Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op alle erkende academies van het deeltijds kunstonderwijs.
In afwijking van het eerste lid zijn artikel 3 tot en met 33, artikel 35, 39, 40, 44, 45, artikel 52 tot en met 58 en artikel 63 tot en met 67 niet van toepassing op de Koninklijke Beiaardschool Jef Denyn in Mechelen.
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
4 MEI 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het opleidingsaanbod, de organisatie, de personeelsformatie, de inning van het inschrijvingsgeld en de certificering van het deeltijds kunstonderwijs(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-08-2018 en tekstbijwerking tot 02-10-2025)
Titre
4 MAI 2018. - Arrêté du Gouvernement flamand relatif à l'offre de formation, à l'organisation, au cadre du personnel, à la perception des droits d'inscription et à la certification de l'enseignement artistique à temps partiel(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 28-08-2018 et mise à jour au 02-10-2025)
Informations sur le document
Numac: 2018040434
Datum: 2018-05-04
Info du document
Numac: 2018040434
Date: 2018-05-04
Table des matières
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
HOOFDSTUK 2. - Indeling van het opleidingsaanbo...
Afdeling 1. - Opties en vakken in het domein be...
Onderafdeling 1. - Opties
Onderafdeling 2. - Vakken
Afdeling 2. - Opties en vakken in het domein dans
Onderafdeling 1. - Opties
Onderafdeling 2. - Vakken
Afdeling 3. - Opties en vakken in het domein wo...
Onderafdeling 1. - Opties
Onderafdeling 2. - Vakken
Afdeling 4. - Opties, vakken en muziekinstrumen...
Onderafdeling 1. - Opties
Onderafdeling 2. - Vakken
Onderafdeling 3. - Muziekinstrumenten
Afdeling 5. - De optie domeinoverschrijdende in...
HOOFDSTUK 3. - Organisatie van het onderwijs
Afdeling 1. - Lessenroosters in langlopende en ...
Afdeling 2. - Beeldende en audiovisuele kunsten
Afdeling 3. - Dans
Afdeling 4. - Woordkunst-drama
Afdeling 5. - Muziek
Afdeling 6. - Leeractiviteiten op maat
Afdeling 7. - Organisatie van het schooljaar en...
HOOFDSTUK 4. - Rechten en plichten van leerlingen
Afdeling 1. - Toegang tot een opleiding
Afdeling 2. - Volgen van een opleiding
Onderafdeling 1. - Indeling in klasgroepen
Onderafdeling 2. - Vrijstelling van een vak
Onderafdeling 3. - Les volgen in verschillende ...
Onderafdeling 4. [1 Les volgen in een alternati...
Onderafdeling 5. [1 Veranderen van opleiding in...
Onderafdeling 6. [1 - Aan- en afwezigheden]1
Afdeling 3. - Certificering
HOOFDSTUK 5. - Personeelsformatie
Afdeling 1. - Bestuurs- en onderwijzend personeel
Afdeling 2. - Aanwerven van voordrachtgevers
Afdeling 3. - Leeractiviteiten op maat
Afdeling 4. - Ondersteunend personeel en opvoed...
Afdeling 5. [1 - Academie-overschrijdende exper...
HOOFDSTUK 6. - Inschrijvingsgeld
Afdeling 1. - Bewijsstukken recht op verminderd...
Afdeling 2. - Betalingsmodaliteiten en -termijn...
HOOFDSTUK 7. - Erkenningsaanvragen, programmati...
Afdeling 1. - Erkennings- en programmatieaanvraag
Afdeling 2. - Onderwijsbevoegdheid
HOOFDSTUK 8. - Terugvorderingen en sancties
HOOFDSTUK 9. - Wijzigingsbepalingen
HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Afdeling 1. - Opheffingsbepalingen
Afdeling 2. - Overgangsbepalingen
Afdeling 3. - Inwerkingtreding
BIJLAGEN.
Table des matières
CHAPITRE 1er. - Dispositions introductives
CHAPITRE 2. - Classification de l'offre de form...
Section 1re. - Options et cours dans le domaine...
Sous-Section 1re. - Options
Sous-Section 2. - Cours
Section 2. - Options et cours dans le domaine d...
Sous-Section 1re. - Options
Sous-Section 2. - Cours
Section 3. - Options et cours dans le domaine d...
Sous-Section 1re. - Options
Sous-Section 2. - Cours
Section 4. - Options, cours et instruments de m...
Sous-Section 1re. - Options
Sous-Section 2. - Cours
Sous-Section 3. - Instruments de musique
Section 5. - L'option formation d'initiation tr...
CHAPITRE 3. - Organisation de l'enseignement
Section 1re. - Horaires des cours dans les orie...
Section 2. - Arts plastiques et audiovisuels
Section 3. - Danse
Section 4. - Arts de la parole-théâtre
Section 5. - Musique
Section 6. - Activités d'apprentissage sur mesure
Section 7. - Organisation de l'année scolaire e...
CHAPITRE 4. - Droits et obligations des élèves
Section 1re. - Accès à une formation
Section 2. - Participer à une formation
Sous-Section 1re. - Répartition en groupes de c...
Sous-Section 2. - Dispense d'un cours
Sous-Section 3. - Suivre des cours dans différe...
Sous-Section 4. [1 Suivre des cours dans un con...
Sous-Section 5. [1 Changer de formation pendant...
Sous-section 6. [1 - Présences et absences]1
Section 3. - Certification
CHAPITRE 5. - Cadre du personnel
Section 1re. - Le personnel directeur et enseig...
Section 2. - Recrutement de conférenciers
Section 3. - Activités d'apprentissage sur mesure
Section 4. - Personnel d'appui et personnel aux...
Section 5. [1 - Echange interacadémique d'exper...
CHAPITRE 6. - Droits d'inscription
Section 1re. - Pièces justificatives donnant dr...
Section 2. - Modalités et délais de paiement po...
CHAPITRE 7. - Demandes d'agrément, demandes de ...
Section 1re. - Demande d'agrément et de program...
Section 2. - Compétence d'enseignement
CHAPITRE 8. - Recouvrements et sanctions
CHAPITRE 9. - Dispositions modificatives
CHAPITRE 10. - Dispositions finales
Section 1re. - Dispositions abrogatoires
Section 2. - Dispositions transitoires
Section 3. - Entrée en vigueur
ANNEXES.
Tekst (131)
Texte (131)
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
CHAPITRE 1er. - Dispositions introductives
Article 1er. Le présent arrêté s'applique aux académies agréées de l'enseignement artistique à temps partiel.
Par dérogation à l'alinéa 1er, les article s 3 à 33, 35, 39, 40, 44, 44, 45, 52 à 58 et 63 à 67 ne s'appliquent pas à la Koninklijke Beiaardschool Jef Denyn à Mechelen.
Par dérogation à l'alinéa 1er, les article s 3 à 33, 35, 39, 40, 44, 44, 45, 52 à 58 et 63 à 67 ne s'appliquent pas à la Koninklijke Beiaardschool Jef Denyn à Mechelen.
Art.2. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° algemeen vak: een vak dat de kunstvakken voedt, verdiept, verbreedt en omkadert, met een brede beschouwende en kritische focus;
2° decreet van 9 maart 2018: het decreet betreffende het deeltijds kunstonderwijs van 9 maart 2018;
3° elektronisch: een elektronische verwerking van gegevens die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2281 van het Burgerlijk Wetboek van 21 maart 1804 en bovendien een bewijs oplevert van deze verwerking, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens;
4° [1 4° facultatief vak: een vak dat een leerling op vrijwillige basis volgt naast de verplichte vakken en de keuzevakken, na akkoord van de directeur]1;
5° [1 5° keuzevak: een vak van het lessenrooster dat de academie kiest uit een lijst van mogelijke vakken voor een opleiding]1;
6° [1 leerling: een regelmatige leerling als vermeld in artikel 3 54° van het decreet van 9 maart 2018]1;
[1 7° lessenrooster: een schema van de vakken die de leerlingen moeten volgen in de verschillende leerjaren van een opleiding en de wekelijkse lestijden die aan elk van de vakken besteed worden;
8° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs;
9° verplicht vak: een vak van het lessenrooster van een opleiding dat dit besluit oplegt, zoals bepaald in artikel 17 tot en met 21.]1
1° algemeen vak: een vak dat de kunstvakken voedt, verdiept, verbreedt en omkadert, met een brede beschouwende en kritische focus;
2° decreet van 9 maart 2018: het decreet betreffende het deeltijds kunstonderwijs van 9 maart 2018;
3° elektronisch: een elektronische verwerking van gegevens die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2281 van het Burgerlijk Wetboek van 21 maart 1804 en bovendien een bewijs oplevert van deze verwerking, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens;
4° [1 4° facultatief vak: een vak dat een leerling op vrijwillige basis volgt naast de verplichte vakken en de keuzevakken, na akkoord van de directeur]1;
5° [1 5° keuzevak: een vak van het lessenrooster dat de academie kiest uit een lijst van mogelijke vakken voor een opleiding]1;
6° [1 leerling: een regelmatige leerling als vermeld in artikel 3 54° van het decreet van 9 maart 2018]1;
[1 7° lessenrooster: een schema van de vakken die de leerlingen moeten volgen in de verschillende leerjaren van een opleiding en de wekelijkse lestijden die aan elk van de vakken besteed worden;
8° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs;
9° verplicht vak: een vak van het lessenrooster van een opleiding dat dit besluit oplegt, zoals bepaald in artikel 17 tot en met 21.]1
Modifications
Art.2. Dans le présent arrêté, on entend par :
1° cours général : un cours qui nourrit, approfondit, élargit et encadre les cours artistiques, avec une focalisation large, contemplative et critique ;
2° décret du 9 mars 2018: le décret du 9 mars 2018 relatif à l'enseignement artistique à temps partiel ;
3° électronique : le traitement électronique des données qui satisfait aux conditions de l'article 2281 du Code civil du 21 mars 1804 et en outre fournit la preuve de ce traitement, du moment où il a été effectué et de l'authenticité et de l'intégrité des données traitées ;
4°[1 cours facultatif : un cours qu'un élève suit sur une base volontaire en plus des cours obligatoires et des cours au choix, avec l'accord du directeur ]1;
5° [1 cours au choix : un cours de l'horaire que l'académie choisit parmi une liste de cours possibles pour une formation ]1;
6° [1 élève : un élève régulier tel que visé à l'article 3, 54° du décret du 9 mars 2018 ]1;
[1 7° horaire des cours : un schéma des cours à suivre par les élèves dans les différentes années d'une formation et les périodes de cours hebdomadaires consacrées à chacun des cours ;]1
[ 8° 1 Ministre: le Ministre flamand chargé de l'enseignement ;]1
[1 9° cours obligatoire : un cours de l'horaire des cours d'une formation imposé par le présent arrêté, tel que prévu aux articles 17 à 21 inclus.]1
1° cours général : un cours qui nourrit, approfondit, élargit et encadre les cours artistiques, avec une focalisation large, contemplative et critique ;
2° décret du 9 mars 2018: le décret du 9 mars 2018 relatif à l'enseignement artistique à temps partiel ;
3° électronique : le traitement électronique des données qui satisfait aux conditions de l'article 2281 du Code civil du 21 mars 1804 et en outre fournit la preuve de ce traitement, du moment où il a été effectué et de l'authenticité et de l'intégrité des données traitées ;
4°[1 cours facultatif : un cours qu'un élève suit sur une base volontaire en plus des cours obligatoires et des cours au choix, avec l'accord du directeur ]1;
5° [1 cours au choix : un cours de l'horaire que l'académie choisit parmi une liste de cours possibles pour une formation ]1;
6° [1 élève : un élève régulier tel que visé à l'article 3, 54° du décret du 9 mars 2018 ]1;
[1 7° horaire des cours : un schéma des cours à suivre par les élèves dans les différentes années d'une formation et les périodes de cours hebdomadaires consacrées à chacun des cours ;]1
[ 8° 1 Ministre: le Ministre flamand chargé de l'enseignement ;]1
[1 9° cours obligatoire : un cours de l'horaire des cours d'une formation imposé par le présent arrêté, tel que prévu aux articles 17 à 21 inclus.]1
Modifications
HOOFDSTUK 2. - Indeling van het opleidingsaanbod in opties en vakken
CHAPITRE 2. - Classification de l'offre de formation en options et cours
Afdeling 1. - Opties en vakken in het domein beeldende en audiovisuele kunsten
Section 1re. - Options et cours dans le domaine arts plastiques et audiovisuels
Onderafdeling 1. - Opties
Sous-Section 1re. - Options
Art.3. In het domein beeldende en audiovisuele kunsten kunnen de volgende opties georganiseerd worden:
1° in de eerste graad: beeldatelier;
2° in de tweede graad:
a) audiovisueel atelier;
b) beeldatelier;
3° in de derde graad:
a) architectuuratelier;
b) audiovisueel atelier;
c) beeldatelier;
d) beeldverhaalatelier;
e) digitaal beeldatelier;
f) [1 graffiti/ street art]1;
g) [1 initiatieatelier;]1;
[1 h) textielatelier;]1
4° in de studierichting beeldend kunstenaar in de vierde graad:
a) beeldende en audiovisuele kunsten;
b) beeldhouwen en ruimtelijke kunst;
c) cross-over-project;
d) digitale beeldende kunst;
e) glasschilderkunst;
f) grafiekkunst;
g [1 graffiti/street art]1;
h) [1 interactieve media]1;
i) [1 keramiek]1;
j) [1 levend model]1;
k) [1 projectatelier]1;
l) [1 schilderkunst]1;
m) [1 tekenkunst]1;
[1 n) textiele kunst;]1
5° in de studierichting cineast in de vierde graad:
a) animatiefilm;
b) video- en filmkunst;
6° in de studierichting fotograaf in de vierde graad: fotokunst;
7° in de studierichting juweelontwerper/goudsmid in de vierde graad: juweelontwerp/edelmetaal;
8° in de studierichting kantwerker in de vierde graad: kantwerk;
9° in de studierichting ontwerper in de vierde graad:
a) architecturaal ontwerp;
b) grafisch ontwerp en illustratie;
c) interieurontwerp;
d) kunstambacht: boekkunst (boekbinden);
e) kunstambacht: glas-in-lood;
f) kunstambacht: glaskunst;
g) kunstambacht: hout-meubel;
h) kunstambacht: mozaïek;
i) kunstambacht: papier;
j) kunstambacht: polychromie;
k) kunstambacht: schilderen-fresco's;
l) kunstambacht: steen-beeld;
m) kunstambacht: textiel;
n) modeontwerp;
o) [1 ontwerpschetsen]1;
p) [1 productontwerp]1;
q) [1 scenografie]1;
r) [1 schoenontwerp]1;
s) [1 sounddesign]1;
[1 t) weefontwerp;]1
10° in de studierichting restauratievakman meubel in de vierde graad: meubelrestauratie;
11° in de studierichting siersmid/kunstsmid in de vierde graad: smeedwerk;
12° in de kortlopende studierichting beeldende en audiovisuele cultuur:
a) beeldende en audiovisuele cultuur;
b) recensent beeldende en audiovisuele kunsten;
13° in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten: alle opties, vermeld in punt 4° tot en met 11°.
1° in de eerste graad: beeldatelier;
2° in de tweede graad:
a) audiovisueel atelier;
b) beeldatelier;
3° in de derde graad:
a) architectuuratelier;
b) audiovisueel atelier;
c) beeldatelier;
d) beeldverhaalatelier;
e) digitaal beeldatelier;
f) [1 graffiti/ street art]1;
g) [1 initiatieatelier;]1;
[1 h) textielatelier;]1
4° in de studierichting beeldend kunstenaar in de vierde graad:
a) beeldende en audiovisuele kunsten;
b) beeldhouwen en ruimtelijke kunst;
c) cross-over-project;
d) digitale beeldende kunst;
e) glasschilderkunst;
f) grafiekkunst;
g [1 graffiti/street art]1;
h) [1 interactieve media]1;
i) [1 keramiek]1;
j) [1 levend model]1;
k) [1 projectatelier]1;
l) [1 schilderkunst]1;
m) [1 tekenkunst]1;
[1 n) textiele kunst;]1
5° in de studierichting cineast in de vierde graad:
a) animatiefilm;
b) video- en filmkunst;
6° in de studierichting fotograaf in de vierde graad: fotokunst;
7° in de studierichting juweelontwerper/goudsmid in de vierde graad: juweelontwerp/edelmetaal;
8° in de studierichting kantwerker in de vierde graad: kantwerk;
9° in de studierichting ontwerper in de vierde graad:
a) architecturaal ontwerp;
b) grafisch ontwerp en illustratie;
c) interieurontwerp;
d) kunstambacht: boekkunst (boekbinden);
e) kunstambacht: glas-in-lood;
f) kunstambacht: glaskunst;
g) kunstambacht: hout-meubel;
h) kunstambacht: mozaïek;
i) kunstambacht: papier;
j) kunstambacht: polychromie;
k) kunstambacht: schilderen-fresco's;
l) kunstambacht: steen-beeld;
m) kunstambacht: textiel;
n) modeontwerp;
o) [1 ontwerpschetsen]1;
p) [1 productontwerp]1;
q) [1 scenografie]1;
r) [1 schoenontwerp]1;
s) [1 sounddesign]1;
[1 t) weefontwerp;]1
10° in de studierichting restauratievakman meubel in de vierde graad: meubelrestauratie;
11° in de studierichting siersmid/kunstsmid in de vierde graad: smeedwerk;
12° in de kortlopende studierichting beeldende en audiovisuele cultuur:
a) beeldende en audiovisuele cultuur;
b) recensent beeldende en audiovisuele kunsten;
13° in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten: alle opties, vermeld in punt 4° tot en met 11°.
Modifications
Art.3. Dans le domaine arts plastiques et audiovisuels, les options suivantes peuvent être organisées :
1° au premier degré: atelier image ;
2° au deuxième degré :
a) atelier audiovisuel ;
b) atelier image;
3° au troisième degré :
a) atelier d'architecture;
b) atelier audiovisuel ;
c) atelier image ;
d) atelier bande dessinée ;
e) atelier image numérique ;
f) [1 graffitis/street art ]1;
g) [1 atelier d'initiation ]1;
[1 h) atelier textile ; ]1
4° dans l'orientation d'études artiste plasticien au quatrième degré :
a) arts plastiques et audiovisuels ;
b) sculpture et art spatial ;
c) projet cross-over ;
d) arts plastiques numériques ;
e) peinture sur verre ;
f) l'art du graphisme ;
g) [1 graffitis/street art ]1;
h) [1 médias interactifs ]1;
i) [1 céramique ; ]1
j) [1 modèle vivant ;]1
k) [1 atelier de projet ;]1
l) [1 peinture ;]1
m) [ 1 dessin ; ]1
[1 n art textile];-1
5° dans l'orientation d'études cinéaste au quatrième degré :
a) film d'animation ;
b) art vidéo et cinématographique ;
6° dans l'orientation d'études photographe au quatrième degré : art photographique ;
7° dans l'orientation d'études créateur de bijoux/orfèvre au quatrième degré : création de bijoux-orfèvrerie ;
8° dans l'orientation d'études dentellier au quatrième degré : dentellerie ;
9° dans l'orientation d'études créateur au quatrième degré :
a) conception architecturale ;
b) conception graphique et illustration ;
c) conception intérieure ;
d) métier d'art: art du livre (reliure) ;
e) métier d'art: verre en plomb ;
f) métier d'art: art du verre ;
g) métier d'art: bois-meuble ;
h) métier d'art: mosaïque ;
i) métier d'art: papier ;
j) métier d'art: polychromie ;
k) métier d'art: peinture-fresques ;
l) métier d'art: pierre-sculpture ;
m) métier d'art: textile ;
n) dessin de mode ;
o) [1 croquis ]1;
p) [1 conception de produits]1 ;
q) [1 scénographie ]1 ;
r) [1 conception de chaussures ]1 ;
s)[1 la conception sonore ]1 ;
[1 t) conception du tissage ; ]1
10° dans l'orientation d'études artisan restaurateur de meubles au quatrième degré : restauration de meubles ;
11° dans l'orientation d'études spécialiste du fer forgé/ferronnier d'art au quatrième degré : ferronnerie ;
12° dans l'orientation d'études de courte durée culture plastique et audiovisuelle :
a) culture plastique et audiovisuelle ;
b) critique d'arts plastiques et audiovisuels ;
13° dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts plastiques et audiovisuels : toutes les options, visées aux points 4° à 11°.
1° au premier degré: atelier image ;
2° au deuxième degré :
a) atelier audiovisuel ;
b) atelier image;
3° au troisième degré :
a) atelier d'architecture;
b) atelier audiovisuel ;
c) atelier image ;
d) atelier bande dessinée ;
e) atelier image numérique ;
f) [1 graffitis/street art ]1;
g) [1 atelier d'initiation ]1;
[1 h) atelier textile ; ]1
4° dans l'orientation d'études artiste plasticien au quatrième degré :
a) arts plastiques et audiovisuels ;
b) sculpture et art spatial ;
c) projet cross-over ;
d) arts plastiques numériques ;
e) peinture sur verre ;
f) l'art du graphisme ;
g) [1 graffitis/street art ]1;
h) [1 médias interactifs ]1;
i) [1 céramique ; ]1
j) [1 modèle vivant ;]1
k) [1 atelier de projet ;]1
l) [1 peinture ;]1
m) [ 1 dessin ; ]1
[1 n art textile];-1
5° dans l'orientation d'études cinéaste au quatrième degré :
a) film d'animation ;
b) art vidéo et cinématographique ;
6° dans l'orientation d'études photographe au quatrième degré : art photographique ;
7° dans l'orientation d'études créateur de bijoux/orfèvre au quatrième degré : création de bijoux-orfèvrerie ;
8° dans l'orientation d'études dentellier au quatrième degré : dentellerie ;
9° dans l'orientation d'études créateur au quatrième degré :
a) conception architecturale ;
b) conception graphique et illustration ;
c) conception intérieure ;
d) métier d'art: art du livre (reliure) ;
e) métier d'art: verre en plomb ;
f) métier d'art: art du verre ;
g) métier d'art: bois-meuble ;
h) métier d'art: mosaïque ;
i) métier d'art: papier ;
j) métier d'art: polychromie ;
k) métier d'art: peinture-fresques ;
l) métier d'art: pierre-sculpture ;
m) métier d'art: textile ;
n) dessin de mode ;
o) [1 croquis ]1;
p) [1 conception de produits]1 ;
q) [1 scénographie ]1 ;
r) [1 conception de chaussures ]1 ;
s)[1 la conception sonore ]1 ;
[1 t) conception du tissage ; ]1
10° dans l'orientation d'études artisan restaurateur de meubles au quatrième degré : restauration de meubles ;
11° dans l'orientation d'études spécialiste du fer forgé/ferronnier d'art au quatrième degré : ferronnerie ;
12° dans l'orientation d'études de courte durée culture plastique et audiovisuelle :
a) culture plastique et audiovisuelle ;
b) critique d'arts plastiques et audiovisuels ;
13° dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts plastiques et audiovisuels : toutes les options, visées aux points 4° à 11°.
Modifications
Onderafdeling 2. - Vakken
Sous-Section 2. - Cours
Art.4. In het domein beeldende en audiovisuele kunsten kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° in de eerste graad:
a) audiovisueel atelier;
b) beeldatelier;
2° in de tweede graad:
a) audiovisueel atelier;
b) beeldatelier;
3° in de derde graad:
a) architectuuratelier;
b) audiovisueel atelier;
c) beeldatelier;
d) beeldverhaalatelier;
e) digitaal beeldatelier;
f) digitale beeldverwerking;
g) [1 graffiti/street artatelier]1;
h) [1 initiatieatelier;]1;
i) [1 kunstinitiatie]1;
j) [1 textielatelier]1;
k) [1 waarnemingstekenen]1;
[1 l) wetenschappelijk tekenen;]1
4° in de studierichting beeldend kunstenaar in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) specifiek artistiek atelier: beeldende en audiovisuele kunsten;
h) specifiek artistiek atelier: beeldhouwen en ruimtelijke kunst;
i) specifiek artistiek atelier: digitale beeldende kunst;
j) specifiek artistiek atelier: glasschilderkunst;
k) specifiek artistiek atelier: interactieve media;
l) specifiek artistiek atelier: keramiek;
m) specifiek artistiek atelier: levend model;
n) specifiek artistiek atelier: projectatelier;
o) specifiek artistiek atelier: schilderkunst;
p) specifiek artistiek atelier: tekenkunst;
q) specifiek artistiek atelier: textiele kunst;
r) specifiek artistiek atelier: grafiekkunst;
s) [1 s) specifiek artistiek atelier: graffiti/street art]1;
t) [1 waarnemingstekenen]1;
[1 u) wetenschappelijk tekenen;]1
5° in de studierichting cineast in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) specifiek artistiek atelier: animatiefilm;
h) specifiek artistiek atelier: video- en filmkunst;
i) waarnemingstekenen;
j) wetenschappelijk tekenen;
6° in de studierichting fotograaf in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) specifiek artistiek atelier: fotokunst;
h) waarnemingstekenen;
i) wetenschappelijk tekenen;
7° in de studierichting juweelontwerper/goudsmid in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) specifiek artistiek atelier: juweelontwerp/edelmetaal;
h) waarnemingstekenen;
i) wetenschappelijk tekenen;
8° in de studierichting kantwerker in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) specifiek artistiek atelier: kantwerk;
h) waarnemingstekenen;
i) wetenschappelijk tekenen;
9° in de studierichting ontwerper in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) scenografie;
h) specifiek artistiek atelier: architecturaal ontwerp;
i) specifiek artistiek atelier: grafisch ontwerp en illustratie;
j) specifiek artistiek atelier: interieurontwerp;
k) specifiek artistiek atelier: modeontwerp;
l) specifiek artistiek atelier: productontwerp;
m) specifiek artistiek atelier: schoenontwerp;
n) specifiek artistiek atelier: sounddesign;
o) specifiek artistiek atelier: weefontwerp;
p) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: boekkunst (boekbinden);
q) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: glas-in-lood;
r) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: glaskunst;
s) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: hout-meubel;
t) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: mozaïek;
u) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: papier;
v) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: polychromie;
w) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: schilderen-fresco's;
x) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: steen-beeld;
y) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: textiel;
z) waarnemingstekenen;
aa) wetenschappelijk tekenen;
10° in de studierichting restauratievakman meubel in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) specifiek artistiek atelier: meubelrestauratie;
h) waarnemingstekenen;
i) wetenschappelijk tekenen;
11° in de studierichting siersmid/kunstsmid in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) specifiek artistiek atelier: smeedwerk;
h) waarnemingstekenen;
i) wetenschappelijk tekenen;
12° in de kortlopende studierichting beeldende en audiovisuele cultuur:
a) beeldende en audiovisuele kritiek;
b) digitale beeldverwerking;
c) dramaturgie;
d) expressie;
e) initiatie tekenen;
f) kunst- en cultuurfilosofie;
g) kunstgeschiedenis;
h) mediatraining;
i) tentoonstellingsbeheer;
j) de vakken vermeld in artikel 6 paragraaf 5, in artikel 8 paragraaf 5, in artikel 10 paragraaf 5, 6 en 7.
13° in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten: alle vakken, vermeld in punt 4° tot en met 11°.
De vakken beeldende en audiovisuele kritiek, dramaturgie, kunst en cultuur, kunst- en cultuurfilosofie, kunstgeschiedenis, mediatraining, tentoonstellingsbeheer en wetenschappelijk tekenen zijn algemene vakken. De overige vakken zijn kunstvakken.
1° in de eerste graad:
a) audiovisueel atelier;
b) beeldatelier;
2° in de tweede graad:
a) audiovisueel atelier;
b) beeldatelier;
3° in de derde graad:
a) architectuuratelier;
b) audiovisueel atelier;
c) beeldatelier;
d) beeldverhaalatelier;
e) digitaal beeldatelier;
f) digitale beeldverwerking;
g) [1 graffiti/street artatelier]1;
h) [1 initiatieatelier;]1;
i) [1 kunstinitiatie]1;
j) [1 textielatelier]1;
k) [1 waarnemingstekenen]1;
[1 l) wetenschappelijk tekenen;]1
4° in de studierichting beeldend kunstenaar in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) specifiek artistiek atelier: beeldende en audiovisuele kunsten;
h) specifiek artistiek atelier: beeldhouwen en ruimtelijke kunst;
i) specifiek artistiek atelier: digitale beeldende kunst;
j) specifiek artistiek atelier: glasschilderkunst;
k) specifiek artistiek atelier: interactieve media;
l) specifiek artistiek atelier: keramiek;
m) specifiek artistiek atelier: levend model;
n) specifiek artistiek atelier: projectatelier;
o) specifiek artistiek atelier: schilderkunst;
p) specifiek artistiek atelier: tekenkunst;
q) specifiek artistiek atelier: textiele kunst;
r) specifiek artistiek atelier: grafiekkunst;
s) [1 s) specifiek artistiek atelier: graffiti/street art]1;
t) [1 waarnemingstekenen]1;
[1 u) wetenschappelijk tekenen;]1
5° in de studierichting cineast in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) specifiek artistiek atelier: animatiefilm;
h) specifiek artistiek atelier: video- en filmkunst;
i) waarnemingstekenen;
j) wetenschappelijk tekenen;
6° in de studierichting fotograaf in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) specifiek artistiek atelier: fotokunst;
h) waarnemingstekenen;
i) wetenschappelijk tekenen;
7° in de studierichting juweelontwerper/goudsmid in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) specifiek artistiek atelier: juweelontwerp/edelmetaal;
h) waarnemingstekenen;
i) wetenschappelijk tekenen;
8° in de studierichting kantwerker in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) specifiek artistiek atelier: kantwerk;
h) waarnemingstekenen;
i) wetenschappelijk tekenen;
9° in de studierichting ontwerper in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) scenografie;
h) specifiek artistiek atelier: architecturaal ontwerp;
i) specifiek artistiek atelier: grafisch ontwerp en illustratie;
j) specifiek artistiek atelier: interieurontwerp;
k) specifiek artistiek atelier: modeontwerp;
l) specifiek artistiek atelier: productontwerp;
m) specifiek artistiek atelier: schoenontwerp;
n) specifiek artistiek atelier: sounddesign;
o) specifiek artistiek atelier: weefontwerp;
p) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: boekkunst (boekbinden);
q) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: glas-in-lood;
r) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: glaskunst;
s) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: hout-meubel;
t) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: mozaïek;
u) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: papier;
v) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: polychromie;
w) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: schilderen-fresco's;
x) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: steen-beeld;
y) specifiek artistiek atelier: kunstambacht: textiel;
z) waarnemingstekenen;
aa) wetenschappelijk tekenen;
10° in de studierichting restauratievakman meubel in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) specifiek artistiek atelier: meubelrestauratie;
h) waarnemingstekenen;
i) wetenschappelijk tekenen;
11° in de studierichting siersmid/kunstsmid in de vierde graad:
a) digitale beeldverwerking;
b) dramaturgie;
c) expressie;
d) kunst en cultuur;
e) kunst- en cultuurfilosofie;
f) ontwerpschetsen;
g) specifiek artistiek atelier: smeedwerk;
h) waarnemingstekenen;
i) wetenschappelijk tekenen;
12° in de kortlopende studierichting beeldende en audiovisuele cultuur:
a) beeldende en audiovisuele kritiek;
b) digitale beeldverwerking;
c) dramaturgie;
d) expressie;
e) initiatie tekenen;
f) kunst- en cultuurfilosofie;
g) kunstgeschiedenis;
h) mediatraining;
i) tentoonstellingsbeheer;
j) de vakken vermeld in artikel 6 paragraaf 5, in artikel 8 paragraaf 5, in artikel 10 paragraaf 5, 6 en 7.
13° in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten: alle vakken, vermeld in punt 4° tot en met 11°.
De vakken beeldende en audiovisuele kritiek, dramaturgie, kunst en cultuur, kunst- en cultuurfilosofie, kunstgeschiedenis, mediatraining, tentoonstellingsbeheer en wetenschappelijk tekenen zijn algemene vakken. De overige vakken zijn kunstvakken.
Modifications
Art.4. Dans le domaine arts plastiques et audiovisuels, les cours suivants peuvent être organisés :
1° au premier degré :
a) atelier audiovisuel ;
b) atelier image ;
2° au deuxième degré :
a) atelier audiovisuel ;
b) atelier image;
3° au troisième degré :
a) atelier d'architecture;
b) atelier audiovisuel ;
c) atelier image ;
d) atelier bande dessinée ;
e) atelier image numérique ;
f) traitement d'images numériques ;
g)[1 graffitis/atelier de street art]1 ;
h) [1 atelier d'initiation ; ]1 ;
i) [1 initiation aux arts]1;
j) [1 atelier textile ]1;
k) [1 dessin d'observation ]1 ;
[1 l) dessin scientifique ;]1
4° dans l'orientation d'études artiste plasticien au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) atelier artistique spécifique: arts plastiques et audiovisuels ;
h) atelier artistique spécifique: sculpture et art spatial ;
i) atelier artistique spécifique: arts plastiques numériques ;
j) atelier artistique spécifique: art de la peinture sur verre ;
k) atelier artistique spécifique: médias interactifs ;
l) atelier artistique spécifique: céramique ;
m) atelier artistique spécifique: modèle vivant ;
n) atelier artistique spécifique: atelier de projet ;
o) atelier artistique spécifique: peinture ;
p) atelier artistique spécifique: dessin ;
q) atelier artistique spécifique: art textile ;
r) atelier artistique spécifique: graphisme ;
s) [1 atelier artistique spécifique : graffitis/street art ]1 ;
t) [1 dessin d'observation ]1 ;
[1 u) dessin scientifique ; ]1
5° dans l'orientation d'études cinéaste au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) atelier artistique spécifique: film d'animation ;
h) atelier artistique spécifique: art vidéo et cinématographique ;
i) dessin d'observation ;
j) dessin scientifique ;
6° dans l'orientation d'études photographe au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression ;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) atelier artistique spécifique: art photographique ;
h) dessin d'observation ;
i) dessin scientifique ;
7° dans l'orientation d'études créateur de bijoux/orfèvre au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression ;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) atelier artistique spécifique: création de bijoux-orfèvrerie ;
h) dessin d'observation ;
i) dessin scientifique ;
8° dans l'orientation d'études dentellier au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression ;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) atelier artistique spécifique: dentellerie ;
h) dessin d'observation ;
i) dessin scientifique ;
9° dans l'orientation d'études créateur au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression ;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) scénographie ;
h) atelier artistique spécifique : conception architecturale ;
i) atelier artistique spécifique : conception graphique et illustration ;
j) atelier artistique spécifique : conception intérieure ;
k) atelier artistique spécifique : dessin de mode ;
l) atelier artistique spécifique : conception de produits ;
m) atelier artistique spécifique : conception de chaussures ;
n) atelier artistique spécifique : conception sonore ;
o) atelier artistique spécifique : conception du tissage ;
p) atelier artistique spécifique : métier d'art : art du livre (reliure) ;
q) atelier artistique spécifique : métier d'art : verre en plomb ;
r) atelier artistique spécifique : métier d'art : art du verre ;
s) atelier artistique spécifique: métier d'art : bois-meuble ;
t) atelier artistique spécifique: métier d'art : mosaïque ;
u) atelier artistique spécifique: métier d'art : papier ;
v) atelier artistique spécifique: métier d'art : polychromie ;
w) atelier artistique spécifique: métier d'art : peinture-fresques ;
x) atelier artistique spécifique: métier d'art : sculpture sur pierre ;
y) atelier artistique spécifique: métier d'art : textile ;
z) dessin d'observation ;
aa) dessin scientifique ;
10° dans l'orientation d'études artisan restaurateur de meubles au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression ;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) atelier artistique spécifique : restauration de meubles ;
h) dessin d'observation ;
i) dessin scientifique ;
11° dans l'orientation d'études spécialiste du fer forgé/ferronnier d'art au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression ;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) atelier artistique spécifique: ferronnerie ;
h) dessin d'observation ;
i) dessin scientifique ;
12° dans l'orientation d'études de courte durée culture plastique et audiovisuelle :
a) critique plastique et audiovisuelle ;
b) traitement d'images numériques ;
c) dramaturgie ;
d) expression ;
e) initiation au dessin ;
f) philosophie de l'art et de la culture ;
g) histoire de l'art ;
h) l'éducation aux médias ;
i) gestion d'exposition ;
j) les cours visés à l'article 6 paragraphe 5, à l'article 8 paragraphe 5, à l'article 10 paragraphes 5, 6 et 7.
13° dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts plastiques et audiovisuels : tous les cours, visés aux points 4° à 11°.
Les cours critique d'arts plastiques et audiovisuels, dramaturgie, art et culture, philosophie de l'art et de la culture, histoire de l'art, éducation aux médias, gestion d'expositions et dessin scientifique sont des cours généraux. Les autres cours sont des cours artistiques.
1° au premier degré :
a) atelier audiovisuel ;
b) atelier image ;
2° au deuxième degré :
a) atelier audiovisuel ;
b) atelier image;
3° au troisième degré :
a) atelier d'architecture;
b) atelier audiovisuel ;
c) atelier image ;
d) atelier bande dessinée ;
e) atelier image numérique ;
f) traitement d'images numériques ;
g)[1 graffitis/atelier de street art]1 ;
h) [1 atelier d'initiation ; ]1 ;
i) [1 initiation aux arts]1;
j) [1 atelier textile ]1;
k) [1 dessin d'observation ]1 ;
[1 l) dessin scientifique ;]1
4° dans l'orientation d'études artiste plasticien au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) atelier artistique spécifique: arts plastiques et audiovisuels ;
h) atelier artistique spécifique: sculpture et art spatial ;
i) atelier artistique spécifique: arts plastiques numériques ;
j) atelier artistique spécifique: art de la peinture sur verre ;
k) atelier artistique spécifique: médias interactifs ;
l) atelier artistique spécifique: céramique ;
m) atelier artistique spécifique: modèle vivant ;
n) atelier artistique spécifique: atelier de projet ;
o) atelier artistique spécifique: peinture ;
p) atelier artistique spécifique: dessin ;
q) atelier artistique spécifique: art textile ;
r) atelier artistique spécifique: graphisme ;
s) [1 atelier artistique spécifique : graffitis/street art ]1 ;
t) [1 dessin d'observation ]1 ;
[1 u) dessin scientifique ; ]1
5° dans l'orientation d'études cinéaste au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) atelier artistique spécifique: film d'animation ;
h) atelier artistique spécifique: art vidéo et cinématographique ;
i) dessin d'observation ;
j) dessin scientifique ;
6° dans l'orientation d'études photographe au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression ;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) atelier artistique spécifique: art photographique ;
h) dessin d'observation ;
i) dessin scientifique ;
7° dans l'orientation d'études créateur de bijoux/orfèvre au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression ;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) atelier artistique spécifique: création de bijoux-orfèvrerie ;
h) dessin d'observation ;
i) dessin scientifique ;
8° dans l'orientation d'études dentellier au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression ;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) atelier artistique spécifique: dentellerie ;
h) dessin d'observation ;
i) dessin scientifique ;
9° dans l'orientation d'études créateur au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression ;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) scénographie ;
h) atelier artistique spécifique : conception architecturale ;
i) atelier artistique spécifique : conception graphique et illustration ;
j) atelier artistique spécifique : conception intérieure ;
k) atelier artistique spécifique : dessin de mode ;
l) atelier artistique spécifique : conception de produits ;
m) atelier artistique spécifique : conception de chaussures ;
n) atelier artistique spécifique : conception sonore ;
o) atelier artistique spécifique : conception du tissage ;
p) atelier artistique spécifique : métier d'art : art du livre (reliure) ;
q) atelier artistique spécifique : métier d'art : verre en plomb ;
r) atelier artistique spécifique : métier d'art : art du verre ;
s) atelier artistique spécifique: métier d'art : bois-meuble ;
t) atelier artistique spécifique: métier d'art : mosaïque ;
u) atelier artistique spécifique: métier d'art : papier ;
v) atelier artistique spécifique: métier d'art : polychromie ;
w) atelier artistique spécifique: métier d'art : peinture-fresques ;
x) atelier artistique spécifique: métier d'art : sculpture sur pierre ;
y) atelier artistique spécifique: métier d'art : textile ;
z) dessin d'observation ;
aa) dessin scientifique ;
10° dans l'orientation d'études artisan restaurateur de meubles au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression ;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) atelier artistique spécifique : restauration de meubles ;
h) dessin d'observation ;
i) dessin scientifique ;
11° dans l'orientation d'études spécialiste du fer forgé/ferronnier d'art au quatrième degré :
a) traitement d'images numériques ;
b) dramaturgie ;
c) expression ;
d) art et culture ;
e) philosophie de l'art et de la culture ;
f) croquis ;
g) atelier artistique spécifique: ferronnerie ;
h) dessin d'observation ;
i) dessin scientifique ;
12° dans l'orientation d'études de courte durée culture plastique et audiovisuelle :
a) critique plastique et audiovisuelle ;
b) traitement d'images numériques ;
c) dramaturgie ;
d) expression ;
e) initiation au dessin ;
f) philosophie de l'art et de la culture ;
g) histoire de l'art ;
h) l'éducation aux médias ;
i) gestion d'exposition ;
j) les cours visés à l'article 6 paragraphe 5, à l'article 8 paragraphe 5, à l'article 10 paragraphes 5, 6 et 7.
13° dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts plastiques et audiovisuels : tous les cours, visés aux points 4° à 11°.
Les cours critique d'arts plastiques et audiovisuels, dramaturgie, art et culture, philosophie de l'art et de la culture, histoire de l'art, éducation aux médias, gestion d'expositions et dessin scientifique sont des cours généraux. Les autres cours sont des cours artistiques.
Modifications
Afdeling 2. - Opties en vakken in het domein dans
Section 2. - Options et cours dans le domaine danse
Onderafdeling 1. - Opties
Sous-Section 1re. - Options
Art.5. In het domein dans kunnen de volgende opties georganiseerd worden:
1° in de eerste graad: dans.
2° in de tweede graad: dans;
3° in de derde graad:
a) hedendaagse dans;
b) jazzdans;
c) klassieke dans;
d) urban;
e) werelddans;
4° in de studierichting choreograaf in de vierde graad: choreografie;
5° in de studierichting vertolkend danser in de vierde graad:
a) hedendaagse dans;
b) jazzdans;
c) klassieke dans;
d) urban;
e) werelddans;
6° in de studierichting creërend danser in de vierde graad:
a) hedendaagse dans;
b) jazzdans;
c) klassieke dans;
d) urban;
e) werelddans;
7° in de kortlopende studierichting danscultuur:
a) danscultuur;
b) recensent: dans;
8° in de kortlopende studierichting specialisatie dans: alle opties, vermeld in punt 4° tot en met 6°.
1° in de eerste graad: dans.
2° in de tweede graad: dans;
3° in de derde graad:
a) hedendaagse dans;
b) jazzdans;
c) klassieke dans;
d) urban;
e) werelddans;
4° in de studierichting choreograaf in de vierde graad: choreografie;
5° in de studierichting vertolkend danser in de vierde graad:
a) hedendaagse dans;
b) jazzdans;
c) klassieke dans;
d) urban;
e) werelddans;
6° in de studierichting creërend danser in de vierde graad:
a) hedendaagse dans;
b) jazzdans;
c) klassieke dans;
d) urban;
e) werelddans;
7° in de kortlopende studierichting danscultuur:
a) danscultuur;
b) recensent: dans;
8° in de kortlopende studierichting specialisatie dans: alle opties, vermeld in punt 4° tot en met 6°.
Art.5. Dans le domaine danse, les options suivantes peuvent être proposées :
1° au premier degré : danse ;
2° au deuxième degré : danse ;
3° au troisième degré :
a) danse contemporaine ;
b) danse jazz ;
c) danse classique ;
d) urban ;
e) danse du monde ;
4° dans l'orientation d'études chorégraphe au quatrième degré : chorégraphie ;
5° dans l'orientation d'études danseur-interprète au quatrième degré :
a) danse contemporaine ;
b) danse jazz ;
c) danse classique ;
d) urban ;
e) danse du monde ;
6° dans l'orientation d'études danseur-créateur au quatrième degré :
a) danse contemporaine ;
b) danse jazz ;
c) dans classique ;
d) urban ;
e) danse du monde ;
7° dans l'orientation d'études de courte durée culture de la danse :
a) culture de la danse ;
b) critique : danse ;
8° dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation danse : toutes les options, visées aux points 4° à 6°.
1° au premier degré : danse ;
2° au deuxième degré : danse ;
3° au troisième degré :
a) danse contemporaine ;
b) danse jazz ;
c) danse classique ;
d) urban ;
e) danse du monde ;
4° dans l'orientation d'études chorégraphe au quatrième degré : chorégraphie ;
5° dans l'orientation d'études danseur-interprète au quatrième degré :
a) danse contemporaine ;
b) danse jazz ;
c) danse classique ;
d) urban ;
e) danse du monde ;
6° dans l'orientation d'études danseur-créateur au quatrième degré :
a) danse contemporaine ;
b) danse jazz ;
c) dans classique ;
d) urban ;
e) danse du monde ;
7° dans l'orientation d'études de courte durée culture de la danse :
a) culture de la danse ;
b) critique : danse ;
8° dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation danse : toutes les options, visées aux points 4° à 6°.
Onderafdeling 2. - Vakken
Sous-Section 2. - Cours
Art.6. § 1. [1 § 1. In de eerste graad in de optie dans wordt het vak dansinitiatie georganiseerd. ]1.
§ 2. [1 In de tweede graad in de optie dans wordt het vak danslab georganiseerd.]1.
§ 3. In de derde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° in de optie klassieke dans: danslab klassieke dans;
2° in de optie hedendaagse dans: danslab hedendaagse dans;
3° in de derde graad in de optie jazzdans: danslab jazzdans;
4° in de derde graad in de optie urban: danslab urban;
5° in de derde graad in de optie werelddans:
a) danslab Spaanse dans;
b) danslab volksdans;
c) danslab Irish/soft shoe;
d) danslab karakterdans;
e) danslab tapdans.
[2 ...]2
[2 ...]2
§ 4. In de vierde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° in de studierichting choreograaf:
a) danscompositie en -improvisatie;
b) scenografie;
2° in de studierichting vertolkend danser in de optie klassieke dans: danslab klassieke dans;
3° in de studierichting vertolkend danser in de optie hedendaagse dans: danslab hedendaagse dans;
4° in de studierichting vertolkend danser in de optie jazzdans: danslab jazzdans;
5° in de studierichting vertolkend danser in de optie urban: danslab urban;
6° in de studierichting vertolkend danser in de optie werelddans:
a) danslab Spaanse dans;
b) danslab volksdans;
c) danslab Irish/soft shoe;
d) danslab karakterdans;
e) danslab tapdans;
7° in de studierichting creërend danser in de optie klassieke dans: danslab klassieke dans;
8° in de studierichting creërend danser in de optie hedendaagse dans: danslab hedendaagse dans;
9° in de studierichting creërend danser in de optie jazzdans: danslab jazzdans;
10° in de studierichting creërend danser in de optie urban: danslab urban;
11° in de studierichting creërend danser in de optie werelddans:
a) danslab Spaanse dans;
b) danslab volksdans;
c) danslab Irish/soft shoe;
d) danslab karakterdans;
e) danslab tapdans.
[2 ...]2
[2 ...]2
§ 5. In de kortlopende studierichting danscultuur kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° danskritiek;
2° geschiedenis van de dans;
3° voorstellingsanalyse dans;
4° de vakken vermeld in artikel 4, 12°, in artikel 8 paragraaf 5, in artikel 10 paragraaf 5, 6 en 7.
§ 6. In de kortlopende studierichting specialisatie dans: alle vakken, vermeld in paragraaf 4.
§ 7. De vakken danskritiek, geschiedenis van de dans en voorstellingsanalyse dans zijn algemene vakken. De overige vakken zijn kunstvakken.
§ 2. [1 In de tweede graad in de optie dans wordt het vak danslab georganiseerd.]1.
§ 3. In de derde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° in de optie klassieke dans: danslab klassieke dans;
2° in de optie hedendaagse dans: danslab hedendaagse dans;
3° in de derde graad in de optie jazzdans: danslab jazzdans;
4° in de derde graad in de optie urban: danslab urban;
5° in de derde graad in de optie werelddans:
a) danslab Spaanse dans;
b) danslab volksdans;
c) danslab Irish/soft shoe;
d) danslab karakterdans;
e) danslab tapdans.
[2 ...]2
[2 ...]2
§ 4. In de vierde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° in de studierichting choreograaf:
a) danscompositie en -improvisatie;
b) scenografie;
2° in de studierichting vertolkend danser in de optie klassieke dans: danslab klassieke dans;
3° in de studierichting vertolkend danser in de optie hedendaagse dans: danslab hedendaagse dans;
4° in de studierichting vertolkend danser in de optie jazzdans: danslab jazzdans;
5° in de studierichting vertolkend danser in de optie urban: danslab urban;
6° in de studierichting vertolkend danser in de optie werelddans:
a) danslab Spaanse dans;
b) danslab volksdans;
c) danslab Irish/soft shoe;
d) danslab karakterdans;
e) danslab tapdans;
7° in de studierichting creërend danser in de optie klassieke dans: danslab klassieke dans;
8° in de studierichting creërend danser in de optie hedendaagse dans: danslab hedendaagse dans;
9° in de studierichting creërend danser in de optie jazzdans: danslab jazzdans;
10° in de studierichting creërend danser in de optie urban: danslab urban;
11° in de studierichting creërend danser in de optie werelddans:
a) danslab Spaanse dans;
b) danslab volksdans;
c) danslab Irish/soft shoe;
d) danslab karakterdans;
e) danslab tapdans.
[2 ...]2
[2 ...]2
§ 5. In de kortlopende studierichting danscultuur kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° danskritiek;
2° geschiedenis van de dans;
3° voorstellingsanalyse dans;
4° de vakken vermeld in artikel 4, 12°, in artikel 8 paragraaf 5, in artikel 10 paragraaf 5, 6 en 7.
§ 6. In de kortlopende studierichting specialisatie dans: alle vakken, vermeld in paragraaf 4.
§ 7. De vakken danskritiek, geschiedenis van de dans en voorstellingsanalyse dans zijn algemene vakken. De overige vakken zijn kunstvakken.
Art.6. § 1er. [1 Au premier degré dans l'option danse, le cours initiation à la danse est organisé.]1.
§ 2. [1 Au deuxième degré dans l'option danse, le cours atelier de danse est organisé.]1.
§ 3. Au troisième degré, les cours suivants peuvent être organisés :
1° dans l'option danse classique : atelier de danse classique ;
2° dans l'option danse contemporaine : atelier de danse contemporaine ;
3° au troisième degré, dans l'option danse jazz : atelier de danse jazz ;
4° au troisième degré, dans l'option urban : atelier de danse urban ;
5° au troisième degré, dans l'option danse du monde :
a) atelier de danse espagnole ;
b) atelier de danse folklorique ;
c) atelier de danse claquettes irlandaises/chaussures de cuir souple ;
d) atelier de danse de caractère ;
e) atelier de danse à claquettes américaines.
[2 ...]2
[2 ...]2
§ 4. Au quatrième degré, les cours suivants peuvent être organisés :
1° dans l'orientation d'études chorégraphe :
a) composition de danse et improvisation ;
b) scénographie ;
2° dans l'orientation d'études danseur-interprète dans l'option danse classique : atelier de danse classique ;
3° dans l'orientation d'études danseur-interprète dans l'option danse contemporaine : atelier de danse contemporaine ;
4° dans l'orientation d'études danseur-interprète dans l'option danse jazz : atelier de danse jazz ;
5° dans l'orientation d'études danseur-interprète, dans l'option urban : atelier de danse urban ;
6° dans l'orientation d'études danseur-interprète dans l'option danse du monde :
a) atelier de danse espagnole ;
b) atelier de danse folklorique ;
c) atelier de danse claquettes irlandaises/chaussures de cuir souple ;
d) atelier de danse de caractère ;
e) atelier de danse à claquettes américaines ;
7° dans l'orientation d'études danseur-créateur dans l'option danse classique : atelier de danse classique ;
8° dans l'orientation d'études danseur-créateur dans l'option danse contemporaine : atelier de danse contemporaine ;
9° dans l'orientation d'études danseur-créateur dans l'option danse jazz : atelier de danse jazz ;
10° dans l'orientation d'études danseur-créateur, dans l'option urban : atelier de danse urban ;
11° dans l'orientation d'études danseur-créateur dans l'option danse du monde :
a) atelier de danse espagnole ;
b) atelier de danse folklorique ;
c) atelier de danse claquettes irlandaises/chaussures de cuir souple ;
d) atelier de danse de caractère ;
e) atelier de danse à claquettes américaines.
[2 ...]2
[2 ...]2
§ 5. Dans l'orientation d'études de courte durée culture de la danse, les cours suivants peuvent être organisés :
1° critique de danse ;
2° histoire de la danse ;
3° analyse de performance danse ;
4° les cours visés à l'article 4, 12°, à l'article 8 paragraphe 5, à l'article 10 paragraphes 5, 6 et 7.
§ 6. Dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation danse, les cours suivants peuvent être organisés :
§ 7. Les cours critique de danse, histoire de la danse et analyse de performance danse sont des cours généraux. Les autres cours sont des cours artistiques.
§ 2. [1 Au deuxième degré dans l'option danse, le cours atelier de danse est organisé.]1.
§ 3. Au troisième degré, les cours suivants peuvent être organisés :
1° dans l'option danse classique : atelier de danse classique ;
2° dans l'option danse contemporaine : atelier de danse contemporaine ;
3° au troisième degré, dans l'option danse jazz : atelier de danse jazz ;
4° au troisième degré, dans l'option urban : atelier de danse urban ;
5° au troisième degré, dans l'option danse du monde :
a) atelier de danse espagnole ;
b) atelier de danse folklorique ;
c) atelier de danse claquettes irlandaises/chaussures de cuir souple ;
d) atelier de danse de caractère ;
e) atelier de danse à claquettes américaines.
[2 ...]2
[2 ...]2
§ 4. Au quatrième degré, les cours suivants peuvent être organisés :
1° dans l'orientation d'études chorégraphe :
a) composition de danse et improvisation ;
b) scénographie ;
2° dans l'orientation d'études danseur-interprète dans l'option danse classique : atelier de danse classique ;
3° dans l'orientation d'études danseur-interprète dans l'option danse contemporaine : atelier de danse contemporaine ;
4° dans l'orientation d'études danseur-interprète dans l'option danse jazz : atelier de danse jazz ;
5° dans l'orientation d'études danseur-interprète, dans l'option urban : atelier de danse urban ;
6° dans l'orientation d'études danseur-interprète dans l'option danse du monde :
a) atelier de danse espagnole ;
b) atelier de danse folklorique ;
c) atelier de danse claquettes irlandaises/chaussures de cuir souple ;
d) atelier de danse de caractère ;
e) atelier de danse à claquettes américaines ;
7° dans l'orientation d'études danseur-créateur dans l'option danse classique : atelier de danse classique ;
8° dans l'orientation d'études danseur-créateur dans l'option danse contemporaine : atelier de danse contemporaine ;
9° dans l'orientation d'études danseur-créateur dans l'option danse jazz : atelier de danse jazz ;
10° dans l'orientation d'études danseur-créateur, dans l'option urban : atelier de danse urban ;
11° dans l'orientation d'études danseur-créateur dans l'option danse du monde :
a) atelier de danse espagnole ;
b) atelier de danse folklorique ;
c) atelier de danse claquettes irlandaises/chaussures de cuir souple ;
d) atelier de danse de caractère ;
e) atelier de danse à claquettes américaines.
[2 ...]2
[2 ...]2
§ 5. Dans l'orientation d'études de courte durée culture de la danse, les cours suivants peuvent être organisés :
1° critique de danse ;
2° histoire de la danse ;
3° analyse de performance danse ;
4° les cours visés à l'article 4, 12°, à l'article 8 paragraphe 5, à l'article 10 paragraphes 5, 6 et 7.
§ 6. Dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation danse, les cours suivants peuvent être organisés :
§ 7. Les cours critique de danse, histoire de la danse et analyse de performance danse sont des cours généraux. Les autres cours sont des cours artistiques.
Afdeling 3. - Opties en vakken in het domein woordkunst-drama
Section 3. - Options et cours dans le domaine des arts de la parole-théâtre
Onderafdeling 1. - Opties
Sous-Section 1re. - Options
Art.7. In het domein woordkunst-drama kunnen de volgende opties georganiseerd worden:
1° in de eerste en tweede graad: woordkunst-drama:
2° in de derde graad:
a) speltheater;
b) spreken en vertellen;
c) verteltheater;
d) woordkunst-drama;
3° in de studierichting vertolkend acteur in de vierde graad;
a) speltheater;
b) verteltheater;
4° [2 [3 in de studierichting creërend acteur in de vierde graad:
a) cabaret en comedy;
b) figuren- en poppentheater;
c) improvisatietheater;
d) kleinkunst;
e) mime en bewegingstheater;
f) spreek- en verteltheater;
g) theatermaker;]3]2
5° in de studierichting theaterregisseur in de vierde graad: regie;
6° [3 in de studierichting audiomaker in de vierde graad: radio maken;]3
7° [3 in de kortlopende studierichting woordkunst- en dramacultuur:
a) woordkunst- en dramacultuur;
b) recensent woordkunst-drama;]3
8° [3 in de kortlopende studierichting schrijver:
a) proza;
b) poëzie;
c) dramateksten;
d) literaire non-fictie;
e) literaire teksten;]3
[3 9° in de kortlopende studierichting specialisatie woordkunst-drama: de opties, vermeld in punt 3° tot en met 6°.]3
1° in de eerste en tweede graad: woordkunst-drama:
2° in de derde graad:
a) speltheater;
b) spreken en vertellen;
c) verteltheater;
d) woordkunst-drama;
3° in de studierichting vertolkend acteur in de vierde graad;
a) speltheater;
b) verteltheater;
4° [2 [3 in de studierichting creërend acteur in de vierde graad:
a) cabaret en comedy;
b) figuren- en poppentheater;
c) improvisatietheater;
d) kleinkunst;
e) mime en bewegingstheater;
f) spreek- en verteltheater;
g) theatermaker;]3]2
5° in de studierichting theaterregisseur in de vierde graad: regie;
6° [3 in de studierichting audiomaker in de vierde graad: radio maken;]3
7° [3 in de kortlopende studierichting woordkunst- en dramacultuur:
a) woordkunst- en dramacultuur;
b) recensent woordkunst-drama;]3
8° [3 in de kortlopende studierichting schrijver:
a) proza;
b) poëzie;
c) dramateksten;
d) literaire non-fictie;
e) literaire teksten;]3
[3 9° in de kortlopende studierichting specialisatie woordkunst-drama: de opties, vermeld in punt 3° tot en met 6°.]3
Art.7. Dans le domaine des arts de la parole-théâtre, les options suivantes peuvent être proposées :
1° aux premier et deuxième degrés arts de la parole-théâtre :
2° au troisième degré :
a) théâtre de jeu ;
b) parler et raconter ;
c) théâtre de narration ;
d) arts de la parole-théâtre ;
3° dans l'orientation d'études acteur-interprète au quatrième degré :
a) théâtre de jeu ;
b) théâtre de narration ;
[2 4° [3 dans l'orientation d'études acteur-créateur au quatrième degré :
a) cabaret et comédie ;
b) théâtre de figurines et de marionnettes ;
c) théâtre d'improvisation ;
d) variété ;
e) mime et théâtre de mouvement ;
f) théâtre parlé et de narration ;
g) producteur de théâtre ;]3]2
5° dans l'orientation d'études metteur en scène au quatrième degré : mise en scène ;
6° [3 dans l'orientation d'études créateur audio au quatrième degré : faire du radio ;]3
7° [3 dans l'orientation d'études de courte durée arts de la parole-culture théâtrale :
a) arts de la parole-culture théâtrale ;
b) critique d'arts de la parole-théâtre ;]3
8° [3 dans l'orientation d'études de courte durée écrivain :
a) prose ;
b) poésie ;
c) textes dramatiques ;
d) non-fiction littéraire ;
e) textes littéraires ;]3
[3 9° dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts de la parole-théâtre : les options visées aux points 3° à 6°. ]3
1° aux premier et deuxième degrés arts de la parole-théâtre :
2° au troisième degré :
a) théâtre de jeu ;
b) parler et raconter ;
c) théâtre de narration ;
d) arts de la parole-théâtre ;
3° dans l'orientation d'études acteur-interprète au quatrième degré :
a) théâtre de jeu ;
b) théâtre de narration ;
[2 4° [3 dans l'orientation d'études acteur-créateur au quatrième degré :
a) cabaret et comédie ;
b) théâtre de figurines et de marionnettes ;
c) théâtre d'improvisation ;
d) variété ;
e) mime et théâtre de mouvement ;
f) théâtre parlé et de narration ;
g) producteur de théâtre ;]3]2
5° dans l'orientation d'études metteur en scène au quatrième degré : mise en scène ;
6° [3 dans l'orientation d'études créateur audio au quatrième degré : faire du radio ;]3
7° [3 dans l'orientation d'études de courte durée arts de la parole-culture théâtrale :
a) arts de la parole-culture théâtrale ;
b) critique d'arts de la parole-théâtre ;]3
8° [3 dans l'orientation d'études de courte durée écrivain :
a) prose ;
b) poésie ;
c) textes dramatiques ;
d) non-fiction littéraire ;
e) textes littéraires ;]3
[3 9° dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts de la parole-théâtre : les options visées aux points 3° à 6°. ]3
Onderafdeling 2. - Vakken
Sous-Section 2. - Cours
Art.8. § 1.[1 § 1. In de eerste graad wordt het vak woordinitiatie georganiseerd.]1.
§ 2. [1 § 2. In de tweede graad wordt het vak woordatelier georganiseerd.]1.
§ 3. In de derde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° in de optie speltheater:
a) dramastudio;
b) speltheater;
2° in [2 de optie spreken en vertellen]2:
a) spreken en vertellen;
b) woordstudio;
3° in de optie verteltheater:
a) dramastudio;
b) story-telling;
c) woordstudio;
4° in de optie woordkunst-drama: woordlab;
[3 ...]3
[3 ...]3
§ 4. [3 In de vierde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° in de studierichting vertolkend acteur in de optie speltheater:
a) dramalab;
b) theater;
2° in de studierichting vertolkend acteur in de optie verteltheater:
a) dramalab;
b) verteltheater-stemregie;
3° in de studierichting creërend acteur in de optie spreek- en verteltheater:
a) dramalab;
b) spreken en presenteren;
c) storytelling;
4° in de studierichting creërend acteur in de optie theatermaker:
a) [4 ...]4;
b) dramalab;
c) dramaturgie;
d) procesdrama;
e) rap- en slampoetry;
f) theater maken;
5° in de studierichting creërend acteur in de optie cabaret en comedy: cabaret en comedy;
6° in de studierichting creërend acteur in de optie kleinkunst:
a) instrument: klassiek;
b) instrument: oude muziek;
c) instrument: jazz-pop-rock;
d) instrument: folk- en wereldmuziek;
e) dramalab;
f) spel;
g) tekstschrijven en -vertolken;
7° in de studierichting creërend acteur in de optie figuren- en poppentheater: figuren- en poppentheater;
8° in de studierichting creërend acteur in de optie improvisatietheater: improvisatietheater;
9° in de studierichting creërend acteur in de optie mime en bewegingstheater: mime en bewegingstheater;
10° in de studierichting [5 audiomaker]5 in de optie radio maken: radio maken;
11° in de studierichting theaterregisseur in de optie regie:
a) dramaturgie;
b) spelcoaching;
c) theatergeschiedenis;
d) theatertechnieken;
e) theorie van de regie.]3
§ 5. In de kortlopende studierichting woordkunst- en dramacultuur kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° literatuurgeschiedenis;
2° theatergeschiedenis;
3° theaterkritiek;
4° voorstellingsanalyse woordkunst-drama;
5° de vakken vermeld in artikel 4, 12°, in artikel 6 paragraaf 5, in artikel 10 paragraaf 5, 6 en 7.
§ 6. In de kortlopende studierichting schrijver kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° [4 ...]4;
2° dramacultuur;
3° literaire facetten;
4° schrijven;
5° script;
6° spreken en presenteren;
7° performance.
§ 7. In de kortlopende studierichting specialisatie woordkunst-drama: de vakken, vermeld in paragraaf 4.
§ 8. De vakken dramacultuur, dramalab, dramaturgie, literaire facetten, literatuurgeschiedenis, theatergeschiedenis, theaterkritiek, theorie van de regie, en voorstellinganalyse woordkunst-drama zijn algemene vakken. De overige vakken zijn kunstvakken.
§ 2. [1 § 2. In de tweede graad wordt het vak woordatelier georganiseerd.]1.
§ 3. In de derde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° in de optie speltheater:
a) dramastudio;
b) speltheater;
2° in [2 de optie spreken en vertellen]2:
a) spreken en vertellen;
b) woordstudio;
3° in de optie verteltheater:
a) dramastudio;
b) story-telling;
c) woordstudio;
4° in de optie woordkunst-drama: woordlab;
[3 ...]3
[3 ...]3
§ 4. [3 In de vierde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° in de studierichting vertolkend acteur in de optie speltheater:
a) dramalab;
b) theater;
2° in de studierichting vertolkend acteur in de optie verteltheater:
a) dramalab;
b) verteltheater-stemregie;
3° in de studierichting creërend acteur in de optie spreek- en verteltheater:
a) dramalab;
b) spreken en presenteren;
c) storytelling;
4° in de studierichting creërend acteur in de optie theatermaker:
a) [4 ...]4;
b) dramalab;
c) dramaturgie;
d) procesdrama;
e) rap- en slampoetry;
f) theater maken;
5° in de studierichting creërend acteur in de optie cabaret en comedy: cabaret en comedy;
6° in de studierichting creërend acteur in de optie kleinkunst:
a) instrument: klassiek;
b) instrument: oude muziek;
c) instrument: jazz-pop-rock;
d) instrument: folk- en wereldmuziek;
e) dramalab;
f) spel;
g) tekstschrijven en -vertolken;
7° in de studierichting creërend acteur in de optie figuren- en poppentheater: figuren- en poppentheater;
8° in de studierichting creërend acteur in de optie improvisatietheater: improvisatietheater;
9° in de studierichting creërend acteur in de optie mime en bewegingstheater: mime en bewegingstheater;
10° in de studierichting [5 audiomaker]5 in de optie radio maken: radio maken;
11° in de studierichting theaterregisseur in de optie regie:
a) dramaturgie;
b) spelcoaching;
c) theatergeschiedenis;
d) theatertechnieken;
e) theorie van de regie.]3
§ 5. In de kortlopende studierichting woordkunst- en dramacultuur kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° literatuurgeschiedenis;
2° theatergeschiedenis;
3° theaterkritiek;
4° voorstellingsanalyse woordkunst-drama;
5° de vakken vermeld in artikel 4, 12°, in artikel 6 paragraaf 5, in artikel 10 paragraaf 5, 6 en 7.
§ 6. In de kortlopende studierichting schrijver kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° [4 ...]4;
2° dramacultuur;
3° literaire facetten;
4° schrijven;
5° script;
6° spreken en presenteren;
7° performance.
§ 7. In de kortlopende studierichting specialisatie woordkunst-drama: de vakken, vermeld in paragraaf 4.
§ 8. De vakken dramacultuur, dramalab, dramaturgie, literaire facetten, literatuurgeschiedenis, theatergeschiedenis, theaterkritiek, theorie van de regie, en voorstellinganalyse woordkunst-drama zijn algemene vakken. De overige vakken zijn kunstvakken.
Modifications
Art.8. § 1er. [1 Au premier degré, le cours initiation aux mots est organisé.]1.
§ 2. [1 § 2. Au deuxième degré, le cours ateliers de mots est organisé. ]1.
§ 3. Au troisième degré, les cours suivants peuvent être organisés :
1° dans l'option théâtre de jeu :
a) atelier de théâtre ;
b) théâtre de jeu ;
2° dans [2 l'option parler et raconter]2 :
a) parler et raconter ;
b) studio de mots ;
3° dans l'option théâtre de narration :
a) atelier de théâtre ;
b) narration de contes ;
c) studio de mots ;
4° dans l'option arts de la parole-théâtre : atelier de mots ;
[3 ...]3
[3 ...]3
§ 4. [3 Au quatrième degré, les cours suivants peuvent être organisés :
1° dans l'orientation d'études acteur-interprète dans l'option théâtre de jeu :
a) atelier de drame ;
b) théâtre ;
2° dans l'orientation d'études acteur-interprète dans l'option théâtre de narration :
a) atelier de drame ;
b) théâtre de narration-coaching vocal ;
3° dans l'orientation d'études acteur-créateur dans l'option théâtre parlé et de narration :
a) atelier de drame ;
b) parler et présenter ;
c) narration de contes ;
4° dans l'orientation d'études acteur-créateur dans l'option producteur de théâtre :
a) [4 ...]4;
b) atelier de drame ;
c) dramaturgie ;
d) théâtre de processus ;
e) rap et slam poésie ;
f) faire du théâtre ;
5° dans l'orientation d'études acteur-créateur dans l'option cabaret et comédie : cabaret et comédie ;
6° dans l'orientation d'études acteur-créateur dans l'option variété :
a) instrument : classique ;
b) instrument : musique ancienne ;
c) instrument : jazz-pop-rock ;
d) instrument : musique folk et musiques du monde ;
e) atelier de drame ;
f) jeu ;
g) écriture et interprétation des textes ;
7° dans l'orientation d'études acteur-créateur dans l'option théâtre de figurines et de marionnettes : théâtre de figurines et de marionnettes ;
8° dans l'orientation d'études acteur-créateur dans l'option théâtre d'improvisation : théâtre d'improvisation ;
9° dans l'orientation d'études acteur-créateur dans l'option mime et théâtre de mouvement : mime et théâtre de mouvement ;
10° dans l'orientation d'études [5 créateur audio]5 dans l'option faire du radio : faire du radio ;
11° dans l'orientation d'études metteur en scène dans l'option mise en scène :
a) dramaturgie ;
b) coaching du jeu ;
c) histoire du théâtre ;
d) techniques du théâtre ;
e) théorie de la mise en scène.]3
§ 5. Dans l'orientation d'études de courte durée arts de la parole-culture théâtrale, les cours suivants peuvent être organisés :
1° histoire de la littérature ;
2° histoire du théâtre ;
3° critique du théâtre ;
4° analyse de performance arts de la parole-théâtre ;
5° les cours visés à l'article 4, 12°, à l'article 6 paragraphe 5, à l'article 10 paragraphes 5, 6 et 7.
§ 6. Dans l'orientation d'études de courte durée écrivain, les cours suivants peuvent être organisés :
1° [4 ...]4 ;
2° culture théâtrale ;
3° facettes littéraires ;
4° écriture ;
5° script ;
6° parler et présenter ;
7° performance.
§ 7. Dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts de la parole-théâtre, les cours visés au paragraphe 4.
§ 8. Les cours culture théâtrale, atelier de drame, dramaturgie, facettes littéraires, histoire de la littérature, histoire du théâtre, critique du théâtre, théorie de la mise en scène, et analyse de performance arts de la parole-théâtre sont des cours généraux. Les autres cours sont des cours artistiques.
§ 2. [1 § 2. Au deuxième degré, le cours ateliers de mots est organisé. ]1.
§ 3. Au troisième degré, les cours suivants peuvent être organisés :
1° dans l'option théâtre de jeu :
a) atelier de théâtre ;
b) théâtre de jeu ;
2° dans [2 l'option parler et raconter]2 :
a) parler et raconter ;
b) studio de mots ;
3° dans l'option théâtre de narration :
a) atelier de théâtre ;
b) narration de contes ;
c) studio de mots ;
4° dans l'option arts de la parole-théâtre : atelier de mots ;
[3 ...]3
[3 ...]3
§ 4. [3 Au quatrième degré, les cours suivants peuvent être organisés :
1° dans l'orientation d'études acteur-interprète dans l'option théâtre de jeu :
a) atelier de drame ;
b) théâtre ;
2° dans l'orientation d'études acteur-interprète dans l'option théâtre de narration :
a) atelier de drame ;
b) théâtre de narration-coaching vocal ;
3° dans l'orientation d'études acteur-créateur dans l'option théâtre parlé et de narration :
a) atelier de drame ;
b) parler et présenter ;
c) narration de contes ;
4° dans l'orientation d'études acteur-créateur dans l'option producteur de théâtre :
a) [4 ...]4;
b) atelier de drame ;
c) dramaturgie ;
d) théâtre de processus ;
e) rap et slam poésie ;
f) faire du théâtre ;
5° dans l'orientation d'études acteur-créateur dans l'option cabaret et comédie : cabaret et comédie ;
6° dans l'orientation d'études acteur-créateur dans l'option variété :
a) instrument : classique ;
b) instrument : musique ancienne ;
c) instrument : jazz-pop-rock ;
d) instrument : musique folk et musiques du monde ;
e) atelier de drame ;
f) jeu ;
g) écriture et interprétation des textes ;
7° dans l'orientation d'études acteur-créateur dans l'option théâtre de figurines et de marionnettes : théâtre de figurines et de marionnettes ;
8° dans l'orientation d'études acteur-créateur dans l'option théâtre d'improvisation : théâtre d'improvisation ;
9° dans l'orientation d'études acteur-créateur dans l'option mime et théâtre de mouvement : mime et théâtre de mouvement ;
10° dans l'orientation d'études [5 créateur audio]5 dans l'option faire du radio : faire du radio ;
11° dans l'orientation d'études metteur en scène dans l'option mise en scène :
a) dramaturgie ;
b) coaching du jeu ;
c) histoire du théâtre ;
d) techniques du théâtre ;
e) théorie de la mise en scène.]3
§ 5. Dans l'orientation d'études de courte durée arts de la parole-culture théâtrale, les cours suivants peuvent être organisés :
1° histoire de la littérature ;
2° histoire du théâtre ;
3° critique du théâtre ;
4° analyse de performance arts de la parole-théâtre ;
5° les cours visés à l'article 4, 12°, à l'article 6 paragraphe 5, à l'article 10 paragraphes 5, 6 et 7.
§ 6. Dans l'orientation d'études de courte durée écrivain, les cours suivants peuvent être organisés :
1° [4 ...]4 ;
2° culture théâtrale ;
3° facettes littéraires ;
4° écriture ;
5° script ;
6° parler et présenter ;
7° performance.
§ 7. Dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts de la parole-théâtre, les cours visés au paragraphe 4.
§ 8. Les cours culture théâtrale, atelier de drame, dramaturgie, facettes littéraires, histoire de la littérature, histoire du théâtre, critique du théâtre, théorie de la mise en scène, et analyse de performance arts de la parole-théâtre sont des cours généraux. Les autres cours sont des cours artistiques.
Modifications
Afdeling 4. - Opties, vakken en muziekinstrumenten in het domein muziek
Section 4. - Options, cours et instruments de musique dans le domaine musique
Onderafdeling 1. - Opties
Sous-Section 1re. - Options
Art.9. In het domein muziek kunnen de volgende opties georganiseerd worden:
1° in de eerste graad: muziekinitiatie;
2° in de tweede graad: muziek;
3° in de derde graad:
a) experimentele muziek;
b) folk- en wereldmuziek;
c) jazz-pop-rock;
d) klassiek;
e[ -1 musical ]1;
f) muziek schrijven;
g) [1 opera/muziektheater;]1;
[1 oude muziek;]1
4° in de studierichting vertolkend muzikant in de vierde graad:
a) folk- en wereldmuziek;
b) jazz-pop-rock;
c) klassiek;
d) [1 musical]1;
e) [1 opera/muziektheater]1;
[1 f) oude muziek;]1
5° in de studierichting creërend muzikant in de vierde graad:
a) experimentele muziek;
b) folk- en wereldmuziek;
c) jazz-pop-rock;
d) klassiek;
e) [1 e) musical]1;
f) muziekproductie;
g) [1 opera/muziektheater]1;
[1 h) oude muziek;]1
6° in de studierichting dirigent in de vierde graad:
a) dirigent instrumentale muziek;
b) dirigent vocale muziek;
7° in de studierichting dj in de vierde graad: dj;
8° [1 in de kortlopende studierichting muziekcultuur:
a) muziekcultuur;
b) muziekcultuur: klassiek;
c) muziekcultuur: oude muziek;
d) muziekcultuur: jazz-pop-rock;
e) muziekcultuur: folk- en wereldmuziek;
f) muziekcultuur: musical;
g) muziekcultuur: opera/muziektheater;
h) muziekcultuur: experimentele muziek;
i) recensent: muziek]1;
9° [1 in de kortlopende studierichting muziekgeschiedenis:
a) muziekgeschiedenis;
b) muziekgeschiedenis: klassiek;
c) muziekgeschiedenis: oude muziek;
d) muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock;
e) muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;
f) muziekgeschiedenis: musical;
g) muziekgeschiedenis: opera/muziektheater;
h) muziekgeschiedenis: experimentele muziek]1;
10° in de kortlopende studierichting specialisatie muziek: alle opties, vermeld in punt 4° tot en met 7°.
1° in de eerste graad: muziekinitiatie;
2° in de tweede graad: muziek;
3° in de derde graad:
a) experimentele muziek;
b) folk- en wereldmuziek;
c) jazz-pop-rock;
d) klassiek;
e[ -1 musical ]1;
f) muziek schrijven;
g) [1 opera/muziektheater;]1;
[1 oude muziek;]1
4° in de studierichting vertolkend muzikant in de vierde graad:
a) folk- en wereldmuziek;
b) jazz-pop-rock;
c) klassiek;
d) [1 musical]1;
e) [1 opera/muziektheater]1;
[1 f) oude muziek;]1
5° in de studierichting creërend muzikant in de vierde graad:
a) experimentele muziek;
b) folk- en wereldmuziek;
c) jazz-pop-rock;
d) klassiek;
e) [1 e) musical]1;
f) muziekproductie;
g) [1 opera/muziektheater]1;
[1 h) oude muziek;]1
6° in de studierichting dirigent in de vierde graad:
a) dirigent instrumentale muziek;
b) dirigent vocale muziek;
7° in de studierichting dj in de vierde graad: dj;
8° [1 in de kortlopende studierichting muziekcultuur:
a) muziekcultuur;
b) muziekcultuur: klassiek;
c) muziekcultuur: oude muziek;
d) muziekcultuur: jazz-pop-rock;
e) muziekcultuur: folk- en wereldmuziek;
f) muziekcultuur: musical;
g) muziekcultuur: opera/muziektheater;
h) muziekcultuur: experimentele muziek;
i) recensent: muziek]1;
9° [1 in de kortlopende studierichting muziekgeschiedenis:
a) muziekgeschiedenis;
b) muziekgeschiedenis: klassiek;
c) muziekgeschiedenis: oude muziek;
d) muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock;
e) muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;
f) muziekgeschiedenis: musical;
g) muziekgeschiedenis: opera/muziektheater;
h) muziekgeschiedenis: experimentele muziek]1;
10° in de kortlopende studierichting specialisatie muziek: alle opties, vermeld in punt 4° tot en met 7°.
Modifications
Art.9. Dans le domaine musique, les options suivantes peuvent être organisées :
1° au premier degré : initiation à la musique ;
2° au deuxième degré : musique ;
3° au troisième degré :
a) musique expérimentale ;
b) musique folk et musiques du monde ;
c) jazz-pop-rock ;
d) classique ;
e) [1 musical ]1 ;
f) composition musicale ;
g) [1 opéra/théâtre musical]1 ;
[1 musique ancienne ; ]1
4° dans l'orientation d'études musicien-interprète au quatrième degré :
a) musique folk et musiques du monde ;
b) jazz-pop-rock ;
c) classique ;
d) [1 musical ;]1 ;
e) [1 opéra/théâtre musical ]1 ;
[1 f) musique ancienne ; ]1
5° dans l'orientation d'études musicien-créateur au quatrième degré :
a) musique expérimentale ;
b) musique folk et musiques du monde ;
c) jazz-pop-rock ;
d) classique ;
e) [1 musical;]1 ;
f) production musicale ;
g) [1 opéra/théâtre musical ]1 ;
[1 h) musique ancienne ; ]1
6° dans l'orientation d'études directeur musical au quatrième degré :
a) directeur musical musique instrumentale ;
b) chef de chant ;
7° dans l'orientation d'études DJ au quatrième degré : DJ ;
8°[ -1 dans l'orientation d'études de courte durée culture de la musique :
a) culture de la musique ;
b) culture de la musique : classique ;
c) culture de la musique : musique ancienne ;
d) culture de la musique : jazz-pop-rock ;
e) culture de la musique : musique folk et musiques du monde ;
f) culture de la musique : musical ;
g) culture de la musique : opéra/théâtre musical ;
h) culture de la musique : musique expérimentale ;
i) critique : musique]1 ;
9° [1 dans l'orientation d'études de courte durée histoire de la musique :
a) histoire de la musique ;
b) histoire de la musique : classique ;
c) histoire de la musique : musique ancienne
d) histoire de la musique : jazz-pop-rock ;
e) histoire de la musique : musique folk et musiques du monde ;
f) histoire de la musique : musical ;
g) histoire de la musique : opéra/théâtre musical ;
h) histoire de la musique : musique expérimentale ]1 ;
10° l'orientation d'études de courte durée spécialisation musique : toutes les options visées aux points 4° à 7°.
1° au premier degré : initiation à la musique ;
2° au deuxième degré : musique ;
3° au troisième degré :
a) musique expérimentale ;
b) musique folk et musiques du monde ;
c) jazz-pop-rock ;
d) classique ;
e) [1 musical ]1 ;
f) composition musicale ;
g) [1 opéra/théâtre musical]1 ;
[1 musique ancienne ; ]1
4° dans l'orientation d'études musicien-interprète au quatrième degré :
a) musique folk et musiques du monde ;
b) jazz-pop-rock ;
c) classique ;
d) [1 musical ;]1 ;
e) [1 opéra/théâtre musical ]1 ;
[1 f) musique ancienne ; ]1
5° dans l'orientation d'études musicien-créateur au quatrième degré :
a) musique expérimentale ;
b) musique folk et musiques du monde ;
c) jazz-pop-rock ;
d) classique ;
e) [1 musical;]1 ;
f) production musicale ;
g) [1 opéra/théâtre musical ]1 ;
[1 h) musique ancienne ; ]1
6° dans l'orientation d'études directeur musical au quatrième degré :
a) directeur musical musique instrumentale ;
b) chef de chant ;
7° dans l'orientation d'études DJ au quatrième degré : DJ ;
8°[ -1 dans l'orientation d'études de courte durée culture de la musique :
a) culture de la musique ;
b) culture de la musique : classique ;
c) culture de la musique : musique ancienne ;
d) culture de la musique : jazz-pop-rock ;
e) culture de la musique : musique folk et musiques du monde ;
f) culture de la musique : musical ;
g) culture de la musique : opéra/théâtre musical ;
h) culture de la musique : musique expérimentale ;
i) critique : musique]1 ;
9° [1 dans l'orientation d'études de courte durée histoire de la musique :
a) histoire de la musique ;
b) histoire de la musique : classique ;
c) histoire de la musique : musique ancienne
d) histoire de la musique : jazz-pop-rock ;
e) histoire de la musique : musique folk et musiques du monde ;
f) histoire de la musique : musical ;
g) histoire de la musique : opéra/théâtre musical ;
h) histoire de la musique : musique expérimentale ]1 ;
10° l'orientation d'études de courte durée spécialisation musique : toutes les options visées aux points 4° à 7°.
Modifications
Onderafdeling 2. - Vakken
Sous-Section 2. - Cours
Art.10. § 1. In de eerste graad in de optie muziekinitiatie kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° groepsmusiceren;
2° groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;
3° groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;
4° groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;
5° groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;
6° groepsmusiceren vocaal: klassiek;
7° groepsmusiceren vocaal: oude muziek;
8° groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;
9° groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;
10° instrument: klassiek;
11° instrument: oude muziek;
12° instrument: jazz-pop-rock;
13° instrument: folk- en wereldmuziek;
14° muziekinitiatie.
§ 2. In de tweede graad in de optie muziek kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° groepsmusiceren;
2° groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;
3° groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;
4° groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;
5 groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;
6° groepsmusiceren vocaal: klassiek;
7° groepsmusiceren vocaal: oude muziek;
8° groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;
9° groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;
10° instrument: klassiek;
11° instrument: oude muziek;
12° instrument: jazz-pop-rock;
13° instrument: folk- en wereldmuziek;
14° muzikale en culturele vorming;
15° muzikale en culturele vorming: klassiek;
16° muzikale en culturele vorming: oude muziek;
17° muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock;
18° muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek.
§ 3. In de derde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° in de optie klassiek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: klassiek;
d) compositie;
e) groepsmusiceren;
f) groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;
g) groepsmusiceren vocaal: klassiek;
h) hedendaagse muziek;
i) improvisatie;
j) instrument: klassiek;
k) muziektheorie;
l) muzikale en culturele vorming;
m) muzikale en culturele vorming: klassiek;
2° in de optie oude muziek:
a) begeleidingspraktijk;
b) begeleidingspraktijk: oude muziek;
c) groepsmusiceren;
d) groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;
e) groepsmusiceren vocaal: oude muziek;
f) historische uitvoeringspraktijk;
g) improvisatie;
h) instrument: oude muziek;
i) muziektheorie;
j) muzikale en culturele vorming;
k) muzikale en culturele vorming: oude muziek;
3° [1 in de optie jazz-pop-rock:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: jazz-pop-rock;
d) compositie;
e) dj-vaardigheden;
f) groepsmusiceren;
g) groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;
h) groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;
i) improvisatie;
j) instrument: jazz-pop-rock;
k) muziektheorie;
l) muzikale en culturele vorming;
m) muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock;
n) muzikale en culturele vorming: dj;
o) singer-songwriter]1;
4° in de optie folk- en wereldmuziek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: folk- en wereldmuziek;
d) compositie;
e) groepsmusiceren;
f) groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;
g) groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;
h) improvisatie;
i) instrument: folk- en wereldmuziek;
j) muziektheorie;
k) muzikale en culturele vorming;
l) muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek;
5°[1 in de optie musical:
a) arrangeren;
b) atelier: musical;
c) compositie;
d) groepsmusiceren;
e) groepsmusiceren instrumentaal: musical;
f) groepsmusiceren vocaal: musical;
g) improvisatie;
h) musical-dans;
i) musical-drama;
j) muziektheorie;
k) muzikale en culturele vorming;
l) zang musical;]1;
6° [1 in de optie experimentele muziek:
a) arrangeren;
b) compositie;
c) dj-vaardigheden;
d) improvisatie;
e) geluidsleer en opnametechniek;
f) live/studio electronics;
g) muziektheorie;
h) muzikale en culturele vorming;
i) muzikale en culturele vorming: dj;
j) klanklab]1;
7° in de optie muziek schrijven:
a) arrangeren;
b) compositie;
c) improvisatie;
d) geluidsleer en opnametechniek;
e) instrument: folk- en wereldmuziek;
f) instrument: jazz-pop-rock;
g) instrument: klassiek;
h) instrument: oude muziek;
i) klanklab;
j) muzikale en culturele vorming;
k) muziektheorie.
[1 l) muziekanalyse]1;
[1 8° in de optie opera/muziektheater:
a) arrangeren;
b) atelier: opera/muziektheater;
c) compositie;
d) groepsmusiceren;
e) groepsmusiceren vocaal: opera/muziektheater;
f) improvisatie;
g) muziektheorie;
h) muzikale en culturele vorming;
i) zang opera/muziektheater.]1
[1 Alleen academies die onderwijsbevoegdheid hebben voor de optie dj in de vierde graad kunnen de vakken, vermeld in het eerste lid, 3°, e) en n) en in 6°, c) en i), organiseren.]1
§ 4. In de vierde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° in de studierichting vertolkend muzikant in de optie klassiek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: klassiek;
d) geluidsleer en opnametechniek;
e) groepsmusiceren;
f) groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;
g) groepsmusiceren vocaal: klassiek;
h) improvisatie;
i) instrument: klassiek;
j) hedendaagse muziek;
k) muziekgeschiedenis;
l)[1 muziekgeschiedenis: klassiek]1;
[1 m) muziektheorie;]1
2° in de studierichting vertolkend muzikant in de optie oude muziek:
a) begeleidingspraktijk;
b) begeleidingspraktijk: oude muziek;
c) groepsmusiceren;
d) groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek
e) groepsmusiceren vocaal: oude muziek;
f) historische uitvoeringspraktijk;
g) improvisatie;
h) instrument: oude muziek;
i) muziekgeschiedenis;
j) [1 muziekgeschiedenis: oude muziek]1;
[1 l) muziektheorie;]1
3° in de studierichting vertolkend muzikant in de optie jazz-pop-rock:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: jazz-pop-rock;
d) geluidsleer en opnametechniek;
e) groepsmusiceren;
f) groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;
g) groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;
h) improvisatie;
i) instrument: jazz-pop-rock;
j) muziektheorie;
k) muziekgeschiedenis;
l) [1 muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock]1;
[1 m) singer-songwriter]1;
4° in de studierichting vertolkend muzikant in de optie folk- en wereldmuziek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: folk- en wereldmuziek;
d) geluidsleer en opnametechniek;
e) groepsmusiceren;
f) groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;
g) groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;
h) improvisatie;
i) instrument: folk- en wereldmuziek;
j) muziektheorie;
k) muziekgeschiedenis;
[1 l) muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;]1
5° [1 n de studierichting vertolkend muzikant in de optie musical:
a) arrangeren;
b) atelier: musical;
c) danscompositie en -improvisatie;
d) musical-dans;
e) groepsmusiceren;
f) groepsmusiceren instrumentaal: musical;
g) groepsmusiceren vocaal: musical;
h) musical-drama;
i) muziekgeschiedenis;
j) muziekgeschiedenis: musical;
k) muziektheorie;
l) zang musical]1.
6° in de studierichting creërend muzikant in de optie klassiek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: klassiek;
d) compositie: klassiek;
e) instrument: klassiek;
f) geluidsleer en opnametechniek;
g) groepsmusiceren;
h) groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;
i) groepsmusiceren vocaal: klassiek;
j) hedendaagse muziek;
k) improvisatie;
l) muziekgeschiedenis;
m) [1 muziekgeschiedenis: klassiek]1;
[1 n) muziektheorie;]1
[1 o) muziekanalyse;]1
7° in de studierichting creërend muzikant in de optie oude muziek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: oude muziek;
d) groepsmusiceren;
e) groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;
f) groepsmusiceren vocaal: oude muziek;
g) historische uitvoeringspraktijk;
h) improvisatie;
i) instrument: oude muziek;
j) muziekgeschiedenis;
k) [1 muziekgeschiedenis: oude muziek]1;
[1 l) muziektheorie;]1
[1 "7/1° in de studierichting vertolkend muzikant in de optie opera/muziektheater:
a) arrangeren;
b) atelier: opera/muziektheater;
c) danscompositie en -improvisatie;
d) groepsmusiceren;
e) groepsmusiceren vocaal: opera/muziektheater;
f) musical -drama;
g) muziekgeschiedenis;
h) muziekgeschiedenis: opera/muziektheater;
i) muziektheorie;
j) zang opera/muziektheater;]1
8° in de studierichting creërend muzikant in de optie jazz-pop-rock:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk jazz-pop-rock;
d) compositie: jazz-pop-rock;
e) improvisatie;
f) instrument: jazz-pop-rock;
g) geluidsleer en opnametechniek;
h) groepsmusiceren;
i) groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;
j) groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;
k) muziektheorie;
l) muziekgeschiedenis;
m) [1 muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock]1;
[1 n) singer-songwriter;]1
9° in de studierichting creërend muzikant in de optie folk- en wereldmuziek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: folk- en wereldmuziek;
d) compositie: folk- en wereldmuziek;
e) geluidsleer en opnametechniek;
f) groepsmusiceren;
g) groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;
h) groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;
i) instrument: folk- en wereldmuziek;
j) muziektheorie;
k) muziekgeschiedenis;
[1 l) muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;]1
10° in de studierichting creërend muzikant in de optie experimentele muziek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) compositie: experimentele muziek;
d) geluidsleer en opnametechniek;
e) klanklab;
f) live/studio electronics;
g) muziekgeschiedenis;
h) [1 muziekgeschiedenis: experimentele muziek]1;
[1 i) muziektheorie;]1
11° [1 in de studierichting creërend muzikant in de optie musical:
a) arrangeren;
b) atelier: musical;
c) compositie: musical;
d) danscompositie en -improvisatie;
e) musical -dans;
f) groepsmusiceren;
g) groepsmusiceren instrumentaal: musical;
h) groepsmusiceren vocaal: musical;
i) musical-drama;
j) muziekgeschiedenis;
k) muziekgeschiedenis: musical;
l) muziektheorie;
m) zang musical]1;
[1 11/1° in de studierichting creërend muzikant in de optie opera/muziektheater:
a) arrangeren;
b) atelier: opera/muziektheater;
c) compositie: opera/muziektheater;
d) groepsmusiceren;
e) groepsmusiceren vocaal: opera/muziektheater;
f) muziekgeschiedenis;
g) muziekgeschiedenis: opera/muziektheater;
h) muziektheorie;
i) zang opera/muziektheater;]1
12° [1 in de studierichting creërend muzikant in de optie muziekproductie:
a) arrangeren;
b) geluidsleer en opnametechniek;
c) klanklab;
d) muziekgeschiedenis;
e) muziekgeschiedenis: klassiek;
f) muziekgeschiedenis: oude muziek;
g) muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock;
h) muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;
i) muziekgeschiedenis: musical;
j) muziekgeschiedenis: opera/muziektheater;
k) muziekgeschiedenis: experimentele muziek;
l) muziekmanagement;
m) muziekproductie;
n) singer-songwriter;]1;
13° in de studierichting dirigent in de optie dirigent: vocale muziek:
a) analyse en begeleidingspraktijk;
b) arrangeren;
c) geluidsleer en opnametechniek;
d) koordirectie;
e) muziektheorie;
f) muziekgeschiedenis;
[1 g) muziekgeschiedenis: klassiek;
h) muziekgeschiedenis: oude muziek;
i) muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock;
j) muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;
k) muziekgeschiedenis: musical;
l) muziekgeschiedenis: opera/muziektheater;
m) muziekgeschiedenis: experimentele muziek;]1
14° in de studierichting dirigent in de optie dirigent: instrumentale muziek:
a) analyse en begeleidingspraktijk;
b) arrangeren;
c) geluidsleer en opnametechniek;
d) muziektheorie;
e) directie instrumentale muziek;
f) muziekgeschiedenis;
[1 g) muziekgeschiedenis: klassiek;
h) muziekgeschiedenis: oude muziek;
i) muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock;
j) muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;
k) muziekgeschiedenis: musical;
l) muziekgeschiedenis: opera/muziektheater;
m) muziekgeschiedenis: experimentele muziek;]1
15° in de studierichting dj in de optie dj:
a) arrangeren;
b) bedienen pro-apparatuur;
c) compositie: dj;
d) dj-vaardigheden;
e) geluidsleer en opnametechniek;
f) klanklab;
g) muziekgeschiedenis.
§ 5. [1 In de kortlopende studierichting muziekcultuur kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° muziekcultuur: klassiek;
2° muziekcultuur: oude muziek;
3° muziekcultuur: jazz-pop-rock;
4° muziekcultuur: folk- en wereldmuziek;
5° muziekcultuur: musical;
6° muziekcultuur: opera/muziektheater;
7° muziekcultuur: experimentele muziek;
8° muziekkritiek;
9° de vakken vermeld in artikel 4, eerste lid 12°, artikel 6, § 5, artikel 8, § 5, en artikel 10, § 7]1.
§ 6. [1 ...]1.
§ 7.[1 In de kortlopende studierichting muziekgeschiedenis kunnen de volgende vakken worden georganiseerd:
1° muziekgeschiedenis;
2° muziekgeschiedenis: klassiek;
3° muziekgeschiedenis: oude muziek;
4° muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock;
5° muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;
6° muziekgeschiedenis: musical;
7° muziekgeschiedenis: opera/muziektheater;
8° muziekgeschiedenis: experimentele muziek;
9° de vakken vermeld in artikel 4, eerste lid, 12°, artikel 6, § 5, artikel 8, § 5, en artikel 10, § 5]1.
§ 8. In de kortlopende studierichting specialisatie muziek: alle vakken, vermeld in paragraaf 4.
§ 9. [3 ...]3
Een leerling kan het vak groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal, groepsmusiceren instrumentaal of begeleidingspraktijk van zijn optie vervangen door het vak groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal, groepsmusiceren instrumentaal of begeleidingspraktijk van een andere optie. Daarvoor is de toestemming van de directeur en de betrokken leerkrachten noodzakelijk.
[2 Als een academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor een muziekinstrument, maar niet voor de cluster van muziekinstrumenten waartoe dat muziekinstrument behoort, kan een leerling dat muziekinstrument volgen in een optie waarvoor de academie wel onderwijsbevoegdheid heeft verworven op voorwaarde dat de leerling dat muziekinstrument nog niet eerder gevolgd heeft.]2
§ 10. [1 § 10. De vakken geluidsleer en opnametechniek, muziekcultuur: experimentele muziek, muziekcultuur: folk- en wereldmuziek, muziekcultuur: jazz-pop-rock, muziekcultuur: klassiek, muziekcultuur: musical, muziekcultuur: opera/muziektheater, muziekcultuur: oude muziek, muziekgeschiedenis, muziekgeschiedenis: experimentele muziek, muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek, muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock, muziekgeschiedenis: klassiek, muziekgeschiedenis: musical, muziekgeschiedenis: opera/muziektheater, muziekgeschiedenis: oude muziek, muziekkritiek, muziekmanagement, muzikale en culturele vorming, muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek, muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock, muzikale en culturele vorming: klassiek, muzikale en culturele vorming: oude muziek en muzikale en culturele vorming: dj zijn algemene vakken. De overige vakken zijn kunstvakken]1.
1° groepsmusiceren;
2° groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;
3° groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;
4° groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;
5° groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;
6° groepsmusiceren vocaal: klassiek;
7° groepsmusiceren vocaal: oude muziek;
8° groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;
9° groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;
10° instrument: klassiek;
11° instrument: oude muziek;
12° instrument: jazz-pop-rock;
13° instrument: folk- en wereldmuziek;
14° muziekinitiatie.
§ 2. In de tweede graad in de optie muziek kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° groepsmusiceren;
2° groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;
3° groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;
4° groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;
5 groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;
6° groepsmusiceren vocaal: klassiek;
7° groepsmusiceren vocaal: oude muziek;
8° groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;
9° groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;
10° instrument: klassiek;
11° instrument: oude muziek;
12° instrument: jazz-pop-rock;
13° instrument: folk- en wereldmuziek;
14° muzikale en culturele vorming;
15° muzikale en culturele vorming: klassiek;
16° muzikale en culturele vorming: oude muziek;
17° muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock;
18° muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek.
§ 3. In de derde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° in de optie klassiek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: klassiek;
d) compositie;
e) groepsmusiceren;
f) groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;
g) groepsmusiceren vocaal: klassiek;
h) hedendaagse muziek;
i) improvisatie;
j) instrument: klassiek;
k) muziektheorie;
l) muzikale en culturele vorming;
m) muzikale en culturele vorming: klassiek;
2° in de optie oude muziek:
a) begeleidingspraktijk;
b) begeleidingspraktijk: oude muziek;
c) groepsmusiceren;
d) groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;
e) groepsmusiceren vocaal: oude muziek;
f) historische uitvoeringspraktijk;
g) improvisatie;
h) instrument: oude muziek;
i) muziektheorie;
j) muzikale en culturele vorming;
k) muzikale en culturele vorming: oude muziek;
3° [1 in de optie jazz-pop-rock:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: jazz-pop-rock;
d) compositie;
e) dj-vaardigheden;
f) groepsmusiceren;
g) groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;
h) groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;
i) improvisatie;
j) instrument: jazz-pop-rock;
k) muziektheorie;
l) muzikale en culturele vorming;
m) muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock;
n) muzikale en culturele vorming: dj;
o) singer-songwriter]1;
4° in de optie folk- en wereldmuziek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: folk- en wereldmuziek;
d) compositie;
e) groepsmusiceren;
f) groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;
g) groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;
h) improvisatie;
i) instrument: folk- en wereldmuziek;
j) muziektheorie;
k) muzikale en culturele vorming;
l) muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek;
5°[1 in de optie musical:
a) arrangeren;
b) atelier: musical;
c) compositie;
d) groepsmusiceren;
e) groepsmusiceren instrumentaal: musical;
f) groepsmusiceren vocaal: musical;
g) improvisatie;
h) musical-dans;
i) musical-drama;
j) muziektheorie;
k) muzikale en culturele vorming;
l) zang musical;]1;
6° [1 in de optie experimentele muziek:
a) arrangeren;
b) compositie;
c) dj-vaardigheden;
d) improvisatie;
e) geluidsleer en opnametechniek;
f) live/studio electronics;
g) muziektheorie;
h) muzikale en culturele vorming;
i) muzikale en culturele vorming: dj;
j) klanklab]1;
7° in de optie muziek schrijven:
a) arrangeren;
b) compositie;
c) improvisatie;
d) geluidsleer en opnametechniek;
e) instrument: folk- en wereldmuziek;
f) instrument: jazz-pop-rock;
g) instrument: klassiek;
h) instrument: oude muziek;
i) klanklab;
j) muzikale en culturele vorming;
k) muziektheorie.
[1 l) muziekanalyse]1;
[1 8° in de optie opera/muziektheater:
a) arrangeren;
b) atelier: opera/muziektheater;
c) compositie;
d) groepsmusiceren;
e) groepsmusiceren vocaal: opera/muziektheater;
f) improvisatie;
g) muziektheorie;
h) muzikale en culturele vorming;
i) zang opera/muziektheater.]1
[1 Alleen academies die onderwijsbevoegdheid hebben voor de optie dj in de vierde graad kunnen de vakken, vermeld in het eerste lid, 3°, e) en n) en in 6°, c) en i), organiseren.]1
§ 4. In de vierde graad kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° in de studierichting vertolkend muzikant in de optie klassiek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: klassiek;
d) geluidsleer en opnametechniek;
e) groepsmusiceren;
f) groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;
g) groepsmusiceren vocaal: klassiek;
h) improvisatie;
i) instrument: klassiek;
j) hedendaagse muziek;
k) muziekgeschiedenis;
l)[1 muziekgeschiedenis: klassiek]1;
[1 m) muziektheorie;]1
2° in de studierichting vertolkend muzikant in de optie oude muziek:
a) begeleidingspraktijk;
b) begeleidingspraktijk: oude muziek;
c) groepsmusiceren;
d) groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek
e) groepsmusiceren vocaal: oude muziek;
f) historische uitvoeringspraktijk;
g) improvisatie;
h) instrument: oude muziek;
i) muziekgeschiedenis;
j) [1 muziekgeschiedenis: oude muziek]1;
[1 l) muziektheorie;]1
3° in de studierichting vertolkend muzikant in de optie jazz-pop-rock:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: jazz-pop-rock;
d) geluidsleer en opnametechniek;
e) groepsmusiceren;
f) groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;
g) groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;
h) improvisatie;
i) instrument: jazz-pop-rock;
j) muziektheorie;
k) muziekgeschiedenis;
l) [1 muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock]1;
[1 m) singer-songwriter]1;
4° in de studierichting vertolkend muzikant in de optie folk- en wereldmuziek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: folk- en wereldmuziek;
d) geluidsleer en opnametechniek;
e) groepsmusiceren;
f) groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;
g) groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;
h) improvisatie;
i) instrument: folk- en wereldmuziek;
j) muziektheorie;
k) muziekgeschiedenis;
[1 l) muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;]1
5° [1 n de studierichting vertolkend muzikant in de optie musical:
a) arrangeren;
b) atelier: musical;
c) danscompositie en -improvisatie;
d) musical-dans;
e) groepsmusiceren;
f) groepsmusiceren instrumentaal: musical;
g) groepsmusiceren vocaal: musical;
h) musical-drama;
i) muziekgeschiedenis;
j) muziekgeschiedenis: musical;
k) muziektheorie;
l) zang musical]1.
6° in de studierichting creërend muzikant in de optie klassiek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: klassiek;
d) compositie: klassiek;
e) instrument: klassiek;
f) geluidsleer en opnametechniek;
g) groepsmusiceren;
h) groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;
i) groepsmusiceren vocaal: klassiek;
j) hedendaagse muziek;
k) improvisatie;
l) muziekgeschiedenis;
m) [1 muziekgeschiedenis: klassiek]1;
[1 n) muziektheorie;]1
[1 o) muziekanalyse;]1
7° in de studierichting creërend muzikant in de optie oude muziek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: oude muziek;
d) groepsmusiceren;
e) groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;
f) groepsmusiceren vocaal: oude muziek;
g) historische uitvoeringspraktijk;
h) improvisatie;
i) instrument: oude muziek;
j) muziekgeschiedenis;
k) [1 muziekgeschiedenis: oude muziek]1;
[1 l) muziektheorie;]1
[1 "7/1° in de studierichting vertolkend muzikant in de optie opera/muziektheater:
a) arrangeren;
b) atelier: opera/muziektheater;
c) danscompositie en -improvisatie;
d) groepsmusiceren;
e) groepsmusiceren vocaal: opera/muziektheater;
f) musical -drama;
g) muziekgeschiedenis;
h) muziekgeschiedenis: opera/muziektheater;
i) muziektheorie;
j) zang opera/muziektheater;]1
8° in de studierichting creërend muzikant in de optie jazz-pop-rock:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk jazz-pop-rock;
d) compositie: jazz-pop-rock;
e) improvisatie;
f) instrument: jazz-pop-rock;
g) geluidsleer en opnametechniek;
h) groepsmusiceren;
i) groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;
j) groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;
k) muziektheorie;
l) muziekgeschiedenis;
m) [1 muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock]1;
[1 n) singer-songwriter;]1
9° in de studierichting creërend muzikant in de optie folk- en wereldmuziek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) begeleidingspraktijk: folk- en wereldmuziek;
d) compositie: folk- en wereldmuziek;
e) geluidsleer en opnametechniek;
f) groepsmusiceren;
g) groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;
h) groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;
i) instrument: folk- en wereldmuziek;
j) muziektheorie;
k) muziekgeschiedenis;
[1 l) muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;]1
10° in de studierichting creërend muzikant in de optie experimentele muziek:
a) arrangeren;
b) begeleidingspraktijk;
c) compositie: experimentele muziek;
d) geluidsleer en opnametechniek;
e) klanklab;
f) live/studio electronics;
g) muziekgeschiedenis;
h) [1 muziekgeschiedenis: experimentele muziek]1;
[1 i) muziektheorie;]1
11° [1 in de studierichting creërend muzikant in de optie musical:
a) arrangeren;
b) atelier: musical;
c) compositie: musical;
d) danscompositie en -improvisatie;
e) musical -dans;
f) groepsmusiceren;
g) groepsmusiceren instrumentaal: musical;
h) groepsmusiceren vocaal: musical;
i) musical-drama;
j) muziekgeschiedenis;
k) muziekgeschiedenis: musical;
l) muziektheorie;
m) zang musical]1;
[1 11/1° in de studierichting creërend muzikant in de optie opera/muziektheater:
a) arrangeren;
b) atelier: opera/muziektheater;
c) compositie: opera/muziektheater;
d) groepsmusiceren;
e) groepsmusiceren vocaal: opera/muziektheater;
f) muziekgeschiedenis;
g) muziekgeschiedenis: opera/muziektheater;
h) muziektheorie;
i) zang opera/muziektheater;]1
12° [1 in de studierichting creërend muzikant in de optie muziekproductie:
a) arrangeren;
b) geluidsleer en opnametechniek;
c) klanklab;
d) muziekgeschiedenis;
e) muziekgeschiedenis: klassiek;
f) muziekgeschiedenis: oude muziek;
g) muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock;
h) muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;
i) muziekgeschiedenis: musical;
j) muziekgeschiedenis: opera/muziektheater;
k) muziekgeschiedenis: experimentele muziek;
l) muziekmanagement;
m) muziekproductie;
n) singer-songwriter;]1;
13° in de studierichting dirigent in de optie dirigent: vocale muziek:
a) analyse en begeleidingspraktijk;
b) arrangeren;
c) geluidsleer en opnametechniek;
d) koordirectie;
e) muziektheorie;
f) muziekgeschiedenis;
[1 g) muziekgeschiedenis: klassiek;
h) muziekgeschiedenis: oude muziek;
i) muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock;
j) muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;
k) muziekgeschiedenis: musical;
l) muziekgeschiedenis: opera/muziektheater;
m) muziekgeschiedenis: experimentele muziek;]1
14° in de studierichting dirigent in de optie dirigent: instrumentale muziek:
a) analyse en begeleidingspraktijk;
b) arrangeren;
c) geluidsleer en opnametechniek;
d) muziektheorie;
e) directie instrumentale muziek;
f) muziekgeschiedenis;
[1 g) muziekgeschiedenis: klassiek;
h) muziekgeschiedenis: oude muziek;
i) muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock;
j) muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;
k) muziekgeschiedenis: musical;
l) muziekgeschiedenis: opera/muziektheater;
m) muziekgeschiedenis: experimentele muziek;]1
15° in de studierichting dj in de optie dj:
a) arrangeren;
b) bedienen pro-apparatuur;
c) compositie: dj;
d) dj-vaardigheden;
e) geluidsleer en opnametechniek;
f) klanklab;
g) muziekgeschiedenis.
§ 5. [1 In de kortlopende studierichting muziekcultuur kunnen de volgende vakken georganiseerd worden:
1° muziekcultuur: klassiek;
2° muziekcultuur: oude muziek;
3° muziekcultuur: jazz-pop-rock;
4° muziekcultuur: folk- en wereldmuziek;
5° muziekcultuur: musical;
6° muziekcultuur: opera/muziektheater;
7° muziekcultuur: experimentele muziek;
8° muziekkritiek;
9° de vakken vermeld in artikel 4, eerste lid 12°, artikel 6, § 5, artikel 8, § 5, en artikel 10, § 7]1.
§ 6. [1 ...]1.
§ 7.[1 In de kortlopende studierichting muziekgeschiedenis kunnen de volgende vakken worden georganiseerd:
1° muziekgeschiedenis;
2° muziekgeschiedenis: klassiek;
3° muziekgeschiedenis: oude muziek;
4° muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock;
5° muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;
6° muziekgeschiedenis: musical;
7° muziekgeschiedenis: opera/muziektheater;
8° muziekgeschiedenis: experimentele muziek;
9° de vakken vermeld in artikel 4, eerste lid, 12°, artikel 6, § 5, artikel 8, § 5, en artikel 10, § 5]1.
§ 8. In de kortlopende studierichting specialisatie muziek: alle vakken, vermeld in paragraaf 4.
§ 9. [3 ...]3
Een leerling kan het vak groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal, groepsmusiceren instrumentaal of begeleidingspraktijk van zijn optie vervangen door het vak groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal, groepsmusiceren instrumentaal of begeleidingspraktijk van een andere optie. Daarvoor is de toestemming van de directeur en de betrokken leerkrachten noodzakelijk.
[2 Als een academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor een muziekinstrument, maar niet voor de cluster van muziekinstrumenten waartoe dat muziekinstrument behoort, kan een leerling dat muziekinstrument volgen in een optie waarvoor de academie wel onderwijsbevoegdheid heeft verworven op voorwaarde dat de leerling dat muziekinstrument nog niet eerder gevolgd heeft.]2
§ 10. [1 § 10. De vakken geluidsleer en opnametechniek, muziekcultuur: experimentele muziek, muziekcultuur: folk- en wereldmuziek, muziekcultuur: jazz-pop-rock, muziekcultuur: klassiek, muziekcultuur: musical, muziekcultuur: opera/muziektheater, muziekcultuur: oude muziek, muziekgeschiedenis, muziekgeschiedenis: experimentele muziek, muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek, muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock, muziekgeschiedenis: klassiek, muziekgeschiedenis: musical, muziekgeschiedenis: opera/muziektheater, muziekgeschiedenis: oude muziek, muziekkritiek, muziekmanagement, muzikale en culturele vorming, muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek, muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock, muzikale en culturele vorming: klassiek, muzikale en culturele vorming: oude muziek en muzikale en culturele vorming: dj zijn algemene vakken. De overige vakken zijn kunstvakken]1.
Art.10. § 1er. Au premier degré, dans l'option initiation à la musique les cours suivants peuvent être organisés :
1° pratique musicale en groupe ;
2° pratique instrumentale en groupe : classique ;
3° pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ;
4° pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ;
5° pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
6° pratique vocale en groupe : classique ;
7° pratique vocale en groupe : musique ancienne ;
8° pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock ;
9° pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
10° instrument : classique ;
11° instrument : musique ancienne ;
12° instrument : jazz-pop-rock ;
13° instrument : musique folk et musiques du monde ;
14° initiation à la musique.
§ 2. Dans le premier degré, dans l'option musique, les cours suivants peuvent être organisés :
1° pratique musicale en groupe ;
2° pratique instrumentale en groupe : classique ;
3° pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ;
4° pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ;
5° pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
6° pratique vocale en groupe : classique ;
7° pratique vocale en groupe : musique ancienne ;
8° pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock ;
9° pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
10° instrument : classique ;
11° instrument : musique ancienne ;
12° instrument : jazz-pop-rock ;
13° instrument : musique folk et musiques du monde ;
14° formation musicale et culturelle ;
15° formation musicale et culturelle : classique ;
16° formation musicale et culturelle : musique ancienne ;
17° formation musicale et culturelle : jazz-pop-rock ;
18° formation musicale et culturelle : musique folk et musiques du monde.
§ 3. Au troisième degré, les cours suivants peuvent être organisés :
1° dans l'option classique :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : classique ;
d) composition ;
e) pratique musicale en groupe ;
f) pratique instrumentale en groupe : classique ;
g) pratique vocale en groupe : classique ;
h) musique contemporaine ;
i) improvisation ;
j) instrument : classique ;
k) théorie musicale ;
l) formation musicale et culturelle ;
m) formation musicale et culturelle : classique ;
2° dans l'option musique ancienne :
a) accompagnement musical ;
b) accompagnement musical : musique ancienne ;
c) pratique musicale en groupe ;
d) pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ;
e) pratique vocale en groupe : musique ancienne ;
f) interprétation historiquement informée ;
g) improvisation ;
h) instrument : musique ancienne ;
i) théorie musicale ;
j) formation musicale et culturelle ;
k) formation musicale et culturelle : musique ancienne ;
3° [1 dans l'option jazz-pop-rock :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : jazz-pop-rock ;
d) composition ;
e) aptitudes DJ ;
f) pratique musicale en groupe ;
g) pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ;
h) pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock ;
i) improvisation ;
j) instrument : jazz-pop-rock ;
k) théorie de la musique ;
l) formation musicale et culturelle ;
m) formation musicale et culturelle : jazz-pop-rock ;
n) formation musicale et culturelle : DJ ;
o) singer-songwriter]1;
4° dans l'option musique folk et musiques du monde :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : musique folk et musiques du monde ;
d) composition ;
e) pratique musicale en groupe ;
f) pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
g) pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
h) improvisation;
i) instrument : musique folk et musiques du monde ;
j) théorie musicale ;
k) formation musicale et culturelle ;
l) formation musicale et culturelle : musique folk et musiques du monde ;
5°[1 dans l'option musical :
a) arrangement ;
b) atelier : musical ;
c) composition ;
d) pratique musicale en groupe ;
e) pratique instrumentale en groupe : musical ;
f) pratique vocale en groupe : musical ;
g) improvisation ;
h) musical-danse ;
i) musical-drame ;
j) théorie de la musique ;
k) formation musicale et culturelle ;
l) chant musical ]1;
6° [1 dans l'option musique expérimentale :
a) arrangement ;
b) composition ;
c) aptitudes DJ ;
d) improvisation ;
e) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
f) live/studio electronics ;
g) théorie de la musique ;
h) formation musicale et culturelle ;
i) formation musicale et culturelle : DJ ;
j) atelier du son ]1;
7° dans l'option composition musicale :
a) arrangement ;
b) composition ;
c) improvisation ;
d) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
e) instrument : musique folk et musiques du monde ;
f) instrument : jazz-pop-rock ;
g) instrument : classique ;
h) instrument : musique ancienne ;
i) atelier du son ;
j) formation musicale et culturelle ;
k) théorie musicale.
[1 l) analyse musicale]1
[1 8° dans l'option opéra/théâtre musical :
a) arrangement ;
b) atelier : opéra/théâtre musical ;
c) composition ;
d) pratique musicale en groupe ;
e) pratique vocale en groupe : opéra/théâtre musical ;
f) improvisation ;
g) théorie de la musique ;
h) formation musicale et culturelle ;
i) chant opéra/théâtre musical.]1
[1 Seules les académies qui ont la compétence d'enseignement pour l'option DJ au quatrième degré peuvent organiser les cours visés à l'alinéa 1er, 3°, e) et n) et 6°, c) et i).]1
§ 4. Au quatrième degré, les cours suivants peuvent être organisés :
1° dans l'orientation d'études musicien-interprète dans l'option classique :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : classique ;
d) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
e) pratique musicale en groupe ;
f) pratique instrumentale en groupe : classique ;
g) pratique vocale en groupe : classique ;
h) improvisation ;
i) instrument : classique ;
j) musique contemporaine ;
k) histoire de la musique ;
l) [1 histoire de la musique : classique]1;
[1 m) théorie de la musique ; ]1
2° dans l'orientation d'études musicien-interprète dans l'option musique ancienne :
a) accompagnement musical ;
b) accompagnement musical : musique ancienne ;
c) pratique musicale en groupe ;
d) pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ;
e) pratique vocale en groupe : musique ancienne ;
f) interprétation historiquement informée ;
g) improvisation ;
h) instrument : musique ancienne ;
i) histoire de la musique ;
j) [1 histoire de la musique : musique ancienne]1;
[1 l) théorie de la musique . ]1
3° dans l'orientation d'études musicien-interprète dans l'option jazz-pop-rock :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : jazz-pop-rock ;
d) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
e) pratique musicale en groupe ;
f) pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ;
g) pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock ;
h) improvisation;
i) instrument : jazz-pop-rock ;
j) théorie musicale ;
k) histoire de la musique ;
l) [1 l) histoire de la musique : jazz-pop-rock ;]1
[1 m) singer-songwriter ; ]1
4° dans l'orientation d'études musicien-interprète dans l'option musique folk et musiques du monde :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : musique folk et musiques du monde ;
d) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
e) pratique musicale en groupe ;
f) pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
g) pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
h) improvisation ;
i) instrument : musique folk et musiques du monde ;
j) théorie musicale ;
k) histoire de la musique ;
[1 l) histoire de la musique : musique folk et musiques du monde ;]1
5° [1 dans l'orientation d'études musicien-interprète dans l'option musical :
a) arrangement ;
b) atelier : musical ;
c) composition de danse et improvisation ;
d) musical-danse ;
e) pratique musicale en groupe ;
f) pratique instrumentale en groupe : musical ;
g) pratique vocale en groupe : musical ;
h) musical-drame ;
i) histoire de la musique ;
j) histoire de la musique : musical ;
k) théorie de la musique ;
l) chant musical ]1 .
6° dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option classique :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : classique ;
d) composition : classique ;
e) instrument : classique ;
f) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
g) pratique musicale en groupe ;
h) pratique instrumentale en groupe : classique ;
i) pratique vocale en groupe : classique ;
j) musique contemporaine ;
k) improvisation ;
l) histoire de la musique ;
m) [1 histoire de la musique : classique]1 ;
[1 n) théorie de la musique ;]1
[1 o) analyse musicale ; ]1
7° dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option musique ancienne :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : musique ancienne ;
d) pratique musicale en groupe ;
e) pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ;
f) pratique vocale en groupe : musique ancienne ;
g) interprétation historiquement informée ;
h) improvisation ;
i) instrument : musique ancienne ;
j) histoire de la musique ;
k) [1 histoire de la musique : musique ancienne]1.
[1 l) théorie de la musique ; ]1
[1 7/1° dans l'orientation d'études musicien-interprète dans l'option opéra/théâtre musical :
a) arrangement ;
b) atelier : opéra/théâtre musical ;
c) composition de danse et improvisation ;
d) pratique musicale en groupe ;
e) pratique vocale en groupe : opéra/théâtre musical ;
f) musical-drame ;
g) histoire de la musique ;
h) histoire de la musique : opéra/théâtre musical ;
i) théorie de la musique ;
j) chant opéra/théâtre musical ; ]1
8° dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option jazz-pop-rock :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : jazz-pop-rock ;
d) composition : jazz-pop-rock ;
e) improvisation ;
f) instrument : jazz-pop-rock ;
g) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
h) pratique musicale en groupe ;
i) pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock ;
j) pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ;
k) théorie musicale ;
l) histoire de la musique ;
m) [1 histoire de la musique : jazz-pop-rock]1 ;
[1 n) singer-songwriter ; ]1
9° dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option musique folk et musiques du monde :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : musique folk et musiques du monde ;
d) composition : musique folk et musiques du monde ;
e) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
f) pratique musicale en groupe ;
g) pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
h) pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
i) instrument : musique folk et musiques du monde ;
j) théorie musicale ;
k) histoire de la musique ;
[1 l) histoire de la musique : musique folk et musiques du monde ;]1
10° dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option musique expérimentale :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) composition: musique expérimentale ;
d) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
e) atelier du son ;
f) live/studio electronics ;
g) histoire de la musique ;
h) [1 histoire de la musique : musique expérimentale ]1 ;
[1 i) théorie de la musique ; ]1
11°[1 dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option musical :
a) arrangement ;
b) atelier : musical ;
c) composition : musical ;
d) composition de danse et improvisation ;
e) musical-danse ;
f) pratique musicale en groupe ;
g) pratique instrumentale en groupe : musical ;
h) pratique vocale en groupe : musical ;
i) musical-drame ;
j) histoire de la musique ;
k) histoire de la musique : musical ;
l) théorie de la musique ;
m) chant musical ; ]1 ;
[1 11/1° dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option opéra/théâtre musical :
a) arrangement ;
b) atelier : opéra/théâtre musical ;
c) composition : opéra/théâtre musical ;
d) pratique musicale en groupe ;
e) pratique vocale en groupe : opéra/théâtre musical ;
f) histoire de la musique ;
g) histoire de la musique : opéra/théâtre musical ;
h) théorie de la musique ;
i) chant opéra/théâtre musical ; ]1
12° [1 dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option production musicale :
a) arrangement ;
b) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
c) atelier du son ;
d) histoire de la musique ;
e) histoire de la musique : classique ;
f) histoire de la musique : musique ancienne ;
g) histoire de la musique : jazz-pop-rock ;
h) histoire de la musique : musique folk et musiques du monde ;
i) histoire de la musique : musical ;
j) histoire de la musique : opéra/théâtre musical ;
k) histoire de la musique : musique expérimentale ;
l) gestion de la musique ;
m) production musicale ;
n) singer-songwriter]1;
13° dans l'orientation d'études directeur musical dans l'option directeur musical : musique vocale :
a) analyse en accompagnement musical ;
b) arrangement ;
c) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
d) direction de choeur ;
e) théorie musicale ;
f) histoire de la musique ;
[1 g) histoire de la musique : classique ;
h) histoire de la musique : musique ancienne ;
i) histoire de la musique : jazz-pop-rock ;
j) histoire de la musique : musique folk et musiques du monde ;
k) histoire de la musique : musical ;
l) histoire de la musique : opéra/théâtre musical ;
m) histoire de la musique : musique expérimentale ; ]1
14° dans l'orientation d'études directeur musical dans l'option directeur musical : musique instrumentale :
a) analyse en accompagnement musical ;
b) arrangement ;
c) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
d) théorie musicale ;
e) direction musique instrumentale ;
f) histoire de la musique ;
[1 g) histoire de la musique : classique ;
h) histoire de la musique : musique ancienne ;
i) histoire de la musique : jazz-pop-rock ;
j) histoire de la musique : musique folk et musiques du monde ;
k) histoire de la musique : musical ;
l) histoire de la musique : opéra/théâtre musical ;
m) histoire de la musique : musique expérimentale ; ]1
15° dans l'orientation d'études DJ au quatrième degré : DJ ;
a) arrangement ;
b) fonctionnement de l'équipement pro ;
c) composition : DJ ;
d) aptitudes DJ ;
e) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
f) atelier du son ;
g) histoire de la musique.
§ 5. [1 Dans l'orientation d'études de courte durée culture de la musique, les cours suivants peuvent être organisés :
1° culture de la musique : classique ;
2° culture de la musique : musique ancienne ;
3° culture de la musique : jazz-pop-rock ;
4° culture de la musique : musique folk et musiques du monde ;
5° culture de la musique : musical ;
6° culture de la musique : opéra/théâtre musical ;
7° culture de la musique : musique expérimentale ;
8° critique de la musique ;
9° les cours visés à l'article 4, alinéa 1er, 12°, article 6, § 5, l'article 8, § 5 et l'article 10, § 7]1.
§ 6.[1 ...]1.
§ 7.[1 Dans l'orientation d'études de courte durée histoire de la musique, les cours suivants peuvent être organisés :
1° histoire de la musique ;
2° histoire de la musique : classique ;
3° histoire de la musique : musique ancienne ;
4° histoire de la musique : jazz-pop-rock ;
5° histoire de la musique : musique folk et musiques du monde ;
6° histoire de la musique : musical ;
7° histoire de la musique : opéra/théâtre musical ;
8° histoire de la musique : musique expérimentale
les cours visés à l'article 4, alinéa 1er, 12°, l'article 6, § 5, l'article 8, § 5 et l'article 10, § 5]1.
§ 8. Dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation musique : tous les cours visés au paragraphe 4.
§ 9. [3 ...]3
Un élève peut remplacer le cours pratique musicale en groupe, pratique vocale en groupe, pratique instrumentale en groupe ou accompagnement musical de son option par le cours pratique musicale en groupe, pratique vocale en groupe, pratique instrumentale en groupe ou accompagnement musical d'une autre option. Cela nécessite le consentement du directeur et des enseignants concernés.
[2 Si une académie a acquis une compétence d'enseignement pour un instrument de musique, mais pas pour le cluster d'instruments de musique auquel celui-ci appartient, un élève peut suivre les cours de cet instrument de musique dans une option pour laquelle l'académie a acquis une compétence d'enseignement, à condition que l'élève n'ait pas suivi de cours de cet instrument de musique auparavant.]2
§ 10. [1 . Les cours théorie du son et technologie d'enregistrement, culture de la musique : musique expérimentale, culture de la musique : musique folk et musiques du monde, culture de la musique : jazz-pop-rock, culture de la musique : classique, culture de la musique : musical, culture de la musique : opéra/théâtre musical, culture de la musique : musique ancienne, histoire de la musique, histoire de la musique : musique expérimentale, histoire de la musique : musique folk et musiques du monde, histoire de la musique : jazz-pop-rock, histoire de la musique : classique, histoire de la musique : musical, histoire de la musique : opéra/théâtre musical, histoire de la musique : critique de la musique, gestion de la musique, formation musicale et culturelle, formation musicale et culturelle : musique folk et musiques du monde, formation musicale et culturelle : jazz-pop-rock, formation musicale et culturelle : classique, formation musicale et culturelle : musique ancienne et formation musicale et culturelle : DJ sont des cours généraux. Les autres cours sont des cours artistiques ]1.
1° pratique musicale en groupe ;
2° pratique instrumentale en groupe : classique ;
3° pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ;
4° pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ;
5° pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
6° pratique vocale en groupe : classique ;
7° pratique vocale en groupe : musique ancienne ;
8° pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock ;
9° pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
10° instrument : classique ;
11° instrument : musique ancienne ;
12° instrument : jazz-pop-rock ;
13° instrument : musique folk et musiques du monde ;
14° initiation à la musique.
§ 2. Dans le premier degré, dans l'option musique, les cours suivants peuvent être organisés :
1° pratique musicale en groupe ;
2° pratique instrumentale en groupe : classique ;
3° pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ;
4° pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ;
5° pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
6° pratique vocale en groupe : classique ;
7° pratique vocale en groupe : musique ancienne ;
8° pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock ;
9° pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
10° instrument : classique ;
11° instrument : musique ancienne ;
12° instrument : jazz-pop-rock ;
13° instrument : musique folk et musiques du monde ;
14° formation musicale et culturelle ;
15° formation musicale et culturelle : classique ;
16° formation musicale et culturelle : musique ancienne ;
17° formation musicale et culturelle : jazz-pop-rock ;
18° formation musicale et culturelle : musique folk et musiques du monde.
§ 3. Au troisième degré, les cours suivants peuvent être organisés :
1° dans l'option classique :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : classique ;
d) composition ;
e) pratique musicale en groupe ;
f) pratique instrumentale en groupe : classique ;
g) pratique vocale en groupe : classique ;
h) musique contemporaine ;
i) improvisation ;
j) instrument : classique ;
k) théorie musicale ;
l) formation musicale et culturelle ;
m) formation musicale et culturelle : classique ;
2° dans l'option musique ancienne :
a) accompagnement musical ;
b) accompagnement musical : musique ancienne ;
c) pratique musicale en groupe ;
d) pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ;
e) pratique vocale en groupe : musique ancienne ;
f) interprétation historiquement informée ;
g) improvisation ;
h) instrument : musique ancienne ;
i) théorie musicale ;
j) formation musicale et culturelle ;
k) formation musicale et culturelle : musique ancienne ;
3° [1 dans l'option jazz-pop-rock :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : jazz-pop-rock ;
d) composition ;
e) aptitudes DJ ;
f) pratique musicale en groupe ;
g) pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ;
h) pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock ;
i) improvisation ;
j) instrument : jazz-pop-rock ;
k) théorie de la musique ;
l) formation musicale et culturelle ;
m) formation musicale et culturelle : jazz-pop-rock ;
n) formation musicale et culturelle : DJ ;
o) singer-songwriter]1;
4° dans l'option musique folk et musiques du monde :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : musique folk et musiques du monde ;
d) composition ;
e) pratique musicale en groupe ;
f) pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
g) pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
h) improvisation;
i) instrument : musique folk et musiques du monde ;
j) théorie musicale ;
k) formation musicale et culturelle ;
l) formation musicale et culturelle : musique folk et musiques du monde ;
5°[1 dans l'option musical :
a) arrangement ;
b) atelier : musical ;
c) composition ;
d) pratique musicale en groupe ;
e) pratique instrumentale en groupe : musical ;
f) pratique vocale en groupe : musical ;
g) improvisation ;
h) musical-danse ;
i) musical-drame ;
j) théorie de la musique ;
k) formation musicale et culturelle ;
l) chant musical ]1;
6° [1 dans l'option musique expérimentale :
a) arrangement ;
b) composition ;
c) aptitudes DJ ;
d) improvisation ;
e) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
f) live/studio electronics ;
g) théorie de la musique ;
h) formation musicale et culturelle ;
i) formation musicale et culturelle : DJ ;
j) atelier du son ]1;
7° dans l'option composition musicale :
a) arrangement ;
b) composition ;
c) improvisation ;
d) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
e) instrument : musique folk et musiques du monde ;
f) instrument : jazz-pop-rock ;
g) instrument : classique ;
h) instrument : musique ancienne ;
i) atelier du son ;
j) formation musicale et culturelle ;
k) théorie musicale.
[1 l) analyse musicale]1
[1 8° dans l'option opéra/théâtre musical :
a) arrangement ;
b) atelier : opéra/théâtre musical ;
c) composition ;
d) pratique musicale en groupe ;
e) pratique vocale en groupe : opéra/théâtre musical ;
f) improvisation ;
g) théorie de la musique ;
h) formation musicale et culturelle ;
i) chant opéra/théâtre musical.]1
[1 Seules les académies qui ont la compétence d'enseignement pour l'option DJ au quatrième degré peuvent organiser les cours visés à l'alinéa 1er, 3°, e) et n) et 6°, c) et i).]1
§ 4. Au quatrième degré, les cours suivants peuvent être organisés :
1° dans l'orientation d'études musicien-interprète dans l'option classique :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : classique ;
d) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
e) pratique musicale en groupe ;
f) pratique instrumentale en groupe : classique ;
g) pratique vocale en groupe : classique ;
h) improvisation ;
i) instrument : classique ;
j) musique contemporaine ;
k) histoire de la musique ;
l) [1 histoire de la musique : classique]1;
[1 m) théorie de la musique ; ]1
2° dans l'orientation d'études musicien-interprète dans l'option musique ancienne :
a) accompagnement musical ;
b) accompagnement musical : musique ancienne ;
c) pratique musicale en groupe ;
d) pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ;
e) pratique vocale en groupe : musique ancienne ;
f) interprétation historiquement informée ;
g) improvisation ;
h) instrument : musique ancienne ;
i) histoire de la musique ;
j) [1 histoire de la musique : musique ancienne]1;
[1 l) théorie de la musique . ]1
3° dans l'orientation d'études musicien-interprète dans l'option jazz-pop-rock :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : jazz-pop-rock ;
d) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
e) pratique musicale en groupe ;
f) pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ;
g) pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock ;
h) improvisation;
i) instrument : jazz-pop-rock ;
j) théorie musicale ;
k) histoire de la musique ;
l) [1 l) histoire de la musique : jazz-pop-rock ;]1
[1 m) singer-songwriter ; ]1
4° dans l'orientation d'études musicien-interprète dans l'option musique folk et musiques du monde :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : musique folk et musiques du monde ;
d) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
e) pratique musicale en groupe ;
f) pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
g) pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
h) improvisation ;
i) instrument : musique folk et musiques du monde ;
j) théorie musicale ;
k) histoire de la musique ;
[1 l) histoire de la musique : musique folk et musiques du monde ;]1
5° [1 dans l'orientation d'études musicien-interprète dans l'option musical :
a) arrangement ;
b) atelier : musical ;
c) composition de danse et improvisation ;
d) musical-danse ;
e) pratique musicale en groupe ;
f) pratique instrumentale en groupe : musical ;
g) pratique vocale en groupe : musical ;
h) musical-drame ;
i) histoire de la musique ;
j) histoire de la musique : musical ;
k) théorie de la musique ;
l) chant musical ]1 .
6° dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option classique :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : classique ;
d) composition : classique ;
e) instrument : classique ;
f) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
g) pratique musicale en groupe ;
h) pratique instrumentale en groupe : classique ;
i) pratique vocale en groupe : classique ;
j) musique contemporaine ;
k) improvisation ;
l) histoire de la musique ;
m) [1 histoire de la musique : classique]1 ;
[1 n) théorie de la musique ;]1
[1 o) analyse musicale ; ]1
7° dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option musique ancienne :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : musique ancienne ;
d) pratique musicale en groupe ;
e) pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ;
f) pratique vocale en groupe : musique ancienne ;
g) interprétation historiquement informée ;
h) improvisation ;
i) instrument : musique ancienne ;
j) histoire de la musique ;
k) [1 histoire de la musique : musique ancienne]1.
[1 l) théorie de la musique ; ]1
[1 7/1° dans l'orientation d'études musicien-interprète dans l'option opéra/théâtre musical :
a) arrangement ;
b) atelier : opéra/théâtre musical ;
c) composition de danse et improvisation ;
d) pratique musicale en groupe ;
e) pratique vocale en groupe : opéra/théâtre musical ;
f) musical-drame ;
g) histoire de la musique ;
h) histoire de la musique : opéra/théâtre musical ;
i) théorie de la musique ;
j) chant opéra/théâtre musical ; ]1
8° dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option jazz-pop-rock :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : jazz-pop-rock ;
d) composition : jazz-pop-rock ;
e) improvisation ;
f) instrument : jazz-pop-rock ;
g) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
h) pratique musicale en groupe ;
i) pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock ;
j) pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ;
k) théorie musicale ;
l) histoire de la musique ;
m) [1 histoire de la musique : jazz-pop-rock]1 ;
[1 n) singer-songwriter ; ]1
9° dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option musique folk et musiques du monde :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) accompagnement musical : musique folk et musiques du monde ;
d) composition : musique folk et musiques du monde ;
e) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
f) pratique musicale en groupe ;
g) pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
h) pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
i) instrument : musique folk et musiques du monde ;
j) théorie musicale ;
k) histoire de la musique ;
[1 l) histoire de la musique : musique folk et musiques du monde ;]1
10° dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option musique expérimentale :
a) arrangement ;
b) accompagnement musical ;
c) composition: musique expérimentale ;
d) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
e) atelier du son ;
f) live/studio electronics ;
g) histoire de la musique ;
h) [1 histoire de la musique : musique expérimentale ]1 ;
[1 i) théorie de la musique ; ]1
11°[1 dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option musical :
a) arrangement ;
b) atelier : musical ;
c) composition : musical ;
d) composition de danse et improvisation ;
e) musical-danse ;
f) pratique musicale en groupe ;
g) pratique instrumentale en groupe : musical ;
h) pratique vocale en groupe : musical ;
i) musical-drame ;
j) histoire de la musique ;
k) histoire de la musique : musical ;
l) théorie de la musique ;
m) chant musical ; ]1 ;
[1 11/1° dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option opéra/théâtre musical :
a) arrangement ;
b) atelier : opéra/théâtre musical ;
c) composition : opéra/théâtre musical ;
d) pratique musicale en groupe ;
e) pratique vocale en groupe : opéra/théâtre musical ;
f) histoire de la musique ;
g) histoire de la musique : opéra/théâtre musical ;
h) théorie de la musique ;
i) chant opéra/théâtre musical ; ]1
12° [1 dans l'orientation d'études musicien-créateur dans l'option production musicale :
a) arrangement ;
b) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
c) atelier du son ;
d) histoire de la musique ;
e) histoire de la musique : classique ;
f) histoire de la musique : musique ancienne ;
g) histoire de la musique : jazz-pop-rock ;
h) histoire de la musique : musique folk et musiques du monde ;
i) histoire de la musique : musical ;
j) histoire de la musique : opéra/théâtre musical ;
k) histoire de la musique : musique expérimentale ;
l) gestion de la musique ;
m) production musicale ;
n) singer-songwriter]1;
13° dans l'orientation d'études directeur musical dans l'option directeur musical : musique vocale :
a) analyse en accompagnement musical ;
b) arrangement ;
c) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
d) direction de choeur ;
e) théorie musicale ;
f) histoire de la musique ;
[1 g) histoire de la musique : classique ;
h) histoire de la musique : musique ancienne ;
i) histoire de la musique : jazz-pop-rock ;
j) histoire de la musique : musique folk et musiques du monde ;
k) histoire de la musique : musical ;
l) histoire de la musique : opéra/théâtre musical ;
m) histoire de la musique : musique expérimentale ; ]1
14° dans l'orientation d'études directeur musical dans l'option directeur musical : musique instrumentale :
a) analyse en accompagnement musical ;
b) arrangement ;
c) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
d) théorie musicale ;
e) direction musique instrumentale ;
f) histoire de la musique ;
[1 g) histoire de la musique : classique ;
h) histoire de la musique : musique ancienne ;
i) histoire de la musique : jazz-pop-rock ;
j) histoire de la musique : musique folk et musiques du monde ;
k) histoire de la musique : musical ;
l) histoire de la musique : opéra/théâtre musical ;
m) histoire de la musique : musique expérimentale ; ]1
15° dans l'orientation d'études DJ au quatrième degré : DJ ;
a) arrangement ;
b) fonctionnement de l'équipement pro ;
c) composition : DJ ;
d) aptitudes DJ ;
e) théorie du son et technologie d'enregistrement ;
f) atelier du son ;
g) histoire de la musique.
§ 5. [1 Dans l'orientation d'études de courte durée culture de la musique, les cours suivants peuvent être organisés :
1° culture de la musique : classique ;
2° culture de la musique : musique ancienne ;
3° culture de la musique : jazz-pop-rock ;
4° culture de la musique : musique folk et musiques du monde ;
5° culture de la musique : musical ;
6° culture de la musique : opéra/théâtre musical ;
7° culture de la musique : musique expérimentale ;
8° critique de la musique ;
9° les cours visés à l'article 4, alinéa 1er, 12°, article 6, § 5, l'article 8, § 5 et l'article 10, § 7]1.
§ 6.[1 ...]1.
§ 7.[1 Dans l'orientation d'études de courte durée histoire de la musique, les cours suivants peuvent être organisés :
1° histoire de la musique ;
2° histoire de la musique : classique ;
3° histoire de la musique : musique ancienne ;
4° histoire de la musique : jazz-pop-rock ;
5° histoire de la musique : musique folk et musiques du monde ;
6° histoire de la musique : musical ;
7° histoire de la musique : opéra/théâtre musical ;
8° histoire de la musique : musique expérimentale
les cours visés à l'article 4, alinéa 1er, 12°, l'article 6, § 5, l'article 8, § 5 et l'article 10, § 5]1.
§ 8. Dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation musique : tous les cours visés au paragraphe 4.
§ 9. [3 ...]3
Un élève peut remplacer le cours pratique musicale en groupe, pratique vocale en groupe, pratique instrumentale en groupe ou accompagnement musical de son option par le cours pratique musicale en groupe, pratique vocale en groupe, pratique instrumentale en groupe ou accompagnement musical d'une autre option. Cela nécessite le consentement du directeur et des enseignants concernés.
[2 Si une académie a acquis une compétence d'enseignement pour un instrument de musique, mais pas pour le cluster d'instruments de musique auquel celui-ci appartient, un élève peut suivre les cours de cet instrument de musique dans une option pour laquelle l'académie a acquis une compétence d'enseignement, à condition que l'élève n'ait pas suivi de cours de cet instrument de musique auparavant.]2
§ 10. [1 . Les cours théorie du son et technologie d'enregistrement, culture de la musique : musique expérimentale, culture de la musique : musique folk et musiques du monde, culture de la musique : jazz-pop-rock, culture de la musique : classique, culture de la musique : musical, culture de la musique : opéra/théâtre musical, culture de la musique : musique ancienne, histoire de la musique, histoire de la musique : musique expérimentale, histoire de la musique : musique folk et musiques du monde, histoire de la musique : jazz-pop-rock, histoire de la musique : classique, histoire de la musique : musical, histoire de la musique : opéra/théâtre musical, histoire de la musique : critique de la musique, gestion de la musique, formation musicale et culturelle, formation musicale et culturelle : musique folk et musiques du monde, formation musicale et culturelle : jazz-pop-rock, formation musicale et culturelle : classique, formation musicale et culturelle : musique ancienne et formation musicale et culturelle : DJ sont des cours généraux. Les autres cours sont des cours artistiques ]1.
Onderafdeling 3. - Muziekinstrumenten
Sous-Section 3. - Instruments de musique
Art.11. [2 § 1.]2 In het vak instrument: klassiek kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden:
1° snaarinstrumenten (strijkers en tokkelinstrumenten):
a) altviool;
b) cello;
c) contrabas;
d) gitaar;
e) harp;
f) mandoline;
g) viool;
2° toetseninstrumenten:
a) accordeon;
b) bandoneon;
c) beiaard;
d) klavecimbel;
e) klavierklas;
f) orgel;
g) piano;
3° blaasinstrumenten:
a) altfluit;
b) althoorn;
c) altklarinet;
d) altsaxofoon;
e) bariton;
f) baritonsaxofoon;
g) basblokfluit;
h) basfluit;
i) basklarinet;
j) bassaxofoon;
k) bastrombone;
l) bastuba;
m) blokfluit;
n) bugel;
o) contrafagot;
p) dwarsfluit;
q) Engelse hoorn;
r) eufonium;
s) fagot;
t) hobo;
u) hoorn;
v) klarinet;
w) kleine klarinet;
x) kornet;
y) piccolo;
z) piccolotrompet;
aa) sopraansaxofoon;
ab) sopraninosaxofoon;
ac) tenorsaxofoon;
ad) trombone;
ae) trompet;
4° slagwerk:
a) melodisch slagwerk;
b) orkestslagwerk;
c) ritmisch slagwerk;
5° [1 zang :
a) stemvorming voor minderjarigen;
b) zang]1.
In het eerste lid, 2°, e), wordt verstaan onder klavierklas: een cursus waarin tenminste twee van volgende toetsinstrumenten geïntegreerd aangeboden worden: piano, klavecimbel, clavichord, harmonium, [2 pianoforte, beiaard en orgel]2. De cursus is bedoeld om bepaalde leerlingen van verschillende toetsinstrumenten te laten proeven vooraleer een keuze te maken, of om een veelzijdige klavierspeler op te leiden.
[2 § 2. In het vak begeleidingspraktijk: klassiek kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden:
1° accordeon;
2° bandoneon;
3° beiaard;
4° gitaar;
5° harp;
6° klavecimbel;
7° klavierklas;
8° mandoline;
9° melodisch slagwerk;
10° orgel;
11° orkestslagwerk;
12° piano;
13° ritmisch slagwerk.]2
1° snaarinstrumenten (strijkers en tokkelinstrumenten):
a) altviool;
b) cello;
c) contrabas;
d) gitaar;
e) harp;
f) mandoline;
g) viool;
2° toetseninstrumenten:
a) accordeon;
b) bandoneon;
c) beiaard;
d) klavecimbel;
e) klavierklas;
f) orgel;
g) piano;
3° blaasinstrumenten:
a) altfluit;
b) althoorn;
c) altklarinet;
d) altsaxofoon;
e) bariton;
f) baritonsaxofoon;
g) basblokfluit;
h) basfluit;
i) basklarinet;
j) bassaxofoon;
k) bastrombone;
l) bastuba;
m) blokfluit;
n) bugel;
o) contrafagot;
p) dwarsfluit;
q) Engelse hoorn;
r) eufonium;
s) fagot;
t) hobo;
u) hoorn;
v) klarinet;
w) kleine klarinet;
x) kornet;
y) piccolo;
z) piccolotrompet;
aa) sopraansaxofoon;
ab) sopraninosaxofoon;
ac) tenorsaxofoon;
ad) trombone;
ae) trompet;
4° slagwerk:
a) melodisch slagwerk;
b) orkestslagwerk;
c) ritmisch slagwerk;
5° [1 zang :
a) stemvorming voor minderjarigen;
b) zang]1.
In het eerste lid, 2°, e), wordt verstaan onder klavierklas: een cursus waarin tenminste twee van volgende toetsinstrumenten geïntegreerd aangeboden worden: piano, klavecimbel, clavichord, harmonium, [2 pianoforte, beiaard en orgel]2. De cursus is bedoeld om bepaalde leerlingen van verschillende toetsinstrumenten te laten proeven vooraleer een keuze te maken, of om een veelzijdige klavierspeler op te leiden.
[2 § 2. In het vak begeleidingspraktijk: klassiek kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden:
1° accordeon;
2° bandoneon;
3° beiaard;
4° gitaar;
5° harp;
6° klavecimbel;
7° klavierklas;
8° mandoline;
9° melodisch slagwerk;
10° orgel;
11° orkestslagwerk;
12° piano;
13° ritmisch slagwerk.]2
Art.11. [2 § 1.]2 Dans le cours instrument : classique, les instruments de musique suivants peuvent être proposés :
1° instruments à cordes (instruments à cordes frottées et instruments à cordes pincées) :
a) alto ;
b) violoncelle ;
c) contrebasse ;
d) guitare ;
e) harpe ;
f) mandoline ;
g) violon ;
2° instruments à clavier :
a) accordéon ;
b) bandonéon ;
c) carillon ;
d) clavecin ;
e) classe de clavier ;
f) orgue ;
g) piano ;
3° instruments à vent :
a) flûte alto ;
b) saxhorn alto ;
c) clarinette alto ;
d) saxophone alto ;
e) baryton ;
f) saxophone baryton ;
g) flûte à bec basse ;
h) flûte basse ;
i) clarinette basse ;
j) saxophone basse ;
k) trombone basse ;
l) tuba basse ;
m) flûte à bec ;
n) bugle ;
o) contrebasson ;
p) flûte traversière ;
q) cor anglais ;
r) euphonium ;
s) basson ;
t) hautbois ;
u) cor ;
v) clarinette ;
w) petite clarinette ;
x) cornet à pistons ;
y) piccolo ;
z) trompette piccolo ;
aa) saxophone soprano ;
ab) saxophone sopranino ;
ac) saxophone ténor ;
ad) trombone ;
ae) trompette ;
4° percussion :
a) percussion mélodique ;
b) percussion d'orchestre ;
c) percussion rythmique ;
5° [1 chant :
a) formation vocale pour mineurs ;
b) chant]1.
Dans le premier alinéa, 2°, e), on entend par classe de clavier : un cours dans lequel au moins deux des instruments à clavier sont proposés de façon intégrée : piano, clavecin, clavicorde, harmonium, [2 piano-forte, carillon et orgue]2. Le cours est destiné à permettre à certains étudiants de goûter différents instruments à clavier avant de faire un choix, ou de former un claviériste polyvalent.
[2 § 2. Dans le cours " accompagnement musical : classique ", les instruments de musique suivants peuvent être organisés :
1° accordéon ;
2° bandonéon ;
3° carillon ;
4° guitare ;
5° harpe ;
6° clavecin ;
7° classe de clavier ;
8° mandoline ;
9° percussion mélodique ;
10° orgue ;
11° percussion d'orchestre ;
12° piano ;
13° percussion rythmique.]2
1° instruments à cordes (instruments à cordes frottées et instruments à cordes pincées) :
a) alto ;
b) violoncelle ;
c) contrebasse ;
d) guitare ;
e) harpe ;
f) mandoline ;
g) violon ;
2° instruments à clavier :
a) accordéon ;
b) bandonéon ;
c) carillon ;
d) clavecin ;
e) classe de clavier ;
f) orgue ;
g) piano ;
3° instruments à vent :
a) flûte alto ;
b) saxhorn alto ;
c) clarinette alto ;
d) saxophone alto ;
e) baryton ;
f) saxophone baryton ;
g) flûte à bec basse ;
h) flûte basse ;
i) clarinette basse ;
j) saxophone basse ;
k) trombone basse ;
l) tuba basse ;
m) flûte à bec ;
n) bugle ;
o) contrebasson ;
p) flûte traversière ;
q) cor anglais ;
r) euphonium ;
s) basson ;
t) hautbois ;
u) cor ;
v) clarinette ;
w) petite clarinette ;
x) cornet à pistons ;
y) piccolo ;
z) trompette piccolo ;
aa) saxophone soprano ;
ab) saxophone sopranino ;
ac) saxophone ténor ;
ad) trombone ;
ae) trompette ;
4° percussion :
a) percussion mélodique ;
b) percussion d'orchestre ;
c) percussion rythmique ;
5° [1 chant :
a) formation vocale pour mineurs ;
b) chant]1.
Dans le premier alinéa, 2°, e), on entend par classe de clavier : un cours dans lequel au moins deux des instruments à clavier sont proposés de façon intégrée : piano, clavecin, clavicorde, harmonium, [2 piano-forte, carillon et orgue]2. Le cours est destiné à permettre à certains étudiants de goûter différents instruments à clavier avant de faire un choix, ou de former un claviériste polyvalent.
[2 § 2. Dans le cours " accompagnement musical : classique ", les instruments de musique suivants peuvent être organisés :
1° accordéon ;
2° bandonéon ;
3° carillon ;
4° guitare ;
5° harpe ;
6° clavecin ;
7° classe de clavier ;
8° mandoline ;
9° percussion mélodique ;
10° orgue ;
11° percussion d'orchestre ;
12° piano ;
13° percussion rythmique.]2
Art.12. [1 § 1.]1 In het vak instrument: oude muziek kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden:
1° altviool;
2° barokhobo;
3° barokluit;
4° barokmusette;
5° bassethoorn;
6° blokfluit;
7° cello;
8° contrabas;
9° cornetto;
10° fagot;
11° gamba;
12° historisch toetsinstrument;
13° historische gitaar;
14° historische harp;
15° hobo d'amore;
16° mandoline;
17° natuurhoorn;
18° natuurtrompet;
19° renaissanceblokfluit;
20° renaissanceluit;
21° sackbut;
22° theorbe;
23° traverso;
24° viool;
25° zang.
In het eerste lid, 12°, wordt verstaan onder historisch toetsinstrument: clavichord, klavecimbel, orgel, pianoforte of harmonium.
[1 § 2. In het vak begeleidingspraktijk: oude muziek kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden:
1° barokluit;
2° historisch toetsinstrument;
3° historische gitaar;
4° historische harp;
5° mandoline;
6° renaissanceluit;
7° theorbe.]1
1° altviool;
2° barokhobo;
3° barokluit;
4° barokmusette;
5° bassethoorn;
6° blokfluit;
7° cello;
8° contrabas;
9° cornetto;
10° fagot;
11° gamba;
12° historisch toetsinstrument;
13° historische gitaar;
14° historische harp;
15° hobo d'amore;
16° mandoline;
17° natuurhoorn;
18° natuurtrompet;
19° renaissanceblokfluit;
20° renaissanceluit;
21° sackbut;
22° theorbe;
23° traverso;
24° viool;
25° zang.
In het eerste lid, 12°, wordt verstaan onder historisch toetsinstrument: clavichord, klavecimbel, orgel, pianoforte of harmonium.
[1 § 2. In het vak begeleidingspraktijk: oude muziek kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden:
1° barokluit;
2° historisch toetsinstrument;
3° historische gitaar;
4° historische harp;
5° mandoline;
6° renaissanceluit;
7° theorbe.]1
Modifications
Art.12. [1 § 1er.]1 Dans le cours instrument : musique ancienne, les instruments de musique suivants peuvent être proposés :
1° alto ;
2° hautbois baroque ;
3° luth baroque ;
4° musette baroque ;
5° cor de basset ;
6° flûte à bec ;
7° violoncelle ;
8° contrebasse ;
9° cornet à bouquin ;
10° basson ;
11° viole de gambe ;
12° instrument à clavier historique ;
13° guitare classique ;
14° harpe classique ;
15° hautbois d'amour ;
16° mandoline ;
17° cor naturel ;
18° trompette naturelle ;
19° flûte à bec de la Renaissance ;
20° luthe de la Renaissance ;
21° sacqueboute ;
22° théorbe ;
23° flûte traversière baroque ;
24° violon ;
25° chant.
Dans l'alinéa 1er, 12°, il faut entendre par instrument à clavier historique : clavicorde, clavecin, orgue, piano-forte ou harmonium.
[1 § 2. Dans le cours " accompagnement musical : musique ancienne ", les instruments de musique suivants peuvent être organisés :
1° luth baroque ;
2° instrument à clavier historique ;
3° guitare classique ;
4° harpe classique ;
5° mandoline ;
6° luthe de la Renaissance ;
7° théorbe.]1
1° alto ;
2° hautbois baroque ;
3° luth baroque ;
4° musette baroque ;
5° cor de basset ;
6° flûte à bec ;
7° violoncelle ;
8° contrebasse ;
9° cornet à bouquin ;
10° basson ;
11° viole de gambe ;
12° instrument à clavier historique ;
13° guitare classique ;
14° harpe classique ;
15° hautbois d'amour ;
16° mandoline ;
17° cor naturel ;
18° trompette naturelle ;
19° flûte à bec de la Renaissance ;
20° luthe de la Renaissance ;
21° sacqueboute ;
22° théorbe ;
23° flûte traversière baroque ;
24° violon ;
25° chant.
Dans l'alinéa 1er, 12°, il faut entendre par instrument à clavier historique : clavicorde, clavecin, orgue, piano-forte ou harmonium.
[1 § 2. Dans le cours " accompagnement musical : musique ancienne ", les instruments de musique suivants peuvent être organisés :
1° luth baroque ;
2° instrument à clavier historique ;
3° guitare classique ;
4° harpe classique ;
5° mandoline ;
6° luthe de la Renaissance ;
7° théorbe.]1
Modifications
Art.13. [2 § 1.]2 [1 In het vak instrument: jazz-pop-rock kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden:
1° accordeon;
2° altsaxofoon;
3° altviool;
4° baritonsaxofoon;
5° basgitaar;
6° bastrombone;
7° bastuba;
8° bugel;
9° cello;
10° contrabas;
11° kornet;
12° dwarsfluit;
13° elektrische en/of akoestische gitaar;
14° eufonium;
15° hoorn;
16° keyboard;
17° klarinet;
18° melodisch slagwerk;
19° mondharmonica;
20° piano;
21° ritmisch slagwerk;
22° sopraansaxofoon;
23° tenorsaxofoon;
24° trombone;
25° trompet;
26° viool;
27° zang.
[3 ...]3
[2 § 2. In het vak begeleidingspraktijk: jazz-pop-rock kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden:
1° accordeon;
2° basgitaar;
3° elektrische en/of akoestische gitaar;
4° keyboard;
5° melodisch slagwerk;
6° mondharmonica;
7° piano;
8° ritmisch slagwerk.]2
1° accordeon;
2° altsaxofoon;
3° altviool;
4° baritonsaxofoon;
5° basgitaar;
6° bastrombone;
7° bastuba;
8° bugel;
9° cello;
10° contrabas;
11° kornet;
12° dwarsfluit;
13° elektrische en/of akoestische gitaar;
14° eufonium;
15° hoorn;
16° keyboard;
17° klarinet;
18° melodisch slagwerk;
19° mondharmonica;
20° piano;
21° ritmisch slagwerk;
22° sopraansaxofoon;
23° tenorsaxofoon;
24° trombone;
25° trompet;
26° viool;
27° zang.
[3 ...]3
[2 § 2. In het vak begeleidingspraktijk: jazz-pop-rock kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden:
1° accordeon;
2° basgitaar;
3° elektrische en/of akoestische gitaar;
4° keyboard;
5° melodisch slagwerk;
6° mondharmonica;
7° piano;
8° ritmisch slagwerk.]2
Art.13. [2 § 1er.]2 [1 Dans le cours instrument : jazz-pop-rock, les instruments de musique suivants peuvent être organisés :
1° accordéon ;
2° saxophone alto ;
3° alto ;
4° saxophone baryton ;
5° guitare basse ;
6° trombone basse ;
7° tuba basse ;
8° bugle ;
9° violoncelle ;
10° contrebasse ;
11° cornet à pistons ;
12° flûte traversière ;
13° guitare électrique et/ou acoustique ;
14° euphonium ;
15° cor ;
16° clavier ;
17° clarinette ;
18° percussion mélodique ;
19° harmonica ;
20° piano ;
21° percussion rythmique ;
22° saxophone soprano ;
23° saxophone ténor ;
24° trombone ;
25° trompette ;
26° violon ;
27° chant.
[3 ...]3]1
[2 § 2. Dans le cours " accompagnement musical : jazz-pop-rock ", les instruments de musique suivants peuvent être organisés :
1° accordéon ;
2° guitare basse ;
3° guitare électrique et/ou acoustique ;
4° clavier ;
5° percussion mélodique ;
6° harmonica ;
7° piano ;
8° percussion rythmique.]2
1° accordéon ;
2° saxophone alto ;
3° alto ;
4° saxophone baryton ;
5° guitare basse ;
6° trombone basse ;
7° tuba basse ;
8° bugle ;
9° violoncelle ;
10° contrebasse ;
11° cornet à pistons ;
12° flûte traversière ;
13° guitare électrique et/ou acoustique ;
14° euphonium ;
15° cor ;
16° clavier ;
17° clarinette ;
18° percussion mélodique ;
19° harmonica ;
20° piano ;
21° percussion rythmique ;
22° saxophone soprano ;
23° saxophone ténor ;
24° trombone ;
25° trompette ;
26° violon ;
27° chant.
[3 ...]3]1
[2 § 2. Dans le cours " accompagnement musical : jazz-pop-rock ", les instruments de musique suivants peuvent être organisés :
1° accordéon ;
2° guitare basse ;
3° guitare électrique et/ou acoustique ;
4° clavier ;
5° percussion mélodique ;
6° harmonica ;
7° piano ;
8° percussion rythmique.]2
Art.14. [2 § 1.]2 In het vak instrument: folk- en wereldmuziek kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden:
1° bandoneon;
[1 1/1 banjo;]1
2° blaasinstrumenten folk- en wereldmuziek;
3° chromatische accordeon;
4° concertina;
5° contrabas;
6° diatonische accordeon;
7° doedelzak;
8° draailier;
[3 8/1° flamencogitaar;]3
9° folkgitaar;
10° folkviool;
11° historische- en slaginstrumenten;
12° hommel;
13° Keltische harp;
14° mandoline;
15° nyckelharpa;
16° piano-accordeon;
17° saz;
18° ud;
19° vedel;
20° zang.
[2 § 2. In het vak begeleidingspraktijk: folk- en wereldmuziek kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden:
1° bandoneon;
2° banjo;
3° chromatische accordeon;
4° concertina;
5° diatonische accordeon;
6° draailier;
[3 6/1° flamencogitaar;]3
7° folkgitaar;
8° hommel;
9° Keltische harp;
10° mandoline;
11° nyckelharpa;
12° piano-accordeon;
13° saz;
14° ud.]2
1° bandoneon;
[1 1/1 banjo;]1
2° blaasinstrumenten folk- en wereldmuziek;
3° chromatische accordeon;
4° concertina;
5° contrabas;
6° diatonische accordeon;
7° doedelzak;
8° draailier;
[3 8/1° flamencogitaar;]3
9° folkgitaar;
10° folkviool;
11° historische- en slaginstrumenten;
12° hommel;
13° Keltische harp;
14° mandoline;
15° nyckelharpa;
16° piano-accordeon;
17° saz;
18° ud;
19° vedel;
20° zang.
[2 § 2. In het vak begeleidingspraktijk: folk- en wereldmuziek kunnen de volgende muziekinstrumenten georganiseerd worden:
1° bandoneon;
2° banjo;
3° chromatische accordeon;
4° concertina;
5° diatonische accordeon;
6° draailier;
[3 6/1° flamencogitaar;]3
7° folkgitaar;
8° hommel;
9° Keltische harp;
10° mandoline;
11° nyckelharpa;
12° piano-accordeon;
13° saz;
14° ud.]2
Art.14. [2 § 1er.]2 Dans le cours instrument : musique folk et musiques du monde, les instruments de musique suivants peuvent être organisés :
1° bandonéon ;
[1 1/1° banjo ; ]1
2° instruments à vent musique folk et musiques du monde ;
3° accordéon chromatique ;
4° concertina ;
5° contrebasse ;
6° accordéon diatonique ;
7° cornemuse ;
8° vielle à roue ;
[3 8/1° guitare flamenco ;]3
9° guitare folklorique ;
10° violon folklorique ;
11° instruments historiques et de percussion ;
12° hummel ;
13° harpe celtique ;
14° mandoline ;
15° nyckelharpa ;
16° accordéon-piano ;
17° saz ;
18° oud ;
19° vielle ;
20° chant.
[2 § 2. Dans le cours " accompagnement musical : musique folk et musiques du monde ", les instruments de musique suivants peuvent être organisés :
1° bandonéon ;
2° banjo ;
3° accordéon chromatique ;
4° concertina ;
5° accordéon diatonique ;
6° vielle à roue ;
[3 6/1° guitare flamenco ;]3
7° guitare folklorique ;
8° hummel ;
9° harpe celtique ;
10° mandoline ;
11° nyckelharpa ;
12° accordéon-piano ;
13° saz ;
14° oud.]2
1° bandonéon ;
[1 1/1° banjo ; ]1
2° instruments à vent musique folk et musiques du monde ;
3° accordéon chromatique ;
4° concertina ;
5° contrebasse ;
6° accordéon diatonique ;
7° cornemuse ;
8° vielle à roue ;
[3 8/1° guitare flamenco ;]3
9° guitare folklorique ;
10° violon folklorique ;
11° instruments historiques et de percussion ;
12° hummel ;
13° harpe celtique ;
14° mandoline ;
15° nyckelharpa ;
16° accordéon-piano ;
17° saz ;
18° oud ;
19° vielle ;
20° chant.
[2 § 2. Dans le cours " accompagnement musical : musique folk et musiques du monde ", les instruments de musique suivants peuvent être organisés :
1° bandonéon ;
2° banjo ;
3° accordéon chromatique ;
4° concertina ;
5° accordéon diatonique ;
6° vielle à roue ;
[3 6/1° guitare flamenco ;]3
7° guitare folklorique ;
8° hummel ;
9° harpe celtique ;
10° mandoline ;
11° nyckelharpa ;
12° accordéon-piano ;
13° saz ;
14° oud.]2
Art.15. In [1 artikel 14, § 1, 2°]1 wordt verstaan onder blaasinstrumenten folk- en wereldmuziek, blaasinstrumenten eigen aan andere opties die ook gangbaar zijn in de folk- en wereldmuziek, evenals de blaasinstrumenten eigen aan de folk- en wereldmuziek.
In [1 artikel 14, § 1, 11°]1 wordt verstaan onder historische- en slaginstrumenten folk- en wereldmuziek, weinig voorkomende muziekinstrumenten die gebruikt worden in de folk- en wereldmuziek, evenals slaginstrumenten eigen aan de folk- en wereldmuziek.
In [1 artikel 14, § 1, 11°]1 wordt verstaan onder historische- en slaginstrumenten folk- en wereldmuziek, weinig voorkomende muziekinstrumenten die gebruikt worden in de folk- en wereldmuziek, evenals slaginstrumenten eigen aan de folk- en wereldmuziek.
Modifications
Art.15. Dans [1 l'article 14, § 1er, 2°]1 on entend par instruments à vent pour la musique folk et les musiques du monde, les instruments à vent spécifiques à d'autres options qui sont également courantes dans la musique folk et les musiques du monde, ainsi que les instruments à vent spécifiques à la musique folk et aux musiques du monde.
Dans [1 l'article 14, § 1er, 11°]1 on entend par instruments historiques et de percussion pour la musique folk et les musiques du monde, les instruments de musique rares utilisés dans la musique folk et les musiques du monde, ainsi que les instruments de percussion spécifiques à la musique folk et aux musiques du monde.
Dans [1 l'article 14, § 1er, 11°]1 on entend par instruments historiques et de percussion pour la musique folk et les musiques du monde, les instruments de musique rares utilisés dans la musique folk et les musiques du monde, ainsi que les instruments de percussion spécifiques à la musique folk et aux musiques du monde.
Modifications
Afdeling 5. - De optie domeinoverschrijdende initiatieopleiding
Section 5. - L'option formation d'initiation transversale
Art.16. In de optie domeinoverschrijdende initiatieopleiding wordt het vak domeinoverschrijdende initiatie georganiseerd.
Art.16. Dans l'option formation d'initiation transversale, le cours initiation transversale est organisé.
HOOFDSTUK 3. - Organisatie van het onderwijs
CHAPITRE 3. - Organisation de l'enseignement
Afdeling 1. - Lessenroosters in langlopende en kortlopende studierichtingen
Section 1re. - Horaires des cours dans les orientations d'études de longue durée et de courte durée
Art.17. [2 § 1.]2 Conform artikel 23 van het decreet van 9 maart 2018 stelt de academie voor elke opleiding die ze organiseert een lessenrooster samen dat bestaat uit de vakken die conform artikel 4, 6, 8 en 10 van dit besluit georganiseerd kunnen worden in de desbetreffende studierichting en graad of in de domeinoverschrijdende initiatieopleiding. [5 Voor de leerlingen van de eerste, tweede en derde graad kiest de academie de vakken in functie van de te bereiken basiscompetenties van de graad in kwestie]5.
[5 Voor de leerlingen van de vierde graad dans, woordkunst-drama of muziek of de derde graad audiovisuele en beeldende kunsten die willen doorstromen naar het hoger kunstonderwijs, kiest de academie de vakken in functie van de te bereiken specifieke eindtermen en op maat van de artistieke ambities van de leerlingen. Het bestuur garandeert bij die keuze de organiseerbaarheid en de invulling van de kwaliteitsverwachtingen van de academie. Door het toepassen van deze maatregel kan er geen nieuwe of bijkomende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking worden uitgesproken. De Vlaamse Regering organiseert in het schooljaar 2026-2027 een evaluatie van deze keuzemogelijkheid, met organiseerbaarheid en de invulling van de kwaliteitsverwachtingen van de academie als elementen van deze evaluatie. Voor de overige leerlingen van de vierde graad kiest de academie de vakken in functie van de te behalen beroepskwalificatie.]5
De academie verdeelt de vakken en hun minimale studieomvang evenwichtig over de verschillende leerjaren naargelang de trajecten, vermeld in artikel 12 tot en met 20 van het decreet van 9 maart 2018, die ze aanbiedt.
Met behoud van de toepassing van artikel 22 van het decreet van 9 maart 2018 kan een academie voor een vak leeractiviteiten van een halve lestijd organiseren. Met uitzondering van de derde graad dans waarborgt de academie daarbij dat de teller van de opdrachtbreuk waarin de leraar wordt aangesteld een geheel getal is.
[1 Een academie die een opleiding in verschillende trajecten aanbiedt, maakt voor elk traject een afzonderlijk lessenrooster.]1
[5 ...]5
[2 § 2. Het lessenrooster geldt voor alle leerlingen die zich voor de optie hebben ingeschreven, tenzij de leerling vrijgesteld is van een vak, conform artikel 34.
Een academie kan voor een opleiding verschillende alternatieve lessenroosters samenstellen waaruit de leerlingen een keuze kunnen maken. De academie kan eveneens in een lessenrooster van een opleiding een of meer reeksen van mogelijke keuzevakken opnemen, waaruit de leerlingen een keuze kunnen maken.
Overeenkomstig artikel 37, § 1, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018 kan een leerling die in een bepaalde opleiding is ingeschreven zich niet meer opnieuw inschrijven voor dezelfde opleiding in dezelfde of een andere academie, ook al volgt hij andere keuzevakken. Overeenkomstig hetzelfde artikel kan een leerling die in een bepaalde opleiding is afgestudeerd, zich niet meer opnieuw inschrijven in dezelfde opleiding, ook al volgt hij andere keuzevakken.
[3 Na schriftelijke toestemming van de directeur en de betrokken leerkrachten kan een leerling als aanvulling op het lessenrooster, vermeld in artikel 18, 19, 20 en 21, een of meer facultatieve vakken volgen. Met behoud van de toepassing van artikel 10, § 3, tweede lid, komen daarvoor alle vakken, vermeld in dit besluit, in aanmerking als de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor de optie waartoe die vakken behoren.]3
§ 3. Conform artikel 73 § 2 van het decreet van 9 maart 2018 organiseert een academie gedurende het volledige schooljaar, met uitzondering van de vakantieperiodes en vakantiedagen, vermeld in artikel 25 en 26 van dit besluit, voor elk vak dat ze opneemt in haar lessenrooster, wekelijkse leeractiviteiten, naargelang het aantal lestijden dat ze in een bepaald leerjaar aan dat vak toewijst.
§ 4. Een academie kan de wekelijkse leeractiviteiten van een vak samenvoegen tot lesblokken als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de samenvoeging waarborgt de continuïteit van het leerproces in relatie tot de basiscompetenties, specifieke eindtermen of beroepskwalificaties en de leeftijd van de leerlingen;
2° bij het begin van het schooljaar beschikt de academie over een jaarplanning waarin alle leeractiviteiten zijn weergegeven;
3° bij de start van het schooljaar ontvangt de leerling de jaarplanning;
4° de duurtijd van een lesblok is dezelfde als de som van de duurtijd van de lestijden die samengevoegd worden.
§ 5. Een academie kan een leeractiviteit als vermeld in artikel 3 35°, van het decreet van 9 maart 2018, of een lesblok als vermeld in paragraaf 2, vervangen door een extramurosactiviteit. De voorbereidings- en evaluatieverslagen liggen ter inzage voor de bevoegde inspectie.
Het eerste lid geldt niet voor extramurosactiviteiten die maar één dag duren.
In deze paragraaf wordt verstaan onder extramurosactiviteit: een leeractiviteit die plaatsvindt buiten de academie en georganiseerd wordt voor een of meer leerlingengroepen.
§ 6. [4 Leeractiviteiten kunnen op verzoek van de leraar verplaatst worden naar een ander tijdstip in de loop van het schooljaar. Het schoolbestuur bepaalt om welke redenen leeractiviteiten verplaatst kunnen worden en garandeert daarbij de continuïteit van het leerproces van de leerling en de gelijke behandeling van de personeelsleden.]4]2
[5 Voor de leerlingen van de vierde graad dans, woordkunst-drama of muziek of de derde graad audiovisuele en beeldende kunsten die willen doorstromen naar het hoger kunstonderwijs, kiest de academie de vakken in functie van de te bereiken specifieke eindtermen en op maat van de artistieke ambities van de leerlingen. Het bestuur garandeert bij die keuze de organiseerbaarheid en de invulling van de kwaliteitsverwachtingen van de academie. Door het toepassen van deze maatregel kan er geen nieuwe of bijkomende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking worden uitgesproken. De Vlaamse Regering organiseert in het schooljaar 2026-2027 een evaluatie van deze keuzemogelijkheid, met organiseerbaarheid en de invulling van de kwaliteitsverwachtingen van de academie als elementen van deze evaluatie. Voor de overige leerlingen van de vierde graad kiest de academie de vakken in functie van de te behalen beroepskwalificatie.]5
De academie verdeelt de vakken en hun minimale studieomvang evenwichtig over de verschillende leerjaren naargelang de trajecten, vermeld in artikel 12 tot en met 20 van het decreet van 9 maart 2018, die ze aanbiedt.
Met behoud van de toepassing van artikel 22 van het decreet van 9 maart 2018 kan een academie voor een vak leeractiviteiten van een halve lestijd organiseren. Met uitzondering van de derde graad dans waarborgt de academie daarbij dat de teller van de opdrachtbreuk waarin de leraar wordt aangesteld een geheel getal is.
[1 Een academie die een opleiding in verschillende trajecten aanbiedt, maakt voor elk traject een afzonderlijk lessenrooster.]1
[5 ...]5
[2 § 2. Het lessenrooster geldt voor alle leerlingen die zich voor de optie hebben ingeschreven, tenzij de leerling vrijgesteld is van een vak, conform artikel 34.
Een academie kan voor een opleiding verschillende alternatieve lessenroosters samenstellen waaruit de leerlingen een keuze kunnen maken. De academie kan eveneens in een lessenrooster van een opleiding een of meer reeksen van mogelijke keuzevakken opnemen, waaruit de leerlingen een keuze kunnen maken.
Overeenkomstig artikel 37, § 1, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018 kan een leerling die in een bepaalde opleiding is ingeschreven zich niet meer opnieuw inschrijven voor dezelfde opleiding in dezelfde of een andere academie, ook al volgt hij andere keuzevakken. Overeenkomstig hetzelfde artikel kan een leerling die in een bepaalde opleiding is afgestudeerd, zich niet meer opnieuw inschrijven in dezelfde opleiding, ook al volgt hij andere keuzevakken.
[3 Na schriftelijke toestemming van de directeur en de betrokken leerkrachten kan een leerling als aanvulling op het lessenrooster, vermeld in artikel 18, 19, 20 en 21, een of meer facultatieve vakken volgen. Met behoud van de toepassing van artikel 10, § 3, tweede lid, komen daarvoor alle vakken, vermeld in dit besluit, in aanmerking als de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor de optie waartoe die vakken behoren.]3
§ 3. Conform artikel 73 § 2 van het decreet van 9 maart 2018 organiseert een academie gedurende het volledige schooljaar, met uitzondering van de vakantieperiodes en vakantiedagen, vermeld in artikel 25 en 26 van dit besluit, voor elk vak dat ze opneemt in haar lessenrooster, wekelijkse leeractiviteiten, naargelang het aantal lestijden dat ze in een bepaald leerjaar aan dat vak toewijst.
§ 4. Een academie kan de wekelijkse leeractiviteiten van een vak samenvoegen tot lesblokken als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de samenvoeging waarborgt de continuïteit van het leerproces in relatie tot de basiscompetenties, specifieke eindtermen of beroepskwalificaties en de leeftijd van de leerlingen;
2° bij het begin van het schooljaar beschikt de academie over een jaarplanning waarin alle leeractiviteiten zijn weergegeven;
3° bij de start van het schooljaar ontvangt de leerling de jaarplanning;
4° de duurtijd van een lesblok is dezelfde als de som van de duurtijd van de lestijden die samengevoegd worden.
§ 5. Een academie kan een leeractiviteit als vermeld in artikel 3 35°, van het decreet van 9 maart 2018, of een lesblok als vermeld in paragraaf 2, vervangen door een extramurosactiviteit. De voorbereidings- en evaluatieverslagen liggen ter inzage voor de bevoegde inspectie.
Het eerste lid geldt niet voor extramurosactiviteiten die maar één dag duren.
In deze paragraaf wordt verstaan onder extramurosactiviteit: een leeractiviteit die plaatsvindt buiten de academie en georganiseerd wordt voor een of meer leerlingengroepen.
§ 6. [4 Leeractiviteiten kunnen op verzoek van de leraar verplaatst worden naar een ander tijdstip in de loop van het schooljaar. Het schoolbestuur bepaalt om welke redenen leeractiviteiten verplaatst kunnen worden en garandeert daarbij de continuïteit van het leerproces van de leerling en de gelijke behandeling van de personeelsleden.]4]2
Modifications
Art.17. [2 § 1er.]2 Conformément à l'article 23 du décret du 9 mars 2018, l'académie établit un horaire de cours pour chaque formation qu'elle organise, composé de cours qui, conformément aux article s 4, 6, 8 et 10 du présent arrêté, peuvent être organisés dans l'orientation d'études et le degré correspondant ou dans la formation d'initiation transversale. [5 Pour les élèves des premier, deuxième et troisième degrés, l'académie sélectionne les cours en fonction des compétences de base à atteindre du degré en question.]5.
[5 Pour les élèves du quatrième degré danse, arts de la parole-théâtre ou musique, ou du troisième année arts plastiques et audiovisuels qui souhaitent faire la transition vers l'enseignement supérieur artistique, l'académie sélectionne les cours en fonction des objectifs finaux spécifiques à atteindre et en fonction des ambitions artistiques des élèves. Dans le cadre ce choix, l'administration garantit l'organisation et la concrétisation des attentes en termes de qualité de l'académie. En appliquant cette mesure, aucune mise en disponibilité par défaut d'emploi nouvelle ou supplémentaire ne peut être prononcée. Le Gouvernement flamand organise une évaluation de cette option au cours de l'année scolaire 2026-2027. L'organisation et la concrétisation des attentes en termes de qualité de l'académie font partie de cette évaluation. Pour les autres élèves du quatrième degré, l'académie sélectionne les cours en fonction de la qualification professionnelle à atteindre.]5
L'académie répartit les cours et leur volume des études minimum uniformément sur les différentes années d'études en fonction des parcours visés aux article s 12 à 20 du décret du 9 mars 2018 qu'elle propose.
Sans préjudice de l'application de l'article 22 du décret du 9 mars 2018, une académie peut organiser pour un cours des activités d'apprentissage d'une demi-période. A l'exception du troisième degré danse, l'académie garantit que le numérateur de la fraction de charge dans laquelle l'enseignant est désigné est un nombre entier.
[1 Une académie qui offre une formation dans différents parcours, établit un horaire de cours séparé pour chaque parcours.]1
[5 ...]5
[2 § 2. L'horaire des cours s'applique à tous les élèves qui se sont inscrits à l'option, sauf si l'élève est exempté d'un cours conformément à l'article 34.
Dans le cadre d'une formation, une académie peut établir divers horaires de cours alternatifs parmi lesquels les élèves peuvent faire un choix. L'académie peut également inclure dans un horaire des cours d'une formation, une ou plusieurs séries de cours au choix, parmi lesquelles les élèves peuvent choisir.
Conformément à l'article 37, § 1er, alinéa 3, du décret du 9 mars 2018, un élève qui est inscrit à une certaine formation ne peut plus se réinscrire à la même formation dans la même académie ou dans une académie différente, même s'il suit d'autres cours au choix. Conformément au même article, un élève sorti avec un diplôme d'une certaine formation ne peut plus se réinscrire dans la même formation, même s'il suit d'autres cours au choix.
[3 Après autorisation écrite du directeur et des enseignants concernés, un élève peut suivre un ou plusieurs cours facultatifs en complément de l'horaire des cours visé aux articles 18, 19, 20 et 21. Sans préjudice de l'application de l'article 10, § 3, alinéa 2, tous les cours visés au présent arrêté sont éligibles à cet effet si l'académie a acquis la compétence d'enseignement pour l'option dont relèvent ces cours.]3
§ 3. Conformément à l'article 73, § 2, du décret du 9 mars 2018, une académie organise des activités d'apprentissage hebdomadaires pendant toute l'année scolaire, à l'exception des périodes de vacances et des jours de vacances visés aux articles 25 et 26 du présent arrêté, pour chaque cours qu'elle inclut dans son horaire des cours, en fonction du nombre de périodes de cours qu'elle affecte à ce cours pendant une année scolaire donnée.
§ 4. Une académie peut organiser les activités d'apprentissage hebdomadaires d'un cours en blocs de cours si toutes les conditions suivantes sont remplies :
1° la fusion garantit la continuité du processus d'apprentissage par rapport aux compétences de base, aux objectifs finaux spécifiques ou aux qualifications professionnelles et à l'âge des élèves ;
2° au début de l'année scolaire, l'académie prévoit un planning annuel comprenant toutes les activités d'apprentissage ;
3° au début de l'année scolaire, l'élève reçoit le planning annuel ;
4° la durée d'un bloc de cours est la même que la somme de la durée des périodes de cours qui sont fusionnées.
§ 5. Une académie peut remplacer une activité d'apprentissage visée à l'article 3, 35°, du décret du 9 mars 2018, ou un bloc de cours tel que visé au paragraphe 2, par une activité extra-muros. Les rapports de préparation et d'évaluation sont disponibles à la consultation par l'inspection compétente.
L'alinéa 1er ne s'applique pas aux activités extra-muros d'une journée seulement.
Dans ce paragraphe, on entend par activité extra-muros : une activité d'apprentissage qui se déroule en dehors de l'académie et qui est organisée pour un ou plusieurs groupes d'élèves.
§ 6.[4 Des activités d'apprentissage peuvent être déplacées à une autre date dans l'année scolaire à la demande de l'enseignant. L'autorité scolaire détermine les raisons pour lesquelles des activités d'apprentissage peuvent être déplacées et garantit la continuité du processus d'apprentissage de l'élève et l'égalité de traitement des membres du personnel.]4]2
[5 Pour les élèves du quatrième degré danse, arts de la parole-théâtre ou musique, ou du troisième année arts plastiques et audiovisuels qui souhaitent faire la transition vers l'enseignement supérieur artistique, l'académie sélectionne les cours en fonction des objectifs finaux spécifiques à atteindre et en fonction des ambitions artistiques des élèves. Dans le cadre ce choix, l'administration garantit l'organisation et la concrétisation des attentes en termes de qualité de l'académie. En appliquant cette mesure, aucune mise en disponibilité par défaut d'emploi nouvelle ou supplémentaire ne peut être prononcée. Le Gouvernement flamand organise une évaluation de cette option au cours de l'année scolaire 2026-2027. L'organisation et la concrétisation des attentes en termes de qualité de l'académie font partie de cette évaluation. Pour les autres élèves du quatrième degré, l'académie sélectionne les cours en fonction de la qualification professionnelle à atteindre.]5
L'académie répartit les cours et leur volume des études minimum uniformément sur les différentes années d'études en fonction des parcours visés aux article s 12 à 20 du décret du 9 mars 2018 qu'elle propose.
Sans préjudice de l'application de l'article 22 du décret du 9 mars 2018, une académie peut organiser pour un cours des activités d'apprentissage d'une demi-période. A l'exception du troisième degré danse, l'académie garantit que le numérateur de la fraction de charge dans laquelle l'enseignant est désigné est un nombre entier.
[1 Une académie qui offre une formation dans différents parcours, établit un horaire de cours séparé pour chaque parcours.]1
[5 ...]5
[2 § 2. L'horaire des cours s'applique à tous les élèves qui se sont inscrits à l'option, sauf si l'élève est exempté d'un cours conformément à l'article 34.
Dans le cadre d'une formation, une académie peut établir divers horaires de cours alternatifs parmi lesquels les élèves peuvent faire un choix. L'académie peut également inclure dans un horaire des cours d'une formation, une ou plusieurs séries de cours au choix, parmi lesquelles les élèves peuvent choisir.
Conformément à l'article 37, § 1er, alinéa 3, du décret du 9 mars 2018, un élève qui est inscrit à une certaine formation ne peut plus se réinscrire à la même formation dans la même académie ou dans une académie différente, même s'il suit d'autres cours au choix. Conformément au même article, un élève sorti avec un diplôme d'une certaine formation ne peut plus se réinscrire dans la même formation, même s'il suit d'autres cours au choix.
[3 Après autorisation écrite du directeur et des enseignants concernés, un élève peut suivre un ou plusieurs cours facultatifs en complément de l'horaire des cours visé aux articles 18, 19, 20 et 21. Sans préjudice de l'application de l'article 10, § 3, alinéa 2, tous les cours visés au présent arrêté sont éligibles à cet effet si l'académie a acquis la compétence d'enseignement pour l'option dont relèvent ces cours.]3
§ 3. Conformément à l'article 73, § 2, du décret du 9 mars 2018, une académie organise des activités d'apprentissage hebdomadaires pendant toute l'année scolaire, à l'exception des périodes de vacances et des jours de vacances visés aux articles 25 et 26 du présent arrêté, pour chaque cours qu'elle inclut dans son horaire des cours, en fonction du nombre de périodes de cours qu'elle affecte à ce cours pendant une année scolaire donnée.
§ 4. Une académie peut organiser les activités d'apprentissage hebdomadaires d'un cours en blocs de cours si toutes les conditions suivantes sont remplies :
1° la fusion garantit la continuité du processus d'apprentissage par rapport aux compétences de base, aux objectifs finaux spécifiques ou aux qualifications professionnelles et à l'âge des élèves ;
2° au début de l'année scolaire, l'académie prévoit un planning annuel comprenant toutes les activités d'apprentissage ;
3° au début de l'année scolaire, l'élève reçoit le planning annuel ;
4° la durée d'un bloc de cours est la même que la somme de la durée des périodes de cours qui sont fusionnées.
§ 5. Une académie peut remplacer une activité d'apprentissage visée à l'article 3, 35°, du décret du 9 mars 2018, ou un bloc de cours tel que visé au paragraphe 2, par une activité extra-muros. Les rapports de préparation et d'évaluation sont disponibles à la consultation par l'inspection compétente.
L'alinéa 1er ne s'applique pas aux activités extra-muros d'une journée seulement.
Dans ce paragraphe, on entend par activité extra-muros : une activité d'apprentissage qui se déroule en dehors de l'académie et qui est organisée pour un ou plusieurs groupes d'élèves.
§ 6.[4 Des activités d'apprentissage peuvent être déplacées à une autre date dans l'année scolaire à la demande de l'enseignant. L'autorité scolaire détermine les raisons pour lesquelles des activités d'apprentissage peuvent être déplacées et garantit la continuité du processus d'apprentissage de l'élève et l'égalité de traitement des membres du personnel.]4]2
Modifications
Afdeling 2. - Beeldende en audiovisuele kunsten
Section 2. - Arts plastiques et audiovisuels
Art.18. [1 § 1. In de eerste graad besteedt een academie de minimale studieomvang van de vier wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, eerste lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan minstens een van de volgende vakken:
1° audiovisueel atelier;
2° beeldatelier.
§ 2. In de opties audiovisueel atelier en beeldatelier van de tweede graad besteedt een academie de minimale studieomvang van de acht wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan het vak waarnaar de optie vernoemd is.
§ 3. In de derde graad voor jongeren besteedt de academie ten minste achttien wekelijkse lestijden van de studieomvang van de vierentwintig wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan het vak waarnaar de optie vernoemd is.
De resterende wekelijkse lestijden van de studieomvang van de vierentwintig wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° het gelijknamige vak van een andere optie;
2° digitale beeldverwerking;
3° kunstinitiatie;
4° waarnemingstekenen;
5° wetenschappelijk tekenen.
§ 4. In de derde graad voor volwassenen besteedt de academie ten minste zes wekelijkse lestijden van de studieomvang van de acht wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, vierde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan het vak waarnaar de optie vernoemd is.
De resterende wekelijkse lestijden van de studieomvang van de acht wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, vierde lid, van het voormelde decreet, besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° het gelijknamige vak van een andere optie;
2° digitale beeldverwerking;
3° kunstinitiatie;
4° waarnemingstekenen;
5° wetenschappelijk tekenen.
§ 5. In de vierde graad besteedt de academie ten minste achtentwintig wekelijkse lestijden van de studieomvang van de veertig wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan het specifiek artistiek atelier of vak waarnaar de optie vernoemd is. Daarvan mag de academie maximaal twaalf wekelijkse lestijden vervangen door het specifiek atelier van een andere optie.
In afwijking van het eerste lid worden in de optie cross-over-project de wekelijkse lestijden van het vak specifiek artistiek atelier ingevuld door twee of meer specifieke artistieke ateliers van de andere opties, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° tot en met 12°. In plaats van een van de specifieke ateliers kan de leerling ook het vak scenografie volgen. De academie bepaalt na onderhandeling in het lokaal comité de verdeling van de wekelijkse lestijden over de verschillende ateliers en in voorkomend geval het vak scenografie.
De academie besteedt de overige lestijden van de studieomvang van veertig wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, vijfde lid, van het voormelde decreet, aan een of meer van volgende keuzevakken:
1° het gelijknamige specifiek artistiek atelier van een andere optie;
2° digitale beeldverwerking;
3° dramaturgie;
4° expressie;
5° kunst en cultuur;
6° kunst- en cultuurfilosofie;
7° ontwerpschetsen;
8° scenografie;
9° waarnemingstekenen;
10° wetenschappelijk tekenen.
§ 6. Een academie kan alleen keuzevakken aanbieden die behoren tot een optie waarvoor ze onderwijsbevoegdheid verworven heeft.
§ 7. In de kortlopende studierichting specialisatie besteedt de academie studieomvang van zestien wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 13, § 2, tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan een of meer vakken van de vierde graad, die behoren tot een optie waarvoor de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven.]1
1° audiovisueel atelier;
2° beeldatelier.
§ 2. In de opties audiovisueel atelier en beeldatelier van de tweede graad besteedt een academie de minimale studieomvang van de acht wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan het vak waarnaar de optie vernoemd is.
§ 3. In de derde graad voor jongeren besteedt de academie ten minste achttien wekelijkse lestijden van de studieomvang van de vierentwintig wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan het vak waarnaar de optie vernoemd is.
De resterende wekelijkse lestijden van de studieomvang van de vierentwintig wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° het gelijknamige vak van een andere optie;
2° digitale beeldverwerking;
3° kunstinitiatie;
4° waarnemingstekenen;
5° wetenschappelijk tekenen.
§ 4. In de derde graad voor volwassenen besteedt de academie ten minste zes wekelijkse lestijden van de studieomvang van de acht wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, vierde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan het vak waarnaar de optie vernoemd is.
De resterende wekelijkse lestijden van de studieomvang van de acht wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, vierde lid, van het voormelde decreet, besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° het gelijknamige vak van een andere optie;
2° digitale beeldverwerking;
3° kunstinitiatie;
4° waarnemingstekenen;
5° wetenschappelijk tekenen.
§ 5. In de vierde graad besteedt de academie ten minste achtentwintig wekelijkse lestijden van de studieomvang van de veertig wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan het specifiek artistiek atelier of vak waarnaar de optie vernoemd is. Daarvan mag de academie maximaal twaalf wekelijkse lestijden vervangen door het specifiek atelier van een andere optie.
In afwijking van het eerste lid worden in de optie cross-over-project de wekelijkse lestijden van het vak specifiek artistiek atelier ingevuld door twee of meer specifieke artistieke ateliers van de andere opties, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4° tot en met 12°. In plaats van een van de specifieke ateliers kan de leerling ook het vak scenografie volgen. De academie bepaalt na onderhandeling in het lokaal comité de verdeling van de wekelijkse lestijden over de verschillende ateliers en in voorkomend geval het vak scenografie.
De academie besteedt de overige lestijden van de studieomvang van veertig wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 12, § 3, vijfde lid, van het voormelde decreet, aan een of meer van volgende keuzevakken:
1° het gelijknamige specifiek artistiek atelier van een andere optie;
2° digitale beeldverwerking;
3° dramaturgie;
4° expressie;
5° kunst en cultuur;
6° kunst- en cultuurfilosofie;
7° ontwerpschetsen;
8° scenografie;
9° waarnemingstekenen;
10° wetenschappelijk tekenen.
§ 6. Een academie kan alleen keuzevakken aanbieden die behoren tot een optie waarvoor ze onderwijsbevoegdheid verworven heeft.
§ 7. In de kortlopende studierichting specialisatie besteedt de academie studieomvang van zestien wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 13, § 2, tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan een of meer vakken van de vierde graad, die behoren tot een optie waarvoor de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven.]1
Modifications
Art.18. [1 § 1. Au premier degré, une académie consacre le volume des études minimum de quatre périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 12, § 3, alinéa 1, du décret du 9 mars 2018, à au moins un des cours suivants :
1° atelier audiovisuel ;
2° atelier image.
§ 2. Dans les options atelier audiovisuel et atelier image du deuxième degré, une académie consacre le volume des études minimum de huit périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 12, § 3, alinéa 2, du décret du 9 mars 2018, au cours portant le même nom que l'option.
§ 3. Au troisième degré pour jeunes, l'académie consacre au moins dix-huit périodes de cours hebdomadaires du volume des études de vingt-quatre périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 12, § 3, alinéa 3, du décret du 9 mars 2018, au cours portant le même nom que l'option.
L'académie consacre les périodes de cours hebdomadaires restantes du volume des études de vingt-quatre périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 12, § 3, alinéa 3, du décret du 9 mars 2018, à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° le cours d'une autre option portant le même nom ;
2° traitement d'images numériques ;
3° initiation aux arts ;
4° dessin d'observation ;
5° dessin scientifique.
§ 4. Au troisième degré pour adultes, l'académie consacre au moins six périodes de cours hebdomadaires du volume des études de huit périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 12, § 3, alinéa 4, du décret du 9 mars 2018, au cours portant le même nom que l'option.
L'académie consacre les périodes de cours hebdomadaires restantes du volume des études de huit périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 12, § 3, alinéa 4, du décret précité, à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° le cours d'une autre option portant le même nom ;
2° traitement d'images numériques ;
3° initiation aux arts ;
4° dessin d'observation ;
5° dessin scientifique.
§ 5. Au quatrième degré, l'académie consacre au moins vingt-huit périodes de cours hebdomadaires du volume des études de quarante périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 12, § 3, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, à l'atelier artistique spécifique ou au cours portant le même nom que l'option. Parmi celles-ci, l'académie peut remplacer un maximum de douze périodes de cours hebdomadaires par l'atelier spécifique d'une autre option.
Par dérogation à l'alinéa 1, dans l'option projet cross-over, les périodes de cours hebdomadaires du cours atelier artistique spécifique sont remplies par deux ou plusieurs ateliers artistiques spécifiques des autres options, visées à l'article 4, alinéa 1, 4° à 12°. Au lieu d'un des ateliers spécifiques, l'élève peut également suivre le cours scénographie. L'académie détermine, après négociation au sein du comité local, la répartition des périodes de cours hebdomadaires entre les différents ateliers et, le cas échéant, le cours scénographie.
L'académie consacre les périodes de cours restantes du volume des études de quarante périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 12, § 3, alinéa 5, du décret précité, à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° l'atelier artistique spécifique portant le même nom d'une autre option ;
2° traitement d'images numériques ;
3° dramaturgie ;
4° expression ;
5° art et culture ;
6° philosophie de l'art et de la culture ;
7° croquis ;
8° scénographie ;
9° dessin d'observation ;
10° dessin scientifique.
§ 6. Une académie ne peut offrir que des cours à option qui font partie d'une option pour laquelle elle a acquis la compétence d'enseignement.
§ 7. Dans l'orientation d'études spécialisation de courte durée, l'académie consacre le volume des études de seize périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 13, § 2, alinéa 2, du décret du 9 mars 2018, à un ou plusieurs cours du quatrième degré, qui font partie d'une option pour laquelle l'académie a acquis la compétence d'enseignement.]1
1° atelier audiovisuel ;
2° atelier image.
§ 2. Dans les options atelier audiovisuel et atelier image du deuxième degré, une académie consacre le volume des études minimum de huit périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 12, § 3, alinéa 2, du décret du 9 mars 2018, au cours portant le même nom que l'option.
§ 3. Au troisième degré pour jeunes, l'académie consacre au moins dix-huit périodes de cours hebdomadaires du volume des études de vingt-quatre périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 12, § 3, alinéa 3, du décret du 9 mars 2018, au cours portant le même nom que l'option.
L'académie consacre les périodes de cours hebdomadaires restantes du volume des études de vingt-quatre périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 12, § 3, alinéa 3, du décret du 9 mars 2018, à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° le cours d'une autre option portant le même nom ;
2° traitement d'images numériques ;
3° initiation aux arts ;
4° dessin d'observation ;
5° dessin scientifique.
§ 4. Au troisième degré pour adultes, l'académie consacre au moins six périodes de cours hebdomadaires du volume des études de huit périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 12, § 3, alinéa 4, du décret du 9 mars 2018, au cours portant le même nom que l'option.
L'académie consacre les périodes de cours hebdomadaires restantes du volume des études de huit périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 12, § 3, alinéa 4, du décret précité, à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° le cours d'une autre option portant le même nom ;
2° traitement d'images numériques ;
3° initiation aux arts ;
4° dessin d'observation ;
5° dessin scientifique.
§ 5. Au quatrième degré, l'académie consacre au moins vingt-huit périodes de cours hebdomadaires du volume des études de quarante périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 12, § 3, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, à l'atelier artistique spécifique ou au cours portant le même nom que l'option. Parmi celles-ci, l'académie peut remplacer un maximum de douze périodes de cours hebdomadaires par l'atelier spécifique d'une autre option.
Par dérogation à l'alinéa 1, dans l'option projet cross-over, les périodes de cours hebdomadaires du cours atelier artistique spécifique sont remplies par deux ou plusieurs ateliers artistiques spécifiques des autres options, visées à l'article 4, alinéa 1, 4° à 12°. Au lieu d'un des ateliers spécifiques, l'élève peut également suivre le cours scénographie. L'académie détermine, après négociation au sein du comité local, la répartition des périodes de cours hebdomadaires entre les différents ateliers et, le cas échéant, le cours scénographie.
L'académie consacre les périodes de cours restantes du volume des études de quarante périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 12, § 3, alinéa 5, du décret précité, à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° l'atelier artistique spécifique portant le même nom d'une autre option ;
2° traitement d'images numériques ;
3° dramaturgie ;
4° expression ;
5° art et culture ;
6° philosophie de l'art et de la culture ;
7° croquis ;
8° scénographie ;
9° dessin d'observation ;
10° dessin scientifique.
§ 6. Une académie ne peut offrir que des cours à option qui font partie d'une option pour laquelle elle a acquis la compétence d'enseignement.
§ 7. Dans l'orientation d'études spécialisation de courte durée, l'académie consacre le volume des études de seize périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 13, § 2, alinéa 2, du décret du 9 mars 2018, à un ou plusieurs cours du quatrième degré, qui font partie d'une option pour laquelle l'académie a acquis la compétence d'enseignement.]1
Modifications
Afdeling 3. - Dans
Section 3. - Danse
Art.19. [1 § 1. In de eerste graad besteedt een academie de minimale studieomvang van twee lestijden, vermeld in artikel 14, § 3, eerste lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan het vak dansinitiatie.
In de tweede graad besteedt een academie de minimale studieomvang van acht lestijden, vermeld in artikel 14, § 3, tweede lid, van het voormelde decreet, aan het vak danslab.
§ 2. In de opties hedendaagse dans, jazzdans, klassieke dans en urban van de derde graad besteedt een academie minstens de helft van de minimale studieomvang van zeveneneenhalf wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 14, § 3, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan het danslab waarnaar de optie vernoemd is.
De overige lestijden besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° het danslab van een andere optie;
2° een danslab dat behoort tot de optie werelddans.
In de optie werelddans van de derde graad besteedt de academie minstens de helft van de minimale studieomvang van zeveneneenhalf wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 14, § 3, derde lid, van het voormelde decreet, aan een danslab dat behoort tot de optie werelddans. De overige lestijden besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° het danslab van een andere optie;
2° een ander danslab dat behoort tot de optie werelddans.
§ 3. In de opties hedendaagse dans, jazzdans, klassieke dans en urban van de vierde graad besteedt een academie minstens de helft van de minimale studieomvang van negen wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 14, § 3, vierde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan het danslab waarnaar de optie vernoemd is. De overige lestijden van de voormelde opties besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° het danslab van een andere optie;
2° een danslab dat behoort tot de optie werelddans;
3° danscompositie en improvisatie;
4° scenografie.
In de optie werelddans van de vierde graad besteedt de academie minstens de helft van de minimale studieomvang van negen wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 14, § 3, vierde lid, van het voormelde decreet, aan een danslab dat behoort tot de optie werelddans.
De overige lestijden van de optie werelddans besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° het danslab van een andere optie;
2° een ander danslab dat behoort tot de optie werelddans;
3° danscompositie en improvisatie;
4° scenografie.
In de optie choreografie van de vierde graad besteedt de academie minstens de helft van de minimale studieomvang van negen wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 14, § 3, vierde lid, van het voormelde decreet, aan het vak danscompositie en -improvisatie.
De overige lestijden van de optie choreografie besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° het danslab van een andere optie;
2° een ander danslab dat behoort tot de optie werelddans;
3° scenografie.
§ 4. Een academie kan alleen keuzevakken aanbieden die behoren tot een optie waarvoor ze onderwijsbevoegdheid verworven heeft.
§ 5. In de kortlopende studierichting specialisatie besteedt de academie studieomvang van vier wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 15, § 2, tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan een of meer vakken van de vierde graad, die behoren tot een optie waarvoor de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven.]1
In de tweede graad besteedt een academie de minimale studieomvang van acht lestijden, vermeld in artikel 14, § 3, tweede lid, van het voormelde decreet, aan het vak danslab.
§ 2. In de opties hedendaagse dans, jazzdans, klassieke dans en urban van de derde graad besteedt een academie minstens de helft van de minimale studieomvang van zeveneneenhalf wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 14, § 3, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan het danslab waarnaar de optie vernoemd is.
De overige lestijden besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° het danslab van een andere optie;
2° een danslab dat behoort tot de optie werelddans.
In de optie werelddans van de derde graad besteedt de academie minstens de helft van de minimale studieomvang van zeveneneenhalf wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 14, § 3, derde lid, van het voormelde decreet, aan een danslab dat behoort tot de optie werelddans. De overige lestijden besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° het danslab van een andere optie;
2° een ander danslab dat behoort tot de optie werelddans.
§ 3. In de opties hedendaagse dans, jazzdans, klassieke dans en urban van de vierde graad besteedt een academie minstens de helft van de minimale studieomvang van negen wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 14, § 3, vierde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan het danslab waarnaar de optie vernoemd is. De overige lestijden van de voormelde opties besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° het danslab van een andere optie;
2° een danslab dat behoort tot de optie werelddans;
3° danscompositie en improvisatie;
4° scenografie.
In de optie werelddans van de vierde graad besteedt de academie minstens de helft van de minimale studieomvang van negen wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 14, § 3, vierde lid, van het voormelde decreet, aan een danslab dat behoort tot de optie werelddans.
De overige lestijden van de optie werelddans besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° het danslab van een andere optie;
2° een ander danslab dat behoort tot de optie werelddans;
3° danscompositie en improvisatie;
4° scenografie.
In de optie choreografie van de vierde graad besteedt de academie minstens de helft van de minimale studieomvang van negen wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 14, § 3, vierde lid, van het voormelde decreet, aan het vak danscompositie en -improvisatie.
De overige lestijden van de optie choreografie besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° het danslab van een andere optie;
2° een ander danslab dat behoort tot de optie werelddans;
3° scenografie.
§ 4. Een academie kan alleen keuzevakken aanbieden die behoren tot een optie waarvoor ze onderwijsbevoegdheid verworven heeft.
§ 5. In de kortlopende studierichting specialisatie besteedt de academie studieomvang van vier wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 15, § 2, tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan een of meer vakken van de vierde graad, die behoren tot een optie waarvoor de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven.]1
Modifications
Art.19. [1 § 1. Au premier degré, une académie consacre le volume des études minimum de deux périodes de cours, visées à l'article 14, § 3, alinéa 1, du décret du 9 mars 2018, au cours initiation à la danse.
Au deuxième degré, une académie consacre le volume des études minimum de huit périodes de cours, visées à l'article 14, § 3, alinéa 2, du décret précité, au cours atelier de danse.
§ 2. Dans les options danse contemporaine, danse jazz, danse classique et urban du troisième degré, une académie consacre au moins la moitié du volume des études minimum de sept périodes et demie de cours hebdomadaires, visées à l'article 14, § 3, alinéa 3, du décret du 9 mars 2018, à l'atelier de danse portant le même nom que l'option.
L'académie consacre les périodes de cours restantes à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° l'atelier de danse d'une autre option ;
2° un atelier de danse qui fait partie de l'option danse du monde.
Dans l'option danse du monde du troisième degré, l'académie consacre au moins la moitié du volume des études minimum de sept périodes et demie de cours hebdomadaires, visées à l'article 14, § 3, alinéa 3, du décret précité, à un atelier de danse qui fait partie de l'option danse du monde. L'académie consacre les périodes de cours restantes à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° l'atelier de danse d'une autre option ;
2° un autre atelier de danse qui fait partie de l'option danse du monde.
§ 3. Dans les options danse contemporaine, danse jazz, danse classique et urban du quatrième degré, une académie consacre au moins la moitié du volume des études minimum de neuf périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 14, § 3, alinéa 4, du décret du 9 mars 2018, à l'atelier de danse portant le même nom que l'option. L'académie consacre les périodes de cours restantes des options susmentionnées à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° l'atelier de danse d'une autre option ;
2° un atelier de danse qui fait partie de l'option danse du monde ;
3° composition de danse et improvisation ;
4° scénographie.
Dans l'option danse du monde du quatrième degré, l'académie consacre au moins la moitié du volume des études minimum de neuf périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 14, § 3, alinéa 4, du décret précité, à un atelier de danse qui fait partie de l'option danse du monde.
L'académie consacre les périodes de cours restantes de l'option danse du monde à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° l'atelier de danse d'une autre option ;
2° un autre atelier de danse qui fait partie de l'option danse du monde ;
3° composition de danse et improvisation ;
4° scénographie.
Dans l'option chorégraphie du quatrième degré, l'académie consacre au moins la moitié du volume des études minimum de neuf périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 14, § 3, alinéa 4, du décret précité, au cours composition de danse et improvisation.
L'académie consacre les périodes de cours restantes de l'option chorégraphie à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° l'atelier de danse d'une autre option ;
2° un autre atelier de danse qui fait partie de l'option danse du monde ;
3° scénographie.
§ 4. Une académie ne peut offrir que des cours à option qui font partie d'une option pour laquelle elle a acquis la compétence d'enseignement.
§ 5. Dans l'orientation d'études spécialisation de courte durée, l'académie consacre le volume des études de quatre périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 15, § 2, alinéa 2, du décret du 9 mars 2018, à un ou plusieurs cours du quatrième degré, qui font partie d'une option pour laquelle l'académie a acquis la compétence d'enseignement.]1
Au deuxième degré, une académie consacre le volume des études minimum de huit périodes de cours, visées à l'article 14, § 3, alinéa 2, du décret précité, au cours atelier de danse.
§ 2. Dans les options danse contemporaine, danse jazz, danse classique et urban du troisième degré, une académie consacre au moins la moitié du volume des études minimum de sept périodes et demie de cours hebdomadaires, visées à l'article 14, § 3, alinéa 3, du décret du 9 mars 2018, à l'atelier de danse portant le même nom que l'option.
L'académie consacre les périodes de cours restantes à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° l'atelier de danse d'une autre option ;
2° un atelier de danse qui fait partie de l'option danse du monde.
Dans l'option danse du monde du troisième degré, l'académie consacre au moins la moitié du volume des études minimum de sept périodes et demie de cours hebdomadaires, visées à l'article 14, § 3, alinéa 3, du décret précité, à un atelier de danse qui fait partie de l'option danse du monde. L'académie consacre les périodes de cours restantes à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° l'atelier de danse d'une autre option ;
2° un autre atelier de danse qui fait partie de l'option danse du monde.
§ 3. Dans les options danse contemporaine, danse jazz, danse classique et urban du quatrième degré, une académie consacre au moins la moitié du volume des études minimum de neuf périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 14, § 3, alinéa 4, du décret du 9 mars 2018, à l'atelier de danse portant le même nom que l'option. L'académie consacre les périodes de cours restantes des options susmentionnées à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° l'atelier de danse d'une autre option ;
2° un atelier de danse qui fait partie de l'option danse du monde ;
3° composition de danse et improvisation ;
4° scénographie.
Dans l'option danse du monde du quatrième degré, l'académie consacre au moins la moitié du volume des études minimum de neuf périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 14, § 3, alinéa 4, du décret précité, à un atelier de danse qui fait partie de l'option danse du monde.
L'académie consacre les périodes de cours restantes de l'option danse du monde à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° l'atelier de danse d'une autre option ;
2° un autre atelier de danse qui fait partie de l'option danse du monde ;
3° composition de danse et improvisation ;
4° scénographie.
Dans l'option chorégraphie du quatrième degré, l'académie consacre au moins la moitié du volume des études minimum de neuf périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 14, § 3, alinéa 4, du décret précité, au cours composition de danse et improvisation.
L'académie consacre les périodes de cours restantes de l'option chorégraphie à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° l'atelier de danse d'une autre option ;
2° un autre atelier de danse qui fait partie de l'option danse du monde ;
3° scénographie.
§ 4. Une académie ne peut offrir que des cours à option qui font partie d'une option pour laquelle elle a acquis la compétence d'enseignement.
§ 5. Dans l'orientation d'études spécialisation de courte durée, l'académie consacre le volume des études de quatre périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 15, § 2, alinéa 2, du décret du 9 mars 2018, à un ou plusieurs cours du quatrième degré, qui font partie d'une option pour laquelle l'académie a acquis la compétence d'enseignement.]1
Modifications
Afdeling 4. - Woordkunst-drama
Section 4. - Arts de la parole-théâtre
Art.20. § 1. In de eerste graad wordt de minimale studieomvang van twee lestijden, vermeld in artikel 16, § 3 eerste lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het vak woordinitiatie.
§ 2. In de tweede graad wordt de minimale studieomvang van vier lestijden, vermeld in artikel 16, § 3 tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het vak woordatelier.
§ 3. [1 In de derde graad besteedt een academie de minimale studieomvang van de zes lestijden, vermeld in artikel 16, § 3, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan de volgende vakken:
1° in de optie speltheater: speltheater en dramastudio;
2° in de optie spreken en vertellen: spreken en vertellen en woordstudio;
3° in de optie woordkunst-drama: woordlab.
In de derde graad in de optie verteltheater besteedt de academie de minimale studieomvang van de zes lestijden, vermeld in artikel 16, § 3, derde lid, van het voormelde decreet, aan een of meer van de volgende vakken:
1° storytelling;
2° woordstudio;
3° dramastudio.
§ 4. In de vierde graad besteedt een academie in elke optie, met uitzondering van de opties cabaret en comedy, figuren- en poppentheater, improvisatietheater, mime en bewegingstheater, radio maken en regie, minstens een lestijd van de studieomvang van de zes lestijden, vermeld in artikel 16, § 3, vierde lid, van het voormelde decreet, aan het vak dramalab.
Naast het vak dramalab besteedt een academie in de volgende opties minstens een lestijd aan de volgende vakken:
1° in de optie speltheater: theater;
2° in de optie verteltheater: verteltheater-stemregie;
3° in de optie kleinkunst: instrumentvak, tekstschrijven en -vertolken, spel.
In het tweede lid, 3°, wordt onder instrumentvak een van de volgende vakken verstaan:
1° het vak instrument: klassiek, vermeld in artikel 11;
2° het vak instrument: oude muziek, vermeld in artikel 12;
3° het vak instrument: jazz-pop-rock, vermeld in artikel 13;
4° het vak instrument: folk- en wereldmuziek vermeld in artikel 14.
De overige lestijden van de opties speltheater, verteltheater of kleinkunst besteedt een academie aan een of meer keuzevakken van de vierde graad woordkunst-drama of het vak musical-drama.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid organiseert de academie in de volgende opties een of meer van de volgende keuzevakken:
1° in de optie spreek- en verteltheater: storytelling, spreken en presenteren;
2° in de optie theatermaker: theater maken, procesdrama, rap- en slampoetry, dramaturgie.
In de opties cabaret en comedy, figuren- en poppentheater, improvisatietheater, mime en bewegingstheater en radio maken wordt de minimale studieomvang van de zes lestijden, vermeld in artikel 16, § 3, vierde lid, van het voormelde decreet, besteed aan het vak waarnaar de optie vernoemd is.
§ 5. In de optie regie besteedt een academie drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van de zes lestijden, vermeld in artikel 16, § 3, vierde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan het vak spelcoaching. De overige lestijden besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° theorie van de regie;
2° dramaturgie;
3° theatertechnieken;
4° theatergeschiedenis;
5° een vak uit een andere optie van de vierde graad woordkunst-drama.]1
[1 § 6. Een academie kan alleen keuzevakken aanbieden die behoren tot een optie waarvoor ze onderwijsbevoegdheid verworven heeft.
§ 7. In de kortlopende studierichting specialisatie besteedt de academie de studieomvang van vier wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 15, § 2, tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan een of meer vakken van de vierde graad, die behoren tot een optie waarvoor de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven.]1
§ 2. In de tweede graad wordt de minimale studieomvang van vier lestijden, vermeld in artikel 16, § 3 tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het vak woordatelier.
§ 3. [1 In de derde graad besteedt een academie de minimale studieomvang van de zes lestijden, vermeld in artikel 16, § 3, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan de volgende vakken:
1° in de optie speltheater: speltheater en dramastudio;
2° in de optie spreken en vertellen: spreken en vertellen en woordstudio;
3° in de optie woordkunst-drama: woordlab.
In de derde graad in de optie verteltheater besteedt de academie de minimale studieomvang van de zes lestijden, vermeld in artikel 16, § 3, derde lid, van het voormelde decreet, aan een of meer van de volgende vakken:
1° storytelling;
2° woordstudio;
3° dramastudio.
§ 4. In de vierde graad besteedt een academie in elke optie, met uitzondering van de opties cabaret en comedy, figuren- en poppentheater, improvisatietheater, mime en bewegingstheater, radio maken en regie, minstens een lestijd van de studieomvang van de zes lestijden, vermeld in artikel 16, § 3, vierde lid, van het voormelde decreet, aan het vak dramalab.
Naast het vak dramalab besteedt een academie in de volgende opties minstens een lestijd aan de volgende vakken:
1° in de optie speltheater: theater;
2° in de optie verteltheater: verteltheater-stemregie;
3° in de optie kleinkunst: instrumentvak, tekstschrijven en -vertolken, spel.
In het tweede lid, 3°, wordt onder instrumentvak een van de volgende vakken verstaan:
1° het vak instrument: klassiek, vermeld in artikel 11;
2° het vak instrument: oude muziek, vermeld in artikel 12;
3° het vak instrument: jazz-pop-rock, vermeld in artikel 13;
4° het vak instrument: folk- en wereldmuziek vermeld in artikel 14.
De overige lestijden van de opties speltheater, verteltheater of kleinkunst besteedt een academie aan een of meer keuzevakken van de vierde graad woordkunst-drama of het vak musical-drama.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid organiseert de academie in de volgende opties een of meer van de volgende keuzevakken:
1° in de optie spreek- en verteltheater: storytelling, spreken en presenteren;
2° in de optie theatermaker: theater maken, procesdrama, rap- en slampoetry, dramaturgie.
In de opties cabaret en comedy, figuren- en poppentheater, improvisatietheater, mime en bewegingstheater en radio maken wordt de minimale studieomvang van de zes lestijden, vermeld in artikel 16, § 3, vierde lid, van het voormelde decreet, besteed aan het vak waarnaar de optie vernoemd is.
§ 5. In de optie regie besteedt een academie drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van de zes lestijden, vermeld in artikel 16, § 3, vierde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan het vak spelcoaching. De overige lestijden besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° theorie van de regie;
2° dramaturgie;
3° theatertechnieken;
4° theatergeschiedenis;
5° een vak uit een andere optie van de vierde graad woordkunst-drama.]1
[1 § 6. Een academie kan alleen keuzevakken aanbieden die behoren tot een optie waarvoor ze onderwijsbevoegdheid verworven heeft.
§ 7. In de kortlopende studierichting specialisatie besteedt de academie de studieomvang van vier wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 15, § 2, tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan een of meer vakken van de vierde graad, die behoren tot een optie waarvoor de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven.]1
Modifications
Art.20. § 1er. Au premier degré, le volume des études minimum de deux périodes de cours, visées à l'article 16, § 3, alinéa 1er, du décret du 9 mars 2018, est consacré au cours initiation aux mots.
§ 2. Au deuxième degré, le volume des études minimum de quatre périodes de cours, visées à l'article 16, § 3, alinéa 2, du décret du 9 mars 2018, est consacré au cours atelier de mots.
§ 3. [1 Au troisième degré, une académie consacre le volume des études minimum de six périodes de cours, visées à l'article 16, § 3, alinéa 3, du décret du 9 mars 2018, aux cours suivants :
1° dans l'option théâtre de jeu : théâtre de jeu et atelier de théâtre ;
2° dans l'option parler et raconter : parler et raconter et studio de mots ;
3° dans l'option arts de la parole-théâtre : atelier de mots.
Au troisième degré dans l'option théâtre de narration, l'académie consacre le volume des études minimum de six périodes de cours, visées à l'article 16, § 3, alinéa 3, du décret précité, à un ou plusieurs des cours suivants :
1° narration de contes ;
2° studio de mots ;
3° atelier de théâtre.
§ 4. Au quatrième degré, une académie consacre dans chaque option, à l'exception des options cabaret et comédie, théâtre de figurines et de marionnettes, théâtre d'improvisation, mime et théâtre de mouvement, faire du radio et mise en scène, au moins une période de cours du volume des études de six périodes de cours, visées à l'article 16, § 3, alinéa 4, du décret précité, au cours atelier de drame.
Outre le cours atelier de drame, une académie consacre, dans les options suivantes, au moins une période de cours aux cours suivants :
1° dans l'option théâtre de jeu : théâtre ;
2° dans l'option théâtre de narration : théâtre de narration-coaching vocal ;
3° dans l'option variété : cours d'instrument, écriture et interprétation des textes, jeu.
A l'alinéa 2, 3° il faut entendre par cours d'instrument un des cours suivants :
1° le cours d'instrument : classique, visé à l'article 11 ;
2° le cours d'instrument : musique ancienne, visé à l'article 12 ;
3° le cours d'instrument : jazz-pop-rock, visé à l'article 13 ;
4° le cours d'instrument : musique folk et musiques du monde, visé à l'article 14.
Une académie consacre les périodes de cours restantes des options théâtre de jeu, théâtre de narration ou variété à un ou plusieurs cours à option du quatrième degré arts de la parole-théâtre ou au cours musical-drame.
Sans préjudice de l'application de l'alinéa 1, l'académie organise un ou plusieurs des cours à option suivants dans les options suivantes :
1° dans l'option théâtre parlé et de narration : narration de contes, parler et présenter ;
2° dans l'option producteur de théâtre : faire du théâtre, théâtre de processus, rap et slam poésie, dramaturgie.
Dans les options cabaret et comédie, théâtre de figurines et de marionnettes, théâtre d'improvisation, mime et théâtre de mouvement et faire du radio, le volume des études minimum de six périodes de cours, visées à l'article 16, § 3, alinéa 4, du décret précité, est consacré au cours portant le même nom que l'option.
§ 5. Dans l'option mise en scène, une académie consacre trois périodes de cours hebdomadaires du volume des études minimum de six périodes de cours, visées à l'article 16, § 3, alinéa 4, du décret du 9 mars 2018, au cours coaching du jeu. L'académie consacre les périodes de cours restantes à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° théorie de la mise en scène ;
2° dramaturgie ;
3° techniques du théâtre ;
4° histoire du théâtre ;
5° un cours d'une autre option du quatrième degré arts de la parole-théâtre.]1
[1 § 6. Une académie ne peut offrir que des cours à option qui font partie d'une option pour laquelle elle a acquis la compétence d'enseignement.
§ 7. Dans l'orientation d'études spécialisation de courte durée, l'académie consacre le volume des études de quatre périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 15, § 2, alinéa 2, du décret du 9 mars 2018, à un ou plusieurs cours du quatrième degré, qui font partie d'une option pour laquelle l'académie a acquis la compétence d'enseignement.]1
§ 2. Au deuxième degré, le volume des études minimum de quatre périodes de cours, visées à l'article 16, § 3, alinéa 2, du décret du 9 mars 2018, est consacré au cours atelier de mots.
§ 3. [1 Au troisième degré, une académie consacre le volume des études minimum de six périodes de cours, visées à l'article 16, § 3, alinéa 3, du décret du 9 mars 2018, aux cours suivants :
1° dans l'option théâtre de jeu : théâtre de jeu et atelier de théâtre ;
2° dans l'option parler et raconter : parler et raconter et studio de mots ;
3° dans l'option arts de la parole-théâtre : atelier de mots.
Au troisième degré dans l'option théâtre de narration, l'académie consacre le volume des études minimum de six périodes de cours, visées à l'article 16, § 3, alinéa 3, du décret précité, à un ou plusieurs des cours suivants :
1° narration de contes ;
2° studio de mots ;
3° atelier de théâtre.
§ 4. Au quatrième degré, une académie consacre dans chaque option, à l'exception des options cabaret et comédie, théâtre de figurines et de marionnettes, théâtre d'improvisation, mime et théâtre de mouvement, faire du radio et mise en scène, au moins une période de cours du volume des études de six périodes de cours, visées à l'article 16, § 3, alinéa 4, du décret précité, au cours atelier de drame.
Outre le cours atelier de drame, une académie consacre, dans les options suivantes, au moins une période de cours aux cours suivants :
1° dans l'option théâtre de jeu : théâtre ;
2° dans l'option théâtre de narration : théâtre de narration-coaching vocal ;
3° dans l'option variété : cours d'instrument, écriture et interprétation des textes, jeu.
A l'alinéa 2, 3° il faut entendre par cours d'instrument un des cours suivants :
1° le cours d'instrument : classique, visé à l'article 11 ;
2° le cours d'instrument : musique ancienne, visé à l'article 12 ;
3° le cours d'instrument : jazz-pop-rock, visé à l'article 13 ;
4° le cours d'instrument : musique folk et musiques du monde, visé à l'article 14.
Une académie consacre les périodes de cours restantes des options théâtre de jeu, théâtre de narration ou variété à un ou plusieurs cours à option du quatrième degré arts de la parole-théâtre ou au cours musical-drame.
Sans préjudice de l'application de l'alinéa 1, l'académie organise un ou plusieurs des cours à option suivants dans les options suivantes :
1° dans l'option théâtre parlé et de narration : narration de contes, parler et présenter ;
2° dans l'option producteur de théâtre : faire du théâtre, théâtre de processus, rap et slam poésie, dramaturgie.
Dans les options cabaret et comédie, théâtre de figurines et de marionnettes, théâtre d'improvisation, mime et théâtre de mouvement et faire du radio, le volume des études minimum de six périodes de cours, visées à l'article 16, § 3, alinéa 4, du décret précité, est consacré au cours portant le même nom que l'option.
§ 5. Dans l'option mise en scène, une académie consacre trois périodes de cours hebdomadaires du volume des études minimum de six périodes de cours, visées à l'article 16, § 3, alinéa 4, du décret du 9 mars 2018, au cours coaching du jeu. L'académie consacre les périodes de cours restantes à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° théorie de la mise en scène ;
2° dramaturgie ;
3° techniques du théâtre ;
4° histoire du théâtre ;
5° un cours d'une autre option du quatrième degré arts de la parole-théâtre.]1
[1 § 6. Une académie ne peut offrir que des cours à option qui font partie d'une option pour laquelle elle a acquis la compétence d'enseignement.
§ 7. Dans l'orientation d'études spécialisation de courte durée, l'académie consacre le volume des études de quatre périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 15, § 2, alinéa 2, du décret du 9 mars 2018, à un ou plusieurs cours du quatrième degré, qui font partie d'une option pour laquelle l'académie a acquis la compétence d'enseignement.]1
Modifications
Afdeling 5. - Muziek
Section 5. - Musique
Art.21. § 1. In de eerste graad wordt de minimale studieomvang van twee lestijden, vermeld in artikel 18 § 3 eerste lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het vak muziekinitiatie.
§ 2. [2 In de tweede graad jongeren besteedt een academie minstens vier wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van twaalf lestijden, vermeld in artikel 18, § 3, tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan een van de volgende vakken:
1° muzikale en culturele vorming;
2° muzikale en culturele vorming: klassiek;
3° muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock;
4° muzikale en culturele vorming: oude muziek;
5° muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek.
De overige lestijden besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° groepsmusiceren;
2° groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;
3° groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;
4° groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;
5 groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;
6° groepsmusiceren vocaal: klassiek;
7° groepsmusiceren vocaal: oude muziek;
8° groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;
9° groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;
10° instrument: klassiek;
11° instrument: oude muziek;
12° instrument: jazz-pop-rock;
13° instrument: folk- en wereldmuziek;
14° een vak van de derde graad muziek.
§ 3. In de tweede graad volwassenen besteedt een academie minstens drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van negen lestijden, vermeld in artikel 18, § 3, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan een van de volgende vakken:
1° muzikale en culturele vorming;
2° muzikale en culturele vorming: klassiek;
3° muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock;
4° muzikale en culturele vorming: oude muziek;
5° muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek.
De overige lestijden besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° groepsmusiceren;
2° groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;
3° groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;
4° groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;
5 groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;
6° groepsmusiceren vocaal: klassiek;
7° groepsmusiceren vocaal: oude muziek;
8° groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;
9° groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;
10° instrument: klassiek;
11° instrument: oude muziek;
12° instrument: jazz-pop-rock;
13° instrument: folk- en wereldmuziek;
14° een vak van de derde graad muziek.]2
§ 4. In de derde graad worden drie lestijden van de minimale studieomvang van negen lestijden, vermeld in artikel 18 § 3 vierde lid, van het decreet van 9 maart 2018, in de volgende opties besteed aan de volgende vakken:
1° in de optie klassiek: instrument: klassiek;
2° in de optie oude muziek: instrument: oude muziek;
3° in de optie jazz-pop-rock: instrument: jazz-pop-rock [1 of dj-vaardigheden]1;
4° in de optie folk- en wereldmuziek: instrument folk- en wereldmuziek;
5° [1 5° in de optie musical: zang musical;]1;
[1 5/1° in de optie opera/muziektheater: zang opera/muziektheater;]1
6° in de optie experimentele muziek: live/studio electronics [1 of dj-vaardigheden]1.
7° in de optie muziek schrijven: muziektheorie.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid worden in de volgende opties drie wekelijkse lestijden [2 besteed aan minstens een van de volgende vakken]2:
1° in de optie klassiek: groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal: klassiek, groepsmusiceren instrumentaal: klassiek of begeleidingspraktijk: klassiek;
2° in de optie oude muziek: groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal: oude muziek, groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek, of begeleidingspraktijk: oude muziek;
3° in de optie jazz-pop-rock: groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock, groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock, of begeleidingspraktijk jazz-pop-rock;
4° in de optie folk- en wereldmuziek: groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek, groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek, of begeleidingspraktijk folk- en wereldmuziek;
5° [1 in de optie musical: atelier: musical ]1;
[1 6° in de optie opera/muziektheater: atelier: opera/muziektheater;]1
[2 De overige wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang, vermeld in het eerste lid, besteedt de academie aan een of meer keuzevakken. Alle vakken van de derde en vierde graad muziek komen daarvoor in aanmerking als de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor de optie waartoe die vakken behoren.]2
§ 5. In de vierde graad studierichting vertolkend muzikant worden drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18, § 3 vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan de volgende vakken:
1° in de optie klassiek: instrument: klassiek;
2° in de optie oude muziek: instrument: oude muziek;
3° in de optie jazz-pop-rock: instrument: jazz-pop-rock;
4° in de optie folk- en wereldmuziek: instrument: folk- en wereldmuziek;
5° [1 in de optie musical: zang musical]1;
[1 6° in de optie opera/muziektheater: zang opera/muziektheater;]1
Met behoud van de toepassing van het eerste lid worden drie wekelijkse lestijden in [1 de optie musical besteed aan het vak atelier: musical]1.
[1 Met behoud van de toepassing van het eerste lid worden drie wekelijkse lestijden in de optie opera/muziektheater besteed aan het vak atelier: opera/muziektheater.]1
[2 De overige wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18, § 3, vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteedt de academie aan een of meer keuzevakken. Alle vakken van de vierde graad muziek komen daarvoor in aanmerking als de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor de optie waartoe die vakken behoren.]2
§ 6. In de vierde graad studierichting creërend muzikant worden drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18 § 3 vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, [2 besteed aan minstens een van de volgende vakken]2:
1° in de optie klassiek: compositie: klassiek of instrument: klassiek;
2° in de optie jazz-pop-rock: compositie: jazz-pop-rock of instrument: jazz-pop-rock;
3° in de optie folk- en wereldmuziek: compositie: folk- en wereldmuziek of instrument: folk- en wereldmuziek;
4° in de optie experimentele muziek: live/studio electronics;
5° [1 5° in de optie musical: compositie: musical of zang musical]1
[1 5/1° in de optie opera/muziektheater: compositie: opera/muziektheater of zang opera/muziektheater;]1
6° in de optie muziekproductie: muziekproductie;
7° in de optie oude muziek: improvisatie of instrument: oude muziek
[2 De overige wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes lestijden, vermeld in artikel 18, § 3, vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteedt de academie aan een of meer keuzevakken. Alle vakken van de vierde graad muziek, vermeld in artikel 10, § 4, van dit besluit, komen daarvoor in aanmerking als de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor de optie waartoe die vakken behoren.]2
§ 7. [2 In de vierde graad van de studierichting dirigent besteedt een academie in totaal drie lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18, § 3, vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan de volgende vakken:
1° in de optie dirigent vocale muziek: koordirectie en analyse en begeleidingspraktijk;
2° in de optie dirigent instrumentale muziek: directie instrumentale muziek en analyse en begeleidingspraktijk.
De overige wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18, § 3, vijfde lid, van het voormelde decreet, besteedt de academie aan een of meer keuzevakken. Alle vakken van de vierde graad muziek komen daarvoor in aanmerking als de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor de optie waartoe die vakken behoren.]2
§ 8. In de vierde graad studierichting dj worden in de optie dj drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes lestijden, vermeld in artikel 18 § 3 vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het vak dj-vaardigheden.
[2 De overige wekelijkse lestijden besteedt de academie aan een of meer keuzevakken. Alle vakken van de vierde graad muziek komen daarvoor in aanmerking als de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor de optie waartoe die vakken behoren.]2
[2 § 9. In de kortlopende studierichting specialisatie besteedt de academie studieomvang van vier wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 19, § 2, tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan een of meer vakken van de vierde graad, die behoren tot een optie waarvoor de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven.]2
§ 2. [2 In de tweede graad jongeren besteedt een academie minstens vier wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van twaalf lestijden, vermeld in artikel 18, § 3, tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan een van de volgende vakken:
1° muzikale en culturele vorming;
2° muzikale en culturele vorming: klassiek;
3° muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock;
4° muzikale en culturele vorming: oude muziek;
5° muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek.
De overige lestijden besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° groepsmusiceren;
2° groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;
3° groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;
4° groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;
5 groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;
6° groepsmusiceren vocaal: klassiek;
7° groepsmusiceren vocaal: oude muziek;
8° groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;
9° groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;
10° instrument: klassiek;
11° instrument: oude muziek;
12° instrument: jazz-pop-rock;
13° instrument: folk- en wereldmuziek;
14° een vak van de derde graad muziek.
§ 3. In de tweede graad volwassenen besteedt een academie minstens drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van negen lestijden, vermeld in artikel 18, § 3, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan een van de volgende vakken:
1° muzikale en culturele vorming;
2° muzikale en culturele vorming: klassiek;
3° muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock;
4° muzikale en culturele vorming: oude muziek;
5° muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek.
De overige lestijden besteedt de academie aan een of meer van de volgende keuzevakken:
1° groepsmusiceren;
2° groepsmusiceren instrumentaal: klassiek;
3° groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;
4° groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock;
5 groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;
6° groepsmusiceren vocaal: klassiek;
7° groepsmusiceren vocaal: oude muziek;
8° groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock;
9° groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek;
10° instrument: klassiek;
11° instrument: oude muziek;
12° instrument: jazz-pop-rock;
13° instrument: folk- en wereldmuziek;
14° een vak van de derde graad muziek.]2
§ 4. In de derde graad worden drie lestijden van de minimale studieomvang van negen lestijden, vermeld in artikel 18 § 3 vierde lid, van het decreet van 9 maart 2018, in de volgende opties besteed aan de volgende vakken:
1° in de optie klassiek: instrument: klassiek;
2° in de optie oude muziek: instrument: oude muziek;
3° in de optie jazz-pop-rock: instrument: jazz-pop-rock [1 of dj-vaardigheden]1;
4° in de optie folk- en wereldmuziek: instrument folk- en wereldmuziek;
5° [1 5° in de optie musical: zang musical;]1;
[1 5/1° in de optie opera/muziektheater: zang opera/muziektheater;]1
6° in de optie experimentele muziek: live/studio electronics [1 of dj-vaardigheden]1.
7° in de optie muziek schrijven: muziektheorie.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid worden in de volgende opties drie wekelijkse lestijden [2 besteed aan minstens een van de volgende vakken]2:
1° in de optie klassiek: groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal: klassiek, groepsmusiceren instrumentaal: klassiek of begeleidingspraktijk: klassiek;
2° in de optie oude muziek: groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal: oude muziek, groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek, of begeleidingspraktijk: oude muziek;
3° in de optie jazz-pop-rock: groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal: jazz-pop-rock, groepsmusiceren instrumentaal: jazz-pop-rock, of begeleidingspraktijk jazz-pop-rock;
4° in de optie folk- en wereldmuziek: groepsmusiceren, groepsmusiceren vocaal: folk- en wereldmuziek, groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek, of begeleidingspraktijk folk- en wereldmuziek;
5° [1 in de optie musical: atelier: musical ]1;
[1 6° in de optie opera/muziektheater: atelier: opera/muziektheater;]1
[2 De overige wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang, vermeld in het eerste lid, besteedt de academie aan een of meer keuzevakken. Alle vakken van de derde en vierde graad muziek komen daarvoor in aanmerking als de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor de optie waartoe die vakken behoren.]2
§ 5. In de vierde graad studierichting vertolkend muzikant worden drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18, § 3 vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan de volgende vakken:
1° in de optie klassiek: instrument: klassiek;
2° in de optie oude muziek: instrument: oude muziek;
3° in de optie jazz-pop-rock: instrument: jazz-pop-rock;
4° in de optie folk- en wereldmuziek: instrument: folk- en wereldmuziek;
5° [1 in de optie musical: zang musical]1;
[1 6° in de optie opera/muziektheater: zang opera/muziektheater;]1
Met behoud van de toepassing van het eerste lid worden drie wekelijkse lestijden in [1 de optie musical besteed aan het vak atelier: musical]1.
[1 Met behoud van de toepassing van het eerste lid worden drie wekelijkse lestijden in de optie opera/muziektheater besteed aan het vak atelier: opera/muziektheater.]1
[2 De overige wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18, § 3, vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteedt de academie aan een of meer keuzevakken. Alle vakken van de vierde graad muziek komen daarvoor in aanmerking als de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor de optie waartoe die vakken behoren.]2
§ 6. In de vierde graad studierichting creërend muzikant worden drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18 § 3 vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, [2 besteed aan minstens een van de volgende vakken]2:
1° in de optie klassiek: compositie: klassiek of instrument: klassiek;
2° in de optie jazz-pop-rock: compositie: jazz-pop-rock of instrument: jazz-pop-rock;
3° in de optie folk- en wereldmuziek: compositie: folk- en wereldmuziek of instrument: folk- en wereldmuziek;
4° in de optie experimentele muziek: live/studio electronics;
5° [1 5° in de optie musical: compositie: musical of zang musical]1
[1 5/1° in de optie opera/muziektheater: compositie: opera/muziektheater of zang opera/muziektheater;]1
6° in de optie muziekproductie: muziekproductie;
7° in de optie oude muziek: improvisatie of instrument: oude muziek
[2 De overige wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes lestijden, vermeld in artikel 18, § 3, vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteedt de academie aan een of meer keuzevakken. Alle vakken van de vierde graad muziek, vermeld in artikel 10, § 4, van dit besluit, komen daarvoor in aanmerking als de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor de optie waartoe die vakken behoren.]2
§ 7. [2 In de vierde graad van de studierichting dirigent besteedt een academie in totaal drie lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18, § 3, vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan de volgende vakken:
1° in de optie dirigent vocale muziek: koordirectie en analyse en begeleidingspraktijk;
2° in de optie dirigent instrumentale muziek: directie instrumentale muziek en analyse en begeleidingspraktijk.
De overige wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 18, § 3, vijfde lid, van het voormelde decreet, besteedt de academie aan een of meer keuzevakken. Alle vakken van de vierde graad muziek komen daarvoor in aanmerking als de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor de optie waartoe die vakken behoren.]2
§ 8. In de vierde graad studierichting dj worden in de optie dj drie wekelijkse lestijden van de minimale studieomvang van zes lestijden, vermeld in artikel 18 § 3 vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, besteed aan het vak dj-vaardigheden.
[2 De overige wekelijkse lestijden besteedt de academie aan een of meer keuzevakken. Alle vakken van de vierde graad muziek komen daarvoor in aanmerking als de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor de optie waartoe die vakken behoren.]2
[2 § 9. In de kortlopende studierichting specialisatie besteedt de academie studieomvang van vier wekelijkse lestijden, vermeld in artikel 19, § 2, tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018, aan een of meer vakken van de vierde graad, die behoren tot een optie waarvoor de academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven.]2
Art.21. § 1er. Au premier degré, le volume des études minimum de deux périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 18, § 3, alinéa 1er, du décret du 9 mars 2018, est consacré au cours initiation à la musique.
§ 2. [2 Au deuxième degré jeunes, une académie consacre au moins quatre périodes de cours hebdomadaires du volume des études minimum de douze périodes de cours, visées à l'article 18, § 3, alinéa 2, du décret du 9 mars 2018, à l'un des cours suivants :
1° formation musicale et culturelle ;
2° formation musicale et culturelle : classique ;
3° formation musicale et culturelle : jazz-pop-rock ;
4° formation musicale et culturelle : musique ancienne ;
5° formation musicale et culturelle : musique folk et musiques du monde.
L'académie consacre les périodes de cours restantes à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° pratique musicale en groupe ;
2° pratique instrumentale en groupe : classique ;
3° pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ;
4° pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ;
5° pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
6° pratique vocale en groupe : classique ;
7° pratique vocale en groupe : musique ancienne ;
8° pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock ;
9° pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
10° instrument : classique ;
11° instrument : musique ancienne ;
12° instrument : jazz-pop-rock ;
13° instrument : musique folk et musiques du monde ;
14° un cours du troisième degré musique.
§ 3. Au deuxième degré adultes, une académie consacre au moins trois périodes de cours hebdomadaires du volume des études minimum de neuf périodes de cours, visées à l'article 18, § 3, alinéa 3, du décret du 9 mars 2018, à l'un des cours suivants :
1° formation musicale et culturelle ;
2° formation musicale et culturelle : classique ;
3° formation musicale et culturelle : jazz-pop-rock ;
4° formation musicale et culturelle : musique ancienne ;
5° formation musicale et culturelle : musique folk et musiques du monde.
L'académie consacre les périodes de cours restantes à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° pratique musicale en groupe ;
2° pratique instrumentale en groupe : classique ;
3° pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ;
4° pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ;
5° pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
6° pratique vocale en groupe : classique ;
7° pratique vocale en groupe : musique ancienne ;
8° pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock ;
9° pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
10° instrument : classique ;
11° instrument : musique ancienne ;
12° instrument : jazz-pop-rock ;
13° instrument : musique folk et musiques du monde ;
14° un cours du troisième degré musique. ]2
§ 4. Au troisième degré, trois périodes hebdomadaires du volume des études minimum de neuf périodes de cours, visées à l'article 18, § 3, alinéa 4, du décret du 9 mars 2018, des options suivantes sont consacrées aux cours suivants :
1° dans l'option classique : instrument : classique ;
2° dans l'option musique ancienne : instrument : musique ancienne ;
3° dans l'option jazz-pop-rock : instrument : jazz-pop-rock [1 ou aptitudes DJ]1;
4° dans l'option musique folk et musiques du monde : instrument : musique folk et musiques du monde ;
5° [1 dans l'option musical : chant musical ]1;
[1 5/1° dans l'option opéra/théâtre musical : chant opéra/théâtre musical ; ]1
6° dans l'option musique expérimentale : live/studio electronics [1 ou aptitudes DJ]1.
7° dans l'option composition musicale : théorie de la musique.
Sans préjudice de l'application de l'alinéa 1er, trois périodes hebdomadaires dans les options suivantes sont [2 consacrées à au moins un des cours suivants ]2 :
1° dans l'option classique : pratique musicale en groupe, pratique vocale en groupe : classique, pratique instrumentale en groupe : classique ou accompagnement musical : classique ;
2° dans l'option musique ancienne : pratique musicale en groupe, pratique vocale en groupe : musique ancienne, pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ou accompagnement musical : musique ancienne ;
3° dans l'option jazz-pop-rock : pratique musicale en groupe, pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock, pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ou accompagnement musical jazz-pop-rock ;
4° dans l'option musique folk et musiques du monde : pratique musicale en groupe, pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde, pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ou accompagnement musical musique folk et musiques du monde ;
5° [1 dans l'option musical : atelier : musical]1;
[1 6° dans l'option opéra/théâtre musical : atelier : opéra/théâtre musical ; ]1
[2 L'académie consacre les périodes de cours hebdomadaires restantes du volume des études minimum, visées à l'alinéa 1, à un ou plusieurs cours à option. Tous les cours des troisième et quatrième degrés musique sont éligibles à cet effet si l'académie a acquis la compétence d'enseignement pour l'option dont relèvent ces cours.]2
§ 5. Au quatrième degré de l'orientation d'études musicien-interprète, trois périodes hebdomadaires du volume des études minimum de six périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 18, § 3, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, sont consacrées aux cours suivants :
1° dans l'option classique : instrument : classique ;
2° dans l'option musique ancienne : instrument : musique ancienne ;
3° dans l'option jazz-pop-rock : instrument : jazz-pop-rock ;
4° dans l'option musique folk et musiques du monde : instrument : musique folk et musiques du monde ;
5° [1 dans l'option musical : chant musical]1.
[1 6° dans l'option opéra/théâtre musical : chant opéra/théâtre musical :]1
Sans préjudice de l'application de l'alinéa 1er, trois périodes hebdomadaires dans l'[1 l'option musical sont consacrées au cours atelier : musical ]1.
[1 Sans préjudice de l'application de l'alinéa 1er, trois périodes hebdomadaires dans l'option opéra/théâtre musical sont consacrées au cours atelier : opéra/théâtre musical. ]1
[2 L'académie consacre les périodes de cours hebdomadaires restantes du volume des études minimum de six périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 18, § 3, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, à un ou plusieurs cours à option. Tous les cours du quatrième degré musique sont éligibles à cet effet si l'académie a acquis la compétence d'enseignement pour l'option dont relèvent ces cours ]2.
§ 6. Au quatrième degré de l'orientation d'études musicien-interprète, trois périodes hebdomadaires du volume des études minimum de six périodes de cours, visées à l'article 18, § 3, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, sont [2 consacrées à au moins un des cours suivants ]2 :
1° dans l'option classique : composition : classique ou instrument : classique ;
2° dans l'option jazz-pop-rock : composition : jazz-pop-rock ou instrument : jazz-pop-rock ;
3° dans l'option musique folk et musiques du monde : composition : musique folk et musiques du monde ou instrument : musique folk et musiques du monde ;
4° dans l'option musique expérimentale : live/studio electronics ;
5° [1 dans l'option musical : composition : musical ou chant musical ]1 ;
[1 5/1° dans l'option opéra/théâtre musical : composition : opéra/théâtre musical ou chant opéra/théâtre musical ]1
6° dans l'option production musicale : production musicale ;
7° dans l'option musique ancienne : improvisation ou instrument : musique ancienne.
[2 L'académie consacre les périodes de cours hebdomadaires restantes du volume des études minimum de six périodes de cours, visées à l'article 18, § 3, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, à un ou plusieurs cours à option. Tous les cours du quatrième degré musique, visés à l'article 10, § 4 du présent arrêté, sont éligibles à cet effet si l'académie a acquis la compétence d'enseignement pour l'option dont relèvent ces cours.]2.
§ 7. [2 Au quatrième degré de l'orientation d'études directeur musical, une académie consacre au total trois périodes de cours du volume des études minimum de six périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 18, § 3, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, aux cours suivants :
1° dans l'option chef de chant : direction de choeur et analyse et accompagnement musical ;
2° dans l'option directeur musical musique instrumentale : direction musique instrumentale et analyse et accompagnement musical.
L'académie consacre les périodes de cours hebdomadaires restantes du volume des études minimum de six périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 18, § 3, alinéa 5, du décret précité, à un ou plusieurs cours à option : Tous les cours du quatrième degré musique sont éligibles à cet effet si l'académie a acquis la compétence d'enseignement pour l'option dont relèvent ces cours.]2
§ 8. Au quatrième degré, dans l'orientation d'études DJ, trois périodes de cours hebdomadaires du volume des études minimum de six périodes de cours, visées à l'article 18, § 3, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, sont consacrées au cours aptitudes DJ.
[2 L'académie consacre les périodes de cours hebdomadaires restantes à un ou plusieurs cours à option : Tous les cours du quatrième degré musique sont éligibles à cet effet si l'académie a acquis la compétence d'enseignement pour l'option dont relèvent ces cours.]2
[2 § 9. Dans l'orientation d'études spécialisation de courte durée, l'académie consacre le volume des études de quatre périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 19, § 2, alinéa 2, du décret du 9 mars 2018, à un ou plusieurs cours du quatrième degré, qui font partie d'une option pour laquelle l'académie a acquis la compétence d'enseignement.]2
§ 2. [2 Au deuxième degré jeunes, une académie consacre au moins quatre périodes de cours hebdomadaires du volume des études minimum de douze périodes de cours, visées à l'article 18, § 3, alinéa 2, du décret du 9 mars 2018, à l'un des cours suivants :
1° formation musicale et culturelle ;
2° formation musicale et culturelle : classique ;
3° formation musicale et culturelle : jazz-pop-rock ;
4° formation musicale et culturelle : musique ancienne ;
5° formation musicale et culturelle : musique folk et musiques du monde.
L'académie consacre les périodes de cours restantes à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° pratique musicale en groupe ;
2° pratique instrumentale en groupe : classique ;
3° pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ;
4° pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ;
5° pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
6° pratique vocale en groupe : classique ;
7° pratique vocale en groupe : musique ancienne ;
8° pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock ;
9° pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
10° instrument : classique ;
11° instrument : musique ancienne ;
12° instrument : jazz-pop-rock ;
13° instrument : musique folk et musiques du monde ;
14° un cours du troisième degré musique.
§ 3. Au deuxième degré adultes, une académie consacre au moins trois périodes de cours hebdomadaires du volume des études minimum de neuf périodes de cours, visées à l'article 18, § 3, alinéa 3, du décret du 9 mars 2018, à l'un des cours suivants :
1° formation musicale et culturelle ;
2° formation musicale et culturelle : classique ;
3° formation musicale et culturelle : jazz-pop-rock ;
4° formation musicale et culturelle : musique ancienne ;
5° formation musicale et culturelle : musique folk et musiques du monde.
L'académie consacre les périodes de cours restantes à un ou plusieurs des cours à option suivants :
1° pratique musicale en groupe ;
2° pratique instrumentale en groupe : classique ;
3° pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ;
4° pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ;
5° pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
6° pratique vocale en groupe : classique ;
7° pratique vocale en groupe : musique ancienne ;
8° pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock ;
9° pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde ;
10° instrument : classique ;
11° instrument : musique ancienne ;
12° instrument : jazz-pop-rock ;
13° instrument : musique folk et musiques du monde ;
14° un cours du troisième degré musique. ]2
§ 4. Au troisième degré, trois périodes hebdomadaires du volume des études minimum de neuf périodes de cours, visées à l'article 18, § 3, alinéa 4, du décret du 9 mars 2018, des options suivantes sont consacrées aux cours suivants :
1° dans l'option classique : instrument : classique ;
2° dans l'option musique ancienne : instrument : musique ancienne ;
3° dans l'option jazz-pop-rock : instrument : jazz-pop-rock [1 ou aptitudes DJ]1;
4° dans l'option musique folk et musiques du monde : instrument : musique folk et musiques du monde ;
5° [1 dans l'option musical : chant musical ]1;
[1 5/1° dans l'option opéra/théâtre musical : chant opéra/théâtre musical ; ]1
6° dans l'option musique expérimentale : live/studio electronics [1 ou aptitudes DJ]1.
7° dans l'option composition musicale : théorie de la musique.
Sans préjudice de l'application de l'alinéa 1er, trois périodes hebdomadaires dans les options suivantes sont [2 consacrées à au moins un des cours suivants ]2 :
1° dans l'option classique : pratique musicale en groupe, pratique vocale en groupe : classique, pratique instrumentale en groupe : classique ou accompagnement musical : classique ;
2° dans l'option musique ancienne : pratique musicale en groupe, pratique vocale en groupe : musique ancienne, pratique instrumentale en groupe : musique ancienne ou accompagnement musical : musique ancienne ;
3° dans l'option jazz-pop-rock : pratique musicale en groupe, pratique vocale en groupe : jazz-pop-rock, pratique instrumentale en groupe : jazz-pop-rock ou accompagnement musical jazz-pop-rock ;
4° dans l'option musique folk et musiques du monde : pratique musicale en groupe, pratique vocale en groupe : musique folk et musiques du monde, pratique instrumentale en groupe : musique folk et musiques du monde ou accompagnement musical musique folk et musiques du monde ;
5° [1 dans l'option musical : atelier : musical]1;
[1 6° dans l'option opéra/théâtre musical : atelier : opéra/théâtre musical ; ]1
[2 L'académie consacre les périodes de cours hebdomadaires restantes du volume des études minimum, visées à l'alinéa 1, à un ou plusieurs cours à option. Tous les cours des troisième et quatrième degrés musique sont éligibles à cet effet si l'académie a acquis la compétence d'enseignement pour l'option dont relèvent ces cours.]2
§ 5. Au quatrième degré de l'orientation d'études musicien-interprète, trois périodes hebdomadaires du volume des études minimum de six périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 18, § 3, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, sont consacrées aux cours suivants :
1° dans l'option classique : instrument : classique ;
2° dans l'option musique ancienne : instrument : musique ancienne ;
3° dans l'option jazz-pop-rock : instrument : jazz-pop-rock ;
4° dans l'option musique folk et musiques du monde : instrument : musique folk et musiques du monde ;
5° [1 dans l'option musical : chant musical]1.
[1 6° dans l'option opéra/théâtre musical : chant opéra/théâtre musical :]1
Sans préjudice de l'application de l'alinéa 1er, trois périodes hebdomadaires dans l'[1 l'option musical sont consacrées au cours atelier : musical ]1.
[1 Sans préjudice de l'application de l'alinéa 1er, trois périodes hebdomadaires dans l'option opéra/théâtre musical sont consacrées au cours atelier : opéra/théâtre musical. ]1
[2 L'académie consacre les périodes de cours hebdomadaires restantes du volume des études minimum de six périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 18, § 3, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, à un ou plusieurs cours à option. Tous les cours du quatrième degré musique sont éligibles à cet effet si l'académie a acquis la compétence d'enseignement pour l'option dont relèvent ces cours ]2.
§ 6. Au quatrième degré de l'orientation d'études musicien-interprète, trois périodes hebdomadaires du volume des études minimum de six périodes de cours, visées à l'article 18, § 3, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, sont [2 consacrées à au moins un des cours suivants ]2 :
1° dans l'option classique : composition : classique ou instrument : classique ;
2° dans l'option jazz-pop-rock : composition : jazz-pop-rock ou instrument : jazz-pop-rock ;
3° dans l'option musique folk et musiques du monde : composition : musique folk et musiques du monde ou instrument : musique folk et musiques du monde ;
4° dans l'option musique expérimentale : live/studio electronics ;
5° [1 dans l'option musical : composition : musical ou chant musical ]1 ;
[1 5/1° dans l'option opéra/théâtre musical : composition : opéra/théâtre musical ou chant opéra/théâtre musical ]1
6° dans l'option production musicale : production musicale ;
7° dans l'option musique ancienne : improvisation ou instrument : musique ancienne.
[2 L'académie consacre les périodes de cours hebdomadaires restantes du volume des études minimum de six périodes de cours, visées à l'article 18, § 3, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, à un ou plusieurs cours à option. Tous les cours du quatrième degré musique, visés à l'article 10, § 4 du présent arrêté, sont éligibles à cet effet si l'académie a acquis la compétence d'enseignement pour l'option dont relèvent ces cours.]2.
§ 7. [2 Au quatrième degré de l'orientation d'études directeur musical, une académie consacre au total trois périodes de cours du volume des études minimum de six périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 18, § 3, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, aux cours suivants :
1° dans l'option chef de chant : direction de choeur et analyse et accompagnement musical ;
2° dans l'option directeur musical musique instrumentale : direction musique instrumentale et analyse et accompagnement musical.
L'académie consacre les périodes de cours hebdomadaires restantes du volume des études minimum de six périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 18, § 3, alinéa 5, du décret précité, à un ou plusieurs cours à option : Tous les cours du quatrième degré musique sont éligibles à cet effet si l'académie a acquis la compétence d'enseignement pour l'option dont relèvent ces cours.]2
§ 8. Au quatrième degré, dans l'orientation d'études DJ, trois périodes de cours hebdomadaires du volume des études minimum de six périodes de cours, visées à l'article 18, § 3, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, sont consacrées au cours aptitudes DJ.
[2 L'académie consacre les périodes de cours hebdomadaires restantes à un ou plusieurs cours à option : Tous les cours du quatrième degré musique sont éligibles à cet effet si l'académie a acquis la compétence d'enseignement pour l'option dont relèvent ces cours.]2
[2 § 9. Dans l'orientation d'études spécialisation de courte durée, l'académie consacre le volume des études de quatre périodes de cours hebdomadaires, visées à l'article 19, § 2, alinéa 2, du décret du 9 mars 2018, à un ou plusieurs cours du quatrième degré, qui font partie d'une option pour laquelle l'académie a acquis la compétence d'enseignement.]2
Afdeling 6. - Leeractiviteiten op maat
Section 6. - Activités d'apprentissage sur mesure
Art.24. Het schoolbestuur kan na onderhandelingmet het personeel in het lokaal comité de leeractiviteiten op maat vrij inplannen in de loop van het schooljaar naargelang de participatiemogelijkheden van de beoogde leerlingen.
De academie beschikt over een planning waarin de leeractiviteiten op maat zijn opgenomen, minstens twee weken voor die leeractiviteiten van start gaan.
De academie deelt de planning minstens twee weken vóór de leeractiviteiten van start gaan, schriftelijk of elektronisch mee aan alle leerlingen en afgestudeerden van de academie die in aanmerking komen voor deelname aan de leeractiviteiten op maat op basis van de toelatingsvoorwaarden die het schoolbestuur vooropstelt.
De academie beschikt over een planning waarin de leeractiviteiten op maat zijn opgenomen, minstens twee weken voor die leeractiviteiten van start gaan.
De academie deelt de planning minstens twee weken vóór de leeractiviteiten van start gaan, schriftelijk of elektronisch mee aan alle leerlingen en afgestudeerden van de academie die in aanmerking komen voor deelname aan de leeractiviteiten op maat op basis van de toelatingsvoorwaarden die het schoolbestuur vooropstelt.
Art.24. L'autorité scolaire, après négociation avec le personnel du comité local, est libre d'organiser des activités d'apprentissage sur mesure au cours de l'année scolaire en fonction des possibilités de participation des élèves ciblés.
L'académie dispose d'un planning qui comprend des activités d'apprentissage sur mesure, au moins deux semaines avant leur démarrage.
Tous les élèves et diplômés de l'académie éligibles à une participation aux activités d'apprentissage sur mesure sur la base des conditions d'admission fixées par l'autorité scolaire sont informés par l'académie, par écrit ou par voie électronique, au moins deux semaines avant le début des activités d'apprentissage.
L'académie dispose d'un planning qui comprend des activités d'apprentissage sur mesure, au moins deux semaines avant leur démarrage.
Tous les élèves et diplômés de l'académie éligibles à une participation aux activités d'apprentissage sur mesure sur la base des conditions d'admission fixées par l'autorité scolaire sont informés par l'académie, par écrit ou par voie électronique, au moins deux semaines avant le début des activités d'apprentissage.
Afdeling 7. - Organisatie van het schooljaar en de vakantieregeling
Section 7. - Organisation de l'année scolaire et du régime des vacances
Art.25. Het schooljaar begint op 1 september en eindigt op 31 augustus. Met behoud van de toepassing van artikel 64 van het decreet van 9 maart 2018, kunnen de leeractiviteiten op alle dagen van de week plaatsvinden.
Een academie is gedurende minstens veertig weken per jaar administratief geopend.
Een academie is gedurende minstens veertig weken per jaar administratief geopend.
Art.25. L'année scolaire commence le 1er septembre et prend fin le 31 août. Sans préjudice de l'application de l'article 64 du décret du 9 mars 2018, les activités d'apprentissage peuvent avoir lieu tous les jours de la semaine.
Une académie est ouverte administrativement pendant au moins quarante semaines par an.
Une académie est ouverte administrativement pendant au moins quarante semaines par an.
Art.26. De volgende vakantieperioden worden vastgelegd:
1° de zomervakantie begint op 1 juli en eindigt op 31 augustus;
2° de herfstvakantie begint op de maandag van de week waarin 1 november valt en duurt één week. Als 1 november op een zondag valt, dan begint de herfstvakantie op 2 november;
3° de kerstvakantie begint op de maandag van de week waarin 25 december valt en duurt twee weken. Als 25 december op een zaterdag of een zondag valt, dan begint de kerstvakantie op de maandag na 25 december;
4° de krokusvakantie begint op de zevende maandag voor Pasen en duurt één week;
5° de paasvakantie begint op de eerste maandag van april en duurt twee weken. Als Pasen in maart valt, dan begint de paasvakantie op de maandag na Pasen. Als Pasen na 15 april valt, dan begint de paasvakantie op de tweede maandag voor Pasen.
1° de zomervakantie begint op 1 juli en eindigt op 31 augustus;
2° de herfstvakantie begint op de maandag van de week waarin 1 november valt en duurt één week. Als 1 november op een zondag valt, dan begint de herfstvakantie op 2 november;
3° de kerstvakantie begint op de maandag van de week waarin 25 december valt en duurt twee weken. Als 25 december op een zaterdag of een zondag valt, dan begint de kerstvakantie op de maandag na 25 december;
4° de krokusvakantie begint op de zevende maandag voor Pasen en duurt één week;
5° de paasvakantie begint op de eerste maandag van april en duurt twee weken. Als Pasen in maart valt, dan begint de paasvakantie op de maandag na Pasen. Als Pasen na 15 april valt, dan begint de paasvakantie op de tweede maandag voor Pasen.
Art.26. Les suivantes périodes de vacances sont fixées :
1° les vacances d'été débutent le 1er juillet et prennent fin le 31 août ;
2° les vacances d'automne débutent le lundi de la semaine du 1er novembre et durent une semaine. Si le 1er novembre tombe un dimanche, les vacances d'automne débutent le 2 novembre ;
3° les vacances de Noël débutent le lundi de la semaine du 25 décembre et durent deux semaines. Si le 25 décembre tombe un samedi ou un dimanche, les vacances de Noël débutent le lundi après le 25 décembre ;
4° les vacances de Carnaval débutent le 7ème lundi avant Pâques et durent une semaine ;
5° les vacances de Pâques débutent le premier lundi d'avril et durent deux semaines. Si Pâques tombe en mars, les vacances de Pâques commencent le lundi de Pâques. Si Pâques tombe après le 15 avril, les vacances de Pâques commencent le 2ème lundi avant Pâques.
1° les vacances d'été débutent le 1er juillet et prennent fin le 31 août ;
2° les vacances d'automne débutent le lundi de la semaine du 1er novembre et durent une semaine. Si le 1er novembre tombe un dimanche, les vacances d'automne débutent le 2 novembre ;
3° les vacances de Noël débutent le lundi de la semaine du 25 décembre et durent deux semaines. Si le 25 décembre tombe un samedi ou un dimanche, les vacances de Noël débutent le lundi après le 25 décembre ;
4° les vacances de Carnaval débutent le 7ème lundi avant Pâques et durent une semaine ;
5° les vacances de Pâques débutent le premier lundi d'avril et durent deux semaines. Si Pâques tombe en mars, les vacances de Pâques commencent le lundi de Pâques. Si Pâques tombe après le 15 avril, les vacances de Pâques commencent le 2ème lundi avant Pâques.
Art.27. Als ze niet tijdens een vakantieperiode vallen, is er bovendien vakantie op de volgende dagen:
1° 1 november;
2° 11 november;
3° 25 december;
4° Pasen;
5° paasmaandag;
6° 1 mei;
7° Hemelvaartsdag;
8° Pinksteren;
9° pinkstermaandag.
1° 1 november;
2° 11 november;
3° 25 december;
4° Pasen;
5° paasmaandag;
6° 1 mei;
7° Hemelvaartsdag;
8° Pinksteren;
9° pinkstermaandag.
Art.27. Les jours suivants sont également des jours de congé s'ils ne tombent pas dans une période de vacances :
1° le 1er novembre ;
2° le 11 novembre ;
3° le 25 décembre ;
4° Pâques ;
5° le lundi de Pâques ;
6° le 1er mai ;
4° Ascension ;
5° Pentecôte ;
9° le lundi de Pentecôte.
1° le 1er novembre ;
2° le 11 novembre ;
3° le 25 décembre ;
4° Pâques ;
5° le lundi de Pâques ;
6° le 1er mai ;
4° Ascension ;
5° Pentecôte ;
9° le lundi de Pentecôte.
Art.28. Een academie kan bijkomend twee facultatieve vakantiedagen organiseren.
De leeractiviteiten kunnen voor alle leerlingen of voor een groep van leerlingen maximaal twee dagen per schooljaar geschorst worden om pedagogische studiedagen voor de leraren te houden. Die pedagogische studiedagen kunnen niet opgesplitst worden.
[1 Twee of meer academies die een academie-overschrijdende pedagogische studiedag voor de leraren en directeurs organiseren met het oog op de implementatie van de basiscompetenties en beroepskwalificaties in de onderwijs- en evaluatiepraktijk kunnen de leeractiviteiten voor alle leerlingen of voor een groep van leerlingen maximaal een bijkomende dag per schooljaar schorsen. Die pedagogische studiedag kan niet opgesplitst worden.]1
De leeractiviteiten kunnen voor alle leerlingen of voor een groep van leerlingen maximaal twee dagen per schooljaar geschorst worden om pedagogische studiedagen voor de leraren te houden. Die pedagogische studiedagen kunnen niet opgesplitst worden.
[1 Twee of meer academies die een academie-overschrijdende pedagogische studiedag voor de leraren en directeurs organiseren met het oog op de implementatie van de basiscompetenties en beroepskwalificaties in de onderwijs- en evaluatiepraktijk kunnen de leeractiviteiten voor alle leerlingen of voor een groep van leerlingen maximaal een bijkomende dag per schooljaar schorsen. Die pedagogische studiedag kan niet opgesplitst worden.]1
Modifications
Art.28. Une académie peut également organiser deux jours de vacances facultatifs supplémentaires.
Pendant au maximum deux jours par année scolaire, les activités d'apprentissage peuvent être suspendues pour tous les élèves ou pour un groupe d'élèves en vue d'organiser journées d'étude pédagogiques pour enseignants. Ces journées d'étude pédagogique ne peuvent être scindées.
[1 Deux ou plusieurs académies qui organisent une journée d'étude pédagogique interacadémique pour les enseignants et les directeurs en vue de la mise en oeuvre des compétences de base et des qualifications professionnelles dans la pratique de l'enseignement et de l'évaluation peuvent suspendre les activités d'apprentissage pour tous les élèves ou pour un groupe d'élèves pendant au maximum une journée supplémentaire par année scolaire. Cette journée d'étude pédagogique ne peut pas être scindée.]1
Pendant au maximum deux jours par année scolaire, les activités d'apprentissage peuvent être suspendues pour tous les élèves ou pour un groupe d'élèves en vue d'organiser journées d'étude pédagogiques pour enseignants. Ces journées d'étude pédagogique ne peuvent être scindées.
[1 Deux ou plusieurs académies qui organisent une journée d'étude pédagogique interacadémique pour les enseignants et les directeurs en vue de la mise en oeuvre des compétences de base et des qualifications professionnelles dans la pratique de l'enseignement et de l'évaluation peuvent suspendre les activités d'apprentissage pour tous les élèves ou pour un groupe d'élèves pendant au maximum une journée supplémentaire par année scolaire. Cette journée d'étude pédagogique ne peut pas être scindée.]1
Modifications
Art.29. De dag voor, van en na de bij wet of decreet bepaalde parlementaire, provinciale of gemeentelijke verkiezingen of volksraadpleging kunnen de lessen geschorst worden in de vestigingsplaats waarvan lokalen gebruikt zijn naar aanleiding van die verkiezingen of volksraadpleging.
Art.29. La veille, le jour même et le lendemain des élections parlementaires, provinciales ou communales ou d'une consultation populaire légalement ou décrétalement prévues, les cours peuvent être suspendus dans les implantations dont des locaux sont utilisés aux fins de ces élections ou de cette consultation populaire.
HOOFDSTUK 4. - Rechten en plichten van leerlingen
CHAPITRE 4. - Droits et obligations des élèves
Afdeling 1. - Toegang tot een opleiding
Section 1re. - Accès à une formation
Art.30. § 1. Bij zijn inschrijving voor een opleiding die deel uitmaakt van een langlopende studierichting toont een leerling aan dat hij voldoet aan de toelatingsvoorwaarden,[5 vermeld in artikel 29 tot en met 33 van het decreet van 9 maart 2018, met uitzondering van artikel 31, eerste lid, 1°, en derde lid, 2°, artikel 32, derde lid, 2°, en vierde lid, 1°, en artikel 33, § 2, 2°, van het voormelde decreet]5
Voor wat de leeftijdsvoorwaarden betreft, legt de leerling een geldig identiteitsbewijs voor.
[1 Een leerling die op basis van zijn leeftijd een opleiding start in een structuuronderdeel voor jongeren, kan alle leerjaren [4 van die opleiding in dat structuuronderdeel volgen op voorwaarde dat de opleiding niet onderbroken wordt]4.]1
Om aan te tonen dat hij de vereiste basiscompetenties verworven heeft, legt de leerling een van de volgende schriftelijke of elektronische documenten voor:
1° een [2 leerbewijs]2 van de graad die hij met goed gevolg in het desbetreffende domein heeft afgewerkt;
2° een studiebewijs van een inhoudelijk gelijkwaardige artistieke opleiding dat uitgereikt is door een erkende instelling voor secundair of hoger onderwijs;
3° een studiebewijs van een inhoudelijk vergelijkbare opleiding dat uitgereikt is door een Syntra-opleidingscentrum of centrum voor volwassenenonderwijs, of een buitenlandse onderwijsinstelling;
4° een competentiedocument dat uitgereikt is door een organisatie in het jeugdwerk, de sector voor amateurkunsten, de erfgoedsector of het sociaal-cultureel werk.
In het derde lid, 4°, wordt verstaan onder competentiedocument: een schriftelijk of elektronisch document dat de competenties beschrijft die een deelnemer aan het jeugdwerk, de sector van de amateurkunsten, de erfgoedsector en het sociaal-cultureel werk heeft verworven, hetzij door vorming, hetzij door een vrijwillig engagement op te nemen bij een organisatie die in een van die sectoren actief is.
[5 ...]5.
§ 2. Een leerling die bij zijn inschrijving niet kan aantonen dat hij de vereiste basiscompetenties verworven heeft, kan voorlopig ingeschreven worden voor een toelatingsperiode in de opleiding van zijn keuze als hij voldoet aan de [1 de toelatingsvoorwaarden voor de leeftijd, vermeld in artikel 29 [4 ...]4 ]1 van het decreet van 9 maart 2018.
In het eerste lid wordt verstaan onder toelatingsperiode: periode van voorlopige toelating tot een opleiding om te bepalen of de leerling beschikt over de competenties om de opleiding in kwestie succesvol te volgen.
Uiterlijk twee maanden na de start van het schooljaar beoordeelt de directeur op advies van de betrokken leerkrachten of de leerling over voldoende competenties beschikt om de opleiding voort te zetten en geeft daarover schriftelijke of digitale feedback aan de leerling.
De academie houdt een register bij met de aanvragen en gemotiveerde beslissingen over de toelatingsperiodes, dat ter inzage aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten en aan de onderwijsinspectie kan worden voorgelegd.
[3 Een leerling die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 29 tot en met 36 van het decreet van 9 maart 2018, en voor wie de aanvraag en gemotiveerde beslissing over de toelatingsperiode ontbreekt, is niet regelmatig.]3
[4 Een leerling die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarde voor de leeftijd, vermeld in artikel 32, vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, kan niet via een toelatingsperiode ingeschreven worden in de derde graad beeldende en audiovisuele kunsten voor volwassenen.]4
Voor wat de leeftijdsvoorwaarden betreft, legt de leerling een geldig identiteitsbewijs voor.
[1 Een leerling die op basis van zijn leeftijd een opleiding start in een structuuronderdeel voor jongeren, kan alle leerjaren [4 van die opleiding in dat structuuronderdeel volgen op voorwaarde dat de opleiding niet onderbroken wordt]4.]1
Om aan te tonen dat hij de vereiste basiscompetenties verworven heeft, legt de leerling een van de volgende schriftelijke of elektronische documenten voor:
1° een [2 leerbewijs]2 van de graad die hij met goed gevolg in het desbetreffende domein heeft afgewerkt;
2° een studiebewijs van een inhoudelijk gelijkwaardige artistieke opleiding dat uitgereikt is door een erkende instelling voor secundair of hoger onderwijs;
3° een studiebewijs van een inhoudelijk vergelijkbare opleiding dat uitgereikt is door een Syntra-opleidingscentrum of centrum voor volwassenenonderwijs, of een buitenlandse onderwijsinstelling;
4° een competentiedocument dat uitgereikt is door een organisatie in het jeugdwerk, de sector voor amateurkunsten, de erfgoedsector of het sociaal-cultureel werk.
In het derde lid, 4°, wordt verstaan onder competentiedocument: een schriftelijk of elektronisch document dat de competenties beschrijft die een deelnemer aan het jeugdwerk, de sector van de amateurkunsten, de erfgoedsector en het sociaal-cultureel werk heeft verworven, hetzij door vorming, hetzij door een vrijwillig engagement op te nemen bij een organisatie die in een van die sectoren actief is.
[5 ...]5.
§ 2. Een leerling die bij zijn inschrijving niet kan aantonen dat hij de vereiste basiscompetenties verworven heeft, kan voorlopig ingeschreven worden voor een toelatingsperiode in de opleiding van zijn keuze als hij voldoet aan de [1 de toelatingsvoorwaarden voor de leeftijd, vermeld in artikel 29 [4 ...]4 ]1 van het decreet van 9 maart 2018.
In het eerste lid wordt verstaan onder toelatingsperiode: periode van voorlopige toelating tot een opleiding om te bepalen of de leerling beschikt over de competenties om de opleiding in kwestie succesvol te volgen.
Uiterlijk twee maanden na de start van het schooljaar beoordeelt de directeur op advies van de betrokken leerkrachten of de leerling over voldoende competenties beschikt om de opleiding voort te zetten en geeft daarover schriftelijke of digitale feedback aan de leerling.
De academie houdt een register bij met de aanvragen en gemotiveerde beslissingen over de toelatingsperiodes, dat ter inzage aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten en aan de onderwijsinspectie kan worden voorgelegd.
[3 Een leerling die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 29 tot en met 36 van het decreet van 9 maart 2018, en voor wie de aanvraag en gemotiveerde beslissing over de toelatingsperiode ontbreekt, is niet regelmatig.]3
[4 Een leerling die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarde voor de leeftijd, vermeld in artikel 32, vijfde lid, van het decreet van 9 maart 2018, kan niet via een toelatingsperiode ingeschreven worden in de derde graad beeldende en audiovisuele kunsten voor volwassenen.]4
Modifications
Art.30. § 1er. Lorsqu'il s'inscrit à une formation faisant partie d'une orientation d'études de longue durée, l'élève démontre qu'il remplit les conditions d'admission [5 visées aux articles 29 à 33 inclus du décret du 9 mars 2018, à l'exception de l'article 31, alinéa 1er, 1°, et alinéa 3, 2°, de l'article 32, alinéa 3, 2°, et alinéa 4, 1°, et de l'article 33, § 2, 2°, du décret précité ]5
Pour ce qui est des conditions d'âge, l'élève présente une pièce d'identité valable.
[1 Un élève qui, sur la base de son âge, commence une formation dans une subdivision structurelle pour les jeunes, peut suivre toutes les années [4 de cette formation dans cette subdivision structurelle à condition que la formation ne soit pas interrompue]4.]1
Afin de démontrer qu'il a acquis les compétences de base requises, l'élève soumet l'un des documents suivants, sous forme écrite ou électronique :
1° une [2 attestation d'apprentissage]2 du degré qu'il a complété avec succès dans le domaine concerné ;
2° un titre d'une formation artistique dont le contenu est équivalent et qui a été délivré par un établissement d'enseignement secondaire ou supérieur agréé ;
3° un titre d'une formation similaire en termes de contenu délivré par un centre de formation Syntra, un centre d'éducation des adultes ou un établissement d'enseignement étranger ;
4° un document de compétence délivré par une organisation de l'animation des jeunes, du secteur des arts amateurs, du patrimoine ou de l'animation socio-culturelle.
A l'alinéa 3, 4°, on entend par document de compétence : un document écrit ou numérique décrivant les compétences acquises par un participant dans le domaine de l'animation des jeunes, du secteur des arts amateurs, du patrimoine et de l'animation socioculturelle, soit à l'issue d'une formation, soit grâce à son engagement volontaire auprès d'une organisation active dans l'un de ces secteurs.
[5 ...]5.
§ 2. Un élève qui, au moment de l'inscription, n'est pas en mesure de démontrer qu'il a acquis les compétences de base requises peut être inscrit provisoirement pour une période d'admission à la formation de son choix s'il remplit [1 les conditions d'admission pour l'âge, visées aux articles 29 [4 ...]4]1 du décret du 9 mars 2018.
Dans l'alinéa 1er, on entend par période d'admission : la période d'admission provisoire à une formation afin de déterminer si l'élève possède les compétences nécessaires pour suivre avec succès la formation en question.
Au plus tard deux mois après le début de l'année scolaire, le directeur évalue, sur l'avis des enseignants concernés, si l'élève possède les compétences suffisantes pour poursuivre la formation et fournit à l'élève un retour d'information écrit ou numérique.
L'académie tient un registre des demandes et des décisions motivées sur les périodes d'admission, qui peut être présenté à, qui peut être présenté pour inspection à l''Agentschap voor Onderwijsdiensten (Agence de Services d'Enseignement) et à l'inspection de l'enseignement.
[3 Un élève qui ne remplit pas les conditions d'admission visées aux articles 29 à 36 du décret du 9 mars 2018, et pour lequel la demande et la décision motivée par rapport à la période d'admission sont manquantes, n'est pas un élève régulier.]3
[4 Un élève qui ne remplit pas la condition d'admission pour l'âge, visée à l'article 32, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, ne peut être inscrit via une période d'admission dans le troisième degré arts plastiques et audiovisuels pour adultes.]4
Pour ce qui est des conditions d'âge, l'élève présente une pièce d'identité valable.
[1 Un élève qui, sur la base de son âge, commence une formation dans une subdivision structurelle pour les jeunes, peut suivre toutes les années [4 de cette formation dans cette subdivision structurelle à condition que la formation ne soit pas interrompue]4.]1
Afin de démontrer qu'il a acquis les compétences de base requises, l'élève soumet l'un des documents suivants, sous forme écrite ou électronique :
1° une [2 attestation d'apprentissage]2 du degré qu'il a complété avec succès dans le domaine concerné ;
2° un titre d'une formation artistique dont le contenu est équivalent et qui a été délivré par un établissement d'enseignement secondaire ou supérieur agréé ;
3° un titre d'une formation similaire en termes de contenu délivré par un centre de formation Syntra, un centre d'éducation des adultes ou un établissement d'enseignement étranger ;
4° un document de compétence délivré par une organisation de l'animation des jeunes, du secteur des arts amateurs, du patrimoine ou de l'animation socio-culturelle.
A l'alinéa 3, 4°, on entend par document de compétence : un document écrit ou numérique décrivant les compétences acquises par un participant dans le domaine de l'animation des jeunes, du secteur des arts amateurs, du patrimoine et de l'animation socioculturelle, soit à l'issue d'une formation, soit grâce à son engagement volontaire auprès d'une organisation active dans l'un de ces secteurs.
[5 ...]5.
§ 2. Un élève qui, au moment de l'inscription, n'est pas en mesure de démontrer qu'il a acquis les compétences de base requises peut être inscrit provisoirement pour une période d'admission à la formation de son choix s'il remplit [1 les conditions d'admission pour l'âge, visées aux articles 29 [4 ...]4]1 du décret du 9 mars 2018.
Dans l'alinéa 1er, on entend par période d'admission : la période d'admission provisoire à une formation afin de déterminer si l'élève possède les compétences nécessaires pour suivre avec succès la formation en question.
Au plus tard deux mois après le début de l'année scolaire, le directeur évalue, sur l'avis des enseignants concernés, si l'élève possède les compétences suffisantes pour poursuivre la formation et fournit à l'élève un retour d'information écrit ou numérique.
L'académie tient un registre des demandes et des décisions motivées sur les périodes d'admission, qui peut être présenté à, qui peut être présenté pour inspection à l''Agentschap voor Onderwijsdiensten (Agence de Services d'Enseignement) et à l'inspection de l'enseignement.
[3 Un élève qui ne remplit pas les conditions d'admission visées aux articles 29 à 36 du décret du 9 mars 2018, et pour lequel la demande et la décision motivée par rapport à la période d'admission sont manquantes, n'est pas un élève régulier.]3
[4 Un élève qui ne remplit pas la condition d'admission pour l'âge, visée à l'article 32, alinéa 5, du décret du 9 mars 2018, ne peut être inscrit via une période d'admission dans le troisième degré arts plastiques et audiovisuels pour adultes.]4
Modifications
Art.31. § 1. Bij zijn inschrijving voor een opleiding die deel uitmaakt van een kortlopende studierichting, toont een leerling aan dat hij aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 29 van het decreet van 9 maart 2018, voldoet, evenals aan de leeftijdsvoorwaarden die het schoolbestuur bepaalt.
Voor wat de leeftijdsvoorwaarden betreft, legt de leerling een geldig identiteitsbewijs voor.
§ 2. Om na te gaan of een leerling over de motivatie, de competenties en het potentieel beschikt om een kortlopende studierichting specialisatie te volgen, kan een academie een selectieactiviteit organiseren of een toelatingsperiode opleggen.
De academie informeert alle belanghebbenden over het tijdstip en het opzet van de selectieactiviteiten.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid kan de evaluatie van de vierde graad als selectieactiviteit gelden.
De directeur beslist over de toelating tot een kortlopende studierichting specialisatie in samenspraak met de betrokken leerkrachten, en motiveert ze naar de leerling. In geval van een toelatingsperiode kan de directeur uiterlijk een maand na de start van het schooljaar beslissen. [1 De academie houdt een register bij met de aanvragen en gemotiveerde beslissingen over de toelatingsperiodes, dat ter inzage aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten en aan de onderwijsinspectie kan worden voorgelegd. Een leerling waarvoor de gemotiveerde beslissing over de toelatingsperiode ontbreekt, is niet regelmatig.]1
Voor wat de leeftijdsvoorwaarden betreft, legt de leerling een geldig identiteitsbewijs voor.
§ 2. Om na te gaan of een leerling over de motivatie, de competenties en het potentieel beschikt om een kortlopende studierichting specialisatie te volgen, kan een academie een selectieactiviteit organiseren of een toelatingsperiode opleggen.
De academie informeert alle belanghebbenden over het tijdstip en het opzet van de selectieactiviteiten.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid kan de evaluatie van de vierde graad als selectieactiviteit gelden.
De directeur beslist over de toelating tot een kortlopende studierichting specialisatie in samenspraak met de betrokken leerkrachten, en motiveert ze naar de leerling. In geval van een toelatingsperiode kan de directeur uiterlijk een maand na de start van het schooljaar beslissen. [1 De academie houdt een register bij met de aanvragen en gemotiveerde beslissingen over de toelatingsperiodes, dat ter inzage aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten en aan de onderwijsinspectie kan worden voorgelegd. Een leerling waarvoor de gemotiveerde beslissing over de toelatingsperiode ontbreekt, is niet regelmatig.]1
Modifications
Art.31. § 1er. Lorsqu'il s'inscrit à une formation faisant partie d'une orientation d'études de courte durée, l'élève démontre qu'il remplit les conditions d'admission visées à l'article 29 du décret du 9 mars 2018 ainsi qu'aux conditions d'âge fixées par l'autorité scolaire.
Pour ce qui est des conditions d'âge, l'élève présente une pièce d'identité valable.
§ 2. Afin de déterminer si un élève possède la motivation, les compétences et le potentiel pour suivre une orientation d'études de courte durée spécialisation, une académie peut organiser une activité de sélection ou imposer une période d'admission.
L'académie informera toutes les parties prenantes du calendrier et de la structure des activités de sélection.
Sans préjudice de l'application de l'alinéa 1er, l'évaluation du quatrième degré peut être considérée comme activité de sélection.
Le directeur prend une décision sur l'admission à une orientation d'études de courte durée spécialisation en consultation avec les enseignants concernés et la motive à l'égard de l'élève. Dans le cas d'une période d'admission, le directeur peut prendre une décision au plus tard un mois après le début de l'année scolaire. [1 L'académie tient un registre des demandes et des décisions motivées sur les périodes d'admission, qui peut être soumis pour inspection à l'Agentschap voor Onderwijsdiensten et à l'inspection de l'enseignement. Un élève pour lequel la décision motivée sur la période d'admission est manquante, n'est pas un élève régulier. ]1
Pour ce qui est des conditions d'âge, l'élève présente une pièce d'identité valable.
§ 2. Afin de déterminer si un élève possède la motivation, les compétences et le potentiel pour suivre une orientation d'études de courte durée spécialisation, une académie peut organiser une activité de sélection ou imposer une période d'admission.
L'académie informera toutes les parties prenantes du calendrier et de la structure des activités de sélection.
Sans préjudice de l'application de l'alinéa 1er, l'évaluation du quatrième degré peut être considérée comme activité de sélection.
Le directeur prend une décision sur l'admission à une orientation d'études de courte durée spécialisation en consultation avec les enseignants concernés et la motive à l'égard de l'élève. Dans le cas d'une période d'admission, le directeur peut prendre une décision au plus tard un mois après le début de l'année scolaire. [1 L'académie tient un registre des demandes et des décisions motivées sur les périodes d'admission, qui peut être soumis pour inspection à l'Agentschap voor Onderwijsdiensten et à l'inspection de l'enseignement. Un élève pour lequel la décision motivée sur la période d'admission est manquante, n'est pas un élève régulier. ]1
Modifications
Art.32. De academie bezorgt de gegevens, vermeld in artikel 49 van het decreet van 9 maart 2018, uiterlijk 31 oktober van het betrokken schooljaar.
De minister bepaalt de wijze waarop de gegevens bezorgd moeten worden.
[1 Het Agentschap voor Onderwijsdiensten kan het Rijksregister consulteren met het oog op de controle van de inschrijvingsgegevens, vermeld in artikel 49 van het decreet van 9 maart 2018, en de controle van de voorwaarden voor verminderd inschrijvingsgeld, vermeld in artikel 92 van hetzelfde decreet.]1
De minister bepaalt de wijze waarop de gegevens bezorgd moeten worden.
[1 Het Agentschap voor Onderwijsdiensten kan het Rijksregister consulteren met het oog op de controle van de inschrijvingsgegevens, vermeld in artikel 49 van het decreet van 9 maart 2018, en de controle van de voorwaarden voor verminderd inschrijvingsgeld, vermeld in artikel 92 van hetzelfde decreet.]1
Modifications
Art.32. L'académie fournira les informations visées à l'article 49 du décret du 9 mars 2018 au plus tard le 31 octobre de l'année scolaire en question.
Le ministre détermine la manière dont les informations doivent être fournies.
[1 L'Agence de Services d'Enseignement peut consulter le Registre national en vue de vérifier les données d'inscription visées à l'article 49 du décret du 9 mars 2018 et de vérifier les conditions de réduction des droits d'inscription visées à l'article 92 du même décret. ]1
Le ministre détermine la manière dont les informations doivent être fournies.
[1 L'Agence de Services d'Enseignement peut consulter le Registre national en vue de vérifier les données d'inscription visées à l'article 49 du décret du 9 mars 2018 et de vérifier les conditions de réduction des droits d'inscription visées à l'article 92 du même décret. ]1
Modifications
Afdeling 2. - Volgen van een opleiding
Section 2. - Participer à une formation
Onderafdeling 1. - Indeling in klasgroepen
Sous-Section 1re. - Répartition en groupes de classe
Art.33. [1 Leerlingen van een domein die hetzelfde vak of een verschillend vak volgen, kunnen samen les volgen in functie van de te bereiken basiscompetenties, specifieke eindtermen of beroepskwalificaties. De academie bewaakt de groepsgrootte zodat het leerproces van elke leerling voldoende begeleid kan worden]1.
Leerlingen kunnen voor de algemene vakken, vermeld in artikel 4, tweede lid, artikel 6 § 7, artikel 8 § 8 of artikel 10 § 10 over de domeinen gegroepeerd worden in functie van de te bereiken basiscompetenties, specifieke eindtermen of beroepskwalificaties.
Leerlingen kunnen voor de algemene vakken, vermeld in artikel 4, tweede lid, artikel 6 § 7, artikel 8 § 8 of artikel 10 § 10 over de domeinen gegroepeerd worden in functie van de te bereiken basiscompetenties, specifieke eindtermen of beroepskwalificaties.
Modifications
Art.33. [1 Les élèves d'un domaine qui suivent le même cours ou un cours différent, peuvent se retrouver dans la même classe en fonction des compétences de base à acquérir, des objectifs finaux spécifiques ou des qualifications professionnelles. L'académie surveille la taille du groupe afin que le processus d'apprentissage de chaque élève puisse être suffisamment accompagné]1.
Pour les cours généraux visés à l'article 4, alinéa 2, l'article 6, § 7, l'article 8, § 8 ou l'article 10, § 10, les élèves peuvent être regroupés au-delà des domaines en fonction des compétences de base à acquérir, des objectifs finaux spécifiques ou des qualifications professionnelles.
Pour les cours généraux visés à l'article 4, alinéa 2, l'article 6, § 7, l'article 8, § 8 ou l'article 10, § 10, les élèves peuvent être regroupés au-delà des domaines en fonction des compétences de base à acquérir, des objectifs finaux spécifiques ou des qualifications professionnelles.
Modifications
Onderafdeling 2. - Vrijstelling van een vak
Sous-Section 2. - Dispense d'un cours
Art.34. Een leerling die zijn competenties kan aantonen via [1 een leerbewijs,]1 een bewijs van competenties, of een bewijs van beroepskwalificatie dat is uitgereikt in het deeltijds kunstonderwijs, of een studiebewijs dat is uitgereikt door een instelling voor voltijds secundair onderwijs, het volwassenenonderwijs of het hoger onderwijs, kan geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden voor een vak.
[1 Het leerbewijs, het bewijs van competenties,]1 het bewijs van beroepskwalificatie of het studiebewijs, vermeld in het eerste lid, kunnen zowel in schriftelijke als elektronische vorm worden voorgelegd.
De directeur kan het verzoek om vrijstelling weigeren via een met redenen omklede motivering.
De directeur kan ook vrijstelling verlenen voor een vak om pedagogische redenen. De directeur motiveert de vrijstelling in een document dat de verworven competenties beschrijft.
[1 Het leerbewijs, het bewijs van competenties,]1 het bewijs van beroepskwalificatie of het studiebewijs, vermeld in het eerste lid, kunnen zowel in schriftelijke als elektronische vorm worden voorgelegd.
De directeur kan het verzoek om vrijstelling weigeren via een met redenen omklede motivering.
De directeur kan ook vrijstelling verlenen voor een vak om pedagogische redenen. De directeur motiveert de vrijstelling in een document dat de verworven competenties beschrijft.
Modifications
Art.34. Un élève qui peut démontrer ses compétences par [1 une attestation d'apprentissage,]1 une attestation de compétences, ou une attestation de qualification professionnelle délivrée dans l'enseignement artistique à temps partiel, ou un certificat d'études délivré par un établissement d'enseignement secondaire à plein temps, d'éducation des adultes ou d'enseignement supérieur, peut être dispensé en tout ou en partie d'un cours.
[1 L'attestation d'apprentissage, l'attestation de compétences,]1 l'attestation de qualification professionnelle ou le certificat d'études, visé à l'alinéa 1er, peut être présenté sous forme écrite ou électronique.
Le directeur peut refuser d'accorder une dispense sur la base d'une motivation, dûment argumentée.
Le directeur peut également accorder une dispense à un cours pour des raisons pédagogiques. Le directeur motive la dispense dans un document décrivant les compétences acquises.
[1 L'attestation d'apprentissage, l'attestation de compétences,]1 l'attestation de qualification professionnelle ou le certificat d'études, visé à l'alinéa 1er, peut être présenté sous forme écrite ou électronique.
Le directeur peut refuser d'accorder une dispense sur la base d'une motivation, dûment argumentée.
Le directeur peut également accorder une dispense à un cours pour des raisons pédagogiques. Le directeur motive la dispense dans un document décrivant les compétences acquises.
Modifications
Onderafdeling 3. - Les volgen in verschillende academies
Sous-Section 3. - Suivre des cours dans différentes académies
Art.35. Een leerling kan een of meer vakken die tot het lessenrooster van dezelfde opleiding behoren, in verschillende academies volgen na schriftelijke of digitale elektronische toestemming van de directeurs van de academies.
De leerling schrijft zich in de verschillende academies in en verklaart zich akkoord met het academiereglement en het artistiek-pedagogisch project van elke academie.
De leerling betaalt het inschrijvingsgeld, conform artikel 90 tot en met 92 van het decreet van 9 maart 2018, in de academie waar hij zich het eerst aanmeldt.
[1 ...]1
Elke academie organiseert de leerlingenbegeleiding, vermeld in artikel 4, tweede lid, 2°, van het voormelde decreet, en de leerlingenevaluatie, vermeld in artikel 59 tot en met 62 van het voormelde decreet, voor het gedeelte van de opleiding dat de leerling in die academie volgt. De academies maken afspraken over de uitwisseling van gegevens over de leerlingenbegeleiding en de leerlingenevaluatie.
De leerling schrijft zich in de verschillende academies in en verklaart zich akkoord met het academiereglement en het artistiek-pedagogisch project van elke academie.
De leerling betaalt het inschrijvingsgeld, conform artikel 90 tot en met 92 van het decreet van 9 maart 2018, in de academie waar hij zich het eerst aanmeldt.
[1 ...]1
Elke academie organiseert de leerlingenbegeleiding, vermeld in artikel 4, tweede lid, 2°, van het voormelde decreet, en de leerlingenevaluatie, vermeld in artikel 59 tot en met 62 van het voormelde decreet, voor het gedeelte van de opleiding dat de leerling in die academie volgt. De academies maken afspraken over de uitwisseling van gegevens over de leerlingenbegeleiding en de leerlingenevaluatie.
Modifications
Art.35. Un élève peut suivre un ou plusieurs cours de l'horaire des cours de la même formation dans différentes académies, sous réserve de l'autorisation électronique écrite ou numérique des directeurs d'académie.
L'élève s'inscrit dans les différentes académies et se déclare d'accord avec le règlement de l'académie et le projet pédagogique et artistique de chaque académie.
Conformément aux article s 90 à 92 du décret du 9 mars 2018, l'élève paie les droits d'inscription à l'académie à laquelle il se présente en premier lieu.
[1 ...]1
Chaque académie organise l'encadrement des élèves, tel que visé à l'article 4, alinéa 2, 2° du décret précité, et l'évaluation des élèves, telle que visée aux article s 59 à 62 du décret précité, pour la partie de la formation que l'élève suit dans cette académie. Les académies se mettent d'accord sur l'échange d'informations sur l'encadrement et l'évaluation des élèves.
L'élève s'inscrit dans les différentes académies et se déclare d'accord avec le règlement de l'académie et le projet pédagogique et artistique de chaque académie.
Conformément aux article s 90 à 92 du décret du 9 mars 2018, l'élève paie les droits d'inscription à l'académie à laquelle il se présente en premier lieu.
[1 ...]1
Chaque académie organise l'encadrement des élèves, tel que visé à l'article 4, alinéa 2, 2° du décret précité, et l'évaluation des élèves, telle que visée aux article s 59 à 62 du décret précité, pour la partie de la formation que l'élève suit dans cette académie. Les académies se mettent d'accord sur l'échange d'informations sur l'encadrement et l'évaluation des élèves.
Modifications
Onderafdeling 4. [1 Les volgen in een alternatieve leercontext ]1
Sous-Section 4. [1 Suivre des cours dans un contexte d'apprentissage alternatif]1
Art. 35/1. [1 § 1. Het toetsingsinstrument vermeld in artikel 57, tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018 bevat alleen criteria die de kwaliteit van de leeromgeving garanderen. Criteria die het recht van de leerling op het les volgen in een alternatieve leercontext inperken, worden er niet in opgenomen.
Het afsprakenkader vermeld in artikel 57, derde lid, van het voormelde decreet, bevat alleen concrete afspraken over de opvolging van het leerproces. Bepalingen die het recht van de leerling op het les volgen in een alternatieve leercontext inperken, worden er niet in opgenomen.
§ 2. Elk schoolbestuur legt een toetsingsinstrument ter validering voor aan de onderwijsinspectie. Als het schoolbestuur het toetsingsinstrument wijzigt, bezorgt het de nieuwe versie aan de onderwijsinspectie.
De onderwijsinspectie valideert het toetsingsinstrument als de criteria representatief, betrouwbaar en transparant geformuleerd zijn. De onderwijsinspectie spreekt zich niet uit over de inhoud van de criteria. ]1
Het afsprakenkader vermeld in artikel 57, derde lid, van het voormelde decreet, bevat alleen concrete afspraken over de opvolging van het leerproces. Bepalingen die het recht van de leerling op het les volgen in een alternatieve leercontext inperken, worden er niet in opgenomen.
§ 2. Elk schoolbestuur legt een toetsingsinstrument ter validering voor aan de onderwijsinspectie. Als het schoolbestuur het toetsingsinstrument wijzigt, bezorgt het de nieuwe versie aan de onderwijsinspectie.
De onderwijsinspectie valideert het toetsingsinstrument als de criteria representatief, betrouwbaar en transparant geformuleerd zijn. De onderwijsinspectie spreekt zich niet uit over de inhoud van de criteria. ]1
Art. 35/1. [1 § 1er. L'instrument de contrôle visé à l'article 57, alinéa 2, du décret du 9 mars 2018 ne contient que des critères qui garantissent la qualité de l'environnement d'apprentissage. Il ne comprend pas de critères qui restreignent le droit de l'élève à suivre des cours dans un contexte d'apprentissage alternatif.
Le cadre d'accords visé à l'article 57, alinéa 3, du décret précité ne contient que des accords concrets sur le suivi du processus d'apprentissage. Il ne comprend pas de dispositions qui restreignent le droit de l'élève à suivre des cours dans un contexte d'apprentissage alternatif.
§ 2. Chaque autorité scolaire soumet un instrument de contrôle à l'inspection de l'enseignement. Si l'autorité scolaire modifie l'instrument de contrôle, elle transmet la nouvelle version à l'inspection de l'enseignement.
L'inspection de l'enseignement valide l'instrument de contrôle si les critères sont formulés de manière représentative, fiable et transparente. L'inspection de l'enseignement ne se prononce pas sur le contenu des critères. ]1
Le cadre d'accords visé à l'article 57, alinéa 3, du décret précité ne contient que des accords concrets sur le suivi du processus d'apprentissage. Il ne comprend pas de dispositions qui restreignent le droit de l'élève à suivre des cours dans un contexte d'apprentissage alternatif.
§ 2. Chaque autorité scolaire soumet un instrument de contrôle à l'inspection de l'enseignement. Si l'autorité scolaire modifie l'instrument de contrôle, elle transmet la nouvelle version à l'inspection de l'enseignement.
L'inspection de l'enseignement valide l'instrument de contrôle si les critères sont formulés de manière représentative, fiable et transparente. L'inspection de l'enseignement ne se prononce pas sur le contenu des critères. ]1
Onderafdeling 5. [1 Veranderen van opleiding in de loop van het schooljaar ]1
Sous-Section 5. [1 Changer de formation pendant l'année scolaire ]1
Art. 35/2. [1 Een leerling kan op advies van de betrokken leerkrachten en na toestemming van de directeur uiterlijk op de eerste lesdag na de kerstvakantie veranderen van traject of naar een andere opleiding in hetzelfde domein overstappen, als hij voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel 29 tot en met 33 van het decreet van 9 maart 2018. ]1
Art. 35/2. [1 Sur l'avis des enseignants concernés et avec l'autorisation du directeur, un élève peut, au plus tard le premier jour de classe après les vacances de Noël, changer de parcours ou passer à une autre formation dans le même domaine, s'il remplit les conditions d'admission visées aux articles 29 à 33 du décret du 9 mars 2018.]1
Onderafdeling 6. [1 - Aan- en afwezigheden]1
Sous-section 6. [1 - Présences et absences]1
Art. 35/3. [1 Leerlingen zijn gewettigd afwezig als ze afwezig zijn om een van de volgende redenen:
1° door ziekte [2 , mits het voorleggen van een schriftelijke verantwoording van de ouders of meerderjarige leerling als de afwezigheid van een dag maximaal vier keer in hetzelfde schooljaar heeft plaats gevonden. In alle andere gevallen is een medisch attest nodig]2;
2° om een begrafenis- of huwelijksplechtigheid bij te wonen van een bloed- of aanverwant of van een persoon die onder hetzelfde dak woont;
3° om een religieuze feestdag te vieren van een door de Belgische Grondwet erkende levensbeschouwelijke overtuiging;
4° als de vestigingsplaats van de academie onbereikbaar of ontoegankelijk is;
5° wegens een oproeping of dagvaarding voor een rechtbank;
6° wegens maatregelen van de [2 bijzondere jeugdzorg en de jeugdbescherming]2;
7° [3 ...]3;
8° om actief deel te nemen aan een sportmanifestatie, stage, toernooi of wedstrijd als topsportbelofte voor een individuele selectie of als topsporter met een A- of B-statuut;
9° om actief deel te nemen aan een culturele manifestatie als de leerling een topkunstenstatuut A of B heeft voor het betrokken schooljaar;
10° wegens deelname aan een examen voor de Examencommissie secundair onderwijs;
11° [2 door een zwangerschap: minimaal een week voor de vermoedelijke bevallingsdatum tot maximaal veertien weken na de bevalling, met een maximum van vijftien weken]2;
12° door de uitvoering van een orde- of tuchtmaatregel;
13° wegens school- of beroepsverplichtingen;
14° wegens bepalingen in de verblijfsregeling van kinderen van gescheiden ouders;
[2 15° om als lid van een amateurkunstenorganisatie actief deel te nemen aan een culturele manifestatie;
16° door deelname aan een oudercontact of een participatieorgaan van een onderwijsinstelling.]2
Het Agentschap voor Onderwijsdiensten bepaalt de documenten die voorgelegd moeten worden om de afwezigheid om een van de redenen, vermeld in het eerste lid, te staven.
[3 De directeur kan aan een leerling afwezigheden toestaan wegens omstandigheden van persoonlijke aard. De voormelde afwezigheden worden beschouwd als gewettigd.]3
Het schoolbestuur neemt de wijze waarop leerlingen een afwezigheid melden en de verantwoording die leerlingen aan de academie bezorgen, op in haar academiereglement.]1
1° door ziekte [2 , mits het voorleggen van een schriftelijke verantwoording van de ouders of meerderjarige leerling als de afwezigheid van een dag maximaal vier keer in hetzelfde schooljaar heeft plaats gevonden. In alle andere gevallen is een medisch attest nodig]2;
2° om een begrafenis- of huwelijksplechtigheid bij te wonen van een bloed- of aanverwant of van een persoon die onder hetzelfde dak woont;
3° om een religieuze feestdag te vieren van een door de Belgische Grondwet erkende levensbeschouwelijke overtuiging;
4° als de vestigingsplaats van de academie onbereikbaar of ontoegankelijk is;
5° wegens een oproeping of dagvaarding voor een rechtbank;
6° wegens maatregelen van de [2 bijzondere jeugdzorg en de jeugdbescherming]2;
7° [3 ...]3;
8° om actief deel te nemen aan een sportmanifestatie, stage, toernooi of wedstrijd als topsportbelofte voor een individuele selectie of als topsporter met een A- of B-statuut;
9° om actief deel te nemen aan een culturele manifestatie als de leerling een topkunstenstatuut A of B heeft voor het betrokken schooljaar;
10° wegens deelname aan een examen voor de Examencommissie secundair onderwijs;
11° [2 door een zwangerschap: minimaal een week voor de vermoedelijke bevallingsdatum tot maximaal veertien weken na de bevalling, met een maximum van vijftien weken]2;
12° door de uitvoering van een orde- of tuchtmaatregel;
13° wegens school- of beroepsverplichtingen;
14° wegens bepalingen in de verblijfsregeling van kinderen van gescheiden ouders;
[2 15° om als lid van een amateurkunstenorganisatie actief deel te nemen aan een culturele manifestatie;
16° door deelname aan een oudercontact of een participatieorgaan van een onderwijsinstelling.]2
Het Agentschap voor Onderwijsdiensten bepaalt de documenten die voorgelegd moeten worden om de afwezigheid om een van de redenen, vermeld in het eerste lid, te staven.
[3 De directeur kan aan een leerling afwezigheden toestaan wegens omstandigheden van persoonlijke aard. De voormelde afwezigheden worden beschouwd als gewettigd.]3
Het schoolbestuur neemt de wijze waarop leerlingen een afwezigheid melden en de verantwoording die leerlingen aan de academie bezorgen, op in haar academiereglement.]1
Art. 35/3. [1 Les élèves sont légitimement absents s'ils sont absents pour l'une des raisons suivantes :
1° pour cause de maladie [2 , sur présentation d'une justification écrite des parents ou de l'élève majeur si l'absence d'un jour est intervenue maximum quatre fois au cours de la même année scolaire. Dans tous les autres cas, une attestation médicale est nécessaire]2 ;
2° pour assister à une cérémonie funèbre ou à un mariage d'un parent ou allié ou d'une personne qui vit sous le même toit ;
3° pour célébrer une fête religieuse d'une conviction philosophique reconnue par la Constitution belge ;
4° lorsque l'implantation de l'académie est inaccessible ou impénétrable ;
5° en raison d'une convocation ou d'une assignation devant un tribunal;
6° en raison de mesures imposées par l'[2 aide spéciale à la jeunesse et la protection de la jeunesse]2 ;
7° [3 ...]3;
8° pour participer activement à une manifestation sportive, un stage, un tournoi ou une compétition en tant que sportif prometteur pour une sélection individuelle ou en tant que sportif de haut niveau avec un statut A ou B ;
9° pour participer activement à une manifestation culturelle si l'élève est en possession d'un statut d'artiste de haut niveau A ou B pour l'année scolaire concernée ;
10° pour participer à un examen devant le jury pour l'enseignement secondaire ;
11° [2 en raison d'une grossesse : au minimum une semaine avant la date présumée de l'accouchement et au maximum quatorze semaines après l'accouchement, avec un maximum de quinze semaines]2 ;
12° à cause de l'exécution d'une mesure d'ordre ou disciplinaire ;
13° en raison d'obligations scolaires ou professionnelles ;
14° en raison de dispositions d'hébergement d'enfants de parents divorcés ;
[2 15° pour participer activement à une manifestation culturelle en tant que membre d'une organisation artistique amateur ;
16° en raison de la participation à une réunion de parents d'élèves ou à un organe de participation d'un établissement d'enseignement]2
L'Agentschap voor Onderwijsdiensten détermine les documents qui doivent être présentés pour étayer l'absence pour l'une des raisons visées à l'alinéa 1er.
[3 Le directeur peut accorder à un élève des absences en raison de circonstances de nature personnelle. Les absences précitées sont considérées comme des absences justifiées.]3.
L'autorité scolaire inclut dans son règlement de l'académie la manière dont les élèves signalent les absences et la responsabilité des élèves envers l'académie.]1
1° pour cause de maladie [2 , sur présentation d'une justification écrite des parents ou de l'élève majeur si l'absence d'un jour est intervenue maximum quatre fois au cours de la même année scolaire. Dans tous les autres cas, une attestation médicale est nécessaire]2 ;
2° pour assister à une cérémonie funèbre ou à un mariage d'un parent ou allié ou d'une personne qui vit sous le même toit ;
3° pour célébrer une fête religieuse d'une conviction philosophique reconnue par la Constitution belge ;
4° lorsque l'implantation de l'académie est inaccessible ou impénétrable ;
5° en raison d'une convocation ou d'une assignation devant un tribunal;
6° en raison de mesures imposées par l'[2 aide spéciale à la jeunesse et la protection de la jeunesse]2 ;
7° [3 ...]3;
8° pour participer activement à une manifestation sportive, un stage, un tournoi ou une compétition en tant que sportif prometteur pour une sélection individuelle ou en tant que sportif de haut niveau avec un statut A ou B ;
9° pour participer activement à une manifestation culturelle si l'élève est en possession d'un statut d'artiste de haut niveau A ou B pour l'année scolaire concernée ;
10° pour participer à un examen devant le jury pour l'enseignement secondaire ;
11° [2 en raison d'une grossesse : au minimum une semaine avant la date présumée de l'accouchement et au maximum quatorze semaines après l'accouchement, avec un maximum de quinze semaines]2 ;
12° à cause de l'exécution d'une mesure d'ordre ou disciplinaire ;
13° en raison d'obligations scolaires ou professionnelles ;
14° en raison de dispositions d'hébergement d'enfants de parents divorcés ;
[2 15° pour participer activement à une manifestation culturelle en tant que membre d'une organisation artistique amateur ;
16° en raison de la participation à une réunion de parents d'élèves ou à un organe de participation d'un établissement d'enseignement]2
L'Agentschap voor Onderwijsdiensten détermine les documents qui doivent être présentés pour étayer l'absence pour l'une des raisons visées à l'alinéa 1er.
[3 Le directeur peut accorder à un élève des absences en raison de circonstances de nature personnelle. Les absences précitées sont considérées comme des absences justifiées.]3.
L'autorité scolaire inclut dans son règlement de l'académie la manière dont les élèves signalent les absences et la responsabilité des élèves envers l'académie.]1
Art. 35/4. [1 De aan- en afwezigheden worden geregistreerd in het elektronisch systeem voor de uitwisseling van leerlingengegevens van het Agentschap voor Onderwijsdiensten.]1
Art. 35/4. [1 Les présences et les absences sont enregistrées dans le système électronique d'échange des données des élèves de l'Agentschap voor Onderwijsdiensten. ]1
Afdeling 3. - Certificering
Section 3. - Certification
Art.36. § 1. Aan een leerling die alle basiscompetenties van een graad van een langlopende studierichting heeft verworven, reikt de academie een [2 leerbewijs basiscompetenties van de graad in kwestie]2 uit conform artikel 59 van het decreet van 9 maart 2018.
Aan een leerling die alle competenties van een beroepskwalificatie heeft verworven, reikt de academie een bewijs van beroepskwalificatie uit conform artikel 59 van het voormelde decreet.
Aan een leerling die een [2 ...]2 gedeelte van de competenties van een beroepskwalificatie heeft verworven, reikt de academie een bewijs van competenties uit conform artikel 59 van het voormelde decreet.
De academie kan ook een [2 leerbewijs]2 uitreiken aan leerlingen die met goed gevolg een leerjaar van een bepaalde studierichting gevolgd hebben.
§ 2. [2 De academie reikt een leerbewijs uit aan:
1° leerlingen die deelgenomen hebben aan leeractiviteiten op maat als vermeld in artikel 4, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018;
2° leerlingen die een individueel aangepast curriculum conform artikel 52 van het voormelde decreet hebben gevolgd;
3° leerlingen die een opleiding van kortlopende studierichting als vermeld in artikel 13, § 1, artikel 15, § 1, artikel 17, § 1, of artikel 19, § 1, van het voormelde decreet, hebben gevolgd.
Het leerbewijs omschrijft de verworven basiscompetenties of competenties.]2
§ 3. Als een leerling zijn opleiding in meer academies volgt, bepalen de directeurs in onderling overleg welke academie het bewijs van competenties, het bewijs van beroepskwalificatie of het leerbewijs, al naargelang van toepassing conform [2 paragraaf 1 en 2]2, uitreikt.
§ 4. [2 De academie kan vrij het model van het bewijs van competenties, het bewijs van beroepskwalificatie of het leerbewijs bepalen. Het document vermeldt:
1° de opschriften: "Vlaamse Gemeenschap - Koninkrijk België" en "Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming";
2° de tekst "Bewijs van competenties", "Bewijs van beroepskwalificatie", Leerbewijs basiscompetenties" of "Leerbewijs deeltijds kunstonderwijs", aangevuld met de opleidingsbenaming, al naargelang van toepassing conform paragraaf 1 en 2;
3° in geval van een bewijs van beroepskwalificatie: de beroepskwalificatie en het niveau van de Vlaamse Kwalificatiestructuur, vermeld in 14 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, en het niveau van het Europees kwalificatiekader;
4° de studieomvang van de opleiding, uitgedrukt als de som van de gevolgde wekelijkse lestijden;
5° de officiële naam van alle academies waar de leerling de opleiding volledig of gedeeltelijk gevolgd heeft;
6° dat het bewijs van competenties, het bewijs van beroepskwalificatie of het leerbewijs, al naargelang van toepassing conform paragraaf 1 en 2, wordt uitgereikt conform de bepalingen van:
a) het decreet van 9 maart 2018;
b) dit besluit;
7° dat al de wettelijke, decretale en reglementaire voorschriften zijn nageleefd;
8° alle voornamen, de achternaam, en de geboortedatum en -plaats van de leerling;
9° in geval van een bewijs van competenties: dat aan het document een bijlage is toegevoegd met een opsomming van alle verworven competenties;
10° de plaats en datum van de uitreiking;
11° de naam en de handtekening van de directeur van de academie die het bewijs van competenties, het bewijs van beroepskwalificatie of het leerbewijs, al naargelang van toepassing conform paragraaf 1 en 2, uitreikt;
12° een verwijzing naar de documenten die de academie als supplement toevoegt.]2
Het bewijs van beroepskwalificatie wordt bekleed met het zegel van de academie die het uitreikt.
De academie kan de volgende documenten als supplement toevoegen:
1° een toelichting van het gehanteerde puntensysteem, de toekenning van graden van verdienste en het systeem om te bepalen wanneer een leerling geslaagd is;
2° het portfolio, het repertoire dat de leerling heeft opgebouwd of een verwijzing naar een elektronische drager die die informatie bevat.
Aan een leerling die alle competenties van een beroepskwalificatie heeft verworven, reikt de academie een bewijs van beroepskwalificatie uit conform artikel 59 van het voormelde decreet.
Aan een leerling die een [2 ...]2 gedeelte van de competenties van een beroepskwalificatie heeft verworven, reikt de academie een bewijs van competenties uit conform artikel 59 van het voormelde decreet.
De academie kan ook een [2 leerbewijs]2 uitreiken aan leerlingen die met goed gevolg een leerjaar van een bepaalde studierichting gevolgd hebben.
§ 2. [2 De academie reikt een leerbewijs uit aan:
1° leerlingen die deelgenomen hebben aan leeractiviteiten op maat als vermeld in artikel 4, derde lid, van het decreet van 9 maart 2018;
2° leerlingen die een individueel aangepast curriculum conform artikel 52 van het voormelde decreet hebben gevolgd;
3° leerlingen die een opleiding van kortlopende studierichting als vermeld in artikel 13, § 1, artikel 15, § 1, artikel 17, § 1, of artikel 19, § 1, van het voormelde decreet, hebben gevolgd.
Het leerbewijs omschrijft de verworven basiscompetenties of competenties.]2
§ 3. Als een leerling zijn opleiding in meer academies volgt, bepalen de directeurs in onderling overleg welke academie het bewijs van competenties, het bewijs van beroepskwalificatie of het leerbewijs, al naargelang van toepassing conform [2 paragraaf 1 en 2]2, uitreikt.
§ 4. [2 De academie kan vrij het model van het bewijs van competenties, het bewijs van beroepskwalificatie of het leerbewijs bepalen. Het document vermeldt:
1° de opschriften: "Vlaamse Gemeenschap - Koninkrijk België" en "Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming";
2° de tekst "Bewijs van competenties", "Bewijs van beroepskwalificatie", Leerbewijs basiscompetenties" of "Leerbewijs deeltijds kunstonderwijs", aangevuld met de opleidingsbenaming, al naargelang van toepassing conform paragraaf 1 en 2;
3° in geval van een bewijs van beroepskwalificatie: de beroepskwalificatie en het niveau van de Vlaamse Kwalificatiestructuur, vermeld in 14 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, en het niveau van het Europees kwalificatiekader;
4° de studieomvang van de opleiding, uitgedrukt als de som van de gevolgde wekelijkse lestijden;
5° de officiële naam van alle academies waar de leerling de opleiding volledig of gedeeltelijk gevolgd heeft;
6° dat het bewijs van competenties, het bewijs van beroepskwalificatie of het leerbewijs, al naargelang van toepassing conform paragraaf 1 en 2, wordt uitgereikt conform de bepalingen van:
a) het decreet van 9 maart 2018;
b) dit besluit;
7° dat al de wettelijke, decretale en reglementaire voorschriften zijn nageleefd;
8° alle voornamen, de achternaam, en de geboortedatum en -plaats van de leerling;
9° in geval van een bewijs van competenties: dat aan het document een bijlage is toegevoegd met een opsomming van alle verworven competenties;
10° de plaats en datum van de uitreiking;
11° de naam en de handtekening van de directeur van de academie die het bewijs van competenties, het bewijs van beroepskwalificatie of het leerbewijs, al naargelang van toepassing conform paragraaf 1 en 2, uitreikt;
12° een verwijzing naar de documenten die de academie als supplement toevoegt.]2
Het bewijs van beroepskwalificatie wordt bekleed met het zegel van de academie die het uitreikt.
De academie kan de volgende documenten als supplement toevoegen:
1° een toelichting van het gehanteerde puntensysteem, de toekenning van graden van verdienste en het systeem om te bepalen wanneer een leerling geslaagd is;
2° het portfolio, het repertoire dat de leerling heeft opgebouwd of een verwijzing naar een elektronische drager die die informatie bevat.
Art.36. § 1er. L'académie délivre une [2 attestation d'apprentissage des compétences de base du degré en question]2 conformément à l'article 59 du décret du 9 mars 2018 aux élèves qui ont acquis toutes les compétences de base d'un degré d'une orientation d'études de longue durée.
L'académie délivre une attestation de qualification professionnelle, conformément à l'article 59 du décret précité, à l'élève qui a acquis toutes les compétences d'une qualification professionnelle.
A un élève qui a acquis une partie [2 ...]2 des compétences d'une qualification professionnelle, l'académie délivre une attestation de compétences conformément à l'article 59 du décret précité.
L'académie peut également délivrer une [2 attestation d'apprentissage]2 aux élèves qui ont terminé avec succès une année d'études dans une certaine orientation d'études.
§ 2. [2 L'académie délivre une attestation d'apprentissage aux élèves :
1° qui ont participé aux activités d'apprentissage sur mesure, telles que visées à l'article 4, alinéa 3, du décret du 9 mars 2018 ;
2° qui ont suivi un programme adapté individuellement conformément à l'article 52 du décret précité ;
3° qui ont suivi une formation d'une orientation d'études de courte durée, telle que visée aux articles 13, § 1er, 15, § 1er, 17, § 1er, ou 19, § 1er, du décret précité.
L'attestation d'apprentissage décrit les compétences de base ou les compétences acquises.]2
§ 3. Si un élève est inscrit dans plus d'une académie, les directeurs s'entendent sur l'académie qui délivrera l'attestation de compétences, l'attestation de qualification professionnelle ou l'attestation d'apprentissage, selon le cas, conformément au [2 paragraphes 1er et 2]2.
§ 4. [2 L'académie est libre de déterminer le modèle de l'attestation de compétences, de l'attestation de qualification professionnelle ou de l'attestation d'apprentissage. Le document mentionne :
1° les intitulés : " Communauté flamande - Royaume de Belgique " et " Ministère flamand de l'Enseignement et de la Formation " ;
2° le texte " Attestation de compétences ", " Attestation de qualification professionnelle ", " Attestation d'apprentissage des compétences de base " ou " Attestation d'apprentissage de l'enseignement artistique à temps partiel ", complété par le nom de la formation, selon les cas, conformément aux paragraphes 1er et 2.
3° dans le cas d'une attestation de qualification professionnelle : la qualification professionnelle et le niveau de la structure flamande des certifications, visée à l'article 14 du décret du 30 avril 2009 relatif à la structure des certifications, et le niveau du cadre européen des certifications ;
4° le volume des études de la formation, exprimé comme la somme des périodes de cours hebdomadaires suivis ;
5° le nom officiel de toutes les académies où l'élève a suivi la formation à temps plein ou à temps partiel ;
6° que l'attestation de compétences ou l'attestation de qualification professionnelle ou l'attestation d'apprentissage, en fonction de celle qui s'applique, conformément aux paragraphes 1er et 2, sont remises conformément aux :
a) dispositions du décret du 9 mars 2018 ;
b) dispositions du présent arrêté ;
7° que toutes les prescriptions légales, décrétales et réglementaires ont été respectées ;
8° tous les prénoms, le nom de famille, la date de naissance et le lieu de naissance de l'élève ;
9° dans le cas d'une attestation de compétences : qu'une annexe, reprenant toutes les compétences acquises accompagne le document ;
10° le lieu et la date de remise ;
11° le nom et la signature du directeur de l'académie qui délivre l'attestation de compétences, l'attestation de qualification professionnelle ou l'attestation d'apprentissage, en fonction de celle qui s'applique, conformément aux paragraphes 1er et 2 ;
12° une référence aux documents ajoutés en supplément par l'académie.]2
L'attestation de qualification professionnelle est revêtue du sceau de l'académie délivrante.
L'académie peut ajouter les documents suivants comme supplément :
1° une explication du système de points utilisé, de l'attribution des degrés de réussite et du système permettant de déterminer quand un élève a réussi ;
2° le portfolio, le répertoire travaillé par l'élève ou une référence à un support électronique contenant cette information.
L'académie délivre une attestation de qualification professionnelle, conformément à l'article 59 du décret précité, à l'élève qui a acquis toutes les compétences d'une qualification professionnelle.
A un élève qui a acquis une partie [2 ...]2 des compétences d'une qualification professionnelle, l'académie délivre une attestation de compétences conformément à l'article 59 du décret précité.
L'académie peut également délivrer une [2 attestation d'apprentissage]2 aux élèves qui ont terminé avec succès une année d'études dans une certaine orientation d'études.
§ 2. [2 L'académie délivre une attestation d'apprentissage aux élèves :
1° qui ont participé aux activités d'apprentissage sur mesure, telles que visées à l'article 4, alinéa 3, du décret du 9 mars 2018 ;
2° qui ont suivi un programme adapté individuellement conformément à l'article 52 du décret précité ;
3° qui ont suivi une formation d'une orientation d'études de courte durée, telle que visée aux articles 13, § 1er, 15, § 1er, 17, § 1er, ou 19, § 1er, du décret précité.
L'attestation d'apprentissage décrit les compétences de base ou les compétences acquises.]2
§ 3. Si un élève est inscrit dans plus d'une académie, les directeurs s'entendent sur l'académie qui délivrera l'attestation de compétences, l'attestation de qualification professionnelle ou l'attestation d'apprentissage, selon le cas, conformément au [2 paragraphes 1er et 2]2.
§ 4. [2 L'académie est libre de déterminer le modèle de l'attestation de compétences, de l'attestation de qualification professionnelle ou de l'attestation d'apprentissage. Le document mentionne :
1° les intitulés : " Communauté flamande - Royaume de Belgique " et " Ministère flamand de l'Enseignement et de la Formation " ;
2° le texte " Attestation de compétences ", " Attestation de qualification professionnelle ", " Attestation d'apprentissage des compétences de base " ou " Attestation d'apprentissage de l'enseignement artistique à temps partiel ", complété par le nom de la formation, selon les cas, conformément aux paragraphes 1er et 2.
3° dans le cas d'une attestation de qualification professionnelle : la qualification professionnelle et le niveau de la structure flamande des certifications, visée à l'article 14 du décret du 30 avril 2009 relatif à la structure des certifications, et le niveau du cadre européen des certifications ;
4° le volume des études de la formation, exprimé comme la somme des périodes de cours hebdomadaires suivis ;
5° le nom officiel de toutes les académies où l'élève a suivi la formation à temps plein ou à temps partiel ;
6° que l'attestation de compétences ou l'attestation de qualification professionnelle ou l'attestation d'apprentissage, en fonction de celle qui s'applique, conformément aux paragraphes 1er et 2, sont remises conformément aux :
a) dispositions du décret du 9 mars 2018 ;
b) dispositions du présent arrêté ;
7° que toutes les prescriptions légales, décrétales et réglementaires ont été respectées ;
8° tous les prénoms, le nom de famille, la date de naissance et le lieu de naissance de l'élève ;
9° dans le cas d'une attestation de compétences : qu'une annexe, reprenant toutes les compétences acquises accompagne le document ;
10° le lieu et la date de remise ;
11° le nom et la signature du directeur de l'académie qui délivre l'attestation de compétences, l'attestation de qualification professionnelle ou l'attestation d'apprentissage, en fonction de celle qui s'applique, conformément aux paragraphes 1er et 2 ;
12° une référence aux documents ajoutés en supplément par l'académie.]2
L'attestation de qualification professionnelle est revêtue du sceau de l'académie délivrante.
L'académie peut ajouter les documents suivants comme supplément :
1° une explication du système de points utilisé, de l'attribution des degrés de réussite et du système permettant de déterminer quand un élève a réussi ;
2° le portfolio, le répertoire travaillé par l'élève ou une référence à un support électronique contenant cette information.
HOOFDSTUK 5. - Personeelsformatie
CHAPITRE 5. - Cadre du personnel
Afdeling 1. - Bestuurs- en onderwijzend personeel
Section 1re. - Le personnel directeur et enseignant
Art.37. Dit hoofdstuk is van toepassing op het gefinancierd of gesubsidieerd deeltijds kunstonderwijs.
Art.37. Le présent chapitre s'applique à l'enseignement artistique à temps partiel financé ou subventionné.
Art.38. De ambten die de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel mogen uitoefenen, worden als volgt vastgesteld en ingedeeld:
1° wervingsambt in de domeinen beeldende en audiovisuele kunsten, dans, muziek en woordkunst-drama en in de domeinoverschrijdende initiatieopleiding: leraar;
2° wervingsambt in de domeinen muziek en dans: begeleider;
3° bevorderingsambt in de domeinen beeldende en audiovisuele kunsten, dans, muziek en woordkunst-drama en in de domeinoverschrijdende initiatieopleiding: directeur.
1° wervingsambt in de domeinen beeldende en audiovisuele kunsten, dans, muziek en woordkunst-drama en in de domeinoverschrijdende initiatieopleiding: leraar;
2° wervingsambt in de domeinen muziek en dans: begeleider;
3° bevorderingsambt in de domeinen beeldende en audiovisuele kunsten, dans, muziek en woordkunst-drama en in de domeinoverschrijdende initiatieopleiding: directeur.
Art.38. Les fonctions que peuvent exercer les membres du personnel directeur et enseignant sont déterminées et classées comme suit :
1° fonction de recrutement dans les domaines arts plastiques et audiovisuels, danse, musique et arts de la parole-théâtre et dans la formation d'initiation transversale : enseignant ;
2° fonction de recrutement dans les domaines musique et danse : accompagnateur ;
3° fonction de promotion dans les domaines arts plastiques et audiovisuels, danse, musique et arts de la parole-théâtre et dans la formation d'initiation transversale : directeur.
1° fonction de recrutement dans les domaines arts plastiques et audiovisuels, danse, musique et arts de la parole-théâtre et dans la formation d'initiation transversale : enseignant ;
2° fonction de recrutement dans les domaines musique et danse : accompagnateur ;
3° fonction de promotion dans les domaines arts plastiques et audiovisuels, danse, musique et arts de la parole-théâtre et dans la formation d'initiation transversale : directeur.
Art.39. Het aantal gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen in ambten van het onderwijzend personeel, vermeld in artikel 38, 1° en 2°, van dit besluit, dat een academie kan organiseren, is afhankelijk van het aantal lestijden dat die academie voor een bepaald schooljaar volgens de omkaderingsberekening, vermeld in artikel 69 tot en met 72 van het decreet van 9 maart 2018, toegewezen krijgt.
[1 Een schoolbestuur dat niet-aangewende lestijden van een bepaald schooljaar overdraagt naar het volgende schooljaar of naar een andere academie of naar een academie van een ander schoolbestuur conform artikel 75 van het decreet van 9 maart 2018, meldt die overdracht uiterlijk op 31 oktober van het schooljaar in kwestie aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten stelt een formulier ter beschikking.]1
De lestijden van de eerste, tweede en derde graad en de lestijden van de vierde graad die de academie conform artikel 74 van het voormelde decreet overdraagt naar een andere graad, worden gedeeld door 22 voor het ambt van leraar in de structuuronderdelen van de eerste, tweede en derde graad. De eenheden van het quotiënt zijn gelijk aan het aantal volledige betrekkingen. De decimalen zijn gelijk aan een evenredige deeltijdse betrekking.
De lestijden voor de structuuronderdelen van de vierde graad en de kortlopende studierichtingen worden gedeeld door twintig voor het ambt van leraar in die structuuronderdelen. De eenheden van het quotiënt zijn gelijk aan het aantal volledige betrekkingen. De decimalen zijn gelijk aan een evenredige deeltijdse betrekking.
Het aantal gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen in het ambt van directeur, vermeld in artikel 38, 3°, van dit besluit, wordt toegekend conform artikel 77 van het voormelde decreet.
[1 Een schoolbestuur dat niet-aangewende lestijden van een bepaald schooljaar overdraagt naar het volgende schooljaar of naar een andere academie of naar een academie van een ander schoolbestuur conform artikel 75 van het decreet van 9 maart 2018, meldt die overdracht uiterlijk op 31 oktober van het schooljaar in kwestie aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten stelt een formulier ter beschikking.]1
De lestijden van de eerste, tweede en derde graad en de lestijden van de vierde graad die de academie conform artikel 74 van het voormelde decreet overdraagt naar een andere graad, worden gedeeld door 22 voor het ambt van leraar in de structuuronderdelen van de eerste, tweede en derde graad. De eenheden van het quotiënt zijn gelijk aan het aantal volledige betrekkingen. De decimalen zijn gelijk aan een evenredige deeltijdse betrekking.
De lestijden voor de structuuronderdelen van de vierde graad en de kortlopende studierichtingen worden gedeeld door twintig voor het ambt van leraar in die structuuronderdelen. De eenheden van het quotiënt zijn gelijk aan het aantal volledige betrekkingen. De decimalen zijn gelijk aan een evenredige deeltijdse betrekking.
Het aantal gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen in het ambt van directeur, vermeld in artikel 38, 3°, van dit besluit, wordt toegekend conform artikel 77 van het voormelde decreet.
Modifications
Art.39. Le nombre d'emplois financés ou subventionnés dans les fonctions du personnel enseignant, visées à l'article 38, 1° et 2° du présent arrêté, qu'une académie peut organiser, dépend du nombre de périodes de cours allouée à cette académie pour une certaine année scolaire selon le calcul de l'encadrement, tel que visé aux article s 69 à 72 du décret du 9 mars 2018.
[1 Une direction scolaire qui transfère des périodes de cours inutilisées d'une année scolaire à l'année scolaire suivante, à une autre académie ou à une académie d'une autre direction scolaire, conformément à l'article 75 du décret du 9 mars 2018, doit notifier ce transfert à l' " Agentschap voor Onderwijsdiensten " (Agence de Services d'Enseignement) au plus tard le 31 octobre de l'année scolaire concernée. L' " Agentschap voor Onderwijsdiensten " met un formulaire à disposition ".]1
Les périodes de cours des premier, deuxième et troisième degrés et les périodes de cours du quatrième degré que l'académie transfère à un autre degré conformément à l'article 74 du décret susmentionné sont divisées par 22 pour la fonction d'enseignant dans les subdivisions structurelles des premier, deuxième et troisième degrés. Les unités du quotient sont égales au nombre de fonctions complètes. Les décimales sont égales à une fonction à temps partiel proportionnelle.
Les périodes de cours pour les subdivisions structurelles du quatrième degré et les orientations d'études de courte durée sont divisées par vingt pour la fonction d'enseignant dans ces subdivisions structurelles. Les unités du quotient sont égales au nombre de fonctions complètes. Les décimales sont égales à une fonction à temps partiel proportionnelle.
Le nombre d'emplois financés ou subventionnés dans la fonction de directeur, visée à l'article 38, 3° du présent arrêté, est accordé conformément à l'article 77 du décret précité.
[1 Une direction scolaire qui transfère des périodes de cours inutilisées d'une année scolaire à l'année scolaire suivante, à une autre académie ou à une académie d'une autre direction scolaire, conformément à l'article 75 du décret du 9 mars 2018, doit notifier ce transfert à l' " Agentschap voor Onderwijsdiensten " (Agence de Services d'Enseignement) au plus tard le 31 octobre de l'année scolaire concernée. L' " Agentschap voor Onderwijsdiensten " met un formulaire à disposition ".]1
Les périodes de cours des premier, deuxième et troisième degrés et les périodes de cours du quatrième degré que l'académie transfère à un autre degré conformément à l'article 74 du décret susmentionné sont divisées par 22 pour la fonction d'enseignant dans les subdivisions structurelles des premier, deuxième et troisième degrés. Les unités du quotient sont égales au nombre de fonctions complètes. Les décimales sont égales à une fonction à temps partiel proportionnelle.
Les périodes de cours pour les subdivisions structurelles du quatrième degré et les orientations d'études de courte durée sont divisées par vingt pour la fonction d'enseignant dans ces subdivisions structurelles. Les unités du quotient sont égales au nombre de fonctions complètes. Les décimales sont égales à une fonction à temps partiel proportionnelle.
Le nombre d'emplois financés ou subventionnés dans la fonction de directeur, visée à l'article 38, 3° du présent arrêté, est accordé conformément à l'article 77 du décret précité.
Modifications
Art.40. De lestijden die een kunstacademie voor een bepaald schooljaar op grond van artikel 76, § 1, eerste en tweede lid, van het decreet van 9 maart 2018 verwerft voor beleidsondersteuning of die een academie op grond van artikel 76, § 1, derde lid, van het voormelde decreet, voor een bepaald schooljaar verwerft voor pedagogische coördinatie, worden gedeeld door twintig tot op de eenheid. Het quotiënt is gelijk aan het aantal volledige betrekkingen in het ambt van leraar.
Art.40. Les périodes de cours qu'une académie des arts acquiert pour une année scolaire donnée sur la base de l'article 76 § 1er, alinéas 1er et 2, du décret du 9 mars 2018 pour l'appui à la gestion ou qu'une académie acquiert pour une année scolaire donnée sur la base de l'article 76, § 1er, alinéa 3, du décret précité pour la coordination pédagogique, sont divisées par vingt jusqu'à l'unité. Le quotient est égal au nombre d'emplois complets dans la fonction d'enseignant.
Art. 40/1. [1 § 1. De aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding kunnen worden samengelegd.
Academies die ervoor kiezen om de aanvullende lestijden samen te leggen, richten daarvoor een samenwerkingsverband aanvangsbegeleiding op dat bestaat uit twee of meer academies. Het samenwerkingsverband maakt afspraken over de aanwending van de aanvullende lestijden.
Academies die aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding willen samenleggen in een samenwerkingsverband, sluiten onderling een overeenkomst. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten, vermeld in artikel 3, 5° van het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs, stelt een sjabloon voor de overeenkomst ter beschikking. Een van de academies in kwestie bezorgt uiterlijk op 31 oktober een kopie van de overeenkomst aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten.
§ 2. Een academie of een samenwerkingsverband als vermeld in paragraaf 1, kan een of meer lestijden voor aanvangsbegeleiding omzetten in administratieve omkaderingseenheden. Daarbij wordt het aantal lestijden op de volgende wijze in rekening gebracht:
Academies die ervoor kiezen om de aanvullende lestijden samen te leggen, richten daarvoor een samenwerkingsverband aanvangsbegeleiding op dat bestaat uit twee of meer academies. Het samenwerkingsverband maakt afspraken over de aanwending van de aanvullende lestijden.
Academies die aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding willen samenleggen in een samenwerkingsverband, sluiten onderling een overeenkomst. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten, vermeld in artikel 3, 5° van het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs, stelt een sjabloon voor de overeenkomst ter beschikking. Een van de academies in kwestie bezorgt uiterlijk op 31 oktober een kopie van de overeenkomst aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten.
§ 2. Een academie of een samenwerkingsverband als vermeld in paragraaf 1, kan een of meer lestijden voor aanvangsbegeleiding omzetten in administratieve omkaderingseenheden. Daarbij wordt het aantal lestijden op de volgende wijze in rekening gebracht:
Art. 40/1. [1 § 1. Les périodes de cours complémentaires pour l'encadrement initial peuvent être regroupés.
Les académies qui souhaitent mettre en commun des périodes de cours complémentaires créent à cet effet un partenariat encadrement initial qui comprend deux ou plusieurs académies. Le partenariat conclut des arrangements sur l'utilisation des périodes de cours complémentaires.
Les académies qui souhaitent regrouper les périodes de cours complémentaires pour l'encadrement initial dans un partenariat doivent conclure un accord entre elles. L'Agence de Services d'Enseignement visé à l'article 3, 5° du décret du 9 mars 2018 relatif à l'enseignement artistique à temps partiel met à disposition un modèle de convention. Une des académies concernées remet une copie de la convention à l'Agence de Services d'Enseignement.
§ 2. Une académie ou un partenariat tel que visé au paragraphe 1 peut convertir une ou plusieurs périodes de cours pour l'encadrement initial en unités d'encadrement administratif. Le nombre de périodes d'enseignement est porté en compte de la manière suivante :
Les académies qui souhaitent mettre en commun des périodes de cours complémentaires créent à cet effet un partenariat encadrement initial qui comprend deux ou plusieurs académies. Le partenariat conclut des arrangements sur l'utilisation des périodes de cours complémentaires.
Les académies qui souhaitent regrouper les périodes de cours complémentaires pour l'encadrement initial dans un partenariat doivent conclure un accord entre elles. L'Agence de Services d'Enseignement visé à l'article 3, 5° du décret du 9 mars 2018 relatif à l'enseignement artistique à temps partiel met à disposition un modèle de convention. Une des académies concernées remet une copie de la convention à l'Agence de Services d'Enseignement.
§ 2. Une académie ou un partenariat tel que visé au paragraphe 1 peut convertir une ou plusieurs périodes de cours pour l'encadrement initial en unités d'encadrement administratif. Le nombre de périodes d'enseignement est porté en compte de la manière suivante :
| lestijden | administratieve omkadering |
| 1 | 2 |
| 2 | 4 |
| 3 | 7 |
| 4 | 9 |
| 5 | 11 |
| 6 | 13 |
| 7 | 15 |
| 8 | 17 |
| 9 | 20 |
| 10 | 22 |
Met de administratieve omkaderingseenheden organiseert de academie betrekkingen in het ambt van administratief medewerker conform de berekening, vermeld in artikel 46.]1
Modifications
| périodes de cours | encadrement administratif |
| 1 | 2 |
| 2 | 4 |
| 3 | 7 |
| 4 | 9 |
| 5 | 11 |
| 6 | 13 |
| 7 | 15 |
| 8 | 17 |
| 9 | 20 |
| 10 | 22 |
Avec les unités d'encadrement administratives, l'académie organise des emplois dans la fonction de collaborateur administratif conformément au calcul visé à l'article 46.]1
Modifications
Afdeling 2. - Aanwerven van voordrachtgevers
Section 2. - Recrutement de conférenciers
Art. 40/2. [1 § 1. Met toepassing van artikel 75/1, § 3, van het decreet van 9 maart 2018 kunnen, uit de lestijden die conform artikel 75/1, § 2, van het decreet van 9 maart 2018 berekend worden, in het deeltijds kunstonderwijs betrekkingen worden georganiseerd in het ambt van leraar.
De lestijden worden op de volgende wijze omgerekend naar de gefinancierde of gesubsidieerde voltijdse of deeltijdse betrekkingen van leraar: de lestijden worden gedeeld door 20 of 22 naargelang de graad in kwestie tot op de eenheid voor het ambt van leraar. Het quotiënt is gelijk aan het mogelijke aantal volledige betrekkingen.
§ 2. Met toepassing van artikel 75/1, § 5, van het decreet van 9 maart 2018 kan een academie een of meer lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel omzetten in administratieve omkaderingseenheden. Daarbij wordt het aantal lestijden op de volgende wijze in rekening gebracht:
De lestijden worden op de volgende wijze omgerekend naar de gefinancierde of gesubsidieerde voltijdse of deeltijdse betrekkingen van leraar: de lestijden worden gedeeld door 20 of 22 naargelang de graad in kwestie tot op de eenheid voor het ambt van leraar. Het quotiënt is gelijk aan het mogelijke aantal volledige betrekkingen.
§ 2. Met toepassing van artikel 75/1, § 5, van het decreet van 9 maart 2018 kan een academie een of meer lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel omzetten in administratieve omkaderingseenheden. Daarbij wordt het aantal lestijden op de volgende wijze in rekening gebracht:
Art. 40/2. [1 § 1. En application de l'article 75/1, § 3, du décret du 9 mars 2018, les emplois peuvent être organisés dans l'enseignement artistique à temps partiel dans la fonction d'enseignant, à partir des périodes calculées conformément à l'article 75/1, § 2, du décret du 9 mars 2018.
Les périodes de cours sont converties en emplois d'enseignant à temps plein ou à temps partiel financés ou subventionnés de la manière suivante : les périodes de cours sont divisées par 20 ou 22 selon le grade en question jusqu'à l'unité pour la fonction d'enseignant. Le quotient est égal au nombre possible d'emplois complets.
§ 2. En application de l'article 75/1, § 5, du décret du 9 mars 2018, une académie peut convertir une ou plusieurs périodes de cours pour le soutien de la tâche principale du personnel enseignant en unités d'encadrement administratif. Le nombre de périodes de cours est porté en compte de la manière suivante :
Les périodes de cours sont converties en emplois d'enseignant à temps plein ou à temps partiel financés ou subventionnés de la manière suivante : les périodes de cours sont divisées par 20 ou 22 selon le grade en question jusqu'à l'unité pour la fonction d'enseignant. Le quotient est égal au nombre possible d'emplois complets.
§ 2. En application de l'article 75/1, § 5, du décret du 9 mars 2018, une académie peut convertir une ou plusieurs périodes de cours pour le soutien de la tâche principale du personnel enseignant en unités d'encadrement administratif. Le nombre de périodes de cours est porté en compte de la manière suivante :
| lestijden | administratieve omkadering |
| 1 | 2 |
| 2 | 4 |
| 3 | 7 |
| 4 | 9 |
| 5 | 11 |
| 6 | 13 |
| 7 | 15 |
| 8 | 17 |
| 9 | 20 |
| 10 | 22 |
Met de administratieve omkaderingseenheden organiseert de academie betrekkingen in het ambt van administratief medewerker conform de berekening, vermeld in artikel 46.]1
| périodes de cours | encadrement administratif |
| 1 | 2 |
| 2 | 4 |
| 3 | 7 |
| 4 | 9 |
| 5 | 11 |
| 6 | 13 |
| 7 | 15 |
| 8 | 17 |
| 9 | 20 |
| 10 | 22 |
Avec les unités d'encadrement administratives, l'académie organise des emplois dans la fonction de collaborateur administratif conformément au calcul visé à l'article 46.]1
Art. 40/3. [1 § 1. Met toepassing van artikel 75/2, § 4, van het decreet van 9 maart 2018 kunnen, uit de lestijden die conform artikel 75/2, § 2 of § 3, van het decreet van 9 maart 2018 verkregen worden, in het deeltijds kunstonderwijs betrekkingen worden georganiseerd in het ambt van leraar.
De lestijden worden op de volgende wijze omgerekend naar de gefinancierde of gesubsidieerde voltijdse of deeltijdse betrekkingen van leraar: de lestijden worden gedeeld door 20 of 22 naargelang de graad tot op de eenheid voor het ambt van leraar. Het quotiënt is gelijk aan het mogelijke aantal volledige betrekkingen.
§ 2. Een academie kan een of meer lestijden samen school maken omzetten in administratieve omkaderingseenheden. Daarbij wordt het aantal lestijden op de volgende wijze in rekening gebracht:
De lestijden worden op de volgende wijze omgerekend naar de gefinancierde of gesubsidieerde voltijdse of deeltijdse betrekkingen van leraar: de lestijden worden gedeeld door 20 of 22 naargelang de graad tot op de eenheid voor het ambt van leraar. Het quotiënt is gelijk aan het mogelijke aantal volledige betrekkingen.
§ 2. Een academie kan een of meer lestijden samen school maken omzetten in administratieve omkaderingseenheden. Daarbij wordt het aantal lestijden op de volgende wijze in rekening gebracht:
Art. 40/3. [1 § 1. En application de l'article 75/2, § 4, du décret du 9 mars 2018, des emplois peuvent être organisés dans l'enseignement artistique à temps partiel dans la fonction d'enseignant, à partir des périodes obtenues conformément à l'article 75/2, § 2 ou § 3, du décret du 9 mars 2018.
Les périodes de cours sont converties de la manière suivante en emplois d'enseignant à temps plein ou à temps partiel financés ou subventionnés : les périodes de cours sont divisées par 20 ou 22 selon le grade jusqu'à l'unité pour la fonction d'enseignant. Le quotient est égal au nombre possible d'emplois complets.
§ 2. Une académie peut convertir une ou plusieurs périodes de cours " faire l'école ensemble " en unités d'encadrement administratif. Le nombre de périodes de cours est porté en compte de la manière suivante :
Les périodes de cours sont converties de la manière suivante en emplois d'enseignant à temps plein ou à temps partiel financés ou subventionnés : les périodes de cours sont divisées par 20 ou 22 selon le grade jusqu'à l'unité pour la fonction d'enseignant. Le quotient est égal au nombre possible d'emplois complets.
§ 2. Une académie peut convertir une ou plusieurs périodes de cours " faire l'école ensemble " en unités d'encadrement administratif. Le nombre de périodes de cours est porté en compte de la manière suivante :
| lestijden | administratieve omkadering |
| 1 | 2 |
| 2 | 4 |
| 3 | 7 |
| 4 | 9 |
| 5 | 11 |
| 6 | 13 |
| 7 | 15 |
| 8 | 17 |
| 9 | 20 |
| 10 | 22 |
Met de administratieve omkaderingseenheden organiseert de academie betrekkingen in het ambt van administratief medewerker conform de berekening, vermeld in artikel 46.
§ 3. Met toepassing van artikel 75/2, § 5, van het decreet van 9 maart 2018 worden de lestijden samen school maken aangewend op schoolniveau conform het afsprakenkader tussen de sociale partners.]1
| périodes de cours | encadrement administratif |
| 1 | 2 |
| 2 | 4 |
| 3 | 7 |
| 4 | 9 |
| 5 | 11 |
| 6 | 13 |
| 7 | 15 |
| 8 | 17 |
| 9 | 20 |
| 10 | 22 |
Avec les unités d'encadrement administratives, l'académie organise des emplois dans la fonction de collaborateur administratif conformément au calcul visé à l'article 46. ".
§ 3. En application de l'article 75/2, § 5, du décret du 9 mars 2018, les périodes de cours " faire l'école ensemble " sont utilisées au niveau de l'école conformément au cadre d'accords entre les partenaires sociaux.]1
Art.41. [1 Een academie kan lestijden aanwenden om een of meer gastleraren in te zetten als vermeld in artikel 73, Ї 3, van het decreet van 9 maart 2018. De academie meldt daarvoor het aantal lestijden en de periode van aanwending aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten, dat de lestijden omzet in een krediet.
Het krediet voor gastleraren, vermeld in het eerste lid, wordt vastgesteld door het aantal gemelde lestijden te vermenigvuldigen met 73,61 euro. Het resultaat van de voormelde vermenigvuldiging wordt vermenigvuldigd met de aanpassingscoыfficiыnt A, die voor een schooljaar (X, X+1) berekend wordt met de volgende formule: A = (Cx-1/Cx-2), waarbij:
1А Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;
2А Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2.
De A-coыfficiыnt, vermeld in het tweede lid, wordt voor 100% in rekening gebracht.
Het Agentschap voor Onderwijsdiensten kent het totale geяndexeerde krediet voor de aanwending van gastleraren, vermeld in het tweede en derde lid, toe aan de academie in de vorm van een voorschot van 60% van het krediet in de loop van de maand november van het schooljaar in kwestie en het resterende saldo van 40% in de loop van de maand februari die daarop volgt. De academie kan dit krediet alleen aanwenden voor het inzetten van gastleraren conform het eerste lid. Maximaal de helft van de middelen kunnen worden overgedragen naar het krediet van het volgende schooljaar.]1
Het krediet voor gastleraren, vermeld in het eerste lid, wordt vastgesteld door het aantal gemelde lestijden te vermenigvuldigen met 73,61 euro. Het resultaat van de voormelde vermenigvuldiging wordt vermenigvuldigd met de aanpassingscoыfficiыnt A, die voor een schooljaar (X, X+1) berekend wordt met de volgende formule: A = (Cx-1/Cx-2), waarbij:
1А Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;
2А Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2.
De A-coыfficiыnt, vermeld in het tweede lid, wordt voor 100% in rekening gebracht.
Het Agentschap voor Onderwijsdiensten kent het totale geяndexeerde krediet voor de aanwending van gastleraren, vermeld in het tweede en derde lid, toe aan de academie in de vorm van een voorschot van 60% van het krediet in de loop van de maand november van het schooljaar in kwestie en het resterende saldo van 40% in de loop van de maand februari die daarop volgt. De academie kan dit krediet alleen aanwenden voor het inzetten van gastleraren conform het eerste lid. Maximaal de helft van de middelen kunnen worden overgedragen naar het krediet van het volgende schooljaar.]1
Modifications
Art.41. [1 Une académie peut affecter des périodes de cours pour engager un ou plusieurs enseignants invités tel que visé à l'article 73, § 3, du décret du 9 mars 2018. L'académie communique à cet effet le nombre de périodes de cours et la période d'affectation à l'Agence de Services d'Enseignement, qui convertit les périodes de cours en un crédit.
Le crédit pour des enseignants invités, visé à l'alinéa 1er, est établi en multipliant le nombre de périodes de cours communiqué par 73,61 euros. Le résultat de la multiplication précitée est multiplié par le coefficient d'adaptation A, qui est calculé à l'aide de la formule suivante pour une année scolaire (X, X+1) : A = (Cx-1/Cx-2), où :
1° Cx-1 : l'indice de santé du mois de janvier de l'année budgétaire x-1 ;
2° Cx-2 : l'indice de santé du mois de janvier de l'année budgétaire x-2.
Le coefficient A, visé à l'alinéa 2, est pris en compte à 100 %.
L'Agence de Services d'Enseignement accorde le crédit total indexé pour l'affectation d'enseignants invités, visé aux alinéas 2 et 3, à l'académie sous forme d'une avance de 60 % du crédit au cours du mois de novembre de l'année scolaire en question et le solde restant de 40 % au cours du mois de février suivant. L'académie ne peut affecter ce crédit qu'à l'engagement d'enseignants invités conformément à l'alinéa 1er. Un maximum de la moitié des moyens peut être transféré au crédit de l'année scolaire suivante.]1
Le crédit pour des enseignants invités, visé à l'alinéa 1er, est établi en multipliant le nombre de périodes de cours communiqué par 73,61 euros. Le résultat de la multiplication précitée est multiplié par le coefficient d'adaptation A, qui est calculé à l'aide de la formule suivante pour une année scolaire (X, X+1) : A = (Cx-1/Cx-2), où :
1° Cx-1 : l'indice de santé du mois de janvier de l'année budgétaire x-1 ;
2° Cx-2 : l'indice de santé du mois de janvier de l'année budgétaire x-2.
Le coefficient A, visé à l'alinéa 2, est pris en compte à 100 %.
L'Agence de Services d'Enseignement accorde le crédit total indexé pour l'affectation d'enseignants invités, visé aux alinéas 2 et 3, à l'académie sous forme d'une avance de 60 % du crédit au cours du mois de novembre de l'année scolaire en question et le solde restant de 40 % au cours du mois de février suivant. L'académie ne peut affecter ce crédit qu'à l'engagement d'enseignants invités conformément à l'alinéa 1er. Un maximum de la moitié des moyens peut être transféré au crédit de l'année scolaire suivante.]1
Modifications
Art.42. Het schoolbestuur bepaalt met toepassing van de regelgeving inzake overleg en onderhandelingen de wijze waarop het een [1 gastleraar]1 in dienst neemt en bepaalt zijn vergoeding. De rechtspositieregeling in het onderwijs is niet van toepassing.
In het eerste lid wordt verstaan onder rechtspositieregeling in het onderwijs: het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding en het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs.
In het eerste lid wordt verstaan onder rechtspositieregeling in het onderwijs: het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding en het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs.
Modifications
Art.42. Conformément à la réglementation en matière de concertation et de négociation, l'autorité scolaire détermine la manière dont elle engage un [1 enseignant invité]1 et détermine sa rémunération. Le statut dans l'enseignement n'est pas d'application.
Dans l'alinéa 1er, on entend par statut dans l'enseignement : le décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves et le décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'Enseignement communautaire.
Dans l'alinéa 1er, on entend par statut dans l'enseignement : le décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'enseignement subventionné et des centres subventionnés d'encadrement des élèves et le décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l'Enseignement communautaire.
Modifications
Afdeling 3. - Leeractiviteiten op maat
Section 3. - Activités d'apprentissage sur mesure
Art.43. Een geheel van leeractiviteiten op maat wordt gelijkgesteld met een vak als vermeld in artikel 4, 6, 8 of 10, op basis van de bekwaamheidsbewijzen waarover het personeelslid beschikt dat in die leeractiviteiten wordt aangesteld.
Art.43. Un ensemble d'activités d'apprentissage sur mesure est assimilé à un cours, tel que visé aux article s 4, 6, 8 ou 10, sur la base des attestations de compétences détenues par le membre du personnel qui est désigné à ces activités d'apprentissage.
Afdeling 4. - Ondersteunend personeel en opvoedend hulppersoneel
Section 4. - Personnel d'appui et personnel auxiliaire d'éducation
Art.44. De ambten die personeelsleden mogen uitoefenen, worden als volgt vastgesteld en ingedeeld:
1° personeelscategorie ondersteunend personeel: administratief medewerker [1 en ICT-coördinator]1;
2° personeelscategorie opvoedend hulppersoneel: studiemeester-opvoeder.
1° personeelscategorie ondersteunend personeel: administratief medewerker [1 en ICT-coördinator]1;
2° personeelscategorie opvoedend hulppersoneel: studiemeester-opvoeder.
Modifications
Art.44. Les fonctions que peuvent exercer ces personnels sont déterminées et classées comme suit :
1° catégorie du personnel d'appui : collaborateur administratif [1 et coordinateur TIC]1;
2° catégorie du personnel auxiliaire d'éducation : surveillant-éducateur.
1° catégorie du personnel d'appui : collaborateur administratif [1 et coordinateur TIC]1;
2° catégorie du personnel auxiliaire d'éducation : surveillant-éducateur.
Modifications
Art.45. Het aantal gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen in de ambten ondersteunend en opvoedend hulppersoneel, vermeld in artikel 44, 1° en 2°, van dit besluit, dat een academie kan organiseren, is afhankelijk van het aantal administratieve omkaderingseenheden dat die academie voor een bepaald schooljaar volgens de omkaderingsberekening, vermeld in artikel 79 of artikel 81 van het decreet van 9 maart 2018, toegewezen krijgt.
Art.45. Le nombre d'emplois financés ou subventionnés dans les fonctions du personnel d'appui et personnel auxiliaire d'éducation, visées à l'article 44, 1° et 2° du présent arrêté, qu'une académie peut organiser, dépend du nombre d'unités d'encadrement administratif allouées à l'académie pour une certaine année scolaire selon le calcul de l'encadrement, tel que visé à l'article 79 ou à l'article 81 du décret du 9 mars 2018.
Art.46. § 1. Administratief omvat een volledige opdracht in het ambt van administratief medewerker 38 prestatie-eenheden. Elke omkaderingseenheid, vermeld in artikel 45, stemt overeen met een prestatie-eenheid.
Een ambt met onvolledige prestaties wordt administratief altijd uitgedrukt in een geheel aantal van de prestatie-eenheden, vermeld in het eerste lid.
§ 2. De effectieve wekelijkse prestaties van een volledige opdracht in het ambt van administratief medewerker omvat op weekbasis 36 klokuren.
In het eerste lid wordt verstaan onder effectieve wekelijkse prestaties: de feitelijke werktijd per week van de administratief medewerker.
Een onvolledige opdracht in het ambt van administratief medewerker omvat het evenredige deel van de klokuren, vermeld in het eerste lid. Voor het bepalen van het voormelde evenredige deel, wordt de omrekeningstabel gebruikt die is opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
§ 3. Een volledige opdracht in het ambt van studiemeester-opvoeder omvat op weekbasis 32 uren.
[1 § 4. Een volledige opdracht in het ambt van ICT-coördinator omvat op weekbasis 36 uren.]1
Een ambt met onvolledige prestaties wordt administratief altijd uitgedrukt in een geheel aantal van de prestatie-eenheden, vermeld in het eerste lid.
§ 2. De effectieve wekelijkse prestaties van een volledige opdracht in het ambt van administratief medewerker omvat op weekbasis 36 klokuren.
In het eerste lid wordt verstaan onder effectieve wekelijkse prestaties: de feitelijke werktijd per week van de administratief medewerker.
Een onvolledige opdracht in het ambt van administratief medewerker omvat het evenredige deel van de klokuren, vermeld in het eerste lid. Voor het bepalen van het voormelde evenredige deel, wordt de omrekeningstabel gebruikt die is opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
§ 3. Een volledige opdracht in het ambt van studiemeester-opvoeder omvat op weekbasis 32 uren.
[1 § 4. Een volledige opdracht in het ambt van ICT-coördinator omvat op weekbasis 36 uren.]1
Modifications
Art.46. § 1er. D'un point de vue administratif, une charge complète à la fonction de collaborateur administratif comprend 38 unités de prestation. Toute unité d'encadrement visée à l'article 45 correspond à une unité de prestation.
Au niveau administratif, une fonction à prestations incomplètes est toujours exprimée en un nombre entier des unités de prestations visées à l'alinéa 1er.
§ 2. Les prestations hebdomadaires effectives d'une charge complète dans la fonction de collaborateur administratif comprennent 36 heures d'horloge hebdomadaires.
Dans l'alinéa 1er, on entend par prestations hebdomadaires effectives : le temps de travail effectif du collaborateur administratif par semaine.
Une charge incomplète dans la fonction de collaborateur administratif comprend la partie proportionnelle du nombre d'heures d'horloge visé à l'alinéa 1er. Cette partie proportionnelle est fixée à l'aide du tableau de conversion joint comme annexe 1re au présent arrêté.
§ 3. Une charge complète dans la fonction de surveillant-éducateur comprend 32 heures hebdomadaires.
[1 § 4. Une charge complète dans la fonction de coordinateur TIC comprend 36 heures hebdomadaires.]1
Au niveau administratif, une fonction à prestations incomplètes est toujours exprimée en un nombre entier des unités de prestations visées à l'alinéa 1er.
§ 2. Les prestations hebdomadaires effectives d'une charge complète dans la fonction de collaborateur administratif comprennent 36 heures d'horloge hebdomadaires.
Dans l'alinéa 1er, on entend par prestations hebdomadaires effectives : le temps de travail effectif du collaborateur administratif par semaine.
Une charge incomplète dans la fonction de collaborateur administratif comprend la partie proportionnelle du nombre d'heures d'horloge visé à l'alinéa 1er. Cette partie proportionnelle est fixée à l'aide du tableau de conversion joint comme annexe 1re au présent arrêté.
§ 3. Une charge complète dans la fonction de surveillant-éducateur comprend 32 heures hebdomadaires.
[1 § 4. Une charge complète dans la fonction de coordinateur TIC comprend 36 heures hebdomadaires.]1
Modifications
Afdeling 5. [1 - Academie-overschrijdende expertise-uitwisseling]1
Section 5. [1 - Echange interacadémique d'expertise]1
Art. 46/1. [1 Conform artikel 86/1 van het decreet van 9 maart 2018 kan de minister binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen voorzien ter ondersteuning van academie-overschrijdende pedagogische studiedagen, vermeld in artikel 28, derde lid, met het oog op het realiseren van de volgende doelstellingen:
1° expertise-uitwisseling tussen leraren van de verschillende academies over de implementatie van de basiscompetenties en beroepskwalificaties in hun onderwijs- en evaluatiepraktijk;
2° expertise-uitwisseling tussen directeurs van de verschillende academies over de impact van de basiscompetenties en beroepskwalificaties op de academie als organisatie en de kwaliteitsontwikkeling;
3° formuleren van wederzijdse aanbevelingen met betrekking tot de kwaliteitsontwikkeling in de betrokken academies.
De minister bepaalt de indientermijn en de modaliteiten voor de aanvraag van de ondersteuning.
De minister neemt een beslissing over de ingediende aanvragen op basis van het advies van het departement Onderwijs en Vorming [2 ...]2. In het advies wordt beoordeeld in welke mate de expertise-uitwisseling op een systematische manier gebeurt met het oog op het realiseren van de doelstellingen, vermeld in het eerste lid.]1
1° expertise-uitwisseling tussen leraren van de verschillende academies over de implementatie van de basiscompetenties en beroepskwalificaties in hun onderwijs- en evaluatiepraktijk;
2° expertise-uitwisseling tussen directeurs van de verschillende academies over de impact van de basiscompetenties en beroepskwalificaties op de academie als organisatie en de kwaliteitsontwikkeling;
3° formuleren van wederzijdse aanbevelingen met betrekking tot de kwaliteitsontwikkeling in de betrokken academies.
De minister bepaalt de indientermijn en de modaliteiten voor de aanvraag van de ondersteuning.
De minister neemt een beslissing over de ingediende aanvragen op basis van het advies van het departement Onderwijs en Vorming [2 ...]2. In het advies wordt beoordeeld in welke mate de expertise-uitwisseling op een systematische manier gebeurt met het oog op het realiseren van de doelstellingen, vermeld in het eerste lid.]1
Art. 46/1. [1 Conformément à l'article 86/1 du décret du 9 mars 2018 et dans les limites des crédits budgétaires disponibles, le ministre peut prévoir des fonds pour soutenir des journées d'études pédagogiques interacadémiques, visées à l'article 28, alinéa 3, en vue de réaliser les objectifs suivants :
1° l'échange d'expertise entre enseignants des différentes académies, concernant la mise en oeuvre des compétences de base et des qualifications professionnelles dans leur pratique d'enseignement et d'évaluations ;
2° l'échange d'expertise entre les directeurs des différentes académies, concernant l'impact des compétences de base et des qualifications professionnelles sur l'académie en tant qu'organisation et sur le développement de qualité ;
3° la formulation de recommandations mutuelles en matière de développement de la qualité dans les académies concernées.
Le ministre détermine le délai d'introduction et les modalités de demande de soutien.
Le ministre prend une décision concernant les demandes introduites sur la base de l'avis du Département de l'Enseignement et de la Formation [2 ...]2. L'avis évalue la mesure dans laquelle l'échange d'expertise est effectué de manière systématique en vue d'atteindre les objectifs visés à l'alinéa 1er.]1
1° l'échange d'expertise entre enseignants des différentes académies, concernant la mise en oeuvre des compétences de base et des qualifications professionnelles dans leur pratique d'enseignement et d'évaluations ;
2° l'échange d'expertise entre les directeurs des différentes académies, concernant l'impact des compétences de base et des qualifications professionnelles sur l'académie en tant qu'organisation et sur le développement de qualité ;
3° la formulation de recommandations mutuelles en matière de développement de la qualité dans les académies concernées.
Le ministre détermine le délai d'introduction et les modalités de demande de soutien.
Le ministre prend une décision concernant les demandes introduites sur la base de l'avis du Département de l'Enseignement et de la Formation [2 ...]2. L'avis évalue la mesure dans laquelle l'échange d'expertise est effectué de manière systématique en vue d'atteindre les objectifs visés à l'alinéa 1er.]1
HOOFDSTUK 6. - Inschrijvingsgeld
CHAPITRE 6. - Droits d'inscription
Afdeling 1. - Bewijsstukken recht op verminderd inschrijvingsgeld
Section 1re. - Pièces justificatives donnant droit aux droits d'inscription réduits
Art.47. Om aan te tonen dat ze aan de leeftijdsvoorwaarde voldoen om in aanmerking te komen voor het tarief, vermeld in artikel 91, 2°, 3° of 4° van het decreet van 9 maart 2018, of om het recht op vermindering te genieten, conform artikel 92, § 3 van het voormelde decreet, leggen leerlingen een geldig identiteitsbewijs voor.
Art.47. Afin de démontrer qu'ils remplissent la condition d'âge pour être éligibles au tarif visé à l'article 91, 2°, 3° ou 4° du décret du 9 mars 2018, ou pour ouvrir le droit à la réduction, conformément à l'article 92, § 3 du décret précité, les élèves doivent présenter une pièce d'identité valable.
Art.48. § 1. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 1° of 2° van het decreet van 9 maart 2018 aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor:
1° een attest uitgereikt door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling;
2° een attest uitgereikt door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
§ 2. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 10°, van het decreet van 9 maart 2018 aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor:
1° een attest van de verhoogde verzekeringstegemoetkoming door het ziekenfonds dat is uitgereikt door de overheidsinstantie die de uitkering betaalt of een attest op grond van artikel 92 § 1 3°, van het voormelde decreet;
2° een UiTPAS met kansenstatuut op naam, uitgereikt door de gemeente waar de leerlingen wonen, als de gemeente de criteria, vermeld in artikel 92 § 1 3°, 4°, 7° of 10° van het voormelde decreet, hanteert om het kansenstatuut toe te kennen [1 of een Paspartoe aan kansentarief op naam in een academie gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die toegang heeft tot de identificatiesoftware van Publiq vzw]1.
§ 3. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 5° van het decreet van 9 maart 2018, aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor:
1° een attest dat het recht aantoont op een tegemoetkoming aan personen met een handicap dat is uitgereikt door de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
2° een rekeninguittreksel waaruit een tegemoetkoming aan personen met een handicap blijkt van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
3° een European Disability Card conform het protocolakkoord van 10 oktober 2016 over het project European Disability Card tussen de Federale Regering, de Vlaamse Regering, de Waalse Regering, de Franse Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Regering.
§ 4. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 6° van het decreet van 9 maart 2018, aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor:
1° een attest van de ziekteverzekering als dat document een geldigheidsperiode vermeldt en een graad van arbeidsongeschiktheid of mindervaliditeit van ten minste 66%;
2° een attest van de Rijksdienst voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering conform artikel 100 § 1 van de wet 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;
3° een attest van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, met vermelding van "vermindering van het verdienvermogen tot een derde of minder van wat een valide persoon door een of ander beroep op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen".
§ 5. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 7° van het decreet van 9 maart 2018 aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor:
1° een attest van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, dat het recht op een toeslag voor het kind aantoont;
2° een attest van een kinderbijslagfonds of van het Federaal agentschap voor de kinderbijslag als het attest uitdrukkelijk vermeldt dat er een verhoogde kinderbijslag toegekend wordt wegens een handicap van ten minste 66%.
§ 6. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 8° van het voormelde decreet, aan te tonen, leggen leerlingen een verklaring voor van de directie van de instelling waar ze verblijven.
§ 7. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 9° van het voormelde decreet, aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor:
1° een attest uitgereikt door het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen;
2° een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister in de gemeente waar de leerling verblijft;
3° een identiteitsbewijs voor vreemdelingen.
§ 8. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 3° van het voormelde decreet, aan te tonen, leggen leerlingen een attest afgeleverd door het OCMW voor.
§ 9. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 4° van het voormelde decreet, aan te tonen, leggen leerlingen een attest afgeleverd door de Rijksdienst voor Pensioenen voor.
1° een attest uitgereikt door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling;
2° een attest uitgereikt door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
§ 2. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 10°, van het decreet van 9 maart 2018 aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor:
1° een attest van de verhoogde verzekeringstegemoetkoming door het ziekenfonds dat is uitgereikt door de overheidsinstantie die de uitkering betaalt of een attest op grond van artikel 92 § 1 3°, van het voormelde decreet;
2° een UiTPAS met kansenstatuut op naam, uitgereikt door de gemeente waar de leerlingen wonen, als de gemeente de criteria, vermeld in artikel 92 § 1 3°, 4°, 7° of 10° van het voormelde decreet, hanteert om het kansenstatuut toe te kennen [1 of een Paspartoe aan kansentarief op naam in een academie gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die toegang heeft tot de identificatiesoftware van Publiq vzw]1.
§ 3. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 5° van het decreet van 9 maart 2018, aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor:
1° een attest dat het recht aantoont op een tegemoetkoming aan personen met een handicap dat is uitgereikt door de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
2° een rekeninguittreksel waaruit een tegemoetkoming aan personen met een handicap blijkt van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
3° een European Disability Card conform het protocolakkoord van 10 oktober 2016 over het project European Disability Card tussen de Federale Regering, de Vlaamse Regering, de Waalse Regering, de Franse Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Regering.
§ 4. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 6° van het decreet van 9 maart 2018, aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor:
1° een attest van de ziekteverzekering als dat document een geldigheidsperiode vermeldt en een graad van arbeidsongeschiktheid of mindervaliditeit van ten minste 66%;
2° een attest van de Rijksdienst voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering conform artikel 100 § 1 van de wet 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;
3° een attest van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, met vermelding van "vermindering van het verdienvermogen tot een derde of minder van wat een valide persoon door een of ander beroep op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen".
§ 5. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 7° van het decreet van 9 maart 2018 aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor:
1° een attest van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, dat het recht op een toeslag voor het kind aantoont;
2° een attest van een kinderbijslagfonds of van het Federaal agentschap voor de kinderbijslag als het attest uitdrukkelijk vermeldt dat er een verhoogde kinderbijslag toegekend wordt wegens een handicap van ten minste 66%.
§ 6. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 8° van het voormelde decreet, aan te tonen, leggen leerlingen een verklaring voor van de directie van de instelling waar ze verblijven.
§ 7. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 9° van het voormelde decreet, aan te tonen, leggen leerlingen een van volgende bewijsstukken voor:
1° een attest uitgereikt door het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen;
2° een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister in de gemeente waar de leerling verblijft;
3° een identiteitsbewijs voor vreemdelingen.
§ 8. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 3° van het voormelde decreet, aan te tonen, leggen leerlingen een attest afgeleverd door het OCMW voor.
§ 9. Om hun recht op het verminderd inschrijvingsgeld op grond van artikel 92 § 1 4° van het voormelde decreet, aan te tonen, leggen leerlingen een attest afgeleverd door de Rijksdienst voor Pensioenen voor.
Modifications
Art.48. § 1er. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92 § 1er, 1° ou 2° du décret du 9 mars 2018, les élèves doivent présenter l'une des pièces justificatives suivantes :
1° une attestation délivrée par le Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (Office flamand de l'Emploi) ;
2° une attestation délivrée par l'Office national de l'Emploi.
§ 2. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92 § 1er, 10° du décret du 9 mars 2018, les élèves doivent présenter l'une des pièces justificatives suivantes :
1° une attestation de l'intervention majorée de l'assurance par la mutualité qui est délivrée par l'organisme public qui paie l'allocation ou une attestation sur la base de l'article 92, § 1er, 3° du décret précité ;
2° une carte UiTPAS indiquant le statut de personne en risque de pauvreté sur nom qui est délivrée par la commune où vivent les élèves si la commune applique les critères, visés à l'article 92, § 1er, 3°, 4°, 7° ou 10° du décret précité, pour attribuer le statut de personne en risque de pauvreté [1 ou un Paspartoe à tarif réduit au nom dans une académiesituée en Région de Bruxelles-Capitale donnant accès au logiciel d'identification de Publiq asbl ].
§ 3. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92 § 1er, 5° du décret du 9 mars 2018, l'élève doit présenter l'une des pièces justificatives suivantes :
1° une attestation du droit à l'intervention délivrée aux personnes handicapées par le Service Public Fédéral Sécurité Sociale ;
2° un extrait de compte dont apparaît l'intervention aux personnes handicapées par le Service Public Fédéral Sécurité Sociale ;
3° une European Disability Card conformément au protocole d'accord du 10 octobre 2016 sur le projet European Disability Card entre le Gouvernement fédéral, le Gouvernement flamand, le Gouvernement wallon, la Commission communautaire française et le Gouvernement germanophone.
§ 4. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92 § 1er, 6° du décret du 9 mars 2018, les élèves doivent présenter l'une des pièces justificatives suivantes :
1° une attestation de l'assurance maladie si ce document mentionne une période de validité et un degré d'incapacité de travail ou d'invalidité d'au moins 66 % ;
2° une attestation de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité conformément à `article 100, § 1er, de la loi du 14 juillet 1994 relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités ;
3° une attestation délivrée par le Service public fédéral Sécurité sociale, avec mention de la phrase " réduction de leur capacité de gain à un tiers ou moins de ce qu'une personne valide est en mesure de gagner en exerçant une profession sur le marché général du travail ".
§ 5. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92 § 1er, 7° du décret du 9 mars 2018, les élèves doivent présenter l'une des pièces justificatives suivantes :
1° une attestation du droit au supplément pour l'enfant délivrée par le Service Public Fédéral Sécurité Sociale ;
2° une attestation d'une caisse d'allocations familiales ou de l'Agence fédérale pour les allocations familiales si l'attestation indique expressément qu'un supplément aux allocations familiales est accordé en raison d'un handicap d'au moins 66 %.
§ 6. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92 § 1er, 8° du décret précité, les élèves doivent présenter une déclaration de la direction de l'établissement où ils séjournent.
§ 7. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92 § 1er, 9° du décret précité, les élèves doivent présenter l'une des pièces justificatives suivantes :
1° une attestation délivrée par le Commissariat Général des Réfugiés et Apatrides;
2° une attestation d'inscription au registre des étrangers de la commune où réside l'élève ;
3° une pièce d'identité pour étrangers.
§ 8. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92 § 1er, 3° du décret précité, les élèves doivent présenter une attestation délivrée par le CPAS.
§ 9. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92, § 1er, 4° du décret précité, les élèves doivent présenter une attestation délivrée par le Service public fédéral des Pensions.
1° une attestation délivrée par le Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (Office flamand de l'Emploi) ;
2° une attestation délivrée par l'Office national de l'Emploi.
§ 2. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92 § 1er, 10° du décret du 9 mars 2018, les élèves doivent présenter l'une des pièces justificatives suivantes :
1° une attestation de l'intervention majorée de l'assurance par la mutualité qui est délivrée par l'organisme public qui paie l'allocation ou une attestation sur la base de l'article 92, § 1er, 3° du décret précité ;
2° une carte UiTPAS indiquant le statut de personne en risque de pauvreté sur nom qui est délivrée par la commune où vivent les élèves si la commune applique les critères, visés à l'article 92, § 1er, 3°, 4°, 7° ou 10° du décret précité, pour attribuer le statut de personne en risque de pauvreté [1 ou un Paspartoe à tarif réduit au nom dans une académiesituée en Région de Bruxelles-Capitale donnant accès au logiciel d'identification de Publiq asbl ].
§ 3. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92 § 1er, 5° du décret du 9 mars 2018, l'élève doit présenter l'une des pièces justificatives suivantes :
1° une attestation du droit à l'intervention délivrée aux personnes handicapées par le Service Public Fédéral Sécurité Sociale ;
2° un extrait de compte dont apparaît l'intervention aux personnes handicapées par le Service Public Fédéral Sécurité Sociale ;
3° une European Disability Card conformément au protocole d'accord du 10 octobre 2016 sur le projet European Disability Card entre le Gouvernement fédéral, le Gouvernement flamand, le Gouvernement wallon, la Commission communautaire française et le Gouvernement germanophone.
§ 4. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92 § 1er, 6° du décret du 9 mars 2018, les élèves doivent présenter l'une des pièces justificatives suivantes :
1° une attestation de l'assurance maladie si ce document mentionne une période de validité et un degré d'incapacité de travail ou d'invalidité d'au moins 66 % ;
2° une attestation de l'Institut national d'assurance maladie-invalidité conformément à `article 100, § 1er, de la loi du 14 juillet 1994 relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités ;
3° une attestation délivrée par le Service public fédéral Sécurité sociale, avec mention de la phrase " réduction de leur capacité de gain à un tiers ou moins de ce qu'une personne valide est en mesure de gagner en exerçant une profession sur le marché général du travail ".
§ 5. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92 § 1er, 7° du décret du 9 mars 2018, les élèves doivent présenter l'une des pièces justificatives suivantes :
1° une attestation du droit au supplément pour l'enfant délivrée par le Service Public Fédéral Sécurité Sociale ;
2° une attestation d'une caisse d'allocations familiales ou de l'Agence fédérale pour les allocations familiales si l'attestation indique expressément qu'un supplément aux allocations familiales est accordé en raison d'un handicap d'au moins 66 %.
§ 6. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92 § 1er, 8° du décret précité, les élèves doivent présenter une déclaration de la direction de l'établissement où ils séjournent.
§ 7. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92 § 1er, 9° du décret précité, les élèves doivent présenter l'une des pièces justificatives suivantes :
1° une attestation délivrée par le Commissariat Général des Réfugiés et Apatrides;
2° une attestation d'inscription au registre des étrangers de la commune où réside l'élève ;
3° une pièce d'identité pour étrangers.
§ 8. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92 § 1er, 3° du décret précité, les élèves doivent présenter une attestation délivrée par le CPAS.
§ 9. Pour ouvrir le droit à la réduction des droits d'inscription conformément à l'article 92, § 1er, 4° du décret précité, les élèves doivent présenter une attestation délivrée par le Service public fédéral des Pensions.
Modifications
Art.49. Een leerling die conform artikel 92 § 2 van het decreet van 9 maart 2018 recht heeft op het verminderd inschrijvingsgeld, toont via een document uitgereikt door de gemeentelijke administratie dat hij tot dezelfde leefeenheid behoort als de persoon die voldoet aan de voorwaarden vermeld in 92 § 1 van hetzelfde decreet.
Een leerling die conform artikel 92 § 3, 1° van het decreet van 9 maart 2018 recht heeft op het verminderd inschrijvingsgeld, toont via een document uitgereikt door de gemeentelijke administratie dat hij tot dezelfde leefeenheid behoort als een persoon die het inschrijvingsgeld al heeft betaald in dezelfde of een andere academie.
Een leerling die [1 conform artikel 92 § 3, 1°]1 van het decreet van 9 maart 2018 recht heeft op het verminderd inschrijvingsgeld, toont via een document uitgereikt door de gemeentelijke administratie dat hij of zij kind, broer of zus is van een persoon die het inschrijvingsgeld al heeft betaald in dezelfde of een andere academie.
Een leerling die conform artikel 92 § 3, 1° van het decreet van 9 maart 2018 recht heeft op het verminderd inschrijvingsgeld, toont via een document uitgereikt door de gemeentelijke administratie dat hij tot dezelfde leefeenheid behoort als een persoon die het inschrijvingsgeld al heeft betaald in dezelfde of een andere academie.
Een leerling die [1 conform artikel 92 § 3, 1°]1 van het decreet van 9 maart 2018 recht heeft op het verminderd inschrijvingsgeld, toont via een document uitgereikt door de gemeentelijke administratie dat hij of zij kind, broer of zus is van een persoon die het inschrijvingsgeld al heeft betaald in dezelfde of een andere academie.
Modifications
Art.49. L'élève qui, conformément à l'article 92, § 2 du décret du 9 mars 2018, peut prétendre à une réduction des droits d'inscription, doit démontrer au moyen d'un document délivré par l'administration municipale qu'il appartient à la même unité de vie que la personne qui remplit les conditions énoncées à l'article 92 § 1er du même décret.
L'élève qui, conformément à l'article 92, § 3, 1° du décret du 9 mars 2018, peut prétendre à une réduction des droits d'inscription, doit démontrer au moyen d'un document délivré par l'administration municipale qu'il appartient à la même unité de vie que la personne qui a déjà payé les droits d'inscription dans la même académie ou dans une autre académie.
L'élève qui, [1 conformément à l'article 92, § 3, 1°]1 du décret du 9 mars 2018, peut prétendre à une réduction des droits d'inscription, doit démontrer au moyen d'un document délivré par l'administration municipale qu'il ou elle est l'enfant, le frère ou la soeur d'une personne qui a déjà payé les droits d'inscription dans la même académie ou dans une autre académie.
L'élève qui, conformément à l'article 92, § 3, 1° du décret du 9 mars 2018, peut prétendre à une réduction des droits d'inscription, doit démontrer au moyen d'un document délivré par l'administration municipale qu'il appartient à la même unité de vie que la personne qui a déjà payé les droits d'inscription dans la même académie ou dans une autre académie.
L'élève qui, [1 conformément à l'article 92, § 3, 1°]1 du décret du 9 mars 2018, peut prétendre à une réduction des droits d'inscription, doit démontrer au moyen d'un document délivré par l'administration municipale qu'il ou elle est l'enfant, le frère ou la soeur d'une personne qui a déjà payé les droits d'inscription dans la même académie ou dans une autre académie.
Modifications
Art.50. [1 De bewijsdocumenten, vermeld in artikel 47 tot en met 49, worden uiterlijk op 31 oktober van het schooljaar in kwestie voorgelegd. Ze kunnen in schriftelijke of in elektronische vorm voorgelegd worden.]1
Het Agentschap voor Onderwijsdiensten beslist of een attest uitgereikt door een andere Belgische of buitenlandse overheidsinstantie gelijkwaardig bevonden wordt met de attesten, vermeld in artikel 47 tot en met 49.
Het Agentschap voor Onderwijsdiensten beslist of een attest uitgereikt door een andere Belgische of buitenlandse overheidsinstantie gelijkwaardig bevonden wordt met de attesten, vermeld in artikel 47 tot en met 49.
Modifications
Art.50. [1 Les pièces justificatives visées aux articles 47 à 49 sont présentées au plus tard le 31 octobre de l'année scolaire en question. Elles peuvent être présentées sous forme écrite ou électronique.]1
L'Agentschap voor Onderwijsdiensten décide si une attestation délivrée par une autre autorité publique belge ou étrangère est considérée comme équivalente aux attestations visées aux article s 47 à 49.
L'Agentschap voor Onderwijsdiensten décide si une attestation délivrée par une autre autorité publique belge ou étrangère est considérée comme équivalente aux attestations visées aux article s 47 à 49.
Modifications
Afdeling 2. - Betalingsmodaliteiten en -termijnen voor schoolbesturen
Section 2. - Modalités et délais de paiement pour les autorités scolaires
Art.51. Het inschrijvingsgeld, conform artikel 93 van het decreet van 9 maart 2018, wordt betaald in twee stortingen: uiterlijk op 15 november en op 15 april. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten maakt daarvoor een vorderingsdossier op en bezorgt de factuur aan het schoolbestuur.
Het schoolbestuur betaalt het inschrijvingsgeld voor elk van zijn academies afzonderlijk.
Het schoolbestuur betaalt het inschrijvingsgeld voor elk van zijn academies afzonderlijk.
Art.51. Les droits d'inscription, conformément à l'article 93 du décret du 9 mars 2018, seront payés en deux versements : au plus tard le 15 novembre et au plus tard le 15 avril. L'Agentschap voor Onderwijsdiensten établit un dossier de réclamation à cette fin et envoie la facture à l'autorité scolaire.
L'autorité scolaire paie les droits d'inscription pour chacune de ses académies séparément.
L'autorité scolaire paie les droits d'inscription pour chacune de ses académies séparément.
HOOFDSTUK 7. - Erkenningsaanvragen, programmatieaanvragen en het verwerven van onderwijsbevoegdheid
CHAPITRE 7. - Demandes d'agrément, demandes de programmation et l'acquisition de la compétence d'enseignement
Afdeling 1. - Erkennings- en programmatieaanvraag
Section 1re. - Demande d'agrément et de programmation
Art.52. [1 Een schoolbestuur dat conform artikel 101 van het decreet van 9 maart 2018 een voorlopige erkenning voor zijn academie wil aanvragen, dient uiterlijk op [2 1 maart]2 voorafgaand aan de oprichting een aanvraag in bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten stelt een aanvraagformulier ter beschikking.]1.
[1 ...]1.
[1 ...]1.
Art.52. [1 L'autorité scolaire qui souhaite demander l'agrément provisoire de son académie conformément à l'article 101 du décret du 9 mars 2018 soumet une demande à l'Agence de Services d'Enseignement, au plus tard le [2 1er mars]2 précédant sa création. L'Agence de Services d'Enseignement met à disposition un formulaire de demande]1.
[1 ...]1.
[1 ...]1.
Art.53. [1 Het schoolbestuur van een academie dat conform artikel 111 van het decreet van 9 maart 2018 voor een academie financiering of subsidiëring wil verkrijgen, dient uiterlijk op [2 1 maart]2 voorafgaand aan de oprichting een aanvraag tot voorlopige erkenning van een academie in het deeltijds kunstonderwijs in bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten stelt een aanvraagformulier ter beschikking.]1.
[1 ...]1.
[1 ...]1.
Art.53. [1 L'autorité scolaire d'une académie qui souhaite obtenir un financement ou un subventionnement pour une académie conformément à l'article 111 du décret du 9 mars 2018 introduit une demande d'agrément provisoire d'une académie de l'enseignement artistique à temps partiel auprès de l'Agence de Services d'Enseignement, au plus tard le [2 1er mars]2 précédant sa création. L'Agence de Services d'Enseignement met à disposition un formulaire de demande]1.
[1 ...]1.
[1 ...]1.
Art.54. [1 Het schoolbestuur van een academie dat conform artikel 102 en 111 § 2, van het decreet van 9 maart 2018, voor een onderdeel van een academie erkenning en financiering of subsidiëring wil verkrijgen, dient uiterlijk op [2 1 maart]2 een aanvraag in bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten stelt een aanvraagformulier ter beschikking.
In het eerste lid wordt verstaan onder onderdeel:
1° een nieuw domein;
2° de oprichting van een nieuw structuuronderdeel van een domein waarvan de academie al een of meer structuuronderdelen organiseert in een bestaande of nieuwe vestigingsplaats.
De minister neemt voor 15 mei een beslissing over de erkenning en financiering of subsidiëring van het onderdeel ]1.
In het eerste lid wordt verstaan onder onderdeel:
1° een nieuw domein;
2° de oprichting van een nieuw structuuronderdeel van een domein waarvan de academie al een of meer structuuronderdelen organiseert in een bestaande of nieuwe vestigingsplaats.
De minister neemt voor 15 mei een beslissing over de erkenning en financiering of subsidiëring van het onderdeel ]1.
Art.54. [1 L'autorité scolaire d'une académie qui souhaite obtenir un agrément et un financement ou un subventionnement pour une partie d'une académie conformément aux articles 102 et 111, § 2 du décret du 9 mars 2018, introduit une demande auprès de l'Agence de Services d'Enseignement, au plus tard le [2 1er mars]2. L'Agence de Services d'Enseignement met à disposition un formulaire de demande.
Dans l'alinéa 1er, on entend par partie :
1° un nouveau domaine ;
2° la création d'une nouvelle subdivision structurelle d'un domaine dont l'académie organise déjà une ou plusieurs subdivisions structurelles dans une implantation existante ou nouvelle.
Le Ministre prendra une décision sur l'agrément et le financement ou le subventionnement de la partie avant le 15 mai ]1.
Dans l'alinéa 1er, on entend par partie :
1° un nouveau domaine ;
2° la création d'une nouvelle subdivision structurelle d'un domaine dont l'académie organise déjà une ou plusieurs subdivisions structurelles dans une implantation existante ou nouvelle.
Le Ministre prendra une décision sur l'agrément et le financement ou le subventionnement de la partie avant le 15 mai ]1.
Art. 54/1. [1 Het schoolbestuur dat conform artikel 118bis van het decreet van 9 maart 2018 een bijzondere vestigingsplaats in gebruik wil nemen dient uiterlijk op 30 september van het schooljaar waarin het de bijzondere vestigingsplaats wil in gebruik nemen, een aanvraag in bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten stelt een aanvraagformulier ter beschikking.
Het schoolbestuur verantwoordt in de aanvraag, vermeld in het eerste lid, dat de vestigingsplaats voldoet aan de definitie van bijzondere vestigingsplaats, vermeld in artikel 3, 13°, of aan de criteria, vermeld in artikel 118bis, 1°, van het decreet van 9 maart 2018. Daarbij toont het schoolbestuur aan dat de schoolinfrastructuur noodzakelijk is voor de leeractiviteiten die er gegeven worden en niet verplaatst kan worden of dat de leerlingenpopulatie die er verblijft zich niet kan verplaatsen naar een andere vestigingsplaats van de academie. Het schoolbestuur voegt een protocol van onderhandelingen in het bevoegde lokale comité toe.
De minister neemt [2 uiterlijk op 1 december]2 een beslissing over de ingebruikname van de bijzondere vestigingsplaats op advies van het Agentschap voor Onderwijsdiensten en de onderwijsinspectie. ]1
Het schoolbestuur verantwoordt in de aanvraag, vermeld in het eerste lid, dat de vestigingsplaats voldoet aan de definitie van bijzondere vestigingsplaats, vermeld in artikel 3, 13°, of aan de criteria, vermeld in artikel 118bis, 1°, van het decreet van 9 maart 2018. Daarbij toont het schoolbestuur aan dat de schoolinfrastructuur noodzakelijk is voor de leeractiviteiten die er gegeven worden en niet verplaatst kan worden of dat de leerlingenpopulatie die er verblijft zich niet kan verplaatsen naar een andere vestigingsplaats van de academie. Het schoolbestuur voegt een protocol van onderhandelingen in het bevoegde lokale comité toe.
De minister neemt [2 uiterlijk op 1 december]2 een beslissing over de ingebruikname van de bijzondere vestigingsplaats op advies van het Agentschap voor Onderwijsdiensten en de onderwijsinspectie. ]1
Art. 54/1. [1 L'autorité scolaire qui souhaite occuper une implantation spéciale conformément à l'article 118bis du décret du 9 mars 2018, introduit une demande auprès de l'Agence de Services d'Enseignement, au plus tard le 30 septembre de l'année scolaire pendant laquelle elle souhaite occuper l'implantation spéciale. L'Agence de Services d'Enseignement met à disposition un formulaire de demande.
L'autorité scolaire justifie dans la demande, visée à l'alinéa 1er, que l'implantation répond à la définition d'implantation spéciale, visée à l'article 3, 13°, ou aux critères, visés à l'article 118bis, 1°, du décret du 9 mars 2018. L'autorité scolaire démontre que l'infrastructure scolaire est nécessaire pour les activités d'apprentissage qui y sont dispensées et ne peut pas être déplacée ou que la population d'élèves qui y réside ne peut pas se déplacer vers une autre implantation de l'académie. L'autorité scolaire joint un protocole de négociations au sein du comité local compétent.
Le Ministre prend [2 le 1er décembre au plus tard]2 une décision sur l'occupation de l'implantation spéciale sur l'avis de l'Agence de Services d'Enseignement et de l'inspection de l'enseignement. ]1
L'autorité scolaire justifie dans la demande, visée à l'alinéa 1er, que l'implantation répond à la définition d'implantation spéciale, visée à l'article 3, 13°, ou aux critères, visés à l'article 118bis, 1°, du décret du 9 mars 2018. L'autorité scolaire démontre que l'infrastructure scolaire est nécessaire pour les activités d'apprentissage qui y sont dispensées et ne peut pas être déplacée ou que la population d'élèves qui y réside ne peut pas se déplacer vers une autre implantation de l'académie. L'autorité scolaire joint un protocole de négociations au sein du comité local compétent.
Le Ministre prend [2 le 1er décembre au plus tard]2 une décision sur l'occupation de l'implantation spéciale sur l'avis de l'Agence de Services d'Enseignement et de l'inspection de l'enseignement. ]1
Afdeling 2. - Onderwijsbevoegdheid
Section 2. - Compétence d'enseignement
Art.55. § 1. Het schoolbestuur dat conform artikel 130 van het decreet van 9 maart 2018 onderwijsbevoegdheid voor een cluster van opties, een cluster van muziekinstrumenten, of een muziekinstrument in een academie wil verkrijgen, dient uiterlijk op 1 maart bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten een aanvraag in die de volgende elementen bevat:
1° de visie van het schoolbestuur over vernieuwing en verbreding van het aanbod [1 en de motivatie hoe de aangevraagde onderwijsbevoegdheid daarbij aansluit]1;
2° een indicatie dat er een leerlingenpotentieel is voor de aangevraagde onderwijsbevoegdheid;
3° op de ingangsdatum voldoen aan de vereisten voor de infrastructuur en de leermiddelen [2 en beschikken over de nodige expertise]2;
4° een ondertekend protocol van het lokaal comité van het aanvragende schoolbestuur.
De indeling van opties en muziekinstrumenten in clusters, vermeld in het eerste lid, is opgenomen in [3 bijlage 2]3, die bij dit besluit is gevoegd.
[7 ...]7
§ 2. Met behoud van de toepassing van de eerste paragraaf motiveert het schoolbestuur van een academie dat conform artikel 130 van het decreet van 9 maart 2018 onderwijsbevoegdheid voor een unieke optie, een cluster van unieke opties, wil verkrijgen, hoe de vraag tot onderwijsbevoegdheid aansluit op het lokale of regionale immaterieel of materieel cultureel erfgoed of aansluit bij de lokale amateurkunstbeoefening. Een unieke optie kan door maximaal vijf academies per provincie worden georganiseerd tenzij de minister een afwijking verleent vanwege het lokale immaterieel of materieel cultureel erfgoed of de aansluiting bij de lokale amateurkunstbeoefening. Het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt voor deze bepaling beschouwd als een provincie.
§ 3. Het schoolbestuur van een academie dat conform artikel 130 van het decreet van 9 maart 2018 onderwijsbevoegdheid voor de domeinoverschrijdende initiatieopleiding wil verkrijgen, hoeft dat alleen te melden, en toont in haar melding aan dat ze voldoet aan het principe dat er ten minste twee domeinen maximaal worden aangeboden.
§ 4. Een academie met onderwijsbevoegdheid voor de optie klassiek kan onderwijsbevoegdheid verwerven voor een of meer clusters van klassieke muziekinstrumenten, vermeld in[5 bijlage 2]5, die bij dit besluit is gevoegd.
Een academie met onderwijsbevoegdheid voor de optie oude muziek, heeft automatisch onderwijsbevoegdheid voor de muziekinstrumenten, vermeld in artikel 12.
Een academie met onderwijsbevoegdheid voor de optie jazz-pop-rock, heeft automatisch onderwijsbevoegdheid voor de muziekinstrumenten, vermeld in artikel 13.
Een academie met onderwijsbevoegdheid voor de optie folk- en wereldmuziek, heeft automatisch onderwijsbevoegdheid voor de muziekinstrumenten, vermeld in artikel 14.
Een academie kan maximaal drie muziekinstrumenten aanbieden uit een cluster waarvoor ze geen onderwijsbevoegdheid heeft, als ze voor elk van die muziekinstrumenten onderwijsbevoegdheid aanvraagt en verkrijgt.
§ 5. [6 § 5. Een schoolbestuur kan meerdere aanvragen tot onderwijsbevoegdheid gelijktijdig indienen. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten stelt een aanvraagformulier ter beschikking]6.
1° de visie van het schoolbestuur over vernieuwing en verbreding van het aanbod [1 en de motivatie hoe de aangevraagde onderwijsbevoegdheid daarbij aansluit]1;
2° een indicatie dat er een leerlingenpotentieel is voor de aangevraagde onderwijsbevoegdheid;
3° op de ingangsdatum voldoen aan de vereisten voor de infrastructuur en de leermiddelen [2 en beschikken over de nodige expertise]2;
4° een ondertekend protocol van het lokaal comité van het aanvragende schoolbestuur.
De indeling van opties en muziekinstrumenten in clusters, vermeld in het eerste lid, is opgenomen in [3 bijlage 2]3, die bij dit besluit is gevoegd.
[7 ...]7
§ 2. Met behoud van de toepassing van de eerste paragraaf motiveert het schoolbestuur van een academie dat conform artikel 130 van het decreet van 9 maart 2018 onderwijsbevoegdheid voor een unieke optie, een cluster van unieke opties, wil verkrijgen, hoe de vraag tot onderwijsbevoegdheid aansluit op het lokale of regionale immaterieel of materieel cultureel erfgoed of aansluit bij de lokale amateurkunstbeoefening. Een unieke optie kan door maximaal vijf academies per provincie worden georganiseerd tenzij de minister een afwijking verleent vanwege het lokale immaterieel of materieel cultureel erfgoed of de aansluiting bij de lokale amateurkunstbeoefening. Het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt voor deze bepaling beschouwd als een provincie.
§ 3. Het schoolbestuur van een academie dat conform artikel 130 van het decreet van 9 maart 2018 onderwijsbevoegdheid voor de domeinoverschrijdende initiatieopleiding wil verkrijgen, hoeft dat alleen te melden, en toont in haar melding aan dat ze voldoet aan het principe dat er ten minste twee domeinen maximaal worden aangeboden.
§ 4. Een academie met onderwijsbevoegdheid voor de optie klassiek kan onderwijsbevoegdheid verwerven voor een of meer clusters van klassieke muziekinstrumenten, vermeld in[5 bijlage 2]5, die bij dit besluit is gevoegd.
Een academie met onderwijsbevoegdheid voor de optie oude muziek, heeft automatisch onderwijsbevoegdheid voor de muziekinstrumenten, vermeld in artikel 12.
Een academie met onderwijsbevoegdheid voor de optie jazz-pop-rock, heeft automatisch onderwijsbevoegdheid voor de muziekinstrumenten, vermeld in artikel 13.
Een academie met onderwijsbevoegdheid voor de optie folk- en wereldmuziek, heeft automatisch onderwijsbevoegdheid voor de muziekinstrumenten, vermeld in artikel 14.
Een academie kan maximaal drie muziekinstrumenten aanbieden uit een cluster waarvoor ze geen onderwijsbevoegdheid heeft, als ze voor elk van die muziekinstrumenten onderwijsbevoegdheid aanvraagt en verkrijgt.
§ 5. [6 § 5. Een schoolbestuur kan meerdere aanvragen tot onderwijsbevoegdheid gelijktijdig indienen. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten stelt een aanvraagformulier ter beschikking]6.
Modifications
Art.55. § 1er. L'autorité scolaire qui, conformément à l'article 130 du décret du 9 mars 2018, a compétence d'enseignement pour un cluster d'options, un cluster d'instruments de musique, ou un instrument de musique dans une académie, soumet au plus tard le 1er mars à l'Agentschap voor Onderwijsdiensten une demande contenant les éléments suivants :
1° la vision de l'autorité scolaire du renouvellement et de l'élargissement de l'offre [1 et la motivation de la manière dont la compétence d'enseignement demandée s'y aligne]1 ;
2° une indication qu'il existe un potentiel d'élèves pour la compétence d'enseignement demandée ;
3° se conformer, à la date d'entrée en vigueur, aux exigences relatives à l'infrastructure et aux moyens didactiques [2 et disposer de l'expertise nécessaire ]2;
4° un protocole signé du comité local de l'autorité scolaire demanderesse.
La division des options et des instruments de musique en clusters, tels que visés à l'alinéa 1er, est incluse dans [3 l'annexe 2]3, qui est annexée au présent décret.
[7 ...]7
§ 2. Sans préjudice de l'application du paragraphe 1er, l'autorité scolaire d'une académie qui, conformément à l'article 130 du décret du 9 mars 2018, souhaite obtenir la compétence d'enseignement pour une option unique, un cluster d'options uniques, justifie comment la demande de compétence d'enseignement s'aligne sur le patrimoine culturel immatériel ou matériel local ou régional ou s'aligne sur la pratique artistique amateur locale. Une option unique peut être organisée par un maximum de cinq académies par province, à moins que le ministre n'accorde une dérogation en raison du patrimoine culturel immatériel ou matériel local ou du lien avec la pratique locale de l'art amateur. La région bilingue de Bruxelles-Capitale est considérée comme une province aux fins de la présente disposition.
§ 3. L'autorité scolaire d'une académie souhaitant obtenir, conformément à l'article 130 du décret du 9 mars 2018, compétence d'enseignement pour la formation d'initiation transversale, n'a qu'à le signaler et démontre dans sa notification qu'elle respecte le principe qu'au moins deux domaines sont offerts au maximum.
§ 4. Une académie possédant la compétence d'enseignement pour l'option classique peut acquérir la compétence d'enseignement pour un ou plusieurs clusters d'instruments de musique classique énumérés à [5 l'annexe 2]5, qui est jointe au présent décret.
Une académie possédant la compétence d'enseignement pour l'option musique ancienne a automatiquement la compétence d'enseignement pour les instruments de musique énumérés à l'article 12.
Une académie possédant la compétence d'enseignement pour l'option jazz-pop-rock a automatiquement la compétence d'enseignement pour les instruments de musique énumérés à l'article 13.
Une académie possédant la compétence d'enseignement pour l'option musique folk et musiques du monde a automatiquement la compétence d'enseignement pour les instruments de musique énumérés à l'article 14.
Une académie peut offrir jusqu'à trois instruments de musique d'un cluster pour lequel elle n'a pas de compétence d'enseignement, si elle demande et obtient la compétence d'enseignement pour chacun de ces instruments de musique.
§ 5. [6 § 5. Une autorité scolaire peut déposer simultanément plusieurs demandes de compétence d'enseignement. L'Agence de Services d'Enseignement met à disposition un formulaire de demande]6.
1° la vision de l'autorité scolaire du renouvellement et de l'élargissement de l'offre [1 et la motivation de la manière dont la compétence d'enseignement demandée s'y aligne]1 ;
2° une indication qu'il existe un potentiel d'élèves pour la compétence d'enseignement demandée ;
3° se conformer, à la date d'entrée en vigueur, aux exigences relatives à l'infrastructure et aux moyens didactiques [2 et disposer de l'expertise nécessaire ]2;
4° un protocole signé du comité local de l'autorité scolaire demanderesse.
La division des options et des instruments de musique en clusters, tels que visés à l'alinéa 1er, est incluse dans [3 l'annexe 2]3, qui est annexée au présent décret.
[7 ...]7
§ 2. Sans préjudice de l'application du paragraphe 1er, l'autorité scolaire d'une académie qui, conformément à l'article 130 du décret du 9 mars 2018, souhaite obtenir la compétence d'enseignement pour une option unique, un cluster d'options uniques, justifie comment la demande de compétence d'enseignement s'aligne sur le patrimoine culturel immatériel ou matériel local ou régional ou s'aligne sur la pratique artistique amateur locale. Une option unique peut être organisée par un maximum de cinq académies par province, à moins que le ministre n'accorde une dérogation en raison du patrimoine culturel immatériel ou matériel local ou du lien avec la pratique locale de l'art amateur. La région bilingue de Bruxelles-Capitale est considérée comme une province aux fins de la présente disposition.
§ 3. L'autorité scolaire d'une académie souhaitant obtenir, conformément à l'article 130 du décret du 9 mars 2018, compétence d'enseignement pour la formation d'initiation transversale, n'a qu'à le signaler et démontre dans sa notification qu'elle respecte le principe qu'au moins deux domaines sont offerts au maximum.
§ 4. Une académie possédant la compétence d'enseignement pour l'option classique peut acquérir la compétence d'enseignement pour un ou plusieurs clusters d'instruments de musique classique énumérés à [5 l'annexe 2]5, qui est jointe au présent décret.
Une académie possédant la compétence d'enseignement pour l'option musique ancienne a automatiquement la compétence d'enseignement pour les instruments de musique énumérés à l'article 12.
Une académie possédant la compétence d'enseignement pour l'option jazz-pop-rock a automatiquement la compétence d'enseignement pour les instruments de musique énumérés à l'article 13.
Une académie possédant la compétence d'enseignement pour l'option musique folk et musiques du monde a automatiquement la compétence d'enseignement pour les instruments de musique énumérés à l'article 14.
Une académie peut offrir jusqu'à trois instruments de musique d'un cluster pour lequel elle n'a pas de compétence d'enseignement, si elle demande et obtient la compétence d'enseignement pour chacun de ces instruments de musique.
§ 5. [6 § 5. Une autorité scolaire peut déposer simultanément plusieurs demandes de compétence d'enseignement. L'Agence de Services d'Enseignement met à disposition un formulaire de demande]6.
Modifications
Art.56. § 1.[1 De aanvragen voor het verkrijgen van onderwijsbevoegdheid die zijn ingediend, worden door het Agentschap voor Onderwijsdiensten ontvankelijk verklaard als aan al de volgende voorwaarden voldaan is:
1° bij de aanvraag is een ondertekend protocol van het lokaal comité van het aanvragende schoolbestuur gevoegd;
2° de aanvraag is ingediend binnen de aanvraagtermijn, vermeld in artikel 55;
3° de aanvraag is ingediend conform de voorwaarden, vermeld in artikel 55 tot en met 58 van dit besluit en artikel 130 van het decreet van 9 maart 2018]1.
De ontvankelijk verklaarde aanvragen worden voor advies aan de Vlaamse Onderwijsraad bezorgd en vervolgens beoordeeld door een adviescommissie die bestaat uit vertegenwoordigers van het Agentschap voor Onderwijsdiensten, het Departement Onderwijs en Vorming en de onderwijsinspectie.
Bij de beoordeling van de aanvragen houdt de adviescommissie rekening met al de volgende criteria:
1° de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid sluit aan bij de visie van het schoolbestuur over vernieuwing en verbreding van het aanbod;
2° er is een indicatie dat er een potentieel aan leerlingen bestaat voor de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid;
3° de academie beschikt op de ingangsdatum over de nodige infrastructuur en expertise voor de organisatie van de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid.
§ 2. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 formuleert het netoverschrijdend samenwerkingsforum deeltijds kunstonderwijs Brussel, vermeld in artikel 27 van het decreet van 9 maart 2018, een advies over de aanvragen die ingediend zijn door een schoolbestuur van een academie waarvan de hoofdvestigingsplaats gevestigd is in het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad.
Het samenwerkingsforum, vermeld in het eerste lid, bepaalt zelf zijn beoordelingscriteria, rekening houdend met zijn opdracht, conform artikel 27 van het decreet van 9 maart 2018.
§ 3. De minister neemt [1 uiterlijk 15 mei]1 een beslissing op basis van het advies van de Vlaamse Onderwijsraad, de adviescommissie en in voorkomend geval het samenwerkingsforum, vermeld in paragraaf 2. Als het schoolbestuur de gevraagde onderwijsbevoegdheid verkrijgt, is die geldig tot en met 30 september van het [1 derde]1 schooljaar dat volgt op de datum van het verkrijgen van de bevoegdheid. Als de goedgekeurde clusters, opties of instrumenten binnen die periode niet georganiseerd worden, vervalt de bevoegdheid.
[1 ...]1.
1° bij de aanvraag is een ondertekend protocol van het lokaal comité van het aanvragende schoolbestuur gevoegd;
2° de aanvraag is ingediend binnen de aanvraagtermijn, vermeld in artikel 55;
3° de aanvraag is ingediend conform de voorwaarden, vermeld in artikel 55 tot en met 58 van dit besluit en artikel 130 van het decreet van 9 maart 2018]1.
De ontvankelijk verklaarde aanvragen worden voor advies aan de Vlaamse Onderwijsraad bezorgd en vervolgens beoordeeld door een adviescommissie die bestaat uit vertegenwoordigers van het Agentschap voor Onderwijsdiensten, het Departement Onderwijs en Vorming en de onderwijsinspectie.
Bij de beoordeling van de aanvragen houdt de adviescommissie rekening met al de volgende criteria:
1° de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid sluit aan bij de visie van het schoolbestuur over vernieuwing en verbreding van het aanbod;
2° er is een indicatie dat er een potentieel aan leerlingen bestaat voor de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid;
3° de academie beschikt op de ingangsdatum over de nodige infrastructuur en expertise voor de organisatie van de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid.
§ 2. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 formuleert het netoverschrijdend samenwerkingsforum deeltijds kunstonderwijs Brussel, vermeld in artikel 27 van het decreet van 9 maart 2018, een advies over de aanvragen die ingediend zijn door een schoolbestuur van een academie waarvan de hoofdvestigingsplaats gevestigd is in het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad.
Het samenwerkingsforum, vermeld in het eerste lid, bepaalt zelf zijn beoordelingscriteria, rekening houdend met zijn opdracht, conform artikel 27 van het decreet van 9 maart 2018.
§ 3. De minister neemt [1 uiterlijk 15 mei]1 een beslissing op basis van het advies van de Vlaamse Onderwijsraad, de adviescommissie en in voorkomend geval het samenwerkingsforum, vermeld in paragraaf 2. Als het schoolbestuur de gevraagde onderwijsbevoegdheid verkrijgt, is die geldig tot en met 30 september van het [1 derde]1 schooljaar dat volgt op de datum van het verkrijgen van de bevoegdheid. Als de goedgekeurde clusters, opties of instrumenten binnen die periode niet georganiseerd worden, vervalt de bevoegdheid.
[1 ...]1.
Modifications
Art.56. § 1er. [1 Les demandes de compétence d'enseignement introduites sont déclarées recevables par l'Agence de Services d'Enseignement si toutes les conditions suivantes sont remplies :
1° un protocole signé du comité local de l'autorité scolaire demanderesse est joint à la demande ;
2° la demande est introduite dans le délai de demande, visé à l'article 55 ;
3° la demande est introduite conformément aux conditions visées aux articles 55 à 58 du présent arrêté et à l'article 130 du décret du 9 mars 2018]1.
Les demandes recevables sont soumises au Vlaamse Onderwijsraad pour avis et sont ensuite évaluées par un comité consultatif composé de représentants de l'Agentschap voor Onderwijsdiensten, du Département de l'Enseignement et de la Formation et de l'inspection de l'enseignement.
Lors de l'évaluation des demandes, le comité consultatif tient compte des critères suivants :
1° la nouvelle compétence d'enseignement demandée est conforme à la vision de l'autorité scolaire en matière de renouvellement et d'élargissement de l'éventail des cours offerts ;
2° il y a une indication de l'existence d'un potentiel d'élèves pour la nouvelle compétence d'enseignement demandée ;
3° l'académie dispose, à la date d'entrée en vigueur, de l'infrastructure et de l'expertise nécessaires pour l'organisation de la nouvelle compétence d'enseignement demandée.
§ 2. Sans préjudice de l'application du paragraphe 1er, le Netoverschrijdend Samenwerkingsforum deeltijds kunstonderwijs Brussel (Forum de coopération transréseau de l'enseignement artistique à temps partiel à Bruxelles), visé à l'article 27 du décret du 9 mars 2018, formule un avis sur les demandes déposées par une autorité scolaire d'une académie dont l'implantation principale est située dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale.
Le forum de coopération, visé à l'alinéa 1er, détermine lui-même ses critères d'évaluation, en tenant compte de sa mission, conformément à l'article 27 du décret du 9 mars 2018.
§ 3. Le ministre prend une décision avant le 15 mai, sur la base de l'avis du Vlaamse Onderwijsraad, du comité consultatif et, le cas échéant, du forum de coopération visé au paragraphe 2. Si l'autorité scolaire obtient la compétence d'enseignement demandée, celle-ci est valide jusqu'au 30 septembre de la [1 troisième ]1 année scolaire suivant la date d'obtention de la compétence. Si les clusters, options ou instruments approuvés ne sont pas organisés dans ce délai, la compétence cesse d'exister.
[1 ...]1
1° un protocole signé du comité local de l'autorité scolaire demanderesse est joint à la demande ;
2° la demande est introduite dans le délai de demande, visé à l'article 55 ;
3° la demande est introduite conformément aux conditions visées aux articles 55 à 58 du présent arrêté et à l'article 130 du décret du 9 mars 2018]1.
Les demandes recevables sont soumises au Vlaamse Onderwijsraad pour avis et sont ensuite évaluées par un comité consultatif composé de représentants de l'Agentschap voor Onderwijsdiensten, du Département de l'Enseignement et de la Formation et de l'inspection de l'enseignement.
Lors de l'évaluation des demandes, le comité consultatif tient compte des critères suivants :
1° la nouvelle compétence d'enseignement demandée est conforme à la vision de l'autorité scolaire en matière de renouvellement et d'élargissement de l'éventail des cours offerts ;
2° il y a une indication de l'existence d'un potentiel d'élèves pour la nouvelle compétence d'enseignement demandée ;
3° l'académie dispose, à la date d'entrée en vigueur, de l'infrastructure et de l'expertise nécessaires pour l'organisation de la nouvelle compétence d'enseignement demandée.
§ 2. Sans préjudice de l'application du paragraphe 1er, le Netoverschrijdend Samenwerkingsforum deeltijds kunstonderwijs Brussel (Forum de coopération transréseau de l'enseignement artistique à temps partiel à Bruxelles), visé à l'article 27 du décret du 9 mars 2018, formule un avis sur les demandes déposées par une autorité scolaire d'une académie dont l'implantation principale est située dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale.
Le forum de coopération, visé à l'alinéa 1er, détermine lui-même ses critères d'évaluation, en tenant compte de sa mission, conformément à l'article 27 du décret du 9 mars 2018.
§ 3. Le ministre prend une décision avant le 15 mai, sur la base de l'avis du Vlaamse Onderwijsraad, du comité consultatif et, le cas échéant, du forum de coopération visé au paragraphe 2. Si l'autorité scolaire obtient la compétence d'enseignement demandée, celle-ci est valide jusqu'au 30 septembre de la [1 troisième ]1 année scolaire suivant la date d'obtention de la compétence. Si les clusters, options ou instruments approuvés ne sont pas organisés dans ce délai, la compétence cesse d'exister.
[1 ...]1
Modifications
Art.57. De academie kan de cluster van opties of muziekinstrumenten waarvoor ze onderwijsbevoegdheid heeft verworven, organiseren in elke vestigingsplaats waar ze een structuuronderdeel organiseert dat opgenomen is in de financierings- of subsidiëringsregeling en waarin de optie of het muziekinstrument aangeboden wordt in een studierichting en graad die conform artikel 98 van het decreet van 9 maart 2018 ondergebracht is het desbetreffende structuuronderdeel.
Als een academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor een cluster waarvan de opties of muziekinstrumenten in verschillende structuuronderdelen voorkomen, kan ze die opties of muziekinstrumenten alleen organiseren in haar structuuronderdelen die in de financierings- of subsidiëringsregeling zijn opgenomen.
Als een academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven voor een cluster waarvan de opties of muziekinstrumenten in verschillende structuuronderdelen voorkomen, kan ze die opties of muziekinstrumenten alleen organiseren in haar structuuronderdelen die in de financierings- of subsidiëringsregeling zijn opgenomen.
Art.57. L'académie peut organiser le cluster d'options ou les instruments de musique pour lesquels elle a acquis compétence d'enseignement dans toute implantation où elle organise une subdivision structurelle incluse dans le régime de financement ou de subventionnement et dans lequel l'option ou l'instrument de musique est offert dans une orientation d'études et un degré qui, conformément à l'article 98 du décret du 9 mars 2018, est classé dans la subdivision structurelle concernée.
Lorsqu'une académie a obtenu la compétence d'enseignement pour un cluster dont les options ou les instruments de musique apparaissent dans différentes subdivisions structurelles, elle ne peut organiser ces options ou ces instruments de musique que dans ses subdivisions structurelles qui sont incluses dans le régime de financement ou de subventionnement.
Lorsqu'une académie a obtenu la compétence d'enseignement pour un cluster dont les options ou les instruments de musique apparaissent dans différentes subdivisions structurelles, elle ne peut organiser ces options ou ces instruments de musique que dans ses subdivisions structurelles qui sont incluses dans le régime de financement ou de subventionnement.
Art.58. Een schoolbestuur kan onderwijsbevoegdheid aanvragen voor een optie die niet in artikel 3, 5, 7 of 9 voorkomt of een muziekinstrument dat niet in artikel 11 tot en met 14 voorkomt. Het schoolbestuur kan daarbij een voorstel tot een nieuw vak toevoegen.
In het geval, vermeld in het eerste lid, dient het schoolbestuur een gemotiveerde aanvraag in bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten, dat de ontvankelijkheid beoordeelt conform artikel 56, § 1, eerste lid. Het agentschap legt de vraag vervolgens voor aan de Vlaamse Onderwijsraad en een commissie bestaande uit de Onderwijsinspectie, het Agentschap voor Onderwijsdiensten en het Departement Onderwijs en Vorming. [1 Op basis van dat advies neemt de minister een beslissing voor 15 mei]1 [2 , over de optie of het muziekinstrument en, in voorkomend geval, de nieuwe vakken]2.
Bij de beoordeling van de aanvragen houdt de adviescommissie, naast de criteria vermeld in artikel 56 § 1 derde lid, rekening met de volgende criteria:
1° de mate waarin de aangevraagde optie of het aangevraagde vak of muziekinstrument zich onderscheidt van het bestaande aanbod, vermeld in artikel 3 tot en met 15;
2° de leerbehoefte die werd vastgesteld met het oog op hetzij vervolgonderwijs, hetzij kunstbeoefening in de vrije tijd of op de arbeidsmarkt;
3° de mate waarin de aangevraagde optie of het aangevraagde vak of muziekinstrument het potentieel heeft om nieuwe doelgroepen te bereiken;
4° de mate waarin de aangevraagde optie of het aangevraagde vak of muziekinstrument inspeelt op een actuele tendens in de kunsten of bijdraagt tot het bewaren van het immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen door nieuwe restauratietechnieken of inzichten over de uitvoeringspraktijk.
Als aan minstens drie van de vier criteria werd voldaan, kan er een gunstig advies gegeven worden.
De Vlaamse onderwijsraad bepaalt zelf zijn beoordelingscriteria, conform zijn opdracht, vermeld in artikel 69 van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad.
In het geval, vermeld in het eerste lid, dient het schoolbestuur een gemotiveerde aanvraag in bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten, dat de ontvankelijkheid beoordeelt conform artikel 56, § 1, eerste lid. Het agentschap legt de vraag vervolgens voor aan de Vlaamse Onderwijsraad en een commissie bestaande uit de Onderwijsinspectie, het Agentschap voor Onderwijsdiensten en het Departement Onderwijs en Vorming. [1 Op basis van dat advies neemt de minister een beslissing voor 15 mei]1 [2 , over de optie of het muziekinstrument en, in voorkomend geval, de nieuwe vakken]2.
Bij de beoordeling van de aanvragen houdt de adviescommissie, naast de criteria vermeld in artikel 56 § 1 derde lid, rekening met de volgende criteria:
1° de mate waarin de aangevraagde optie of het aangevraagde vak of muziekinstrument zich onderscheidt van het bestaande aanbod, vermeld in artikel 3 tot en met 15;
2° de leerbehoefte die werd vastgesteld met het oog op hetzij vervolgonderwijs, hetzij kunstbeoefening in de vrije tijd of op de arbeidsmarkt;
3° de mate waarin de aangevraagde optie of het aangevraagde vak of muziekinstrument het potentieel heeft om nieuwe doelgroepen te bereiken;
4° de mate waarin de aangevraagde optie of het aangevraagde vak of muziekinstrument inspeelt op een actuele tendens in de kunsten of bijdraagt tot het bewaren van het immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen door nieuwe restauratietechnieken of inzichten over de uitvoeringspraktijk.
Als aan minstens drie van de vier criteria werd voldaan, kan er een gunstig advies gegeven worden.
De Vlaamse onderwijsraad bepaalt zelf zijn beoordelingscriteria, conform zijn opdracht, vermeld in artikel 69 van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad.
Art.58. Une autorité scolaire peut demander la compétence d'enseignement pour une option qui ne figure pas à l'article 3, 5, 7 ou 9 ou un instrument de musique qui ne figure pas aux article s 11 à 14. Dans ce cadre, l'autorité scolaire peut ajouter une proposition de nouveau cours.
Dans le cas visé à l'alinéa 1er, l'autorité scolaire soumet une demande motivée à l'Agentschap voor Onderwijsdiensten, qui évalue la recevabilité conformément à l'article 56, § 1er, alinéa 1er. Ensuite, l'Agence soumet la demande au Vlaamse Onderwijsraad et à une commission composée de l'Inspection de l'Enseignement, de l'Agentschap voor Onderwijsdiensten et du Département de l'Enseignement et de la Formation. [1 Sur la base de cet avis, le ministre prend une décision avant le 15 mai]1 [2 , concernant l'option ou l'instrument de musique et, le cas échéant, les nouveaux cours]2.
Lors de l'évaluation des demandes, le comité consultatif tient compte, outre les critères visés à l'article 56, § 1er, alinéa 3, des critères suivants :
1° la mesure dans laquelle l'option demandée ou le cours ou l'instrument de musique demandé diffère de l'offre existante visée aux article s 3 à 15 ;
2° le besoin d'apprentissage déterminé en vue d'une formation continue ou d'une pratique artistique pendant les loisirs ou sur le marché du travail ;
3° la mesure dans laquelle l'option demandée ou le cours ou l'instrument de musique demandé a le potentiel d'atteindre de nouveaux groupes cibles ;
4° la mesure dans laquelle l'option demandée ou le cours ou l'instrument de musique demandé répond à une tendance artistique actuelle ou contribue à la préservation du patrimoine culturel immatériel en Flandre par le biais de nouvelles techniques de restauration ou de nouvelles connaissances sur la pratique.
Un avis favorable peut être donné si au moins trois des quatre critères sont remplis.
Le Vlaamse Onderwijsraad détermine lui-même ses critères d'évaluation, en tenant compte de sa mission, conformément à l'article 69 du décret du 2 avril 2004 relatif à la participation à l'école et au Vlaamse Onderwijsraad (Conseil flamand de l'Enseignement).
Dans le cas visé à l'alinéa 1er, l'autorité scolaire soumet une demande motivée à l'Agentschap voor Onderwijsdiensten, qui évalue la recevabilité conformément à l'article 56, § 1er, alinéa 1er. Ensuite, l'Agence soumet la demande au Vlaamse Onderwijsraad et à une commission composée de l'Inspection de l'Enseignement, de l'Agentschap voor Onderwijsdiensten et du Département de l'Enseignement et de la Formation. [1 Sur la base de cet avis, le ministre prend une décision avant le 15 mai]1 [2 , concernant l'option ou l'instrument de musique et, le cas échéant, les nouveaux cours]2.
Lors de l'évaluation des demandes, le comité consultatif tient compte, outre les critères visés à l'article 56, § 1er, alinéa 3, des critères suivants :
1° la mesure dans laquelle l'option demandée ou le cours ou l'instrument de musique demandé diffère de l'offre existante visée aux article s 3 à 15 ;
2° le besoin d'apprentissage déterminé en vue d'une formation continue ou d'une pratique artistique pendant les loisirs ou sur le marché du travail ;
3° la mesure dans laquelle l'option demandée ou le cours ou l'instrument de musique demandé a le potentiel d'atteindre de nouveaux groupes cibles ;
4° la mesure dans laquelle l'option demandée ou le cours ou l'instrument de musique demandé répond à une tendance artistique actuelle ou contribue à la préservation du patrimoine culturel immatériel en Flandre par le biais de nouvelles techniques de restauration ou de nouvelles connaissances sur la pratique.
Un avis favorable peut être donné si au moins trois des quatre critères sont remplis.
Le Vlaamse Onderwijsraad détermine lui-même ses critères d'évaluation, en tenant compte de sa mission, conformément à l'article 69 du décret du 2 avril 2004 relatif à la participation à l'école et au Vlaamse Onderwijsraad (Conseil flamand de l'Enseignement).
HOOFDSTUK 8. - Terugvorderingen en sancties
CHAPITRE 8. - Recouvrements et sanctions
Art.59. De overtredingen, vermeld in artikel 88, § 1 van het decreet van 9 maart 2018, worden door de daartoe gemachtigde ambtenaren van het Agentschap voor Onderwijsdiensten vastgesteld.
Met toepassing van artikel 88, § 2 van het voormelde decreet wordt de gemotiveerde beslissing tot de financiële sanctie met een aangetekende brief meegedeeld aan het schoolbestuur in kwestie.
Met toepassing van artikel 88, § 2 van het voormelde decreet wordt de gemotiveerde beslissing tot de financiële sanctie met een aangetekende brief meegedeeld aan het schoolbestuur in kwestie.
Art.59. Les infractions, visées à l'article 88, § 1er du décret du 9 mars 2018, sont constatées par les fonctionnaires autorisés de l'Agentschap voor Onderwijsdiensten.
Par application de l'article 88, § 2, du décret précité, la décision motivée sur la sanction financière est communiquée à l'autorité scolaire concernée par lettre recommandée.
Par application de l'article 88, § 2, du décret précité, la décision motivée sur la sanction financière est communiquée à l'autorité scolaire concernée par lettre recommandée.
Art.60. Het schoolbestuur kan binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van de brief, vermeld in artikel 59, tweede lid, met een aangetekende brief [1 aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 beroep aantekenen bij [1 de minister]1. De herfstvakantie, kerstvakantie, krokusvakantie, paasvakantie en zomervakantie schorten de voormelde termijn van dertig kalenderdagen op.
Uiterlijk dertig kalenderdagen na de ontvangst van het aangetekende beroep neemt [1 de minister]1 er een beslissing over. De indiener van het beroep heeft het recht om binnen die periode gehoord te worden. [1 De minister]1 kan de financiële sanctie bevestigen, aanpassen of vernietigen. De gemotiveerde beslissing wordt met een aangetekende brief aan het schoolbestuur meegedeeld.
Uiterlijk dertig kalenderdagen na de ontvangst van het aangetekende beroep neemt [1 de minister]1 er een beslissing over. De indiener van het beroep heeft het recht om binnen die periode gehoord te worden. [1 De minister]1 kan de financiële sanctie bevestigen, aanpassen of vernietigen. De gemotiveerde beslissing wordt met een aangetekende brief aan het schoolbestuur meegedeeld.
Modifications
Art.60. L'autorité scolaire peut introduire un recours auprès [1 du ministre]1 par lettre recommandée [1 à l'Agentschap voor Onderwijsdiensten]1 dans les trente jours calendaires suivant la réception de la lettre, visée à l'article 59, alinéa 2. Les vacances d'automne, les vacances de Noël, les vacances de Carnaval, les vacances de Pâques et les vacances d'été suspendent le délai précité de 30 jours calendaires.
[1 Le ministre]1 prend une décision au plus tard trente jours calendaires après la réception du recours par lettre recommandée. L'auteur du recours a le droit d'être entendu pendant cette période. [1 Le ministre]1 peut confirmer la sanction financière, l'adapter ou l'annuler. La décision motivée est notifiée par lettre recommandée à l'autorité scolaire.
[1 Le ministre]1 prend une décision au plus tard trente jours calendaires après la réception du recours par lettre recommandée. L'auteur du recours a le droit d'être entendu pendant cette période. [1 Le ministre]1 peut confirmer la sanction financière, l'adapter ou l'annuler. La décision motivée est notifiée par lettre recommandée à l'autorité scolaire.
Modifications
HOOFDSTUK 9. - Wijzigingsbepalingen
CHAPITRE 9. - Dispositions modificatives
Art.61. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 mei 2011 betreffende de regeling van de jaarlijkse vakantie voor de administratief medewerker en voor bepaalde personeelsleden van het administratief personeel in het onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 2° wordt tussen de woorden "secundair onderwijs" en de woorden "of het volwassenenonderwijs" de zinsnede ", het deeltijds kunstonderwijs" ingevoegd;
2° in punt 3° worden de woorden "of van het deeltijds kunstonderwijs" opgeheven.
1° in punt 2° wordt tussen de woorden "secundair onderwijs" en de woorden "of het volwassenenonderwijs" de zinsnede ", het deeltijds kunstonderwijs" ingevoegd;
2° in punt 3° worden de woorden "of van het deeltijds kunstonderwijs" opgeheven.
Art.61. A l'article 1er de l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 mai 2011 réglant le congé annuel de vacances du collaborateur administratif et de certains membres du personnel administratif dans l'enseignement, les modifications suivantes sont apportées :
1° au point 2° sont insérés entre les mots " l'enseignement secondaire " et les mots " ou l'éducation des adultes " les mots " , l'enseignement artistique à temps partiel " ;
2° au point 3°, les mots " ou d'enseignement artistique à temps partiel " sont abrogés.
1° au point 2° sont insérés entre les mots " l'enseignement secondaire " et les mots " ou l'éducation des adultes " les mots " , l'enseignement artistique à temps partiel " ;
2° au point 3°, les mots " ou d'enseignement artistique à temps partiel " sont abrogés.
HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
CHAPITRE 10. - Dispositions finales
Afdeling 1. - Opheffingsbepalingen
Section 1re. - Dispositions abrogatoires
Art.62. De volgende besluiten worden opgeheven:
1° het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Muziek", "Woordkunst" en "Dans", het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs;
2° het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Beeldende kunst", het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs;
3° het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de instellingen voor deeltijds kunstonderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016;
4° het besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 2007 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het Deeltijds Kunstonderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016;
5° het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2007 betreffende de goedkeuring van tijdelijke projecten in het deeltijds kunstonderwijs vanaf het schooljaar 2007-2008, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016;
6° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 betreffende de administratieve omkadering in het deeltijds kunstonderwijs en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage, voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016;
7° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 betreffende de oprichting en organisatie van kunstacademies in het deeltijds kunstonderwijs, gewijzigd bij voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016;
8° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2014 betreffende het prestatiestelsel van opstellers in het deeltijds kunstonderwijs;
9° het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014 tot wijziging van diverse besluiten betreffende het deeltijds kunstonderwijs met het oog op een aantal maatregelen voor de inhoudelijke vernieuwing.
1° het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Muziek", "Woordkunst" en "Dans", het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs;
2° het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Beeldende kunst", het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs;
3° het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de instellingen voor deeltijds kunstonderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016;
4° het besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 2007 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het Deeltijds Kunstonderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016;
5° het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2007 betreffende de goedkeuring van tijdelijke projecten in het deeltijds kunstonderwijs vanaf het schooljaar 2007-2008, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016;
6° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 betreffende de administratieve omkadering in het deeltijds kunstonderwijs en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage, voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016;
7° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 betreffende de oprichting en organisatie van kunstacademies in het deeltijds kunstonderwijs, gewijzigd bij voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016;
8° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2014 betreffende het prestatiestelsel van opstellers in het deeltijds kunstonderwijs;
9° het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014 tot wijziging van diverse besluiten betreffende het deeltijds kunstonderwijs met het oog op een aantal maatregelen voor de inhoudelijke vernieuwing.
Art.62. Les arrêtés suivants sont abrogés :
1° l'arrêté du Gouvernement flamand du 31 juillet 1990 portant organisation de l'enseignement artistique à temps partiel, orientations " Musique ", " Arts de la parole " et " Danse ", modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 octobre 2016 portant codification de certaines dispositions relatives à l'enseignement ;
2° l'arrêté du Gouvernement flamand du 31 juillet 1990 portant organisation de l'enseignement artistique à temps partiel, orientation " Arts plastiques " modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 octobre 2016 portant codification de certaines dispositions relatives à l'enseignement ;
3° l'arrêté du Gouvernement flamand du 31 juillet 1990 déterminant et classant les fonctions des membres du personnel auxiliaire d'éducation des établissements d'enseignement, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 octobre 2016 ;
4° l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 mars 2007 relatif à l'organisation de projets temporaires dans l'enseignement artistique à temps partiel, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 octobre 2016 ;
5° l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juin 2007 portant approbation de projets temporaires dans l'enseignement artistique à temps partiel à partir de l'année scolaire 2007-2008, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 octobre 2016 ;
6° l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 septembre 2007 relatif à l'encadrement administratif dans l'enseignement artistique à temps partiel et modifiant l'arrêté du Gouvernement flamand du 29 avril 1992 relatif à la répartition de fonctions, à la mise en disponibilité par défaut d'emploi, à la réaffectation, à la remise au travail et à l'attribution d'un traitement d'attente ou d'une subvention-traitement d'attente, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 octobre 2016 ;
7° l'arrêté du Gouvernement flamand du 4 septembre 2009 relatif à la création et l'organisation d'académies des arts dans l'enseignement artistique à temps partiel, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 octobre 2016 ;
8° l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 juillet 2014 relatif au régime de prestations de rédacteurs dans l'enseignement artistique à temps partiel ;
9° l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 octobre 2014 modifiant divers arrêtés relatifs à l'enseignement artistique à temps partiel en vue d'un certain nombre de mesures pour l'innovation au niveau du contenu.
1° l'arrêté du Gouvernement flamand du 31 juillet 1990 portant organisation de l'enseignement artistique à temps partiel, orientations " Musique ", " Arts de la parole " et " Danse ", modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 octobre 2016 portant codification de certaines dispositions relatives à l'enseignement ;
2° l'arrêté du Gouvernement flamand du 31 juillet 1990 portant organisation de l'enseignement artistique à temps partiel, orientation " Arts plastiques " modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 octobre 2016 portant codification de certaines dispositions relatives à l'enseignement ;
3° l'arrêté du Gouvernement flamand du 31 juillet 1990 déterminant et classant les fonctions des membres du personnel auxiliaire d'éducation des établissements d'enseignement, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 octobre 2016 ;
4° l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 mars 2007 relatif à l'organisation de projets temporaires dans l'enseignement artistique à temps partiel, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 octobre 2016 ;
5° l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juin 2007 portant approbation de projets temporaires dans l'enseignement artistique à temps partiel à partir de l'année scolaire 2007-2008, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 octobre 2016 ;
6° l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 septembre 2007 relatif à l'encadrement administratif dans l'enseignement artistique à temps partiel et modifiant l'arrêté du Gouvernement flamand du 29 avril 1992 relatif à la répartition de fonctions, à la mise en disponibilité par défaut d'emploi, à la réaffectation, à la remise au travail et à l'attribution d'un traitement d'attente ou d'une subvention-traitement d'attente, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 octobre 2016 ;
7° l'arrêté du Gouvernement flamand du 4 septembre 2009 relatif à la création et l'organisation d'académies des arts dans l'enseignement artistique à temps partiel, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 octobre 2016 ;
8° l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 juillet 2014 relatif au régime de prestations de rédacteurs dans l'enseignement artistique à temps partiel ;
9° l'arrêté du Gouvernement flamand du 3 octobre 2014 modifiant divers arrêtés relatifs à l'enseignement artistique à temps partiel en vue d'un certain nombre de mesures pour l'innovation au niveau du contenu.
Afdeling 2. - Overgangsbepalingen
Section 2. - Dispositions transitoires
Art.64. De academies van het gemeenschapsonderwijs die op 30 juni 1994 beschikten over bezoldigde ambten van secretaris-rekenplichtige, suppoost, klerk en klerk-typist, kunnen die ambten behouden zolang ze worden ingenomen door de titularissen van dat ogenblik en die de betrekking in dezelfde administratieve toestand en zonder onderbreking blijven uitoefenen. Het volume van de opdracht mag niet hoger worden dan wat het was op 30 juni 1994.
Art.64. Les académies de l'enseignement communautaire qui, au 30 juin 1994, disposaient des fonctions rémunérées de secrétaire comptable, de surveillant, de commis et de commis-dactylographe, peuvent conserver ces fonctions tant qu'elles sont occupées par les titulaires du moment en question et qui continuent à occuper la fonction dans la même position administrative et sans interruption. Le volume de la charge ne peut excéder celui qu'il était au 30 juin 1994.
Art.65. Een gefinancierde of gesubsidieerde academie heeft vanaf 1 september 2018 onderwijsbevoegdheid voor alle opties en muziekinstrumenten waarvan ze de overeenkomstige optie of het overeenkomstige instrument in de oude structuur organiseerde in het schooljaar 2017-2018 en de leerlingen ervan meegeteld werden in de omkaderingsberekening.
[1 Een academie heeft ook onderwijsbevoegdheid voor alle opties en muziekinstrumenten die behoren tot een cluster waartoe een optie of een muziekinstrument behoort, waarvoor ze met toepassing van het eerste lid onderwijsbevoegdheid verworven heeft]1.
[1 Een academie die in het schooljaar 2018-2019 ten minste vier barokinstrumenten, vermeld in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd, organiseerde, heeft automatisch onderwijsbevoegdheid voor de cluster oude muziek]1.
[2 Een academie die op grond van het eerste, tweede of derde lid onderwijsbevoegdheid verworven heeft, maar het onderwijsaanbod in kwestie niet georganiseerd heeft sinds 1 september 2018, verliest die onderwijsbevoegdheid vanaf het schooljaar 2021-2022.]2
De overeenstemming van de opties en muziekinstrumenten van de nieuwe structuur met de opties en muziekinstrumenten van de oude structuur is vastgesteld in [1 bijlage 3]1, die bij dit besluit is gevoegd.
[1 Een academie heeft ook onderwijsbevoegdheid voor alle opties en muziekinstrumenten die behoren tot een cluster waartoe een optie of een muziekinstrument behoort, waarvoor ze met toepassing van het eerste lid onderwijsbevoegdheid verworven heeft]1.
[1 Een academie die in het schooljaar 2018-2019 ten minste vier barokinstrumenten, vermeld in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd, organiseerde, heeft automatisch onderwijsbevoegdheid voor de cluster oude muziek]1.
[2 Een academie die op grond van het eerste, tweede of derde lid onderwijsbevoegdheid verworven heeft, maar het onderwijsaanbod in kwestie niet georganiseerd heeft sinds 1 september 2018, verliest die onderwijsbevoegdheid vanaf het schooljaar 2021-2022.]2
De overeenstemming van de opties en muziekinstrumenten van de nieuwe structuur met de opties en muziekinstrumenten van de oude structuur is vastgesteld in [1 bijlage 3]1, die bij dit besluit is gevoegd.
Art.65. A partir du 1er septembre 2018, une académie financée ou subventionnée possède la compétence d'enseignement pour toutes les options et tous les instruments de musique dont elle a organisé l'option ou l'instrument correspondant dans l'ancienne structure au cours de l'année scolaire 2017-2018 et dont les élèves ont été inclus dans le calcul de l'encadrement.
[1 Une académie possède également la compétence d'enseignement pour toutes les options et tous les instruments de musique appartenant à un cluster auquel appartient une option ou un instrument de musique, pour lesquels elle a acquis la compétence d'enseignement conformément à l'alinéa 1er]1.
[1 Une académie qui a organisé au moins quatre instruments baroques, visés à l'annexe 3 jointe au présent arrêté, dans l'année scolaire 2018-2019, a automatiquement la compétence d'enseignement pour le cluster de musique ancienne]1.
[2 Une académie qui a acquis une compétence d'enseignement sur la base de l'alinéa 1er, 2 ou 3, mais qui n'a pas organisé l'offre d'enseignement en question depuis le 1er septembre 2018, perd cette compétence d'enseignement à partir de l'année scolaire 2021-2022.]2
La correspondance entre les options et les instruments de musique de la nouvelle structure et ceux de l'ancienne structure est établie à l'[1 annexe 3]1, qui est jointe au présent arrêté.
[1 Une académie possède également la compétence d'enseignement pour toutes les options et tous les instruments de musique appartenant à un cluster auquel appartient une option ou un instrument de musique, pour lesquels elle a acquis la compétence d'enseignement conformément à l'alinéa 1er]1.
[1 Une académie qui a organisé au moins quatre instruments baroques, visés à l'annexe 3 jointe au présent arrêté, dans l'année scolaire 2018-2019, a automatiquement la compétence d'enseignement pour le cluster de musique ancienne]1.
[2 Une académie qui a acquis une compétence d'enseignement sur la base de l'alinéa 1er, 2 ou 3, mais qui n'a pas organisé l'offre d'enseignement en question depuis le 1er septembre 2018, perd cette compétence d'enseignement à partir de l'année scolaire 2021-2022.]2
La correspondance entre les options et les instruments de musique de la nouvelle structure et ceux de l'ancienne structure est établie à l'[1 annexe 3]1, qui est jointe au présent arrêté.
Art.66. § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 161 van het decreet van 9 maart 2018 worden de tijdelijke projecten, vermeld in artikel II.53 tot en met II.57 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs, gecodificeerd op 28 oktober 2016, op 31 augustus 2018 stopgezet.
§ 2. In afwijking van artikel 65 kunnen de academies die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project conceptuele kunst organiseerden, met behoud van de toepassing van artikel 57, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie beeldende en audiovisuele kunsten in de vierde graad van de studierichting beeldend kunstenaar en in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten, organiseren.
In afwijking van artikel 65 kan de academie die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project integratiekunst mozaïek organiseerde, met behoud van de toepassing van artikel 57, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie kunstambacht mozaïek in de vierde graad van de studierichting beeldend kunstenaar en in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten organiseren.
In afwijking van artikel 65 kunnen de academies die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project muziektheater organiseerden, vanaf het schooljaar 2018-2019 [1 de optie musical]1 in de derde graad en vierde graad van de studierichtingen vertolkend en creërend muzikant en in de kortlopende studierichting specialisatie muziek, organiseren.
[1 In afwijking van artikel 55 en 56 hebben academies die vanaf het schooljaar 2018-2019 onderwijsbevoegdheid verworven hebben voor de optie musical/muziektheater onderwijsbevoegdheid verworven voor de optie musical. Als de academie op basis van het jaarplan, het cursusmateriaal of een andere schriftelijke neerslag van de leeractiviteiten tot de conclusie komt dat haar opleiding inhoudelijk beter aansluit bij de optie opera/muziektheater heeft ze onderwijsbevoegdheid verworven voor de optie opera/muziektheater. [2 ...]2]1
In afwijking van artikel 65 kan de academie die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project schoenontwerpen organiseerde, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie schoenontwerp in de vierde graad van de studierichting ontwerper en in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten, organiseren.
In afwijking van artikel 65 kan de academie die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project geluidsleer en opnametechniek organiseerde, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie experimentele muziek in de derde graad en vierde graad van de studierichting creërend muzikant en in de kortlopende studierichting specialisatie muziek, organiseren.
In afwijking van artikel 65 kunnen de academies die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project regie podiumkunsten organiseerden, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie regie in de vierde graad van de studierichting theaterregisseur en in de kortlopende studierichting specialisatie woordkunst-drama, organiseren.
In afwijking van artikel 65 kan de academie die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project sounddesign organiseerde, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie sounddesign in de vierde graad van de studierichting ontwerper en in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten, organiseren.
[3 In afwijking van artikel 55 en 56, § 1 en 2, hebben academies die onderwijsbevoegdheid verworven hebben voor de optie theatermaker en in het schooljaar 2021-2022 het vak figuren- en poppentheater georganiseerd hebben, onderwijsbevoegdheid verworven voor de optie figuren- en poppentheater.
In afwijking van artikel 55 en 56, § 1 en 2, hebben academies die onderwijsbevoegdheid verworven hebben voor de optie theatermaker en in het schooljaar 2021-2022 het vak improvisatietheater georganiseerd hebben, onderwijsbevoegdheid verworven voor de optie improvisatietheater.
In afwijking van artikel 55 en 56, § 1 en 2, hebben academies die onderwijsbevoegdheid verworven hebben voor de optie theatermaker en in het schooljaar 2021-2022 het vak mime en bewegingstheater georganiseerd hebben, onderwijsbevoegdheid verworven voor de optie mime en bewegingstheater.
In afwijking van artikel 55 en 56, § 1 en 2, hebben academies die onderwijsbevoegdheid verworven hebben voor de optie spreek- en verteltheater en in het schooljaar 2021-2022 het vak radio maken georganiseerd hebben, onderwijsbevoegdheid verworven voor de optie radio maken.]3
§ 3. Artikel 63 is van toepassing op de inschaling van de leerlingen die in het schooljaar 2017-2018 een tijdelijk project volgden.
§ 2. In afwijking van artikel 65 kunnen de academies die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project conceptuele kunst organiseerden, met behoud van de toepassing van artikel 57, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie beeldende en audiovisuele kunsten in de vierde graad van de studierichting beeldend kunstenaar en in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten, organiseren.
In afwijking van artikel 65 kan de academie die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project integratiekunst mozaïek organiseerde, met behoud van de toepassing van artikel 57, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie kunstambacht mozaïek in de vierde graad van de studierichting beeldend kunstenaar en in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten organiseren.
In afwijking van artikel 65 kunnen de academies die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project muziektheater organiseerden, vanaf het schooljaar 2018-2019 [1 de optie musical]1 in de derde graad en vierde graad van de studierichtingen vertolkend en creërend muzikant en in de kortlopende studierichting specialisatie muziek, organiseren.
[1 In afwijking van artikel 55 en 56 hebben academies die vanaf het schooljaar 2018-2019 onderwijsbevoegdheid verworven hebben voor de optie musical/muziektheater onderwijsbevoegdheid verworven voor de optie musical. Als de academie op basis van het jaarplan, het cursusmateriaal of een andere schriftelijke neerslag van de leeractiviteiten tot de conclusie komt dat haar opleiding inhoudelijk beter aansluit bij de optie opera/muziektheater heeft ze onderwijsbevoegdheid verworven voor de optie opera/muziektheater. [2 ...]2]1
In afwijking van artikel 65 kan de academie die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project schoenontwerpen organiseerde, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie schoenontwerp in de vierde graad van de studierichting ontwerper en in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten, organiseren.
In afwijking van artikel 65 kan de academie die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project geluidsleer en opnametechniek organiseerde, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie experimentele muziek in de derde graad en vierde graad van de studierichting creërend muzikant en in de kortlopende studierichting specialisatie muziek, organiseren.
In afwijking van artikel 65 kunnen de academies die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project regie podiumkunsten organiseerden, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie regie in de vierde graad van de studierichting theaterregisseur en in de kortlopende studierichting specialisatie woordkunst-drama, organiseren.
In afwijking van artikel 65 kan de academie die in het schooljaar 2017-2018 het tijdelijke project sounddesign organiseerde, vanaf het schooljaar 2018-2019 de optie sounddesign in de vierde graad van de studierichting ontwerper en in de kortlopende studierichting specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten, organiseren.
[3 In afwijking van artikel 55 en 56, § 1 en 2, hebben academies die onderwijsbevoegdheid verworven hebben voor de optie theatermaker en in het schooljaar 2021-2022 het vak figuren- en poppentheater georganiseerd hebben, onderwijsbevoegdheid verworven voor de optie figuren- en poppentheater.
In afwijking van artikel 55 en 56, § 1 en 2, hebben academies die onderwijsbevoegdheid verworven hebben voor de optie theatermaker en in het schooljaar 2021-2022 het vak improvisatietheater georganiseerd hebben, onderwijsbevoegdheid verworven voor de optie improvisatietheater.
In afwijking van artikel 55 en 56, § 1 en 2, hebben academies die onderwijsbevoegdheid verworven hebben voor de optie theatermaker en in het schooljaar 2021-2022 het vak mime en bewegingstheater georganiseerd hebben, onderwijsbevoegdheid verworven voor de optie mime en bewegingstheater.
In afwijking van artikel 55 en 56, § 1 en 2, hebben academies die onderwijsbevoegdheid verworven hebben voor de optie spreek- en verteltheater en in het schooljaar 2021-2022 het vak radio maken georganiseerd hebben, onderwijsbevoegdheid verworven voor de optie radio maken.]3
§ 3. Artikel 63 is van toepassing op de inschaling van de leerlingen die in het schooljaar 2017-2018 een tijdelijk project volgden.
Art.66. § 1er. Sans préjudice de l'application de l'article 161 du décret du 9 mars 2018, les projets temporaires, visés à l'article II.53 à II.57 de la Codification de certaines dispositions relatives à l'enseignement, codifiées le 28 octobre 2016, prennent fin le 31 août 2018.
§ 2. Par dérogation à l'article 65, les académies qui ont organisé le projet temporaire d'art conceptuel au cours de l'année scolaire 2017-2018 peuvent, sans préjudice de l'application de l'article 57, à partir de l'année scolaire 2018-2019, organiser l'option arts plastiques et audiovisuels au quatrième degré de l'orientation d'études artiste plasticien et dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts plastiques et audiovisuels.
Par dérogation à l'article 65, l'académie qui a organisé le projet temporaire intégrations de mosaïque dans l'année scolaire 2017-2018 peut, sans préjudice de l'application de l'article 57, à partir de l'année scolaire 2018-2019, organiser l'option métier d'art mosaïque au quatrième degré de l'orientation d'études artiste plasticien et dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts plastiques et audiovisuels.
Par dérogation à l'article 65, les académies ayant organisé dans l'année scolaire 2018-2019 le projet temporaire théâtre musical peuvent organiser à partir de l'année scolaire 2018-2019 [1 l'option musical ]1 aux troisième et quatrième degrés des orientations d'études musicien-créateur et musicien-interprète et dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation musique.
[1 Par dérogation aux articles 55 et 56, les académies qui ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option musical/théâtre musical à partir de l'année scolaire 2018-2019, ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option musical. Si l'académie conclut, sur la base du plan annuel, du matériel de cours ou d'un autre compte rendu écrit des activités d'apprentissage, que le contenu de sa formation s'aligne mieux sur l'option opéra/théâtre musical, elle a acquis la compétence d'enseignement pour l'option opéra/théâtre musical. [2 ...]2]1
Par dérogation à l'article 65, l'académie qui a organisé le projet temporaire conception de chaussures au cours de l'année scolaire 2017-2018 peut, à partir de l'année scolaire 2018-2019, organiser l'option conception de chaussures au quatrième degré de l'orientation d'études créateur et dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts plastiques et audiovisuels.
Par dérogation à l'article 65, l'académie qui a organisé le projet temporaire théorie du son et technologie d'enregistrement dans l'année scolaire 2017-2018 peut, à partir de l'année scolaire 2018-2019, organiser l'option musique expérimentale aux troisième et quatrième degrés de l'orientation d'études musicien-interprète et dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation musique.
Par dérogation à l'article 65, les académies ayant organisé dans l'année scolaire 2018-2019 le projet temporaire mise en scène pour les arts de la scène peuvent organiser à partir de l'année scolaire 2018-2019 l'option mise en scène au quatrième degré de l'orientation d'études metteur en scène et dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts de la parole-théâtre.
Par dérogation à l'article 65, l'académie qui a organisé le projet temporaire conception sonore au cours de l'année scolaire 2017-2018 peut, à partir de l'année scolaire 2018-2019, organiser l'option conception sonore au quatrième degré de l'orientation d'études créateur et dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts plastiques et audiovisuels.
[3 Par dérogation aux articles 55 et 56, § 1 et 2, les académies qui ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option producteur de théâtre et qui ont organisé le cours théâtre de figurines et de marionnettes au cours de l'année scolaire 2021-2022, ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option théâtre de figurines et de marionnettes.
Par dérogation aux articles 55 et 56, § 1 et 2, les académies qui ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option producteur de théâtre et qui ont organisé le cours théâtre d'improvisation au cours de l'année scolaire 2021-2022, ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option théâtre d'improvisation.
Par dérogation aux articles 55 et 56, § 1 et 2, les académies qui ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option producteur de théâtre et qui ont organisé le cours mime et théâtre de mouvement au cours de l'année scolaire 2021-2022, ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option mime et théâtre de mouvement.
Par dérogation aux articles 55 et 56, § 1 et 2, les académies qui ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option théâtre parlé et de narration et qui ont organisé le cours faire du radio au cours de l'année scolaire 2021-2022, ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option faire du radio.]3
§ 3. L'article 63 s'applique au classement des élèves qui ont suivi un projet temporaire au cours de l'année scolaire 2017-2018.
§ 2. Par dérogation à l'article 65, les académies qui ont organisé le projet temporaire d'art conceptuel au cours de l'année scolaire 2017-2018 peuvent, sans préjudice de l'application de l'article 57, à partir de l'année scolaire 2018-2019, organiser l'option arts plastiques et audiovisuels au quatrième degré de l'orientation d'études artiste plasticien et dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts plastiques et audiovisuels.
Par dérogation à l'article 65, l'académie qui a organisé le projet temporaire intégrations de mosaïque dans l'année scolaire 2017-2018 peut, sans préjudice de l'application de l'article 57, à partir de l'année scolaire 2018-2019, organiser l'option métier d'art mosaïque au quatrième degré de l'orientation d'études artiste plasticien et dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts plastiques et audiovisuels.
Par dérogation à l'article 65, les académies ayant organisé dans l'année scolaire 2018-2019 le projet temporaire théâtre musical peuvent organiser à partir de l'année scolaire 2018-2019 [1 l'option musical ]1 aux troisième et quatrième degrés des orientations d'études musicien-créateur et musicien-interprète et dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation musique.
[1 Par dérogation aux articles 55 et 56, les académies qui ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option musical/théâtre musical à partir de l'année scolaire 2018-2019, ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option musical. Si l'académie conclut, sur la base du plan annuel, du matériel de cours ou d'un autre compte rendu écrit des activités d'apprentissage, que le contenu de sa formation s'aligne mieux sur l'option opéra/théâtre musical, elle a acquis la compétence d'enseignement pour l'option opéra/théâtre musical. [2 ...]2]1
Par dérogation à l'article 65, l'académie qui a organisé le projet temporaire conception de chaussures au cours de l'année scolaire 2017-2018 peut, à partir de l'année scolaire 2018-2019, organiser l'option conception de chaussures au quatrième degré de l'orientation d'études créateur et dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts plastiques et audiovisuels.
Par dérogation à l'article 65, l'académie qui a organisé le projet temporaire théorie du son et technologie d'enregistrement dans l'année scolaire 2017-2018 peut, à partir de l'année scolaire 2018-2019, organiser l'option musique expérimentale aux troisième et quatrième degrés de l'orientation d'études musicien-interprète et dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation musique.
Par dérogation à l'article 65, les académies ayant organisé dans l'année scolaire 2018-2019 le projet temporaire mise en scène pour les arts de la scène peuvent organiser à partir de l'année scolaire 2018-2019 l'option mise en scène au quatrième degré de l'orientation d'études metteur en scène et dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts de la parole-théâtre.
Par dérogation à l'article 65, l'académie qui a organisé le projet temporaire conception sonore au cours de l'année scolaire 2017-2018 peut, à partir de l'année scolaire 2018-2019, organiser l'option conception sonore au quatrième degré de l'orientation d'études créateur et dans l'orientation d'études de courte durée spécialisation arts plastiques et audiovisuels.
[3 Par dérogation aux articles 55 et 56, § 1 et 2, les académies qui ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option producteur de théâtre et qui ont organisé le cours théâtre de figurines et de marionnettes au cours de l'année scolaire 2021-2022, ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option théâtre de figurines et de marionnettes.
Par dérogation aux articles 55 et 56, § 1 et 2, les académies qui ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option producteur de théâtre et qui ont organisé le cours théâtre d'improvisation au cours de l'année scolaire 2021-2022, ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option théâtre d'improvisation.
Par dérogation aux articles 55 et 56, § 1 et 2, les académies qui ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option producteur de théâtre et qui ont organisé le cours mime et théâtre de mouvement au cours de l'année scolaire 2021-2022, ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option mime et théâtre de mouvement.
Par dérogation aux articles 55 et 56, § 1 et 2, les académies qui ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option théâtre parlé et de narration et qui ont organisé le cours faire du radio au cours de l'année scolaire 2021-2022, ont acquis la compétence d'enseignement pour l'option faire du radio.]3
§ 3. L'article 63 s'applique au classement des élèves qui ont suivi un projet temporaire au cours de l'année scolaire 2017-2018.
Afdeling 3. - Inwerkingtreding
Section 3. - Entrée en vigueur
Art.67. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2018, met uitzondering van de bepalingen, vermeld in artikel 52 tot en met 58 die met onmiddellijke ingang in werking treden op de dag van de publicatie in het Belgisch Staatsblad.
De bepalingen, vermeld in artikel 3 tot en met 16 treden met onmiddellijke ingang in werking op de dag van de publicatie in het Belgisch Staatsblad, in de mate dat dit noodzakelijk is voor de toepassing van de artikel en 52 tot en met 58.
De bepalingen, vermeld in artikel 3 tot en met 16 treden met onmiddellijke ingang in werking op de dag van de publicatie in het Belgisch Staatsblad, in de mate dat dit noodzakelijk is voor de toepassing van de artikel en 52 tot en met 58.
Art.67. Le présent décret entre en vigueur le 1er septembre 2018, à l'exception des dispositions mentionnées aux article s 52 à 58 qui entrent immédiatement en vigueur le jour de leur publication au Moniteur belge.
Les dispositions, visées aux article s 3 à 16, entrent immédiatement en vigueur le jour de leur publication au Moniteur belge, dans la mesure où tel est nécessaire pour l'application des article s 52 à 58.
Les dispositions, visées aux article s 3 à 16, entrent immédiatement en vigueur le jour de leur publication au Moniteur belge, dans la mesure où tel est nécessaire pour l'application des article s 52 à 58.
Art.68. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.68. Le Ministre flamand ayant l'enseignement dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N. (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 28-08-2018, p. 66611)
Art. N. (Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 28-08-2018, p. 66668)
Gewijzigd bij :
modifié par :