Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
5 OKTOBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de nadere regels voor de toekenning van subsidies aan de private uitbetalingsactoren voor de uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid en voor werkingskosten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-11-2018 en tekstbijwerking tot 30-06-2023)
Titre
5 OCTOBRE 2018. - Arrêté du Gouvernement flamand portant les modalités relatives à l'octroi de subventions aux acteurs de paiement privés pour le paiement d'allocations dans le cadre de la politique familiale et pour des frais de fonctionnement(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 05-11-2018 et mise à jour au 30-06-2023)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (29)
Texte (29)
HOOFDSTUK 1. - Definities
CHAPITRE 1er. - Définitions
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° agentschap: het agentschap vermeld in artikel 2, 1° van het decreet van 7 juli 2017;
  2° decreet van 30 april 2004: het decreet van 30 april 2004 betreffende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin;
  3° decreet van 7 juli 2017: het decreet van 7 juli 2017 tot oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor de Uitbetaling van Toelagen in het kader van het Gezinsbeleid, tot vaststelling van vergunningsnormen voor private uitbetalingsactoren en tot wijziging van het decreet van 30 april 2004 betreffende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin;
  4° decreet van 27 april 2018: het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid;
  5° gezinsbijslagen: verstrekkingen en uitkeringen die de Vlaamse overheid uitbetaalt om tegemoet te komen in de gezinslasten, als vermeld in artikel 3, § 1, 19° van het decreet van 27 april 2018;
  6° kadaster: het register van persoonsgegevens voor de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, vermeld in artikel 7/1, eerste lid, 5°, van het decreet van 30 april 2004;
  7° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen.
Article 1er. Dans le présent arrêté, on entend par :
  1° agence : l'agence visée à l'article 2, 1°, du décret du 7 juillet 2017 ;
  2° décret du 30 avril 2004 : le décret du 30 avril 2004 portant création de l'agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique "Kind en Gezin" (Enfance et Famille) ;
  3° décret du 7 juillet 2017 : le décret du 7 juillet 2017 portant création d'une agence autonomisée externe de droit public " Vlaams Agentschap voor de Uitbetaling van Toelagen in het kader van het Gezinsbeleid " (Agence flamande de Paiement des Allocations dans le cadre de la Politique familiale), établissant des normes d'autorisation pour des acteurs de paiement privés et modifiant le décret du 30 avril 2004 portant création de l'agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique " Kind en Gezin " (Enfance et Famille) ;
  4° décret du 27 avril 2018 : le décret du 27 avril 2018 réglant les allocations dans le cadre de la politique familiale ;
  5° allocations familiales : les prestations et allocations que l'Autorité flamande paie à titre d'intervention dans les charges de famille, telles que visées à l'article 3, § 1er, 19°, du décret du 27 avril 2018 ;
  6° cadastre : le registre des données personnelles pour les allocations dans le cadre de la politique familiale, visé à l'article 7/1, alinéa 1er, 5°, du décret du 30 avril 2004 ;
  7° Ministre : le Ministre flamand ayant l'assistance aux personnes dans ses attributions.
HOOFDSTUK 2. - Beschrijving van de subsidies
CHAPITRE 2. - Description des subventions
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Section 1re. - Dispositions générales
Art.2. De private uitbetalingsactoren ontvangen jaarlijks een subsidie van [1 het agentschap Opgroeien regie]1, voor de uitbetaling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid die vastgesteld en toegekend wordt overeenkomstig artikel 30/1 van het decreet van 7 juli 2017 en conform artikel 3 tot en met 6, artikel 11 en 12 van dit besluit.
  Elke transactie met betrekking tot de subsidie voor de toelagen in het kader van het gezinsbeleid en met betrekking tot de toelagenreserves, vermeld in artikel 12 gebeurt ten aanzien van [1 het agentschap Opgroeien regie]1.
  De private uitbetalingsactoren ontvangen van het agentschap jaarlijks een subsidie voor de werkingskosten, die vastgesteld en toegekend wordt overeenkomstig artikel 30/2 tot en met 30/4 van het voormelde decreet en conform artikel 3, artikel 7 tot en met 11 en artikel 13 en 14 van dit besluit.
  Elke transactie met betrekking tot de subsidie voor werkingskosten en met betrekking tot de werkingsreserves, vermeld in artikel 13, geschiedt ten aanzien van het agentschap.
  
Art.2. Les acteurs de paiement privés reçoivent annuellement une subvention de [1 l'agence Grandir régie]1 pour le paiement des allocations dans le cadre de la politique familiale, qui est établie et accordée conformément à l'article 30/1 du décret du 7 juillet 2017 et conformément aux articles 3 à 6, et 11 et 12 du présent arrêté.
  Chaque transaction relative à la subvention pour les allocations dans le cadre de la politique familiale et relative aux réserves d'allocations, visées à l'article 12, se fait à l'égard de [1 l'agence Grandir régie]1.
  Les acteurs de paiement privés reçoivent annuellement une subvention de l'agence pour les frais de fonctionnement, qui est établie et accordée conformément aux articles 30/2 à 30/4 du décret précité et conformément aux articles 3, 7 à 11, 13 et 14 du présent arrêté.
  Chaque transaction relative à la subvention pour les frais de fonctionnement et relative aux réserves de fonctionnement, visées à l'article 13, se fait à l'égard de l'agence.
  
Art.3. Een private uitbetalingsactor heeft recht op de subsidies, vermeld in artikel 2, als hij voldoet aan alle vergunningsvoorwaarden vermeld in artikel 27 en 28 van het decreet van 7 juli 2017 en de vereiste verantwoording bezorgt met betrekking tot de aanwending van deze subsidies, in de vorm en binnen de termijn zoals gevraagd door [1 het agentschap Opgroeien regie]1 of het agentschap.
  
Art.3. Un acteur de paiement privé a droit aux subventions, visées à l'article 2, s'il satisfait à toutes les conditions d'autorisation visées aux articles 27 et 28 du décret du 7 juillet 2017, et transmet la justification requise de l'affectation de ces subventions, sous la forme et dans le délai tels que demandés par [1 l'agence Grandir régie]1 ou l'agence.
  
Afdeling 2. - Procedure voor de vaststelling en toekenning van de subsidie voor de uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid
Section 2. - Procédure d'établissement et d'octroi de la subvention pour le paiement d'allocations dans le cadre de la politique familiale
Art.4. Ten laatste de twintigste van elke maand, bezorgen de private uitbetalingsactoren aan [1 het agentschap Opgroeien regie]1, op digitale wijze, een nauwkeurige raming van de financiële middelen die zij in de volgende maand nodig hebben voor de betaling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid.
  [1 Het agentschap Opgroeien regie]1 kan de in het eerste lid vastgelegde procedure wijzigen, indien de raming van de uit te betalen toelagen in het kader van het gezinsbeleid, kan berekend worden vanuit het kadaster.
  
Art.4. Au plus tard le vingtième de chaque mois, les acteurs de paiement privés transmettent à [1 l'agence Grandir régie]1, par voie numérique, une estimation précise des moyens financiers dont ils ont besoin pour le paiement des allocations dans le cadre de la politique familiale.
  [1 L'agence Grandir régie]1 peut modifier la procédure fixée à l'alinéa 1er si l'estimation des allocations à payer dans le cadre de la politique familiale peut être calculée sur la base du cadastre.
  
Art.5. Het agentschap stelt, in overleg met [1 het agentschap Opgroeien regie]1, de betaalkalender met de vervaldagen voor de uitbetaling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid op.
  Op elk van de vervaldagen, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, verstrekt [1 het agentschap Opgroeien regie]1 de financiële middelen, vereist voor de uitbetaling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid aan de private uitbetalingsactor.
  
Art.5. L'agence établit, en concertation avec [1 l'agence Grandir régie]1, le calendrier des paiements avec les dates d'échéance pour le paiement des allocations dans le cadre de la politique familiale.
  A chacune des dates d'échéance, fixées conformément à l'alinéa 1er, [1 l'agence Grandir régie]1 fournit à l'acteur de paiement privé les moyens financiers requis pour le paiement des allocations dans le cadre de la politique familiale.
  
Art.6. Als een private uitbetalingsactor in de loop van een maand vaststelt dat de aangevraagde financiële middelen niet volstaan voor de uitbetaling van de toelagen op een van de vastgestelde vervaldata, vraagt hij op de door [1 het agentschap Opgroeien regie]1 vastgestelde wijze, om een aanvullend voorschot. De uitbetalingsactor gebruikt, vooraleer een aanvullend voorschot te vragen, in eerste instantie de middelen van de toelagenreserves om de tekorten te dekken.
  Als een private uitbetalingsactor in de loop van een maand vaststelt dat de financiële middelen die hem ter beschikking zijn gesteld om redenen die hij niet kon voorzien, hoger zijn dan nodig, dient hij deze zo snel mogelijk aan te wenden bij de volgende betaling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid.
  
Art.6. Si un acteur de paiement privé constate au cours d'un mois que les moyens financiers demandés ne suffisent pas pour le paiement des allocations à une des dates d'échéance fixées, il demande une avance complémentaire de la manière fixée par [1 l'agence Grandir régie]1. Avant de demander une avance complémentaire, l'acteur de paiement utilise en première instance les moyens des réserves d'allocations afin de couvrir les déficits.
  Si un acteur de paiement privé constate au cours d'un mois que les moyens financiers mis à sa disposition pour des raisons qu'il ne pouvait pas prévoir, sont supérieurs à ce qui est nécessaire, il doit les affecter dans les meilleurs délais lors du paiement suivant des allocations dans le cadre de la politique familiale.
  
Afdeling 3. - Procedure voor de vaststelling en toekenning van de subsidie voor de werkingskosten
Section 3. - Procédure d'établissement et d'octroi de la subvention pour les frais de fonctionnement
Onderafdeling 1. - Vaststelling van de subsidie voor werkingskosten
Sous-section 1re. - Etablissement de la subvention pour frais de fonctionnement
Art.7. Met toepassing van artikel 30/2, § 1, tweede lid, van het decreet van 7 juli 2017, wordt het totale bedrag aan werkingsmiddelen voor 2019 vastgesteld op 61.479.364 euro. Dit bedrag wordt nog verhoogd met de evolutie van de gezondheidsindex in 2018.
  Voor 2020 is het totale bedrag aan werkingsmiddelen gelijk aan het bedrag voor 2019, verhoogd met de evolutie van de gezondheidsindex in 2019.
  Vanaf 2021 wordt, binnen de beschikbare begrotingskredieten, het totale bedrag aan werkingsmiddelen vastgelegd op basis van 2,22 % van het totale bedrag van de gezinsbijslagen dat, gedurende het tweede jaar voorafgaand aan de datum waarop de subsidies voor werkingskosten berekend worden, door de private uitbetalingsactoren uitbetaald werd. Dit bedrag wordt verhoogd met de evolutie van de gezondheidsindex die zich voordoet in het jaar voorafgaand aan de datum waarop de subsidies voor de werkingskosten berekend worden.
Art.7. En application de l'article 30/2, § 1er, alinéa 2, du décret du 7 juillet 2017, le montant total de moyens de fonctionnement pour 2019 est établi à 61.479.364 euros. Ce montant est encore majoré de l'évolution de l'indice santé en 2018.
  Pour 2020 le montant total de moyens de fonctionnement égale le montant pour 2019, majoré de l'évolution de l'indice de santé en 2019.
  A partir de 2021, dans les limites des crédits budgétaires disponibles, le montant total de moyens de fonctionnement est établi sur la base de 2,22 % du montant total des allocations familiales qui ont été payées par les acteurs de paiement privés pendant la deuxième année précédant la date à laquelle les subventions pour frais de fonctionnement sont calculées. Ce montant est majoré de l'évolution de l'indice de santé qui se présente dans l'année précédant la date à laquelle les subventions pour frais de fonctionnement sont calculées.
Art.8. [1 Om na drie jaar een efficiëntiewinst van 10% te realiseren, wordt het bedrag van de subsidie voor de werkingskosten voor de private uitbetalingsactoren, berekend conform artikel 7, vanaf 2020, als volgt samengesteld:
   1° in 2020: 94 % van de werkingsmiddelen;
   2° in 2021: 92,5 % van de werkingsmiddelen;
   3° vanaf 2022: 90 % van de werkingsmiddelen.]1

  
Art.8. [1 Afin de réaliser un gain d'efficacité de 10 % après trois ans, le montant de la subvention pour les frais de fonctionnement des acteurs de paiement privés, calculé conformément à l'article 7, se compose à partir de 2020 comme suit :
   1° en 2020 : 94 % des moyens de fonctionnement ;
   2° en 2021 : 92,5 % des moyens de fonctionnement ;
   3° à partir de 2022 : 90 % des moyens de fonctionnement.]1

  
Onderafdeling 2. - Regeling betreffende de voorschotten en definitieve vaststelling van de subsidie voor de werkingskosten
Sous-section 2. - Règlement relatif aux avances et établissement définitif de la subvention pour les frais de fonctionnement
Art.9. Het agentschap bepaalt de data waarop en het bedrag van de voorschotten die aan de private uitbetalingsactoren betaald worden, in afwachting van de definitieve vaststelling van de subsidie voor werkingskosten.
Art.9. L'agence arrête le montant des avances et les dates auxquelles elles sont payées aux acteurs de paiement privés, en attendant l'établissement définitif de la subvention pour frais de fonctionnement.
Art.10. Uiterlijk op 31 maart van het daaropvolgende jaar, gaat het agentschap over tot de uitbetaling van het saldo of tot de terugvordering van de teveel betaalde voorschotten.
  Het agentschap bezorgt aan elke private uitbetalingsactor een gedetailleerd overzicht van de vaststelling van de subsidie voor de werkingskosten en het saldo dat het agentschap zal uitbetalen aan of terugvorderen van de private uitbetalingsactor.
Art.10. Au plus tard le 31 mars de l'année suivante, l'agence procède au paiement du solde ou au recouvrement des avances payées en trop.
  L'agence transmet à chaque acteur de paiement privé un aperçu détaillé de l'établissement de la subvention pour frais de fonctionnement et du solde que l'agence paiera à ou recouvrera à charge de l'acteur de paiement privé.
Afdeling 4. - Vastleggen en aanwenden van de reserves
Section 4. - Engagement et affectation des réserves
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Sous-section 1. - Dispositions générales
Art.11. De private uitbetalingsactor maakt, overeenkomstig artikel 28, 7°, van het decreet van 7 juli 2017, een analytische boekhouding op, waarbij een efficiënte besteding van de overheidsmiddelen wordt aangetoond en verantwoord, en waarbij in een strikte scheiding wordt voorzien tussen, enerzijds, de middelen, inclusief de reserves, die vastgelegd zijn voor de uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid, en, anderzijds, de middelen, inclusief de reserves, die vastgelegd zijn voor de werking.
  De minister stelt het te volgen boekhoudplan vast voor de private uitbetalingsactoren.
Art.11. L'acteur de paiement privé établit, conformément à l'article 28, 7°, du décret du 7 juillet 2017, une comptabilité analytique qui démontre et justifie une affectation efficace des moyens publics et qui prévoit une séparation stricte entre les moyens, y compris les réserves, engagés pour le paiement d'allocations dans le cadre de la politique familiale, d'une part, et les moyens, y compris les réserves, engagés pour le fonctionnement, d'autre part.
  Le Ministre établit le plan comptable à suivre pour les acteurs de paiement privés.
Onderafdeling 2. - Nadere regels voor de toelagenreserves
Sous-section 2. - Modalités relatives aux réserves d'allocations
Art.12. § 1. Overeenkomstig artikel 27, 15°, van het decreet van 7 juli 2017 mogen de toelagenreserves alleen aangewend worden voor betaling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid.
  § 2. De toelagenreserves omvatten:
  1° het aandeel van het vermogen van het reservefonds overgedragen van de federale kinderbijslagfondsen op 1 januari 2019;
  2° de overschotten, vermeld in artikel 6, tweede lid, van dit besluit, tot maximaal 1 % van het gemiddelde maandvoorschot van het voorgaande jaar, met dien verstande dat tijdens het eerste jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, geen begrenzing toegepast wordt;
  3° de interesten opgebracht door de bankrekening bestemd voor de uitbetaling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid.
  De toelagenreserves van een private uitbetalingsactor bedragen op 31 december van het boekjaar, niet meer dan een percent van het bedrag van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, betaald door de private uitbetalingsactor tijdens datzelfde boekjaar.
  Indien dit plafond wordt overschreden, wordt het overschot aan [1 het agentschap Opgroeien regie]1 gestort tijdens het volgende boekjaar. De private uitbetalingsactor die zijn overschot niet binnen de door [1 het agentschap Opgroeien regie]1 vastgestelde termijn heeft gestort, is van rechtswege wettelijke interesten verschuldigd.
  [1 Het agentschap Opgroeien regie]1 kan op elk moment vragen om de toelagenreserves, geheel of gedeeltelijk, binnen een bepaalde termijn terug te storten.
  § 3. Op 31 december van elk boekjaar, dekken de toelagenreserves:
  1° de financiële rekening, bestemd voor de uitbetaling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid;
  2° de ten onrechte uitbetaalde toelagen in het kader van het gezinsbeleid die niet kunnen teruggevorderd worden wegens de verjaring vermeld in artikel 95 tot en met 99 van het decreet van 27 april 2018;
  3° de verliezen die veroorzaakt zijn door elke andere oorzaak, mits het voorafgaand akkoord van [1 het agentschap Opgroeien regie]1.
  De minister kan nadere regels vastleggen in verband met het beheer en de aanwending van de toelagenreserves.
  
Art.12. § 1er. Conformément à l'article 27, 15°, du décret du 7 juillet 2017, les réserves d'allocations ne peuvent être affectées qu'au paiement des allocations dans le cadre de la politique familiale.
  § 2. Les réserves d'allocations comprennent :
  1° la part du patrimoine du fonds de réserve transféré des caisses d'allocations familiales fédérales le 1er janvier 2019 ;
  2° les avances, visées à l'article 6, alinéa 2, du présent arrêté, jusqu'à 1 % au maximum de l'avance mensuelle moyenne de l'année précédente, étant entendu qu'aucune limitation n'est appliquée pendant la première année après l'entrée en vigueur du présent arrêté ;
  3° les intérêts produits par le compte bancaire destiné au paiement des allocations dans le cadre de la politique familiale.
  Le 31 décembre de l'exercice, les réserves d'allocations d'un acteur de paiement privé ne dépassent pas 1 pour cent du montant des allocations dans le cadre de la politique familiale, payées par l'acteur de paiement privé pendant le même exercice.
  Si ce plafond est dépassé, l'excédent est versé à [1 l'agence Grandir régie]1 pendant l'exercice suivant. L'acteur de paiement privé qui n'a pas versé son excédent dans le délai fixé par [1 l'agence Grandir régie]1, sera de plein droit redevable d'intérêts légaux.
  [1 L'agence Grandir régie]1 peut demander à tout moment de rembourser les réserves d'allocations, en tout ou en partie, dans un délai déterminé.
  § 3. Le 31 décembre de chaque exercice, les réserves d'allocations couvrent :
  1° le compte financier, destiné au paiement des allocations dans le cadre de la politique familiale ;
  2° les allocations payées indûment dans le cadre de la politique familiale, qui ne peuvent pas être recouvrées à cause de la prescription visée aux articles 95 à 99 du décret du 27 avril 2018 ;
  3° les pertes causées par toute autre cause, moyennant l'accord préalable de [1 l'agence Grandir régie]1.
  Le Ministre peut arrêter des modalités relatives à la gestion et à l'affectation des réserves d'allocations.
  
Onderafdeling 3. - Nadere regels voor de werkingsreserves
Sous-section 3. - Modalités relatives aux réserves de fonctionnement
Art.13. § 1. Overeenkomstig artikel 27, 14°, van het decreet van 7 juli 2017 mogen de werkingsreserves alleen aangewend worden voor de eigen werking.
  De werkingsreserves omvatten:
  1° het aandeel van het vermogen van de administratieve reserve overgedragen van de federale kinderbijslagfondsen op 1 januari 2019;
  2° het overschot of tekort op de resultatenrekening voor de werkingskosten op 31 december van het boekjaar.
  § 2. De werkingsreserves vermeld in paragraaf één, mogen op 31 december van het boekjaar, maximaal 50 % van de subsidie van de laatst gesubsidieerde werkingsperiode van het boekjaar bedragen.
  Voor de berekening van het bedrag, vermeld in het eerste lid, worden de historische reserves vermeld in § 1, tweede lid, 1°, niet meegerekend.
  Indien de werkingsreserves, de grens vermeld in het eerste lid overschrijden, stort de private uitbetalingsactor tijdens het volgende boekjaar, het overschot aan het agentschap. De private uitbetalingsactor die zijn overschot niet binnen de door het agentschap vastgestelde termijn heeft gestort, is van rechtswege wettelijke interesten verschuldigd.
  Het agentschap kan, op basis van vaststellingen van [1 Zorginspectie als vermeld in artikel 4, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]1of het auditcomité als vermeld in artikel 14 van het decreet van 7 juli 2017, de rechtzetting opleggen van de boekhouding van de private uitbetalingsactoren, voor uitgaven van die private uitbetalingsactoren die niet verantwoord kunnen worden als uitgaven voor het beheer van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid.
  Wanneer een private uitbetalingsactor de door het agentschap opgelegde rechtzettingen niet uitvoert, worden de uitgaven vermeld in het vierde lid, afgetrokken van het deel van de subsidie voor de werkingskosten dat aan de private uitbetalingsactor verschuldigd is op grond van artikel 2, derde lid van dit besluit.
  
Art.13. § 1er. Conformément à l'article 27, 14° du décret du 7 juillet 2017, les réserves de fonctionnement ne peuvent être affectées qu'au propre fonctionnement.
  Les réserves de fonctionnement comprennent :
  1° la part du patrimoine de la réserve administrative transféré des caisses d'allocations familiales fédérales le 1er janvier 2019 ;
  2° l'excédent ou le déficit au compte de résultat pour les frais de fonctionnement le 31 décembre de l'exercice.
  § 2. Le 31 décembre de l'exercice, les réserves de fonctionnement visées au paragraphe 1er peuvent s'élever à au maximum 50 % de la subvention de la dernière période de fonctionnement subventionnée de l'exercice.
  Pour le calcul du montant visé à l'alinéa 1er, les réserves historiques visées au § 1er, alinéa 2, 1°, ne sont pas prises en compte.
  Si les réserves de fonctionnement dépassent la limite visée à l'alinéa 1er, l'acteur de paiement privé verse l'avance à l'agence pendant l'exercice suivant. L'acteur de paiement privé qui n'a pas versé son excédent dans le délai fixé par l'agence, sera de plein droit redevable d'intérêts légaux.
  Sur la base de constatations de [1 l'Inspection des Soins, telle que visée à l'article 4, § 2, alinéa 3, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 mai 2023 relatif au Département Soins]1, l'agence ou le comité d'audit visé à l'article 14 du décret du 7 juillet 2017, peut imposer la rectification de la comptabilité des acteurs de paiement privés, pour les dépenses de ces acteurs de paiement privés qui ne peuvent pas être justifiées comme des dépenses pour la gestion des allocations dans le cadre de la politique familiale.
  Lorsqu'un acteur de paiement privé n'effectue pas les rectifications imposées par l'agence, les dépenses visées à l'alinéa 4 sont déduites de la partie de la subvention pour frais de fonctionnement qui est due à l'acteur de paiement privé sur la base de l'article 2, alinéa 3, du présent arrêté.
  
HOOFDSTUK 3. - Criteria voor een goede werking
CHAPITRE 3. - Critères pour un bon fonctionnement
Art.14. De criteria om de goede werking van de private uitbetalingsactoren te kunnen garanderen, vermeld in artikel 30/4 van het decreet van 7 juli 2017, hebben betrekking op:
  1° de naleving van de decretale en reglementaire bepalingen en administratieve richtlijnen over de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, zowel op technisch, financieel als op boekhoudkundig vlak, de snelheid waarmee aan de vastgestelde tekortkomingen verholpen wordt en de mate waarin een automatische rechtentoekenning kan gerealiseerd worden;
  2° de nauwkeurigheid inzake de financiering van de betalingsverrichtingen, zoals blijkt uit:
  a) de naleving van de betaaldagen;
  b) de tijdige en correcte boeking van de ten onrechte uitbetaalde toelagen in het kader van het gezinsbeleid;
  c) de omvang van de debetten in het algemeen en van deze die het gevolg zijn van fouten van de private uitbetalingsactoren, in het bijzonder;
  d) de snelheid waarmee de debetten teruggevorderd worden;
  e) de bedragen die als gevolg van verjaring niet meer konden gerecupereerd worden en definitief moeten worden afgeboekt.
  3° de naleving van de termijnen voor de indiening van de administratieve, boekhoudkundige, financiële en statistische documenten en de correctheid van deze stukken, evenals de stipte en foutloze bijwerking van de gegevens vervat in de groeipakket-applicatie voor de verwerking van de gegevens, bijgehouden door het agentschap;
  4° de resultaten van de audits, uitgevoerd door het auditcomité als vermeld in artikel 14 van het decreet van 7 juli 2017 en van het attest en de verslaggeving van de commissaris-revisor, opgemaakt ter uitvoering van artikel 27, 16°, van het decreet van 7 juli 2017;
  5° de initiatieven om de gezinnen te informeren over de toelagen in het kader van het gezinsbeleid in het algemeen en hun rechten op deze toelagen in het bijzonder, zoals via de uitbouw van de samenwerking met de Huizen van het Kind;
  6° de correcte integratie van de actoren van het recht op toelagen in het kader van het gezinsbeleid in het kadaster.
  Het gewicht van de criteria voor de goede werking, vermeld in het eerste lid, wordt bepaald door de volgende wegingscoëfficiënten:
  1° het criterium, vermeld in het eerste lid, 1° : 50 %;
  2° het criterium, vermeld in het eerste lid, 2° : 20 %;
  3° het criterium, vermeld in het eerste lid, 3° : 7,5 %;
  4° het criterium, vermeld in het eerste lid, 4° : 15 %;
  5° het criterium, vermeld in het eerste lid, 5° : 5 %;
  6° het criterium, vermeld in het eerste lid, 6° : 2,5 %.
  De criteria voor een goede werking, vermeld in het eerste lid en de daaraan toegekende wegingscoëfficiënten, vermeld in het tweede lid, kunnen door de Vlaamse Regering, op basis van de evaluatie vermeld in artikel 30/4 van het decreet van 7 juli 2017, aangepast, vervangen of aangevuld worden.
  Het agentschap stelt praktische en technische richtlijnen vast met betrekking tot de toepassing van de criteria, vermeld in het eerste lid en monitort en controleert de naleving ervan.
Art.14. Les critères pour pouvoir garantir le bon fonctionnement des acteurs de paiement privés, visé à l'article 30/4 du décret du 7 juillet 2017, concernent :
  1° le respect des dispositions décrétales et réglementaires et des instructions administratives sur les allocations dans le cadre de la politique familiale, aux niveaux technique, financier et comptable, la rapidité avec laquelle les manquements constatés sont comblés et la mesure dans laquelle un octroi de droits automatique peut être réalisé ;
  2° la précision en matière de financement des opérations de paiement, attestée par :
  a) le respect des dates de paiement ;
  b) la comptabilisation correcte et à temps des allocations payées indûment dans le cadre de la politique familiale ;
  c) l'ampleur des débits en général et de ceux causés par des erreurs des acteurs de paiement privés en particulier ;
  d) la rapidité avec laquelle les débits sont recouvrés ;
  e) les montants qui ne pouvaient plus être récupérés pour cause de prescription, et qui doivent être définitivement passés aux pertes.
  3° le respect des délais pour l'introduction des documents administratifs, comptables, financiers et statistiques, et l'exactitude de ces documents, ainsi que l'actualisation ponctuelle et correcte des données comprises dans l'application du panier de croissance pour le traitement des données, tenues par l'agence ;
  4° les résultats des audits, effectués par le comité d'audit tel que visé à l'article 14 du décret du 7 juillet 2017 et de l'attestation et des rapports du commissaire-réviseur, établis en exécution de l'article 27, 16°, du décret du 7 juillet 2017 ;
  5° les initiatives pour informer les familles sur les allocations dans le cadre de la politique familiale en général et leurs droits à ces allocations en particulier, comme par le développement de la collaboration avec les Maisons de l'Enfant ;
  6° l'intégration correcte des acteurs du droit aux allocations dans le cadre de la politique familiale dans le cadastre.
  Le poids des critères pour le bon fonctionnement, visé à l'alinéa 1er, est déterminé par les coefficients de pondération suivants :
  1° le critère mentionné à l'alinéa 1er, 1° : 50 % ;
  2° le critère mentionné à l'alinéa 1er, 2° : 20 % ;
  3° le critère mentionné à l'alinéa 1er, 3° : 7,5 % ;
  4° le critère mentionné à l'alinéa 1er, 4° : 15 % ;
  5° le critère mentionné à l'alinéa 1er, 5° : 5 % ;
  6° le critère mentionné à l'alinéa 1er, 6° : 2,5 %.
  Les critères pour un bon fonctionnement, visés à l'alinéa 1er, et les coefficients de pondération y accordés, visés à l'alinéa 2, peuvent être adaptés, remplacés ou complétés par le Gouvernement flamand, sur la base de l'évaluation visée à l'article 30/4 du décret du 7 juillet 2017.
  L'agence établit des directives pratiques et techniques relatives à l'application des critères visés à l'alinéa 1er, et suit et contrôle le respect de celles-ci.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
CHAPITRE 4. - Dispositions finales
Art.15. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019. Artikel 14 treedt in werking op 1 januari 2021.
Art.15. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er janvier 2019. L'article 14 entre en vigueur le 1er janvier 2021.
Art. 16. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 16. Le Ministre flamand, qui a l'assistance aux personnes dans ses attributions, est chargé de l'exécution du présent arrêté.