Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
29 JUNI 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de oprichting van een commissie van beroep tegen de beslissing van de uitbetalingsactor over de toelagen in het kader van het gezinsbeleid of tegen het uitblijven ervan(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-10-2018 en tekstbijwerking tot 25-06-2021)
Titre
29 JUIN 2018. - Arrêté du Gouvernement flamand établissant une commission de recours contre la décision de l'acteur de paiement portant sur les allocations dans le cadre de la politique familiale ou contre l'absence d'une décision(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 12-10-2018 et mise à jour au 25-06-2021)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (37)
Texte (37)
HOOFDSTUK 1. - Definities
CHAPITRE 1er. - Définitions
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° beroep: een beroep als vermeld in artikel 104 van het decreet van 27 april 2018;
  2° commissie: een geschillencommissie als vermeld in artikel 104 van het decreet van 27 april 2018;
  3° decreet van 27 april 2018: het decreet van 27 april tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid;
  4° decreet van 7 juli 2017: het decreet van 7 juli 2017 tot oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor de Uitbetaling van Toelagen in het kader van het Gezinsbeleid, tot vaststelling van vergunningsnormen voor private uitbetalingsactoren en tot wijziging van het decreet van 30 april 2004 betreffende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin;
  4° de minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de gezinsbijslagen;
  5° werkdag: iedere dag die geen zaterdag, zondag of feestdag is.
Article 1er. Dans le présent arrêté, on entend par :
  1° recours : un recours, tel que visé à l'article 104 du décret du 27 avril 2018 ;
  2° commission : une commission de litiges, telle que visée à l'article 104 du décret du 27 avril 2018 ;
  3° décret du 27 avril 2018 : le décret du 27 avril réglant les allocations dans le cadre de la politique familiale ;
  4° décret du 7 juillet 2017 : le décret du 7 juillet 2017 portant création d'une agence autonomisée externe de droit public " Vlaams Agentschap voor de Uitbetaling van Toelagen in het kader van het Gezinsbeleid " (Agence flamande de Paiement des Allocations dans le cadre de la Politique familiale), établissant des normes d'autorisation pour des acteurs de paiement privés et modifiant le décret du 30 avril 2004 portant création de l'agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique " Kind en Gezin " (Enfance et Famille) ;
  4° le Ministre : le Ministre flamand ayant les allocations familiales dans ses attributions ;
  5° jour ouvrable : chaque jour autre qu'un samedi, un dimanche ou un jour férié.
HOOFDSTUK 2. - Samenstelling van de commissie
CHAPITRE 2. - Composition de la Commission
Art.2. De hoedanigheid van voorzitter, lid of plaatsvervanger van de commissie is onverenigbaar met:
  1° een mandaat of een ambt van personeelslid in het Europees Parlement, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement, het Waals Parlement, het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement;
  2° het ambt van minister, staatssecretaris, en van hun kabinetsleden;
  3° het ambt van personeelslid van een strategische adviesraad als vermeld in [1 artikel III.93 van het bestuursdecreet van 7 december 2018]1.
  Onverminderd het eerste lid is het ambt van personeelslid van de Vlaamse, Brusselse, Waalse of Duitstalige overheid onverenigbaar met de hoedanigheid van voorzitter.
  
Art.2. La qualité de président, de membre ou de suppléant de la commission est incompatible avec :
  1° un mandat ou une fonction de membre du personnel du Parlement européen, de la Chambre des Représentants, du Sénat, du Parlement flamand, du Parlement wallon, du Parlement de la Communauté germanophone et du Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale ;
  2° la fonction de ministre, de secrétaire d'Etat et de membres de leurs cabinets ;
  3° la fonction de membre du personnel d'un conseil consultatif stratégique, tel que visé à [1 l'article III.93 du décret de gouvernance du 7 décembre 2018]1.
  Sans préjudice du premier alinéa, la fonction de membre du personnel des autorités flamandes, bruxelloises, wallonnes ou germanophones est incompatible avec la qualité de président.
  
Art.3. De minister kan op verzoek van de betrokkene een einde maken aan het mandaat van voorzitter, lid of plaatsvervanger.
  De minister kan, na advies van de commissie en nadat hij de betrokkene de gelegenheid heeft gegeven om te worden gehoord, in de volgende gevallen een einde maken aan het mandaat van voorzitter, lid of plaatsvervanger:
  1° als de betrokkene drie keer na elkaar zonder voorafgaande verwittiging afwezig is op de vergaderingen van de commissie of de kamer waarvoor hij is uitgenodigd;
  2° als de betrokkene het vertrouwelijke karakter van de beraadslagingen van de commissie of van een kamer niet respecteert of vertrouwelijke documenten verspreidt.
  De minister maakt, nadat hij de betrokkene de gelegenheid heeft gegeven om te worden gehoord, een einde aan het mandaat van voorzitter, lid of plaatsvervanger als de betrokkene zich in een geval van onverenigbaarheid bevindt als vermeld in artikel 2.
Art.3. Le ministre peut, à la demande de l'intéressé, mettre fin au mandat de président, de membre ou de suppléant.
  Le ministre peut, après avoir obtenu l'avis de la commission et après avoir donné la possibilité à l'intéressé d'être entendu, mettre fin au mandat de président, de membre ou de suppléant :
  1° si l'intéressé est absent des réunions de la commission ou de la chambre auxquelles il est invité trois fois de suite sans préavis ;
  2° si l'intéressé ne respecte pas le caractère confidentiel des délibérations de la commission ou d'une chambre ou diffuse des documents confidentiels.
  Après avoir donné à l'intéressé la possibilité d'être entendu, le ministre met fin au mandat de président, de membre ou de suppléant si l'intéressé se trouve dans une situation d'incompatibilité au sens de l'article 2.
Art.4. Wanneer de minister overeenkomstig artikel 3 een einde heeft gemaakt aan het mandaat van voorzitter of lid van de commissie, zal de plaatsvervanger van de ontslagen voorzitter of van het ontslagen lid het mandaat van zijn voorganger voleindigen en zal er met toepassing van artikel 105, §§ 1 en 2, van het decreet van 27 april 2018 een nieuwe plaatsvervanger worden aangesteld voor de resterende periode van het mandaat van plaatsvervanger.
  Wanneer de minister overeenkomstig artikel 3 een einde heeft gemaakt aan het mandaat van plaatsvervanger, zal er ter vervanging van de ontslagen plaatsvervanger met toepassing van artikel 105, §§ 1 en 2, van het decreet van 27 april 2018 een nieuwe plaatsvervanger worden aangesteld die het mandaat van zijn voorganger zal voleindigen.
Art.4. Lorsque le ministre a mis fin au mandat de président ou de membre de la commission, conformément à l'article 3, le suppléant du président révoqué ou du membre révoqué achèvera le mandat de son prédécesseur et un nouveau suppléant sera désigné pour la durée restante du mandat de suppléant, en application de l'article 105 §§ 1 et 2 du décret du 27 avril 2018.
  Lorsque le ministre a mis fin au mandat de suppléant conformément à l'article 3, un nouveau suppléant sera désigné pour remplacer le suppléant révoqué en application de l'article 105, §§ 1er et 2, du décret du 27 avril 2018, qui achèvera le mandat de son prédécesseur.
Art.5. De commissie legt binnen drie maanden nadat ze is samengesteld, aan de minister een voorstel van huishoudelijk reglement voor. De minister keurt het huishoudelijk reglement goed, alsook elke wijziging ervan.
  Met behoud van de toepassing van dit besluit regelt het huishoudelijk reglement de nadere werking van de commissie.
Art.5. La commission soumet un projet de règlement d'ordre intérieur au ministre dans un délai de trois mois à compter de sa composition. Le ministre approuve le règlement d'ordre intérieur, ainsi que toute modification à ce règlement.
  Sans préjudice de l'application du présent arrêté, le règlement d'ordre intérieur régit les modalités de fonctionnement de la commission.
Art.6. De voorzitter en de deskundigen, vermeld in artikel 9, ontvangen voor hun werkzaamheden een presentiegeld per vergadering waaraan ze deelnemen.
  Het presentiegeld per vergadering wordt door de minister vastgesteld en bedraagt maximaal 100 euro.
  De voorzitter krijgt een presentiegeld van 150% van het bedrag dat de minister heeft vastgesteld, vermeld in het tweede lid.
  Twee of meer vergaderingen van de commissie of van een kamer op dezelfde dag gelden als één vergadering.
  Dit artikel is niet van toepassing als een deskundige een sociale inspectie- en begeleidingsdienst als vermeld in artikel 23 van het decreet van 7 juli 2017, is.
Art.6. Le président et les experts visés à l'article 9 perçoivent des jetons de présence par réunion à laquelle ils participent.
  Le montant des jetons de présence par réunion est fixé par le ministre et s'élève au maximum à 100 euros.
  Le président reçoit un jeton de présence à hauteur de 150 % du montant fixé par le ministre, visé à l'alinéa deux.
  Deux ou plusieurs réunions de la commission ou d'une chambre tenues le même jour sont considérées comme une seule réunion.
  Le présent article ne s'applique pas si l'expert est un service d'inspection sociale et d'encadrement au sens de l'article 23 du décret du 7 juillet 2017.
Art.7. De leden van de commissie of hun plaatsvervangers krijgen een vergoeding voor de reiskosten die verbonden zijn aan de uitoefening van hun werkzaamheden voor de commissie of voor een kamer conform de regeling die geldt voor de vergoeding van reiskosten van personeelsleden van de Vlaamse overheid.
Art.7. Les membres de la commission ou leurs suppléants perçoivent une allocation pour les dédommager des frais de déplacement liés à l'exercice de leurs activités au bénéfice de la la commission ou d'une chambre conformément aux règles applicables au remboursement des frais de déplacement des membres du personnel de l'Autorité flamande.
HOOFDSTUK 3. - Werking van de commissie
CHAPITRE 3. - Fonctionnement de la commission
Afdeling 1. - Besluitvorming
Section 1re. - Prise de décision
Art.8. De vergadering van de commissie wordt voorgezeten door de voorzitter.
  Alleen de voorzitter en de leden van de commissie of hun plaatsvervangers zijn stemgerechtigd. Ze hebben elk een stem.
  De commissie kan alleen geldig beraadslagen en stemmen als de voorzitter en de twee bijkomende leden of hun plaatsvervangers aanwezig zijn.
  Wie een persoonlijk belang heeft bij de behandeling van een beroep, kan de beraadslaging en de stemming over dat beroep niet bijwonen.
Art.8. La réunion de la commission est présidée par le président.
  Seuls le président et les membres de la commission ou leurs suppléants ont droit de vote. Ils ont chacun une voix.
  La commission ne peut délibérer et voter valablement que si le président et les deux membres supplémentaires ou leurs suppléants sont présents.
  Quiconque a un intérêt personnel dans le traitement d'un recours ne peut pas assister à la délibération et au vote sur ce recours.
Afdeling 2. - Onderzoeksmiddelen
Section 2. - Moyens d'enquête
Art.9. De commissie kan zich voor technische aangelegenheden laten bijstaan door deskundigen of aan hen de opdracht geven vaststellingen te doen of een technisch advies te verlenen.
  De opdracht voor het deskundigenonderzoek bevat:
  1° de aangestelde deskundige;
  2° alle relevante elementen die nodig zijn om de opdracht te kunnen uitvoeren;
  3° de omschrijving van de opdracht van de deskundige;
  4° de termijn waarin het advies aan de commissie moet worden bezorgd.
  De opdracht wordt elektronisch of met de post bezorgd aan de deskundige die ervoor is aangewezen.
  De termijn waarin het advies aan de commissie wordt bezorgd, bedraagt tien werkdagen. Zodra de commissie het advies heeft ontvangen, wordt dat aan de partijen meegedeeld.
Art.9. La commission peut se faire assister dans des matières techniques par des experts ou leur enjoindre de faire des constats ou de fournir un avis technique.
  La mission pour l'enquête des experts comprend :
  1° l'expert désigné ;
  2° tous les éléments pertinents nécessaires à l'exécution de la mission ;
  3° la description de la mission de l'expert ;
  4° le délai endéans lequel l'avis doit être transmis à la commission.
  La mission est transmise à l'expert y désigné par voie électronique ou par la poste.
  Le délai de transmission de l'avis à la commission est de dix jours ouvrables. L'avis est communiqué aux parties, dès que la commission l'a reçu.
Afdeling 3. - Voorlopige maatregelen
Section 3. - Mesures provisoires
Art.10. De voorlopige maatregel die de voorzitter conform artikel 108 van het decreet van 27 april 2018. in spoedeisende gevallen kan nemen, houdt de voorlopige, volledige of gedeeltelijke toekenning in van een gezinsbijslag of toeslag als vermeld in boek 2 van het decreet van 27 april 2018.
  In het eerste lid wordt verstaan onder spoedeisend geval: de situatie waarbij gevreesd wordt dat, bij gebrek aan een spoedige beslissing, de verzoeker ernstige schade dan wel ernstige ongemakken kan oplopen.
Art.10. La mesure provisoire que le président peut prendre en cas d'urgence, conformément à l'article 108 du décret du 27 avril 2018, implique l'octroi provisoire, total ou partiel d'une allocation familiale ou d'une allocation, telles que visées au livre 2 du décret du 27 avril 2018.
  A l'alinéa premier, on entend par cas d'urgence : la situation dans laquelle on craint qu'en l'absence d'une décision rapide, le requérant puisse subir un préjudice ou des inconvénients graves.
Afdeling 4. - Beroepsprocedure
Section 4. - Procédure de recours
Art.11. § 1. In dit artikel wordt verstaan onder secretariaat: het secretariaat van de commissie, vermeld in artikel 105, § 5, van het decreet van 27 april 2018.
  § 2. De commissie beoordeelt de ontvankelijkheid van het verzoekschrift waarin beroep wordt ingediend tegen de beslissing, vermeld in artikel 104 van het decreet van 27 april 2018, of tegen het uitblijven ervan.
  § 3. Het beroep wordt uiterlijk drie maanden na de kennisgeving van de beslissing of na het uitblijven ervan elektronisch, met de post of door persoonlijke afgifte aan het secretariaat bezorgd.
  § 4. De termijn van drie maanden gaat in vanaf de derde dag na de dag waarop de verzoeker op de hoogte is gebracht van de beslissing of na afloop van de termijn waarin de uitbetalingsactor op basis van het decreet van 27 april 2018 een beslissing had moeten nemen.
  § 5. De termijn van drie maanden wordt gestuit door het instellen van een klacht of een verzoek tot bemiddeling met betrekking tot een beslissing die vatbaar is voor de geschillencommissie in de zin van artikel 104 van het decreet van 27 april 2018 bij de klachten -en bemiddelingsdienst die opgericht is binnen het Vlaamse agentschap voor de Uitbetaling van Toelagen in het kader van het Gezinsbeleid.
  In dit laatste geval rechtvaardigt de verzoeker dit door een attest van de betrokken klachten-en bemiddelingsdienst voor te leggen.
  Indien de klacht of het verzoek tot bemiddeling door de verzoeker wordt ingetrokken, of wanneer de klachtbehandeling of het bemiddelingsverzoek bij gebrek aan vereiste elementen wordt stopgezet, dan stuit dit de verjaring niet.
  § 6. Het verzoekschrift bevat al de volgende elementen:
  1° de voor- en achternaam en het rijksregisternummer van de verzoeker. Als het rijksregisternummer niet beschikbaar is: aanvullend de geboortedatum en het geslacht;
  2° als die gegevens bekend zijn: de voor- en achternaam en het rijksregisternummer van het kind. Als het rijksregisternummer niet beschikbaar is: aanvullend de geboortedatum en het geslacht;
  3° de uitbetalingsactor;
  4° als dat van toepassing is: de beslissing van de uitbetalingsactor waartegen beroep wordt ingesteld;
  5° de motivering van het beroep.
  De elementen, vermeld in het eerste lid, en eventueel aanvullende elementen die de verzoeker of uitbetalingsactor aanreikt, liggen tot de dag voor de behandeling van het beroep ter inzage op het secretariaat.
  § 7. Als uit het onderzoek van de ontvankelijkheid blijkt dat de commissie niet bevoegd is, wordt de verzoeker van de beslissing binnen twee weken na ontvangst van het verzoekschrift, met een aangetekende zending op de hoogte gebracht. De betrokken uitbetalingsactor wordt via elektronische post met ontvangstmelding op de hoogte gebracht.
Art.11. § 1er. Dans le présent article, on entend par secrétariat : le secrétariat de la commission, tel que visé à l'article 105, § 5 du décret du 27 avril 2018.
  § 2. La commission apprécie la recevabilité de la requête dans laquelle un recours est formé contre la décision visée à l'article 104 du décret du 27 avril 2018 ou contre l'absence d'une telle décision.
  § 3. Le recours est transmis par voie électronique, par la poste ou par remise en mains propres au secrétariat dans les trois mois suivant la notification de la décision ou de l'absence d'une décision au plus tard.
  § 4. Le délai de trois mois commence le troisième jour suivant le jour auquel le requérant a été informé de la décision ou après l'expiration du délai dans lequel l'acteur de paiement aurait dû prendre une décision sur la base du décret du 27 avril 2018.
  § 5. Le délai de trois mois est interrompu par le dépôt d'une plainte ou d'une demande de médiation concernant une décision qui rentre dans les compétences de la commission des litiges au sens de l'article 104 du décret du 27 avril 2018 auprès du service des plaintes et de médiation mis en place au sein de la " Vlaamse agentschap voor de Uitbetaling van Toelagen in het kader van het Gezinsbeleid ".
  Dans ce dernier cas, le requérant le justifie par la présentation d'une attestation du service des plaintes et de médiation concerné.
  Si la plainte ou la demande de médiation sont retirées par le requérant, ou si le traitement de la plainte ou la demande de médiation sont arrêtés à défaut des éléments requis, la prescription n'est pas interrompue.
  § 6. La requête doit contient tous les éléments suivants :
  1° les nom et prénom et le numéro de registre national du requérant. Si le numéro de registre national n'est pas disponible : en complément la date de naissance et le sexe ;
  2° si ces données sont connues : le nom et le prénom et le numéro de registre national de l'enfant. Si le numéro de registre national n'est pas disponible : en complément la date de naissance et le sexe ;
  3° l'acteur de paiement ;
  4° si d'application : la décision de l'acteur de paiement contre laquelle un recours est formé ;
  5° la motivation du recours.
  Les éléments visés à l'alinéa premier, ainsi que les éléments éventuellement supplémentaires fournis par le requérant ou l'acteur de paiement, sont disponibles pour inspection au secrétariat jusqu'à la veille du jour de traitement du recours.
  § 7. Si l'examen de la recevabilité révèle que la commission n'est pas compétente, le requérant est informé de la décision par lettre recommandée dans un délai de deux semaines à compter de la réception de la requête. L'acteur de paiement concerné est mis au courant par courrier électronique avec accusé de réception.
Art.12. § 1. Als het verzoekschrift, vermeld in artikel 11, § 2, ontvankelijk is, wordt de verzoeker binnen twee weken na ontvangst van het verzoekschrift, met een aangetekende zending op de hoogte gebracht.
  De kennisgeving, vermeld in het eerste lid, vermeldt:
  1° de plaats en de datum van de hoorzitting;
  2° dat de verzoeker zich tijdens het onderzoek en bij de hoorzitting kan laten bijstaan door een advocaat of zich door een gemachtigde kan laten bijstaan of vertegenwoordigen. In het geval van vertegenwoordiging door een gemachtigde moet hij de machtiging tot vertegenwoordiging vooraf schriftelijk aan de secretaris van de commissie meedelen.
  § 2. De betrokken uitbetalingsactor wordt via elektronische post met ontvangstmelding op de hoogte gebracht van het ingediende beroep.
  De kennisgeving, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende gegevens:
  1° de voor- en achternaam en het rijksregisternummer van de verzoeker. Als het rijksregisternummer niet beschikbaar is: aanvullend de geboortedatum en het geslacht;
  2° als die gegevens bekend zijn: de voor- en achternaam en het rijksregisternummer van het kind. Als het rijksregisternummer niet beschikbaar is: aanvullend de geboortedatum en het geslacht;
  3° de uitbetalingsactor;
  4° als dat van toepassing is: de beslissing van de uitbetalingsactor waartegen beroep wordt ingesteld;
  5° de motivering van het beroep;
  6° de vermelding van de plaats en de datum van de hoorzitting;
  7° de vermelding dat de uitbetalingsactor zich tijdens het onderzoek en bij de hoorzitting kan laten bijstaan door een advocaat of zich door een gemachtigde kan laten vertegenwoordigen. In dat laatste geval moet hij de machtiging tot vertegenwoordiging vooraf schriftelijk aan de secretaris van de commissie meedelen.
Art.12. § 1er. Si la requête visée à l'article 11, § 2 est recevable, le requérant en est informé par lettre recommandée dans un délai de deux semaines à compter de la réception de la requête.
  La notification visée au premier alinéa mentionne :
  1° le lieu et la date de l'audience ;
  2° le fait que pendant l'enquête et à l'audience le requérant peut se faire assister par un avocat ou peut se faire assister ou représenter par une personne mandatée. Dans le cas d'une représentation par une personne mandatée, il est tenu de notifier le mandat de représentation au secrétaire de la commission par écrit au préalable.
  § 2. L'acteur de paiement concerné est informé du recours introduit par courrier électronique avec accusé de réception.
  La notification visée à l'alinéa premier contient toutes les données suivantes :
  1° les nom et prénom et le numéro de registre national du requérant. Si le numéro de registre national n'est pas disponible : en complément la date de naissance et le sexe ;
  2° si ces données sont connues : le prénom et le nom et le numéro de registre national de l'enfant. Si le numéro de registre national n'est pas disponible : en complément la date de naissance et le sexe ;
  3° l'acteur de paiement ;
  4° si d'application : la décision de l'acteur de paiement contre laquelle un recours est formé ;
  5° la motivation du recours ;
  6° la mention du lieu et de la date de l'audience ;
  7° la mention que, pendant l'enquête et à l'audience, l'acteur de paiement peut se faire assister par un avocat ou peut se faire représenter par une personne mandatée. Dans ce dernier cas, il est tenu de notifier l'autorisation de mandat au secrétaire de la commission par écrit au préalable.
Art.13. De commissie hoort de verzoeker als die daarom in zijn verzoekschrift heeft verzocht of op eigen initiatief.
  De commissie hoort de betrokken uitbetalingsactor op eigen initiatief of als die daarom heeft verzocht.
  De partijen kunnen aanvullende elementen neerleggen om hun mondelinge uiteenzetting te staven.
Art.13. La commission entend le requérant si celui-ci en a fait la demande dans sa requête ou de sa propre initiative.
  La commission entend l'acteur de paiement concerné de sa propre initiative ou si ce dernier en a fait la demande.
  Les parties peuvent déposer des éléments supplémentaires à l'appui de leur présentation orale.
Art.14. Als de verzoeker een afbetalingsplan voorstelt aan de commissie, legt de verzoeker een overzicht van zijn actuele schuldenlast en inkomen voor.
  De commissie hoort het standpunt van de uitbetalingsactor over het verzoek om met een afbetalingsplan te werken.
  Nadat beide partijen gehoord zijn en de verzoeker akkoord is gegaan met het concrete afbetalingsplan, kan de commissie dat afbetalingsplan in haar beslissing opnemen.
  Om de solvabiliteit van de verzoeker te controleren, kan de commissie een beroep doen op de sociale inspectie- en begeleidingsdienst, vermeld in artikel 23 van het decreet van 7 juli 2017.
Art.14. Si le requérant propose un plan d'amortissement à la commission, le requérant lui soumet un aperçu de sa dette et de ses revenus courants.
  La commission entend la position de l'acteur de paiement au sujet de la demande d'adopter un plan d'amortissement.
  Après que les deux parties ont été entendues et que le requérant s'est déclaré d'accord avec le plan d'amortissement concret, la commission peut intégrer ce plan d'amortissement dans sa décision.
  Afin de vérifier la solvabilité du requérant, la commission peut faire appel au service d'inspection sociale et d'encadrement, visé à l'article 23 du décret du 7 juillet 2017.
Art.15. Het beroep bij de commissie is kosteloos.
  In afwijking van het eerste lid is de verzoeker ertoe gehouden de kosten te betalen als de commissie oordeelt dat het beroep tergend en roekeloos is ingesteld.
  De voorzitter en de leden van de commissie beslissen bij meerderheid over het tergende en roekeloze karakter van het beroep. De kosten die de verzoeker in dat geval moet betalen, bedragen maximaal de presentiegelden en de reiskosten die gemaakt zijn voor de zitting.
Art.15. Le recours devant la commission est gratuit.
  Par dérogation à l'alinéa premier, le requérant est tenu de payer les frais si la commission juge que le recours a été formé de manière téméraire et vexatoire.
  Le président et les membres de la commission décident à la majorité sur le caractère téméraire et vexatoire du recours. Les frais à payer par le requérant dans ce cas s'élèvent au maximum au montant des jetons de présence et des frais de déplacement occasionnés pour l'audience.
Afdeling 5. - Wraking
Section 5. - Récusation
Art.16. Wraking van een lid van de commissie door een partij kan alleen op grond van feiten of omstandigheden die een onpartijdig oordeel van dat lid zouden bemoeilijken.
  De voorzitter, een lid van de commissie of zijn plaatsvervanger kan worden gewraakt om een van de volgende redenen:
  1° als een lid of zijn echtgenoot bloed- of aanverwant van de partijen in de rechte lijn is, of in de zijlijn tot in de vierde graad, of als een lid bloed- of aanverwant in de voormelde graad is van de echtgenoot van een van de partijen;
  2° als een lid wettelijk of feitelijk samenwoont met een van de partijen;
  3° als een lid op persoonlijke titel een schuldeiser of schuldenaar is van een van de partijen;
  4° als een procedure is gevoerd tussen een lid en een van de partijen, of hun echtgenoten, bloed- of aanverwanten in de rechte lijn;
  5° als er een burgerlijk geding hangende is tussen een lid, zijn echtgenoot of echtgenote, hun bloedverwanten in de opgaande en de neerdalende lijn of hun aanverwanten in dezelfde lijn, dan wel in voorkomend geval zijn wettelijke of feitelijke samenwonende partner en een van de partijen, en dat geding, als het door de partij is ingesteld, begonnen is vóór het geding waarin de wraking wordt voorgedragen, ook als dat geding binnen zes maanden vóór de wraking is afgehandeld;
  6° als een lid als getuige is opgetreden in een zaak van een van de partijen;
  7° als tussen het lid en een van de partijen een hoge graad van vijandschap bestaat;
  8° als er aanrandingen of mondelinge of schriftelijke beledigingen of bedreigingen hebben plaatsgevonden, in deze laatste twee gevallen sinds de aanleg van het geding of binnen zes maanden vóór de voordracht van de wraking.
  Als een lid weet dat er een reden van wraking tegen hem bestaat, onthoudt dat lid zich van de zaak.
  Als een van de partijen evenwel beweert dat de verrichting spoedeisend is en dat vertraging gevaar oplevert, kan die partij aan de voorzitter vragen de zaak alsnog op de vastgelegde hoorzitting te brengen. De secretaris brengt de partijen daarvan schriftelijk op de hoogte.
Art.16. Un membre de la commission ne peut être récusé par une partie que sur la base de faits ou de circonstances qui compromettraient le jugement impartial de ce membre.
  Le président, un membre de la commission ou son suppléant peut être récusé pour l'une des raisons suivantes :
  1° s'il y a parenté ou alliance en ligne directe ou en ligne collatérale, jusqu'au quatrième degré entre un membre ou son conjoint et les parties ou s'il y a parenté ou alliance dans le degré susmentionné entre le membre et le conjoint d'une des parties ;
  2° si un membre vit en cohabitation légale ou en cohabitation de fait avec une des parties ;
  3° si un membre est, à titre personnel, créancier ou débiteur d'une des parties ;
  4° si une procédure a été engagée entre un membre et une des parties, ou leurs conjoints, parents ou alliés en ligne directe ;
  5° s'il y a procès civil entre un membre, son conjoint ou sa conjointe, leurs ascendants et descendants, ou alliés dans la même ligne, ou, le cas échéant son partenaire cohabitant légalement ou de fait et une des parties, et que ce procès, s'il a été intenté par la partie, l'ait été avant l'instance dans laquelle la récusation est proposée, même si ce procès a été terminé dans les six mois précédant la récusation ;
  6° si un membre a déposé comme témoin dans une affaire d'une des parties ;
  7° s'il y a inimitié capitale entre le membre et une des parties ;
  8° s'il y a eu des agressions ou des insultes ou des menaces verbales ou écrites, dans les deux derniers cas depuis l'instance, ou dans les six mois précédant la récusation proposée.
  Si un membre sait cause de récusation en sa personne, il est tenu de s'abstenir.
  Si, néanmoins, une des parties prétend que l'opération est urgente et qu'il y a péril dans le retard, elle peut demander au président que l'affaire soit portée à l'audience fixée. Le secrétaire en informe les parties par écrit.
Art.17. De persoon die een wraking wil voordragen, doet dat vóór de aanvang van de hoorzitting, tenzij de reden van wraking later is ontstaan.
Art.17. La personne qui veut récuser doit le faire avant le commencement de l'audience, à moins que les causes de la récusation ne soient survenues postérieurement.
Art.18. De wraking wordt met een brief, elektronisch of door persoonlijke afgifte aan de secretaris bezorgd.
Art.18. La récusation est transmise au secrétaire par lettre, par voie électronique ou par remise en mains propres.
Art.19. De secretaris bezorgt het document waarin de wraking is opgenomen, binnen vierentwintig uur elektronisch aan het gewraakte lid.
Art.19. Le secrétaire remet le document dans lequel la récusation a été intégrée, au membre récusé dans les vingt-quatre heures.
Art.20. Binnen twee werkdagen nadat hij de wraking heeft ontvangen, deelt het gewraakte lid de secretaris schriftelijk mee of hij in de wraking berust of weigert erin te berusten. De reden van de weigering wordt meegedeeld.
Art.20. Le membre récusé informe le secrétaire par écrit s'il acquiesce à la récusation ou s'il refuse de s'y acquiescer, dans les deux jours de la réception de la récusation. La raison du refus est communiquée.
Art.21. Binnen drie werkdagen na het antwoord van het lid dat weigert in de wraking te berusten, of bij gebrek aan een antwoord binnen die termijn stuurt de secretaris de akte van wraking en de verklaring van het lid, als er een is, naar de leidend ambtenaar van [1 het agentschap Opgroeien regie]1.
  De leidend ambtenaar van [1 het agentschap Opgroeien regie]1 doet binnen acht werkdagen definitief uitspraak over de wraking.
  Als de wrakende partij van de wrakingsgronden geen schriftelijk bewijs of geen begin van bewijs levert, kan de leidend ambtenaar van [1 het agentschap Opgroeien regie]1 de wraking verwerpen op eenvoudige verklaring van het lid.
  Als het gewraakte lid de feiten waarop zijn wraking gegrond is, erkent of als de feiten bewezen worden, krijgt hij het bevel zich van de zaak te onthouden.
  Binnen vierentwintig uur na de beslissing stelt de secretaris de betrokken partijen schriftelijk daarvan op de hoogte.
  
Art.21. Dans les trois jours ouvrables de la réponse du membre qui refuse de s'acquiescer à la récusation, ou à défaut de réponse dans ce délai, le secrétaire envoie l'acte de récusation et la déclaration du membre, s'il y en a une, au fonctionnaire dirigeant de [1 l'agence Grandir régie]1.
  La récusation est jugée définitivement dans les huit jours ouvrables par le fonctionnaire dirigeant de [1 l'agence Grandir régie]1.
  Si la partie récusante n'apporte preuve par écrit ou commencement de preuve des causes de la récusation, le fonctionnaire dirigeant de [1 l'agence Grandir régie]1 peut rejeter la récusation sur la simple déclaration du membre.
  Si le membre récusé convient des faits qui ont motivé sa récusation, ou si ces faits sont prouvés, il est ordonné qu'il s'abstiendra.
  Le secrétaire en informe les parties concernées par écrit dans les vingt-quatre heures après la décision.
  
HOOFDSTUK 4. - Beslissing van de commissie
CHAPITRE 4. - Décision de la commission
Art.22. De commissie brengt de betrokken partijen op de hoogte van haar beslissing met een aangetekende zending of via elektronische post met ontvangstmelding.
  De commissie stelt haar beslissing op in een begrijpelijke taal die voor iedereen toegankelijk is, en vermeldt dat binnen drie maanden na de kennisgeving van de beslissing bij de bevoegde rechtbank, waarvan ze de concrete contactgegevens opgeeft, een beroep ingesteld kan worden.
  De termijn van drie maanden om beroep in te stellen bij de bevoegde rechtbank, gaat in vanaf de derde dag na de dag waarop de partij op de hoogte is gebracht van de beslissing, vermeld in artikel 22, eerste lid.
Art.22. La commission notifie sa décision aux parties concernées par envoi recommandé ou par voie électronique avec accusé de réception.
  La commission rédige sa décision dans une langue compréhensible, accessible à tous et mentionne qu'un recours peut être formé devant le tribunal compétent, dont elle transmet les données de contact concrètes dans les trois mois de la notification de la décision.
  Le délai de trois mois pour former un recours auprès du tribunal compétent, prend cours le troisième jour après le jour auquel la partie a été mise au courant de la décision, visée à l'article 22, alinéa premier.
Art.23. Tegen de voorlopige maatregel, vermeld in artikel 108 van het decreet van 27 april 2018, kan pas samen met de eindbeslissing beroep worden ingesteld bij de bevoegde rechtbank.
Art.23. Il ne peut être formé un recours devant le tribunal compétent contre la mesure provisoire, visée à l'article 108 du décret du 27 avril 2018, qu'ensemble avec la décision finale.
HOOFDSTUK 5. - Verwerking van persoonsgegevens
CHAPITRE 5. - Traitement de données personnelles
Art.24. De commissie kan de in artikel 7, § 2, van het decreet van 27 april 2018 vermelde categorieën persoonsgegevens verwerken die noodzakelijk zijn voor de behandeling van het beroep van de verzoeker. De commissie kan daarvoor de noodzakelijke persoonsgegevens opvragen bij de betrokken uitbetalingsactor.
Art.24. La commission peut traiter les catégories de données personnelles visées à l'article 7, § 2, du décret du 27 avril 2018, qui sont nécessaires au traitement du recours du requérant. La commission peut demander les données personnelles nécessaires à cette fin auprès de l'acteur de paiement concerné.
HOOFDSTUK 6. - Slotbepaling
CHAPITRE 6. - Disposition finale
Art.25. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.
Art.25. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er janvier 2019.
Art. 26. De Vlaamse minister, bevoegd voor de gezinsbijslagen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 26. Le ministre flamand, qui a les allocations familiales dans ses attributions, est chargé de l'exécution du présent arrêté.