenlijking van het doel van algemeen nut wordt behandeld, kunnen ze samen onderworpen worden aan de regels voorzien voor de aanneming van het plan, het structuurplan of de omtrek of voor de verlening van de administratieve vergunning.
Art.14. Lorsque le dossier d'expropriation est instruit en même temps que l'adoption d'un plan, schéma, périmètre ou d'une autorisation administrative nécessaire à la réalisation du but d'utilité publique, ils peuvent être soumis ensemble aux formalités prévues pour l'adoption du plan, schéma, périmètre ou à la délivrance de l'autorisation administrative.
Art.15. De wijzigingen die na raadpleging en informatie in het dossier kunnen worden aangebracht, vloeien uit de adviezen of opmerkingen uitgebracht tijdens de ene of de andere voort. De wijzigingen kunnen niet als gevolg hebben dat de omtrek van de overwogen onteigeningen wordt verhoogd zonder de instemming van de houders van rechten op het onroerend goed betrokken bij de overwogen uitbreiding.
Art.15. Les modifications pouvant être apportées au dossier après consultation et information résultent des avis ou observations émis au cours de l'une ou de l'autre. Les modifications ne peuvent pas avoir pour incidence d'augmenter le périmètre des expropriations envisagées sans l'accord des titulaires de droits sur le bien immobilier concerné par l'extension projetée.
Afdeling 4. - Syntheseverslag van de Administratie
Section 4. - Rapport de synthèse de l'Administration
Art.16. Op basis van de opmerkingen en adviezen uitgebracht in de loop van de procedure maakt de Administratie een syntheseverslag op dat haar advies en een beslissingsvoorstel bevat.
De Administratie richt dat verslag aan de gemeente of aan de Regering en aan de onteigenaar binnen vijfentachtig dagen na het bericht van ontvangst van het in artikel [1 9, § 2]1, bedoelde dossier. Bij gebreke daarvan wordt de procedure voortgezet.
De Administratie richt dat verslag aan de gemeente of aan de Regering en aan de onteigenaar binnen vijfentachtig dagen na het bericht van ontvangst van het in artikel [1 9, § 2]1, bedoelde dossier. Bij gebreke daarvan wordt de procedure voortgezet.
Modifications
Art.16. Sur la base des observations et avis émis en cours de procédure, l'Administration établit un rapport de synthèse qui comporte son avis et une proposition de décision.
L'Administration adresse ce rapport à la commune ou au Gouvernement et à l'expropriant dans les quatre-vingt-cinq jours de l'accusé de réception du dossier visé à l'[1 article 9, § 2 ]1. A défaut, la procédure est poursuivie.
L'Administration adresse ce rapport à la commune ou au Gouvernement et à l'expropriant dans les quatre-vingt-cinq jours de l'accusé de réception du dossier visé à l'[1 article 9, § 2 ]1. A défaut, la procédure est poursuivie.
Modifications
Afdeling 5. - Beslissing omtrent het onteigeningsdossier
Section 5. - Décision sur le dossier d'expropriation
Art.17. § 1. Binnen dertig dagen na het bericht van ontvangst van het in artikel [1 9, § 2]1, bedoelde dossier deelt de gemeente of de Regering bij aangetekend schrijven haar beslissing aan de onteigenaar mede.
De Regering of de gemeente gaan in de vormen en binnen de termijnen bedoeld in de artikelen 10 tot 13 over tot de raadplegingen en informatie die de Administratie niet heeft verricht. In dit geval wordt de in het eerste lid bedoelde termijn met dertig dagen verlengd.
Bij gebrek aan zending van de beslissing binnen de in de eerste en tweede leden bedoelde termijn en indien een beslissingsvoorstel binnen de in artikel 16, tweede lid, bedoelde termijn door de Administratie aan de gemeente of aan de Regering is gericht, geldt bedoeld voorstel als beslissing.
Bij gebrek aan beslissingsvoorstel gezonden binnen de in artikel 16, tweede lid, bedoelde termijn en aan beslissing gezonden binnen de in het eerste of tweede lid bedoelde termijn wordt de onteigening geacht geweigerd te zijn.
§ 2. Op hetzelfde ogenblik als ze aan de onteigenaar wordt betekend, wordt de in § 1, eerste lid, bedoelde beslissing gericht aan de Regering, de Administratie en de gemeenten op het grondgebied waarvan het project van algemeen nut zich uitstrekt.
De beslissing wordt tijdens dertig dagen op de websites van de gemeenten, indien ze bestaan, of bij gebreke daarvan, op de gewoonlijke aanplakkingsplaatsen bekendgemaakt.
De Regering kan de modaliteiten van die bekendmaking bepalen.
§ 3. Op initiatief van de Administratie wordt het onteigeningsbesluit bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De Regering of de gemeente gaan in de vormen en binnen de termijnen bedoeld in de artikelen 10 tot 13 over tot de raadplegingen en informatie die de Administratie niet heeft verricht. In dit geval wordt de in het eerste lid bedoelde termijn met dertig dagen verlengd.
Bij gebrek aan zending van de beslissing binnen de in de eerste en tweede leden bedoelde termijn en indien een beslissingsvoorstel binnen de in artikel 16, tweede lid, bedoelde termijn door de Administratie aan de gemeente of aan de Regering is gericht, geldt bedoeld voorstel als beslissing.
Bij gebrek aan beslissingsvoorstel gezonden binnen de in artikel 16, tweede lid, bedoelde termijn en aan beslissing gezonden binnen de in het eerste of tweede lid bedoelde termijn wordt de onteigening geacht geweigerd te zijn.
§ 2. Op hetzelfde ogenblik als ze aan de onteigenaar wordt betekend, wordt de in § 1, eerste lid, bedoelde beslissing gericht aan de Regering, de Administratie en de gemeenten op het grondgebied waarvan het project van algemeen nut zich uitstrekt.
De beslissing wordt tijdens dertig dagen op de websites van de gemeenten, indien ze bestaan, of bij gebreke daarvan, op de gewoonlijke aanplakkingsplaatsen bekendgemaakt.
De Regering kan de modaliteiten van die bekendmaking bepalen.
§ 3. Op initiatief van de Administratie wordt het onteigeningsbesluit bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Modifications
Art.17. § 1er. Dans les cent trente jours de l'accusé de réception du dossier visé à l'[1 article 9, § 2 ]1, la commune ou le Gouvernement notifie sa décision à l'expropriant par envoi recommandé.
Le Gouvernement ou la commune procèdent aux consultations et informations que l'Administration n'a pas réalisées, dans les formes et délais prévus aux articles 10 à 13. Dans ce cas, le délai visé à l'alinéa 1er est prolongé de trente jours.
A défaut d'envoi de la décision dans le délai prévu aux alinéas 1er et 2, et si une proposition de décision a été adressée par l'Administration à la commune ou au Gouvernement dans le délai visé à l'article 16, alinéa 2, celle-ci vaut décision.
En l'absence de proposition de décision envoyée dans le délai visé à l'article 16, alinéa 2, et de décision envoyée dans le délai visé à l'alinéa 1er ou 2, l'expropriation est réputée refusée.
§ 2. En même temps qu'elle est notifiée à l'expropriant, la décision visée au paragraphe 1er, alinéa 1er, est adressée au Gouvernement, à l'Administration et aux communes sur le territoire desquelles le projet d'utilité publique s'étend.
La décision est publiée durant trente jours sur les sites internet des communes s'ils existent ou, à défaut, aux endroits habituels d'affichage.
Le Gouvernement peut déterminer les modalités de cette publication.
§ 3. A l'initiative de l'Administration, l'arrêté d'expropriation est publié par extrait au Moniteur belge.
Le Gouvernement ou la commune procèdent aux consultations et informations que l'Administration n'a pas réalisées, dans les formes et délais prévus aux articles 10 à 13. Dans ce cas, le délai visé à l'alinéa 1er est prolongé de trente jours.
A défaut d'envoi de la décision dans le délai prévu aux alinéas 1er et 2, et si une proposition de décision a été adressée par l'Administration à la commune ou au Gouvernement dans le délai visé à l'article 16, alinéa 2, celle-ci vaut décision.
En l'absence de proposition de décision envoyée dans le délai visé à l'article 16, alinéa 2, et de décision envoyée dans le délai visé à l'alinéa 1er ou 2, l'expropriation est réputée refusée.
§ 2. En même temps qu'elle est notifiée à l'expropriant, la décision visée au paragraphe 1er, alinéa 1er, est adressée au Gouvernement, à l'Administration et aux communes sur le territoire desquelles le projet d'utilité publique s'étend.
La décision est publiée durant trente jours sur les sites internet des communes s'ils existent ou, à défaut, aux endroits habituels d'affichage.
Le Gouvernement peut déterminer les modalités de cette publication.
§ 3. A l'initiative de l'Administration, l'arrêté d'expropriation est publié par extrait au Moniteur belge.
Modifications
Art.18. Het onteigeningsbesluit dat vóór de verstrekking van de administratieve vergunningen die nodig zijn voor de verwezenlijking van het doel van algemeen nut, aangenomen kan worden, vermeldt in voorkomend geval :
1° de maximale duur van de in artikel 3 bedoelde tijdelijke bezetting;
2° het gebruik en de omvang van de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheden;
3° de wegen, met inbegrip van hun afbakening, waarvan het de afdanking als gevolg heeft alsook de eventuele opgelegde compensatiemaatregelen;
4° de rechtvaardiging van de in artikel 5, § 3, bedoelde verkorting van de termijnen.
Bij het onteigeningsplan wordt het in artikel 7, § 1, 2°, bedoelde onteigeningsplan gevoegd.
1° de maximale duur van de in artikel 3 bedoelde tijdelijke bezetting;
2° het gebruik en de omvang van de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheden;
3° de wegen, met inbegrip van hun afbakening, waarvan het de afdanking als gevolg heeft alsook de eventuele opgelegde compensatiemaatregelen;
4° de rechtvaardiging van de in artikel 5, § 3, bedoelde verkorting van de termijnen.
Bij het onteigeningsplan wordt het in artikel 7, § 1, 2°, bedoelde onteigeningsplan gevoegd.
Art.18. L'arrêté d'expropriation, qui peut être adopté avant la délivrance des autorisations administratives nécessaires à la réalisation du but d'utilité publique, indique le cas échéant :
1° la durée maximale de l'occupation temporaire visée à l'article 3;
2° l'usage et l'étendue des servitudes visées à l'article 2, § 2;
3° les voiries, en ce compris leur délimitation, dont il entraîne la désaffectation ainsi que les éventuelles mesures de compensation imposées;
4° la justification de la réduction des délais prévue à l'article 5, § 3.
Est joint à l'arrêté d'expropriation, le plan d'expropriation visé à l'article 7, § 1er, 2°.
1° la durée maximale de l'occupation temporaire visée à l'article 3;
2° l'usage et l'étendue des servitudes visées à l'article 2, § 2;
3° les voiries, en ce compris leur délimitation, dont il entraîne la désaffectation ainsi que les éventuelles mesures de compensation imposées;
4° la justification de la réduction des délais prévue à l'article 5, § 3.
Est joint à l'arrêté d'expropriation, le plan d'expropriation visé à l'article 7, § 1er, 2°.
Art.19. De in artikel 18, eerste lid, 3°, bedoelde wegen worden afgedankt op de dag van de in artikel 17, § 3, bedoelde bekendmaking.
Art.19. Les voiries visées à l'article 18, alinéa 1er, 3°, sont désaffectées au jour de la publication visée à l'article 17, § 3.
Art.20. § 1. Het onteigeningsbesluit vervalt indien het niet uitgevoerd wordt binnen tien jaar na de kennisgeving daarvan of na de daarvoor voorziene termijn aan de onteigenaar.
Het onteigeningsbesluit wordt uitgevoerd via de minnelijke overdracht van de in artikel 2 bedoelde rechten die onmiddellijk na het sluiten van een akkoord tussen de onteigenaar en de onteigende persoon plaatsvindt, of door de indiening van het onteigeningsverzoek overeenkomstig artikel 28.
Het onteigeningsbesluit vervalt voor het niet-uitgevoerde deel.
Het verval gebeurt van rechtswege.
§ 2. Op verzoek van de onteigenaar kan het onteigeningsbesluit nochtans voor twee jaar verlengd worden. De aanvraag wordt ingediend uiterlijk negentig dagen vóór het verstrijken van de verjaringstermijn bedoeld in paragraaf 1.
De verlenging wordt toegekend door de gemeenteraad of, in de gevallen bedoeld in artikel 6, § 1, tweede en derde leden, door de Regering.
De verlenging wordt aan de onteigenaar en aan de onteigende personen meegedeeld.
§ 3. Wanneer een beroep tegen het onteigeningsbesluit voor de Raad van State wordt ingediend of wanneer zijn wettelijk karakter voor elke andere rechtbank betwist wordt, wordt de vervaltermijn van rechtswege opgeschort vanaf de indiening van het gedinginleidend stuk tot aan de kennisgeving of de betekening van de definitieve beslissing.
Het onteigeningsbesluit wordt uitgevoerd via de minnelijke overdracht van de in artikel 2 bedoelde rechten die onmiddellijk na het sluiten van een akkoord tussen de onteigenaar en de onteigende persoon plaatsvindt, of door de indiening van het onteigeningsverzoek overeenkomstig artikel 28.
Het onteigeningsbesluit vervalt voor het niet-uitgevoerde deel.
Het verval gebeurt van rechtswege.
§ 2. Op verzoek van de onteigenaar kan het onteigeningsbesluit nochtans voor twee jaar verlengd worden. De aanvraag wordt ingediend uiterlijk negentig dagen vóór het verstrijken van de verjaringstermijn bedoeld in paragraaf 1.
De verlenging wordt toegekend door de gemeenteraad of, in de gevallen bedoeld in artikel 6, § 1, tweede en derde leden, door de Regering.
De verlenging wordt aan de onteigenaar en aan de onteigende personen meegedeeld.
§ 3. Wanneer een beroep tegen het onteigeningsbesluit voor de Raad van State wordt ingediend of wanneer zijn wettelijk karakter voor elke andere rechtbank betwist wordt, wordt de vervaltermijn van rechtswege opgeschort vanaf de indiening van het gedinginleidend stuk tot aan de kennisgeving of de betekening van de definitieve beslissing.
Art.20. § 1er. L'arrêté d'expropriation est périmé s'il n'est pas mis en oeuvre dans les dix ans de sa notification ou du délai pour ce faire à l'expropriant.
L'arrêté d'expropriation est mis en oeuvre par la cession amiable des droits visés à l'article 2, laquelle se réalise dès la conclusion d'un accord entre l'expropriant et l'exproprié, ou par le dépôt de la requête en expropriation conformément à l'article 28.
L'arrêté d'expropriation est périmé pour la partie non mise en oeuvre.
La péremption opère de plein droit.
§ 2. Toutefois, à la demande de l'expropriant, l'arrêté d'expropriation est prorogé pour une période de deux ans. La demande est introduite, au plus tard, nonante jours avant l'expiration du délai de péremption visé au paragraphe 1er.
La prorogation est accordée par le conseil communal ou, dans les cas visés à l'article 6, § 1er, alinéas 2 et 3, par le Gouvernement.
La prorogation est notifiée à l'expropriant et aux expropriés.
§ 3. Lorsqu'un recours est introduit à l'encontre de l'arrêté d'expropriation devant le Conseil d'Etat ou que sa légalité est mise en cause devant toute autre juridiction, le délai de péremption est suspendu de plein droit depuis l'introduction de l'acte introductif jusqu'à la notification ou la signification de la décision définitive.
L'arrêté d'expropriation est mis en oeuvre par la cession amiable des droits visés à l'article 2, laquelle se réalise dès la conclusion d'un accord entre l'expropriant et l'exproprié, ou par le dépôt de la requête en expropriation conformément à l'article 28.
L'arrêté d'expropriation est périmé pour la partie non mise en oeuvre.
La péremption opère de plein droit.
§ 2. Toutefois, à la demande de l'expropriant, l'arrêté d'expropriation est prorogé pour une période de deux ans. La demande est introduite, au plus tard, nonante jours avant l'expiration du délai de péremption visé au paragraphe 1er.
La prorogation est accordée par le conseil communal ou, dans les cas visés à l'article 6, § 1er, alinéas 2 et 3, par le Gouvernement.
La prorogation est notifiée à l'expropriant et aux expropriés.
§ 3. Lorsqu'un recours est introduit à l'encontre de l'arrêté d'expropriation devant le Conseil d'Etat ou que sa légalité est mise en cause devant toute autre juridiction, le délai de péremption est suspendu de plein droit depuis l'introduction de l'acte introductif jusqu'à la notification ou la signification de la décision définitive.
HOOFDSTUK III. - Gerechtelijke procedure
CHAPITRE III. - Procédure judiciaire
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Section 1re. - Dispositions générales
Art.21. Overeenkomstig artikel 6quater van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen is de bij dit Hoofdstuk georganiseerde gerechtelijke procedure van toepassing in geval van onteigening ten algemenen nutte van een in het Waalse Gewest gelegen goed behalve indien de onteigenaar de federale overheid is of een rechtspersoon die bij of krachtens de federale wet gemachtigd is om tot onteigeningen over te gaan.
Art.21. Conformément à l'article 6quater de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, la procédure judiciaire organisée par le présent Chapitre s'applique en cas d'expropriation pour cause d'utilité publique d'un bien situé en Région wallonne, sauf si l'expropriant est l'autorité fédérale ou une personne morale habilitée par ou en vertu de la loi fédérale à recourir à des expropriations.
Art.21 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. [1 ...]1
Modifications
Art.21 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE. [1 ...]1
Modifications
Art.22. Het onwettelijk karakter van de onteigening kan slechts worden verklaard indien het ingeroepen motief de betekenis van de genomen beslissing in casu heeft kunnen beïnvloeden, de betrokken personen van een garantie heeft beroofd of als gevolg heeft de bevoegdheid van de persoon die de handeling heeft gepleegd, aan te tasten.
Art.22. L'illégalité de l'expropriation ne peut être déclarée que si le motif invoqué a été susceptible d'exercer, en l'espèce, une influence sur le sens de la décision prise, a privé les intéressés d'une garantie ou a pour effet d'affecter la compétence de l'auteur de l'acte.
Art.23. Elk in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest m.b.t. zakelijke rechten wordt in het register van de hypotheekbewaarder overgeschreven en heeft ten aanzien van derden dezelfde gevolgen als de overschrijving van een akte van overdracht.
Het vonnis of het provisioneel arrest heeft als gevolg het onroerend goed te zuiveren van alle zakelijke en persoonlijke rechten die daarop betrekking hebben.
De voorkeursrechten van de ingeschreven schuldeisers worden overgedragen naar de onteigeningsvergoeding.
Het vonnis of het provisioneel arrest heeft als gevolg het onroerend goed te zuiveren van alle zakelijke en persoonlijke rechten die daarop betrekking hebben.
De voorkeursrechten van de ingeschreven schuldeisers worden overgedragen naar de onteigeningsvergoeding.
Art.23. Tout jugement ou arrêt passé en force de chose jugée portant sur des droits réels est transcrit sur le registre de la conservation des hypothèques et produit, à l'égard des tiers, les mêmes effets que la transcription d'un acte de cession.
Le jugement ou l'arrêt provisionnel a pour effet de purger le bien immobilier de tous les droits réels et personnels qui portent sur celui-ci.
Les droits de préférence des créanciers inscrits sont reportés sur l'indemnité d'expropriation.
Le jugement ou l'arrêt provisionnel a pour effet de purger le bien immobilier de tous les droits réels et personnels qui portent sur celui-ci.
Les droits de préférence des créanciers inscrits sont reportés sur l'indemnité d'expropriation.
Art.24. De kennisgevingen door de griffie worden bij aangetekend schrijven of bij gerechtsbrief verricht.
In afwijking van het eerste lid wordt de kennisgeving van het in artikel 34, tweede lid, bedoelde proces-verbaal tot verschijning ter plaatse en van het in artikel 35, vierde lid, bedoelde vonnis over het wettelijk karakter van de onteigening bij aangetekend schrijven met ontvangstbericht verricht.
In afwijking van het eerste lid wordt de kennisgeving van het in artikel 34, tweede lid, bedoelde proces-verbaal tot verschijning ter plaatse en van het in artikel 35, vierde lid, bedoelde vonnis over het wettelijk karakter van de onteigening bij aangetekend schrijven met ontvangstbericht verricht.
Art.24. Les notifications par le greffe se font par envoi recommandé ou par pli judiciaire.
Par dérogation à l'alinéa 1er, la notification du procès-verbal de comparution sur les lieux visé à l'article 34, alinéa 2, et du jugement statuant sur la légalité de l'expropriation visé à l'article 35, alinéa 4, se fait par envoi recommandé avec accusé de réception.
Par dérogation à l'alinéa 1er, la notification du procès-verbal de comparution sur les lieux visé à l'article 34, alinéa 2, et du jugement statuant sur la légalité de l'expropriation visé à l'article 35, alinéa 4, se fait par envoi recommandé avec accusé de réception.
Art.25. De gerechtelijke procedure kan worden ingeleid zelfs indien de onteigenaar niet beschikt over alle administratieve vergunningen vereist voor de verwezenlijking van het doel van algemeen nut.
Art.25. La procédure judiciaire peut être initiée même si l'expropriant ne dispose pas de toutes les autorisations administratives requises pour la réalisation du but d'utilité publique.
Afdeling 2. - Poging tot minnelijke overdracht
Section 2. - Tentative de cession amiable
Art.26. § 1. Het onteigeningsverzoek is slechts ontvankelijk indien een poging tot minnelijke overdracht vooraf heeft plaatsgevonden.
Dit verzoekschrift kan zich beperken tot de zending door de onteigenaar van een aanbod van overdracht van de in het onteigeningsbesluit bedoelde rechten, dat minstens de volgende gegevens bevat :
1° de identificatie van de betrokken onroerende goederen en van de te onteigenen rechten;
2° het bedrag van het aanbod, met inbegrip van alle sommen; dit bedrag kan tot nul teruggebracht worden indien het goed onderworpen is aan beperkingen waarvan de financiële gevolgen groter zijn dan de waarde van het recht waarop het onteigeningsbevel betrekking heeft;
3° de vermelding van de termijn waarover de in het derde lid bedoelde personen beschikken om zich uit te spreken; die termijn is niet kleiner dan vijftien dagen;
4° de vermelding van de in § 2 bedoelde verplichting.
Het in het tweede lid bedoelde aanbod wordt bij aangetekend schrijven gericht aan iedere persoon voor wie door het kadaster is meegedeeld dat hij houder is van de rechten, en aan iedere persoon die zich tijdens de in de artikelen 12 en 13 in die hoedanigheid kenbaar zou hebben gemaakt of die als dusdanig aangeduid zou worden.
In afwijking van het eerste lid is het verzoek dat niet voorafgegaan is door een aanbod, ontvankelijk indien de onteigenaar niet in staat is de onteigende persoon of de plaats waarin het aanbod hem kan worden gericht, te identificeren.
§ 2. De houders van de rechten die overeenkomstig artikel 12, § 1, tweede lid, de informatie hebben verkregen, brengen de onteigenaar op de hoogte van de identiteit van derden die een zakelijk of persoonlijk recht hebben op het onroerend goed en waarvan ze kennis hebben. Bij gebreke daarvan zijn die personen deze derden de vergoeding die ze zouden hebben kunnen innen, verschuldigd, en ze kunnen daartoe partij zijn in de gerechtelijke procedure zonder evenwel het wettelijk karakter van de onteigening te kunnen betwisten.
Dit verzoekschrift kan zich beperken tot de zending door de onteigenaar van een aanbod van overdracht van de in het onteigeningsbesluit bedoelde rechten, dat minstens de volgende gegevens bevat :
1° de identificatie van de betrokken onroerende goederen en van de te onteigenen rechten;
2° het bedrag van het aanbod, met inbegrip van alle sommen; dit bedrag kan tot nul teruggebracht worden indien het goed onderworpen is aan beperkingen waarvan de financiële gevolgen groter zijn dan de waarde van het recht waarop het onteigeningsbevel betrekking heeft;
3° de vermelding van de termijn waarover de in het derde lid bedoelde personen beschikken om zich uit te spreken; die termijn is niet kleiner dan vijftien dagen;
4° de vermelding van de in § 2 bedoelde verplichting.
Het in het tweede lid bedoelde aanbod wordt bij aangetekend schrijven gericht aan iedere persoon voor wie door het kadaster is meegedeeld dat hij houder is van de rechten, en aan iedere persoon die zich tijdens de in de artikelen 12 en 13 in die hoedanigheid kenbaar zou hebben gemaakt of die als dusdanig aangeduid zou worden.
In afwijking van het eerste lid is het verzoek dat niet voorafgegaan is door een aanbod, ontvankelijk indien de onteigenaar niet in staat is de onteigende persoon of de plaats waarin het aanbod hem kan worden gericht, te identificeren.
§ 2. De houders van de rechten die overeenkomstig artikel 12, § 1, tweede lid, de informatie hebben verkregen, brengen de onteigenaar op de hoogte van de identiteit van derden die een zakelijk of persoonlijk recht hebben op het onroerend goed en waarvan ze kennis hebben. Bij gebreke daarvan zijn die personen deze derden de vergoeding die ze zouden hebben kunnen innen, verschuldigd, en ze kunnen daartoe partij zijn in de gerechtelijke procedure zonder evenwel het wettelijk karakter van de onteigening te kunnen betwisten.
Art.26. § 1er. La requête en expropriation n'est recevable que si, au préalable, une tentative de cession amiable a eu lieu.
Celle-ci peut se limiter à l'envoi par l'expropriant d'une offre de cession des droits visés dans l'arrêté d'expropriation, laquelle contient au moins :
1° l'identification des biens immobiliers concernés et des droits à exproprier;
2° le montant de l'offre, toutes sommes comprises; ce montant peut être réduit à zéro si le bien est affecté de contraintes dont l'incidence financière est supérieure à la valeur du droit visé par l'arrêté d'expropriation;
3° l'indication du délai laissé aux personnes visées à l'alinéa 3 pour se prononcer, lequel n'est pas inférieur à quinze jours;
4° l'indication de l'obligation visée au paragraphe 2.
L'offre visée à l'alinéa 2 est adressée, par envoi recommandé, à toute personne renseignée comme détentrice des droits par le cadastre et à toute autre personne qui se serait manifestée ou aurait été renseignée à ce titre au cours de l'information visée aux articles 12 et 13.
Par dérogation à l'alinéa 1er, la requête non précédée d'une offre de cession est recevable si l'expropriant est dans l'impossibilité d'identifier l'exproprié ou l'endroit auquel l'offre peut lui être adressée.
§ 2. Les titulaires des droits qui ont reçu l'information conformément à l'article 12, § 1er, alinéa 2, avertissent l'expropriant de l'identité des tiers qui détiennent un droit personnel ou réel sur le bien immobilier et dont elles ont connaissance. A défaut, ces personnes sont redevables envers ces tiers de l'indemnité qu'ils auraient pu percevoir, et ils peuvent à cette fin être parties à la procédure judiciaire sans pour autant pouvoir contester la légalité de l'expropriation.
Celle-ci peut se limiter à l'envoi par l'expropriant d'une offre de cession des droits visés dans l'arrêté d'expropriation, laquelle contient au moins :
1° l'identification des biens immobiliers concernés et des droits à exproprier;
2° le montant de l'offre, toutes sommes comprises; ce montant peut être réduit à zéro si le bien est affecté de contraintes dont l'incidence financière est supérieure à la valeur du droit visé par l'arrêté d'expropriation;
3° l'indication du délai laissé aux personnes visées à l'alinéa 3 pour se prononcer, lequel n'est pas inférieur à quinze jours;
4° l'indication de l'obligation visée au paragraphe 2.
L'offre visée à l'alinéa 2 est adressée, par envoi recommandé, à toute personne renseignée comme détentrice des droits par le cadastre et à toute autre personne qui se serait manifestée ou aurait été renseignée à ce titre au cours de l'information visée aux articles 12 et 13.
Par dérogation à l'alinéa 1er, la requête non précédée d'une offre de cession est recevable si l'expropriant est dans l'impossibilité d'identifier l'exproprié ou l'endroit auquel l'offre peut lui être adressée.
§ 2. Les titulaires des droits qui ont reçu l'information conformément à l'article 12, § 1er, alinéa 2, avertissent l'expropriant de l'identité des tiers qui détiennent un droit personnel ou réel sur le bien immobilier et dont elles ont connaissance. A défaut, ces personnes sont redevables envers ces tiers de l'indemnité qu'ils auraient pu percevoir, et ils peuvent à cette fin être parties à la procédure judiciaire sans pour autant pouvoir contester la légalité de l'expropriation.
Art.27. § 1. Wanneer de onteigende persoon het wettelijk karakter van de onteigening niet betwist, kunnen de partijen overeenkomen dat de onteigenaar de onroerende goederen in bezit neemt vóór de verwezenlijking van de formaliteiten vereist voor de oprichting of de overdracht van de rechten.
§ 2. De overeenkomst tussen de partijen bepaalt dat de onteigende persoon definitief afziet van de betwisting van het wettelijk karakter van de onteigening en van het recht van natrekking bedoeld in de artikelen 552 tot 555 van het Burgerlijk Wetboek ten opzichte van de beplantingen, bouwwerken en werken die op het onroerend goed zouden worden uitgevoerd.
De overeenkomst bepaalt de financiële tegenpartij gestort door de onteigenaar als compensatie van de vervroegde inbezitneming, de stortingsmodaliteiten ervan en haar maximale duur. De Regering kan de inhoud van die overeenkomst bepalen, met inbegrip van de bedragen van de financiële compensatie naar gelang van de huurwaarde van de onroerende goederen die betrokken zouden kunnen worden.
De partijen maken een tegensprekelijke plaatsbeschrijving voor de inbezitneming van de onteigenaar op, die, in voorkomend geval, als omschrijvende staat in de zin van artikel 44 geldt. De plaatsbeschrijving omvat een volledige fotoreportage die een gedetailleerd overzicht van de plaatsen mogelijk maakt, en vermeldt de identiteit van de aanwezige personen.
§ 3. Bij gebrek aan overeenstemming over de onteigeningsvergoeding wordt de onteigening voortgezet om ze naar gelang van de oorspronkelijke staat van de goederen, zoals blijkt uit de tegensprekelijke plaatsbeschrijving, te bepalen.
§ 2. De overeenkomst tussen de partijen bepaalt dat de onteigende persoon definitief afziet van de betwisting van het wettelijk karakter van de onteigening en van het recht van natrekking bedoeld in de artikelen 552 tot 555 van het Burgerlijk Wetboek ten opzichte van de beplantingen, bouwwerken en werken die op het onroerend goed zouden worden uitgevoerd.
De overeenkomst bepaalt de financiële tegenpartij gestort door de onteigenaar als compensatie van de vervroegde inbezitneming, de stortingsmodaliteiten ervan en haar maximale duur. De Regering kan de inhoud van die overeenkomst bepalen, met inbegrip van de bedragen van de financiële compensatie naar gelang van de huurwaarde van de onroerende goederen die betrokken zouden kunnen worden.
De partijen maken een tegensprekelijke plaatsbeschrijving voor de inbezitneming van de onteigenaar op, die, in voorkomend geval, als omschrijvende staat in de zin van artikel 44 geldt. De plaatsbeschrijving omvat een volledige fotoreportage die een gedetailleerd overzicht van de plaatsen mogelijk maakt, en vermeldt de identiteit van de aanwezige personen.
§ 3. Bij gebrek aan overeenstemming over de onteigeningsvergoeding wordt de onteigening voortgezet om ze naar gelang van de oorspronkelijke staat van de goederen, zoals blijkt uit de tegensprekelijke plaatsbeschrijving, te bepalen.
Art.27. § 1er. Lorsque l'exproprié ne conteste pas la légalité de l'expropriation, les parties peuvent convenir que l'expropriant prend possession des biens immobiliers avant la réalisation des formalités requises en vue de la création ou du transfert des droits.
§ 2. La convention entre les parties acte que l'exproprié renonce définitivement à contester la légalité de l'expropriation et au droit d'accession prévu par les articles 552 à 555 du Code civil à l'égard des plantations, constructions et ouvrages qui seraient effectués sur le bien immobilier.
La convention détermine la contrepartie financière versée par l'expropriant en compensation de la prise de possession anticipée, les modalités de versement de celle-ci et sa durée maximale. Le Gouvernement peut déterminer le contenu de cette convention, en ce compris les montants de la compensation financière en fonction de la valeur locative des biens immobiliers susceptibles d'être concernés.
Les parties réalisent un état des lieux contradictoire préalablement à la prise de possession de l'expropriant qui vaut, le cas échéant, état descriptif au sens de l'article 44. L'état des lieux contient un reportage photographique complet permettant d'avoir une vision détaillée des lieux et mentionne l'identité des personnes présentes.
§ 3. A défaut d'accord sur l'indemnité d'expropriation, l'expropriation est poursuivie afin de déterminer celle-ci en fonction de l'état initial des biens, tel qu'il ressort de l'état des lieux contradictoire.
§ 2. La convention entre les parties acte que l'exproprié renonce définitivement à contester la légalité de l'expropriation et au droit d'accession prévu par les articles 552 à 555 du Code civil à l'égard des plantations, constructions et ouvrages qui seraient effectués sur le bien immobilier.
La convention détermine la contrepartie financière versée par l'expropriant en compensation de la prise de possession anticipée, les modalités de versement de celle-ci et sa durée maximale. Le Gouvernement peut déterminer le contenu de cette convention, en ce compris les montants de la compensation financière en fonction de la valeur locative des biens immobiliers susceptibles d'être concernés.
Les parties réalisent un état des lieux contradictoire préalablement à la prise de possession de l'expropriant qui vaut, le cas échéant, état descriptif au sens de l'article 44. L'état des lieux contient un reportage photographique complet permettant d'avoir une vision détaillée des lieux et mentionne l'identité des personnes présentes.
§ 3. A défaut d'accord sur l'indemnité d'expropriation, l'expropriation est poursuivie afin de déterminer celle-ci en fonction de l'état initial des biens, tel qu'il ressort de l'état des lieux contradictoire.
Afdeling 3. - Indiening van de instantie
Section 3. - Introduction de l'instance
Art.28. Naast het onteigeningsbesluit en het in artikel 7, § 1, 2°, bedoelde onteigeningsplan legt de onteigenaar bij de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het ambtsgebied waar de goederen zijn gelegen, een eenzijdig verzoekschrift neer tot vaststelling van de dagen en uren waarop de onteigende persoon opgeroepen wordt om ter plaatse te verschijnen.
Het verzoekschrift moet niet door een advocaat ondertekend worden.
Het onteigeningsbesluit en het plan blijven bij de griffie neergelegd waarin de betrokkenen gratis kennis daarvan kunnen nemen tot het einde van de onteigeningsprocedure.
Het verzoekschrift moet niet door een advocaat ondertekend worden.
Het onteigeningsbesluit en het plan blijven bij de griffie neergelegd waarin de betrokkenen gratis kennis daarvan kunnen nemen tot het einde van de onteigeningsprocedure.
Art.28. Outre l'arrêté d'expropriation et le plan d'expropriation visé à l'article 7, § 1er, 2°, l'expropriant dépose au greffe du tribunal de première instance de la situation des biens une requête unilatérale tendant à voir fixer les jour et heure auxquels l'exproprié est cité à comparaître sur les lieux.
La requête ne doit pas être signée par un avocat.
L'arrêté d'expropriation et le plan restent déposés au greffe où les intéressés peuvent gratuitement en prendre connaissance jusqu'au terme de la procédure d'expropriation.
La requête ne doit pas être signée par un avocat.
L'arrêté d'expropriation et le plan restent déposés au greffe où les intéressés peuvent gratuitement en prendre connaissance jusqu'au terme de la procédure d'expropriation.
Art.29. Het eenzijdig verzoekschrift identificeert de onteigende persoon naar gelang van de vermeldingen van het kadaster tenzij een andere persoon zich gemanifesteerd heeft of in die hoedanigheid ten opzichte van de onteigenaar aangeduid is.
Art.29. La requête unilatérale identifie l'exproprié en fonction des indications du cadastre, sauf si une autre personne s'est manifestée ou a été renseignée à ce titre à l'égard de l'expropriant.
Art.30. Binnen acht dagen na de indiening van het verzoekschrift bepaalt de rechtbank bij beschikking de dagen en uren van de verschijning ter plaatse. Deze verschijning vindt plaats uiterlijk op de 21ste dag na de indiening van het verzoekschrift.
In dezelfde beschikking wijst de rechtbank de deskundige aan die ermee belast de omschrijvende staat van de onroerende goederen op te maken en de onteigeningsvergoeding te evalueren.
De griffie deelt de beschikking zo spoedig mogelijk aan de onteigenaar mede.
In dezelfde beschikking wijst de rechtbank de deskundige aan die ermee belast de omschrijvende staat van de onroerende goederen op te maken en de onteigeningsvergoeding te evalueren.
De griffie deelt de beschikking zo spoedig mogelijk aan de onteigenaar mede.
Art.30. Dans les huit jours du dépôt de la requête, le tribunal fixe, par voie d'ordonnance, les jour et heure de la comparution sur les lieux. Celle-ci a lieu au plus tard le vingt et unième jour qui suit le dépôt de la requête.
Dans la même ordonnance, le tribunal désigne l'expert chargé de dresser l'état descriptif des biens immobiliers et d'évaluer l'indemnité d'expropriation.
Le greffe notifie sans délai l'ordonnance à l'expropriant.
Dans la même ordonnance, le tribunal désigne l'expert chargé de dresser l'état descriptif des biens immobiliers et d'évaluer l'indemnité d'expropriation.
Le greffe notifie sans délai l'ordonnance à l'expropriant.
Art.31. Minstens acht dagen vóór de dag bepaald voor de verschijning roept de onteigenaar de onteigende persoon op om aanwezig te zijn op de plaatsen op de door de rechtbank vastgestelde dagen en uren.
Bij de verschijning wordt een afschrift van de volgende documenten gevoegd:
1° het onteigeningsbesluit;
2° het in artikel 7, § 1, 2°, bedoelde onteigeningsplan;
3° het in artikel 28 bedoelde verzoekschrift;
4° de in artikel 30 bedoelde beschikking.
De verschijning vermeldt het aanbod gedaan door de onteigenaar aan de onteigende persoon. Onder voorbehoud van wat voorzien is in artikel 35, derde lid, bindt dit aanbod de rechtbank of de deskundige niet.
De deskundige wordt door de rechtbank voor de verschijning ter plaatse opgeroepen.
Bij de verschijning wordt een afschrift van de volgende documenten gevoegd:
1° het onteigeningsbesluit;
2° het in artikel 7, § 1, 2°, bedoelde onteigeningsplan;
3° het in artikel 28 bedoelde verzoekschrift;
4° de in artikel 30 bedoelde beschikking.
De verschijning vermeldt het aanbod gedaan door de onteigenaar aan de onteigende persoon. Onder voorbehoud van wat voorzien is in artikel 35, derde lid, bindt dit aanbod de rechtbank of de deskundige niet.
De deskundige wordt door de rechtbank voor de verschijning ter plaatse opgeroepen.
Art.31. Huit jours au moins avant celui fixé pour la comparution, l'expropriant cite l'exproprié à être présent sur les lieux aux jour et heure fixés par le tribunal.
A la citation, est annexée une copie :
1° de l'arrêté d'expropriation;
2° du plan d'expropriation visé à l'article 7, § 1er, 2°;
3° de la requête visée à l'article 28;
4° de l'ordonnance visée à l'article 30.
La citation mentionne l'offre faite par l'expropriant à l'exproprié. Sous réserve de ce qui est prévu à l'article 35, alinéa 3, cette offre ne lie pas le tribunal ou l'expert.
L'expert est convoqué par le tribunal à la comparution sur les lieux.
A la citation, est annexée une copie :
1° de l'arrêté d'expropriation;
2° du plan d'expropriation visé à l'article 7, § 1er, 2°;
3° de la requête visée à l'article 28;
4° de l'ordonnance visée à l'article 30.
La citation mentionne l'offre faite par l'expropriant à l'exproprié. Sous réserve de ce qui est prévu à l'article 35, alinéa 3, cette offre ne lie pas le tribunal ou l'expert.
L'expert est convoqué par le tribunal à la comparution sur les lieux.
Afdeling 4. - Tussenkomst van de betrokken derden
Section 4. - Intervention des tiers intéressés
Art.32. Na ontvangst van de in artikel 31 bedoelde verschijning informeert de opgeroepen partij de derden die een persoonlijk of zakelijk recht op het onroerend goed hebben, over de voortgezette onteigening en over de dagen, uren en plaats van de verschijning ter plaatse.
De derden die wensen tussenbeide te komen, doen het via verzoekschrift behalve tijdens de verschijning ter plaatse tijdens welke bedoelde tussenkomst plaatsvindt zonder enige andere formaliteit dan bij vermelding in het proces-verbaal van bedoelde verschijning.
Wanneer wegens de nalatigheid van de opgeroepen partij de in het eerste lid bedoelde derden voor de rechtbank niet verschijnen vóór de uitspraak van het in artikel 49 bedoelde vonnis tot vaststelling van de vergoeding, is deze partij de vergoeding die ze hadden kunnen innen, tegen hen verschuldigd.
De derden die wensen tussenbeide te komen, doen het via verzoekschrift behalve tijdens de verschijning ter plaatse tijdens welke bedoelde tussenkomst plaatsvindt zonder enige andere formaliteit dan bij vermelding in het proces-verbaal van bedoelde verschijning.
Wanneer wegens de nalatigheid van de opgeroepen partij de in het eerste lid bedoelde derden voor de rechtbank niet verschijnen vóór de uitspraak van het in artikel 49 bedoelde vonnis tot vaststelling van de vergoeding, is deze partij de vergoeding die ze hadden kunnen innen, tegen hen verschuldigd.
Art.32. Dès la réception de la citation visée à l'article 31, la partie citée informe les tiers qui détiennent un droit personnel ou réel sur le bien immobilier, de l'expropriation poursuivie ainsi que des jour, heure et endroit de la comparution sur les lieux.
Les tiers qui souhaitent faire intervention le font par requête, sauf lors de la comparution sur les lieux au cours de laquelle elle se fait sans autre formalité que par mention au procès-verbal de ladite comparution.
Lorsqu'en raison de la négligence de la partie citée, les tiers visés à l'alinéa 1er ne comparaissent pas devant le tribunal avant le prononcé du jugement fixant l'indemnité visé à l'article 49, cette partie est redevable envers eux de l'indemnité qu'ils auraient pu percevoir.
Les tiers qui souhaitent faire intervention le font par requête, sauf lors de la comparution sur les lieux au cours de laquelle elle se fait sans autre formalité que par mention au procès-verbal de ladite comparution.
Lorsqu'en raison de la négligence de la partie citée, les tiers visés à l'alinéa 1er ne comparaissent pas devant le tribunal avant le prononcé du jugement fixant l'indemnité visé à l'article 49, cette partie est redevable envers eux de l'indemnité qu'ils auraient pu percevoir.
Afdeling 5. - Verschijning ter plaatse
Section 5. - Comparution sur les lieux
Art.33. Onverminderd de in artikel 27, § 1, bedoelde afstand delen de opgeroepen partij en de tussenkomende partijen tijdens de verschijning ter plaatse hun voornemen mede om het wettelijk karakter van de procedure te betwisten, bij gebreke waarvan zij daarvan worden uitgesloten.
Art.33. Sans préjudice de la renonciation prévue à l'article 27, § 1er, la partie citée et les parties intervenantes font état, lors de la comparution sur les lieux, de leur intention de contester la légalité de la procédure, à défaut de quoi ils sont forclos à le faire.
Art.34. De verschijning ter plaatse maakt het voorwerp uit van een proces-verbaal met vermelding van :
1° de verrichte handelingen;
2° de tijdens deze verschijning gedane vaststellingen;
3° de eventuele tussenkomst van de betrokken derden;
4° de eventuele betwisting van het wettelijk karakter van de onteigening;
5° in geval van betwisting van het wettelijk karakter, de datum van de overeenkomstig artikel 36, § 1, eerste lid, vastgestelde pleitzitting en, in voorkomend geval, de instemming van de partijen met het tijdschema voor de in artikel 36, § 1, tweede alinea, bedoelde uitwisseling van conclusies.
De griffie betekent dit proces-verbaal aan de partijen en aan hun advocaten binnen vijf dagen die volgen op de verschijning ter plaatse.
1° de verrichte handelingen;
2° de tijdens deze verschijning gedane vaststellingen;
3° de eventuele tussenkomst van de betrokken derden;
4° de eventuele betwisting van het wettelijk karakter van de onteigening;
5° in geval van betwisting van het wettelijk karakter, de datum van de overeenkomstig artikel 36, § 1, eerste lid, vastgestelde pleitzitting en, in voorkomend geval, de instemming van de partijen met het tijdschema voor de in artikel 36, § 1, tweede alinea, bedoelde uitwisseling van conclusies.
De griffie betekent dit proces-verbaal aan de partijen en aan hun advocaten binnen vijf dagen die volgen op de verschijning ter plaatse.
Art.34. La comparution sur lieux fait l'objet d'un procès-verbal relatant :
1° les opérations accomplies;
2° les constatations faites au cours de celle-ci;
3° l'éventuelle intervention de tiers intéressés;
4° l'éventuelle contestation de la légalité de l'expropriation;
5° en cas de contestation de la légalité, la date de l'audience de plaidoiries fixée en application de l'article 36, § 1er, alinéa 1er, et, le cas échéant, l'accord des parties sur le calendrier d'échange des conclusions visé à l'article 36, § 1er, alinéa 2.
Le greffe notifie ce procès-verbal aux parties et à leurs avocats dans les cinq jours qui suivent la comparution sur les lieux.
1° les opérations accomplies;
2° les constatations faites au cours de celle-ci;
3° l'éventuelle intervention de tiers intéressés;
4° l'éventuelle contestation de la légalité de l'expropriation;
5° en cas de contestation de la légalité, la date de l'audience de plaidoiries fixée en application de l'article 36, § 1er, alinéa 1er, et, le cas échéant, l'accord des parties sur le calendrier d'échange des conclusions visé à l'article 36, § 1er, alinéa 2.
Le greffe notifie ce procès-verbal aux parties et à leurs avocats dans les cinq jours qui suivent la comparution sur les lieux.
Afdeling 6. - Vonnis en provisioneel arrest
Section 6. - Jugement et arrêt provisionnel
Onderafdeling 1. - Provisioneel vonnis
Sous-section 1. - Jugement provisionnel
Art.35. Wanneer geen enkele partij te kennen heeft gegeven dat zij bij de verschijning ter plaatse voornemens is het wettelijk karakter van de onteigening te betwisten, beslist de rechtbank binnen acht dagen na de verschijning over het onteigeningsverzoek.
Wanneer hij gevolg geeft aan het verzoek van de onteigenaar, stelt hij in hetzelfde vonnis via een beknopte evaluatie het bedrag vast van de provisionele vergoeding die de onteigenaar ten opzichte van de onteigende persoon en de tussenkomende partijen verschuldigd is.
Het bedrag van de vergoeding is niet kleiner dan negentig procent van de som aangeboden door de onteigenaar overeenkomstig artikel 26, § 1, tweede lid, 2°. Tenzij door de partijen anders is overeengekomen, verdeelt het vonnis de vergoeding niet tussen hen.
De griffie betekent het vonnis aan de partijen binnen vijf dagen na de uitspraak ervan.
Binnen dezelfde termijn bezorgt de griffie de onteigenaar het afschrift en zoveel eensluidend verklaarde afschriften van het vonnis als er onteigende personen en als tussenkomend erkende partijen zijn rekening houdende met de eventuele keuze van de woonplaats.
Wanneer hij gevolg geeft aan het verzoek van de onteigenaar, stelt hij in hetzelfde vonnis via een beknopte evaluatie het bedrag vast van de provisionele vergoeding die de onteigenaar ten opzichte van de onteigende persoon en de tussenkomende partijen verschuldigd is.
Het bedrag van de vergoeding is niet kleiner dan negentig procent van de som aangeboden door de onteigenaar overeenkomstig artikel 26, § 1, tweede lid, 2°. Tenzij door de partijen anders is overeengekomen, verdeelt het vonnis de vergoeding niet tussen hen.
De griffie betekent het vonnis aan de partijen binnen vijf dagen na de uitspraak ervan.
Binnen dezelfde termijn bezorgt de griffie de onteigenaar het afschrift en zoveel eensluidend verklaarde afschriften van het vonnis als er onteigende personen en als tussenkomend erkende partijen zijn rekening houdende met de eventuele keuze van de woonplaats.
Art.35. Lorsqu'aucune partie n'a manifesté l'intention de contester la légalité de l'expropriation lors de la comparution sur les lieux, le tribunal statue sur la requête en expropriation dans les huit jours qui suivent la comparution.
S'il fait droit à la requête de l'expropriant, il fixe, dans le même jugement, par voie d'évaluation sommaire, le montant de l'indemnité provisionnelle dont l'expropriant est redevable vis-à-vis de l'exproprié et des parties reçues intervenantes.
Le montant de l'indemnité n'est pas inférieur à nonante pourcent de la somme offerte par l'expropriant en application de l'article 26, § 1er, alinéa 2, 2°. Sauf accord des parties à cet égard, le jugement ne répartit pas l'indemnité entre elles.
Le greffe notifie le jugement aux parties dans les cinq jours qui suivent son prononcé.
Dans ce même délai, le greffe adresse à l'expropriant l'expédition et autant de copies conformes du jugement qu'il y a d'expropriés et de parties reçues intervenantes, en tenant compte de l'éventuelle élection de domicile intervenue.
S'il fait droit à la requête de l'expropriant, il fixe, dans le même jugement, par voie d'évaluation sommaire, le montant de l'indemnité provisionnelle dont l'expropriant est redevable vis-à-vis de l'exproprié et des parties reçues intervenantes.
Le montant de l'indemnité n'est pas inférieur à nonante pourcent de la somme offerte par l'expropriant en application de l'article 26, § 1er, alinéa 2, 2°. Sauf accord des parties à cet égard, le jugement ne répartit pas l'indemnité entre elles.
Le greffe notifie le jugement aux parties dans les cinq jours qui suivent son prononcé.
Dans ce même délai, le greffe adresse à l'expropriant l'expédition et autant de copies conformes du jugement qu'il y a d'expropriés et de parties reçues intervenantes, en tenant compte de l'éventuelle élection de domicile intervenue.
Art.36. § 1. Wanneer één van de partijen meedeelt dat ze zij bij de verschijning ter plaatse voornemens is het wettelijk karakter van de onteigening te betwisten, bepaalt de rechtbank de datum van de pleitzitting die niet meer dan één maand na de verschijning ter plaatse kan plaatsvinden.
De datum van de pleitzitting en de eventuele instemming van de partijen met het tijdschema voor de uitwisseling van de besluiten worden in het proces-verbaal tot verschijning ter plaatse geacteerd.
§ 2. Bij gebrek aan overeenstemming van de partijen met het tijdschema voor de uitwisseling van de besluiten bepaalt de rechtbank waarin de termijnen concluderen.
De griffie voegt de ordonnantie tot vaststelling van de termijnen om te besluiten bij het aangetekend schrijven waarbij hij het proces-verbaal tot verschijning ter plaatse betekent. Die verzending vindt plaats binnen vijf dagen na de verschijning ter plaatse.
§ 3. Gezien de door de onteigenaar aangebrachte rechtvaardigingen bepaalt de rechtbank met inachtneming van § 1, eerste lid, de terechtzitting op een datum die rekening houdt met de noodzakelijkheid van het algemeen nut in het geding.
Wanneer het verzoek om een onteigeningsbesluit onder artikel 5, § 3, valt, wordt de pleitzitting in afwijking van § 1, eerste lid, bepaald op uiterlijk acht dagen na de verschijning ter plaatse.
§ 4. De partijen kunnen overeenkomen om het tijdschema voor de uitwisseling van de besluiten te wijzigen, ongeacht of het op minnelijke wijze of door de rechtbank is vastgesteld.
De datum van de pleitzitting en de eventuele instemming van de partijen met het tijdschema voor de uitwisseling van de besluiten worden in het proces-verbaal tot verschijning ter plaatse geacteerd.
§ 2. Bij gebrek aan overeenstemming van de partijen met het tijdschema voor de uitwisseling van de besluiten bepaalt de rechtbank waarin de termijnen concluderen.
De griffie voegt de ordonnantie tot vaststelling van de termijnen om te besluiten bij het aangetekend schrijven waarbij hij het proces-verbaal tot verschijning ter plaatse betekent. Die verzending vindt plaats binnen vijf dagen na de verschijning ter plaatse.
§ 3. Gezien de door de onteigenaar aangebrachte rechtvaardigingen bepaalt de rechtbank met inachtneming van § 1, eerste lid, de terechtzitting op een datum die rekening houdt met de noodzakelijkheid van het algemeen nut in het geding.
Wanneer het verzoek om een onteigeningsbesluit onder artikel 5, § 3, valt, wordt de pleitzitting in afwijking van § 1, eerste lid, bepaald op uiterlijk acht dagen na de verschijning ter plaatse.
§ 4. De partijen kunnen overeenkomen om het tijdschema voor de uitwisseling van de besluiten te wijzigen, ongeacht of het op minnelijke wijze of door de rechtbank is vastgesteld.
Art.36. § 1er. Lorsque l'une des parties manifeste l'intention de contester la légalité de l'expropriation lors de la comparution sur les lieux, le tribunal fixe la date de l'audience de plaidoiries, laquelle ne peut intervenir plus d'un mois après la comparution sur les lieux.
La date de l'audience de plaidoiries et l'éventuel accord des parties sur le calendrier d'échange des conclusions sont actés au procès-verbal de comparution sur les lieux.
§ 2. A défaut d'accord des parties sur le calendrier d'échange des conclusions, le tribunal arrête les délais dans lesquels les parties concluent.
Le greffe joint l'ordonnance fixant les délais pour conclure à l'envoi recommandé par lequel il notifie le procès-verbal de comparution sur les lieux. Cet envoi intervient dans les cinq jours de la comparution sur les lieux.
§ 3. Au vu des justifications apportées par l'expropriant, le tribunal fixe, dans le respect du paragraphe 1er, alinéa 1er, l'audience à une date qui tient compte des nécessités de l'utilité publique en cause.
Lorsque la demande d'arrêté d'expropriation relève de l'article 5, § 3, l'audience de plaidoiries est, par dérogation au paragraphe 1er, alinéa 1er, fixée au plus tard huit jours après la comparution sur les lieux.
§ 4. Les parties peuvent convenir de modifier le calendrier d'échange des conclusions, qu'il ait été arrêté de manière amiable ou par le tribunal.
La date de l'audience de plaidoiries et l'éventuel accord des parties sur le calendrier d'échange des conclusions sont actés au procès-verbal de comparution sur les lieux.
§ 2. A défaut d'accord des parties sur le calendrier d'échange des conclusions, le tribunal arrête les délais dans lesquels les parties concluent.
Le greffe joint l'ordonnance fixant les délais pour conclure à l'envoi recommandé par lequel il notifie le procès-verbal de comparution sur les lieux. Cet envoi intervient dans les cinq jours de la comparution sur les lieux.
§ 3. Au vu des justifications apportées par l'expropriant, le tribunal fixe, dans le respect du paragraphe 1er, alinéa 1er, l'audience à une date qui tient compte des nécessités de l'utilité publique en cause.
Lorsque la demande d'arrêté d'expropriation relève de l'article 5, § 3, l'audience de plaidoiries est, par dérogation au paragraphe 1er, alinéa 1er, fixée au plus tard huit jours après la comparution sur les lieux.
§ 4. Les parties peuvent convenir de modifier le calendrier d'échange des conclusions, qu'il ait été arrêté de manière amiable ou par le tribunal.
Art.37. De pleitzitting mag niet het voorwerp uitmaken van een uitstel of een voortzetting tenzij ze met de instemming van de onteigenaar is beslist.
Art.37. L'audience de plaidoiries ne peut faire l'objet d'aucune remise ou mise en continuation, sauf si elle est décidée avec l'accord de l'expropriant.
Art.38. Het vonnis over de betwisting van het wettelijk karakter van de onteigening wordt binnen twintig dagen na het sluiten van de debatten uitgesproken. Wanneer hij gevolg geeft aan het onteigeningsverzoek, stelt de rechtbank in hetzelfde vonnis via een beknopte evaluatie het bedrag vast van de provisionele vergoeding waarvan de onteigenaar ten opzichte van de onteigende persoon en de als tussenkomend erkende partijen verschuldigd is, met inachtneming van artikel 35, derde lid.
De griffie betekent het vonnis aan de partijen binnen vijf dagen na de uitspraak ervan.
Binnen dezelfde termijn bezorgt de griffie de onteigenaar het afschrift en zoveel eensluidend verklaarde afschriften van het vonnis als er onteigende personen en als tussenkomend erkende partijen zijn rekening houdende met de eventuele keuze van de woonplaats.
De griffie betekent het vonnis aan de partijen binnen vijf dagen na de uitspraak ervan.
Binnen dezelfde termijn bezorgt de griffie de onteigenaar het afschrift en zoveel eensluidend verklaarde afschriften van het vonnis als er onteigende personen en als tussenkomend erkende partijen zijn rekening houdende met de eventuele keuze van de woonplaats.
Art.38. Le jugement tranchant la contestation de la légalité de l'expropriation est prononcé dans les vingt jours de la clôture des débats. S'il fait droit à la requête en expropriation, le tribunal fixe dans le même jugement, par voie d'évaluation sommaire, le montant de l'indemnité provisionnelle dont l'expropriant est redevable vis-à-vis de l'exproprié et des parties reçues intervenantes, dans le respect de l'article 35, alinéa 3.
Le greffe notifie le jugement aux parties dans les cinq jours qui suivent son prononcé.
Dans ce même délai, le greffe adresse à l'expropriant l'expédition et autant de copies conformes du jugement qu'il y a d'expropriés et de parties reçues intervenantes, en tenant compte de l'éventuelle élection de domicile intervenue.
Le greffe notifie le jugement aux parties dans les cinq jours qui suivent son prononcé.
Dans ce même délai, le greffe adresse à l'expropriant l'expédition et autant de copies conformes du jugement qu'il y a d'expropriés et de parties reçues intervenantes, en tenant compte de l'éventuelle élection de domicile intervenue.
Onderafdeling 2. - Provisioneel arrest
Sous-section 2. - Arrêt provisionnel
Art.39. De partijen kunnen zich middels een verzoekschrift tot het Hof van beroep wenden of erbij hoger beroep instellen :
1° indien ze de ordonnantie tot vaststelling van de termijnen om te besluiten niet binnen acht dagen na de verschijning ter plaatse hebben ontvangen;
2° indien de pleitzitting niet binnen de maand na de verschijning ter plaatse is vastgesteld;
3° indien ze geen betekening van het vonnis hebben ontvangen binnen de maand na het sluiten van de debatten;
4° over het provisioneel vonnis wegens uitsluitend zijn overwegingen over het wettelijk karakter van de onteigening.
Tegen het provisionele vonnis staat geen ander rechtsmiddel open en dit vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep.
1° indien ze de ordonnantie tot vaststelling van de termijnen om te besluiten niet binnen acht dagen na de verschijning ter plaatse hebben ontvangen;
2° indien de pleitzitting niet binnen de maand na de verschijning ter plaatse is vastgesteld;
3° indien ze geen betekening van het vonnis hebben ontvangen binnen de maand na het sluiten van de debatten;
4° over het provisioneel vonnis wegens uitsluitend zijn overwegingen over het wettelijk karakter van de onteigening.
Tegen het provisionele vonnis staat geen ander rechtsmiddel open en dit vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep.
Art.39. Par voie de requête, les parties peuvent saisir la cour d'appel ou interjeter appel auprès d'elle :
1° si elles n'ont pas reçu l'ordonnance fixant les délais pour conclure dans les huit jours de la comparution sur les lieux;
2° si l'audience de plaidoiries n'est pas fixée dans le mois de la comparution sur les lieux;
3° si elles n'ont pas reçu notification du jugement dans le mois de la clôture des débats;
4° du jugement provisionnel en raison exclusivement de ses considérations sur la légalité de l'expropriation.
Le jugement provisionnel n'est susceptible d'aucune autre voie de recours et n'est pas exécutoire par provision nonobstant appel.
1° si elles n'ont pas reçu l'ordonnance fixant les délais pour conclure dans les huit jours de la comparution sur les lieux;
2° si l'audience de plaidoiries n'est pas fixée dans le mois de la comparution sur les lieux;
3° si elles n'ont pas reçu notification du jugement dans le mois de la clôture des débats;
4° du jugement provisionnel en raison exclusivement de ses considérations sur la légalité de l'expropriation.
Le jugement provisionnel n'est susceptible d'aucune autre voie de recours et n'est pas exécutoire par provision nonobstant appel.
Art.40. De termijn om zich tot het Hof van beroep te wenden of om hoger beroep in te stellen bedraagt vijftien dagen met rekenen van:
1° het verstrijken van de termijn van acht dagen, in het geval bedoeld in artikel 39, eerste lid, 1°;
2° de ontvangst van het proces-verbaal tot verschijning ter plaatse of van elke andere latere kennisgeving tot uitstel van de pleitzitting, in het geval bedoeld in artikel 39, eerste lid, 2°;
3° het verstrijken van de termijn van één maand bedoeld in artikel 39, eerste lid, 3°;
4° de ontvangst van de in artikel 38, tweede lid, bedoelde kennisgeving, in het geval bedoeld in artikel 39, eerste lid, 4°.
1° het verstrijken van de termijn van acht dagen, in het geval bedoeld in artikel 39, eerste lid, 1°;
2° de ontvangst van het proces-verbaal tot verschijning ter plaatse of van elke andere latere kennisgeving tot uitstel van de pleitzitting, in het geval bedoeld in artikel 39, eerste lid, 2°;
3° het verstrijken van de termijn van één maand bedoeld in artikel 39, eerste lid, 3°;
4° de ontvangst van de in artikel 38, tweede lid, bedoelde kennisgeving, in het geval bedoeld in artikel 39, eerste lid, 4°.
Art.40. Le délai pour saisir la cour d'appel ou pour former appel est de quinze jours à dater :
1° de l'expiration du délai de huit jours, dans le cas visé à l'article 39, alinéa 1er, 1°;
2° de la réception du procès-verbal de comparution sur les lieux ou de toute autre notification ultérieure reportant l'audience de plaidoiries, dans le cas visé à l'article 39, alinéa 1er, 2°;
3° de l'expiration du délai d'un mois visé à l'article 39, alinéa 1er, 3°;
4° de la réception de la notification visée à l'article 38, alinéa 2, dans le cas visé à l'article 39, alinéa 1er, 4°.
1° de l'expiration du délai de huit jours, dans le cas visé à l'article 39, alinéa 1er, 1°;
2° de la réception du procès-verbal de comparution sur les lieux ou de toute autre notification ultérieure reportant l'audience de plaidoiries, dans le cas visé à l'article 39, alinéa 1er, 2°;
3° de l'expiration du délai d'un mois visé à l'article 39, alinéa 1er, 3°;
4° de la réception de la notification visée à l'article 38, alinéa 2, dans le cas visé à l'article 39, alinéa 1er, 4°.
Art.41. Op het hoger beroep wordt beschikt op de inleidende terechtzitting of uiterlijk binnen één maand na de indiening van het verzoek. Indien nodig en gezien de rechtvaardigingen van de onteigenaar stelt het hof de terechtzitting vast op een datum die rekening houdt met de noodzaak van het algemeen nut in het geding.
Wanneer gevolg wordt gegeven aan het onteigeningsverzoek, :
1° omvat het arrest de door de rechtbank vastgestelde provisionele vergoeding of, bij gebreke daarvan, bepaalt het via een beknopte evaluatie het bedrag vast van de provisionele vergoeding waarvan de onteigenaar ten opzichte van de onteigende persoon en de als tussenkomend erkende partijen verschuldigd is, met inachtneming van artikel 35, derde lid;
2° verwijst het arrest de zaak naar de rechtbank opdat bedoelde rechtbank overeenkomstig artikel 49 de vergoeding bepaalt.
De griffie betekent het arrest aan de partijen binnen vijf dagen na de uitspraak ervan.
Binnen dezelfde termijn bezorgt de griffie de onteigenaar het afschrift en zoveel eensluidend verklaarde afschriften van het arrest als er onteigende personen en als tussenkomend erkende partijen zijn rekening houdende met de eventuele keuze van de woonplaats.
Wanneer gevolg wordt gegeven aan het onteigeningsverzoek, :
1° omvat het arrest de door de rechtbank vastgestelde provisionele vergoeding of, bij gebreke daarvan, bepaalt het via een beknopte evaluatie het bedrag vast van de provisionele vergoeding waarvan de onteigenaar ten opzichte van de onteigende persoon en de als tussenkomend erkende partijen verschuldigd is, met inachtneming van artikel 35, derde lid;
2° verwijst het arrest de zaak naar de rechtbank opdat bedoelde rechtbank overeenkomstig artikel 49 de vergoeding bepaalt.
De griffie betekent het arrest aan de partijen binnen vijf dagen na de uitspraak ervan.
Binnen dezelfde termijn bezorgt de griffie de onteigenaar het afschrift en zoveel eensluidend verklaarde afschriften van het arrest als er onteigende personen en als tussenkomend erkende partijen zijn rekening houdende met de eventuele keuze van de woonplaats.
Art.41. Il est statué sur l'appel à l'audience d'introduction ou, au plus tard, dans le mois du dépôt de la requête. Au besoin, au vu des justifications apportées par l'expropriant, la cour fixe l'audience à une date qui tient compte des nécessités de l'utilité publique en cause.
S'il fait droit à la requête en expropriation, l'arrêt :
1° reprend l'indemnité provisionnelle fixée par le tribunal, ou à défaut pour celui-ci de l'avoir fait, fixe, par voie d'évaluation sommaire, le montant de l'indemnité provisionnelle dont l'expropriant est redevable vis-à-vis de l'exproprié et des parties reçues intervenantes, dans le respect de l'article 35, alinéa 3;
2° renvoie la cause au tribunal pour que celui-ci détermine l'indemnité, conformément à l'article 49.
Le greffe notifie l'arrêt aux parties dans les cinq jours qui suivent son prononcé.
Dans ce même délai, le greffe adresse à l'expropriant l'expédition et autant de copies conformes de l'arrêt qu'il y a d'expropriés et de parties intervenantes, en tenant compte de l'éventuelle élection de domicile intervenue.
S'il fait droit à la requête en expropriation, l'arrêt :
1° reprend l'indemnité provisionnelle fixée par le tribunal, ou à défaut pour celui-ci de l'avoir fait, fixe, par voie d'évaluation sommaire, le montant de l'indemnité provisionnelle dont l'expropriant est redevable vis-à-vis de l'exproprié et des parties reçues intervenantes, dans le respect de l'article 35, alinéa 3;
2° renvoie la cause au tribunal pour que celui-ci détermine l'indemnité, conformément à l'article 49.
Le greffe notifie l'arrêt aux parties dans les cinq jours qui suivent son prononcé.
Dans ce même délai, le greffe adresse à l'expropriant l'expédition et autant de copies conformes de l'arrêt qu'il y a d'expropriés et de parties intervenantes, en tenant compte de l'éventuelle élection de domicile intervenue.
Art.42. Alleen de onteigenaar kan cassatieberoep instellen tegen het krachtens artikel 41 uitgesproken arrest.
Art.42. Seul l'expropriant peut former un pourvoi en cassation à l'encontre de l'arrêt prononcé en vertu de l'article 41.
Onderafdeling 3. - Storting van de provisionele vergoeding
Sous-section 3. - Versement de l'indemnité provisionnelle
Art.43. Krachtens het provisionele vonnis of arrest legt de onteigenaar, zonder dat een voorafgaande kennisgeving nodig is, de provisionele vergoeding neer bij de Deposito- en Consignatiekas, hierna "de Kas" genoemd.
De ordonnantie van betaling uitgegeven met het oog op de storting, is vrijgesteld van elke voorafgaande formaliteit.
Binnen vijf dagen na de storting richt de Kas zoveel voor eensluidend verklaarde afschriften van het bewijs van de storting van de provisionele vergoeding als er onteigende personen en als tussenkomend erkende partijen zijn, aan de onteigenaar.
Op zicht van het vonnis of van het arrest en het getuigschrift uitgereikt na de datum van overschrijving van de beslissing ten blijke dat het onteigende goed vrij is van hypotheek, is de beambte van de Deposito- en Consignatiekas gehouden het bedrag van de gestorte vergoeding aan de onteigende personen en tussenkomende partijen over te maken indien er geen beslag op of verzet tegen de gestorte geldsommen bestaat.
Wordt het in het derde lid bedoelde getuigschrift niet voorgelegd of wordt niet bewezen dat het beslag of het verzet is opgeheven of heeft het vonnis of het arrest, dat de vergoeding bepaalt, de respectieve rechten van de onteigende personen of van de als tussenkomend erkende partijen, niet geregeld, dan kan de betaling slechts plaatshebben krachtens een rechterlijke beschikking.
De ordonnantie van betaling uitgegeven met het oog op de storting, is vrijgesteld van elke voorafgaande formaliteit.
Binnen vijf dagen na de storting richt de Kas zoveel voor eensluidend verklaarde afschriften van het bewijs van de storting van de provisionele vergoeding als er onteigende personen en als tussenkomend erkende partijen zijn, aan de onteigenaar.
Op zicht van het vonnis of van het arrest en het getuigschrift uitgereikt na de datum van overschrijving van de beslissing ten blijke dat het onteigende goed vrij is van hypotheek, is de beambte van de Deposito- en Consignatiekas gehouden het bedrag van de gestorte vergoeding aan de onteigende personen en tussenkomende partijen over te maken indien er geen beslag op of verzet tegen de gestorte geldsommen bestaat.
Wordt het in het derde lid bedoelde getuigschrift niet voorgelegd of wordt niet bewezen dat het beslag of het verzet is opgeheven of heeft het vonnis of het arrest, dat de vergoeding bepaalt, de respectieve rechten van de onteigende personen of van de als tussenkomend erkende partijen, niet geregeld, dan kan de betaling slechts plaatshebben krachtens een rechterlijke beschikking.
Art.43. En vertu du jugement ou de l'arrêt provisionnel, sans qu'il soit besoin de le faire signifier au préalable, l'expropriant dépose l'indemnité provisionnelle à la Caisse des dépôts et consignations, dénommée ci-après " la Caisse ".
L'ordonnance de paiement émise en vue du dépôt est exempte de toute formalité préalable.
La Caisse adresse à l'expropriant, dans les cinq jours du dépôt, autant de copies conformes du certificat de dépôt de l'indemnité provisionnelle qu'il y a d'expropriés et de parties reçues intervenantes.
Sur le vu du jugement ou de l'arrêt et du certificat délivré après la date de la transcription de la décision constatant que le bien immobilier est libre d'hypothèque, le préposé de la Caisse remet aux expropriés et parties reçues intervenantes le montant de l'indemnité consignée, s'il n'existe aucune saisie-arrêt ou opposition sur les sommes consignées.
A défaut de produire le certificat visé à l'alinéa 3 ou de rapporter mainlevée des saisies-arrêts ou oppositions ou encore lorsque le jugement ou l'arrêt fixant l'indemnité n'aura pas réglé les droits respectifs des expropriés ou parties reçues intervenantes, le paiement pourra avoir lieu uniquement sur ordonnance de justice.
L'ordonnance de paiement émise en vue du dépôt est exempte de toute formalité préalable.
La Caisse adresse à l'expropriant, dans les cinq jours du dépôt, autant de copies conformes du certificat de dépôt de l'indemnité provisionnelle qu'il y a d'expropriés et de parties reçues intervenantes.
Sur le vu du jugement ou de l'arrêt et du certificat délivré après la date de la transcription de la décision constatant que le bien immobilier est libre d'hypothèque, le préposé de la Caisse remet aux expropriés et parties reçues intervenantes le montant de l'indemnité consignée, s'il n'existe aucune saisie-arrêt ou opposition sur les sommes consignées.
A défaut de produire le certificat visé à l'alinéa 3 ou de rapporter mainlevée des saisies-arrêts ou oppositions ou encore lorsque le jugement ou l'arrêt fixant l'indemnité n'aura pas réglé les droits respectifs des expropriés ou parties reçues intervenantes, le paiement pourra avoir lieu uniquement sur ordonnance de justice.
Onderafdeling 4. - Omschrijvende staat en inbezitneming
Sous-section 4. - Etat descriptif et prise de possession
Art.44. § 1. Indien het vonnis of het arrest gevolg geeft aan het onteigeningsverzoek, stelt de door de rechtbank aangewezen deskundige, behalve in het geval bedoeld in artikel 27, § 2, derde lid, de omschrijvende staat van de onroerende goederen vast.
De onteigenaar kan beslissen dat de omschrijvende staat vastgesteld wordt zonder te wachten dat het provisionele vonnis of arrest uitgesproken wordt. Hij deelt zijn beslissing bij aangetekend schrijven aan de deskundige, de onteigende persoon, en in voorkomend geval, aan de tussenkomende partij mede.
§ 2. De in § 1 bedoelde omschrijvende staat omvat minstens een volledige fotoreportage en de identificatie van de aanwezige personen.
§ 3. De partijen kunnen deze verrichtingen bijwonen en in de omschrijvende staat alle nuttige opmerkingen doen aantekenen.
De derden die bij de verschijning ter plaatse niet tussenbeide zijn gekomen, kunnen erkend worden als tussenkomende partij bij het opmaken van de omschrijvende staat, doch zonder dat zulks een vertraging in de verrichting ten gevolge mag hebben.
§ 4. De omschrijvende staat wordt door de deskundige ter griffie neergelegd binnen vijftien dagen na, volgens het geval :
1° de kennisneming door de deskundige van de beslissing van de onteigenaar om de omschrijvende staat te laten vaststellen zonder te wachten dat het provisionele vonnis of arrest uitgesproken wordt;
2° de kennisgeving van het provisionele vonnis of arrest die door de meest gerede partij wordt verricht.
Op de dag zelf van de indiening van de omschrijvende staat ter griffie zendt de deskundige vier voor eensluidend verklaarde afschriften van de omschrijvende staat bij aangetekende brief aan de onteigenaar. Op verzoek van de onteigenaar maakt de deskundige zo spoedig mogelijk elk bijkomend voor eensluidend verklaard afschrift van de omschrijvende staat over.
Binnen de in het tweede lid bedoelde termijn richt de deskundige een afschrift van de omschrijvende staat aan de onteigende persoon.
De onteigenaar kan beslissen dat de omschrijvende staat vastgesteld wordt zonder te wachten dat het provisionele vonnis of arrest uitgesproken wordt. Hij deelt zijn beslissing bij aangetekend schrijven aan de deskundige, de onteigende persoon, en in voorkomend geval, aan de tussenkomende partij mede.
§ 2. De in § 1 bedoelde omschrijvende staat omvat minstens een volledige fotoreportage en de identificatie van de aanwezige personen.
§ 3. De partijen kunnen deze verrichtingen bijwonen en in de omschrijvende staat alle nuttige opmerkingen doen aantekenen.
De derden die bij de verschijning ter plaatse niet tussenbeide zijn gekomen, kunnen erkend worden als tussenkomende partij bij het opmaken van de omschrijvende staat, doch zonder dat zulks een vertraging in de verrichting ten gevolge mag hebben.
§ 4. De omschrijvende staat wordt door de deskundige ter griffie neergelegd binnen vijftien dagen na, volgens het geval :
1° de kennisneming door de deskundige van de beslissing van de onteigenaar om de omschrijvende staat te laten vaststellen zonder te wachten dat het provisionele vonnis of arrest uitgesproken wordt;
2° de kennisgeving van het provisionele vonnis of arrest die door de meest gerede partij wordt verricht.
Op de dag zelf van de indiening van de omschrijvende staat ter griffie zendt de deskundige vier voor eensluidend verklaarde afschriften van de omschrijvende staat bij aangetekende brief aan de onteigenaar. Op verzoek van de onteigenaar maakt de deskundige zo spoedig mogelijk elk bijkomend voor eensluidend verklaard afschrift van de omschrijvende staat over.
Binnen de in het tweede lid bedoelde termijn richt de deskundige een afschrift van de omschrijvende staat aan de onteigende persoon.
Art.44. § 1er. Si le jugement ou l'arrêt fait droit à la requête en expropriation, l'expert désigné par le tribunal établit, sauf dans le cas visé à l'article 27, § 2, alinéa 3, l'état descriptif des biens immobiliers.
L'expropriant peut décider que l'état descriptif est établi sans attendre le prononcé du jugement ou de l'arrêt provisionnel. Il notifie sa décision par envoi recommandé transmis à l'expert, à l'exproprié et, le cas échéant, à la partie intervenante.
§ 2. L'état descriptif visé au paragraphe 1er contient au moins un reportage photographique complet et l'identification des personnes présentes.
§ 3. Les parties peuvent assister à ces opérations et faire consigner dans cet état toutes observations utiles.
Les tiers intéressés qui ne sont pas intervenus lors de la comparution sur les lieux sont recevables à intervenir lors de l'établissement de l'état descriptif, mais sans qu'il en résulte aucun retard pour les opérations.
§ . 4. L'expert dépose l'état descriptif au greffe dans les quinze jours qui suivent, selon le cas :
1° la prise de connaissance par l'expert de la décision de l'expropriant de faire réaliser l'état descriptif sans attendre le prononcé du jugement ou de l'arrêt provisionnel;
2° la notification du jugement ou de l'arrêt provisionnel qui lui est faite par la partie la plus diligente.
Le jour même du dépôt de l'état descriptif au greffe, l'expert adresse à l'expropriant, par envoi recommandé, quatre copies certifiées conformes de l'état descriptif. A la demande de l'expropriant, l'expert produit, sans délai, toute copie certifiée conforme supplémentaire de l'état descriptif.
Dans le délai visé à l'alinéa 2, l'expert adresse une copie de l'état descriptif à l'exproprié.
L'expropriant peut décider que l'état descriptif est établi sans attendre le prononcé du jugement ou de l'arrêt provisionnel. Il notifie sa décision par envoi recommandé transmis à l'expert, à l'exproprié et, le cas échéant, à la partie intervenante.
§ 2. L'état descriptif visé au paragraphe 1er contient au moins un reportage photographique complet et l'identification des personnes présentes.
§ 3. Les parties peuvent assister à ces opérations et faire consigner dans cet état toutes observations utiles.
Les tiers intéressés qui ne sont pas intervenus lors de la comparution sur les lieux sont recevables à intervenir lors de l'établissement de l'état descriptif, mais sans qu'il en résulte aucun retard pour les opérations.
§ . 4. L'expert dépose l'état descriptif au greffe dans les quinze jours qui suivent, selon le cas :
1° la prise de connaissance par l'expert de la décision de l'expropriant de faire réaliser l'état descriptif sans attendre le prononcé du jugement ou de l'arrêt provisionnel;
2° la notification du jugement ou de l'arrêt provisionnel qui lui est faite par la partie la plus diligente.
Le jour même du dépôt de l'état descriptif au greffe, l'expert adresse à l'expropriant, par envoi recommandé, quatre copies certifiées conformes de l'état descriptif. A la demande de l'expropriant, l'expert produit, sans délai, toute copie certifiée conforme supplémentaire de l'état descriptif.
Dans le délai visé à l'alinéa 2, l'expert adresse une copie de l'état descriptif à l'exproprié.
Art.45. De onteigenaar neemt bezit van het onteigende goed, met inbegrip van het goed bestemd om tijdelijk te worden bewoond, zonder andere formaliteit dan de betekening per deurwaardersexploot aan de onteigende persoon en aan de als tussenkomend erkende partijen van een voor eensluidend verklaard afschrift van:
1° het in kracht van gewijsde gegaan provisionele vonnis of arrest;
2° het getuigschrift van de neerlegging van de provisionele vergoeding bij de Deposito- en Consignatiekas tenzij het vonnis of het provisionele arrest in een vergoeding gelijk aan nul voorziet;
3° de omschrijvende staat van het onroerend goed.
Mits het vervullen van de in het eerste lid bedoelde formaliteiten zullen de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheden, zoals omschreven in het onteigeningsbesluit, volkomen gevolg hebben.
1° het in kracht van gewijsde gegaan provisionele vonnis of arrest;
2° het getuigschrift van de neerlegging van de provisionele vergoeding bij de Deposito- en Consignatiekas tenzij het vonnis of het provisionele arrest in een vergoeding gelijk aan nul voorziet;
3° de omschrijvende staat van het onroerend goed.
Mits het vervullen van de in het eerste lid bedoelde formaliteiten zullen de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheden, zoals omschreven in het onteigeningsbesluit, volkomen gevolg hebben.
Art.45. L'expropriant prend possession du bien exproprié, en ce compris celui destiné à être occupé temporairement, sans autre formalité que la signification par exploit d'huissier à l'exproprié et aux parties reçues intervenantes, d'une copie certifiée conforme :
1° du jugement ou de l'arrêt provisionnel passé en force de chose jugée;
2° du certificat de dépôt de l'indemnité provisionnelle à la Caisse des dépôts et consignations, sauf si le jugement ou l'arrêt provisionnel prévoit une indemnité nulle;
3° de l'état descriptif du bien immobilier.
Moyennant l'accomplissement des formalités visées à l'alinéa 1er, les servitudes visées à l'article 2, § 2, telles que décrites dans l'arrêté d'expropriation, sortent leurs effets.
1° du jugement ou de l'arrêt provisionnel passé en force de chose jugée;
2° du certificat de dépôt de l'indemnité provisionnelle à la Caisse des dépôts et consignations, sauf si le jugement ou l'arrêt provisionnel prévoit une indemnité nulle;
3° de l'état descriptif du bien immobilier.
Moyennant l'accomplissement des formalités visées à l'alinéa 1er, les servitudes visées à l'article 2, § 2, telles que décrites dans l'arrêté d'expropriation, sortent leurs effets.
Art.46. § 1. Wanneer de onteigenaar geen afschrift van de omschrijvende staat binnen vijf dagen na de in artikel 44, § 4, eerste lid, bedoelde termijn heeft ontvangen, kan de onteigenaar de omschrijvende staat vaststellen nadat de onteigende persoon en de als tussenkomend erkende partijen minstens vier dagen van tevoren erom verzocht zijn om op de dag en om het uur vastgesteld in de oproepingsbrief deel te nemen aan de vaststelling van die omschrijvende staat en verwittigd zijn dat er tot bedoelde omschrijvende staat zal worden overgegaan zelfs indien ze afwezig zijn.
Artikel 44, §§ 2 tot 4, eerste lid, is van toepassing op de door de onteigenaar vastgestelde omschrijvende staat.
§ 2. De onteigenaar kan, ondanks elke betwisting die hem zou worden gericht, bezit nemen van het onteigende goed nadat hij aan de onteigende persoon en aan de als tussenkomend erkende partijen een voor eensluidend verklaar afschrift heeft betekend van :
1° het in kracht van gewijsde gegaan provisionele vonnis of arrest;
2° het getuigschrift van de neerlegging van de provisionele vergoeding bij de Kas tenzij het provisionele vonnis of arrest in geen enkele vergoeding voorziet voor de partij die de betekening heeft ontvangen;
3° de door hem opgestelde omschrijvende staat.
Mits het vervullen van de in het eerste lid bedoelde formaliteiten zullen de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheden, zoals omschreven in het onteigeningsbesluit, volkomen gevolg hebben.
§ 3. Op verzoek van de meest gerede partij herroept de rechtbank de deskundige van ambtswege wanneer de onteigenaar niet binnen vijf dagen na het verstrijken van de in artikel 44, § 4, eerste lid, bedoelde termijn het afschrift van de omschrijvende staat heeft ontvangen.
Bij hetzelfde vonnis wijst de rechtbank een nieuwe deskundige aan om het verslag dat de evaluatie van de vergoeding omvat, overeenkomstig artikel 48 op te maken.
De griffie deelt zo spoedig mogelijk het vonnis mee aan de aangewezen deskundige en aan de partijen.
Artikel 44, §§ 2 tot 4, eerste lid, is van toepassing op de door de onteigenaar vastgestelde omschrijvende staat.
§ 2. De onteigenaar kan, ondanks elke betwisting die hem zou worden gericht, bezit nemen van het onteigende goed nadat hij aan de onteigende persoon en aan de als tussenkomend erkende partijen een voor eensluidend verklaar afschrift heeft betekend van :
1° het in kracht van gewijsde gegaan provisionele vonnis of arrest;
2° het getuigschrift van de neerlegging van de provisionele vergoeding bij de Kas tenzij het provisionele vonnis of arrest in geen enkele vergoeding voorziet voor de partij die de betekening heeft ontvangen;
3° de door hem opgestelde omschrijvende staat.
Mits het vervullen van de in het eerste lid bedoelde formaliteiten zullen de in artikel 2, § 2, bedoelde erfdienstbaarheden, zoals omschreven in het onteigeningsbesluit, volkomen gevolg hebben.
§ 3. Op verzoek van de meest gerede partij herroept de rechtbank de deskundige van ambtswege wanneer de onteigenaar niet binnen vijf dagen na het verstrijken van de in artikel 44, § 4, eerste lid, bedoelde termijn het afschrift van de omschrijvende staat heeft ontvangen.
Bij hetzelfde vonnis wijst de rechtbank een nieuwe deskundige aan om het verslag dat de evaluatie van de vergoeding omvat, overeenkomstig artikel 48 op te maken.
De griffie deelt zo spoedig mogelijk het vonnis mee aan de aangewezen deskundige en aan de partijen.
Art.46. § 1er. Lorsque l'expropriant n'a pas reçu copie de l'état descriptif dans les cinq jours qui suivent le délai prévu à l'article 44, § 4, alinéa 1er, l'expropriant peut établir l'état descriptif, après que l'exproprié et les parties reçues intervenantes aient été, quatre jours au moins à l'avance, invités à assister aux jour et heure fixés dans la convocation, à l'établissement de cet état et averties qu'il y sera procédé même en leur absence.
L'article 44, §§ 2 à 4, alinéa 1er, est applicable à l'état descriptif établi par l'expropriant.
§ 2. L'expropriant peut prendre possession du bien exproprié, malgré toute contestation qui lui serait adressée, après avoir signifié par exploit d'huissier à l'exproprié et aux parties reçues intervenantes une copie certifiée conforme :
1° du jugement ou de l'arrêt provisionnel passé en force de chose jugée;
2° du certificat de dépôt de l'indemnité provisionnelle à la Caisse, sauf si le jugement ou l'arrêt provisionnel ne prévoit l'octroi d'aucune indemnité pour la partie à l'égard de laquelle il est procédé à la signification;
3° de l'état descriptif rédigé par ses soins.
Moyennant l'accomplissement des formalités visées à l'alinéa 1er, les servitudes visées à l'article 2, § 2, telles que décrites dans l'arrêté d'expropriation, sortent leurs effets.
§ 3. A la demande de la partie la plus diligente, le tribunal révoque d'office l'expert lorsque l'expropriant n'a pas reçu copie de l'état descriptif dans les cinq jours qui suivent l'expiration du délai prévu à l'article 44, § 4, alinéa 1er.
Par le même jugement, le tribunal désigne un nouvel expert aux fins d'établir le rapport contenant l'évaluation de l'indemnité conformément à l'article 48.
Le greffe notifie sans délai le jugement à l'expert désigné et aux parties.
L'article 44, §§ 2 à 4, alinéa 1er, est applicable à l'état descriptif établi par l'expropriant.
§ 2. L'expropriant peut prendre possession du bien exproprié, malgré toute contestation qui lui serait adressée, après avoir signifié par exploit d'huissier à l'exproprié et aux parties reçues intervenantes une copie certifiée conforme :
1° du jugement ou de l'arrêt provisionnel passé en force de chose jugée;
2° du certificat de dépôt de l'indemnité provisionnelle à la Caisse, sauf si le jugement ou l'arrêt provisionnel ne prévoit l'octroi d'aucune indemnité pour la partie à l'égard de laquelle il est procédé à la signification;
3° de l'état descriptif rédigé par ses soins.
Moyennant l'accomplissement des formalités visées à l'alinéa 1er, les servitudes visées à l'article 2, § 2, telles que décrites dans l'arrêté d'expropriation, sortent leurs effets.
§ 3. A la demande de la partie la plus diligente, le tribunal révoque d'office l'expert lorsque l'expropriant n'a pas reçu copie de l'état descriptif dans les cinq jours qui suivent l'expiration du délai prévu à l'article 44, § 4, alinéa 1er.
Par le même jugement, le tribunal désigne un nouvel expert aux fins d'établir le rapport contenant l'évaluation de l'indemnité conformément à l'article 48.
Le greffe notifie sans délai le jugement à l'expert désigné et aux parties.
Art.47. Na de in artikel 45, eerste lid, of artikel 46, § 2, bedoelde betekening en zonder andere formaliteit kan de onteigenaar elke deurwaarder of openbare macht verzoeken om, indien nodig, over te gaan tot de uitzetting van de onteigende persoon, alsmede van allen die zich in de plaatsen zouden kunnen bevinden, en om de plaatsen van het meubilair of de inboedel vrij te geven.
In afwijking van het eerste lid kan de uitzetting, wanneer het onroerend goed tot hoofdverblijfplaats is bestemd, plaatsvinden uiterlijk dertig dagen na de betekening bedoeld in artikel 45, eerste lid, of artikel 46, § 2.
In afwijking van het eerste lid kan de uitzetting, wanneer het onroerend goed tot hoofdverblijfplaats is bestemd, plaatsvinden uiterlijk dertig dagen na de betekening bedoeld in artikel 45, eerste lid, of artikel 46, § 2.
Art.47. Après la signification prévue à l'article 45, alinéa 1er, ou à l'article 46, § 2, et sans autre formalité, l'expropriant peut requérir tout huissier de justice ou la force publique pour procéder au besoin à l'expulsion de l'exproprié, de même que de tous ceux qui pourraient se trouver dans les lieux, et libérer les lieux des meubles ou effets s'y trouvant.
Par dérogation à l'alinéa 1er, l'expulsion peut intervenir, lorsque le bien immobilier est affecté à la résidence principale, au plus tôt trente jours après la signification prévue à l'article 45, alinéa 1er, ou à l'article 46, § 2.
Par dérogation à l'alinéa 1er, l'expulsion peut intervenir, lorsque le bien immobilier est affecté à la résidence principale, au plus tôt trente jours après la signification prévue à l'article 45, alinéa 1er, ou à l'article 46, § 2.
Onderafdeling 5. - Opmaking van het evaluatieverslag
Sous-section 5. - Etablissement du rapport d'évaluation
Art.48. § 1. Aan het einde van zijn werken en van een eventuele uitwisseling van nota's van voorlichtende en beslissingsvoorbereide feiten door de partijen zendt de deskundige zijn vaststellingen die hij bij een voorlopig advies voegt, aan deze partijen en aan hun raadslieden.
De deskundige maakt de partijen en hun technische raadslieden het mogelijk om hun opmerkingen betreffende zijn vaststellingen en zijn voorlopig advies te formuleren. Daartoe bepaalt hij een redelijke termijn rekening houdende met de complexiteit van de zaak.
§ 2. De deskundige legt ter griffie een verslag neer dat de definitieve evaluatie van de onteigeningsvergoeding die hij voorstelt, alsook alle nuttige inlichtingen voor de bepaling van deze vergoeding bevat.
§ 3. De neerlegging van het verslag bij de griffie wordt uitgevoerd binnen zes maanden volgend op, volgens het geval, de neerlegging van de omschrijvende staat bedoeld in artikel 44, § 4, eerste lid, of in artikel 46, § 1, of van de in artikel 46, § 3, derde lid, bedoelde kennisgeving.
Alleen de rechtbank mag die termijn verlengen. Indien hij een nieuwe termijn aan de deskundige verleent, heeft de niet-naleving van die vervaldatum zijn herroeping door de rechtbank van ambtswege als gevolg. Deze herroeping vindt plaats op verzoek van de meest gerede partij. Bij hetzelfde vonnis wijst de rechtbank een nieuwe deskundige aan om het verslag dat de evaluatie van de vergoeding omvat op te maken.
De deskundige maakt de partijen en hun technische raadslieden het mogelijk om hun opmerkingen betreffende zijn vaststellingen en zijn voorlopig advies te formuleren. Daartoe bepaalt hij een redelijke termijn rekening houdende met de complexiteit van de zaak.
§ 2. De deskundige legt ter griffie een verslag neer dat de definitieve evaluatie van de onteigeningsvergoeding die hij voorstelt, alsook alle nuttige inlichtingen voor de bepaling van deze vergoeding bevat.
§ 3. De neerlegging van het verslag bij de griffie wordt uitgevoerd binnen zes maanden volgend op, volgens het geval, de neerlegging van de omschrijvende staat bedoeld in artikel 44, § 4, eerste lid, of in artikel 46, § 1, of van de in artikel 46, § 3, derde lid, bedoelde kennisgeving.
Alleen de rechtbank mag die termijn verlengen. Indien hij een nieuwe termijn aan de deskundige verleent, heeft de niet-naleving van die vervaldatum zijn herroeping door de rechtbank van ambtswege als gevolg. Deze herroeping vindt plaats op verzoek van de meest gerede partij. Bij hetzelfde vonnis wijst de rechtbank een nieuwe deskundige aan om het verslag dat de evaluatie van de vergoeding omvat op te maken.
Art.48. § 1er. A la fin de ses travaux et d'un éventuel échange de notes de faits directoires par les parties, l'expert envoie à celles-ci et à leurs conseils ses constatations auxquelles il joint un avis provisoire.
L'expert permet aux parties et à leurs conseillers techniques de formuler leurs observations concernant ses constatations et son avis provisoire. Il fixe pour ce faire un délai raisonnable, compte tenu de la complexité de l'affaire.
§ 2. L'expert dépose au greffe un rapport contenant l'évaluation définitive de l'indemnité d'expropriation qu'il propose ainsi que tous renseignements utiles à la détermination de celle-ci.
§ 3. Le dépôt du rapport au greffe intervient dans les six mois qui suivent, selon le cas, le dépôt de l'état descriptif visé à l'article 44, § 4, alinéa 1er, ou à l'article 46, § 1er, ou la notification visée à l'article 46, § 3, alinéa 3.
Seul le tribunal peut prolonger ce délai. S'il accorde un nouveau délai à l'expert, le non-respect de cette échéance entraîne d'office sa révocation par le tribunal. Celle-ci intervient à la requête de la partie la plus diligente. Par le même jugement, le tribunal désigne un nouvel expert aux fins d'établir le rapport contenant l'évaluation de l'indemnité.
L'expert permet aux parties et à leurs conseillers techniques de formuler leurs observations concernant ses constatations et son avis provisoire. Il fixe pour ce faire un délai raisonnable, compte tenu de la complexité de l'affaire.
§ 2. L'expert dépose au greffe un rapport contenant l'évaluation définitive de l'indemnité d'expropriation qu'il propose ainsi que tous renseignements utiles à la détermination de celle-ci.
§ 3. Le dépôt du rapport au greffe intervient dans les six mois qui suivent, selon le cas, le dépôt de l'état descriptif visé à l'article 44, § 4, alinéa 1er, ou à l'article 46, § 1er, ou la notification visée à l'article 46, § 3, alinéa 3.
Seul le tribunal peut prolonger ce délai. S'il accorde un nouveau délai à l'expert, le non-respect de cette échéance entraîne d'office sa révocation par le tribunal. Celle-ci intervient à la requête de la partie la plus diligente. Par le même jugement, le tribunal désigne un nouvel expert aux fins d'établir le rapport contenant l'évaluation de l'indemnité.
Afdeling 7. - Vonnis en arrest over de vergoedingen
Section 7. - Jugement et arrêt sur les indemnités
Onderafdeling 1. - Vonnis over de vergoedingen
Sous-section 1re. - Jugement sur les indemnités
Art.49. Na de instaatstelling stelt de rechtbank de dag en het tijdstip van de pleitzitting vast.
Op die terechtzitting ontvangt de rechtbank eventueel als tussenkomende partijen de betrokken derden die daarom verzoeken, zonder dat daaruit vertraging mag voortvloeien.
Na de aanwezige partijen en de deskundige te hebben gehoord, bepaalt de rechtbank het bedrag van de vergoeding die uit hoofde van de onteigening verschuldigd is.
Behalve instemming of verzoek van de partijen in dat opzicht verdeelt het vonnis de vergoeding niet tussen hen.
Op die terechtzitting ontvangt de rechtbank eventueel als tussenkomende partijen de betrokken derden die daarom verzoeken, zonder dat daaruit vertraging mag voortvloeien.
Na de aanwezige partijen en de deskundige te hebben gehoord, bepaalt de rechtbank het bedrag van de vergoeding die uit hoofde van de onteigening verschuldigd is.
Behalve instemming of verzoek van de partijen in dat opzicht verdeelt het vonnis de vergoeding niet tussen hen.
Art.49. Après mise en état, le tribunal fixe les jour et heure de l'audience de plaidoiries.
A cette audience, le tribunal reçoit éventuellement comme parties intervenantes les tiers intéressés qui en formulent la demande, pour autant qu'il n'en résulte aucun retard.
Après avoir entendu les parties présentes et l'expert, le tribunal détermine le montant de l'indemnité due du chef de l'expropriation.
Sauf accord ou demande des parties à cet égard, le jugement ne répartit pas l'indemnité entre elles.
A cette audience, le tribunal reçoit éventuellement comme parties intervenantes les tiers intéressés qui en formulent la demande, pour autant qu'il n'en résulte aucun retard.
Après avoir entendu les parties présentes et l'expert, le tribunal détermine le montant de l'indemnité due du chef de l'expropriation.
Sauf accord ou demande des parties à cet égard, le jugement ne répartit pas l'indemnité entre elles.
Art.50. Krachtens dat vonnis en zonder dat een voorafgaande kennisgeving nodig is, legt de eigenaar binnen vijfenveertig dagen na de uitspraak van het vonnis het bedrag van de vergoeding die hoger is dan het bedrag van de provisionele vergoeding bij de Deposito- en Consignatiekas neer.
Binnen tien dagen na de neerlegging richt de onteigenaar een afschrift van het getuigschrift van neerlegging bij de Kas van de eventuele bijkomende vergoeding aan de partijen aan wie de sommen zijn bestemd.
De opvraging van de gestorte bedragen bij de Deposito- en Consignatiekas heeft plaats onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald in artikel 43.
Binnen tien dagen na de neerlegging richt de onteigenaar een afschrift van het getuigschrift van neerlegging bij de Kas van de eventuele bijkomende vergoeding aan de partijen aan wie de sommen zijn bestemd.
De opvraging van de gestorte bedragen bij de Deposito- en Consignatiekas heeft plaats onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald in artikel 43.
Art.50. En vertu de ce jugement et sans qu'il soit besoin de le faire signifier, l'expropriant dépose à la Caisse dans les quarante-cinq jours du prononcé du jugement, le montant de l'indemnité qui excède celui de l'indemnité provisionnelle.
Dans les dix jours qui suivent le dépôt, l'expropriant adresse aux parties à qui les sommes sont destinées une copie du certificat de dépôt à la Caisse du supplément éventuel d'indemnité.
Le retrait des sommes déposées à la Caisse a lieu selon les conditions et modalités prévues à l'article 43.
Dans les dix jours qui suivent le dépôt, l'expropriant adresse aux parties à qui les sommes sont destinées une copie du certificat de dépôt à la Caisse du supplément éventuel d'indemnité.
Le retrait des sommes déposées à la Caisse a lieu selon les conditions et modalités prévues à l'article 43.
Onderafdeling 2. - Beroepsmiddelen tegen het vonnis over de vergoedingen
Sous-section 2. - Voies de recours à l'encontre du jugement sur les indemnités
Art.51. De beroepsmiddelen tegen het vonnis over de vergoedingen worden geregeld bij de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek.
De artikelen 49, vierde lid, en 50 zijn van toepassing op het arrest over de vergoeding.
De artikelen 49, vierde lid, en 50 zijn van toepassing op het arrest over de vergoeding.
Art.51. Les voies de recours à l'encontre du jugement sur l'indemnité sont régies par les dispositions du Code judiciaire.
Les articles 49, alinéa 4, et 50 sont applicables à l'arrêt sur l'indemnité.
Les articles 49, alinéa 4, et 50 sont applicables à l'arrêt sur l'indemnité.
Afdeling 8. - Procedurekosten en -vergoeding
Section 8. - Dépens et indemnité de procédure
Art.52. De kosten van de procedure in eerste aanleg zijn ten laste van de onteigenaar.
De kosten van het hoger beroep worden overeenkomstig het Gerechtelijk Wetboek geregeld.
De procedurevergoeding wordt bepaald naar gelang van de bedragen betreffende de zaken die in geld waardeerbaar zijn.
De kosten van het hoger beroep worden overeenkomstig het Gerechtelijk Wetboek geregeld.
De procedurevergoeding wordt bepaald naar gelang van de bedragen betreffende de zaken die in geld waardeerbaar zijn.
Art.52. Les dépens de première instance sont à charge de l'expropriant.
Les dépens d'appel sont réglés conformément au Code judiciaire.
L'indemnité de procédure est déterminée en fonction des montants relatifs aux affaires évaluables en argent.
Les dépens d'appel sont réglés conformément au Code judiciaire.
L'indemnité de procédure est déterminée en fonction des montants relatifs aux affaires évaluables en argent.
HOOFDSTUK IV. - Onteigeningsvergoeding
CHAPITRE IV. - Indemnité d'expropriation
Art.53. De verkoopwaarde van de onroerende goederen is het bedrag verkregen door de verkoop van het onroerend goed in normale bekendmakingomstandigheden bij een voldoende toeloop van gegadigden.
Ze wordt geschat door ze minstens te vergelijken met overdrachten van goederen of soortgelijke rechten die plaatsgevonden hebben op de vroegst mogelijke datum van het provisionele vonnis of arrest, behalve wanneer er geen sprake is van dergelijke overdrachten.
De vergelijking wordt gerechtvaardigd door een gedetailleerde analyse van de voordelen en nadelen van de goederen betrokken bij de vergelijkingspunten ten opzichte van het onteigende goed.
Ze wordt geschat door ze minstens te vergelijken met overdrachten van goederen of soortgelijke rechten die plaatsgevonden hebben op de vroegst mogelijke datum van het provisionele vonnis of arrest, behalve wanneer er geen sprake is van dergelijke overdrachten.
De vergelijking wordt gerechtvaardigd door een gedetailleerde analyse van de voordelen en nadelen van de goederen betrokken bij de vergelijkingspunten ten opzichte van het onteigende goed.
Art.53. La valeur vénale des biens immobiliers est le montant obtenu en vendant le bien immobilier dans des conditions normales de publicité en suite d'un concours suffisant d'amateurs.
Elle est estimée en procédant, à tout le moins, par comparaison avec des cessions de biens ou droits similaires, intervenues à une date la plus proche possible du jugement ou de l'arrêt provisionnel, sauf en cas d'absence de telles cessions.
La comparaison est justifiée par une analyse détaillée des avantages et désavantages des biens visés par les points de comparaison par rapport au bien exproprié.
Elle est estimée en procédant, à tout le moins, par comparaison avec des cessions de biens ou droits similaires, intervenues à une date la plus proche possible du jugement ou de l'arrêt provisionnel, sauf en cas d'absence de telles cessions.
La comparaison est justifiée par une analyse détaillée des avantages et désavantages des biens visés par les points de comparaison par rapport au bien exproprié.
Art.54. De waarde van de onroerende goederen wordt verminderd naar gelang van de kosten van de te verrichten onderzoeken en werken die ten laste zijn van de onteigende persoon of waarmee elke potentiële aankoper rekening zou houden.
Art.54. La valeur des biens immobiliers est réduite en fonction du coût des études et des travaux à réaliser qui sont à charge de l'exproprié ou dont tout acquéreur potentiel tiendrait compte.
Art.55. In geval van opeenvolgende onteigeningen om eenzelfde doel van algemeen nut te verwezenlijken, houdt de vergoeding rekening met de staat van het onroerend goed en van zijn omgeving op de dag van de eerste onteigening, zelfs indien de onteigeningen op basis van verschillende plannen, structuurplannen of omtrekken, van verschillende onteigeningsbesluiten worden uitgevoerd of indien ze door verschillende onteigenaars worden verricht.
Art.55. En cas d'expropriations successives en vue de réaliser un même but d'utilité publique, l'indemnité tient compte de l'état du bien immobilier et de son environnement au jour de la première expropriation, même si les expropriations sont menées sur la base de plans, schémas ou périmètres différents, de plusieurs arrêtés d'expropriation ou sont réalisées par des expropriants différents.
Art.56. Wanneer de onteigening wordt verricht om een structuurplan, een plan of een omtrek bedoeld in artikel D.VI.1. van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling uit te voeren, wordt geen rekening gehouden de meerwaarde of de minderwaarde aangebracht door bedoeld structuurplan, plan of omtrek.
Er wordt geen rekening gehouden met de meerwaarde of de minderwaarde aangebracht door de uitvoering van het doel van algemeen nut.
Er wordt geen rekening gehouden met de meerwaarde of de minderwaarde aangebracht door de uitvoering van het doel van algemeen nut.
Art.56. Lorsque l'expropriation est menée en vue de mettre en oeuvre un schéma, un plan ou un périmètre visé à l'article D.VI.1 du Code du Développement territorial, il n'est pas tenu compte de la plus-value ou de la moins-value apportée par ledit schéma, plan ou périmètre.
Il n'est pas tenu compte de la plus-value ou de la moins-value apportée par la mise en oeuvre du but d'utilité publique.
Il n'est pas tenu compte de la plus-value ou de la moins-value apportée par la mise en oeuvre du but d'utilité publique.
Art.57. Bij het schatten van de waarde van het onteigende onroerend goed wordt geen rekening gehouden met de waardevermeerdering die dat goed heeft gekregen ten gevolge van werken of wijzigingen uitgevoerd na afloop van de in de artikelen 12 en 13 bedoelde informatie, behalve indien ze nodig zijn voor de bewaring en het onderhoud van het onroerend goed.
Art.57. Pour l'estimation de la valeur du bien immobilier exproprié, il n'est pas tenu compte de l'augmentation de valeur acquise par ce bien à la suite de travaux ou modifications effectués après la clôture de l'information visée aux articles 12 et 13, sauf s'ils sont nécessaires à la conservation et à l'entretien du bien immobilier.
Art.58. De vergoeding voor de in artikel 3 bedoelde tijdelijke bezetting wordt bepaald naar belang van de huurwaarde van het goed en van de daaruit voortvloeiende eventuele schade. Indien deze schade na de uitspraak van het arrest over de vergoedingen word aangericht, wordt het herstel ervan overeenkomstig het gemeen recht voortgezet.
Art.58. L'indemnité pour l'occupation temporaire visée à l'article 3 est déterminée en fonction de la valeur locative du bien et des éventuels dommages qui en auraient résulté. Si ceux-ci surviennent après le prononcé de l'arrêt statuant sur les indemnités, leur réparation peut être poursuivie conformément au droit commun.
HOOFDSTUK V. - Wederoverdracht
CHAPITRE V. - Rétrocession
Art.59. § 1. Het recht van wederoverdracht ontstaat als binnen een termijn van vijf jaar na de inbezitneming van het onroerend goed of van het laatste perceel in geval van opeenvolgende onteigeningen :
1° ofwel de overdracht aan een derde wiens activiteit het doel van algemeen nut verwezenlijkt, niet is uitgevoerd;
2° ofwel de bestemming voor het doel van algemeen nut van een onteigening niet is verwezenlijkt;
3° ofwel de handelingen of werken nodig voor de realisatie van het doel van algemeen nut niet zijn begonnen.
De termijn van vijf jaar wordt opgeschort indien de onteigenaar blootgesteld is aan een geval van overmacht.
De gedeeltelijke of tijdelijke uitvoering van het doel van algemeen nut betreffende een onroerend goed belemmert de wederoverdracht van het geheel.
§ 2. De wederoverdracht beoogt alleen het recht van eigendom van het onteigende onroerend goed.
De wederoverdracht kan slechts plaatsvinden in het betrokken goed geheel of gedeeltelijk aan een derde door de onteigenaar is overgedragen.
Hij komt aan de onteigende of aan zijn rechtsopvolgers ten goede tenzij ze daarvan hebben afgezien.
Hij is van toepassing op de minnelijke of gerechtelijke overdrachten behalve indien ze overeenkomstig artikel 4 plaatsvinden.
Wanneer er meerdere begunstigden van de wederoverdracht bestaan, betrekt degene die de procedure inleidt, alle onder hen in het geding.
§ 3. De wederoverdracht vervalt van rechtswege wanneer het in artikel 60, § 2, bedoelde aangetekend schrijven niet binnen drie jaar na het ontstaan ervan wordt gezonden.
1° ofwel de overdracht aan een derde wiens activiteit het doel van algemeen nut verwezenlijkt, niet is uitgevoerd;
2° ofwel de bestemming voor het doel van algemeen nut van een onteigening niet is verwezenlijkt;
3° ofwel de handelingen of werken nodig voor de realisatie van het doel van algemeen nut niet zijn begonnen.
De termijn van vijf jaar wordt opgeschort indien de onteigenaar blootgesteld is aan een geval van overmacht.
De gedeeltelijke of tijdelijke uitvoering van het doel van algemeen nut betreffende een onroerend goed belemmert de wederoverdracht van het geheel.
§ 2. De wederoverdracht beoogt alleen het recht van eigendom van het onteigende onroerend goed.
De wederoverdracht kan slechts plaatsvinden in het betrokken goed geheel of gedeeltelijk aan een derde door de onteigenaar is overgedragen.
Hij komt aan de onteigende of aan zijn rechtsopvolgers ten goede tenzij ze daarvan hebben afgezien.
Hij is van toepassing op de minnelijke of gerechtelijke overdrachten behalve indien ze overeenkomstig artikel 4 plaatsvinden.
Wanneer er meerdere begunstigden van de wederoverdracht bestaan, betrekt degene die de procedure inleidt, alle onder hen in het geding.
§ 3. De wederoverdracht vervalt van rechtswege wanneer het in artikel 60, § 2, bedoelde aangetekend schrijven niet binnen drie jaar na het ontstaan ervan wordt gezonden.
Art.59. § 1er. Le droit à rétrocession naît lorsque, dans un délai de cinq ans à dater de la prise de possession du bien immobilier ou de la dernière parcelle en cas d'expropriations successives :
1° soit la cession à un tiers dont l'activité réalise le but d'utilité publique n'est pas intervenue;
2° soit l'affectation au but d'utilité publique d'une expropriation n'est pas réalisée;
3° soit les actes ou travaux nécessaires à la réalisation du but d'utilité publique n'ont pas débuté.
Le délai de cinq ans est suspendu si l'expropriant est confronté à un cas de force majeure.
La mise en oeuvre partielle ou temporaire du but d'utilité publique concernant un bien immobilier empêche la rétrocession de l'ensemble.
§ 2. La rétrocession ne vise que le droit de propriété du bien immobilier exproprié.
Elle ne peut intervenir si le bien en cause a été cédé par l'expropriant à un tiers, en tout ou partie.
Elle profite à l'exproprié ou à ses ayants-cause, sauf s'ils y ont renoncé.
Elle s'applique aux cessions amiables ou judiciaires, sauf si elles ont eu lieu en application de l'article 4.
Lorsqu'il existe plusieurs bénéficiaires de la rétrocession, celui qui initie la procédure met à la cause l'ensemble de ceux-ci.
§ 3. La rétrocession s'éteint de plein droit lorsque l'envoi recommandé visé à l'article 60, § 2, n'est pas effectué dans les trois ans qui suivent sa naissance.
1° soit la cession à un tiers dont l'activité réalise le but d'utilité publique n'est pas intervenue;
2° soit l'affectation au but d'utilité publique d'une expropriation n'est pas réalisée;
3° soit les actes ou travaux nécessaires à la réalisation du but d'utilité publique n'ont pas débuté.
Le délai de cinq ans est suspendu si l'expropriant est confronté à un cas de force majeure.
La mise en oeuvre partielle ou temporaire du but d'utilité publique concernant un bien immobilier empêche la rétrocession de l'ensemble.
§ 2. La rétrocession ne vise que le droit de propriété du bien immobilier exproprié.
Elle ne peut intervenir si le bien en cause a été cédé par l'expropriant à un tiers, en tout ou partie.
Elle profite à l'exproprié ou à ses ayants-cause, sauf s'ils y ont renoncé.
Elle s'applique aux cessions amiables ou judiciaires, sauf si elles ont eu lieu en application de l'article 4.
Lorsqu'il existe plusieurs bénéficiaires de la rétrocession, celui qui initie la procédure met à la cause l'ensemble de ceux-ci.
§ 3. La rétrocession s'éteint de plein droit lorsque l'envoi recommandé visé à l'article 60, § 2, n'est pas effectué dans les trois ans qui suivent sa naissance.
Art.60. § 1. Wanneer het recht van wederoverdracht ontstaat, brengt de onteigenaar bij aangetekend schrijven de begunstigde op de hoogte van de mogelijkheid die hij heeft om dit recht uit te oefenen.
Op straffe van verval moet de begunstigde van de wederoverdracht binnen twee maanden na de in het eerste lid bedoelde kennisgeving en bij aangetekend schrijven de onteigenaar in kennis stellen van zijn voornemen om de eigendom van het onroerend goed terug te vorderen.
§ 2. In geval van niet-naleving van de in § 1, eerste lid, bedoelde verplichting maant de begunstigde van de wederoverdracht binnen de in artikel 59, § 3, bedoelde termijn bij aangetekend schrijven de onteigenaar om tot deze wederoverdracht over te gaan.
§ 3. De overdracht van het onroerend goed aan de begunstigde van de wederoverdracht moet plaatsvinden binnen vier maanden na ontvangst door de onteigenaar van de in § 1, tweede lid, of in § 2 bedoelde kennisgeving.
Op straffe van verval moet de begunstigde van de wederoverdracht binnen twee maanden na de in het eerste lid bedoelde kennisgeving en bij aangetekend schrijven de onteigenaar in kennis stellen van zijn voornemen om de eigendom van het onroerend goed terug te vorderen.
§ 2. In geval van niet-naleving van de in § 1, eerste lid, bedoelde verplichting maant de begunstigde van de wederoverdracht binnen de in artikel 59, § 3, bedoelde termijn bij aangetekend schrijven de onteigenaar om tot deze wederoverdracht over te gaan.
§ 3. De overdracht van het onroerend goed aan de begunstigde van de wederoverdracht moet plaatsvinden binnen vier maanden na ontvangst door de onteigenaar van de in § 1, tweede lid, of in § 2 bedoelde kennisgeving.
Art.60. § 1er. Lorsque naît le droit à rétrocession, l'expropriant informe, par envoi recommandé, le bénéficiaire de la possibilité qu'il a d'exercer celui-ci.
Sous peine de forclusion, le bénéficiaire de la rétrocession est tenu d'informer l'expropriant, dans les deux mois qui suivent la notification visée à l'alinéa 1er et par envoi recommandé, de son intention de récupérer la propriété du bien immobilier.
§ 2. En cas de non-respect de l'obligation visée au paragraphe 1er, alinéa 1er, le bénéficiaire de la rétrocession met en demeure par envoi recommandé, dans le délai visé à l'article 59, § 3, l'expropriant de procéder à celle-ci.
§ 3. La cession du bien immobilier au bénéficiaire de la rétrocession doit intervenir dans les quatre mois qui suivent la réception par l'expropriant de la notification visée au paragraphe 1er, alinéa 2, ou au paragraphe 2.
Sous peine de forclusion, le bénéficiaire de la rétrocession est tenu d'informer l'expropriant, dans les deux mois qui suivent la notification visée à l'alinéa 1er et par envoi recommandé, de son intention de récupérer la propriété du bien immobilier.
§ 2. En cas de non-respect de l'obligation visée au paragraphe 1er, alinéa 1er, le bénéficiaire de la rétrocession met en demeure par envoi recommandé, dans le délai visé à l'article 59, § 3, l'expropriant de procéder à celle-ci.
§ 3. La cession du bien immobilier au bénéficiaire de la rétrocession doit intervenir dans les quatre mois qui suivent la réception par l'expropriant de la notification visée au paragraphe 1er, alinéa 2, ou au paragraphe 2.
Art.61. Wanneer de in artikel 59 bedoelde voorwaarden zijn vervuld en in geval van niet-naleving van de in artikel 60, § 3, bedoelde verplichting kan de begunstigde van de wederoverdracht zich binnen zes maanden na de zending van de in artikel 60, § 1, tweede lid, of § 2, wenden tot de rechtbank zodat de onteigenaar gedwongen wordt om hem het onteigende goed over te dragen.
Wanneer gevolg wordt gegeven aan het verzoek om wederoverdracht leidt het in kracht van gewijsde gegaan vonnis of, in geval van hoger beroep, het arrest tot een overdracht de eigendom aan de begunstigde en wordt het in het register van de hypotheekbewaarder overgeschreven.
De vordering wordt door de regels van het Gerechtelijk Wetboek geregeld.
Wanneer gevolg wordt gegeven aan het verzoek om wederoverdracht leidt het in kracht van gewijsde gegaan vonnis of, in geval van hoger beroep, het arrest tot een overdracht de eigendom aan de begunstigde en wordt het in het register van de hypotheekbewaarder overgeschreven.
De vordering wordt door de regels van het Gerechtelijk Wetboek geregeld.
Art.61. Lorsque les conditions énoncées à l'article 59 sont réunies et en cas non-respect de l'obligation visée à l'article 60, § 3, le bénéficiaire de la rétrocession peut saisir, dans les six mois de l'envoi de la notification visée à l'article 60, § 1er, alinéa 2, ou § 2, le tribunal afin que l'expropriant soit contraint de lui céder le bien exproprié.
S'il fait droit à la demande de rétrocession, le jugement passé en force de chose jugée ou, en cas d'appel, l'arrêt opère transfert de propriété au bénéficiaire et est transcrit au registre de la conservation des hypothèques par la partie la plus diligente.
L'action est régie par les règles du Code judiciaire.
S'il fait droit à la demande de rétrocession, le jugement passé en force de chose jugée ou, en cas d'appel, l'arrêt opère transfert de propriété au bénéficiaire et est transcrit au registre de la conservation des hypothèques par la partie la plus diligente.
L'action est régie par les règles du Code judiciaire.
Art.62. De prijs van de onroerende goederen die het voorwerp uitmaken van een wederoverdracht, stemt overeen met de verkoopwaarde van het goed op de dag van de in artikel 60, § 3, bedoelde overdracht of van het vonnis of het arrest tot beslissing van de wederoverdracht zonder hoger te mogen zijn dan het bedrag van de door de onteigende persoon ontvangen vergoeding.
Art.62. Le prix des biens immobiliers à rétrocéder correspond à la valeur vénale du bien au jour de la cession visée à l'article 60, § 3, ou du jugement ou de l'arrêt décidant de la rétrocession, sans pouvoir dépasser le montant de l'indemnité reçue par l'exproprié.
HOOFDSTUK VI. - Minnelijke overdracht en het verlijden van de akten
CHAPITRE VI. - Cession amiable et passation des actes
Art.63. Onverminderd andere wettelijke of reglementaire bepalingen geeft de onteigenaar voor de schatting en de onderhandeling met het oog op een minnelijke overdracht alsook het verlijden van de akten bedoeld in de artikelen 26 en 27 opdracht aan:
1° het aankoopcomité om in zijn naam en voor zijn rekening te handelen;
2° een college van drie notarissen die wegens hun door bewijsstukken vastgestelde bijzondere vaardigheden aangewezen zijn om de schatting uit te voeren en aan één van de drie notarissen van dit college om de akten te onderhandelen, vast te stellen en te verlijden.
De Regering bepaalt de tussenkomstmodaliteiten, de procedure voor de selectie van de notarissen met inachtneming van de wetgeving over de overheidsopdrachten en de voorwaarden van samenstelling van het college van drie notarissen.
1° het aankoopcomité om in zijn naam en voor zijn rekening te handelen;
2° een college van drie notarissen die wegens hun door bewijsstukken vastgestelde bijzondere vaardigheden aangewezen zijn om de schatting uit te voeren en aan één van de drie notarissen van dit college om de akten te onderhandelen, vast te stellen en te verlijden.
De Regering bepaalt de tussenkomstmodaliteiten, de procedure voor de selectie van de notarissen met inachtneming van de wetgeving over de overheidsopdrachten en de voorwaarden van samenstelling van het college van drie notarissen.
Art.63. Sans préjudice de que ce prévoient d'autres dispositions légales ou réglementaires, l'expropriant mandate pour l'estimation et la négociation en vue d'une cession amiable ainsi que la passation des actes visées aux articles 26 et 27 :
1° le comité d'acquisition pour agir en son nom et pour son compte;
2° ou un collège de trois notaires désignés en considération de leurs compétences particulières, établies par des éléments justificatifs, pour accomplir l'estimation, puis l'un des trois notaires de ce collège pour négocier, établir et passer les actes.
Le Gouvernement détermine les modalités d'intervention, la procédure de sélection des notaires dans le respect de la législation sur les marchés publics et les conditions de composition du collège de trois notaires.
1° le comité d'acquisition pour agir en son nom et pour son compte;
2° ou un collège de trois notaires désignés en considération de leurs compétences particulières, établies par des éléments justificatifs, pour accomplir l'estimation, puis l'un des trois notaires de ce collège pour négocier, établir et passer les actes.
Le Gouvernement détermine les modalités d'intervention, la procédure de sélection des notaires dans le respect de la législation sur les marchés publics et les conditions de composition du collège de trois notaires.
Art.63 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
Onverminderd andere wettelijke of reglementaire bepalingen geeft de onteigenaar voor de schatting en de onderhandeling met het oog op een minnelijke overdracht alsook het verlijden van de akten bedoeld in de artikelen 26 en 27 opdracht aan:
1° [1 het Waalse aankoopcomité aangewezen op grond van het Samenwerkingsakkoord van 20 juli 2017 tussen de Duitstalige Gemeenschap en het Waals Gewest, waarbij de Waalse aankoopcomités ertoe gemachtigd worden om handelingen met een onroerend karakter te stellen namens en voor rekening van de Duitstalige Gemeenschap en de entiteiten die onder de Duitstalige Gemeenschap ressorteren;]1
2° een college van drie notarissen die wegens hun door bewijsstukken vastgestelde bijzondere vaardigheden aangewezen zijn om de schatting uit te voeren en aan één van de drie notarissen van dit college om de akten te onderhandelen, vast te stellen en te verlijden.
De Regering bepaalt de tussenkomstmodaliteiten, de procedure voor de selectie van de notarissen met inachtneming van de wetgeving over de overheidsopdrachten en de voorwaarden van samenstelling van het college van drie notarissen.
Onverminderd andere wettelijke of reglementaire bepalingen geeft de onteigenaar voor de schatting en de onderhandeling met het oog op een minnelijke overdracht alsook het verlijden van de akten bedoeld in de artikelen 26 en 27 opdracht aan:
1° [1 het Waalse aankoopcomité aangewezen op grond van het Samenwerkingsakkoord van 20 juli 2017 tussen de Duitstalige Gemeenschap en het Waals Gewest, waarbij de Waalse aankoopcomités ertoe gemachtigd worden om handelingen met een onroerend karakter te stellen namens en voor rekening van de Duitstalige Gemeenschap en de entiteiten die onder de Duitstalige Gemeenschap ressorteren;]1
2° een college van drie notarissen die wegens hun door bewijsstukken vastgestelde bijzondere vaardigheden aangewezen zijn om de schatting uit te voeren en aan één van de drie notarissen van dit college om de akten te onderhandelen, vast te stellen en te verlijden.
De Regering bepaalt de tussenkomstmodaliteiten, de procedure voor de selectie van de notarissen met inachtneming van de wetgeving over de overheidsopdrachten en de voorwaarden van samenstelling van het college van drie notarissen.
Modifications
Art.63 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
Sans préjudice de que ce prévoient d'autres dispositions légales ou réglementaires, l'expropriant mandate pour l'estimation et la négociation en vue d'une cession amiable ainsi que la passation des actes visées aux articles 26 et 27 :
1° [1 le comité d'acquisition wallon mandaté conformément à l'accord de coopération conclu le 20 juillet 2017 entre la Communauté germanophone et la Région wallonne habilitant les comités d'acquisition wallons à réaliser des opérations patrimoniales pour le compte et au nom de la Communauté germanophone et des entités qui en dépendent;]1
2° ou un collège de trois notaires désignés en considération de leurs compétences particulières, établies par des éléments justificatifs, pour accomplir l'estimation, puis l'un des trois notaires de ce collège pour négocier, établir et passer les actes.
Le Gouvernement détermine les modalités d'intervention, la procédure de sélection des notaires dans le respect de la législation sur les marchés publics et les conditions de composition du collège de trois notaires.
Sans préjudice de que ce prévoient d'autres dispositions légales ou réglementaires, l'expropriant mandate pour l'estimation et la négociation en vue d'une cession amiable ainsi que la passation des actes visées aux articles 26 et 27 :
1° [1 le comité d'acquisition wallon mandaté conformément à l'accord de coopération conclu le 20 juillet 2017 entre la Communauté germanophone et la Région wallonne habilitant les comités d'acquisition wallons à réaliser des opérations patrimoniales pour le compte et au nom de la Communauté germanophone et des entités qui en dépendent;]1
2° ou un collège de trois notaires désignés en considération de leurs compétences particulières, établies par des éléments justificatifs, pour accomplir l'estimation, puis l'un des trois notaires de ce collège pour négocier, établir et passer les actes.
Le Gouvernement détermine les modalités d'intervention, la procédure de sélection des notaires dans le respect de la législation sur les marchés publics et les conditions de composition du collège de trois notaires.
Modifications
HOOFDSTUK VII. - Diverse bepalingen
CHAPITRE VII. - Disposition diverse
Art.64. Er wordt een gespecialiseerde opleiding van de gerechtelijke deskundigen georganiseerd, met als hoofddoel de beheersing van de concepten en evaluatiemethoden die specifiek zijn voor de onteigening.
De Regering bepaalt de toegangsvoorwaarden, de organisatiemodaliteiten en de eventuele evaluatieproef van die opleiding.
Wanneer opgeleide deskundigen hun bedrijfszetel hebben in het ambtsgebied van de bevoegde rechtbank en over de nodige tijd beschikken om de zaak te behandelen, worden ze bij voorkeur aangewezen.
De Regering bepaalt de toegangsvoorwaarden, de organisatiemodaliteiten en de eventuele evaluatieproef van die opleiding.
Wanneer opgeleide deskundigen hun bedrijfszetel hebben in het ambtsgebied van de bevoegde rechtbank en over de nodige tijd beschikken om de zaak te behandelen, worden ze bij voorkeur aangewezen.
Art.64. Une formation spécialisée des experts judiciaires est organisée dont l'objectif principal est d'acquérir la maîtrise des concepts et des méthodes d'évaluation propres à la matière de l'expropriation.
Le Gouvernement détermine les conditions d'accès, les modalités d'organisation et l'éventuelle épreuve d'évaluation de cette formation.
Lorsque des experts formés ont leur siège d'activité dans le ressort du tribunal compétent et disposent du temps nécessaire pour traiter l'affaire, ils sont désignés par priorité.
Le Gouvernement détermine les conditions d'accès, les modalités d'organisation et l'éventuelle épreuve d'évaluation de cette formation.
Lorsque des experts formés ont leur siège d'activité dans le ressort du tribunal compétent et disposent du temps nécessaire pour traiter l'affaire, ils sont désignés par priorité.
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
CHAPITRE VIII. - Dispositions finales
Afdeling 1. - Wijzigingsbepalingen
Section 1re. - Dispositions modificatives
Art.65. Artikel 51 van de wet van 16 september 1807 betreffende het droogleggen van moerassen wordt opgeheven.
Art.65. L'article 51 de la loi du 16 septembre 1807 relative au dessèchement des marais est abrogé.
Art.66. De artikelen 1 tot 8 en 10 tot 12 van de wet van 27 mei 1870 houdende vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten inzake onteigening ten algemenen nutte worden opgeheven.
Art.66. Les articles 1er à 8 et 10 à 12 de la loi du 27 mai 1870 portant simplification des formalités prescrites en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique sont abrogés.
Art.67. In artikel 569, 10° van het Gerechtelijk Wetboek worden de woorden ", onverminderd de bevoegdheid die krachtens artikel 595 aan de vrederechter is toegekend" opgeheven.
Art.67. Dans l'article 569, 10°, du Code judiciaire, les mots " , sans préjudice de la compétence attribuée au juge de paix en vertu de l'article 595 " sont abrogés.
Art.68. Artikel 595 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art.68. L'article 595 du même Code est abrogé.
Art.69. In artikel 629 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de punten 3° en 4° worden opgeheven;
b) punt 5° wordt vervangen als volgt :
" 5° vorderingen ingesteld op grond van het decreet van 22 november 2018 betreffende de onteigeningsprocedure;"
a) de punten 3° en 4° worden opgeheven;
b) punt 5° wordt vervangen als volgt :
" 5° vorderingen ingesteld op grond van het decreet van 22 november 2018 betreffende de onteigeningsprocedure;"
Art.69. Dans l'article 629 du même Code, les modifications suivantes sont apportées :
a) les 3° et 4° sont abrogés;
b) le 5° est remplacé par ce qui suit :
" 5° des demandes formées en vertu du décret du 22 novembre 2018 relatif à la procédure d'expropriation; ".
a) les 3° et 4° sont abrogés;
b) le 5° est remplacé par ce qui suit :
" 5° des demandes formées en vertu du décret du 22 novembre 2018 relatif à la procédure d'expropriation; ".
Art.70. In artikel 11, 2de streepje, van het decreet van 9 mei 1985 betreffende de ontsluiting van de steenbergen worden de woorden "overeenkomstig de wet van 26 juli 1962" opgeheven.
Art.70. Dans l'article 11, 2ème tiret, du décret du 9 mai 1985 concernant la valorisation de terrils, les mots " , conformément à la loi du 26 juillet 1962, " sont abrogés.
Art.71. In artikel 13 van het decreet van 7 juli 1993 tot oprichting van vijf publiekrechterlijke vennootschappen voor het beheer van de schoolgebouwen van het door de overheid gesubsidieerd onderwijs worden de woorden "overeenkomstig de bepalingen van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigeningen ten algemene nutte" opgeheven.
Art.71. Dans l'article 13 du décret du 7 juillet 1993 portant création de cinq sociétés de droit public d'administration des bâtiments scolaires de l'enseignement organisé par les pouvoirs publics, les mots " conformément aux dispositions de la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d'extrême urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique " sont abrogés.
Art.72. In artikel 10bis, § 1, derde lid, van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt, ingevoegd bij het decreet van 17 juli 2008, wordt de zin "De rechtspleging ingevoerd bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening om reden van algemeen nut is van toepassing op de onteigeningen bedoeld in lid 1." opgeheven.
Art.72. Dans l'article 10bis, § 1er, alinéa 3, du décret du 12 avril 2001 relatif à l'organisation du marché régional de l'électricité, inséré par le décret du 17 juillet 2008, la phrase " La procédure instaurée par la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d'extrême urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique est applicable aux expropriations visées à l'alinéa 1er. " est abrogée.
Art.73. In artikel 25 van hetzelfde decreet wordt de zin "De rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigeningen ten algemene nutte ingevoerd bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemene nutte is van toepassing op deze onteigeningen" opgeheven.
Art.73. Dans l'article 25 du même décret, la phrase " La procédure d'extrême urgence, instaurée par les articles 2 à 20 de la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d'extrême urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique, est applicable à ces expropriations. " est abrogée.
Art.74. In artikel 6, derde lid, van het decreet van 4 juli 2002 op de groeven en houdende wijziging van sommige bepalingen van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning worden de woorden "overeenkomstig de procedure bepaald bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de spoedprocedure inzake onteigening ten algemenen nutte" vervangen door de woorden "overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 22 november 2018 betreffende de onteigeningsprocedure".
Art.74. Dans l'article 6, alinéa 3, du décret du 4 juillet 2002 sur les carrières et modifiant certaines dispositions du décret du 11 mars 1999 relatif au permis d'environnement, les mots " selon la procédure prévue par la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d'extrême urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique " sont remplacés par les mots " selon les dispositions du décret du 22 novembre 2018 relatif à la procédure d'expropriation ".
Art.75. In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid opgeheven.
Art.75. Dans l'article 7, du même décret, l'alinéa 2 est abrogé.
Art.76. Artikel 8 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art.76. L'article 8 du même décret est abrogé.
Art.77. In artikel 9 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt opgeheven;
2° in paragraaf 2 wordt de letter "a." opgeheven;
3° in paragraaf 2 worden de punten b. en c. opgeheven.
1° paragraaf 1 wordt opgeheven;
2° in paragraaf 2 wordt de letter "a." opgeheven;
3° in paragraaf 2 worden de punten b. en c. opgeheven.
Art.77. A l'article 9 du même décret, modifié par le décret du 31 mai 2007, les modifications suivantes sont apportées :
1° le paragraphe 1er est abrogé;
2° dans le paragraphe 2, la lettre " a. " est abrogée;
3° dans le paragraphe 2, les b. et c. sont abrogés.
1° le paragraphe 1er est abrogé;
2° dans le paragraphe 2, la lettre " a. " est abrogée;
3° dans le paragraphe 2, les b. et c. sont abrogés.
Art.78. In artikel 10bis, § 1, derde lid, van het decreet van 19 december 2002 betreffende de organisatie van de gewestelijke gasmarkt, ingevoegd bij het decreet van 17 juli 2008, wordt de zin "De rechtspleging ingevoerd bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden betreffende onteigening om reden van algemeen nut is van toepassing op de onteigeningen bedoeld in lid 1." opgeheven.
Art.78. Dans l'article 10bis, § 1er, alinéa 3, du décret du 19 décembre 2002 relatif à l'organisation du marché régional du gaz, inséré par le décret du 17 juillet 2008, la phrase " La procédure instaurée par la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d'extrême urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique est applicable aux expropriations visées à l'alinéa 1er. " est abrogée.
Art.79. In artikel 25 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 17 juli 2008, wordt de zin "De rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigeningen ten algemene nutte, ingevoerd bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemene nutte, is van toepassing op die onteigeningen" opgeheven.
Art.79. Dans l'article 25 du même décret, modifié par le décret du 17 juillet 2008, la phrase " La procédure d'extrême urgence prévue par les articles 2 à 20 de la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d'extrême urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique est applicable à ces expropriations. " est abrogée.
Art.80. In artikel D.29-1, § 4, a., van Boek I van het Milieuwetboek, ingevoegd bij het decreet van 31 mei 2007, wordt punt 8° opgeheven.
Art.80. Dans l'article D.29-1, § 4, a., du Livre Ier du Code de l'Environnement, inséré par le décret du 31 mai 2007, le 8° est abrogé.
Art.81. In artikel D.53-11 van Boek II van het Milieuwetboek, ingevoegd bij het decreet van 4 februari 2010, wordt paragraaf 3 opgeheven.
Art.81. Dans l'article D.53-11 du Livre II du Code de l'Environnement, inséré par le décret du 4 février 2010, le paragraphe 3 est abrogé.
Art.82. In artikel D.227 van hetzelfde Boek wordt de zin " De rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden bepaald bij de artikelen 2 à 20 van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigeningen ten algemenen nutte is toepasselijk op die onteigeningen" opgeheven.
Art.82. Dans l'article D.227 du même Livre, la phrase " La procédure d'extrême urgence prévue par les articles 2 à 20 de la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d'extrême urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique est applicable à ces expropriations. " est abrogée.
Art.83. In artikel D.338, § 2, van hetzelfde Boek worden de woorden "op grond van de wet van 26 juli 1962 betreffende de onteigeningen ten algemenen nutte" opgeheven.
Art.83. Dans l'article D.338, § 2, du même Livre, les mots " , sur la base de la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d'extrême urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique, " sont abrogés.
Art.84. In artikel 74, § 1, zesde lid, van het decreet van 5 december 2008 betreffende het bodembeheer worden de woorden "volgens de regels bepaald bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte" opgeheven.
Art.84. Dans l'article 74, § 1er, alinéa 6, du décret du 5 décembre 2008 relatif à la gestion des sols, les mots " selon les règles prévues par la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d'extrême urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique " sont abrogés.
Art.85. In artikel 37 van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeenteweg wordt het tweede lid opgeheven.
Art.85. Dans l'article 37 du décret du 6 février 2014 relatif à la voirie communale, l'alinéa 2 est abrogé.
Art.86. In hetzelfde decreet worden de volgende artikelen opgeheven :
1° de artikelen 38 tot 40;
2° artikel 42;
3° artikel 44;
4° artikel 45, gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2016.
1° de artikelen 38 tot 40;
2° artikel 42;
3° artikel 44;
4° artikel 45, gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2016.
Art.86. Dans le même décret, les articles suivants sont abrogés :
1° les articles 38 à 40;
2° l'article 42;
3° l'article 44;
4° l'article 45, modifié par le décret du 20 juillet 2016.
1° les articles 38 à 40;
2° l'article 42;
3° l'article 44;
4° l'article 45, modifié par le décret du 20 juillet 2016.
Art.87. In artikel 46 van hetzelfde decreet worden de woorden "Onverminderd het recht van wederafstand ten gunste van de oude eigenaars bedoeld in artikel 23 van de wet van 17 april 1835 op de onteigening ten algemenen nutte" vervangen door de woorden "Onverminderd de artikelen 59 tot 62 van het decreet van 22 november 2018 betreffende de onteigeningsprocedure".
Art.87. Dans l'article 46 du même décret, les mots " Sans préjudice du droit de rétrocession au bénéfice des anciens propriétaires prévu à l'article 23 de la loi du 17 avril 1835 sur l'expropriation pour cause d'utilité publique " sont remplacés par les mots " Sans préjudice des articles 59 à 62 du décret du 22 novembre 2018 relatif à la procédure d'expropriation ".
Art.88. In artikel D.355, § 2, tweede lid, van het Waalse Landbouwwetboek worden de woorden "overeenkomstig de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening van algemeen nut" vervangen door de woorden "overeenkomstig het decreet van 22 november 2018 betreffende de onteigeningsprocedure".
Art.88. Dans l'article D.355, § 2, alinéa 2, du Code wallon de l'Agriculture, les mots " conformément à la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d'extrême urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique " sont remplacés par les mots " conformément au décret du 22 novembre 2018 relatif à la procédure d'expropriation ".
Art.89. In artikel D.359, eerste lid, van het Waalse Landbouwwetboek worden de woorden "volgens de regels bedoeld in de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening van algemeen nut" vervangen door de woorden "volgens de regels bedoeld in het decreet van 22 november 2018 betreffende de onteigeningsprocedure".
Art.89. Dans l'article D.359, alinéa 1er, du même Code, les mots " selon les règles prévues par la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d'extrême urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique " sont remplacés par les mots " selon les règles prévues par le décret du 22 novembre 2018 relatif à la procédure d'expropriation ".
Art.90. In Boek VI, Titel I, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, wordt Hoofdstuk III, dat de artikelen D.VI.3 tot D.VI.5 omvat, opgeheven.
Art.90. Dans le Livre VI, Titre Ier, du Code du Développement Territorial, le Chapitre III, comportant les articles D.VI.3 à D.VI.5, est abrogé.
Art.91. In Boek VI, Titel I, van hetzelfde Wetboek, wordt Hoofdstuk IV dat artikel D.VI.6 omvat, opgeheven.
Art.91. Dans le Livre VI, Titre Ier, du même Code, le Chapitre IV, comportant l'article D.VI.6, est abrogé.
Art.92. In Boek VI, Titel I, van hetzelfde Wetboek, wordt Hoofdstuk V dat de artikelen D.VI.7 tot D.VI.10 omvat, opgeheven.
Art.92. Dans le Livre VI, Titre Ier, du même Code, le Chapitre V, comportant les articles D.VI.7 à D.VI.10, est abrogé.
Art.93. Artikel 24 van het decreet van 2 februari 2017 betreffende de ontwikkeling van bedrijfsparken wordt opgeheven.
Art.93. L'article 24 du décret du 2 février 2017 relatif au développement des parcs d'activités économiques est abrogé.
Art.94. In Titel III, Hoofdstuk II, van hetzelfde decreet, wordt Afdeling 2, die de artikelen 25 tot 32 omvat, opgeheven.
Art.94. Dans le Titre III, Chapitre II, du même décret, la Section 2, comportant les articles 25 à 32, est abrogée.
Art.95. In Titel III, Hoofdstuk II, van hetzelfde decreet, wordt Afdeling 3, die de artikelen 33 tot 36 omvat, opgeheven.
Art.95. Dans le Titre III, Chapitre II, du même décret, la Section 3, comportant les articles 33 à 36, est abrogée.
Art.96. In artikel 38, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat" opgeheven.
Art.96. Dans l'article 38, alinéa 1er, du même décret, les mots " par la Fédération royale du Notariat belge, " sont abrogés.
Art.97. In artikel 81, § 3, eerste lid, van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering worden de woorden "volgens de regels bepaald bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte" opgeheven.
Art.97. Dans l'article 81, § 3, alinéa 1er, du décret du 1er mars 2018 relatif à la gestion et à l'assainissement des sols, les mots " selon les règles prévues par la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d'extrême urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique " sont abrogés.
Afdeling 1. - Opheffingsbepalingen
Section 2. - Dispositions abrogatoires
Art.98. De wet van 17 april 1835 op de onteigening ten algemene nutte, laatst gewijzigd bij de wet van 6 april 2000, wordt opgeheven.
Art.98. La loi du 17 avril 1835 sur l'expropriation pour cause d'utilité publique, modifiée en dernier lieu par la loi du 6 avril 2000, est abrogée.
Art.99. De wet van 1 juli 1858 betreffende de onteigening met het oog op de sanering van de ongezonde wijken wordt opgeheven.
Art.99. La loi du 1er juillet 1858 relative à l'expropriation pour assainissement des quartiers insalubres est abrogée.
Art.100. De gecoördineerde wetten van 15 november 1867 betreffende de onteigening bij stroken voor werken van gemeentelijk nut worden opgeheven.
Art.100. Les lois coordonnées du 15 novembre 1867 sur l'expropriation par zones pour travaux d'utilité communale sont abrogées.
Art.101. De wet van 10 mei 1926 tot instelling van een rechtspleging bij dringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte, gewijzigd bij de wet van 10 oktober 1967, wordt opgeheven.
Art.101. La loi du 10 mai 1926 instituant une procédure d'urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique, modifiée par la loi du 10 octobre 1967, est abrogée.
Art.102. De wet van 28 juni 1930, betreffende onteigening bij stroken van algemeen of provinciaal belang wordt opgeheven.
Art.102. La loi du 28 juin 1930 relative à l'expropriation par zones d'intérêt général ou provincial est abrogée.
Art.103. De wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte, gewijzigd bij de wet van 6 april 2000, wordt opgeheven.
Art.103. La loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d'extrême urgence en matière d'expropriation pour cause d'utilité publique, modifiée par la loi du 6 avril 2000, est abrogée.
Art.104. Het decreet van 30 april 2009 houdende bepalingen in verband met de vaststelling van een orgaan verantwoordelijk voor het beoordelen en het voeren van de procedure inzake onteigeningen en aankopen van onroerende goederen door het Waalse Gewest en diens instellingen wordt opgeheven.
Art.104. Le décret du 30 avril 2009 portant des dispositions relatives à la détermination d'un organe responsable de l'évaluation et de la conduite de la procédure en matière d'expropriations et d'acquisitions d'immeubles par la Région wallonne et ses institutions est abrogé.
Afdeling 3. - Overgangsbepaling
Section 3. - Disposition transitoire
Art.105. De dossiers en verzoeken om onteigeningsbesluiten neergelegd of ingediend vóór de inwerkingtreding van dit decreet worden verder behandeld op grond van de bij de neerlegging of de indiening ervan vigerende bepalingen.
De gerechtelijke procedures die volgen op dossiers of aanvragen bedoeld in het eerste lid blijven geregeld bij de bepalingen die van kracht waren bij de neerlegging of de indiening van deze dossiers of aanvragen.
De onteigeningsbesluiten gegrond op dossiers of aanvragen bedoeld in het eerste lid blijven geregeld bij de bepalingen die van kracht waren bij de neerlegging of de indiening van deze dossiers of aanvragen.
De gerechtelijke procedures die volgen op dossiers of aanvragen bedoeld in het eerste lid blijven geregeld bij de bepalingen die van kracht waren bij de neerlegging of de indiening van deze dossiers of aanvragen.
De onteigeningsbesluiten gegrond op dossiers of aanvragen bedoeld in het eerste lid blijven geregeld bij de bepalingen die van kracht waren bij de neerlegging of de indiening van deze dossiers of aanvragen.
Art.105. Les dossiers et demandes d'arrêtés d'expropriation déposés ou introduites avant l'entrée en vigueur du présent décret poursuivent leur instruction sur la base des dispositions en vigueur lors de leur dépôt ou de leur introduction.
Les procédures judiciaires qui font suite à des dossiers ou demandes visés à l'alinéa 1er demeurent régies par les dispositions en vigueur lors du dépôt ou de l'introduction de ces dossiers ou demandes.
Les arrêtés d'expropriation fondés sur des dossiers ou demandes visés à l'alinéa 1er restent soumis aux dispositions en vigueur lors du dépôt ou de l'introduction de ces dossiers ou demandes.
Les procédures judiciaires qui font suite à des dossiers ou demandes visés à l'alinéa 1er demeurent régies par les dispositions en vigueur lors du dépôt ou de l'introduction de ces dossiers ou demandes.
Les arrêtés d'expropriation fondés sur des dossiers ou demandes visés à l'alinéa 1er restent soumis aux dispositions en vigueur lors du dépôt ou de l'introduction de ces dossiers ou demandes.
Afdeling 4. - Inwerkingtreding
Section 4. - Entrée en vigueur
Art. 106. Dit decreet treedt in werking op de door de Regering bepaalde datum.
De Regering kan een inwerkingtredingsdatum voor elke bepaling ervan vaststellen.
De Regering kan een inwerkingtredingsdatum voor elke bepaling ervan vaststellen.
Art. 106. Le présent décret entre en vigueur à la date fixée par le Gouvernement.
Le Gouvernement peut fixer une date d'entrée en vigueur pour chacune de ses dispositions.
Le Gouvernement peut fixer une date d'entrée en vigueur pour chacune de ses dispositions.
(NOTE : Entrée en vigueur de l'article fixée au 01-07-2019 par ARW 2019-01-17/24, art. 13)