Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
2 FEBRUARI 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 25 april 2014 houdende de werk- en zorgtrajecten, wat betreft de activeringstrajecten en de arbeidsmatige activiteiten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-03-2018 en tekstbijwerking tot 30-06-2023)
Titre
2 FEVRIER 2018. - Arrêté du Gouvernement flamand portant exécution du décret du 25 avril 2014 portant les parcours de travail et de soins, en ce qui concerne les parcours d'activation et les activités professionnelles(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 19-03-2018 et mise à jour au 30-06-2023)
Informations sur le document
Info du document
Tekst (98)
Texte (98)
HOOFDSTUK 1.
CHAPITRE 1er.
HOOFDSTUK 2. - Activeringstrajecten
CHAPITRE 2. - Parcours d'activation
Afdeling 1. - Doelgroep van de activeringstrajecten
Section 1re. - Groupe-cible des parcours d'activation
Art.2. De kandidaat-deelnemer aan het activeringstraject voldoet aan al de volgende voorwaarden:
  1° hij heeft ernstige belemmeringen van medische, mentale, psychische, psychiatrische of sociale aard die hem verhinderen om betaalde beroepsarbeid te verrichten. Die belemmeringen zijn prominent aanwezig en onvoldoende onder controle;
  2° nadat hij een activeringstraject heeft gevolgd, is hij in staat om door te stromen naar betaalde beroepsarbeid;
  3° hij is voldoende geëngageerd om actief deel te nemen aan het activeringstraject.
Art.2. Le candidat-participant à un parcours d'activation répond à toutes les conditions suivantes :
  1° il a des problèmes graves d'ordre médical, mental, psychique, psychiatrique ou social qui l'empêchent d'effectuer des activités professionnelles rémunérées. Ces problèmes sont présents de manière prépondérante et sont insuffisamment maîtrisés ;
  2° après avoir suivi un parcours d'activation, il est capable d'évoluer vers une activité professionnelle rémunérée ;
  3° il est suffisamment engagé pour participer activement au parcours d'activation.
Afdeling 2. - Verzoek tot deelname
Section 2. - Demande de participation
Art.3. § 1. De VDAB stelt een formulier voor het verzoek tot deelname aan het activeringstraject ter beschikking.
  Het verzoek tot deelname bevat al de volgende gegevens:
  1° de identiteitsgegevens van de kandidaat-deelnemer;
  2° de identiteitsgegevens van de actoren die voor rekening van de kandidaat-deelnemer een verzoek tot deelname registreren of indienen, als vermeld in artikel 4, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014;
  3° het medisch-diagnostisch materiaal dat de belemmeringen van medische, mentale, psychische, psychiatrische of sociale aard aantoont die de kandidaat-deelnemer verhinderen om betaalde beroepsarbeid uit te voeren en dat de deelname aan een activeringstraject ondersteunt;
  4° een beschrijving van het functioneren van de kandidaat-deelnemer en de drempels tot de arbeidsmarkt aan de hand van het ICF-instrument.
  5° [1 ...]1
  § 2. Bij registratie of indiening van een verzoek tot deelname door een van de actoren, vermeld in artikel 4, tweede lid, 2° en 3°, van het decreet van 25 april 2014, bezorgt die actor het ingevulde formulier.
  
Art.3. § 1er. Le VDAB met à disposition un formulaire pour la demande de participation au parcours d'activation.
  La demande de participation comprend au moins les données suivantes :
  1° les données d'identité du candidat-participant ;
  2° les données d'identité des acteurs qui enregistrent ou introduisent une demande de participation pour le compte du candidat-participant, tels que visés à l'article 4, alinéa 2, du décret du 25 avril 2014 ;
  3° le matériel médical-diagnostique qui démontre les problèmes d'ordre médical, mental, psychique, psychiatrique ou social empêchant le candidat-participant d'effectuer une activité professionnelle rémunérée, et qui soutient la participation à un parcours d'activation ;
  4° une description du fonctionnement du candidat-participant et les obstacles à l'accès au marché de l'emploi, à l'aide de l'instrument CIF.
  5° [1 ...]1
  § 2. En cas d'enregistrement ou d'introduction d'une demande de participation par un des acteurs, visés à l'article 4, alinéa 2, 2° et 3°, du décret du 25 avril 2014, cet acteur transmet le formulaire complété.
  
Art.4. Na de beslissing tot niet-deelname, vermeld in artikel 9, § 1, van het decreet van 25 april 2014, kunnen de kandidaat-deelnemer of de actoren, vermeld in artikel 4, tweede lid, 2° en 3°, van het voormelde decreet, een nieuw verzoek tot deelname indienen na afloop van een termijn van drie maanden na de voormelde beslissing, mits nieuwe feiten.
Art.4. Après la décision de non-participation, visée à l'article 9, § 1er, du décret du 25 avril 2014, le candidat-participant ou les acteurs, visés à l'article 4, alinéa 2, 2° et 3°, du décret précité, peuvent introduire une nouvelle demande de participation à l'issue d'un délai de trois mois après la décision précitée, moyennant de nouveaux faits.
Art.5. De casemanager Werk, de casemanager Zorg, de penhouder en de dienstverleners registreren in het elektronische dossier volgens de richtlijnen die de VDAB opstelt.
Art.5. Le case manager Travail, le case manager Soins, le secrétaire et les prestataires de services enregistrent dans le dossier électronique selon les instructions établies par le VDAB.
Art.6. De volgende gegevens zijn noodzakelijk voor het elektronische dossier, vermeld in artikel 6, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014:
  1° de identiteitsgegevens van de deelnemer;
  2° het resultaat van de screening, vermeld in artikel 7 van het voormelde decreet;
  3° de opgave van de huidige en bereikbare participatiegraad, vermeld in artikel 8 van het voormelde decreet;
  4° de beslissing tot deelname aan een werk- en zorgtraject, vermeld in artikel 9, § 1, van het voormelde decreet;
  5° het trajectplan, vermeld in artikel 17 van het voormelde decreet, en de eventuele aanpassingen, vermeld in artikel 29 van het voormelde decreet;
  6° de evaluatie van de deelnemer door de casemanager Zorg en de casemanager Werk, vermeld in artikel 28, van het voormelde decreet;
  7° het eindverslag van de casemanager Zorg en de casemanager Werk, vermeld in artikel 30 van het voormelde decreet;
  8° het eindadvies van de casemanager Zorg en de casemanager Werk, vermeld in artikel 31 van het voormelde decreet;
  9° de beslissing van de VDAB, vermeld in artikel 33 van het voormelde decreet.
Art.6. Les données suivantes sont nécessaires pour le dossier électronique, visé à l'article 6, alinéa 2, du décret du 25 avril 2014 :
  1° les données d'identité du participant ;
  2° le résultat du screening, visé à l'article 7 du décret précité ;
  3° l'indication du degré de participation actuel et potentiel, visé à l'article 8 du décret précité ;
  4° la décision de participer à un parcours de travail et de soins, visée à l'article 9, § 1er, du décret précité ;
  5° le plan de parcours, visé à l'article 17 du décret précité, et les adaptations éventuelles, visées à l'article 29 du décret précité ;
  6° l'évaluation du participant par le case manager Soins et le case manager Travail, visée à l'article 28 du décret précité ;
  7° le rapport final du case manager Soins et du case manager Travail, visé à l'article 30 du décret précité ;
  8° l'avis final du case manager Soins et du case manager Travail, visé à l'article 31 du décret précité ;
  9° la décision du VDAB, visée à l'article 33 du décret précité.
Afdeling 3. - De casemanager Werk en de casemanager Zorg
Section 3. - Le case manager Travail et le case manager Soins
Onderafdeling 1. - Mandatering van de casemanager Zorg
Sous-section 1ère. - Mandatement du case manager Soins
Art.7. De professionele deskundigheid, vermeld in artikel 10, § 1, tweede lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014, houdt in dat de welzijns- en zorgvoorziening een of meer medewerkers in dienst heeft, die instaan voor de uitvoering van de opdrachten van de casemanager Zorg, vermeld in artikel 13 van het voormelde decreet, en die voldoen aan al de volgende voorwaarden:
  1° beschikken over minimaal een medisch, paramedisch, sociaal, psychologisch of pedagogisch diploma op bachelorniveau of beschikken over minimaal twee jaar ervaring in het verlenen van zorg aan de doelgroep, vermeld in artikel 3, eerste lid, van het voormelde decreet;
  2° beschikken over gecertificeerde kennis van ICF;
  3° beschikken over kennis van het aanbod van welzijns- en zorgvoorzieningen.
Art.7. L'expertise professionnelle, visée à l'article 10, § 1er, alinéa 2, 2°, du décret du 25 avril 2014, implique que la structure d'aide sociale ou de soins occupe un ou plusieurs collaborateurs qui assurent l'exécution des missions du case manager Soins, visées à l'article 13 du décret précité, et qui répondent à toutes les conditions suivantes :
  1° disposer au moins d'un diplôme médical, paramédical, social, psychologique ou pédagogique au niveau de bachelor, ou disposer d'au moins deux ans d'expérience en matière de fourniture de soins au groupe-cible, visé à l'article 3, alinéa 1er, du décret précité ;
  2° disposer de connaissances certifiées relatives à la CIF ;
  3° disposer de connaissances relatives à l'offre de structures d'aide sociale et de soins.
Art.8. Om de functie van casemanager Zorg te kunnen bekleden, dient de welzijns- en zorgvoorziening een mandaataanvraag in bij het Departement WVG. Het Departement WVG stelt daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking.
  Het formulier, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende gegevens:
  1° de identiteitsgegevens van de welzijns- en zorgvoorziening en van de beheersinstantie;
  2° een verklaring op eer betreffende het verzekeren van de continuïteit, vermeld in artikel 10, § 1, tweede lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014.
  De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, bepalen het model van het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid.
Art.8. Pour pouvoir revêtir la fonction de case manager Soins, la structure d'aide sociale et de soins introduit une demande de mandat auprès du Département WVG. Le Département WVG met à disposition un formulaire de demande à cet effet.
  Le formulaire visé à l'alinéa 1er comprend toutes les données suivantes :
  1° les données d'identité de la structure d'aide sociale et de soins, et de l'instance de gestion ;
  2° une déclaration sur l'honneur relative à l'assurance de la continuité, visée à l'article 10, § 1er, alinéa 2, 2°, du décret du 25 avril 2014.
  Le Ministre flamand chargé de l'assistance aux personnes et le Ministre flamand chargé de la politique de santé arrêtent le modèle du formulaire de demande, visé à l'alinéa 1er.
Art.9. De mandaataanvraag is ontvankelijk als de welzijns- en zorgvoorziening de aanvraag indient bij het Departement WVG op de wijze die de minister bevoegd voor bijstand aan personen en de minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid bepalen, en als ze al de volgende gegevens en stukken bevat:
  1° het volledige en correct ingevulde aanvraagformulier, vermeld in artikel 8 van dit besluit;
  2° het bewijs dat de rechtsgeldige vertegenwoordiger het formulier voor de mandaataanvraag ondertekend heeft;
  3° het bewijs van professionele deskundigheid, vermeld in artikel 10, § 1, tweede lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014 en artikel 7 van dit besluit.
  De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, kunnen de wijze bepalen waarop het bewijs, vermeld in het eerste lid, 2°, verstrekt wordt.
Art.9. La demande de mandat est recevable si la structure d'aide sociale et de soins introduit la demande auprès du Département WVG de la manière arrêtée par le Ministre chargé de l'assistance aux personnes et le Ministre chargé de la politique de santé, et si elle comprend tous les données et documents suivants :
  1° le formulaire de demande dûment et correctement complété, visé à l'article 8 du présent arrêté ;
  2° la preuve que le représentant légal a signé le formulaire pour la demande de mandat ;
  3° la preuve de l'expertise professionnelle, visée à l'article 10, § 1er, alinéa 2, 2°, du décret du 25 avril 2014 et à l'article 7 du présent arrêté.
  Le Ministre flamand chargé de l'assistance aux personnes et le Ministre flamand chargé de la politique de santé peuvent arrêter la manière dont la preuve, visée à l'alinéa 1er, 2°, est fournie.
Art.10. Het Departement WVG onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag.
  Binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag, brengt het Departement WVG de mandaataanvrager op de hoogte van het ontvankelijk of het niet ontvankelijk zijn van de mandaataanvraag. In het geval van de niet ontvankelijkheid, vermeldt die kennisgeving de motivering en de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag in te dienen.
  Na het verstrijken van de termijn, vermeld in het tweede lid, wordt de aanvraag geacht ontvankelijk te zijn.
Art.10. Le Département WVG examine la recevabilité de la demande.
  Dans un délai de trente jours après la réception de la demande, le Département WVG informe le demandeur de mandat de la recevabilité ou de l'irrecevabilité de la demande de mandat. En cas d'irrecevabilité, cette notification mentionne la motivation et la possibilité d'introduire une nouvelle demande.
  A l'expiration du délai, visé à l'alinéa 2, la demande est censée être recevable.
Art.11. Het Departement WVG onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke aanvraag. Binnen vijfenveertig dagen na afloop van de termijn, vermeld in artikel 10, tweede lid, brengt het Departement WVG de mandaataanvrager op de hoogte van zijn beslissing.
  Als er geen beslissing is genomen binnen vijfenveertig dagen, wordt de aanvraag geacht gegrond te zijn.
  De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, kunnen de wijze van kennisgeving, vermeld in het eerste lid, bepalen.
  De beslissing om een mandaat als casemanager Zorg toe te kennen aan de welzijns- en zorgvoorziening, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende gegevens:
  1° de naam en het adres van de welzijns- en zorgvoorziening;
  2° de duurtijd van het mandaat;
  3° de omschrijving van de opdrachten van de casemanager Zorg;
  4° de compensatievergoeding;
  5° de niet-overdraagbaarheid van het mandaat.
Art.11. Le Département WVG examine le bien-fondé de la demande recevable. Dans les quarante-cinq jours après l'expiration du délai, visé à l'article 10, alinéa 2, le Département WVG informe le demandeur de mandat de sa décision.
  Lorsqu'aucune décision n'est prise dans les quarante-cinq jours, la demande est censée être fondée.
  Le Ministre flamand chargé de l'assistance aux personnes et le Ministre flamand chargé de la politique de santé peuvent arrêter le mode de notification, visée à l'alinéa 1er.
  La décision d'attribuer un mandat de case manager Soins à la structure d'aide sociale et de soins, visée à l'alinéa 1er, comprend toutes les données suivantes :
  1° le nom et l'adresse de la structure d'aide sociale et de soins ;
  2° la durée du mandat ;
  3° la description des missions du case manager Soins ;
  4° l'indemnité de compensation ;
  5° la non-transmissibilité du mandat.
Art.12. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, bepalen eenzelfde einddatum van alle mandaten van de casemanagers Zorg.
  Indien een welzijns- en zorgvoorziening op het moment van de einddatum, vermeld in het eerste lid, aangewezen is als casemanager Zorg van een deelnemer wiens activeringstraject nog loopt, blijft de welzijns- en zorgvoorziening gemandateerd als casemanager Zorg voor het uitoefenen van zijn functie tot het einde van dat activeringstraject.
Art.12. Le Ministre flamand chargé de l'assistance aux personnes et le Ministre flamand chargé de la politique de santé arrêtent la même date de fin de tous les mandats des case managers Soins.
  Si, au moment de la date de fin, visée à l'alinéa 1er, une structure d'aide sociale et de soins est désignée comme case manager Soins d'un participant dont le parcours d'activation est encore en cours, la structure d'aide sociale et de soins reste mandatée comme case manager Soins pour l'exercice de sa fonction jusqu'à la fin de ce parcours d'activation.
Onderafdeling 2. - Mandatering van de casemanager Werk
Sous-section 2. - Mandatement du case manager Travail
Art.13. De volgende voorwaarden zijn al de aanvullende mandaatvoorwaarden voor de werkactoren, vermeld in artikel 11, § 2, vierde lid, van het decreet van 25 april 2014:
  1° over een erkenning beschikken als vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2008 tot vaststelling van de regels voor de erkenning en financiering door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding van de gespecialiseerde trajectbepalings- en trajectbegeleidingsdienst, de gespecialiseerde arbeidsonderzoeksdiensten en de gespecialiseerde opleidings-, begeleidings- en bemiddelingsdiensten;
  2° minimaal twee ICF-trainers die door de Wereldgezondheidsorganisatie gecertificeerd zijn, in dienst hebben.
Art.13. Les conditions suivantes sont toutes les conditions complémentaires de mandat pour les acteurs de travail, visées à l'article 11, § 2, alinéa 4, du décret du 25 avril 2014 :
  1° disposer d'un agrément tel que visé à l'article 6 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 février 2008 établissant les règles pour l'agrément et le financement par le " Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding " du service spécialisé pour la définition et l'accompagnement de parcours, des services spécialisés d'étude de l'emploi et des services spécialisés de formation, d'accompagnement et de médiation ;
  2° occuper au moins deux entraîneurs CIF certifiés par l'Organisation mondiale de la Santé.
Art.14. De professionele deskundigheid, vermeld in artikel 11, § 2, tweede lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014, houdt in dat de werkactor een of meer medewerkers per provincie in dienst heeft, die instaan voor de uitvoering van de opdrachten van de casemanager Werk, vermeld in artikel 12 van het voormelde decreet, en die voldoen aan al de volgende voorwaarden:
  1° beschikken over een bachelordiploma Sociaal Werk of beschikken over minimaal twee jaar ervaring in begeleiding van de doelgroep naar werk en in bemiddeling;
  2° gecertificeerde kennis van ICF bezitten;
  3° beschikken over een certificaat als indiceringsconsulent;
  4° beschikken over een certificaat van de opleiding om te kunnen registreren in het elektronische dossier;
  5° beschikken over kennis van het aanbod voor bemiddeling, opleiding, begeleiding en tewerkstellingsondersteunende maatregelen op trede 3 tot en met 6 van de participatieladder;
  6° beschikken over ervaring in het bemiddelen van uitkeringsgerechtigde werkzoekenden die wegens medische, mentale, psychische, psychiatrische of sociale problemen nood hebben aan een voortraject.
Art.14. L'expertise professionnelle, visée à l'article 11, § 2, alinéa 2, 2°, du décret du 25 avril 2014, implique que l'acteur de travail occupe un ou plusieurs collaborateurs par province qui assurent l'exécution des missions du case manager Travail, visées à l'article 12 du décret précité, et qui répondent à toutes les conditions suivantes :
  1° disposer d'un diplôme de bachelor Travail social ou disposer d'au moins deux ans d'expérience en matière d'accompagnement du groupe-cible vers le travail, et de médiation ;
  2° disposer de connaissances certifiées relatives à la CIF ;
  3° disposer d'un certificat de consultant d'indication ;
  4° disposer d'un certificat de la formation afin de l'enregistrer dans le dossier électronique ;
  5° disposer de connaissances relatives à l'offre de médiation, de formation, d'accompagnement et de mesures d'aide à l'emploi aux degrés 3 à 6 inclus de l'échelle de participation ;
  6° disposer de l'expérience en matière de médiation de demandeurs d'emploi indemnisés qui ont besoin d'un parcours préalable en raison de problèmes médicaux, mentaux, psychiques, psychiatriques ou sociaux.
Art.15. Om de functie van casemanager Werk, vermeld in artikel 11, § 2, van het decreet van 25 april 2014, te kunnen bekleden, dient de werkactor na de oproep een mandaataanvraag in bij de VDAB. De VDAB stelt daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking.
  De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, bepaalt de procedure en het model van het aanvraagformulier.
Art.15. Pour pouvoir revêtir la fonction de case manager Travail, visée à l'article 11, § 2, du décret du 25 avril 2014, l'acteur de travail introduit une demande de mandat auprès du VDAB après l'appel. Le VDAB met à disposition un formulaire de demande à cet effet.
  Le Ministre flamand, chargé de la politique de l'emploi, arrête la procédure et le modèle du formulaire de demande.
Art.16. De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, bepaalt de einddatum van het mandaat van de casemanager Werk.
  Indien een werkactor op het moment van de einddatum, vermeld in het eerste lid, aangewezen is als casemanager Werk van een deelnemer wiens activeringstraject nog loopt, blijft de werkactor gemandateerd als casemanager Werk voor het uitoefenen van zijn functie tot het einde van dat activeringstraject.
Art.16. Le Ministre flamand, chargé de la politique de l'emploi, arrête la date de fin du mandat du case manager Travail.
  Si, au moment de la date de fin, visée à l'alinéa 1er, un acteur de travail est désigné comme case manager Travail d'un participant dont le parcours d'activation est encore en cours, l'acteur de travail reste mandaté comme case manager Travail pour l'exercice de sa fonction jusqu'à la fin de ce parcours d'activation.
Onderafdeling 3. - Opdrachten van de casemanager Zorg en de casemanager Werk
Sous-section 3. - Missions du case manager Soins et du case manager Travail
Art.17. De casemanager Zorg en de casemanager Werk stellen het trajectplan op samen met de deelnemer binnen vier weken nadat de VDAB voor de deelnemer een gemandateerde welzijns- en zorgvoorziening als casemanager Zorg en, in voorkomend geval, een gemandateerde werkactor als casemanager Werk heeft aangewezen.
  Bij het opstellen van het trajectplan maken de casemanager Werk en de casemanager Zorg een gemotiveerde keuze op het vlak van dienstverlening. Ze houden daarbij rekening met het volledige aanbod in het netwerk van dienstverleners en in de regio.
  De casemanager Werk en de casemanager Zorg registreren het trajectplan in het elektronische dossier van de deelnemer.
Art.17. Le case manager Soins et le case manager Travail établissent le plan de parcours ensemble avec le participant dans les quatre semaines après que le VDAB a désigné pour le participant une structure d'aide sociale et de soins mandatée comme case manager Soins et, le cas échéant, un acteur de travail mandaté comme case manager Travail.
  Lors de l'établissement du plan de parcours, le case manager Travail et le case manager Soins font un choix motivé quant à la prestation de services. A cet effet ils tiennent compte de l'offre complète dans le réseau de prestataires de services et dans la région.
  Le case manager Travail et le case manager Soins enregistrent le plan de parcours dans le dossier électronique du participant.
Art.18. De casemanager Zorg en de casemanager Werk waken erover een logische volgorde van de acties, vermeld in artikel 23 van het decreet van 25 april 2014, in het traject te hanteren. Die volgorde van acties wordt opgenomen in het trajectplan. Ze houden daarbij rekening met al de volgende voorwaarden:
  1° de acties worden ingezet met aandacht voor de ontwikkeling van de toenemende competenties van de deelnemer in de loop van het traject;
  2° de acties worden ingezet rekening houdend met de zorgbehoeften van de deelnemer;
  3° er wordt naar gestreefd om de acties zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten, zodat de periodes tussen de acties tot een minimum worden beperkt.
Art.18. Le case manager Soins et le case manager Travail veillent à ce qu'ils adoptent un ordre logique des actions, visées à l'article 23 du décret du 25 avril 2014, dans le parcours. Cet ordre d'actions est repris dans le plan de parcours. A cet effet ils tiennent compte de toutes les conditions suivantes :
  1° les actions sont mises en oeuvre en tenant compte de l'évolution des compétences croissantes du participant au cours du parcours ;
  2° les actions sont mises en oeuvre en tenant compte des besoins de soins du participant ;
  3° on vise à ce que les actions s'enchaînent le mieux possible, de manière à réduire au minimum les périodes entre les différentes actions.
Art.19. De casemanager Zorg en de casemanager Werk registreren het eindverslag en het eindadvies, vermeld in artikel 30 en 31 van het decreet van 25 april 2014, uiterlijk vier weken na de oplevering van alle verslagen over de acties van het traject die geregistreerd zijn in het elektronische dossier van de deelnemer.
Art.19. Le case manager Soins et le case manager Travail enregistrent le rapport final et l'avis final, visés aux articles 30 et 31 du décret du 25 avril 2014, au plus tard quatre semaines après la réception de tous les rapports sur les actions du parcours qui sont enregistrés dans le dossier électronique du participant.
Art.20. De werkactor, gemandateerd voor de opdrachten als casemanager Werk, onderzoekt in voorkomend geval:
  1° het recht op tewerkstellingsondersteunende maatregelen, vermeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 betreffende de professionele integratie van personen met een arbeidshandicap;
  2° de indicering, vermeld in artikel 7 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling.
  De werkactor, die gemandateerd is voor de opdrachten als casemanager Werk, ziet erop toe dat het eindadvies dat hij samen met de casemanager Zorg motiveert, in overeenstemming is met de regelgeving, vermeld in het eerste lid, en de technische bepalingen hieromtrent.
Art.20. L'acteur de travail, mandaté pour les missions comme case manager Travail, examine le cas échéant :
  1° le droit aux mesures d'aide à l'emploi, visées à l'article 4 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 juillet 2008 relatif à l'intégration professionnelle des personnes atteintes d'un handicap à l'emploi ;
  2° l'indication, visée à l'article 7 du décret du 12 juillet 2013 relatif au travail adapté dans le cadre de l'intégration collective.
  L'acteur de travail, mandaté pour les missions comme case manager Travail, veille à ce que le l'avis final qu'il motive ensemble avec le case manager Soins, soit conforme à la réglementation, visée à l'alinéa 1er, et aux dispositions techniques à ce sujet.
Onderafdeling 4. - Compensatievergoeding voor de casemanager Zorg
Sous-section 4. - Indemnité de compensation pour le case manager Soins
Art.21. Binnen de perken van het jaarlijks goedgekeurde begrotingskrediet ontvangt de casemanager Zorg van het Departement WVG per activeringstraject en overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 van dit besluit een compensatievergoeding van 800 euro voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 13 van het decreet van 25 april 2014, en artikel 17 tot en met 19 van dit besluit.
  De compensatievergoeding, vermeld in het eerste lid, is uitgedrukt tegen 100 % van de spilindex die van toepassing is op 1 juli 2018. De looncomponent van dat bedrag wordt, binnen de beschikbare begrotingskredieten, geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Art.21. Dans les limites du crédit budgétaire approuvé annuellement, le case manager Soins reçoit, par parcours d'activation et conformément aux dispositions de l'article 22 du présent arrêté, une indemnité de compensation de 800 euros du Département WVG pour l'exécution des missions visées à l'article 13 du décret du 25 avril 2014 et aux articles 17 à 19 du présent arrêté.
  L'indemnité de compensation, visée à l'alinéa 1er, est exprimée à 100 % de l'indice pivot en vigueur au 1er juillet 2018. La composante de traitement de ce montant est indexée, dans les limites des crédits budgétaires disponibles, conformément à la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public. Cette liaison à l'indice est calculée et appliquée conformément à l'article 2 de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité.
Art.22. De casemanager Zorg ontvangt 60 % van de compensatievergoeding, vermeld in artikel 21 van dit besluit, bij de registratie van het trajectplan, vermeld in artikel 17 van het decreet van 25 april 2014 en artikel 17 van dit besluit.
  De casemanager Zorg ontvangt de resterende 40 % van de compensatievergoeding als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
  1° hij heeft, samen met de casemanager Werk, een volledig eindverslag geregistreerd in het elektronische dossier van de deelnemer, waarin de verschillende elementen, vermeld in artikel 30, derde lid, van het voormelde decreet, zijn opgenomen;
  2° hij heeft, samen met de casemanager Werk, een gemotiveerd eindadvies geregistreerd in het elektronische dossier van de deelnemer als vermeld in artikel 31 van het voormelde decreet;
  3° het traject heeft een duurtijd van minimaal drie maanden als vermeld in artikel 24 van het voormelde decreet.
Art.22. Le case manager Soins reçoit 60 % de l'indemnité de compensation, visée à l'article 21 du présent arrêté, lors de l'enregistrement du plan de parcours, visé à l'article 17 du décret du 25 avril 2014 et à l'article 17 du présent arrêté.
  Le case manager Soins reçoit les 40 % restants de l'indemnité de compensation si toutes les conditions suivantes sont remplies :
  1° ensemble avec le case manager Travail, il a enregistré un rapport final complet dans le dossier électronique du participant, dans lequel sont repris les différents éléments visés à l'article 30, alinéa 3, du décret précité ;
  2° ensemble avec le case manager Travail, il a enregistré un avis final motivé dans le dossier électronique du participant, tel que visé à l'article 31 du décret précité ;
  3° le parcours a une durée minimale de trois mois, telle que visée à l'article 24 du décret précité.
Onderafdeling 5. - Compensatievergoeding voor de casemanager Werk
Sous-section 5. - Indemnité de compensation pour le case manager Travail
Art.23. Binnen de perken van het jaarlijks goedgekeurde begrotingskrediet ontvangt de casemanager Werk van de VDAB per activeringstraject en overeenkomstig het bepaalde in artikel 24 van dit besluit een compensatievergoeding van 800 euro voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 12 van het decreet van 25 april 2014 en artikel 17 tot en met 19 van dit besluit.
  De compensatievergoeding, vermeld in het eerste lid, is uitgedrukt tegen 100 % van de spilindex die van toepassing is op 1 juli 2018. De looncomponent van dat bedrag wordt, binnen de beschikbare begrotingskredieten, geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Art.23. Dans les limites du crédit budgétaire approuvé annuellement, le case manager Travail reçoit, par parcours d'activation et conformément aux dispositions de l'article 24 du présent arrêté, une indemnité de compensation de 800 euros du VDAB pour l'exécution des missions visées à l'article 12 du décret du 25 avril 2014 et aux articles 17 à 19 du présent arrêté.
  L'indemnité de compensation, visée à l'alinéa 1er, est exprimée à 100 % de l'indice pivot en vigueur au 1er juillet 2018. La composante de traitement de ce montant est indexée, dans les limites des crédits budgétaires disponibles, conformément à la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public. Cette liaison à l'indice est calculée et appliquée conformément à l'article 2 de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité.
Art.24. De casemanager Werk ontvangt 60 % van de compensatievergoeding, vermeld in artikel 23 van dit besluit, bij de registratie van het trajectplan, vermeld in artikel 17 van het decreet van 25 april 2014 en artikel 17 van dit besluit.
  De casemanager Werk ontvangt de resterende 40 % van de compensatievergoeding als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
  1° hij heeft, samen met de casemanager Zorg, een volledig eindverslag geregistreerd in het elektronische dossier van de deelnemer, waarin de verschillende elementen, vermeld in artikel 30, derde lid, van het voormelde decreet, zijn opgenomen;
  2° hij heeft, samen met de casemanager Zorg, een gemotiveerd eindadvies geregistreerd in het elektronische dossier van de deelnemer als vermeld in artikel 31 van het voormelde decreet;
  3° het traject heeft een duurtijd van minimaal drie maanden als vermeld in artikel 24 van het voormelde decreet.
Art.24. Le case manager Travail reçoit 60 % de l'indemnité de compensation, visée à l'article 23 du présent arrêté, lors de l'enregistrement du plan de parcours, visé à l'article 17 du décret du 25 avril 2014 et à l'article 17 du présent arrêté.
  Le case manager Travail reçoit les 40 % restants de l'indemnité de compensation si toutes les conditions suivantes sont remplies :
  1° ensemble avec le case manager Soins, il a enregistré un rapport final complet dans le dossier électronique du participant, dans lequel sont repris les différents éléments visés à l'article 30, alinéa 3, du décret précité ;
  2° ensemble avec le case manager Soins, il a enregistré un avis final motivé dans le dossier électronique du participant, tel que visé à l'article 31 du décret précité ;
  3° le parcours a une durée minimale de trois mois, telle que visée à l'article 24 du décret précité.
Afdeling 4. - De Penhouder en het netwerk van dienstverleners
Section 4. - Le Secrétaire et le réseau de prestataires de services
Onderafdeling 1. - Mandatering van de penhouder
Sous-section 1. - Mandatement du secrétaire
Art.25. De volgende voorwaarden zijn de aanvullende mandaatvoorwaarden voor de penhouder, vermeld in artikel 18, § 1, vierde lid, van het decreet van 25 april 2014:
  1° de penhouder toont aan dat het netwerk van dienstverleners:
  1) een werkingsgebied omvat dat overeenstemt met een of meer zorgregio's regionale stad binnen de grenzen van een provincie;
  2) de dienstverlening over heel het werkingsgebied kan verzekeren;
  3) operationeel in staat is om, uiterlijk binnen vier weken nadat de penhouder het trajectplan ontvangen heeft, te starten met de uitvoering van het trajectplan;
  2° de penhouder toont aan dat met betrekking tot de professionele deskundigheid van de dienstverleners:
  1) de dienstverleners, vermeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, a) tot en met f), van het voormelde decreet, ervaring hebben met een van de volgende diensten:
  a) het verlenen van de zorg, vermeld in artikel 2, 32°, van het voormelde decreet, aan de doelgroep, vermeld in artikel 3 van het voormelde decreet, in een of meer van de volgende sectoren:
  i) bijzondere jeugdzorg of personen met een handicap;
  ii) geestelijke gezondheidszorg;
  iii) algemeen welzijnswerk, maatschappelijk en sociaal werk;
  b) het begeleiden op en naar een werkvloer, vermeld in artikel 23, eerste lid, 1°, van het voormelde decreet, van de doelgroep, vermeld in artikel 3 van het voormelde decreet;
  2) andere dienstverleners dan de dienstverleners, vermeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, van het voormelde decreet, beantwoorden aan al de volgende voorwaarden:
  a) erkend of vergund zijn door het agentschap Jongerenwelzijn, door het agentschap Zorg en Gezondheid, door het VAPH, door het Departement WVG of door de federale overheid;
  b) ervaring hebben als vermeld in punt 1), a);
  3° de penhouder toont aan dat er een gedeelde visie bestaat tussen de dienstverleners van het netwerk over het gebiedsdekkende aanbod, de taakverdeling en de samenwerking binnen het werkingsgebied.
  In het eerste lid, 1°, 1), wordt verstaan onder zorgregio's regionale stad: het geografisch omschreven gebied, vermeld in de bijlage bij het decreet van 23 mei 2003 betreffende de indeling in zorgregio's en betreffende de samenwerking en programmatie van gezondheidsvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen.
  In het eerste lid, 2°, 2), a), wordt verstaan onder het agentschap Zorg en Gezondheid: het Agentschap Zorg en Gezondheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid".
Art.25. Les conditions suivantes sont les conditions complémentaires de mandat pour le secrétaire, visées à l'article 18, § 1er, alinéa 4, du décret du 25 avril 2014 :
  1° le secrétaire démontre que le réseau de prestataires de services :
  1) comprend une zone d'action qui correspond à une ou plusieurs régions de soins de ville régionale à l'intérieur d'une province ;
  2) peut assurer les services sur toute la zone d'action ;
  3) est opérationnellement capable de commencer l'exécution du plan de parcours, au plus tard quatre semaines après que le secrétaire a reçu le plan de parcours ;
  2° le secrétaire démontre que, en ce qui concerne l'expertise professionnelle des prestataires de services :
  1) les prestataires de services, visés à l'article 18, § 1er, alinéa 2, 1°, a) à f), du décret précité, ont de l'expérience relative à un des services suivants :
  a) la dispensation des soins, visés à l'article 2, 32°, du décret précité, au groupe-cible, visé à l'article 3 du décret précité, dans un ou plusieurs des secteurs suivants :
  i) assistance spéciale à la jeunesse ou personnes handicapées ;
  ii) soins de santé mentale ;
  iii) aide sociale générale, travail social ;
  b) l'accompagnement vers un emploi et sur le lieu de travail, visé à l'article 23, alinéa 1er, 1°, du décret précité, du groupe-cible, visé à l'article 3 du décret précité ;
  2) les prestataires de services autres que les prestataires de services visés à l'article 18, § 1er, alinéa 2, 1°, du décret précité, répondent à toutes les conditions suivantes :
  a) être agréé ou autorisé par l'Agence de l'Aide sociale aux Jeunes, par l'Agence Soins et Santé, par l'Agence flamande pour les Personnes handicapées, par le Département WVG ou par l'autorité fédérale ;
  b) avoir de l'expérience, telle que visée au point 1), a) ;
  3° le secrétaire démontre qu'il existe une vision partagée entre les prestataires de services du réseau concernant l'offre couvrant la zone, la répartition des tâches et la coopération au sein de la zone d'action.
  Dans l'alinéa 1er, 1°, on entend par région de soins de ville régionale : la zone géographiquement définie, visée à l'annexe du décret du 23 mai 2003 relatif à la répartition en régions de soins et relatif à la coopération et à la programmation de structures de santé et de structures d'aide sociale.
  Dans l'alinéa 1er, 2°, 2), a), on entend par l'agence Soins et Santé : l'agence Soins et Santé, créée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 7 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée interne " Zorg en Gezondheid " (Soins et Santé).
Art.26. Er is één gemandateerde penhouder per werkingsgebied.
  De VDAB voert, in samenspraak met het Departement WVG, een overheidsopdracht voor de mandatering van de penhouders op basis van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten.
Art.26. Il y a un secrétaire mandaté par zone d'action.
  En concertation avec le Département WVG, le VDAB organise un marché public pour le mandatement des secrétaires sur la base de la loi du 17 juin 2016 relative aux marchés publics.
Art.27. De penhouders worden gemandateerd voor de uitvoering van trajecten die opgestart worden binnen een periode van [1 vijf]1 jaar.
  
Art.27. Les secrétaires sont mandatés pour l'exécution de parcours commencés dans une période de [1 cinq]1 années.
  
Onderafdeling 2. - Compensatievergoeding voor de penhouder
Sous-section 2. - Indemnité de compensation pour le secrétaire
Art.28. Binnen de perken van het jaarlijks goedgekeurde begrotingskrediet ontvangt de gemandateerde penhouder van de VDAB per activeringstraject en overeenkomstig het bepaalde in artikel 29 van dit besluit een compensatievergoeding van 2800 euro voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 19 van het decreet van 25 april 2014.
  De compensatievergoeding, vermeld in het eerste lid, is uitgedrukt tegen 100 % van de spilindex die van toepassing is op 1 juli 2018. De looncomponent van dat bedrag wordt, binnen de beschikbare begrotingskredieten, geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
  De gemandateerde penhouder mag tot maximaal 10 % van de compensatievergoeding gebruiken voor de uitvoering van zijn taken, vermeld in artikel 19, 1°, 3°, 4°, 5° en 6°, van het voormelde decreet.
  De gemandateerde penhouder kan de compensatievergoeding naar behoefte besteden binnen het netwerk van dienstverleners voor de uitvoering van de acties van de trajectplannen, als de penhouder de gegevens over de aanwending van de compensatievergoeding registreert.
  De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, kunnen het model van sjabloon voor de registratie bepalen en de frequentie waarmee het bezorgd moet worden.
Art.28. Dans les limites du crédit budgétaire approuvé annuellement, le secrétaire mandaté reçoit, par parcours d'activation et conformément aux dispositions de l'article 29 du présent arrêté, une indemnité de compensation de 2800 euros du VDAB pour l'exécution des missions visées à l'article 19 du décret du 25 avril 2014.
  L'indemnité de compensation, visée à l'alinéa 1er, est exprimée à 100 % de l'indice pivot en vigueur au 1er juillet 2018. La composante de traitement de ce montant est indexée, dans les limites des crédits budgétaires disponibles, conformément à la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public. Cette liaison à l'indice est calculée et appliquée conformément à l'article 2 de l'arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité.
  Le secrétaire mandaté peut affecter jusqu'à 10 % au maximum de son indemnité de compensation à l'exécution de ses tâches, visées à l'article 19, 1°, 3°, 4°, 5° et 6°, du décret précité.
  Le secrétaire mandaté peut dépenser l'indemnité de compensation au besoin au sein du réseau de prestataires de services pour l'exécution des actions des plans de parcours, si le secrétaire enregistre les données relatives à l'affectation de l'indemnité de compensation.
  Le Ministre flamand compétent pour l'assistance aux personnes, le Ministre flamand compétent pour la politique de la santé et le Ministre flamand compétent pour la politique de l'emploi, peuvent arrêter le modèle de l'enregistrement et la fréquence de transmission.
Art.29. De gemandateerde penhouder verkrijgt bij de aanvang van het activeringstraject 70 % van de compensatievergoeding, vermeld in artikel 28, eerste lid, van dit besluit.
  De gemandateerde penhouder verkrijgt de resterende 30 % van de compensatievergoeding als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
  1° de casemanager Werk en de casemanager Zorg oordelen dat de dienstverleners de acties uit het trajectplan hebben uitgevoerd;
  2° de casemanager Werk en de casemanager Zorg van de dienstverleners voldoende en relevante informatie hebben ontvangen om op basis daarvan tijdig een eindverslag op te maken en een eindadvies te motiveren als vermeld in artikel 30 en 31 van het decreet van 25 april 2014;
  3° het traject een duurtijd heeft van minimaal drie maanden als vermeld in artikel 24 van het voormelde decreet.
  De middelen die niet behoren tot de compensatievergoeding van de penhouder voor de uitvoering van zijn taken, vermeld in artikel 19, 1°, 3°, 4°, 5° en 6°, van het voormelde decreet, kunnen enkel ingezet worden voor dienstverlening aan de deelnemers. De kosten voor de zorg, die verleend wordt in het activeringstraject, vermeld in artikel 23, eerste lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014 en artikel 33 van dit besluit, en die in aanmerking komen voor terugbetaling door het RIZIV, zijn niet ten laste van de compensatievergoeding.
  Aan het einde van het mandaat worden de middelen die niet werden besteed aan de dienstverlening overgemaakt aan de Vlaamse overheid.
Art.29. Au début du parcours d'activation, le secrétaire mandaté obtient 70 % de l'indemnité de compensation, visée à l'article 28, alinéa 1er, du présent arrêté.
  Le secrétaire mandaté obtient les 30 % restants de l'indemnité de compensation si toutes les conditions suivantes sont remplies :
  1° le case manager Travail et le case manager Soins jugent que les prestataires de services ont exécuté les actions du plan de parcours ;
  2° le case manager Travail et le case manager Soins ont reçu suffisamment d'informations pertinentes des prestataires de services afin d'établir à temps, sur cette base, un rapport final et de motiver un avis final tels que visés aux articles 30 et 31 du décret du 25 avril 2014 ;
  3° le parcours a une durée minimale de trois mois, telle que visée à l'article 24 du décret précité.
  Les moyens qui n'appartiennent pas à l'indemnité de compensation du secrétaire pour l'exécution de ses tâches, visées à l'article 19, 1°, 3°, 4°, 5° et 6°, du décret précité, ne peuvent être affectés qu'à la dispensation de services aux participants. Les frais des soins, accordés dans le cadre du parcours d'activation, visés à l'article 23, alinéa 1er, 2°, du décret du 25 avril 2014 et à l'article 33 du présent arrêté, qui sont éligibles au remboursement par l'INAMI, ne sont pas à charge de l'indemnité de compensation.
  A la fin du mandat, les moyens non affectés à la prestation de service sont transmis à l'Autorité flamande.
Art.30. De gemandateerde penhouder hanteert een boekhouding die de inkomsten en de uitgaven die verband houden met zijn opdrachten, vermeld in artikel 19 van het decreet van 25 april 2014, en de dienstverlening, vermeld in artikel 23 van het decreet van 25 april 2014 en in artikel 32 en 33 van dit besluit, transparant afzondert.
  De gemandateerde penhouder waakt erover dat de vergoedingen die worden betaald aan de dienstverleners marktconform zijn.
  De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kunnen aanvullende richtlijnen uitvaardigen voor de te hanteren boekhouding en de wijze waarop ze ingediend moet worden met het oog op de rechtmatigheidscontrole van de kosten en de inkomsten.
Art.30. Le secrétaire mandaté tient une comptabilité détaillée et transparente des recettes et des dépenses liées à ses missions, visées à l'article 19 du décret du 25 avril 2014, et aux services, visés à l'article 23 du décret du 25 avril 2014 et aux articles 32 et 33 du présent arrêté.
  Le secrétaire mandaté veille à ce que les indemnités payées aux prestataires de services soient conformes au marché.
  Le Ministre flamand compétent pour la politique de l'emploi, le Ministre flamand compétent pour la politique de la santé, et le Ministre flamand compétent pour l'assistance aux personnes, peuvent donner des directives complémentaires pour la comptabilité à tenir et la manière dont elle doit être introduite en vue du contrôle de la justification des recettes et des dépenses.
Art.31. § 1. De gemandateerde penhouder kan voor de uitvoering van een specifieke actie in het trajectplan in het belang van de deelnemer een beroep doen op dienstverleners buiten het netwerk. Dat gebeurt telkens onder verantwoordelijkheid van de gemandateerde penhouder.
  De gemandateerde penhouder verbindt er zich in dat geval toe om schriftelijk afspraken over de taakverdeling in de dienstverlening en de eventuele vergoeding vast te leggen met de dienstverlener buiten het netwerk.
  De gemandateerde penhouder informeert, in voorkomend geval, de betrokken casemanager Werk en de casemanager Zorg. De gemandateerde penhouder is verantwoordelijk voor de afspraken inzake de registratie in het elektronische dossier van de deelnemer.
  § 2. De gemandateerde penhouder kan een aanvraag om een bijkomende dienstverlener toe te voegen aan zijn netwerk, voorleggen aan de VDAB ter goedkeuring als de continuïteit van de dienstverlening in het gedrang komt. De gemandateerde penhouder toont daarbij aan dat het netwerk aan de mandaatvoorwaarden en de voorwaarden betreffende de professionele deskundigheid, vermeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 3°, b), van het decreet van 25 april 2014 en artikel 25, 2°, van dit besluit, voldoet. De dienstverlener die toegevoegd wordt, registreert de acties in het elektronische dossier van de deelnemer.
Art.31. § 1er. Le secrétaire mandaté peut faire appel à des prestataires de services en dehors du réseau pour l'exécution d'une action spécifique dans le plan de parcours dans l'intérêt du participant. La responsabilité incombe toujours au secrétaire mandaté.
  Dans ce cas, le secrétaire mandaté s'engage à conclure des accords écrits sur la répartition des tâches dans la prestation de service, ainsi que l'indemnité éventuelle avec le prestataire de services en dehors du réseau.
  Le cas échéant, le secrétaire mandaté informe le case manager Travail et le case manager Soins concerné. Le secrétaire mandaté est responsable des accords en matière d'enregistrement dans le dossier électronique du participant.
  § 2. Le secrétaire mandaté peut soumettre une demande d'ajout d'un prestataire de services supplémentaire à son réseau, à l'approbation du VDAB si la continuité des services est compromise. Le cas échéant, le secrétaire mandaté démontre que le réseau répond aux conditions de mandat et aux conditions relatives à l'expertise professionnelle, visées à l'article 18, § 1er, alinéa 2, 3°, b), du décret du 25 avril 2014, et à l'article 25, 2°, du présent arrêté. Le prestataire de services ajouté enregistre les actions dans le dossier électronique du participant.
Afdeling 5. - Activeringstrajecten
Section 5. - Parcours d'activation
Art.32. § 1. De begeleiding op en naar een werkvloer die deel uitmaakt van een activeringstraject als vermeld in artikel 23, eerste lid, 1°, van het decreet van 25 april 2014, bestaat minimaal uit een [1 werkervaringsstage als vermeld in artikel 111/0/1 tot en met artikel 111/0/12]1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding.
  De [1 werkervaringsstage]1, vermeld in het eerste lid, kan bij verschillende werkgevers dan wel in verschillende functies bij dezelfde werkgever georganiseerd worden.
  De [1 werkervaringsstage]1, vermeld in het eerste lid, kan alleen begeleid worden door de werkactor, vermeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, c), van het voormelde decreet.
  § 2. Tijdens het activeringstraject kan de VDAB, na het advies van de casemanager Werk en de casemanager Zorg, beslissen om de deelnemer toe te leiden als een kandidaat-arbeidszorgmedewerker, als vermeld in artikel 1, 16°, van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 1998 tot uitvoering van het decreet inzake sociale werkplaatsen, of als een kandidaat-arbeidszorgmedewerker in de arbeidszorginitiatieven op het vlak van de sociale economie.
  
Art.32. § 1er. L'accompagnement vers un emploi et sur le lieu de travail qui fait partie d'un parcours d'activation, tel que visé à l'article 23, alinéa 1er, 1°, du décret du 25 avril 2014, comprend au moins [1 un stage d'expérience professionnelle tel que visé aux articles 111/0/1 à 111/0/12 inclus]1 de l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 juin 2009 portant organisation de l'emploi et de la formation professionnelle.
  Le [1 stage d'expérience professionnelle]1, visé à l'alinéa 1er, peut être organisé auprès de différents employeurs, soit dans différentes fonctions auprès du même employeur.
  Le [1 stage d'expérience professionnelle]1, visé à l'alinéa 1er, ne peut être accompagné que par l'acteur de travail, visé à l'article 18, § 1er, alinéa 2, 1°, c), du décret précité.
  § 2. Pendant le parcours d'activation, le VDAB peut décider, après l'avis du case manager Travail et du case manager Soins, d'orienter le participant comme un candidat collaborateur à l'assistance par le travail, tel que visé à l'article 1er, 16°, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 décembre 1998 portant exécution du décret relatif aux ateliers sociaux, ou comme un candidat collaborateur à l'assistance par le travail dans les initiatives d'assistance par le travail dans le domaine de l'économie sociale.
  
Art.33. De zorg die deel uitmaakt van een activeringstraject als vermeld in artikel 23, eerste lid, 2°, van het decreet van 25 april 2014, betreft het verlenen van specifieke herstelgerichte zorg, expliciet met het oog op de uitvoering van een stage op een werkvloer tijdens het activeringstraject en met het oog op het kunnen uitvoeren van betaalde beroepsarbeid met of zonder ondersteuning na afloop van het activeringstraject.
  Met behoud van de toepassing van het eerste lid bestaat de zorg onder meer uit:
  1° het verkennen van de zorgbehoeften en de medische, mentale, psychische, psychiatrische en sociale problemen van de deelnemer die de uitvoering van een stage op een werkvloer of de uitvoering van betaalde arbeid met of zonder ondersteuning verhinderen;
  2° het verlenen van inzicht aan de deelnemer in zijn zorgbehoeften en zijn medische, mentale, psychische, psychiatrische en sociale problemen die de uitvoering van een stage op een werkvloer of de uitvoering van betaalde arbeid met of zonder ondersteuning verhinderen;
  3° het leren omgaan van de deelnemer met zijn zorgbehoeften en zijn medische, mentale, psychische, psychiatrische en sociale problemen die de uitvoering van een stage op een werkvloer of de uitvoering van betaalde arbeid met of zonder ondersteuning verhinderen;
  4° het verhogen van de psychische draagkracht van de deelnemer om een stage op een werkvloer uit te voeren of betaalde arbeid met of zonder ondersteuning uit te voeren;
  5° het mee helpen creëren van een ondersteunend zorgnetwerk in de private en werkomgeving van de deelnemer met het oog op de zelfredzaamheid van de deelnemer na afloop van het activeringstraject;
  6° het versterken van de competenties van de deelnemer, waaronder assertiviteit, communicatie, conflictbeheersing, het voorzien in basishygiëne, leren omgaan met faalervaringen en motivatie, met het oog op de zelfredzaamheid van de deelnemer na afloop van het activeringstraject.
Art.33. Les soins qui font partie d'un parcours d'activation tel que visé à l'article 23, alinéa 1er, 2°, du décret du 25 avril 2014, concernent la dispensation de soins restaurateurs spécifiques, explicitement en vue d'exécuter un stage sur un lieu de travail pendant le parcours d'activation et en vue de pouvoir effectuer une activité professionnelle rémunérée avec ou sans soutien à l'issue du parcours d'activation.
  Sans préjudice de l'application de l'alinéa 1er, les soins comprennent entre autres les aspect suivants :
  1° explorer les besoins de soins et les problèmes médicaux, mentaux, psychiques, psychiatriques et sociaux du participant qui empêchent l'exécution d'un stage sur un lieu de travail ou l'exécution d'une activité professionnelle rémunérée avec ou sans soutien ;
  2° fournir au participant une compréhension de ses besoins de soins et de ses problèmes médicaux, mentaux, psychiques, psychiatriques et sociaux du participant qui empêchent l'exécution d'un stage sur un lieu de travail ou l'exécution d'une activité professionnelle rémunérée avec ou sans soutien ;
  3° apprendre au participant à gérer ses besoins de soins et ses problèmes médicaux, mentaux, psychiques, psychiatriques et sociaux du participant qui empêchent l'exécution d'un stage sur un lieu de travail ou l'exécution d'une activité professionnelle rémunérée avec ou sans soutien ;
  4° augmenter la capacité psychique du participant d'exécuter un stage sur un lieu de travail ou d'effectuer une activité professionnelle rémunérée avec ou sans soutien ;
  5° participer à la création d'un réseau de soins d'appui dans l'environnement privé et professionnel du participant en vue de l'autonomie du participant à l'issue du parcours d'activation ;
  6° renforcer les compétences du participant, y compris l'affirmation de soi, la communication, la gestion de conflits, l'hygiène de base, l'apprentissage de la gestion d'expériences d'échec et de motivation, en vue de l'autonomie du participant à l'issue du parcours d'activation.
Art.34. De casemanager Werk en de casemanager Zorg bepalen de vermoedelijke duur van het activeringstraject op basis van de behoeften en de competenties van de deelnemer, met een maximum van achttien maanden, vermeld in artikel 24 van het decreet van 25 april 2014.
  De VDAB kan, op advies van de casemanager Werk en de casemanager Zorg, het activeringstraject verlengen tot maximaal 24 maanden, als de deelnemer door ziekte, moederschapsverlof, ongeval of overmacht tijdelijk niet kan deelnemen, op voorwaarde dat een verlenging noodzakelijk is om de doelstelling van het activeringstraject te bereiken.
  Een verlenging van het trajectplan wordt geregistreerd in het elektronische dossier van de deelnemer.
  De beslissing tot verlenging van het activeringstraject van de deelnemer leidt niet tot een nieuwe of aanvullende compensatievergoeding voor de casemanagers Werk en Zorg of de penhouder.
Art.34. Le case manager Travail et le case manager Soins arrêtent la durée présumée du parcours d'activation sur la base des besoins et des compétences du participant, avec un maximum de dix-huit mois, visé à l'article 24 du décret du 25 avril 2014.
  Sur l'avis du case manager Travail et du case manager Soins, le VDAB peut prolonger le parcours d'activation jusqu'à 24 mois au maximum, si le participant ne peut temporairement pas participer à cause de maladie, de congé de maternité, d'accident ou de force majeure, à condition qu'une prolongation est nécessaire pour atteindre l'objectif du parcours d'activation.
  Une prolongation du plan de parcours est enregistrée dans le dossier électronique du participant.
  La décision de prolongation du parcours d'activation du participant n'aboutit pas à une indemnité de compensation nouvelle ou complémentaire pour les case managers Travail et Soins ou le secrétaire.
Art.35. De VDAB kan, na advies van de casemanagers Werk en Zorg, het activeringstraject voortijdig beëindigen als:
  1° de deelnemer ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen of in de uitvoering van de acties die met hem in het kader van zijn traject zijn overeengekomen;
  2° de onderbreking van de uitvoering van het trajectplan door ziekte, moederschapsverlof, ongeval of overmacht de re-integratie van de deelnemer in het activeringstraject ernstig verhindert;
  3° de VDAB of de casemanagers Werk en Zorg van oordeel zijn dat de deelnemer het beoogde doel van een activeringstraject niet zal halen als vermeld in artikel 29 van het decreet van 25 april 2014;
  4° de deelnemer aan het werk is.
  Elke stopzetting van het trajectplan wordt geregistreerd in het elektronische dossier van de deelnemer.
Art.35. Après l'avis des case managers Travail et Soins, le VDAB peut terminer prématurément le parcours d'activation si :
  1° le participant manque gravement à ses obligations ou à l'exécution des actions convenues avec lui dans le cadre de son parcours ;
  2° l'interruption de l'exécution du plan de parcours à cause de maladie, de congé de maternité, d'accident ou de force majeure empêche gravement la réintégration du participant dans le parcours d'activation ;
  3° le VDAB ou les case managers Travail et Soins estiment que le participant n'atteindra pas l'objectif envisagé d'un parcours d'activation, tel que visé à l'article 29 du décret du 25 avril 2014 ;
  4° le participant est au travail.
  Tout arrêt du plan de parcours est enregistré dans le dossier électronique du participant.
Afdeling 6. - Beroep
Section 6. - Recours
Art.36. De kandidaat-deelnemer, de deelnemer of de actor die verzocht heeft om een kandidaat-deelnemer te laten deelnemen, kan een verzoek tot heroverweging indienen bij de raad van bestuur van de VDAB als hij niet akkoord gaat met een door de VDAB krachtens dit besluit genomen beslissing.
  Het gemotiveerde verzoek tot heroverweging wordt ingediend, op straffe van verval, binnen een termijn van 45 dagen vanaf de datum van de kennisgeving van de beslissing.
  De raad van bestuur van de VDAB beslist binnen een termijn van dertig dagen vanaf de dag na het einde van de termijn, vermeld in het tweede lid.
Art.36. Le candidat participant, le participant ou l'acteur qui a demandé de laisser participer un candidat participant, peut introduire une demande de reconsidération auprès du conseil d'administration du VDAB lorsqu'il n'est pas d'accord avec une décision prise par le VDAB en vertu du présent arrêté.
  La demande motivée de reconsidération est introduite, sous peine de déchéance, dans un délai de 45 jours à partir de la date de notification de la décision.
  Le conseil d'administration du VDAB décide dans un délai de trente jours à partir du jour après la fin du délai, visé à l'alinéa 2.
Afdeling 7. - Toezicht en sancties
Section 7. - Contrôle et sanctions
Art.37. Tijdens de duurtijd van het mandaat van de casemanager Werk controleert de VDAB de aanwending van de compensatievergoedingen, vermeld in artikel 23. De VDAB kan daarvoor alle noodzakelijke gegevensbronnen raadplegen.
Art.37. Pendant la durée du mandat du case manager Travail, le VDAB contrôle l'affectation des indemnités de compensation, visées à l'article 23. Le VDAB peut consulter toutes les sources de données nécessaires à cette fin.
Art.38. Tijdens de duurtijd van het mandaat van de penhouder controleert de VDAB de aanwending van de compensatievergoedingen, vermeld in artikel 28. De VDAB kan daarvoor alle noodzakelijke gegevensbronnen raadplegen.
Art.38. Pendant la durée du mandat du secrétaire, le VDAB contrôle l'affectation des indemnités de compensation, visées à l'article 28. Le VDAB peut consulter toutes les sources de données nécessaires à cette fin.
Art.39. Onrechtmatig ontvangen compensatievergoedingen worden teruggevorderd of in mindering gebracht van al vaststaande maar nog niet uitbetaalde compensatievergoedingen.
Art.39. Des indemnités de compensation indûment reçues sont recouvrées ou déduites des indemnités de compensation déjà fixées mais non encore payées.
Art.40. De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, kan op basis van het verslag van de sociaalrechtelijke inspecteurs en het advies van de VDAB beslissen dat het mandaat casemanager Werk wordt ingetrokken of geschorst als de gemandateerde casemanager Werk:
  1° de compensatievergoeding, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014 en artikel 23 van dit besluit, niet daadwerkelijk aanwendt voor de opdrachten, vermeld in artikel 12 van het voormelde decreet en artikel 17 tot en met 20 van dit besluit;
  2° de mandaatvoorwaarden, de professionele deskundigheid of de continuïteit, vermeld in artikel 11, § 2, van het voormelde decreet en artikel 13 en 14 van dit besluit, niet naleeft;
  3° bij de mandaataanvraag verklaringen heeft afgelegd die vals, onvolledig of onjuist worden bevonden;
  4° de inlichtingen die hij ter uitvoering van de bepalingen van dit besluit moet leveren, willens en wetens vervalst of niet aanreikt.
  Met toepassing van artikel 46, tweede lid, van het voormelde decreet, deelt de gemandateerde casemanager Werk zijn verweermiddelen mee binnen een vervaltermijn van dertig dagen.
  De termijn, vermeld in het tweede lid, begint op de dag nadat het voornemen tot intrekking of schorsing aan de gemandateerde casemanager Werk ter kennisgeving is verzonden met een aangetekende zending.
Art.40. Le Ministre flamand compétent pour la politique de l'emploi peut décider, sur la base du rapport des inspecteurs des lois sociales et de l'avis du VDAB, que le mandat du case manager Travail est retiré ou suspendu si le case manager Travail mandaté :
  1° n'affecte pas effectivement l'indemnité de compensation, visée à l'article 15 du décret du 25 avril 2014 et l'article 23 du présent arrêté, aux missions visées à l'article 12 du décret précité et aux articles 17 à 20 inclus du présent arrêté ;
  2° ne respecte pas les conditions de mandat, l'expertise professionnelle ou la continuité, visées à l'article 11, § 2, du décret précité et aux articles 13 et 14 du présent arrêté ;
  3° a fait, lors de la demande du mandat, des déclarations jugées fausses, incomplètes ou incorrectes ;
  4° ne fournit pas ou falsifie sciemment les informations qu'il est tenu de fournir en exécution des dispositions du présent arrêté.
  En application de l'article 46, alinéa 2, du décret précité, le case manager Travail mandaté communique ses moyens de défense dans un délai de trente jours.
  Le délai visé à l'alinéa 2 prend cours le jour suivant l'envoi au case manager Travail mandaté de l'intention de retrait ou de suspension, par lettre recommandée à titre de notification.
Art.41. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, kunnen op basis van het verslag van Zorginspectie en het advies van het Departement WVG beslissen dat het mandaat casemanager Zorg wordt ingetrokken of geschorst als de gemandateerde casemanager Zorg:
  1° de compensatievergoeding, vermeld in artikel 15 van het decreet van 25 april 2014 en artikel 21 van dit besluit, niet daadwerkelijk aanwendt voor de opdrachten, vermeld in artikel 13 van het voormelde decreet en artikel 17 tot en met 19 van dit besluit;
  2° de mandaatvoorwaarden, de professionele deskundigheid of de continuïteit, vermeld in artikel 10, § 1, van het voormelde decreet en artikel 7 van dit besluit, niet naleeft;
  3° bij de mandaataanvraag verklaringen heeft afgelegd die vals, onvolledig of onjuist worden bevonden;
  4° de inlichtingen die hij ter uitvoering van de bepalingen van dit besluit moet leveren, willens en wetens vervalst of niet aanreikt.
  Met toepassing van artikel 46, tweede lid, van het voormelde decreet deelt de gemandateerde casemanager Zorg zijn verweermiddelen mee binnen een vervaltermijn van dertig dagen.
  De termijn, vermeld in het tweede lid, begint op de dag nadat het voornemen tot intrekking of schorsing aan de gemandateerde casemanager Zorg ter kennisgeving is verzonden met een aangetekende zending.
Art.41. Le Ministre flamand compétent pour l'assistance aux personnes, et le Ministre flamand compétent pour la politique de la santé peuvent décider, sur la base du rapport de l'Inspection des Soins et de l'avis du Département WVG, que le mandat du case manager Soins est retiré ou suspendu si le case manager Soins mandaté :
  1° n'affecte pas effectivement l'indemnité de compensation, visée à l'article 15 du décret du 25 avril 2014 et l'article 21 du présent arrêté, aux missions visées à l'article 13 du décret précité et aux articles 17 à 19 inclus du présent arrêté ;
  2° ne respecte pas les conditions de mandat, l'expertise professionnelle ou la continuité, visées à l'article 10, § 1er, du décret précité et à l'article 7 du présent arrêté ;
  3° a fait, lors de la demande du mandat, des déclarations jugées fausses, incomplètes ou incorrectes ;
  4° ne fournit pas ou falsifie sciemment les informations qu'il est tenu de fournir en exécution des dispositions du présent arrêté.
  En application de l'article 46, alinéa 2, du décret précité, le case manager Soins mandaté communique ses moyens de défense dans un délai de trente jours.
  Le délai visé à l'alinéa 2 prend cours le jour suivant l'envoi au case manager Soins mandaté de l'intention de retrait ou de suspension, par lettre recommandée à titre de notification.
Art.42. De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, kunnen op basis van het verslag van de sociaalrechtelijke inspecteurs en het advies van het Departement WVG en de VDAB beslissen dat het mandaat van de penhouder wordt ingetrokken of geschorst als de gemandateerde penhouder:
  1° de compensatievergoeding, vermeld in artikel 21 van het decreet van 25 april 2014 en artikel 28 van dit besluit, niet daadwerkelijk aanwendt voor de opdrachten, vermeld in artikel 19 van het voormelde decreet;
  2° de mandaatvoorwaarden, de professionele deskundigheid of de continuïteit, vermeld in artikel 18, § 1, van het voormelde decreet en artikel 25 van dit besluit, niet naleeft;
  3° bij de mandaataanvraag verklaringen heeft afgelegd die vals, onvolledig of onjuist worden bevonden;
  4° de inlichtingen die hij ter uitvoering van de bepalingen van dit besluit moet leveren, willens en wetens vervalst of niet aanreikt.
  Met toepassing van artikel 46, tweede lid, van het voormelde decreet deelt de gemandateerde penhouder zijn verweermiddelen mee binnen een vervaltermijn van dertig dagen.
  De termijn, vermeld in het tweede lid, begint op de dag nadat het voornemen tot intrekking of schorsing aan de gemandateerde penhouder ter kennisgeving is verzonden met een aangetekende zending.
Art.42. Le Ministre flamand compétent pour la politique de l'emploi, le Ministre flamand compétent pour l'assistance aux personnes, et le Ministre flamand compétent pour la politique de la santé peuvent décider, sur la base du rapport des inspecteurs des lois sociales et de l'avis du Département WVG et du VDAB, que le mandat du secrétaire est retiré ou suspendu si le secrétaire mandaté :
  1° n'affecte pas effectivement l'indemnité de compensation, visée à l'article 21 du décret du 25 avril 2014 et l'article 28 du présent arrêté, aux missions visées à l'article 19 du décret précité ;
  2° ne respecte pas les conditions de mandat, l'expertise professionnelle ou la continuité, visées à l'article 18, § 1er, du décret précité et à l'article 25 du présent arrêté ;
  3° a fait, lors de la demande du mandat, des déclarations jugées fausses, incomplètes ou incorrectes ;
  4° ne fournit pas ou falsifie sciemment les informations qu'il est tenu de fournir en exécution des dispositions du présent arrêté.
  En application de l'article 46, alinéa 2, du décret précité, le secrétaire mandaté communique ses moyens de défense dans un délai de trente jours.
  Le délai visé à l'alinéa 2 prend cours le jour suivant l'envoi au secrétaire mandaté de l'intention de retrait ou de suspension, par lettre recommandée à titre de notification.
Art.43. De informatiegegevens die betrekking hebben op de naleving van de voorwaarden van dit besluit, worden door de gemandateerde casemanager Werk, de gemandateerde casemanager Zorg en de gemandateerde penhouder bewaard gedurende minimaal tien jaar na afloop van de periode van de mandatering.
Art.43. Les données ayant trait au respect des conditions du présent arrêté sont conservées par le case manager Travail mandaté, le case manager Soins mandaté et le secrétaire mandaté pendant au moins dix ans après la fin de la période du mandat.
HOOFDSTUK 3.
CHAPITRE 3.
Afdeling 1.
Section 1.
Afdeling 2.
Section 2.
HOOFDSTUK 3/1.
CHAPITRE 3/1.
Afdeling 1.
Section 1re.
Afdeling 2.
Section 2.
Art.49/10. [1 De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, beslist binnen veertien kalenderdagen na de dag waarop de voormelde minister het onderzoek van het Departement Werk en Sociale Economie, vermeld in artikel 49/9, over de toekenning van het contingent arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie heeft ontvangen, en brengt de aanvrager op de hoogte.
   Het contingent arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie dat is toegekend aan de organisaties, vermeld in artikel 49/5, wordt jaarlijks met ingang van 1 juli automatisch verminderd als de invulling van het toegekende contingent op kalenderjaarbasis minder dan 80% bedraagt. Het contingent wordt verminderd met het verschil in percentage tussen de effectieve invullingsgraad op kalenderjaarbasis en de invullingsgraad van 80% van het toegekende contingent.]1

  
Art.49/10. [1 Le Ministre flamand compétent pour l'économie sociale statue dans les quatorze jours calendrier suivant le jour où le ministre précité a reçu l'enquête du Département de l'Emploi et de l'Economie sociale visé à l'article 49/9, sur l'octroi du contingent d'activités professionnelles dans l'économie sociale, et informe le demandeur.
   Le contingent d'activités professionnelles dans l'économie sociale attribué aux organisations visées à l'article 49/5, est réduit automatiquement à partir du 1er juillet de chaque année si l'occupation du contingent attribué sur base annuelle civile est inférieure à 80%. Le contingent est diminué de la différence en pourcentage entre le taux effectif d'occupation sur base annuelle civile et le taux d'occupation de 80% du contingent attribué.]1

  
Afdeling 3.
Section 3.
Afdeling 4.
Section 4.
HOOFDSTUK 4.
CHAPITRE 4.
HOOFDSTUK 5. - Overgangs- en slotbepalingen
CHAPITRE 5. - Dispositions transitoires et finales
Art.51. [1 In 2018 wordt de subsidie, vermeld in artikel 48, § 1, voor het derde en vierde kwartaal uitbetaald in de maand december.]1
  
Art.51. [1 En 2018, la subvention visée à l'article 48, § 1er, est versée au mois de décembre pour les troisième et quatrième trimestres.]1
  
Art.51/1. [1 In dit artikel wordt verstaan onder arbeidszorgreglementering:
   1° het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 1998 tot uitvoering van het decreet inzake sociale werkplaatsen;
   2° het ministerieel besluit van 20 december 2019 houdende toekenning van een subsidie aan een aantal arbeidszorginitiatieven in het kader van activerende arbeidszorg (2019-2020);
   3° het ministerieel besluit van 27 maart 2020 houdende toekenning van een subsidie aan een aantal arbeidszorginitiatieven (2020).
   § 2. Binnen de perken van het begrotingskrediet en met inachtname van de voorwaarden, vermeld in artikel 49/5, § 1, 1°, b) en c), 2°, en § 2, wordt met ingang van 1 april 2021 aan de organisaties die uiterlijk op 31 december 2020 beschikken over een erkenning overeenkomstig de arbeidszorgreglementering, een contingent van arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie toegekend. Dat contingent houdt rekening met de invulling van het toegekende contingent van arbeidszorg overeenkomstig de arbeidszorgreglementering.
   De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, bepaalt de verdere voorwaarden van de omzetting, vermeld in het eerste lid, die voor advies wordt voorgelegd aan de Adviescommissie Sociale Economie.
   § 3. Aan de arbeidszorgmedewerkers die uiterlijk op 31 december 2020 deelnemen aan arbeidszorg overeenkomstig de arbeidszorgreglementering bij de organisaties als vermeld in paragraaf 2, wordt op 1 januari 2021 voor een periode van in beginsel twee jaar het statuut van deelnemers aan de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie verleend als vermeld in dit besluit.
   Het Departement Werk en Sociale Economie bezorgt aan de VDAB een nominatieve lijst met arbeidszorgmedewerkers. De VDAB evalueert tijdens een periode van uiterlijk twee jaar de gegevens, vermeld in artikel 49/1, tweede lid.
   § 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, kan nadere voorwaarden op het vlak van leeftijd, werkloosheidsduur en deelname aan arbeidszorg bepalen voor de omzetting van de arbeidszorgmedewerkers naar deelnemers arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie, vermeld in paragraaf 3, eerste lid.
   § 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, kan na afloop van de periode, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, categorieën van arbeidszorgmedewerkers om reden van gevorderde leeftijd en sociale situatie vrijstellen van de voorwaarden, vermeld in artikel 49/1 en 49/3.]1

  
Art.51/1. [1 Dans le présent article, on entend par réglementation relative à l'assistance par le travail :
   1° l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 décembre 1998 portant exécution du décret relatif aux ateliers sociaux ;
   2° l'arrêté ministériel du 20 décembre 2019 portant octroi d'une subvention à certaines initiatives d'assistance par le travail dans le cadre de l'assistance active par le travail (2019-2020) ;
   3° l'arrêté ministériel du 27 mars 2020 portant octroi d'une subvention à certaines initiatives d'assistance par le travail (2020).
   § 2. Dans les limites des crédits budgétaires et dans le respect des conditions visées à l'article 49/5, § 1er, 1°, b) et c), 2°, et § 2, un contingent d'activités professionnelles dans l'économie sociale est octroyé à partir du 1er avril 2021 aux organisations qui disposent d'un agrément conformément à la réglementation en matière de l'assistance par le travail au plus tard le 31 décembre 2020. Ce contingent tient compte de l'occupation du contingent d'assistance par le travail octroyé conformément à la réglementation relative à l'assistance par le travail.
   Le Ministre flamand compétent pour l'économie sociale établit les conditions de la transposition visée à l'alinéa 1er, qui est soumise pour avis à la Commission consultative de l'Economie sociale.
   § 3. Les collaborateurs en matière d'assistance par le travail qui participent à l'assistance par le travail au plus tard le 31 décembre 2020 conformément à la réglementation relative à l'assistance par le travail auprès des organisations visées au paragraphe 2, se voient accorder le statut de participants aux activités professionnelles dans l'économie sociale, tel que visé au présent arrêté, le 1er janvier 2021, pour une période de deux ans en principe.
   Le Département de l'Emploi et de l'Economie sociale transmet au VDAB une liste nominative des collaborateurs en matière d'assistance par le travail. Le VDAB évalue les données visées à l'article 49/1, alinéa 2, pendant une période de deux ans au maximum.
   § 4. Le ministre flamand compétent pour l'économie sociale peut fixer des conditions plus précises en matière d'âge, de durée de chômage et de participation à l'assistance par le travail pour la conversion des collaborateurs à l'assistance par le travail en participants à des activités professionnelles dans l'économie sociale visées au paragraphe 3, alinéa 1er.
   § 5. Le ministre flamand compétent pour l'économie sociale peut, à l'expiration de la période visée au paragraphe 3, alinéa 1er, exempter les catégories de collaborateurs à l'assistance par le travail en raison de l'âge avancé et de la situation sociale des conditions visées aux articles 49/1 et 49/3.]1

  
Art.52. Het decreet van 25 april 2014 houdende de werk- en zorgtrajecten treedt in werking op 1 februari 2018, met uitzondering van artikel 35 tot en met 37, die in werking treden op 1 mei 2018 en met uitzondering van artikel 25 en 26.
Art.52. Le décret du 25 avril 2014 portant les parcours de travail et de soins entre en vigueur le 1er février 2018, à l'exception des articles 35 à 37 inclus, qui entrent en vigueur le 1er mai 2018, et à l'exception des articles 25 et 26.
Art.53. Dit besluit treedt in werking op 15 februari 2018, met uitzondering van artikel 44 tot en met 49, die in werking treden op 1 mei 2018.
Art.53. Le présent arrêté entre en vigueur le 15 février 2018, à l'exception des articles 44 à 49 inclus, qui entrent en vigueur le 1er mai 2018.
Art.54. De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, zijn ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.54. Le Ministre flamand ayant l'économie sociale dans ses attributions, le Ministre flamand ayant l'assistance aux personnes dans ses attributions, le Ministre flamand ayant la politique de santé dans ses attributions et le Ministre flamand ayant la politique de l'emploi dans ses attributions, sont chargés, chacun en ce qui le ou la concerne, de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGE.<
ANNEXE.<