Vergelijken - 2018203970

Artikel 1. - Dit besluit zet ten dele om :
  1° de richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen;
  2° de richtlijn 2009/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen;
  3° de richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 om betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven;
  [1 4° de richtlijn 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten.]1

Modifications

[1] <KB 2021-07-20/05, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 15-08-2021>

Article 1er. - Le présent arrêté transpose partiellement :
  1° la directive 2003/109/CE du Conseil du 25 novembre 2003 relative au statut des ressortissants de pays tiers résidents de longue durée;
  2° la directive 2009/52/CE du Parlement européen et du Conseil du 18 juin 2009 prévoyant des normes minimales concernant les sanctions et les mesures à l'encontre des employeurs de ressortissants de pays tiers en séjour irrégulier;
  3° la directive 2011/98/UE du Parlement européen et du Conseil du 13 décembre 2011 établissant une procédure de demande unique en vue de la délivrance d'un permis unique autorisant les ressortissants de pays tiers à résider et à travailler sur le territoire d'un Etat membre et établissant un socle commun de droits pour les travailleurs issus de pays tiers qui résident légalement dans un Etat membre;
  [1 4° la directive 2016/801 du Parlement européen et du Conseil du 11 mai 2016 relative aux conditions d'entrée et de séjour des ressortissants de pays tiers à des fins de recherche, d'études, de formation, de volontariat et de programmes d'échange d'élèves ou de projets éducatifs et de travail au pair.]1

Modifications

[1] <AR 2021-07-20/05, art. 1, 004; En vigueur : 15-08-2021>

Art.2. - Voor de toepassing van dit besluit, verstaat men onder :
  1° buitenlandse onderdanen en werknemers: de onderdanen en werknemers die niet over de Belgische nationaliteit beschikken;
  2° wet van 15 december 1980 : wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
  3° koninklijk besluit van 8 oktober 1981: koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van de vreemdelingen;
  4° de Minister : de Minister van Werk;
  5° de bevoegde overheid : de overheid bevoegd in toepassing van artikel 6, § 1, IX, 3° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
  6° de echtgenoot : de echtgenoot, alsook iedere persoon die met een andere persoon verbonden is door een geregistreerd partnerschap zoals bedoeld in de artikelen 10, § 1, 4° en 5°, en 40bis, § 2, 1° en 2° van de wet van 15 december 1980;
  [1 7° het terugtrekkingsakkoord: het akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2019/C 384 I/01, Pb., 2020, L 29/7);
   8° begunstigde van het terugtrekkingsakkoord: de persoon bedoeld in artikel 10 van het terugtrekkingsakkoord;]1
  [2 9° de student: de student als gedefinieerd door de wet van 15 december 1980.]2

Modifications

[1] <KB 2021-01-27/07, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

[2] <KB 2021-07-20/05, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 15-08-2021>

Art.2. - Pour l'application du présent arrêté, on entend par :
  1° ressortissants et travailleurs étrangers : les ressortissants et les travailleurs qui n'ont pas la nationalité belge;
  2° loi du 15 décembre 1980 : la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers;
  3° arrêté royal du 8 octobre 1981 : l'arrêté royal du 8 octobre 1981 concernant l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers;
  4° le Ministre : le Ministre de l'Emploi;
  5° l'autorité compétente : l'autorité compétente en vertu de l'article 6, § 1er, IX, 3°, de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles;
  6° le conjoint : le conjoint ainsi que toute personne liée à une autre personne par un partenariat enregistré tel que visé aux articles 10, § 1er, 4°et 5°, et 40bis, § 2, 1° et 2°, de la loi du 15 décembre 1980;
  [1 7° l'accord de retrait: l'accord sur le retrait du Royaume Uni de Grande-Bretagne et d'Irlande du Nord de l'Union européenne et de la Communauté européenne de l'énergie atomique (2019/C 384 I/01, Pb., 2020, L 29/7);
   8° bénéficiaire de l'accord de retrait: la personne visée à l'article 10 de l'accord de retrait;]1
  [2 9° l'étudiant : l'étudiant tel que défini par la loi du 15 décembre 1980.]2

Modifications

[1] <AR 2021-01-27/07, art. 1, 003; En vigueur : 01-01-2021>

[2] <AR 2021-07-20/05, art. 2, 004; En vigueur : 15-08-2021>

Art.3. - De documenten als bedoeld in dit besluit en die opgesteld zijn conform het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 moeten geldig zijn.

Art.3. - Les documents visés par le présent arrêté et qui sont établis conformément à l'arrêté royal du 8 octobre 1981, doivent être en cours de validité.

Art.4. - Hebben de toelating om te werken, de onderdanen van de Lidstaten van de Europese Economische Ruimte evenals de onderdanen van de Zwitserse Bondsstaat.

Art.4. - Sont autorisés à travailler, les ressortissants des Etats membres de l'Espace économique européen ainsi que les ressortissants de la Confédération suisse.

Art. 4/1. [1 Hebben de toelating om te werken, de buitenlandse onderdanen bedoeld in artikel 47/5 van de wet van 15 december 1980 en die tot één van de volgende categorieën behoren:
   1° gedurende de aanvraagperiode bepaald in artikel 47/5 van de wet van 15 december 1980, de personen die een aanvraag kunnen indienen voor een status van begunstigde van het terugtrekkingsakkoord;
   2° de personen die een aanvraag hebben ingediend voor een status van begunstigde van het terugtrekkingsakkoord;
   3° de personen die een status van begunstigde van het terugtrekkingsakkoord of een wijziging van deze status hebben verkregen.]1

Modifications

[1] <Ingevoegd bij KB 2021-01-27/07, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 4/1. [1 Sont autorisés à travailler, les ressortissants étrangers visés par l'article 47/5 de la loi du 15 décembre 1980 et qui appartiennent à l'une des catégories suivantes:
   1° pendant la période de demande visée à l'article 47/5 de la loi du 15 décembre 1980, les personnes qui peuvent introduire une demande de statut de bénéficiaire de l'accord de retrait;
   2° les personnes qui ont introduit une demande de statut de bénéficiaire de l'accord de retrait;
   3° les personnes qui ont obtenu un statut de bénéficiaire de l'accord de retrait ou une modification de ce statut.]1

Modifications

[1] <Inséré par AR 2021-01-27/07, art. 2, 003; En vigueur : 01-01-2021>

Art.5. - Hebben de toelating om te werken, de buitenlandse onderdanen die in het bezit zijn van één van de documenten bepaald bij het koninklijk besluit van 30 oktober 1991 betreffende de documenten voor het verblijf in België van bepaalde vreemdelingen, voor de uitoefening van de ambten die recht geven op het verkrijgen van deze documenten.

Art.5. - Sont autorisés à travailler, les ressortissants étrangers en possession de l'un des documents prévus par l'arrêté royal du 30 octobre 1991 relatif aux documents de séjour en Belgique de certains étrangers pour l'exercice des fonctions qui donnent droit à l'obtention de ces documents.

Art.6. - Hebben de toelating om te werken, de echtgenoot en de kinderen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt van de onderdanen bedoeld in artikel 5, indien ze onderdanen zijn van een land waarmee België verbonden is via een wederkerigheidsakkoord, en volgens de bepalingen van dit wederkerigheidsakkoord.

Art.6. - Sont autorisés à travailler, le conjoint et les enfants de moins de 18 ans des ressortissants visés à l'article 5, si ces derniers sont ressortissants d'un pays lié avec la Belgique par un accord de réciprocité, et selon les dispositions de cet accord de réciprocité.

Art.7. - Hebben de toelating om te werken, enkel in het kader van hun leerovereenkomst of hun opleiding in het kader van het alternerend leren, de buitenlandse onderdanen die als leerling in dienst genomen vóór de leeftijd van 18 jaar in het kader van een leerovereenkomst of een overeenkomst inzake alternerend leren erkend door de overheid die daartoe de bevoegdheid heeft.

Art.7. - Sont autorisés à travailler, uniquement dans le cadre de leur contrat d'apprentissage ou de leur formation en alternance, les ressortissants de pays tiers, engagés comme apprenti avant l'âge de 18 ans, dans les liens d'un contrat d'apprentissage ou de formation en alternance agréé par l'autorité qui en a la compétence.

Art.8. - Hebben de toelating om te werken, de in België erkende vluchtelingen.

Art.8. - Sont autorisés à travailler, les réfugiés reconnus en Belgique.

Art.9. - Hebben de toelating om te werken, enkel in het kader van de stages, de buitenlandse onderdanen die als student verplichte stages verrichten in België ten behoeve van hun studies in België, in een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Bondsstaat.

Art.9. - Sont autorisés à travailler, uniquement dans le cadre du stage, les ressortissants étrangers qui effectuent comme étudiant des stages obligatoires en Belgique, pour les besoins de leurs études effectuées en Belgique, dans un Etat membre de l'Espace économique européen ou dans la Confédération suisse.

Art.10. - Hebben de toelating om te werken, de buitenlandse onderdanen, houders van [4 een verblijfstitel ter staving van een verblijf van beperkte duur]4 conform het model als bijlage 6 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, voor zover dit document in bezit is van een persoon die tot één van de volgende categorieën behoort:
  1° de leerlingen, die in dienst genomen zijn in het kader van een leerovereenkomst of een overeenkomst voor alternerend leren, erkend door de overheid die daartoe de bevoegdheid heeft, uitsluitend voor de arbeidsprestaties in het kader van hun leerovereenkomst of hun overeenkomst voor alternerend leren;
  2° de personen voor wie het verblijf is toegestaan [1 in de hoedanigheid van student]1, uitsluitend voor de arbeidsprestaties :
  - tijdens de schoolvakanties;
  - buiten de schoolvakanties, voor zover hun tewerkstelling twintig uur per week niet overschrijdt en deze verenigbaar is met hun studies;
  3° de begunstigden van een internationaal akkoord " vakantie-werk " dat België bindt, binnen de perken van dit akkoord;
  4° de personen die tot een verblijf gemachtigd werden in toepassing van de artikelen 9, 9bis, 9ter en 13 van de wet van 15 december 1980;
  5° de personen die erkend zijn voor de subsidiaire beschermingsstatus gedurende de periode tijdens dewelke hun verblijf beperkt is;
  6° [2 de personen die gemachtigd werden te verblijven als begunstigden van de tijdelijke bescherming bedoeld in artikel 57/29 van de wet van 15 december 1980, alsook de personen die gemachtigd werden te verblijven in toepassing van artikel 57/34 van dezelfde wet, door de Minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheden heeft of door diens gemachtigde;]2
  7° de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV) bedoeld in artikel 61/14 van de voornoemde wet van 15 december 1980 in het geval de erkende duurzame oplossing een verblijf conform artikel 61/20 van dezelfde wet is;
  8° de personen die een definitieve gunstige beslissing hebben verkregen betreffende een verblijfsrecht op basis van artikel 10 of artikel 10bis van de voornoemde wet van 15 december 1980, met uitzondering van de familieleden van een student;
  9° de personen die gemachtigd werden te verblijven, in het kader van de maatregelen in de strijd tegen mensenhandel;
  10° de echtgenoot en de kinderen van de onderdanen bedoeld in artikel 5 van dit besluit;
  [1 11° de personen voor wie, na de voltooiing van hun studies, het verblijf is toegestaan gedurende maximum twaalf maanden in toepassing van artikel 61/1/9 of 61/1/15 van de wet van 15 december 1980;]1
  [3 12° de personen voor wie, na de voltooiing van hun onderzoek, het verblijf is toegestaan gedurende maximum twaalf maanden in toepassing van artikel 61/13/12 of 61/13/15 van de wet van 15 december 1980.]3

Modifications

[1] <KB 2021-07-20/05, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 15-08-2021>

[2] <KB 2022-03-29/05, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 04-03-2022>

[3] <KB 2022-10-30/05, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

[4] <MB 2023-04-24/01, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 28-04-2023>

Art.10. - Sont autorisés à travailler, les ressortissants étrangers, détenteurs [4 d'un titre de séjour attestant d'un séjour limité]4, conforme au modèle figurant à l'annexe 6 de l'arrêté royal du 8 octobre 1981, pour autant que ce document soit détenu par une personne appartenant à l'une des catégories suivantes :
  1° les apprentis, engagés dans les liens d'un contrat d'apprentissage ou de formation en alternance, agréé par l'autorité qui en a la compétence, uniquement pour les prestations de travail dans le cadre de leur apprentissage ou de leur stage en alternance;
  2° les personnes autorisées au séjour [1 en qualité d'étudiant]1, uniquement pour les prestations de travail :
  - pendant les vacances scolaires;
  - en dehors des vacances scolaires, pour autant que leur occupation n'excède pas vingt heures par semaine et qu'elle soit compatible avec leurs études;
  3° les bénéficiaires d'un accord international " vacances-travail " liant la Belgique, dans les limites prévues par cet accord;
  4° les personnes autorisées au séjour en application des articles 9, 9bis, 9ter et 13 de la loi du 15 décembre 1980;
  5° les personnes bénéficiant du statut de protection subsidiaire, durant la période pendant laquelle leur séjour est limité;
  6° [2 les personnes autorisées à séjourner en tant que bénéficiaires de la protection temporaire visée à l'article 57/29 de la loi du 15 décembre 1980, ainsi que les personnes autorisées à séjourner en application de l'article 57/34 de la même loi, par le Ministre qui a l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers dans ses compétences ou par son délégué;]2
  7° les mineurs étrangers non accompagnés (MENA), tels qu'ils sont visés à l'article 61/14 de la loi du 15 décembre 1980 précitée dans le cas où la solution durable reconnue est le séjour en Belgique conformément à l'article 61/20 de la même loi.
  8° les personnes, ayant obtenu une décision définitive favorable quant à un droit de séjour sur la base de l'article 10 ou 10bis de la loi du 15 décembre 1980 précitée, à l'exception des membres de la famille d'un étudiant;
  9° les personnes autorisées au séjour, dans le cadre des mesures de lutte contre la traite des êtres humains;
  10° le conjoint et les enfants des ressortissants visés à l'article 5 du présent arrêté;
  [1 11° les personnes qui, après l'achèvement de leurs études, sont autorisées au séjour pendant douze mois au maximum en application de l'article 61/1/9 ou 61/1/15 de la loi du 15 décembre 1980;]1
  [3 12° les personnes qui, après l'achèvement de leurs recherches, sont autorisées au séjour pendant douze mois au maximum en application de l'article 61/13/12 ou 61/13/15 de la loi du 15 décembre 1980.]3

Modifications

[1] <AR 2021-07-20/05, art. 3, 004; En vigueur : 15-08-2021>

[2] <AR 2022-03-29/05, art. 1, 005; En vigueur : 04-03-2022>

[3] <AR 2022-10-30/05, art. 1, 006; En vigueur : 01-01-2023>

[4] <AM 2023-04-24/01, art. 1, 007; En vigueur : 28-04-2023>

Art. 10/1. [1 Hebben de toelating om te werken, de buitenlandse onderdanen die, in het kader van mobiliteit, door een andere lidstaat van de Europese Unie werden gemachtigd tot een verblijf in de hoedanigheid van student en voor wie het verblijf in België is toegestaan in de hoedanigheid van student op basis van artikel 61/1/6 van de wet van 15 december 1980, uitsluitend voor de arbeidsprestaties :
   - tijdens de schoolvakanties;
   - buiten de schoolvakanties, voor zover hun tewerkstelling twintig uur per week niet overschrijdt en deze verenigbaar is met hun studies.]1

Modifications

[1] <Ingevoegd bij KB 2021-07-20/05, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 15-08-2021>

Art. 10/1. [1 Sont autorisés à travailler, les ressortissants étrangers autorisés par un autre Etat membre de l'Union européenne à séjourner en qualité d'étudiant dans le cadre d'une mobilité et autorisés au séjour en Belgique en qualité d'étudiant sur la base de l'article 61/1/6 de la loi du 15 décembre 1980, uniquement pour les prestations de travail :
   - pendant les vacances scolaires;
   - en dehors des vacances scolaires, pour autant que leur occupation n'excède pas vingt heures par semaine et qu'elle soit compatible avec leurs études.]1

Modifications

[1] <Inséré par AR 2021-07-20/05, art. 4, 004; En vigueur : 15-08-2021>

Art. 10/2. 1 Hebben de toelating om te werken, de buitenlandse onderdanen die door een andere lidstaat van de Europese Unie werden gemachtigd tot een verblijf in de hoedanigheid van familielid van een onderzoeker en die, op basis van artikel 61/13/5, § 3 van de wet van 15 december 1980, worden toegelaten op het Belgisch grondgebied voor een verblijf van ten hoogste honderdtachtig dagen binnen een periode van driehonderdzestig dagen om hun familielid dat in België verblijft in het kader van korte-termijnmobiliteit te vervoegen.]1

Modifications

[1] <Ingevoegd bij KB 2022-10-30/05, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-03-2023>

Art. 10/2. 1 Sont autorisés à travailler, les ressortissants étrangers autorisés par un autre Etat membre de l'Union européenne à séjourner en qualité de membre de la famille d'un chercheur et qui sont admis sur le territoire belge, sur la base de l'article 61/13/5, § 3, de la loi du 15 décembre 1980, pour un séjour n'excédant pas cent quatre-vingt jours au cours d'une période de trois cent soixante jours pour rejoindre le membre de leur famille séjournant en Belgique dans le cadre d'une mobilité de courte durée.]1

Modifications

[1] <Inséré par AR 2022-10-30/05, art. 2, 006; En vigueur : 01-03-2023>

Art.11. - Hebben de toelating om te werken, de buitenlandse onderdanen, houders van [1 een verblijfstitel ter staving van een verblijf van onbeperkte duur,]1 conform het model opgenomen als bijlage 6 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.

Modifications

[1] <MB 2023-04-24/01, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 28-04-2023>

Art.11. - Sont autorisés à travailler, les ressortissants étrangers détenteurs [1 d'un titre de séjour attestant d'un séjour illimité,]1 conforme au modèle figurant à l'annexe 6 de l'arrêté royal du 8 octobre 1981.

Modifications

[1] <AM 2023-04-24/01, art. 2, 007; En vigueur : 28-04-2023>

Art.12. - Hebben de toelating om te werken, de buitenlandse onderdanen houders van [1 een verblijfstitel ter staving van de vestiging,]1 conform bijlage 7 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.

Modifications

[1] <MB 2023-04-24/01, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 28-04-2023>

Art.12. - Sont autorisés à travailler, les ressortissants étrangers détenteurs [1 d'un titre de séjour attestant de l'établissement,]1 conforme à l'annexe 7 de l'arrêté royal du 8 octobre 1981.

Modifications

[1] <AM 2023-04-24/01, art. 3, 007; En vigueur : 28-04-2023>

Art.13. - Hebben de toelating om te werken, de buitenlandse onderdanen, houders van [1 verblijfstitel ter staving van het statuut van EU - langdurig ingezetene,]1 conform bijlage 7bis van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.

Modifications

[1] <MB 2023-04-24/01, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 28-04-2023>

Art.13. - Sont autorisés à travailler, les ressortissants étrangers détenteurs [1 d'un titre de séjour attestant du statut de résident de longue durée - UE,]1 conforme à l'annexe 7bis de l'arrêté royal du 8 octobre 1981.

Modifications

[1] <AM 2023-04-24/01, art. 4, 007; En vigueur : 28-04-2023>

Art.14. - Hebben de toelating om te werken, de buitenlandse onderdanen, houders van [1 een verblijfskaart ter staving van het statuut van familielid van een burger van de Europese Unie - "Art. 10, RL 2004/38/EG",]1 conform bijlage 9 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.

Modifications

[1] <MB 2023-04-24/01, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 28-04-2023>

Art.14. - Sont autorisés à travailler, les ressortissants étrangers détenteurs [1 d'une carte de séjour attestant du statut de membre de la famille d'un citoyen de l'Union Européenne - "Art. 10, DIR 2004/38/CE",]1 conforme à l'annexe 9 de l'arrêté royal du 8 octobre 1981.

Modifications

[1] <AM 2023-04-24/01, art. 5, 007; En vigueur : 28-04-2023>

Art.15. - Hebben de toelating om te werken, de buitenlandse onderdanen, houders van [1 een duurzame verblijfskaart ter staving van het statuut van familielid van een burger van de Europese Unie - "Art. 20, RL 2004/38/EG",]1 conform bijlage 9bis van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.

Modifications

[1] <MB 2023-04-24/01, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 28-04-2023>

Art.15. - Sont autorisés à travailler, les ressortissants étrangers détenteurs [1 d'une carte de séjour permanent attestant du statut de membre de la famille d'un citoyen de l'Union Européenne - "Art. 20, DIR 2004/38/CE",]1 conforme à l'annexe 9bis de l'arrêté royal du 8 octobre 1981.

Modifications

[1] <AM 2023-04-24/01, art. 6, 007; En vigueur : 28-04-2023>

Art.16. - Hebben toelating om te werken, de buitenlandse onderdanen die het recht op verblijf inroepen op basis van artikel 40bis of 40ter van de wet van 15 december 1980 die tijdens de periode van onderzoek van de aanvraag tot erkenning van het recht op verblijf in het bezit zijn van een document conform het model opgenomen als bijlage 19ter van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.

Art.16. - Sont autorisés à travailler, les ressortissants étrangers invoquant le droit au séjour sur la base de l'article 40bis ou 40ter de la loi du 15 décembre 1980, en possession, durant la période d'examen de la demande de reconnaissance du droit au séjour d'un document conforme au modèle figurant à l'annexe 19ter de l'arrêté royal du 8 octobre 1981.

Art.17. - Hebben de toelating om te werken, de buitenlandse onderdanen, echtgenoten van Belgen of onderdanen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, die in het bezit zijn van een document conform het model opgenomen als bijlage 15 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 als grensarbeider, zolang deze personen in de Staat waar zij verblijven over een recht op of een machtiging tot verblijf beschikken van meer dan drie maanden.

Art.17. - Sont autorisés à travailler, les ressortissants étrangers, conjoints de Belges ou de ressortissants d'un Etat membre de l'Espace économique européen, en possession d'un document conforme au modèle figurant à l'annexe 15 de l'arrêté royal du 8 octobre 1981 en qualité de travailleur frontalier, tant que ces personnes disposent, dans l'Etat de leur résidence, d'un droit ou d'une autorisation de séjour de plus de trois mois.

Art.18. - Hebben de toelating om te werken, de buitenlandse onderdanen, houders van een attest van immatriculatie, model A, conform bijlage 4 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, voor zover de houder van dit document behoort tot één van de volgende categorieën :
  1° de personen die het voorrecht van een recht op verblijf inroepen op basis van artikel 10 of 10bis van de wet van 15 december 1980, tijdens de periode van onderzoek van de aanvraag tot erkenning van het verblijfsrecht, met uitzondering van familieleden van een student;
  2° de personen die, in het kader van de strijd tegen de mensenhandel een verblijfsvergunning van minstens drie maanden hebben ontvangen;
  3° [1 de verzoekers om internationale bescherming die, vier maanden na hun verzoek om internationale bescherming te hebben ingediend, nog geen betekening hebben ontvangen van de beslissing van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen tot afwijzing van het verzoek, en dit tot de definitieve beslissing in het kader van een verzoek om internationale bescherming, zoals bedoeld in artikel 1, § 1, 19°, van de wet van 15 december 1980.]1

Modifications

[1] <KB 2019-03-01/15, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-12-2018>

Art.18. - Sont autorisés à travailler, les ressortissants étrangers, détenteurs d'une attestation d'immatriculation, modèle A, conforme à l'annexe 4 de l'arrêté royal du 8 octobre 1981, pour autant que ce document soit détenu par une personne appartenant à l'une des catégories suivantes :
  1° les personnes invoquant le bénéfice d'un droit de séjour sur la base de l'article 10 ou 10bis de la loi du 15 décembre 1980, pendant la période d'examen de la demande de reconnaissance du droit au séjour, à l'exception des membres de la famille d'un étudiant;
  2° les personnes qui, dans le cadre de la lutte contre la traite des êtres humains, ont reçu une autorisation de séjour d'au moins trois mois;
  3° [1 les demandeurs de protection internationale qui, quatre mois après avoir introduit leur demande de protection internationale, n'ont pas reçu de notification de la décision du Commissariat général aux Réfugiés et aux Apatrides rejetant la demande et ce, jusqu'à la décision définitive dans le cadre d'une demande de protection internationale, telle que visée à l'article 1, § 1er, 19°, de la loi du 15 décembre 1980.]1

Modifications

[1] <AR 2019-03-01/15, art. 1, 002; En vigueur : 24-12-2018>

Art.19. - Hebben de toelating om te werken, in geval van beroep ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en totdat een beslissing wordt betekend door deze laatste, de buitenlandse onderdanen, houders van een geldig document overeenkomstig het model opgenomen als bijlage 35 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, voor zover de houder van dit document een persoon is die tot één van de volgende categorieën behoort :
  1° de personen die het voordeel inroepen van een recht op verblijf op grond van artikel 40bis of 40ter van de wet van 15 december 1980;
  2° de personen die het voordeel inroepen van een recht op verblijf op grond van artikel 10 of 10bis van de voornoemde wet, met uitzondering van familieleden van een student;
  3° [1 de verzoekers om internationale bescherming die, vier maanden na hun verzoek om internationale bescherming te hebben ingediend, werden toegelaten te werken in toepassing van artikel 18, 3° hierboven, voor zover voormeld beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen werd ingediend vóór 22 maart 2018;]1
  [2 4° de personen die een beroep tot nietigverklaring hebben ingediend tegen een beslissing waarop artikel 18, paragraaf 3, en artikel 20, paragraaf 1, van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn.]2

Modifications

[1] <KB 2019-03-01/15, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 24-12-2018>

[2] <KB 2021-01-27/07, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.19. - Sont autorisés à travailler, en cas de recours devant le Conseil du Contentieux des Etrangers et jusqu'à ce qu'une décision soit notifiée par celui-ci, les ressortissants étrangers détenteurs d'un document conforme au modèle figurant à l'annexe 35 de l'arrêté royal du 8 octobre 1981, pour autant que ce document soit détenu par une personne appartenant à l'une des catégories suivantes :
  1° les personnes invoquant le bénéfice d'un droit au séjour sur la base de l'article 40bis ou 40ter de la loi du 15 décembre 1980;
  2° les personnes invoquant le bénéfice d'un droit au séjour sur la base de l'article 10 ou 10bis de la loi du 15 décembre 1980, à l'exception des membres de la famille d'un étudiant;
  3° [1 les demandeurs de protection internationale qui, quatre mois après avoir introduit leur demande de protection internationale, ont été autorisés à travailler en application de l'article 18, 3°, ci-dessus, pour autant que le recours précité devant le Conseil du Contentieux des Etrangers ait été introduit avant le 22 mars 2018;]1
  [2 4° les personnes qui ont introduit un recours en annulation contre une décision à laquelle s'appliquent l'article 18, paragraphe 3, et l'article 20, paragraphe 1er, de l'accord de retrait.]2

Modifications

[1] <AR 2019-03-01/15, art. 2, 002; En vigueur : 24-12-2018>

[2] <AR 2021-01-27/07, art. 3, 003; En vigueur : 01-01-2021>

Art.20. - Hebben de toelating om te werken, de buitenlandse onderdanen die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 4 en 7 tot 19 maar die, tijdelijk, in bezit zijn van een document overeenkomstig bijlage 15 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 tijdens de periode waarin zij in afwachting zijn van de afgifte van het verblijfsdocument.

Art.20. - Sont autorisés à travailler, les ressortissants étrangers qui remplissent les conditions visées aux articles 4 et 7 à 19 mais qui, temporairement, sont en possession d'un document établi conformément à l'annexe 15 de l'arrêté royal du 8 octobre 1981 pendant la période durant laquelle ils sont en attente de la délivrance du document de séjour.

Art.21. - Teneinde zich te conformeren aan de wijzigingen die zijn opgetreden wat de benaming van de verblijfstitels en -documenten betreft in de wet van 15 december 1980 en in het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, of wat de nummering van de bijlagen van dit besluit betreft, kan de Minister die Werk onder zijn bevoegdheid heeft, de benaming van de opschriften en van de verblijfsdocumenten of het nummer van de bijlagen bedoeld in dit besluit, aanpassen.

Art.21. - Afin de se conformer à des modifications intervenues quant à la dénomination des titres et documents de séjour, dans la loi du 15 décembre 1980 et dans l'arrêté royal du 8 octobre 1981, ou quant à la numérotation des annexes de cet arrêté royal, le Ministre, qui a l'Emploi dans ses attributions, peut adapter la dénomination des titres et documents de séjour ou le numéro des annexes visés dans le présent arrêté.

Art.22. - Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, worden belast met het toezicht op de naleving van de wet en de uitvoeringsbesluiten ervan :
  1° de sociaal bemiddelaars van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;
  2° de sociale inspecteurs van de algemene directie Toezicht op de Sociale Wetten van de Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;
  3° de sociale inspecteurs van de algemene directie Toezicht op het Welzijn van de Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;
  4° de sociale inspecteurs van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
  5° de sociale inspecteurs van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
  6° de inspecteurs van de Federale overheidsdienst Economie;
  7° de ambtenaren van de Federale overheidsdienst Financiën;
  8° de ambtenaren van de Dienst Vreemdelingenzaken;
  9° de ambtenaren van de Lokale Politie;
  10° de ambtenaren van de Federale Politie.

Art.22. - Sans préjudice des attributions des officiers de police judiciaire, sont chargés de surveiller le respect de la loi et de ses arrêtés d'exécution :
  1° les conciliateurs sociaux du Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale;
  2° les inspecteurs sociaux de la Direction générale Contrôle des lois sociales du Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale;
  3° les inspecteurs sociaux de la Direction générale Contrôle du bien-être au travail du Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale;
  4° les inspecteurs sociaux de l'Office national de Sécurité sociale;
  5° les inspecteurs sociaux de l'Office national de l'Emploi;
  6° les inspecteurs du Service public fédéral Economie;
  7° les fonctionnaires du Service public fédéral Finances;
  8° les fonctionnaires de l'Office des Etrangers;
  9° les fonctionnaires de la Police locale;
  10° les fonctionnaires de la Police fédérale.

Art.23. - Het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers wordt opgeheven, behalve voor wat betreft de au-pair jongeren, voor welke het koninklijk besluit van toepassing blijft.

Art.23. - L'arrêté royal du 9 juin 1999 portant exécution de la loi du 30 avril 1999 relative à l'occupation des travailleurs étrangers est abrogé, sauf en ce qui concerne les jeunes au pair, pour lesquels il reste en vigueur.

Art.24. - Het koninklijk besluit van 2 april 2003 tot bepaling van de modaliteiten van indiening van de aanvragen en aflevering van de arbeidskaart C wordt opgeheven.

Art.24. - L'arrêté royal du 2 avril 2003 déterminant les modalités d'introduction des demandes et de délivrance du permis de travail C est abrogé.

Art.25. - § 1. - De arbeidskaarten C, verstrekt met toepassing van de bepalingen van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en van het uitvoeringsbesluit ervan, blijven geldig tot de vervaldatum ervan.
§ 2. - De arbeidskaarten C verliezen echter hun geldigheid zodra een nieuwe verblijfsvergunning dat een vermelding met betrekking tot de arbeidsmarkt bevat, wordt toegekend aan de werknemer.
§ 3. - Wanneer geen enkele nieuwe verblijfsvergunning werd toegekend aan de werknemer vóór de vervaldatum van de arbeidskaart C, behoudt de werknemer de toestemming om voor elke werkgever te werken tot de vervaldatum van zijn verblijfsvergunning.

Art.25. - § 1er - Les permis de travail C, délivrés en application des dispositions de la loi du 30 avril 1999 relative à l'occupation des travailleurs étrangers et de son arrêté d'exécution, restent valables jusqu'à leur terme.
§ 2. - Les permis de travail C perdent toutefois leur validité dès qu'un nouveau titre de séjour comportant une mention relative au marché du travail est accordé au travailleur.
§ 3. - Lorsqu'aucun nouveau titre de séjour n'a été accordé au travailleur avant la date de fin de validité du permis de travail C, le travailleur reste autorisé à travailler pour tout employeur jusqu'à la date de fin de validité de son titre de séjour.

Art.26. - Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de wet van 9 mei 2018 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden.

Art.26. - Le présent arrêté entre en vigueur à la date d'entrée en vigueur de la loi du 9 mai 2018 relative à l'occupation de ressortissants étrangers se trouvant dans une situation particulière de séjour.

(NOTA : Inwerkingtreding van de wet van 9 mei 2018 vastgesteld op 24-12-2018 door NO 2018-02-02/14, art. 45)

(NOTE : Entrée en vigueur de la loi du 9 mai 2018 fixée au 24-12-2018 par CN 2018-02-02/14, art. 45)

Art. 27. - De minister die bevoegd is voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 27. - Le ministre qui a l'Emploi dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.

Comparaison NL / FR

Nederlands (NL)

Français (FR)

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications

Modifications