Artikel 1. In artikel 1.1.1, § 2 van het Energiebesluit van 19 november 2010, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 4° /1 wordt opgeheven;
2° punt 14° wordt vervangen door wat volgt:
"14° certificatiesoftware niet-residentieel: de software die ter beschikking wordt gesteld door het Vlaams Energieagentschap aan de energiedeskundigen type D voor de certificering van een of meer types van bestaande grote niet-residentiële gebouwen, waarmee het energieprestatiecertificaat grote niet-residentiële gebouwen kan worden opgesteld en waarmee de berekende resultaten en de gegevens die aan de grondslag liggen van het energieprestatiecertificaat grote niet-residentiële gebouwen, kunnen worden doorgestuurd naar de energieprestatiecertificatendatabank;";
3° punt 15° wordt vervangen door wat volgt:
"15° certificatiesoftware residentieel: de software die ter beschikking wordt gesteld door het Vlaams Energieagentschap aan de energiedeskundigen type A voor de certificering van bestaande residentiële gebouwen en bestaande kleine niet-residentiële gebouwen, en waarmee het energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen, het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen en het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen kan worden opgesteld en waarmee de berekende resultaten en de gegevens die aan de grondslag liggen van het energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen, het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen en het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen kunnen worden doorgestuurd naar de energieprestatiecertificatendatabank;";
4° punt 24° wordt opgeheven;
5° in punt 29° wordt tussen het woord "gebouwen" en het woord "opmaakt" de zinsnede ", het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen, en het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen" ingevoegd;
6° in punt 32° wordt tussen het woord "voor" en het woord "niet-residentiële" het woord "grote" ingevoegd;
7° er wordt een punt 35° /1 ingevoegd dat luidt als volgt:
"35° /1 energieprestatiecertificaat grote niet-residentiële gebouwen: het certificaat waarin het resultaat is vermeld van de berekening of meting van de totale energie-efficiëntie van een bestaand grote niet-residentiële eenheid, uitgedrukt in een of meer numerieke indicatoren;";
8° er wordt een punt 35° /2 ingevoegd dat luidt als volgt:
"35° /2 energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen: het certificaat waarin het resultaat is vermeld van de berekening van de totale energie-efficiëntie van een bestaand kleine niet-residentiële eenheid, uitgedrukt in een of meer numerieke indicatoren;";
9° er wordt een punt 35° /3 ingevoegd dat luidt als volgt:
"35° /3 energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen: het certificaat waarin het resultaat is vermeld van de berekening van de energie-efficiëntie van de gemeenschappelijke delen van een bestaand appartementsgebouw, uitgedrukt in één of meer numerieke indicatoren;";
10° punt 36° wordt vervangen door wat volgt:
"36° energieprestatiecertificaat niet-residentiële gebouwen: het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen of het energieprestatiecertificaat grote niet-residentiële gebouwen;";
11° er wordt een punt 44/1° ingevoegd, dat luidt als volgt:
"44° /1 gebouweenheid: de kleinste eenheid binnen een gebouw die voldoet aan al de volgende voorwaarden:
a) geschikt zijn voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden of een gemeenschappelijk deel zijn;
b) ontsloten worden via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde circulatieruimte;
c) in functioneel opzicht zelfstandig zijn;";
12° het bestaande punt 47/1° wordt hernummerd tot punt 47° /2;
13° er wordt een punt 47° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"grote niet-residentiële eenheid is "een gebouweenheid met niet-residentiële en niet-industriële bestemming die geen kleine niet-residentiële eenheid is";
14° er wordt een punt 60° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"60° /1 kleine niet-residentiële eenheid: een gebouweenheid met niet-residentiële en niet-industriële bestemming met een bruikbare vloeroppervlakte die niet groter is dan 500 m2 en waarbij het aaneengesloten geheel van niet-residentiële gebouweenheden binnen een zelfde gebouw waarvan de gebouweenheid deel uitmaakt een bruikbare vloeroppervlakte heeft die niet groter is dan 1000 m2;";
15° er wordt een punt 73° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"73° /2 Omgevingsvergunningenbesluit: het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;";
16° er wordt een punt 104° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"104° /2 Verordening 1407/2013/EU: Verordening 1407/2013/EU van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;";
17° er wordt een punt 105° /1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"105° /1/1. Voertuigdelen: het systematisch en beurtelings door vooraf bepaalde personen gebruiken van één of meerdere voertuigen tegen betaling via een vereniging voor voertuigdelen, met uitzondering van het gebruik van voertuigen bestemd voor gewone verhuur of huurkoop;".
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
30 NOVEMBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft diverse bepalingen over energie
Titre
30 NOVEMBRE 2018. - Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l'arrêté relatif à l'énergie du 19 novembre 2010, en ce qui concerne diverses dispositions en matière d'énergie
Informations sur le document
Numac: 2018015561
Datum: 2018-11-30
Info du document
Numac: 2018015561
Date: 2018-11-30
Tekst (75)
Texte (75)
Article 1er. A l'article 1.1.1, § 2, de l'arrêté relatif à l'énergie du 19 novembre 2010, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mars 2018, les modifications suivantes sont apportées :
1° le point 4° /1 est abrogé ;
2° le point 14° est remplacé par ce qui suit :
" 14° logiciel de certification non résidentielle : le logiciel rendu disponible par l'Agence flamande de l'Energie aux experts en matière d'énergie type D en vue d'effectuer la certification d'un ou plusieurs types de grands bâtiments non résidentiels existants, permettant d'établir le certificat de performance énergétique de grands bâtiments non résidentiels et de transmettre les résultats calculés et les données constituant la base du certificat de performance énergétique grands bâtiments non résidentiels à la banque des certificats de performance énergétique ; " ;
3° le point 15° est remplacé par ce qui suit :
" 15° logiciel de certification résidentielle : le logiciel rendu disponible par l'Agence flamande de l'Energie aux experts en matière d'énergie type A en vue d'effectuer la certification des bâtiments résidentiels existants et des petits bâtiments non résidentiels existants, d'établir le certificat de performance énergétique bâtiments résidentiels, le certificat de performance énergétique parties communes et le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels, et permettant de transmettre les résultats calculés et les données constituant la base du certificat de performance énergétique bâtiments résidentiels, du certificat de performance énergétique parties communes et du certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels à la banque des certificats de performance énergétique ; " ;
4° le point 24° est abrogé ;
5° le point 29° est complété par le membre de phrase " , le certificat de performance énergétique parties communes et le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels " ;
6° au point 32° les mots " pour des bâtiments " sont remplacés par les mots " pour les grands bâtiments " ;
7° il est inséré un point 35° /1, rédigé comme suit :
" 35/1° certificat de performance énergétique grands bâtiments non résidentiels : le certificat mentionnant le résultat du calcul ou du mesurage de l'efficience énergétique totale d'une grande unité non résidentielle existante, exprimés en un ou plusieurs indicateurs numériques ; " ;
8° il est inséré un point 35° /2, rédigé comme suit :
" 35° /2 certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels : le certificat mentionnant le résultat du calcul de l'efficience énergétique totale d'une petite unité non résidentielle existante, exprimé en un ou plusieurs indicateurs numériques ; " ;
9° il est inséré un point 35° /3, rédigé comme suit :
" 35° /3 certificat de performance énergétique parties communes : le certificat mentionnant le résultat du calcul de l'efficience énergétique des parties communes d'un immeuble d'appartements existant, exprimé en un ou plusieurs indicateurs numériques ; " ;
10° le point 36° est remplacé par ce qui suit :
" 36° certificat de performance énergétique bâtiments non résidentiels : le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels ou le certificat de performance énergétique grands bâtiments non résidentiels ; " ;
11° un point 44/1° est inséré, rédigé comme suit :
" 44° /1 unité de bâtiment : la plus petite unité d'un bâtiment, répondant à toutes les conditions suivantes :
a) convenir à un usage résidentiel, commercial ou récréatif ou être une partie commune ;
b) être accessible par un propre accès fermable à partir de la voie publique, d'une cour ou d'une aire de circulation partagée ;
c) être fonctionnellement indépendant ; " ;
12° le point 47/1° existant est renuméroté point 47/2° ;
13° il est inséré un point 47° /1, libellé comme suit :
" une grande unité non résidentielle est une unité de bâtiment à usage non résidentiel et non industriel, autre qu'une petite unité non résidentielle " ;
14° il est inséré un point 60° /1, libellé comme suit :
" 60° /1 petite unité non résidentielle : une unité de bâtiment à usage non résidentiel et non industriel d'une surface utile n'excédant pas 500 m2, la surface utile de l'ensemble continu d'unités de bâtiment non résidentielles dans un même bâtiment dont l'unité de bâtiment fait partie n'excédant pas 1000 m2 ; " ;
15° il est inséré un point 73° /2, libellé comme suit :
" 73° /2 Arrêté relatif au permis d'environnement : l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 novembre 2015 portant exécution du décret du 25 avril 2014 relatif au permis d'environnement ; " ;
16° il est inséré un point 104° /2, libellé comme suit :
" 104° /2 Règlement 1407/2013/UE : le Règlement 1407/2013/UE de la Commission du 18 décembre 2013 relatif à l'application des articles 107 et 108 du Traité sur le fonctionnement de l'Union européenne aux aides de minimis ; " ;
17° il est inséré un point 105° /1/1 rédigé comme suit :
" 105° /1/1. Partage de véhicules : l'utilisation systématique et à tour de rôle par des personnes préalablement déterminées d'un ou plusieurs véhicules contre paiement par le biais d'une association de partage de véhicules, à l'exception de l'utilisation de véhicules destinés à la simple location ou location-vente ; ".
1° le point 4° /1 est abrogé ;
2° le point 14° est remplacé par ce qui suit :
" 14° logiciel de certification non résidentielle : le logiciel rendu disponible par l'Agence flamande de l'Energie aux experts en matière d'énergie type D en vue d'effectuer la certification d'un ou plusieurs types de grands bâtiments non résidentiels existants, permettant d'établir le certificat de performance énergétique de grands bâtiments non résidentiels et de transmettre les résultats calculés et les données constituant la base du certificat de performance énergétique grands bâtiments non résidentiels à la banque des certificats de performance énergétique ; " ;
3° le point 15° est remplacé par ce qui suit :
" 15° logiciel de certification résidentielle : le logiciel rendu disponible par l'Agence flamande de l'Energie aux experts en matière d'énergie type A en vue d'effectuer la certification des bâtiments résidentiels existants et des petits bâtiments non résidentiels existants, d'établir le certificat de performance énergétique bâtiments résidentiels, le certificat de performance énergétique parties communes et le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels, et permettant de transmettre les résultats calculés et les données constituant la base du certificat de performance énergétique bâtiments résidentiels, du certificat de performance énergétique parties communes et du certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels à la banque des certificats de performance énergétique ; " ;
4° le point 24° est abrogé ;
5° le point 29° est complété par le membre de phrase " , le certificat de performance énergétique parties communes et le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels " ;
6° au point 32° les mots " pour des bâtiments " sont remplacés par les mots " pour les grands bâtiments " ;
7° il est inséré un point 35° /1, rédigé comme suit :
" 35/1° certificat de performance énergétique grands bâtiments non résidentiels : le certificat mentionnant le résultat du calcul ou du mesurage de l'efficience énergétique totale d'une grande unité non résidentielle existante, exprimés en un ou plusieurs indicateurs numériques ; " ;
8° il est inséré un point 35° /2, rédigé comme suit :
" 35° /2 certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels : le certificat mentionnant le résultat du calcul de l'efficience énergétique totale d'une petite unité non résidentielle existante, exprimé en un ou plusieurs indicateurs numériques ; " ;
9° il est inséré un point 35° /3, rédigé comme suit :
" 35° /3 certificat de performance énergétique parties communes : le certificat mentionnant le résultat du calcul de l'efficience énergétique des parties communes d'un immeuble d'appartements existant, exprimé en un ou plusieurs indicateurs numériques ; " ;
10° le point 36° est remplacé par ce qui suit :
" 36° certificat de performance énergétique bâtiments non résidentiels : le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels ou le certificat de performance énergétique grands bâtiments non résidentiels ; " ;
11° un point 44/1° est inséré, rédigé comme suit :
" 44° /1 unité de bâtiment : la plus petite unité d'un bâtiment, répondant à toutes les conditions suivantes :
a) convenir à un usage résidentiel, commercial ou récréatif ou être une partie commune ;
b) être accessible par un propre accès fermable à partir de la voie publique, d'une cour ou d'une aire de circulation partagée ;
c) être fonctionnellement indépendant ; " ;
12° le point 47/1° existant est renuméroté point 47/2° ;
13° il est inséré un point 47° /1, libellé comme suit :
" une grande unité non résidentielle est une unité de bâtiment à usage non résidentiel et non industriel, autre qu'une petite unité non résidentielle " ;
14° il est inséré un point 60° /1, libellé comme suit :
" 60° /1 petite unité non résidentielle : une unité de bâtiment à usage non résidentiel et non industriel d'une surface utile n'excédant pas 500 m2, la surface utile de l'ensemble continu d'unités de bâtiment non résidentielles dans un même bâtiment dont l'unité de bâtiment fait partie n'excédant pas 1000 m2 ; " ;
15° il est inséré un point 73° /2, libellé comme suit :
" 73° /2 Arrêté relatif au permis d'environnement : l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 novembre 2015 portant exécution du décret du 25 avril 2014 relatif au permis d'environnement ; " ;
16° il est inséré un point 104° /2, libellé comme suit :
" 104° /2 Règlement 1407/2013/UE : le Règlement 1407/2013/UE de la Commission du 18 décembre 2013 relatif à l'application des articles 107 et 108 du Traité sur le fonctionnement de l'Union européenne aux aides de minimis ; " ;
17° il est inséré un point 105° /1/1 rédigé comme suit :
" 105° /1/1. Partage de véhicules : l'utilisation systématique et à tour de rôle par des personnes préalablement déterminées d'un ou plusieurs véhicules contre paiement par le biais d'une association de partage de véhicules, à l'exception de l'utilisation de véhicules destinés à la simple location ou location-vente ; ".
Art.2. In artikel 2.1.4 van hetzelfde besluit worden de woorden "de beheersovereenkomst" vervangen door " het ondernemingsplan".
Art.2. Dans l'article 2.1.4 du même arrêté, les mots " le contrat de gestion " sont remplacés par les mots " le plan d'entreprise ".
Art.3. In artikel 2.2.2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "vooral via de beheersovereenkomst" vervangen door de woorden "inzonderheid door het ondernemingsplan";
2° het tweede en derde lid worden opgeheven.
1° in het eerste lid worden de woorden "vooral via de beheersovereenkomst" vervangen door de woorden "inzonderheid door het ondernemingsplan";
2° het tweede en derde lid worden opgeheven.
Art.3. A l'article 2.2.2 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes :
1° à l'alinéa premier, les mots " notamment par le biais du contrat de gestion " sont remplacés par les mots " notamment par le biais du plan d'entreprise " ;
2° les deuxième et troisième alinéas sont abrogés.
1° à l'alinéa premier, les mots " notamment par le biais du contrat de gestion " sont remplacés par les mots " notamment par le biais du plan d'entreprise " ;
2° les deuxième et troisième alinéas sont abrogés.
Art.4. In artikel 2.3.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, wordt de zinsnede "besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid" vervangen door de zinsnede "besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen en van de intern verzelfstandigde agentschappen".
Art.4. Dans l'article 2.3.1 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 juillet 2015, le membre de phrase " l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 octobre 2003 réglant la délégation de compétences de décision aux chefs des agences autonomisées internes de l'autorité flamande " est remplacé par le membre de phrase " l'arrêté du Gouvernement flamand du 30 octobre 2015 réglant la délégation de compétences de décision aux chefs des départements et des agences autonomisées internes ".
Art.5. In artikel 2.4.5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt:
"1° een jaarrapport over de uitvoering van het ondernemingsplan;";
2° punt 3° wordt opgeheven.
1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt:
"1° een jaarrapport over de uitvoering van het ondernemingsplan;";
2° punt 3° wordt opgeheven.
Art.5. A l'article 2.4.5 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes :
1° le point 1° est remplacé par ce qui suit :
" 1° un rapport annuel sur l'exécution du plan d'entreprise ; " ;
2° le point 3° est abrogé.
1° le point 1° est remplacé par ce qui suit :
" 1° un rapport annuel sur l'exécution du plan d'entreprise ; " ;
2° le point 3° est abrogé.
Art.6. In artikel 3.1.20 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "of het lidmaatschap van het bestuursorgaan van een van de voornoemde personen betreft" opgeheven.
Art.6. Dans l'article 3.1.20 du même arrêté, le membre de phrase " ou en qualité de membre de l'organe de gestion de l'une des personnes précitées " est abrogé.
Art.7. In artikel 3.2.14 van hetzelfde besluit wordt tussen het tweede en derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"De VREG kan een leveringsvergunning enkel op vraag van de houder ervan opheffen nadat deze aan de VREG het bewijs heeft voorgelegd dat hij al zijn klanten heeft overgedragen aan een of meerdere andere leveranciers.".
"De VREG kan een leveringsvergunning enkel op vraag van de houder ervan opheffen nadat deze aan de VREG het bewijs heeft voorgelegd dat hij al zijn klanten heeft overgedragen aan een of meerdere andere leveranciers.".
Art.7. Dans l'article 3.2.14 du même arrêté, il est inséré entre les alinéas deux et trois un alinéa libellé comme suit :
" Le VREG ne peut retirer une autorisation de fourniture qu'à la demande de son titulaire, après que celui-ci lui a fourni la preuve qu'il a transféré tous ses clients à un ou plusieurs autres fournisseurs ".
" Le VREG ne peut retirer une autorisation de fourniture qu'à la demande de son titulaire, après que celui-ci lui a fourni la preuve qu'il a transféré tous ses clients à un ou plusieurs autres fournisseurs ".
Art.8. Aan artikel 6.1.4, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De minister kan nadere regels en de verdere werkwijze bepalen met het oog op het op onafhankelijke wijze aantonen van de informatie, vermeld in § 2.".
"De minister kan nadere regels en de verdere werkwijze bepalen met het oog op het op onafhankelijke wijze aantonen van de informatie, vermeld in § 2.".
Art.8. L'article 6.1.4, § 2, du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2014, est complété par un alinéa deux, rédigé comme suit :
" Le ministre peut fixer d'autres règles et procédures pour la démonstration indépendante des informations visées au § 2. ".
" Le ministre peut fixer d'autres règles et procédures pour la démonstration indépendante des informations visées au § 2. ".
Art.9. In artikel 6.1.12/1 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° er wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 2/1. De minister kan, met het oog op het op onafhankelijke wijze aantonen van de informatie, vermeld in § 2, nadere regels uitwerken wat betreft de erkenning van de certificatie-instanties, de erkenning en de periodieke beoordeling van de certificatieschema's, en het invoeren van certificatieschema's door het Vlaams Energieagentschap.";
2° in paragraaf 3, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, worden tussen de woorden "aanspraak maken op een" en de woorden "vereenvoudigd certificatiesysteem", de woorden "door de minister bepaald" ingevoegd;
3° de paragraaf 3, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013, wordt hernummerd tot paragraaf 4.
1° er wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 2/1. De minister kan, met het oog op het op onafhankelijke wijze aantonen van de informatie, vermeld in § 2, nadere regels uitwerken wat betreft de erkenning van de certificatie-instanties, de erkenning en de periodieke beoordeling van de certificatieschema's, en het invoeren van certificatieschema's door het Vlaams Energieagentschap.";
2° in paragraaf 3, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, worden tussen de woorden "aanspraak maken op een" en de woorden "vereenvoudigd certificatiesysteem", de woorden "door de minister bepaald" ingevoegd;
3° de paragraaf 3, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013, wordt hernummerd tot paragraaf 4.
Art.9. Les modifications suivantes sont apportées à l'article 6.1.12/1 du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 mai 2017 :
1° il est inséré un paragraphe 2/1, rédigé comme suit :
" § 2/1. Le ministre peut, en vue de la démonstration indépendante des informations visées au § 2, arrêter des modalités relatives à l'agrément des organismes de certification, à la reconnaissance et à l'évaluation périodique des schémas de certification, et à la mise en oeuvre des schémas de certification par l'Agence flamande de l'Energie. " ;
2° au paragraphe 3, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 mai 2017, le membre de phrase " , arrêté par le ministre " est ajouté après les mots " système de certification simplifié " ;
3° le paragraphe 3, ajouté par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2013, est renuméroté paragraphe 4.
1° il est inséré un paragraphe 2/1, rédigé comme suit :
" § 2/1. Le ministre peut, en vue de la démonstration indépendante des informations visées au § 2, arrêter des modalités relatives à l'agrément des organismes de certification, à la reconnaissance et à l'évaluation périodique des schémas de certification, et à la mise en oeuvre des schémas de certification par l'Agence flamande de l'Energie. " ;
2° au paragraphe 3, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 mai 2017, le membre de phrase " , arrêté par le ministre " est ajouté après les mots " système de certification simplifié " ;
3° le paragraphe 3, ajouté par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2013, est renuméroté paragraphe 4.
Art.10. In artikel 6.1.16, § 1/1, laatste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, worden tussen de woorden "kan een" en de woorden "risicogebaseerde methodologie", de woorden "door de minister bepaalde" ingevoegd.
Art.10. Dans l'article 6.1.16, § 1er/1, dernier alinéa du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 mai 2017, le membre de phrase " , arrêtée par le ministre, " est inséré entre les mots " méthodologie basée sur les risques " et les mots " peut être appliquée ".
Art.11. In artikel 6.2.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
"Warmte-krachtinstallaties met een nominaal elektrisch of mechanisch vermogen van meer dan 1 MW kunnen alleen warmte-krachtcertificaten blijven krijgen na de voorlegging van een nieuw keuringsverslag om de twee jaar.".
"Warmte-krachtinstallaties met een nominaal elektrisch of mechanisch vermogen van meer dan 1 MW kunnen alleen warmte-krachtcertificaten blijven krijgen na de voorlegging van een nieuw keuringsverslag om de twee jaar.".
Art.11. Dans l'article 6.2.3 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2014, l'alinéa deux est remplacé par ce qui suit :
" Les installations de cogénération d'une puissance électrique ou mécanique nominale supérieure à 1 MW ne peuvent continuer à recevoir des certificats de cogénération qu'après la présentation d'un nouveau rapport de contrôle tous les deux ans. ".
" Les installations de cogénération d'une puissance électrique ou mécanique nominale supérieure à 1 MW ne peuvent continuer à recevoir des certificats de cogénération qu'après la présentation d'un nouveau rapport de contrôle tous les deux ans. ".
Art.12. In artikel 6.2.10, § 8, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, worden tussen de woorden "fossiele energiebronnen" en de zinsnede "gelijkgesteld aan 55 %" de woorden "of biomethaan" ingevoegd.
Art.12. Dans l'article 6.2.10, § 8, alinéa premier, du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012, les mots " ou le biométhane " sont insérés entre les mots " combustibles fossiles " et les mots " dans le cas ".
Art.13. In artikel 6.2/1.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, wordt tussen het eerste en tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"In afwijking van het eerste lid worden de productie-installaties, vermeld in het eerste lid, die aangesloten zijn op een directe lijn en daarin injecteren, ingedeeld in een niet-representatieve projectcategorie, vermeld in artikel 6.2/1.7, indien ze voldoen aan de daarvoor geldende voorwaarden.".
"In afwijking van het eerste lid worden de productie-installaties, vermeld in het eerste lid, die aangesloten zijn op een directe lijn en daarin injecteren, ingedeeld in een niet-representatieve projectcategorie, vermeld in artikel 6.2/1.7, indien ze voldoen aan de daarvoor geldende voorwaarden.".
Art.13. Dans l'article 6.2/1.2 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012 et modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2017, il est inséré entre les premier et deuxième alinéas un alinéa qui est énoncé comme suit :
" Par dérogation au premier alinéa, les installations de production, visées au premier alinéa, qui sont raccordées à une ligne directe et injectent dans celle-ci sont classées dans une catégorie de projet non représentative, visée à l'article 6.2/1.7, si elles répondent aux conditions pertinentes. ".
" Par dérogation au premier alinéa, les installations de production, visées au premier alinéa, qui sont raccordées à une ligne directe et injectent dans celle-ci sont classées dans une catégorie de projet non représentative, visée à l'article 6.2/1.7, si elles répondent aux conditions pertinentes. ".
Art.14. In artikel 6.2/1.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, wordt tussen het eerste en tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"In afwijking van het eerste lid worden de productie-installaties, vermeld in het eerste lid, die aangesloten zijn op een directe lijn en daarin injecteren, ingedeeld in een niet-representatieve projectcategorie, vermeld in artikel 6.2/1.7, indien ze voldoen aan de daarvoor geldende voorwaarden.".
"In afwijking van het eerste lid worden de productie-installaties, vermeld in het eerste lid, die aangesloten zijn op een directe lijn en daarin injecteren, ingedeeld in een niet-representatieve projectcategorie, vermeld in artikel 6.2/1.7, indien ze voldoen aan de daarvoor geldende voorwaarden.".
Art.14. Dans l'article 6.2/1.4 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012 et modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2017, il est inséré entre les premier et deuxième alinéas un alinéa qui est énoncé comme suit :
" Par dérogation au premier alinéa, les installations de production, visées au premier alinéa, qui sont raccordées à une ligne directe et injectent dans celle-ci sont classées dans une catégorie de projet non représentative, visée à l'article 6.2/1.7, si elles répondent aux conditions pertinentes. ".
" Par dérogation au premier alinéa, les installations de production, visées au premier alinéa, qui sont raccordées à une ligne directe et injectent dans celle-ci sont classées dans une catégorie de projet non représentative, visée à l'article 6.2/1.7, si elles répondent aux conditions pertinentes. ".
Art.15. Aan artikel 6.2/1.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2015, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"In afwijking van het eerste en tweede lid herberekent het Vlaams Energieagentschap voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar voor de productie van groene stroom de onrendabele toppen en bandingfactoren en actualiseert deze op basis van de tarieven van de vennootschapsbelasting.".
"In afwijking van het eerste en tweede lid herberekent het Vlaams Energieagentschap voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar voor de productie van groene stroom de onrendabele toppen en bandingfactoren en actualiseert deze op basis van de tarieven van de vennootschapsbelasting.".
Art.15. L'article 6.2/1.3 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 29 mai 2015, est complété par un alinéa trois, rédigé comme suit :
" Par dérogation aux alinéas premier et deux, l'Agence flamande de l'Energie recalcule, pour tous les projets de production d'électricité verte en cours avec date de démarrage à partir du 1er janvier 2013 et pour les nouveaux projets avec date de démarrage entre le 1er août et le 31 décembre de l'année civile en cours, les pics non rentables et les facteurs de banding, et les actualise sur la base des taux de l'impôt des sociétés. ".
" Par dérogation aux alinéas premier et deux, l'Agence flamande de l'Energie recalcule, pour tous les projets de production d'électricité verte en cours avec date de démarrage à partir du 1er janvier 2013 et pour les nouveaux projets avec date de démarrage entre le 1er août et le 31 décembre de l'année civile en cours, les pics non rentables et les facteurs de banding, et les actualise sur la base des taux de l'impôt des sociétés. ".
Art.16. Aan titel VI, hoofdstuk II/1, afdeling II, onderafdeling III van hetzelfde besluit wordt een artikel 6.2/1.4/1 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 6.2/1.4/1. Het Vlaams Energieagentschap herberekent voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar voor warmte-krachtkoppeling de onrendabele toppen en bandingfactoren en actualiseert deze op basis van de tarieven van de vennootschapsbelasting.".
"Art. 6.2/1.4/1. Het Vlaams Energieagentschap herberekent voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar voor warmte-krachtkoppeling de onrendabele toppen en bandingfactoren en actualiseert deze op basis van de tarieven van de vennootschapsbelasting.".
Art.16. Au titre VI, chapitre II/1, section II, sous-section III du même arrêté, il est ajouté un article 6.2/1.4/1, rédigé comme suit :
" Art. 6.2/1.4/1. L'Agence flamande de l'Energie recalcule, pour tous les projets de cogénération en cours avec date de démarrage à partir du 1er janvier 2013 et pour les nouveaux projets avec date de démarrage entre le 1er août et le 31 décembre de l'année civile en cours, les pics non rentables et les facteurs de banding, et les actualise sur la base des taux de l'impôt des sociétés. ".
" Art. 6.2/1.4/1. L'Agence flamande de l'Energie recalcule, pour tous les projets de cogénération en cours avec date de démarrage à partir du 1er janvier 2013 et pour les nouveaux projets avec date de démarrage entre le 1er août et le 31 décembre de l'année civile en cours, les pics non rentables et les facteurs de banding, et les actualise sur la base des taux de l'impôt des sociétés. ".
Art.17. In artikel 6.2/1.7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2017 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1, eerste lid, 1° wordt de zinsnede ", voor zover ze niet behoren tot 6° " toegevoegd;
2° aan paragraaf 1, eerste lid wordt een punt 6° tot en met 12° toegevoegd, die luiden als volgt:
"6° nieuwe installaties op zonne-energie met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt;
7° nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land, met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 300 kWe tot en met 4,5 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt;
8° nieuwe biogasinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt:
a) voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van:
1) biogasinstallaties op stortgas,
2) biogasinstallaties met vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib;
3) biogasinstallaties voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie;
b) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie:
9° nieuwe installaties voor de verbranding van vaste biomassa met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt;
10° nieuwe installaties voor de verbranding van vloeibare biomassa met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt;
11° nieuwe installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt;
12° kwalitatieve warmte-krachtinstallaties die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt, en met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 50 MWe.";
3° in paragraaf 1, vijfde lid, worden tussen de zinsnede ", en legt de berekening van die voorlopige bandingfactor" en de zinssnede "ter goedkeuring voor aan de minister", de woorden "alsook de berekeningsmethodiek van de definitieve bandingfactor" ingevoegd;
4° in paragraaf 1, vijfde lid worden de woorden "en aan de VREG" vervangen door de zinsnede "wat expertisedossiers betreft aan de VREG, en wat standaarddossiers betreft aan de beheerder van het net waarop de installatie is aangesloten of aan de beheerder van het net dat gekoppeld is aan het gesloten distributienet of gesloten industrieel net waarop de installatie is aangesloten of als het installaties in eilandwerking betreft aan de netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangewezen";
5° in paragraaf 2, vierde lid worden de woorden "en aan de VREG" vervangen door de zinsnede "wat expertisedossiers betreft aan de VREG, en wat standaarddossiers betreft aan de beheerder van het net waarop de installatie is aangesloten of aan de beheerder van het net dat gekoppeld is aan het gesloten distributienet of gesloten industrieel net waarop de installatie is aangesloten of als het installaties in eilandwerking betreft aan de netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangewezen";
6° aan paragraaf 2, vijfde lid wordt de volgende zin toegevoegd:
"In dat geval blijft de definitieve bandingfactor voor een nieuw project geldig voor zover de startdatum niet later is dan twaalf maanden na de betekening van de beslissing. Wanneer de bandingfactor voor het project niet langer geldig is, dient een nieuwe aanvraag te worden ingediend volgens de procedure vermeld in § 1.";
7° in paragraaf 2, zesde lid worden tussen de woorden "voor een nieuw project" en de woorden "geldig voor zover de startdatum niet later is dan één maand na de betekening van de beslissing", de woorden "dat wel over een omgevingsvergunning dient te beschikken" ingevoegd;
8° in paragraaf 6 worden de woorden "artikel 6.2/1.2, derde lid" vervangen door de woorden "artikel 6.2/1.3, tweede lid";
9° aan paragraaf 6 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"In afwijking van het eerste lid herberekent het Vlaams Energieagentschap voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar voor de productie van groene stroom en voor warmte-krachtkoppeling de onrendabele toppen en bandingfactoren en actualiseert deze op basis van de tarieven van de vennootschapsbelasting.".
1° aan paragraaf 1, eerste lid, 1° wordt de zinsnede ", voor zover ze niet behoren tot 6° " toegevoegd;
2° aan paragraaf 1, eerste lid wordt een punt 6° tot en met 12° toegevoegd, die luiden als volgt:
"6° nieuwe installaties op zonne-energie met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt;
7° nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land, met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 300 kWe tot en met 4,5 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt;
8° nieuwe biogasinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt:
a) voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van:
1) biogasinstallaties op stortgas,
2) biogasinstallaties met vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib;
3) biogasinstallaties voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie;
b) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie:
9° nieuwe installaties voor de verbranding van vaste biomassa met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt;
10° nieuwe installaties voor de verbranding van vloeibare biomassa met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt;
11° nieuwe installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt;
12° kwalitatieve warmte-krachtinstallaties die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt, en met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 50 MWe.";
3° in paragraaf 1, vijfde lid, worden tussen de zinsnede ", en legt de berekening van die voorlopige bandingfactor" en de zinssnede "ter goedkeuring voor aan de minister", de woorden "alsook de berekeningsmethodiek van de definitieve bandingfactor" ingevoegd;
4° in paragraaf 1, vijfde lid worden de woorden "en aan de VREG" vervangen door de zinsnede "wat expertisedossiers betreft aan de VREG, en wat standaarddossiers betreft aan de beheerder van het net waarop de installatie is aangesloten of aan de beheerder van het net dat gekoppeld is aan het gesloten distributienet of gesloten industrieel net waarop de installatie is aangesloten of als het installaties in eilandwerking betreft aan de netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangewezen";
5° in paragraaf 2, vierde lid worden de woorden "en aan de VREG" vervangen door de zinsnede "wat expertisedossiers betreft aan de VREG, en wat standaarddossiers betreft aan de beheerder van het net waarop de installatie is aangesloten of aan de beheerder van het net dat gekoppeld is aan het gesloten distributienet of gesloten industrieel net waarop de installatie is aangesloten of als het installaties in eilandwerking betreft aan de netbeheerder die overeenkomstig de federale Elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangewezen";
6° aan paragraaf 2, vijfde lid wordt de volgende zin toegevoegd:
"In dat geval blijft de definitieve bandingfactor voor een nieuw project geldig voor zover de startdatum niet later is dan twaalf maanden na de betekening van de beslissing. Wanneer de bandingfactor voor het project niet langer geldig is, dient een nieuwe aanvraag te worden ingediend volgens de procedure vermeld in § 1.";
7° in paragraaf 2, zesde lid worden tussen de woorden "voor een nieuw project" en de woorden "geldig voor zover de startdatum niet later is dan één maand na de betekening van de beslissing", de woorden "dat wel over een omgevingsvergunning dient te beschikken" ingevoegd;
8° in paragraaf 6 worden de woorden "artikel 6.2/1.2, derde lid" vervangen door de woorden "artikel 6.2/1.3, tweede lid";
9° aan paragraaf 6 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"In afwijking van het eerste lid herberekent het Vlaams Energieagentschap voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar voor de productie van groene stroom en voor warmte-krachtkoppeling de onrendabele toppen en bandingfactoren en actualiseert deze op basis van de tarieven van de vennootschapsbelasting.".
Art.17. A l'article 6.2/1.7 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2017 et modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2017, les modifications suivantes sont apportées :
1° le paragraphe 1er, alinéa premier, 1°, est complété par le membre de phrase " , pour autant qu'elles ne relèvent pas de 6° " ;
2° au paragraphe 1er, alinéa premier, sont ajoutés les points 6° à 12°, rédigés comme suit :
" 6° nouvelles installations solaires d'une puissance AC maximale du ou des transformateurs supérieure à 10 kW, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site ;
7° nouvelles installations terrestres productrices d'énergie éolienne d'une puissance nominale brute par turbine entre 300 kWe et 4,5 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site ;
8° nouvelles installations de biogaz d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site :
a) pour la fermentation de flux de lisier et/ou autres flux liés à l'agriculture et à l'horticulture ou d'autres substances organo-biologiques, à l'exclusion des :
1) installations de biogaz fonctionnant sur du gaz de décharge,
2) installations de biogaz dans lesquelles les eaux usées, les boues d'épuration d'eaux usées, les eaux d'égouts ou les boues d'épuration d'eaux d'égouts sont fermentées ;
3) installations de biogaz pour la fermentation de déchets LFJ auprès d'une installation de compostage existante ;
b) pour la fermentation de déchets LFJ auprès d'une installation de compostage existante ;
9° nouvelles installations pour l'incinération de biomasse solide, d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site ;
10° nouvelles installations pour l'incinération de biomasse liquide, d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site ;
11° nouvelles installations pour l'incinération de déchets de biomasse d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site ;
12° installations de cogénération qualitatives injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site, d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 50 MWe. " ;
3° au paragraphe 1er, cinquième alinéa, les mots " ainsi que la méthode de calcul du facteur de banding définitif " sont insérés entre les mots " et soumet le calcul de ce facteur " et les mots " à l'approbation du ministre " ;
4° au paragraphe 1er, cinquième alinéa, les mots " et au VREG " sont remplacés par le membre de phrase " , en ce qui concerne les dossiers d'expertise, au VREG, et en ce qui concerne les dossiers standard au gestionnaire du réseau auquel l'installation est raccordée ou au gestionnaire du réseau raccordé au réseau de distribution fermé ou au réseau industriel fermé auquel l'installation est raccordée ou, dans le cas des installations en îlotage, au gestionnaire du réseau qui est également désigné comme gestionnaire du réseau de transport conformément à la Loi fédérale sur l'électricité " ;
5° au paragraphe 2, quatrième alinéa, les mots " et au VREG " sont remplacés par le membre de phrase " , en ce qui concerne les dossiers d'expertise, au VREG, et en ce qui concerne les dossiers standard au gestionnaire du réseau auquel l'installation est raccordée ou au gestionnaire du réseau raccordé au réseau de distribution fermé ou au réseau industriel fermé auquel l'installation est raccordée ou, dans le cas des installations en îlotage, au gestionnaire du réseau qui est également désigné comme gestionnaire du réseau de transport conformément à la Loi fédérale sur l'électricité " ;
6° au paragraphe 2, cinquième alinéa, la phrase suivante est ajoutée :
" Dans ce cas, le facteur de banding final reste valable pour un nouveau projet à condition que la date de début soit au plus tard douze mois après la notification de la décision. Si le facteur de banding du projet n'est plus valable, une nouvelle demande doit être présentée conformément à la procédure visée au § 1er. " ;
7° au paragraphe 2, sixième alinéa, les mots " qui doit disposer d'un permis d'environnement " sont insérés entre les mots " nouveau projet " et les mots " pour autant que " ;
8° au paragraphe 6, les mots " l'article 6.2/1.2, alinéa trois " sont remplacés par les mots " l'article 6.2/1.3, alinéa deux " ;
9° au paragraphe 6, il est ajouté un deuxième alinéa, libellé comme suit :
" Par dérogation à l'alinéa premier, l'Agence flamande de l'Energie recalcule, pour tous les projets de production d'électricité verte et de cogénération en cours avec date de démarrage à partir du 1er janvier 2013 et pour les nouveaux projets avec date de démarrage entre le 1er août et le 31 décembre de l'année civile en cours, les pics non rentables et les facteurs de banding, et les actualise sur la base des taux de l'impôt des sociétés. ".
1° le paragraphe 1er, alinéa premier, 1°, est complété par le membre de phrase " , pour autant qu'elles ne relèvent pas de 6° " ;
2° au paragraphe 1er, alinéa premier, sont ajoutés les points 6° à 12°, rédigés comme suit :
" 6° nouvelles installations solaires d'une puissance AC maximale du ou des transformateurs supérieure à 10 kW, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site ;
7° nouvelles installations terrestres productrices d'énergie éolienne d'une puissance nominale brute par turbine entre 300 kWe et 4,5 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site ;
8° nouvelles installations de biogaz d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site :
a) pour la fermentation de flux de lisier et/ou autres flux liés à l'agriculture et à l'horticulture ou d'autres substances organo-biologiques, à l'exclusion des :
1) installations de biogaz fonctionnant sur du gaz de décharge,
2) installations de biogaz dans lesquelles les eaux usées, les boues d'épuration d'eaux usées, les eaux d'égouts ou les boues d'épuration d'eaux d'égouts sont fermentées ;
3) installations de biogaz pour la fermentation de déchets LFJ auprès d'une installation de compostage existante ;
b) pour la fermentation de déchets LFJ auprès d'une installation de compostage existante ;
9° nouvelles installations pour l'incinération de biomasse solide, d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site ;
10° nouvelles installations pour l'incinération de biomasse liquide, d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site ;
11° nouvelles installations pour l'incinération de déchets de biomasse d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site ;
12° installations de cogénération qualitatives injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site, d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 50 MWe. " ;
3° au paragraphe 1er, cinquième alinéa, les mots " ainsi que la méthode de calcul du facteur de banding définitif " sont insérés entre les mots " et soumet le calcul de ce facteur " et les mots " à l'approbation du ministre " ;
4° au paragraphe 1er, cinquième alinéa, les mots " et au VREG " sont remplacés par le membre de phrase " , en ce qui concerne les dossiers d'expertise, au VREG, et en ce qui concerne les dossiers standard au gestionnaire du réseau auquel l'installation est raccordée ou au gestionnaire du réseau raccordé au réseau de distribution fermé ou au réseau industriel fermé auquel l'installation est raccordée ou, dans le cas des installations en îlotage, au gestionnaire du réseau qui est également désigné comme gestionnaire du réseau de transport conformément à la Loi fédérale sur l'électricité " ;
5° au paragraphe 2, quatrième alinéa, les mots " et au VREG " sont remplacés par le membre de phrase " , en ce qui concerne les dossiers d'expertise, au VREG, et en ce qui concerne les dossiers standard au gestionnaire du réseau auquel l'installation est raccordée ou au gestionnaire du réseau raccordé au réseau de distribution fermé ou au réseau industriel fermé auquel l'installation est raccordée ou, dans le cas des installations en îlotage, au gestionnaire du réseau qui est également désigné comme gestionnaire du réseau de transport conformément à la Loi fédérale sur l'électricité " ;
6° au paragraphe 2, cinquième alinéa, la phrase suivante est ajoutée :
" Dans ce cas, le facteur de banding final reste valable pour un nouveau projet à condition que la date de début soit au plus tard douze mois après la notification de la décision. Si le facteur de banding du projet n'est plus valable, une nouvelle demande doit être présentée conformément à la procédure visée au § 1er. " ;
7° au paragraphe 2, sixième alinéa, les mots " qui doit disposer d'un permis d'environnement " sont insérés entre les mots " nouveau projet " et les mots " pour autant que " ;
8° au paragraphe 6, les mots " l'article 6.2/1.2, alinéa trois " sont remplacés par les mots " l'article 6.2/1.3, alinéa deux " ;
9° au paragraphe 6, il est ajouté un deuxième alinéa, libellé comme suit :
" Par dérogation à l'alinéa premier, l'Agence flamande de l'Energie recalcule, pour tous les projets de production d'électricité verte et de cogénération en cours avec date de démarrage à partir du 1er janvier 2013 et pour les nouveaux projets avec date de démarrage entre le 1er août et le 31 décembre de l'année civile en cours, les pics non rentables et les facteurs de banding, et les actualise sur la base des taux de l'impôt des sociétés. ".
Art.18. Aan titel VI, hoofdstuk II/1, afdeling III, van hetzelfde besluit wordt een artikel 6.2/1.8/1 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 6.2/1.8/1. Het Vlaams Energieagentschap actualiseert de onrendabele toppen en bandingfactoren op basis van de tarieven van de vennootschapsbelasting voor alle lopende projecten met startdatum voor 1 januari 2013, vermeld in artikel 6.2/1.8, voor de productie van groene stroom.".
"Art. 6.2/1.8/1. Het Vlaams Energieagentschap actualiseert de onrendabele toppen en bandingfactoren op basis van de tarieven van de vennootschapsbelasting voor alle lopende projecten met startdatum voor 1 januari 2013, vermeld in artikel 6.2/1.8, voor de productie van groene stroom.".
Art.18. Au titre VI, chapitre II/1, section III du même arrêté, il est ajouté un article 6.2/1.8/1, rédigé comme suit :
" Art. 6.2/1.8/1. L'Agence flamande de l'Energie actualise les pics non rentables et les facteurs de banding sur la base des taux de l'impôt sur les sociétés pour tous les projets de production d'électricité verte en cours avec date de démarrage avant le 1er janvier 2013, visés à l'article 6.2/1.8. ".
" Art. 6.2/1.8/1. L'Agence flamande de l'Energie actualise les pics non rentables et les facteurs de banding sur la base des taux de l'impôt sur les sociétés pour tous les projets de production d'électricité verte en cours avec date de démarrage avant le 1er janvier 2013, visés à l'article 6.2/1.8. ".
Art. 19. In artikel 6.4.1/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden punt 3° en punt 4° vervangen door wat volgt:
"3° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste isolatie aan de buitenkant van een buitenmuur, volgens de volgende criteria:
1° in het eerste lid worden punt 3° en punt 4° vervangen door wat volgt:
"3° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste isolatie aan de buitenkant van een buitenmuur, volgens de volgende criteria:
Art. 19. A l'article 6.4.1/1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 septembre 2011 et remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juillet 2016, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans l'alinéa 1er, les points 3° et 4° sont remplacés par ce qui suit :
" 3° une prime à l'isolation par l'extérieur d'un mur extérieur nouvellement réalisée par un entrepreneur, selon les critères suivants :
1° dans l'alinéa 1er, les points 3° et 4° sont remplacés par ce qui suit :
" 3° une prime à l'isolation par l'extérieur d'un mur extérieur nouvellement réalisée par un entrepreneur, selon les critères suivants :
| datum van de eindfactuur | koppeling aan kwaliteitssysteem | premie |
| 1/1/2016-31/12/2016 | De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 2 m2K/W. | 15 euro per m2 |
| 1/1/2017-31/12/2020 | De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 3 m2K/W. | 15 euro per m2 |
| Vanaf 1/1/2021 | De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 3 m2K/W. Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vanaf 1 januari 2021, moeten de gebruikte materialen, de plaatsingstechnieken en de plaatsers volledig voldoen aan de STS, vermeld in artikel 13 van het ministerieel besluit van 6 september 1991 tot opstelling van typevoorschriften in de bouwsector, voor de plaatsing van isolatie aan de buitenkant van buitenmuren. | 15 euro per m2 |
Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vanaf 1 januari 2021, moeten de gebruikte materialen, de plaatsingstechnieken en de plaatsers volledig voldoen aan de STS, vermeld in artikel 13 van het ministerieel besluit van 6 september 1991 tot opstelling van typevoorschriften in de bouwsector, voor de plaatsing van isolatie aan de buitenkant van buitenmuren. 15 euro per m2
4° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste isolatie aan de binnenkant van buitenmuren, op voorwaarde dat de warmteweerstand van de nieuw aangebrachte isolatielaag minimaal 2 m2K/W bedraagt, volgens de volgende criteria:
| date de la facture finale | exigence qualitative | prime |
| 1/1/2016-31/12/2016 | La résistance thermique Rd de la couche d'isolation nouvellement posée s'élève à 2 m2K/W au minimum. | 15 euros par m2 |
| 1/1/2017-31/12/2020 | La résistance thermique Rd de la couche d'isolation nouvellement posée s'élève à 3 m2K/W au minimum. | 15 euros par m2 |
| A partir du 1/1/2021 | La résistance thermique Rd de la couche d'isolation nouvellement posée s'élève à 3 m2K/W au minimum. Pour les travaux de placement d'isolation par l'extérieur des murs extérieurs réalisés à partir du 1er janvier 2021, les matériaux utilisés, les techniques de placement et les placeurs doivent pleinement respecter les STS visées à l'article 13 de l'arrêté ministériel du 6 septembre 1991 relatif à l'établissement de spécifications-types dans la construction. | 15 euros par m2 |
Pour les travaux de placement d'isolation par l'extérieur des murs extérieurs réalisés à partir du 1er janvier 2021, les matériaux utilisés, les techniques de placement et les placeurs doivent pleinement respecter les STS visées à l'article 13 de l'arrêté ministériel du 6 septembre 1991 relatif à l'établissement de spécifications-types dans la construction. 15 euros par m2
4° une prime à l'isolation par l'intérieur des murs extérieurs nouvellement réalisée par un entrepreneur, à condition que la résistance thermique de la nouvelle couche d'isolation s'élève à 2 m2K/W au minimum, selon les critères suivants :
| datum van de eindfactuur | koppeling aan kwaliteitssysteem | premie |
| 1/1/2016-31/12/2016 | / | Geen premie |
| 1/1/2017-31/12/2018 | De uitgevoerde werkzaamheden worden begeleid door een architect die ingeschreven is in de tabel van de Orde van Architecten en die een controletaak uitoefent op de werkzaamheden, of de isolatiematerialen wordt geplaatst door een aannemer waarvan op het ogenblik van de uitvoering minstens de zaakvoerder of een werknemer beschikt over een certificaat van bekwaamheid of een certificaat van bekwaamheid als aspirant als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°, van dit besluit. | 15 euro per m2 |
| 1/1/2019 - 31/12/2020 | De uitgevoerde werkzaamheden worden begeleid door een architect die ingeschreven is in de tabel van de Orde van Architecten en die een controletaak uitoefent op de werkzaamheden, of de isolatiematerialen wordt geplaatst door een aannemer waarvan op het ogenblik van de uitvoering minstens de zaakvoerder of een werknemer beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°, van dit besluit. Indien de voormelde aannemer niet beschikt over voormeld certificaat van bekwaamheid, dan wordt de kwaliteitsvolle uitvoering gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°. | 15 euro per m2 |
| Vanaf 1/1/2021 | Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vóór 1 januari 2021: de uitgevoerde werkzaamheden worden begeleid door een architect die ingeschreven is in de tabel van de Orde van Architecten en die een controletaak uitoefent op de werkzaamheden, of het plaatsen van de isolatiematerialen wordt uitgevoerd door een aannemer waarvan op het ogenblik van de uitvoering minstens de zaakvoerder of een werknemer beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°, van dit besluit. Indien de voormelde aannemer niet beschikt over voormeld certificaat van bekwaamheid, dan wordt de kwaliteitsvolle uitvoering gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°. Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vanaf 1 januari 2021, moeten de gebruikte materialen, de plaatsingstechnieken en de plaatsers volledig voldoen aan de STS, vermeld in artikel 13 van het ministerieel besluit van 6 september 1991 tot opstelling van typevoorschriften in de bouwsector, voor de plaatsing van isolatie aan de binnenkant van buitenmuren. | 15 euro per m2 |
Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vanaf 1 januari 2021, moeten de gebruikte materialen, de plaatsingstechnieken en de plaatsers volledig voldoen aan de STS, vermeld in artikel 13 van het ministerieel besluit van 6 september 1991 tot opstelling van typevoorschriften in de bouwsector, voor de plaatsing van isolatie aan de binnenkant van buitenmuren. 15 euro per m2
".
2° in het eerste lid wordt punt 6° vervangen door wat volgt:
"6° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste glasoppervlakte, volgens de volgende criteria:
| date de la facture finale | exigence qualitative | prime |
| 1/1/2016-31/12/2016 | / | Aucune prime |
| 1/1/2017-31/12/2018 | Les travaux réalisés sont accompagnés par un architecte inscrit au tableau de l'Ordre des Architectes qui a pour mission de contrôler ces travaux, ou les matériaux isolants sont posés par un entrepreneur dont, au moment de la réalisation, au moins le chef d'entreprise ou un employé disposent d'un certificat d'aptitude ou d'un certificat d'aptitude en tant qu'aspirant comme visé à l'article 8.5.1, § 1er, 8°, du présent arrêté. | 15 euros par m2 |
| 1/1/2019 - 31/12/2020 | Les travaux réalisés sont accompagnés par un architecte inscrit au tableau de l'Ordre des Architectes qui a pour mission de contrôler ces travaux, ou les matériaux isolants sont posés par un entrepreneur dont, au moment de la réalisation, au moins le chef d'entreprise ou un employé disposent d'un certificat d'aptitude comme visé à l'article 8.5.1, § 1er, 8°, du présent arrêté. Si l'entrepreneur susmentionné ne dispose pas du certificat d'aptitude susmentionné, l'exécution de qualité doit être validée par une personne titulaire d'un certificat d'aptitude visé à l'article 8.5.1, § 1er, 8°. | 15 euros par m2 |
| A partir du 1/1/2021 | Pour les travaux réalisés avant le 1er janvier 2021: les travaux réalisés sont accompagnés par un architecte inscrit au tableau de l'Ordre des Architectes qui a pour mission de contrôler ces travaux, ou les matériaux isolants sont posés par un entrepreneur dont, au moment de la réalisation, au moins le chef d'entreprise ou un employé disposent d'un certificat d'aptitude comme visé à l'article 8.5.1, § 1er, 8°, du présent arrêté. Si l'entrepreneur susmentionné ne dispose pas du certificat d'aptitude susmentionné, l'exécution de qualité doit être validée par une personne titulaire d'un certificat d'aptitude visé à l'article 8.5.1, § 1er, 8°. Pour les travaux de placement d'isolation par l'intérieur des murs extérieurs réalisés à partir du 1er janvier 2021, les matériaux utilisés, les techniques de placement et les placeurs doivent satisfaire entièrement aux STS mentionnées à l'article 13 de l'arrêté ministériel du 6 septembre 1991 relatif à l'établissement de spécifications-types dans la construction. | 15 euros par m2 |
Pour les travaux de placement d'isolation par l'intérieur des murs extérieurs réalisés à partir du 1er janvier 2021, les matériaux utilisés, les techniques de placement et les placeurs doivent satisfaire entièrement aux STS mentionnées à l'article 13 de l'arrêté ministériel du 6 septembre 1991 relatif à l'établissement de spécifications-types dans la construction. 15 euros par m2
".
2° à l'alinéa 1er, le point 6° est remplacé par ce qui suit :
" 6° une prime au placement d'une surface vitrée nouvellement réalisé par un entrepreneur, selon les critères suivants :
| datum van de eindfactuur | voorwaarden | premie |
| 1/1/2016 - 31/12/2016 | De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,1 W/m2K maar meer dan 0,8 W/m2K en is geplaatst ter vervanging van enkele beglazing | 12 euro per m2 |
| 1/1/2016 - 31/12/2016 | De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 0,8 W/m2K en werd geplaatst ter vervanging van enkele beglazing of dubbele beglazing | 15 euro per m2 |
| 1/1/2017 - 31/12/2018 | De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,1 W/m2K | 10 euro per m2 |
| 1/1/2019 - 31/12/2019 | De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,0 W/m2K | 10 euro per m2 |
| vanaf 1/1/2020 | De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,0 W/m2K | 8 euro per m2 |
".
| date de la facture finale | conditions | prime |
| 1/1/2016 - 31/12/2016 | Le vitrage nouvellement placé a un coefficient de transmission thermique U d'au maximum 1,1 W/m2K mais de plus de 0,8 W/m2K et a été placé en remplacement d'un vitrage simple | 12 euros par m2 |
| 1/1/2016 - 31/12/2016 | Le vitrage nouvellement placé a un coefficient de transmission thermique U d'au maximum 0,8 W/m2K et a été placé en remplacement d'un vitrage simple ou double | 15 euros par m2 |
| 1/1/2017 - 31/12/2018 | Le vitrage nouvellement placé a un coefficient de transmission thermique U d'au maximum 1,1 W/m2K | 10 euros par m2 |
| 1/1/2019 - 31/12/2019 | Le vitrage nouvellement placé a un coefficient de transmission thermique U d'au maximum 1,0 W/m2K | 10 euros par m2 |
| à partir du 1/1/2020 | Le vitrage nouvellement placé a un coefficient de transmission thermique U d'au maximum 1,0 W/m2K | 8 euros par m2 |
".
Art. 20. In artikel 6.4.1/1/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden punt 1° en 2° vervangen door wat volgt:
"1° een premie voor een door een aannemer nieuw geplaatste thermisch zonnecollectorsysteem, volgens de volgende criteria:
1° in het eerste lid worden punt 1° en 2° vervangen door wat volgt:
"1° een premie voor een door een aannemer nieuw geplaatste thermisch zonnecollectorsysteem, volgens de volgende criteria:
Art. 20. A l'article 6.4.1/1/1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 29 novembre 2013 et remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juillet 2016, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans l'alinéa 1er, les points 1° et 2° sont remplacés par ce qui suit :
" 1° une prime pour un système de collecteurs solaires thermiques nouvellement installé par un entrepreneur, selon les critères suivants :
1° dans l'alinéa 1er, les points 1° et 2° sont remplacés par ce qui suit :
" 1° une prime pour un système de collecteurs solaires thermiques nouvellement installé par un entrepreneur, selon les critères suivants :
| datum van de eindfactuur | koppeling aan kwaliteitssysteem | premie |
| 1/1/2016-31/12/2016 | / | 550 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 2750 euro per woning of wooneenheid en begrensd tot 50 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| 1/1/2017 - 30/6/2017 | / | 550 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 2750 euro per woning of wooneenheid en begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| 1/7/2017-31/12/2018 | De kwaliteitsvolle uitvoering van de installaties wordt gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 2° of 3°. | 550 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 2750 euro per woning of wooneenheid en begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| vanaf 1/1/2019 | / | 550 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 2750 euro per woning of wooneenheid en begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
2° een premie voor een door een aannemer nieuw geplaatste warmtepomp, volgens de volgende criteria:
| date de la facture finale | exigence qualitative | prime |
| 1/1/2016-31/12/2016 | / | 550 euros par m2 de superficie d'aperture de collecteurs solaires thermiques pour la production d'eau chaude sanitaire nouvellement placés par un entrepreneur, jusqu'à 2750 euros au maximum par habitation ou unité d'habitation et limitée à 50 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées |
| 1/1/2017 - 30/6/2017 | / | 550 euros par m2 de superficie d'aperture de collecteurs solaires thermiques pour la production d'eau chaude sanitaire nouvellement placés par un entrepreneur, jusqu'à 2750 euros au maximum par habitation ou unité d'habitation et limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées |
| 1/7/2017-31/12/2018 | L'exécution de qualité des installations doit être validée par une personne titulaire d'un certificat d'aptitude visé à l'article 8.5.1, § 1er, 2° ou 3°. | 550 euros par m2 de superficie d'aperture de collecteurs solaires thermiques pour la production d'eau chaude sanitaire nouvellement placés par un entrepreneur, jusqu'à 2750 euros au maximum par habitation ou unité d'habitation et limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées |
| à partir du 1/1/2019 | / | 550 euros par m2 de superficie d'aperture de collecteurs solaires thermiques pour la production d'eau chaude sanitaire nouvellement placés par un entrepreneur, jusqu'à 2750 euros au maximum par habitation ou unité d'habitation et limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées |
2° une prime pour une pompe à chaleur nouvellement placée par un entrepreneur, selon les critères suivants :
| datum van de eindfactuur | koppeling aan kwaliteitssysteem | type warmtepomp | premie |
| 1/1/2016-31/12/2016 | / | elektrische warmtepomp | 270 euro x ((0,87 x COP) - 2,5) x het elektrisch compressorvermogen uitgedrukt in kWatt en vervolgens beperkt tot 1700 euro per woning of wooneenheid |
| gaswarmtepomp | 270 euro x ((0,87 x COP) - 1) x het geïnstalleerd gasvermogen uitgedrukt in kWatt en vervolgens beperkt tot 1700 euro per woning of wooneenheid | ||
| 1/1/2017-30/06/2017 | / | geothermische warmtepomp | 4000 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| lucht-waterwarmtepomp | 1500 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| hybride lucht-waterwarmtepomp | 800 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| lucht-luchtwarmtepomp | 300 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| 1/7/2017-31/12/2018 | De kwaliteitsvolle uitvoering van de installaties wordt gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 6° of 7°. | geothermische warmtepomp | 4000 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| lucht-waterwarmtepomp | 1500 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| hybride lucht-waterwarmtepomp | 800 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| lucht-luchtwarmtepomp | 300 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| vanaf 1/1/2019 | / | geothermische warmtepomp | 4000 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| lucht-waterwarmtepomp | 1500 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| hybride lucht-waterwarmtepomp | 800 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| lucht-luchtwarmtepomp | 300 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
".
2° aan het eerste lid wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"3° een premie voor een door een aannemer nieuw geplaatste warmtepompboiler, volgens de volgende criteria:
| date de la facture finale | exigence qualitative | type de pompe à chaleur | prime |
| 1/1/2016-31/12/2016 | / | pompe à chaleur électrique | 270 euros x ((0,87 x COP) - 2,5) x la puissance du compresseur électrique exprimée en kWatt et ensuite limitée à 1700 euros par habitation ou unité d'habitation |
| pompe à chaleur au gaz | 270 euros x ((0,87 x COP) - 1) x la puissance compresseur exprimée en kWatt et ensuite limitée à 1700 euros par habitation ou unité d'habitation | ||
| 1/1/2017-30/06/2017 | / | pompe à chaleur géothermique | 4000 par habitation ou unité d'habitation, limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées |
| pompe à chaleur air-eau | 1500 euros par habitation ou unité d'habitation, limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées | ||
| pompe à chaleur hybride air-eau | 800 euros par habitation ou unité d'habitation, limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées | ||
| pompe à chaleur air-air | 300 euros par habitation ou unité d'habitation, limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées | ||
| 1/7/2017-31/12/2018 | L'exécution de qualité des installations doit être validée par une personne titulaire d'un certificat d'aptitude visé à l'article 8.5.1, § 1er, 6° ou 7°. | pompe à chaleur géothermique | 4000 euros par habitation ou unité d'habitation, limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées |
| pompe à chaleur air-eau | 1500 euros par habitation ou unité d'habitation, limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées | ||
| pompe à chaleur hybride air-eau | 800 euros par habitation ou unité d'habitation, limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées | ||
| pompe à chaleur air-air | 300 euros par habitation ou unité d'habitation, limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées | ||
| à partir du 1/1/2019 | / | pompe à chaleur géothermique | 4000 euros par habitation ou unité d'habitation, limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées |
| pompe à chaleur air-eau | 1500 euros par habitation ou unité d'habitation, limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées | ||
| pompe à chaleur hybride air-eau | 800 euros par habitation ou unité d'habitation, limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées | ||
| pompe à chaleur air-air | 300 euros par habitation ou unité d'habitation, limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées |
".
2° à l'alinéa 1er, il est ajouté un point 3°, libellé comme suit :
" 3° une prime pour un chauffe-eau thermodynamique nouvellement placé par un entrepreneur, selon les critères suivants :
| datum van de eindfactuur | voorwaarde | premie |
| Vanaf 1/1/2019 tot en met 31/12/2019 | De warmtepompboiler wordt uitsluitend gebruikt voor de productie van sanitair warm water | 400 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| Vanaf 1/1/2020 tot en met 31/12/2020 | De warmtepompboiler wordt uitsluitend gebruikt voor de productie van sanitair warm water | 300 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| Vanaf 1/1/2021 tot en met 31/12/2023 | De warmtepompboiler wordt uitsluitend gebruikt voor de productie van sanitair warm water | 200 euro per woning of wooneenheid, begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
";
3° in het tweede lid worden tussen het woord "weerstandsverwarming" en de woorden "door de betreffende warmtepomp" de woorden "in de volledige woning of wooneenheid" ingevoegd;
4° tussen het vierde en het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"De premies voor een thermisch zonnecollectorsysteem en een warmtepompboiler zijn niet cumuleerbaar met elkaar. De premies voor een warmtepomp en een warmtepompboiler zijn enkel cumuleerbaar met elkaar in zoverre de plaatsing van de warmtepompboiler die van de warmtepomp vooraf gaat.";
5° het bestaande vijfde lid, dat het zesde lid wordt, wordt vervangen door wat volgt:
"Per woning of per wooneenheid kan slechts één keer per tien jaar een premie voor een warmtepomp worden toegekend. Per woning of per wooneenheid kan slechts één keer per vijftien jaar een premie voor een thermisch zonnecollectorsysteem worden toegekend. Per woning of per wooneenheid kan slechts één keer per tien jaar een premie voor een warmtepompboiler worden toegekend. ".
6° aan het bestaande zesde lid, dat het zevende lid wordt, worden de volgende zinnen toegevoegd:
"De minister zal in het kader van de toepassing van de premies, vermeld in het eerste lid, kwaliteitseisen en kwaliteitscontroles opleggen aan installateurs van warmtepompen, thermische zonnecollectorsystemen en warmtepompboilers. De minister kan nadere regels bepalen voor de manier waarop die eisen en controles worden uitgevoerd. De minister kan eisen bepalen waaraan de personen of organisaties die de controles uitvoeren, moeten voldoen.".
| date de la facture finale | condition | prime |
| Du 1/1/2019 au 31/12/2019 | Le chauffe-eau thermodynamique est utilisé exclusivement pour la production d'eau chaude sanitaire. | 400 euros par habitation ou unité d'habitation, limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées |
| Du 1/1/2020 au 31/12/2020 | Le chauffe-eau thermodynamique est utilisé exclusivement pour la production d'eau chaude sanitaire. | 300 euros par habitation ou unité d'habitation, limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées |
| Du 1/1/2021 au 31/12/2023 | Le chauffe-eau thermodynamique est utilisé exclusivement pour la production d'eau chaude sanitaire. | 200 euros par habitation ou unité d'habitation, limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées |
" ;
3° dans l'alinéa deux, les mots " dans l'ensemble de l'habitation ou de l'unité d'habitation " sont insérés entre les mots " chauffage à résistance électrique existant " et les mots " par la pompe à chaleur concernée " ;
4° il est inséré entre les alinéas quatre et cinq un alinéa libellé comme suit :
" Les primes pour un système de collecteurs solaires thermiques et un chauffe-eau thermodynamique ne peuvent être combinées. Les primes pour une pompe à chaleur et un chauffe-eau thermodynamique ne peuvent être combinées que dans la mesure où l'installation du chauffe-eau thermodynamique précède celle de la pompe à chaleur. " ;
5° l'alinéa cinq existant, qui devient l'alinéa six, est remplacé par ce qui suit :
" Par habitation ou unité d'habitation, la prime pour une pompe à chaleur ne peut être accordée qu'une seule fois tous les dix ans. Par habitation ou unité d'habitation, la prime pour un système de collecteurs solaires thermiques ne peut être accordée qu'une seule fois tous les quinze ans. Par habitation ou unité d'habitation, la prime pour un chauffe-eau thermodynamique ne peut être accordée qu'une seule fois tous les dix ans. ".
6° au sixième alinéa existant, qui devient le septième alinéa, les phrases suivantes sont ajoutées :
" Le ministre imposera des exigences et des contrôles de qualité aux installateurs de pompes à chaleur, de systèmes de collecteurs solaires thermiques et de chauffe-eaux thermodynamiques dans le cadre de l'application des primes visées au premier alinéa. Le ministre peut arrêter les modalités relatives au mode d'exécution de ces exigences et contrôles. Le ministre peut déterminer des exigences auxquelles doivent satisfaire les personnes ou organisations en charge des contrôles. ".
Art. 21. In artikel 6.4.1/5, § 1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, worden punt 3° en punt 4° vervangen door wat volgt:
"3° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste isolatie aan de buitenkant van een buitenmuur, volgens de volgende criteria:
1° in het eerste lid, worden punt 3° en punt 4° vervangen door wat volgt:
"3° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste isolatie aan de buitenkant van een buitenmuur, volgens de volgende criteria:
Art. 21. A l'article 6.4.1/5, § 1er du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 septembre 2011 et modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 mai 2017, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans le premier alinéa les points 3° et 4° sont remplacés par ce qui suit :
" 3° une prime à l'isolation par l'extérieur d'un mur extérieur nouvellement réalisée par un entrepreneur, selon les critères suivants :
1° dans le premier alinéa les points 3° et 4° sont remplacés par ce qui suit :
" 3° une prime à l'isolation par l'extérieur d'un mur extérieur nouvellement réalisée par un entrepreneur, selon les critères suivants :
| datum van de eindfactuur | koppeling aan kwaliteitssysteem | premie |
| 1/1/2016 - 31/12/2016 | De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 2 m2K/W. | 15 euro per m2 |
| 1/1/2017-31/12/2020 | De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 3 m2K/W. | 15 euro per m2 |
| Vanaf 1/1/2021 | De warmteweerstand Rd van de nieuw aangebrachte isolatielaag bedraagt minimaal 3 m2K/W. Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vanaf 1 januari 2021, moeten de gebruikte materialen, de plaatsingstechnieken en de plaatsers volledig voldoen aan de STS, vermeld in artikel 13 van het ministerieel besluit van 6 september 1991 tot opstelling van typevoorschriften in de bouwsector, voor de plaatsing van isolatie aan de buitenkant van buitenmuren. | 15 euro per m2 |
Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vanaf 1 januari 2021, moeten de gebruikte materialen, de plaatsingstechnieken en de plaatsers volledig voldoen aan de STS, vermeld in artikel 13 van het ministerieel besluit van 6 september 1991 tot opstelling van typevoorschriften in de bouwsector, voor de plaatsing van isolatie aan de buitenkant van buitenmuren. 15 euro per m2
4° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste isolatie aan de binnenkant van buitenmuren, op voorwaarde dat de warmteweerstand van de nieuw aangebrachte isolatielaag minimaal 2 m2K/W bedraagt, volgens de volgende criteria:
| date de la facture finale | exigence qualitative | prime |
| 1/1/2016-31/12/2016 | La résistance thermique Rd de la couche d'isolation nouvellement posée s'élève à 2 m2K/W au minimum. | 15 euros par m2 |
| 1/1/2017-31/12/2020 | La résistance thermique Rd de la couche d'isolation nouvellement posée s'élève à 3 m2K/W au minimum. | 15 euros par m2 |
| A partir du 1/1/2021 | La résistance thermique Rd de la couche d'isolation nouvellement posée s'élève à 3 m2K/W au minimum. Pour les travaux de placement d'isolation par l'extérieur des murs extérieurs réalisés à partir du 1er janvier 2021, les matériaux utilisés, les techniques de placement et les placeurs doivent pleinement respecter les STS visées à l'article 13 de l'arrêté ministériel du 6 septembre 1991 relatif à l'établissement de spécifications-types dans la construction. | 15 euros par m2 |
Pour les travaux de placement d'isolation par l'extérieur des murs extérieurs réalisés à partir du 1er janvier 2021, les matériaux utilisés, les techniques de placement et les placeurs doivent pleinement respecter les STS visées à l'article 13 de l'arrêté ministériel du 6 septembre 1991 relatif à l'établissement de spécifications-types dans la construction. 15 euros par m2
4° une prime à l'isolation par l'intérieur des murs extérieurs nouvellement réalisée par un entrepreneur, à condition que la résistance thermique de la nouvelle couche d'isolation s'élève à 2 m2K/W au minimum, selon les critères suivants :
| datum van de eindfactuur | koppeling aan kwaliteitssysteem | premie |
| 1/1/2016 -31/12/2016 | / | Geen premie |
| 1/1/2017-31/12/2018 | De uitgevoerde werkzaamheden worden begeleid door een architect die ingeschreven is in de tabel van de Orde van Architecten en die een controletaak uitoefent op de werkzaamheden, of de isolatiematerialen wordt geplaatst door een aannemer waarvan op het ogenblik van de uitvoering minstens de zaakvoerder of een werknemer beschikt over een certificaat van bekwaamheid of een certificaat van bekwaamheid als aspirant als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°, van dit besluit. | 15 euro per m2 |
| 1/1/2019 - 31/12/2020 | De uitgevoerde werkzaamheden worden begeleid door een architect die ingeschreven is in de tabel van de Orde van Architecten en die een controletaak uitoefent op de werkzaamheden, of de isolatiematerialen wordt geplaatst door een aannemer waarvan op het ogenblik van de uitvoering minstens de zaakvoerder of een werknemer beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°, van dit besluit. Indien de voormelde aannemer niet beschikt over voormeld certificaat van bekwaamheid, dan wordt de kwaliteitsvolle uitvoering gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°. | 15 euro per m2 |
| Vanaf 1/1/2021 | Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vóór 1 januari 2021: de uitgevoerde werkzaamheden worden begeleid door een architect die ingeschreven is in de tabel van de Orde van Architecten en die een controletaak uitoefent op de werkzaamheden, of het plaatsen van de isolatiematerialen wordt uitgevoerd door een aannemer waarvan op het ogenblik van de uitvoering minstens de zaakvoerder of een werknemer beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°, van dit besluit. Indien de voormelde aannemer niet beschikt over voormeld certificaat van bekwaamheid, dan wordt de kwaliteitsvolle uitvoering gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 8°. Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vanaf 1 januari 2021, moeten de gebruikte materialen, de plaatsingstechnieken en de plaatsers volledig voldoen aan de STS, vermeld in artikel 13 van het ministerieel besluit van 6 september 1991 tot opstelling van typevoorschriften in de bouwsector, voor de plaatsing van isolatie aan de binnenkant van buitenmuren. | 15 euro per m2 |
Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd vanaf 1 januari 2021, moeten de gebruikte materialen, de plaatsingstechnieken en de plaatsers volledig voldoen aan de STS, vermeld in artikel 13 van het ministerieel besluit van 6 september 1991 tot opstelling van typevoorschriften in de bouwsector, voor de plaatsing van isolatie aan de binnenkant van buitenmuren. 15 euro per m2
";
2° in het eerste lid, worden punt 6° tot en met 8° vervangen door wat volgt:
"6° een premie voor door een aannemer nieuw geplaatste glasoppervlakte, volgens de volgende criteria:
| date de la facture finale | exigence qualitative | prime |
| 1/1/2016-31/12/2016 | / | Aucune prime |
| 1/1/2017-31/12/2018 | Les travaux réalisés sont accompagnés par un architecte inscrit au tableau de l'Ordre des Architectes qui a pour mission de contrôler ces travaux, ou les matériaux isolants sont posés par un entrepreneur dont, au moment de la réalisation, au moins le chef d'entreprise ou un employé disposent d'un certificat d'aptitude ou d'un certificat d'aptitude en tant qu'aspirant comme visé à l'article 8.5.1, § 1er, 8°, du présent arrêté. | 15 euros par m2 |
| 1/1/2019 - 31/12/2020 | Les travaux réalisés sont accompagnés par un architecte inscrit au tableau de l'Ordre des Architectes qui a pour mission de contrôler ces travaux, ou les matériaux isolants sont posés par un entrepreneur dont, au moment de la réalisation, au moins le chef d'entreprise ou un employé disposent d'un certificat d'aptitude comme visé à l'article 8.5.1, § 1er, 8°, du présent arrêté. Si l'entrepreneur susmentionné ne dispose pas du certificat d'aptitude susmentionné, l'exécution de qualité doit être validée par une personne titulaire d'un certificat d'aptitude visé à l'article 8.5.1, § 1er, 8°. | 15 euros par m2 |
| A partir du 1/1/2021 | Pour les travaux réalisés avant le 1er janvier 2021: les travaux réalisés sont accompagnés par un architecte inscrit au tableau de l'Ordre des Architectes qui a pour mission de contrôler ces travaux, ou les matériaux isolants sont posés par un entrepreneur dont, au moment de la réalisation, au moins le chef d'entreprise ou un employé disposent d'un certificat d'aptitude comme visé à l'article 8.5.1, § 1er, 8°, du présent arrêté. Si l'entrepreneur susmentionné ne dispose pas du certificat d'aptitude susmentionné, l'exécution de qualité doit être validée par une personne titulaire d'un certificat d'aptitude visé à l'article 8.5.1, § 1er, 8°. Pour les travaux de placement d'isolation par l'intérieur des murs extérieurs réalisés à partir du 1er janvier 2021, les matériaux utilisés, les techniques de placement et les placeurs doivent satisfaire entièrement aux STS mentionnées à l'article 13 de l'arrêté ministériel du 6 septembre 1991 relatif à l'établissement de spécifications-types dans la construction. | 15 euros par m2 |
Pour les travaux de placement d'isolation par l'intérieur des murs extérieurs réalisés à partir du 1er janvier 2021, les matériaux utilisés, les techniques de placement et les placeurs doivent satisfaire entièrement aux STS mentionnées à l'article 13 de l'arrêté ministériel du 6 septembre 1991 relatif à l'établissement de spécifications-types dans la construction. 15 euros par m2
" ;
2° dans l'alinéa premier les points 6° à 8° sont remplacés par ce qui suit :
" 6° une prime au placement d'une surface vitrée nouvellement réalisé par un entrepreneur, selon les critères suivants :
| datum van de eindfactuur | voorwaarden | premie |
| 1/1/2016 - 31/12/2016 | De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,1 W/m2K maar meer dan 0,8 W/m2K en werd geplaatst ter vervanging van enkele beglazing | 12 euro per m2 |
| 1/1/2016 - 31/12/2016 | De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 0,8 W/m2K en werd geplaatst ter vervanging van enkele beglazing of dubbele beglazing | 15 euro per m2 |
| 1/1/2017 - 31/12/2018 | De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,1 W/m2K | 10 euro per m2 |
| 1/1/2019 - 31/12/2019 | De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,0 W/m2K | 10 euro per m2 |
| Vanaf 1/1/2020 | De nieuw geplaatste beglazing heeft een warmtedoorgangscoëfficiënt U van maximaal 1,0 W/m2K | 8 euro per m2 |
7° een premie voor een door een aannemer nieuw geplaatst thermisch zonnecollectorsysteem, volgens de volgende criteria:
| date de la facture finale | conditions | prime |
| 1/1/2016 - 31/12/2016 | Le vitrage nouvellement placé a un coefficient de transmission thermique U d'au maximum 1,1 W/m2K mais de plus de 0,8 W/m2K et a été placé en remplacement d'un vitrage simple. | 12 euros par m2 |
| 1/1/2016 - 31/12/2016 | Le vitrage nouvellement placé a un coefficient de transmission thermique U d'au maximum 0,8 W/m2K et a été placé en remplacement d'un vitrage simple ou double | 15 euros par m2 |
| 1/1/2017 - 31/12/2018 | Le vitrage nouvellement placé a un coefficient de transmission thermique U d'au maximum 1,1 W/m2K | 10 euros par m2 |
| 1/1/2019 - 31/12/2019 | Le vitrage nouvellement placé a un coefficient de transmission thermique U d'au maximum 1,0 W/m2K | 10 euros par m2 |
| A partir du 1/1/2020 | Le vitrage nouvellement placé a un coefficient de transmission thermique U d'au maximum 1,0 W/m2K | 8 euros par m2 |
7° une prime pour un système de collecteurs solaires thermiques nouvellement installé par un entrepreneur, selon les critères suivants :
| datum van de eindfactuur | koppeling aan kwaliteitssysteem | premie |
| 1/1/2016-31/12/2016 | / | 200 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 10.000 euro per geplaatste installatie en begrensd tot 50 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| 1/1/2017-30/6/2017 | / | 200 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 10.000 euro per geplaatste installatie en begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| 1/7/2017-31/12/2018 | De kwaliteitsvolle uitvoering van de installaties wordt gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 2° of 3° van dit besluit. | 200 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 10.000 euro per geplaatste installatie en begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| Vanaf 1/1/2019 | / | 200 euro per m2 apertuuroppervlakte van door een aannemer nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt, tot maximaal 10.000 euro per geplaatste installatie en begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
8° een premie voor een door een aannemer nieuw geplaatste warmtepomp, volgens de volgende criteria:
| date de la facture finale | exigence qualitative | prime |
| 1/1/2016-31/12/2016 | / | 200 euros par m2 de superficie d'aperture de collecteurs solaires thermiques nouvellement installés pour la production de l'eau chaude sanitaire, jusqu'à 10 000 euros au maximum par installation placée et limitée à 50 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées |
| 1/1/2017-30/6/2017 | / | 200 euros par m2 de superficie d'aperture de collecteurs solaires thermiques nouvellement installés pour la production de l'eau chaude sanitaire, jusqu'à 10 000 euros au maximum par installation placée et limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées |
| 1/7/2017-31/12/2018 | L'exécution de qualité des installations doit être validée par une personne titulaire d'un certificat d'aptitude visé à l'article 8.5.1, § 1er, 2° ou 3° du présent arrêté. | 200 euros par m2 de superficie d'aperture de collecteurs solaires thermiques nouvellement installés pour la production de l'eau chaude sanitaire, jusqu'à 10 000 euros au maximum par installation placée et limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées |
| à partir du 1/1/2019 | / | 200 euros par m2 de superficie d'aperture de collecteurs solaires thermiques nouvellement installés pour la production de l'eau chaude sanitaire, jusqu'à 10 000 euros au maximum par installation placée et limitée à 40 % des frais d'investissement indiqués sur les factures concernées |
8° une prime pour une pompe à chaleur nouvellement placée par un entrepreneur, selon les critères suivants :
| datum van de eindfactuur | koppeling aan kwaliteitssysteem | type warmtepomp | premie naargelang het elektrische compressorvermogen dan wel het geïnstalleerde gasvermogen uitgedrukt in kW |
| 1/1/2016-31/12/2016 | / | elektrische warmtepomp | 1) 1 tot 10 kW: 270 euro x P x ((0,87 x COP) - 2,5); 2) 11 tot 25 kW: (2700+(P-10)*135)*((0,87*COP) -2,5) euro; 3) 26 tot 45 kW: (4725+(P-25)*95)*((0,87*COP) -2,5) euro; 4) 46 tot 60 kW: (6625+(P-45)*90)*((0,87*COP) -2,5) euro; 5) 61 tot 100 kW: (7975+(P-60)*65)*((0,87*COP)-2,5) euro; 6) Vanaf 101 kW: (10.575+(P-100)*25)*((0,87*COP) -2,5) euro en vervolgens beperkt tot 60.000 euro. |
| gaswarmtepomp | 1) 1 tot 10 kW: 270 euro x P x ((0,87 x COP) - 1); 2) 11 tot 25 kW: (2700+(P-10)*135)*((0,87*COP) - 1) euro; 3) 26 tot 45 kW: (4725+(P-25)*95)*((0,87*COP) - 1) euro; 4) 46 tot 60 kW: (6625+(P-45)*90)*((0,87*COP) - 1) euro; 5) 61 tot 100 kW: (7975+(P-60)*65)*((0,87*COP) - 1) euro; 6) Vanaf 101 kW: (10.575+(P-100)*25)*((0,87*COP) - 1) euro en vervolgens beperkt tot 60.000 euro. | ||
| 1/1/2017-30/06/2017 | / | geothermische warmtepomp | o tot 10 kW: 4000 euro o van 11 tot 25 kW: 4000 euro + 800 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 16.000 euro + 600 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 28.000 euro + 400 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 34.000 euro + 200 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 42.000 euro + 150 euro * (vermogen-100) met een maximum van 57.000 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| lucht-waterwarmtepomp | o tot 10 kW: 1500 euro o van 11 tot 25 kW: 1500 euro + 300 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 6000 euro + 230 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 10.600 euro + 160 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 13.000 euro + 110 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 17.400 euro + 60 euro * (vermogen-100) met een maximum van 23.500 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| hybride lucht-waterwarmte-pomp | o tot 10 kW: 800 euro o van 11 tot 25 kW: 800 euro + 160 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 3200 euro + 123 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 5660 euro + 85 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 6935 euro + 58 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 9255 euro + 32 euro * (vermogen-100) met een maximum van 12.500 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| lucht-luchtwarmtepomp | o tot 10 kW: 300 euro o van 11 tot 25 kW: 300 euro + 60 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 1200 euro + 46 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 2120 euro + 32 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 2600 euro + 18 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 3320 euro + 14 euro * (vermogen-100) met een maximum van 4800 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| 1/7/2017-31/12/2018 | De kwaliteitsvolle uitvoering van de installaties wordt gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 6° of 7° van dit besluit. | geothermische warmtepomp | o tot 10 kW: 4000 euro o van 11 tot 25 kW: 4000 euro + 800 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 16.000 euro + 600 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 28.000 euro + 400 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 34.000 euro + 200 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 42.000 euro + 150 euro * (vermogen-100) met een maximum van 57.000 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| lucht-waterwarmtepomp | o tot 10 kW: 1500 euro o van 11 tot 25 kW: 1500 euro + 300 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 6000 euro + 230 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 10.600 euro + 160 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 13.000 euro + 110 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 17.400 euro + 60 euro * (vermogen-100) met een maximum van 23.500 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| hybride lucht-waterwarmte-pomp | o tot 10 kW: 800 euro o van 11 tot 25 kW: 800 euro + 160 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 3200 euro + 123 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 5660 euro + 85 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 6935 euro + 58 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 9255 euro + 32 euro * (vermogen-100) met een maximum van 12.500 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| lucht-luchtwarmtepomp | o tot 10 kW: 300 euro o van 11 tot 25 kW: 300 euro + 60 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 1200 euro + 46 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 2120 euro + 32 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 2600 euro + 18 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 3320 euro + 14 euro * (vermogen-100) met een maximum van 4800 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| Vanaf 1/1/2019 | / | geothermische warmtepomp | o tot 10 kW: 4000 euro o van 11 tot 25 kW: 4000 euro + 800 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 16.000 euro + 600 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 28.000 euro + 400 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 34.000 euro + 200 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 42.000 euro + 150 euro * (vermogen-100) met een maximum van 57.000 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| lucht-waterwarmtepomp | o tot 10 kW: 1500 euro o van 11 tot 25 kW: 1500 euro + 300 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 6000 euro + 230 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 10.600 euro + 160 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 13.000 euro + 110 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 17.400 euro + 60 euro * (vermogen-100) met een maximum van 23.500 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| hybride lucht-waterwarmte-pomp | o tot 10 kW: 800 euro o van 11 tot 25 kW: 800 euro + 160 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 3200 euro + 123 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 5660 euro + 85 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 6935 euro + 58 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 9255 euro + 32 euro * (vermogen-100) met een maximum van 12.500 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen | ||
| lucht-luchtwarmtepomp | o tot 10 kW: 300 euro o van 11 tot 25 kW: 300 euro + 60 euro * (vermogen-10) o van 26 tot 45 kW: 1200 euro + 46 euro (vermogen-25) o van 46 tot 60 kW: 2120 euro + 32 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 2600 euro + 18 euro * (vermogen-60) o vanaf 100 kW: 3320 euro + 14 euro * (vermogen-100) met een maximum van 4800 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
2) 11 tot 25 kW: (2700+(P-10)*135)*((0,87*COP) -2,5) euro;
3) 26 tot 45 kW: (4725+(P-25)*95)*((0,87*COP) -2,5) euro;
4) 46 tot 60 kW: (6625+(P-45)*90)*((0,87*COP) -2,5) euro;
5) 61 tot 100 kW: (7975+(P-60)*65)*((0,87*COP)-2,5) euro;
6) Vanaf 101 kW: (10.575+(P-100)*25)*((0,87*COP) -2,5) euro en vervolgens beperkt tot 60.000 euro.gaswarmtepomp 1) 1 tot 10 kW: 270 euro x P x ((0,87 x COP) - 1);
2) 11 tot 25 kW: (2700+(P-10)*135)*((0,87*COP) - 1) euro;
3) 26 tot 45 kW: (4725+(P-25)*95)*((0,87*COP) - 1) euro;
4) 46 tot 60 kW: (6625+(P-45)*90)*((0,87*COP) - 1) euro;
5) 61 tot 100 kW: (7975+(P-60)*65)*((0,87*COP) - 1) euro;
6) Vanaf 101 kW: (10.575+(P-100)*25)*((0,87*COP) - 1) euro en vervolgens beperkt tot 60.000 euro.1/1/2017-30/06/2017 / geothermische warmtepomp o tot 10 kW: 4000 euro
o van 11 tot 25 kW: 4000 euro + 800 euro * (vermogen-10)
o van 26 tot 45 kW: 16.000 euro + 600 euro (vermogen-25)
o van 46 tot 60 kW: 28.000 euro + 400 euro * (vermogen-45)
o van 61 tot 100 kW: 34.000 euro + 200 euro * (vermogen-60)
o vanaf 100 kW: 42.000 euro + 150 euro * (vermogen-100) met een maximum van 57.000 euro
en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturenlucht-waterwarmtepomp o tot 10 kW: 1500 euro
o van 11 tot 25 kW: 1500 euro + 300 euro * (vermogen-10)
o van 26 tot 45 kW: 6000 euro + 230 euro (vermogen-25)
o van 46 tot 60 kW: 10.600 euro + 160 euro * (vermogen-45)
o van 61 tot 100 kW: 13.000 euro + 110 euro * (vermogen-60)
o vanaf 100 kW: 17.400 euro + 60 euro * (vermogen-100) met een maximum van 23.500 euro
en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturenhybride lucht-waterwarmte-pomp o tot 10 kW: 800 euro
o van 11 tot 25 kW: 800 euro + 160 euro * (vermogen-10)
o van 26 tot 45 kW: 3200 euro + 123 euro (vermogen-25)
o van 46 tot 60 kW: 5660 euro + 85 euro * (vermogen-45)
o van 61 tot 100 kW: 6935 euro + 58 euro * (vermogen-60)
o vanaf 100 kW: 9255 euro + 32 euro * (vermogen-100) met een maximum van 12.500 euro
en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturenlucht-luchtwarmtepomp o tot 10 kW: 300 euro
o van 11 tot 25 kW: 300 euro + 60 euro * (vermogen-10)
o van 26 tot 45 kW: 1200 euro + 46 euro (vermogen-25)
o van 46 tot 60 kW: 2120 euro + 32 euro * (vermogen-45)
o van 61 tot 100 kW: 2600 euro + 18 euro * (vermogen-60)
o vanaf 100 kW: 3320 euro + 14 euro * (vermogen-100) met een maximum van 4800 euro
en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen1/7/2017-31/12/2018 De kwaliteitsvolle uitvoering van de installaties wordt gevalideerd door een persoon die beschikt over een certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 8.5.1, § 1, 6° of 7° van dit besluit. geothermische warmtepomp o tot 10 kW: 4000 euro
o van 11 tot 25 kW: 4000 euro + 800 euro * (vermogen-10)
o van 26 tot 45 kW: 16.000 euro + 600 euro (vermogen-25)
o van 46 tot 60 kW: 28.000 euro + 400 euro * (vermogen-45)
o van 61 tot 100 kW: 34.000 euro + 200 euro * (vermogen-60)
o vanaf 100 kW: 42.000 euro + 150 euro * (vermogen-100) met een maximum van 57.000 euro
en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturenlucht-waterwarmtepomp o tot 10 kW: 1500 euro
o van 11 tot 25 kW: 1500 euro + 300 euro * (vermogen-10)
o van 26 tot 45 kW: 6000 euro + 230 euro (vermogen-25)
o van 46 tot 60 kW: 10.600 euro + 160 euro * (vermogen-45)
o van 61 tot 100 kW: 13.000 euro + 110 euro * (vermogen-60)
o vanaf 100 kW: 17.400 euro + 60 euro * (vermogen-100) met een maximum van 23.500 euro
en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturenhybride lucht-waterwarmte-pomp o tot 10 kW: 800 euro
o van 11 tot 25 kW: 800 euro + 160 euro * (vermogen-10)
o van 26 tot 45 kW: 3200 euro + 123 euro (vermogen-25)
o van 46 tot 60 kW: 5660 euro + 85 euro * (vermogen-45)
o van 61 tot 100 kW: 6935 euro + 58 euro * (vermogen-60)
o vanaf 100 kW: 9255 euro + 32 euro * (vermogen-100) met een maximum van 12.500 euro
en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturenlucht-luchtwarmtepomp o tot 10 kW: 300 euro
o van 11 tot 25 kW: 300 euro + 60 euro * (vermogen-10)
o van 26 tot 45 kW: 1200 euro + 46 euro (vermogen-25)
o van 46 tot 60 kW: 2120 euro + 32 euro * (vermogen-45)
o van 61 tot 100 kW: 2600 euro + 18 euro * (vermogen-60)
o vanaf 100 kW: 3320 euro + 14 euro * (vermogen-100) met een maximum van 4800 euro
en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturenVanaf 1/1/2019 / geothermische warmtepomp o tot 10 kW: 4000 euro
o van 11 tot 25 kW: 4000 euro + 800 euro * (vermogen-10)
o van 26 tot 45 kW: 16.000 euro + 600 euro (vermogen-25)
o van 46 tot 60 kW: 28.000 euro + 400 euro * (vermogen-45)
o van 61 tot 100 kW: 34.000 euro + 200 euro * (vermogen-60)
o vanaf 100 kW: 42.000 euro + 150 euro * (vermogen-100) met een maximum van 57.000 euro
en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturenlucht-waterwarmtepomp o tot 10 kW: 1500 euro
o van 11 tot 25 kW: 1500 euro + 300 euro * (vermogen-10)
o van 26 tot 45 kW: 6000 euro + 230 euro (vermogen-25)
o van 46 tot 60 kW: 10.600 euro + 160 euro * (vermogen-45)
o van 61 tot 100 kW: 13.000 euro + 110 euro * (vermogen-60)
o vanaf 100 kW: 17.400 euro + 60 euro * (vermogen-100) met een maximum van 23.500 euro
en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturenhybride lucht-waterwarmte-pomp o tot 10 kW: 800 euro
o van 11 tot 25 kW: 800 euro + 160 euro * (vermogen-10)
o van 26 tot 45 kW: 3200 euro + 123 euro (vermogen-25)
o van 46 tot 60 kW: 5660 euro + 85 euro * (vermogen-45) o van 61 tot 100 kW: 6935 euro + 58 euro * (vermogen-60)
o vanaf 100 kW: 9255 euro + 32 euro * (vermogen-100) met een maximum van 12.500 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturenlucht-luchtwarmtepomp o tot 10 kW: 300 euro
o van 11 tot 25 kW: 300 euro + 60 euro * (vermogen-10)
o van 26 tot 45 kW: 1200 euro + 46 euro (vermogen-25)
o van 46 tot 60 kW: 2120 euro + 32 euro * (vermogen-45)
o van 61 tot 100 kW: 2600 euro + 18 euro * (vermogen-60)
o vanaf 100 kW: 3320 euro + 14 euro * (vermogen-100) met een maximum van 4800 euro
en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen
";
3° in het eerste lid, wordt een punt 8° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"8/1° een premie voor een door een aannemer nieuw geplaatste warmtepompboiler, volgens de volgende criteria:
| date de la facture finale | exigence qualitative | type de pompe à chaleur | prime selon la puissance du compresseur électrique ou la puissance gaz installée exprimée en kW |
| 1/1/2016-31/12/2016 | / | pompe à chaleur électrique | 1) 1 à 10 kW : 270 euros x P x ((0,87 x COP) - 2,5) ; 2) 11 à 25 kW : (2700+(P-10)*135)*((0,87*COP) -2,5) euros ; 3) 26 à 45 kW : (4725+(P-25)*95)*((0,87*COP) -2,5) euros ; 4) 46 à 60 kW : (6625+(P-45)*90)*((0,87*COP) -2,5) euros ; 5) 61 à 100 kW : (7975+(P-60)*65)*((0,87*COP)-2,5) euros ; 6) A partir de 101 kW : (10.575+(P-100)*25)*((0,87*COP) -2,5) euros et ensuite limitée à 60.000 euros. |
| pompe à chaleur au gaz | 1) 1 à 10 kW : 270 euros x P x ((0,87 x COP) - 1) ; 2) 11 à 25 kW : (2700+(P-10)*135)*((0,87*COP) - 1) euros ; 3) 26 à 45 kW : (4725+(P-25)*95)*((0,87*COP) - 1) euros ; 4) 46 à 60 kW : (6625+(P-45)*90)*((0,87*COP) - 1) euros ; 5) 61 à 100 kW : (7975+(P-60)*65)*((0,87*COP) - 1) euros ; 6) A partir de 101 kW : (10.575+(P-100)*25)*((0,87*COP) - 1) euros et ensuite limitée à 60.000 euros. | ||
| 1/1/2017-30/06/2017 | / | pompe à chaleur géothermique | o jusqu'à 10 kW : 4000 euros o de 11 à 25 kW : 4000 euros + 800 euros * (puissance-10) o de 26 à 45 kW : 16.000 euros + 600 euros (puissance-25) o de 46 à 60 kW : 28 000 euros + 400 euros * (puissance-45) o de 61 à 100 kW : 34 000 euros + 200 euros * (puissance-60) o à partir de 100 kW : 42.000 euros + 150 euros * (puissance-100) avec un maximum de 57.000 euros et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes |
| pompe à chaleur air-eau | o jusqu'à 10 kW : 1500 euros o de 11 à 25 kW : 1500 euros + 300 euros * (puissance-10) o de 26 à 45 kW : 6000 euros + 230 euros (puissance-25) o de 46 à 60 kW : 10 600 euros + 160 euros * (puissance-45) o de 61 à 100 kW : 13 000 euros + 110 euros * (puissance-60) o à partir de 100 kW : 17.400 euros + 60 euros * (puissance-100) avec un maximum de 23.500 euros et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes | ||
| pompe à chaleur air-eau hybride | o jusqu'à 10 kW : 800 euros o de 11 à 25 kW : 800 euros + 160 euros * (puissance-10) o de 26 à 45 kW : 3200 euros + 123 euros (puissance-25) o de 46 à 60 kW : 5660 euros + 85 euros * (puissance-45) o de 61 à 100 kW : 6935 euros + 58 euros * (puissance-60) o à partir de 100 kW : 9.255 euros + 32 euros * (puissance-100) avec un maximum de 12.500 euros et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes | ||
| pompe à chaleur air-air | o jusqu'à 10 kW : 300 euros o de 11 à 25 kW : 300 euros + 60 euros * (puissance-10) o de 26 à 45 kW : 1200 euros + 46 euros (puissance-25) o de 46 à 60 kW : 2120 euros + 32 euros * (puissance-45) o de 61 à 100 kW : 2600 euros + 18 euros * (puissance-60) o à partir de 100 kW : 3320 euros + 14 euros * (puissance-100) avec un maximum de 4.800 euros et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes | ||
| 1/7/2017-31/12/2018 | L'exécution de qualité des installations doit être validée par une personne titulaire d'un certificat d'aptitude visé à l'article 8.5.1, § 1er, 6° ou 7° du présent arrêté. | pompe à chaleur géothermique | o jusqu'à 10 kW : 4000 euros o de 11 à 25 kW : 4000 euros + 800 euros * (puissance-10) o de 26 à 45 kW : 16 000 euros + 600 euros (puissance-25) o de 46 à 60 kW : 28 000 euros + 400 euros * (puissance-45) o de 61 à 100 kW : 34 000 euros + 200 euros * (puissance-60) o à partir de 100 kW : 42.000 euros + 150 euros * (puissance-100) avec un maximum de 57.000 euros et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes |
| pompe à chaleur air-eau | o jusqu'à 10 kW : 1500 euros o de 11 à 25 kW : 1500 euros + 300 euros * (puissance-10) o de 26 à 45 kW : 6000 euros + 230 euros (puissance-25) o de 46 à 60 kW : 10 600 euros + 160 euros * (puissance-45) o de 61 à 100 kW : 13 000 euros + 110 euros * (puissance-60) o à partir de 100 kW : 17.400 euros + 60 euros * (puissance-100) avec un maximum de 23.500 euros et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes | ||
| pompe à chaleur air-eau hybride | o jusqu'à 10 kW : 800 euros o de 11 à 25 kW : 800 euros + 160 euros * (puissance-10) o de 26 à 45 kW : 3200 euros + 123 euros (puissance-25) o de 46 à 60 kW : 5660 euros + 85 euros * (puissance-45) o de 61 à 100 kW : 6935 euros + 58 euros * (puissance-60) o à partir de 100 kW : 9.255 euros + 32 euros * (puissance-100) avec un maximum de 12.500 euros et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes | ||
| pompe à chaleur air-air | o jusqu'à 10 kW : 300 euros o de 11 à 25 kW : 300 euros + 60 euros * (puissance-10) o de 26 à 45 kW : 1200 euros + 46 euros (puissance-25) o de 46 à 60 kW : 2120 euros + 32 euros * (puissance-45) o de 61 à 100 kW : 2600 euros + 18 euros * (puissance-60) o à partir de 100 kW : 3320 euros + 14 euros * (puissance-100) avec un maximum de 4.800 euros et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes | ||
| à partir du 1/1/2019 | / | pompe à chaleur géothermique | o jusqu'à 10 kW : 4000 euros o de 11 à 25 kW : 4000 euros + 800 euros * (puissance-10) o de 26 à 45 kW : 16 000 euros + 600 euros (puissance-25) o de 46 à 60 kW : 28 000 euros + 400 euros * (puissance-45) o de 61 à 100 kW : 34 000 euros + 200 euros * (puissance-60) o à partir de 100 kW : 42.000 euros + 150 euros * (puissance-100) avec un maximum de 57.000 euros et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes |
| pompe à chaleur air-eau | o jusqu'à 10 kW : 1500 euros o de 11 à 25 kW : 1500 euros + 300 euros * (puissance-10) o de 26 à 45 kW : 6000 euros + 230 euros (puissance-25) o de 46 à 60 kW : 10 600 euros + 160 euros * (puissance-45) o de 61 à 100 kW : 13 000 euros + 110 euros * (puissance-60) o à partir de 100 kW : 17.400 euros + 60 euros * (puissance-100) avec un maximum de 23.500 euros et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes | ||
| pompe à chaleur air-eau hybride | o jusqu'à 10 kW : 800 euros o de 11 à 25 kW : 800 euros + 160 euros * (puissance-10) o de 26 à 45 kW : 3200 euros + 123 euros (puissance-25) o de 46 à 60 kW : 5660 euros + 85 euros * (puissance-45) o de 61 à 100 kW : 6935 euros + 58 euros * (puissance-60) o à partir de 100 kW : 9.255 euros + 32 euros * (puissance-100) avec un maximum de 12.500 euros et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes | ||
| pompe à chaleur air-air | o jusqu'à 10 kW : 300 euros o de 11 à 25 kW : 300 euros + 60 euros * (puissance-10) o de 26 à 45 kW : 1200 euros + 46 euros (puissance-25) o de 46 à 60 kW : 2120 euros + 32 euros * (puissance-45) o de 61 à 100 kW : 2600 euros + 18 euros * (puissance-60) o à partir de 100 kW : 3320 euros + 14 euros * (puissance-100) avec un maximum de 4.800 euros et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes |
2) 11 à 25 kW : (2700+(P-10)*135)*((0,87*COP) -2,5) euros ;
3) 26 à 45 kW : (4725+(P-25)*95)*((0,87*COP) -2,5) euros ;
4) 46 à 60 kW : (6625+(P-45)*90)*((0,87*COP) -2,5) euros ;
5) 61 à 100 kW : (7975+(P-60)*65)*((0,87*COP)-2,5) euros ;
6) A partir de 101 kW : (10.575+(P-100)*25)*((0,87*COP) -2,5) euros et ensuite limitée à 60.000 euros.pompe à chaleur au gaz 1) 1 à 10 kW : 270 euros x P x ((0,87 x COP) - 1) ;
2) 11 à 25 kW : (2700+(P-10)*135)*((0,87*COP) - 1) euros ;
3) 26 à 45 kW : (4725+(P-25)*95)*((0,87*COP) - 1) euros ;
4) 46 à 60 kW : (6625+(P-45)*90)*((0,87*COP) - 1) euros ;
5) 61 à 100 kW : (7975+(P-60)*65)*((0,87*COP) - 1) euros ;
6) A partir de 101 kW : (10.575+(P-100)*25)*((0,87*COP) - 1) euros et ensuite limitée à 60.000 euros.1/1/2017-30/06/2017 / pompe à chaleur géothermique o jusqu'à 10 kW : 4000 euros
o de 11 à 25 kW : 4000 euros + 800 euros * (puissance-10)
o de 26 à 45 kW : 16.000 euros + 600 euros (puissance-25)
o de 46 à 60 kW : 28 000 euros + 400 euros * (puissance-45)
o de 61 à 100 kW : 34 000 euros + 200 euros * (puissance-60)
o à partir de 100 kW : 42.000 euros + 150 euros * (puissance-100) avec un maximum de 57.000 euros
et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantespompe à chaleur air-eau o jusqu'à 10 kW : 1500 euros
o de 11 à 25 kW : 1500 euros + 300 euros * (puissance-10)
o de 26 à 45 kW : 6000 euros + 230 euros (puissance-25)
o de 46 à 60 kW : 10 600 euros + 160 euros * (puissance-45)
o de 61 à 100 kW : 13 000 euros + 110 euros * (puissance-60)
o à partir de 100 kW : 17.400 euros + 60 euros * (puissance-100) avec un maximum de 23.500 euros
et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantespompe à chaleur air-eau hybride o jusqu'à 10 kW : 800 euros
o de 11 à 25 kW : 800 euros + 160 euros * (puissance-10)
o de 26 à 45 kW : 3200 euros + 123 euros (puissance-25)
o de 46 à 60 kW : 5660 euros + 85 euros * (puissance-45)
o de 61 à 100 kW : 6935 euros + 58 euros * (puissance-60)
o à partir de 100 kW : 9.255 euros + 32 euros * (puissance-100) avec un maximum de 12.500 euros
et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantespompe à chaleur air-air o jusqu'à 10 kW : 300 euros
o de 11 à 25 kW : 300 euros + 60 euros * (puissance-10)
o de 26 à 45 kW : 1200 euros + 46 euros (puissance-25)
o de 46 à 60 kW : 2120 euros + 32 euros * (puissance-45)
o de 61 à 100 kW : 2600 euros + 18 euros * (puissance-60)
o à partir de 100 kW : 3320 euros + 14 euros * (puissance-100) avec un maximum de 4.800 euros
et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes1/7/2017-31/12/2018 L'exécution de qualité des installations doit être validée par une personne titulaire d'un certificat d'aptitude visé à l'article 8.5.1, § 1er, 6° ou 7° du présent arrêté. pompe à chaleur géothermique o jusqu'à 10 kW : 4000 euros
o de 11 à 25 kW : 4000 euros + 800 euros * (puissance-10)
o de 26 à 45 kW : 16 000 euros + 600 euros (puissance-25)
o de 46 à 60 kW : 28 000 euros + 400 euros * (puissance-45)
o de 61 à 100 kW : 34 000 euros + 200 euros * (puissance-60)
o à partir de 100 kW : 42.000 euros + 150 euros * (puissance-100) avec un maximum de 57.000 euros
et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantespompe à chaleur air-eau o jusqu'à 10 kW : 1500 euros
o de 11 à 25 kW : 1500 euros + 300 euros * (puissance-10)
o de 26 à 45 kW : 6000 euros + 230 euros (puissance-25)
o de 46 à 60 kW : 10 600 euros + 160 euros * (puissance-45)
o de 61 à 100 kW : 13 000 euros + 110 euros * (puissance-60)
o à partir de 100 kW : 17.400 euros + 60 euros * (puissance-100) avec un maximum de 23.500 euros
et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantespompe à chaleur air-eau hybride o jusqu'à 10 kW : 800 euros
o de 11 à 25 kW : 800 euros + 160 euros * (puissance-10)
o de 26 à 45 kW : 3200 euros + 123 euros (puissance-25)
o de 46 à 60 kW : 5660 euros + 85 euros * (puissance-45)
o de 61 à 100 kW : 6935 euros + 58 euros * (puissance-60)
o à partir de 100 kW : 9.255 euros + 32 euros * (puissance-100) avec un maximum de 12.500 euros
et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantespompe à chaleur air-air o jusqu'à 10 kW : 300 euros
o de 11 à 25 kW : 300 euros + 60 euros * (puissance-10)
o de 26 à 45 kW : 1200 euros + 46 euros (puissance-25)
o de 46 à 60 kW : 2120 euros + 32 euros * (puissance-45)
o de 61 à 100 kW : 2600 euros + 18 euros * (puissance-60)
o à partir de 100 kW : 3320 euros + 14 euros * (puissance-100) avec un maximum de 4.800 euros
et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantesà partir du 1/1/2019 / pompe à chaleur géothermique o jusqu'à 10 kW : 4000 euros
o de 11 à 25 kW : 4000 euros + 800 euros * (puissance-10)
o de 26 à 45 kW : 16 000 euros + 600 euros (puissance-25)
o de 46 à 60 kW : 28 000 euros + 400 euros * (puissance-45)
o de 61 à 100 kW : 34 000 euros + 200 euros * (puissance-60)
o à partir de 100 kW : 42.000 euros + 150 euros * (puissance-100) avec un maximum de 57.000 euros
et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantespompe à chaleur air-eau o jusqu'à 10 kW : 1500 euros
o de 11 à 25 kW : 1500 euros + 300 euros * (puissance-10)
o de 26 à 45 kW : 6000 euros + 230 euros (puissance-25)
o de 46 à 60 kW : 10 600 euros + 160 euros * (puissance-45)
o de 61 à 100 kW : 13 000 euros + 110 euros * (puissance-60)
o à partir de 100 kW : 17.400 euros + 60 euros * (puissance-100) avec un maximum de 23.500 euros
et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantespompe à chaleur air-eau hybride o jusqu'à 10 kW : 800 euros
o de 11 à 25 kW : 800 euros + 160 euros * (puissance-10)
o de 26 à 45 kW : 3200 euros + 123 euros (puissance-25)
o de 46 à 60 kW : 5660 euros + 85 euros * (puissance-45)
o de 61 à 100 kW : 6935 euros + 58 euros * (puissance-60)
o à partir de 100 kW : 9.255 euros + 32 euros * (puissance-100) avec un maximum de 12.500 euros
et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantespompe à chaleur air-air o jusqu'à 10 kW : 300 euros
o de 11 à 25 kW : 300 euros + 60 euros * (puissance-10)
o de 26 à 45 kW : 1200 euros + 46 euros (puissance-25)
o de 46 à 60 kW : 2120 euros + 32 euros * (puissance-45)
o de 61 à 100 kW : 2600 euros + 18 euros * (puissance-60)
o à partir de 100 kW : 3320 euros + 14 euros * (puissance-100) avec un maximum de 4.800 euros
et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes
" ;
3° dans l'alinéa premier, il est inséré un point 8° /1, rédigé comme suit :
" 8/1° une prime pour un chauffe-eau thermodynamique nouvellement placé par un entrepreneur, selon les critères suivants :
| datum van de eindfactuur | voorwaarde | premie |
| vanaf 1/1/2019 tot en met 31/12/2019 | De warmtepompboiler wordt uitsluitend gebruikt voor de productie van sanitair warm water | * tot 2 kW: 400 euro per geplaatste warmtepompboiler * vanaf 2 kW: 400 euro + 80 euro * (vermogen - 2) met een maximum van 5.040 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| vanaf 1/1/2020 tot en met 31/12/2020 | De warmtepompboiler wordt uitsluitend gebruikt voor de productie van sanitair warm water | * tot 2 kW: 300 euro per geplaatste warmtepompboiler * vanaf 2 kW: 300 euro + 60 euro * (vermogen - 2) met een maximum van 3.780 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
| vanaf 1/1/2021 tot en met 31/12/2023 | De warmtepompboiler wordt uitsluitend gebruikt voor de productie van sanitair warm water | * tot 2 kW: 200 euro per geplaatste warmtepompboiler * vanaf 2 kW: 200 euro + 40 euro * (vermogen - 2) met een maximum van 2.520 euro en altijd begrensd tot 40 % van de investeringskosten, vermeld op de betreffende facturen |
";
4° er wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"De premies voor een thermisch zonnecollectorsysteem en een warmtepompboiler zijn niet cumuleerbaar met elkaar.";
5° het bestaande derde lid, dat het vierde lid wordt, wordt vervangen door wat volgt:
"De premiebedragen, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 6°, en 9°, kunnen alleen worden toegekend als het gebouw aangesloten is op het elektriciteitsdistributienet vóór 1 januari 2006 of als de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor het gebouw dateert van vóór 1 januari 2006. De premiebedragen, vermeld in het eerste lid, 7°, 8° en 8° /1, kunnen alleen worden toegekend als het gebouw aangesloten is op het elektriciteitsdistributienet vóór 1 januari 2014 of als de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor het gebouw dateert van vóór 1 januari 2014. De premies, vermeld in het eerste lid, 7°, 8° en 8° /1, kunnen maar één keer per tien jaar per gebouw worden toegekend.";
6° aan het bestaande vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de volgende zinnen toegevoegd:
"De minister zal in het kader van de toepassing van de premies, vermeld in het eerste lid, kwaliteitseisen en kwaliteitscontroles opleggen aan installateurs van warmtepompen, thermische zonnecollectorsystemen en warmtepompboilers. De minister kan nadere regels bepalen voor de manier waarop die eisen en controles worden uitgevoerd. De minister kan eisen bepalen waaraan de personen of organisaties die de controles uitvoeren moeten voldoen.".
| date de la facture finale | condition | prime |
| du 1/1/2019 au 31/12/2019 | Le chauffe-eau thermodynamique est utilisé exclusivement pour la production d'eau chaude sanitaire. | * jusqu'à 2 kW : 400 euros par chauffe-eau thermodynamique installé * à partir de 2 kW : 400 euros + 80 euros * (puissance-2) avec un maximum de 5.040 euros * et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes |
| du 01/01/2020 au 31/12/2020 | Le chauffe-eau thermodynamique est utilisé exclusivement pour la production d'eau chaude sanitaire. | * jusqu'à 2 kW : 300 euros par chauffe-eau thermodynamique installé * à partir de 2 kW : 300 euros + 60 euros * (puissance-2) avec un maximum de 3.780 euros * et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes |
| du 01/01/2021 au 31/12/2023 | Le chauffe-eau thermodynamique est utilisé exclusivement pour la production d'eau chaude sanitaire. | * jusqu'à 2 kW : 200 euros par chauffe-eau thermodynamique installé * à partir de 2 kW : 200 euros + 40 euros * (puissance-2) avec un maximum de 2.520 euros * et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes |
* et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantesdu 01/01/2020 au 31/12/2020 Le chauffe-eau thermodynamique est utilisé exclusivement pour la production d'eau chaude sanitaire. * jusqu'à 2 kW : 300 euros par chauffe-eau thermodynamique installé * à partir de 2 kW : 300 euros + 60 euros * (puissance-2) avec un maximum de 3.780 euros
* et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantesdu 01/01/2021 au 31/12/2023 Le chauffe-eau thermodynamique est utilisé exclusivement pour la production d'eau chaude sanitaire. * jusqu'à 2 kW : 200 euros par chauffe-eau thermodynamique installé * à partir de 2 kW : 200 euros + 40 euros * (puissance-2) avec un maximum de 2.520 euros
* et toujours limité à 40 % des coûts d'investissement indiqués sur les factures correspondantes
" ;
4° il est inséré un alinéa entre les deuxième et troisième alinéas, rédigé comme suit :
" Les primes pour un système de collecteurs solaires thermiques et un chauffe-eau thermodynamique ne peuvent être combinées. " ;
5° l'alinéa trois existant, qui devient l'alinéa quatre, est remplacé par ce qui suit :
" Les montants des primes, visés à l'alinéa premier, 1° à 6° et 9°, ne peuvent être octroyés que si le bâtiment est raccordé au réseau de distribution d'électricité avant le 1er janvier 2006 ou si la demande d'autorisation urbanistique pour le bâtiment date d'avant le 1er janvier 2006. Les montants des primes, visés à l'alinéa premier, 7°, 8° et 8° /1, ne peuvent être octroyés que si le bâtiment a été raccordé au réseau de distribution d'électricité avant le 1er janvier 2014 ou si la demande d'autorisation urbanistique pour le bâtiment date d'avant le 1er janvier 2014. Les primes visées à l'alinéa premier, 7°, 8° et 8° /1 ne peuvent être octroyées qu'une seule fois par bâtiment tous les dix ans. "
6° au quatrième alinéa existant, qui devient le cinquième alinéa, les phrases suivantes sont ajoutées :
" Le ministre imposera des exigences et des contrôles de qualité aux installateurs de pompes à chaleur, de systèmes de collecteurs solaires thermiques et de chauffe-eaux thermodynamiques dans le cadre de l'application des primes visées au premier alinéa. Le ministre peut arrêter les modalités relatives au mode d'exécution de ces exigences et contrôles. Le ministre peut déterminer des exigences auxquelles doivent satisfaire les personnes ou organisations en charge des contrôles. ".
Art.22. In artikel 6.4.1/8, achtste lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, worden de woorden "drie maanden" vervangen door het woord "maand".
Art.22. Dans l'article 6.4.1/8, alinéa huit du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 29 novembre 2013, les mots " tous les trois mois " sont remplacés par le mot " mensuellement ".
Art.23. In artikel 6.4.1/9, negende lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, worden de woorden "drie maanden" vervangen door het woord "maand".
Art.23. Dans l'article 6.4.1/9, alinéa neuf du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 29 novembre 2013 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juillet 2016, les mots " tous les trois mois " sont remplacés par le mot " mensuellement ".
Art.24. In artikel 6.4.1/9/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 1/1. De elektriciteitsdistributienetbeheerders kennen aan investeerders in gebouwen aangesloten op privédistributienetten, vermeld in artikel 4.7.1, § 2, eerste lid, 1° van het Energiedecreet van 8 mei 2009, of aan investeerders in gebouwen in eilandwerking, de premies, vermeld in artikel 6.4.1/1 tot en met 6.4.1/5, toe. De inhoudelijke premievoorwaarden zijn van overeenkomstige toepassing.".
" § 1/1. De elektriciteitsdistributienetbeheerders kennen aan investeerders in gebouwen aangesloten op privédistributienetten, vermeld in artikel 4.7.1, § 2, eerste lid, 1° van het Energiedecreet van 8 mei 2009, of aan investeerders in gebouwen in eilandwerking, de premies, vermeld in artikel 6.4.1/1 tot en met 6.4.1/5, toe. De inhoudelijke premievoorwaarden zijn van overeenkomstige toepassing.".
Art.24. Dans l'article 6.4.1/9/2 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juillet 2016, il est inséré un paragraphe 1/1, rédigé comme suit :
" § 1/1. Les gestionnaires de réseau de distribution d'électricité octroient aux investisseurs dans les bâtiments raccordés aux réseaux de distribution privés, visés à l'article 4.7.1, § 2, premier alinéa, 1° du Décret sur l'Energie du 8 mai 2009, ou aux investisseurs dans les bâtiments en îlotage, les primes visées aux articles 6.4.1/1 à 6.4.1/5. Les conditions de contenu de la prime s'appliquent par analogie. ".
" § 1/1. Les gestionnaires de réseau de distribution d'électricité octroient aux investisseurs dans les bâtiments raccordés aux réseaux de distribution privés, visés à l'article 4.7.1, § 2, premier alinéa, 1° du Décret sur l'Energie du 8 mai 2009, ou aux investisseurs dans les bâtiments en îlotage, les primes visées aux articles 6.4.1/1 à 6.4.1/5. Les conditions de contenu de la prime s'appliquent par analogie. ".
Art.25. In artikel 6.4.1/12 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, 10 juli 2015, 15 juli 2016 en 1 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2, tweede lid worden na de woorden "Vlaamse Gemeenschap" en voor de woorden "voor dat jaar" de woorden "en het Energiefonds" ingevoegd;
2° in paragraaf 2, tweede lid worden de woorden "op 1 oktober 2006 als vermeld in bijlage IV, die bij dit besluit is gevoegd" vervangen door de woorden "op 31 december van het voorgaande jaar, als vastgesteld door de minister";
3° in paragraaf 2, derde lid wordt na de zinsnede "en artikel 6.4.1/9/1" en voor het woord "verminderd" telkens de zinsnede "uitbetaald in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorafgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het kalenderjaar," ingevoegd;
4° in paragraaf 2, derde lid wordt na de zinsnede "wordt de vergoeding beperkt tot de reële premie-uitgaven" en voor het woord "verminderd" de zinsnede "uitbetaald in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorafgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het kalenderjaar," ingevoegd;
5° in paragraaf 3 worden na de woorden "Vlaamse Gemeenschap" en voor de woorden "beschikbare middelen" telkens de woorden "en het Energiefonds" ingevoegd;
6° in paragraaf 4 worden na de woorden "Vlaamse Gemeenschap" en voor de woorden "beschikbare middelen" telkens de woorden "en het Energiefonds" ingevoegd;
7° er wordt een paragraaf 4/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
" § 4/1. In afwijking van paragraaf 2 wordt er voor de uitvoering van de actieverplichtingen, vermeld in artikel 6.4.1/1/1, eerste lid, 3° en artikel 6.4.1/5, § 1, eerste lid, 8° /1 op de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, of op de in het Energiefonds of Klimaatfonds beschikbare middelen, per kalenderjaar aan elke elektriciteitsdistributienetbeheerder een vergoeding toegekend. Deze vergoeding is per elektriciteitsdistributienetbeheerder gelijk aan het totaal van de in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het lopende kalenderjaar op grond van artikel 6.4.1/1/1, eerste lid, 3° of artikel 6.4.1/5, § 1, eerste lid, 8° /1 door die elektriciteitsdistributienetbeheerder uitbetaalde premiebedragen.";
8° paragraaf 5 wordt vervangen door wat volgt:
" § 5. De vergoedingen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4/1, worden vanaf kalenderjaar 2018 en maximaal tot in het kalenderjaar 2028 toegekend. De totaliteit van de gecumuleerde vergoedingen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4/1, kunnen voor iedere individuele elektriciteitsdistributienetbeheerder met toepassing van besluit 2012/21/EU echter nooit meer bedragen dan 15 miljoen euro per jaar. Voor de bepaling van dit plafond is de vergoeding, vermeld in paragraaf 2, ondergeschikt aan de vergoedingen, vermeld in paragrafen 3, 4 en 4/1.
Het Vlaams Energieagentschap is belast met de uitbetaling van de vergoedingen, vermeld in paragrafen 2 tot en met 4/1. De minister kan nadere regels vastleggen voor de uitbetalingsprocedure.".
1° in paragraaf 2, tweede lid worden na de woorden "Vlaamse Gemeenschap" en voor de woorden "voor dat jaar" de woorden "en het Energiefonds" ingevoegd;
2° in paragraaf 2, tweede lid worden de woorden "op 1 oktober 2006 als vermeld in bijlage IV, die bij dit besluit is gevoegd" vervangen door de woorden "op 31 december van het voorgaande jaar, als vastgesteld door de minister";
3° in paragraaf 2, derde lid wordt na de zinsnede "en artikel 6.4.1/9/1" en voor het woord "verminderd" telkens de zinsnede "uitbetaald in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorafgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het kalenderjaar," ingevoegd;
4° in paragraaf 2, derde lid wordt na de zinsnede "wordt de vergoeding beperkt tot de reële premie-uitgaven" en voor het woord "verminderd" de zinsnede "uitbetaald in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorafgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het kalenderjaar," ingevoegd;
5° in paragraaf 3 worden na de woorden "Vlaamse Gemeenschap" en voor de woorden "beschikbare middelen" telkens de woorden "en het Energiefonds" ingevoegd;
6° in paragraaf 4 worden na de woorden "Vlaamse Gemeenschap" en voor de woorden "beschikbare middelen" telkens de woorden "en het Energiefonds" ingevoegd;
7° er wordt een paragraaf 4/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
" § 4/1. In afwijking van paragraaf 2 wordt er voor de uitvoering van de actieverplichtingen, vermeld in artikel 6.4.1/1/1, eerste lid, 3° en artikel 6.4.1/5, § 1, eerste lid, 8° /1 op de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, of op de in het Energiefonds of Klimaatfonds beschikbare middelen, per kalenderjaar aan elke elektriciteitsdistributienetbeheerder een vergoeding toegekend. Deze vergoeding is per elektriciteitsdistributienetbeheerder gelijk aan het totaal van de in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het lopende kalenderjaar op grond van artikel 6.4.1/1/1, eerste lid, 3° of artikel 6.4.1/5, § 1, eerste lid, 8° /1 door die elektriciteitsdistributienetbeheerder uitbetaalde premiebedragen.";
8° paragraaf 5 wordt vervangen door wat volgt:
" § 5. De vergoedingen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4/1, worden vanaf kalenderjaar 2018 en maximaal tot in het kalenderjaar 2028 toegekend. De totaliteit van de gecumuleerde vergoedingen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4/1, kunnen voor iedere individuele elektriciteitsdistributienetbeheerder met toepassing van besluit 2012/21/EU echter nooit meer bedragen dan 15 miljoen euro per jaar. Voor de bepaling van dit plafond is de vergoeding, vermeld in paragraaf 2, ondergeschikt aan de vergoedingen, vermeld in paragrafen 3, 4 en 4/1.
Het Vlaams Energieagentschap is belast met de uitbetaling van de vergoedingen, vermeld in paragrafen 2 tot en met 4/1. De minister kan nadere regels vastleggen voor de uitbetalingsprocedure.".
Art.25. A l'article 6.4.1/12 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 septembre 2011 et modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 29 novembre 2013, 10 juillet 2015, 15 juillet 2016 et 1er décembre 2017, sont apportées les modifications suivantes :
1° au paragraphe 2, deuxième alinéa, les mots " et du Fonds flamand de l'Energie " sont insérés entre les mots " de la communauté flamande " et les mots " par la quote-part " ;
2° au paragraphe 2, deuxième alinéa, les mots " au 1er octobre 2006, tel que mentionné dans l'annexe IV jointe au présent arrêté " sont remplacés par les mots " au 31 décembre de l'année précédente, tel que déterminé par le ministre " ;
3° au paragraphe 2, troisième alinéa, le membre de phrase " versées au cours de la période allant du quatrième trimestre de l'année civile précédente au troisième trimestre inclus de l'année civile, " est chaque fois inséré entre le membre de phrase " à l'article 6.4.1/9/1, " et le mot " diminuées " ;
4° au paragraphe 2, troisième alinéa, le membre de phrase " versées au cours de la période allant du quatrième trimestre de l'année civile précédente au troisième trimestre inclus de l'année civile, " est inséré entre le membre de phrase " primes réelles, " et le mot " diminuées " ;
5° au paragraphe 3 les mots " et du Fonds flamand de l'Energie " sont chaque fois insérés après les mots " des dépenses de la Communauté flamande " ;
6° au paragraphe 4 les mots " et du Fonds flamand de l'Energie " sont chaque fois insérés après les mots " des dépenses de la Communauté flamande " ;
7° il est inséré un paragraphe 4/1, libellé comme suit :
" § 4/1. Par dérogation au paragraphe 2 une indemnité est accordée à chaque gestionnaire du réseau de distribution d'électricité par année civile sur le budget général des dépenses de la Communauté flamande ou sur les moyens disponibles du Fonds de l'Energie ou du Fonds pour le climat, pour l'exécution des obligations d'action visées à l'article 6.4.1/1/1, premier alinéa, 3° et à l'article 6.4.1/5, § 1er, premier alinéa, 8° /1. Cette indemnité est égale par gestionnaire de réseau de distribution d'électricité au total des montants des primes versées par ce gestionnaire de réseau de distribution d'électricité en vertu de l'article 6.4.1/1/1, premier alinéa, 3° ou de l'article 6.4.1/5, § 1er, premier alinéa, 8° /1 au cours de la période allant du quatrième trimestre de l'année civile précédente au troisième trimestre inclus de l'année civile en cours. " ;
8° le paragraphe 5 est remplacé par ce qui suit :
" § 5. Les indemnités visées aux paragraphes 2 à 4/1 sont accordées à compter de l'année civile 2018 et au plus tard jusqu'à l'année civile 2028 incluse. En application de la Décision 2012/21/UE, le total des indemnités cumulées visées aux paragraphes 2 à 4/1 ne peut cependant dépasser pour chaque gestionnaire de réseau de distribution d'électricité 15 millions d'euros par an. Pour déterminer ce plafond, l'indemnité visée au paragraphe 2 est subordonnée aux indemnités visées aux paragraphes 3, 4 et 4/1.
La Vlaams Energieagentschap est chargée du paiement des indemnités visées aux paragraphes 2 à 4/1. Le ministre peut arrêter les modalités relatives à la procédure de paiement. ".
1° au paragraphe 2, deuxième alinéa, les mots " et du Fonds flamand de l'Energie " sont insérés entre les mots " de la communauté flamande " et les mots " par la quote-part " ;
2° au paragraphe 2, deuxième alinéa, les mots " au 1er octobre 2006, tel que mentionné dans l'annexe IV jointe au présent arrêté " sont remplacés par les mots " au 31 décembre de l'année précédente, tel que déterminé par le ministre " ;
3° au paragraphe 2, troisième alinéa, le membre de phrase " versées au cours de la période allant du quatrième trimestre de l'année civile précédente au troisième trimestre inclus de l'année civile, " est chaque fois inséré entre le membre de phrase " à l'article 6.4.1/9/1, " et le mot " diminuées " ;
4° au paragraphe 2, troisième alinéa, le membre de phrase " versées au cours de la période allant du quatrième trimestre de l'année civile précédente au troisième trimestre inclus de l'année civile, " est inséré entre le membre de phrase " primes réelles, " et le mot " diminuées " ;
5° au paragraphe 3 les mots " et du Fonds flamand de l'Energie " sont chaque fois insérés après les mots " des dépenses de la Communauté flamande " ;
6° au paragraphe 4 les mots " et du Fonds flamand de l'Energie " sont chaque fois insérés après les mots " des dépenses de la Communauté flamande " ;
7° il est inséré un paragraphe 4/1, libellé comme suit :
" § 4/1. Par dérogation au paragraphe 2 une indemnité est accordée à chaque gestionnaire du réseau de distribution d'électricité par année civile sur le budget général des dépenses de la Communauté flamande ou sur les moyens disponibles du Fonds de l'Energie ou du Fonds pour le climat, pour l'exécution des obligations d'action visées à l'article 6.4.1/1/1, premier alinéa, 3° et à l'article 6.4.1/5, § 1er, premier alinéa, 8° /1. Cette indemnité est égale par gestionnaire de réseau de distribution d'électricité au total des montants des primes versées par ce gestionnaire de réseau de distribution d'électricité en vertu de l'article 6.4.1/1/1, premier alinéa, 3° ou de l'article 6.4.1/5, § 1er, premier alinéa, 8° /1 au cours de la période allant du quatrième trimestre de l'année civile précédente au troisième trimestre inclus de l'année civile en cours. " ;
8° le paragraphe 5 est remplacé par ce qui suit :
" § 5. Les indemnités visées aux paragraphes 2 à 4/1 sont accordées à compter de l'année civile 2018 et au plus tard jusqu'à l'année civile 2028 incluse. En application de la Décision 2012/21/UE, le total des indemnités cumulées visées aux paragraphes 2 à 4/1 ne peut cependant dépasser pour chaque gestionnaire de réseau de distribution d'électricité 15 millions d'euros par an. Pour déterminer ce plafond, l'indemnité visée au paragraphe 2 est subordonnée aux indemnités visées aux paragraphes 3, 4 et 4/1.
La Vlaams Energieagentschap est chargée du paiement des indemnités visées aux paragraphes 2 à 4/1. Le ministre peut arrêter les modalités relatives à la procédure de paiement. ".
Art.26. In artikel 6.4.15 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de datum "1 mei" vervangen door de datum "1 februari";
2° aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De minister kan bijkomende rapporteringsverplichtingen opleggen aan de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet naast het samenvattende rapport over de uitvoering van de actieverplichtingen door de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het voorgaande kalenderjaar, vermeld in paragraaf 1 en 2. De minister legt vast op welke manier aan die rapporteringsverplichtingen moet worden voldaan.";
3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de datum "1 oktober" vervangen door de datum "1 april";
4° in paragraaf 3 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
"Elke elektriciteitsdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit legt maandelijks aan het Vlaams Energieagentschap een rapport voor over de uitvoering van de verplichtingen, vermeld in artikel 6.4.1/1 tot en met 6.4.1/5, artikel 6.4.1/8 tot en met 6.4.1/9/2, van de voorgaande maand. De minister legt vast welke gegevens in dat rapport opgenomen worden.";
5° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "het vorige trimester" vervangen door de woorden "de vorige maand";
6° aan paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "en het aantal klachten dat werd ingediend tegen beslissingen omtrent premiedossiers" toegevoegd;
7° aan paragraaf 3 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De minister kan bijkomende rapporteringsverplichtingen opleggen aan de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet naast het samenvattende rapport over de uitvoering van de actieverplichtingen door de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het voorgaande kalenderjaar, vermeld in paragraaf 1 en 2. De minister legt vast op welke manier aan die rapporteringsverplichtingen moet worden voldaan.";
8° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt:
"Elke elektriciteitsdistributienetbeheerder en de beheerder van het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit stelt per premiecategorie, vermeld in titel VI, hoofdstuk IV, afdeling I, op eenvoudig verzoek van het Vlaams Energieagentschap of uit eigen beweging, alle informatie waarover ze beschikken over de interpretatie- en beslissingsregels voor het verstrekken van die premies, alsook wijzigingen ervan, ter beschikking van het Vlaams Energieagentschap.".
1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de datum "1 mei" vervangen door de datum "1 februari";
2° aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De minister kan bijkomende rapporteringsverplichtingen opleggen aan de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet naast het samenvattende rapport over de uitvoering van de actieverplichtingen door de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het voorgaande kalenderjaar, vermeld in paragraaf 1 en 2. De minister legt vast op welke manier aan die rapporteringsverplichtingen moet worden voldaan.";
3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de datum "1 oktober" vervangen door de datum "1 april";
4° in paragraaf 3 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
"Elke elektriciteitsdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit legt maandelijks aan het Vlaams Energieagentschap een rapport voor over de uitvoering van de verplichtingen, vermeld in artikel 6.4.1/1 tot en met 6.4.1/5, artikel 6.4.1/8 tot en met 6.4.1/9/2, van de voorgaande maand. De minister legt vast welke gegevens in dat rapport opgenomen worden.";
5° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "het vorige trimester" vervangen door de woorden "de vorige maand";
6° aan paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "en het aantal klachten dat werd ingediend tegen beslissingen omtrent premiedossiers" toegevoegd;
7° aan paragraaf 3 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De minister kan bijkomende rapporteringsverplichtingen opleggen aan de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet naast het samenvattende rapport over de uitvoering van de actieverplichtingen door de elektriciteitsdistributienetbeheerders en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het voorgaande kalenderjaar, vermeld in paragraaf 1 en 2. De minister legt vast op welke manier aan die rapporteringsverplichtingen moet worden voldaan.";
8° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt:
"Elke elektriciteitsdistributienetbeheerder en de beheerder van het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit stelt per premiecategorie, vermeld in titel VI, hoofdstuk IV, afdeling I, op eenvoudig verzoek van het Vlaams Energieagentschap of uit eigen beweging, alle informatie waarover ze beschikken over de interpretatie- en beslissingsregels voor het verstrekken van die premies, alsook wijzigingen ervan, ter beschikking van het Vlaams Energieagentschap.".
Art.26. A l'article 6.4.15 du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 23 septembre 2011 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juillet 2016, les modifications suivantes sont apportées :
1° au paragraphe 1er, alinéa premier, la date du " 1er mai " est remplacée par la date du " 1er février " ;
2° au paragraphe 1er, il est ajouté un troisième alinéa, qui s'énonce comme suit :
" Le ministre peut imposer aux gestionnaires de réseau de distribution d'électricité et au gestionnaire de réseau de transport local des obligations supplémentaires en matière de rapports, en plus du rapport de synthèse sur l'exécution des obligations d'action par les gestionnaires de réseau de distribution d'électricité et le gestionnaire de réseau de transport local pendant l'année civile précédente, visé aux paragraphes 1er et 2. Le ministre fixe les modalités d'exécution de ces obligations en matière de rapports. " ;
3° au paragraphe 2, alinéa premier, la date du " 1er octobre " est remplacée par la date du " 1er avril " ;
4° au paragraphe 3, l'alinéa premier est remplacé par ce qui suit :
" Chaque gestionnaire du réseau de distribution d'électricité ou le gestionnaire du réseau de transport local d'électricité soumet mensuellement à la Vlaams Energieagentschap un rapport concernant l'exécution des obligations, visées aux articles 6.4.1/1 à 6.4.1/5, et aux articles 6.4.1/8 à 6.4.1/9/2, du mois précédent. Le ministre arrête les données à reprendre dans ce rapport. " ;
5° au paragraphe 3, alinéa deux, le mot " trimestre " est remplacé par le mot " mois " ;
6° au paragraphe 3, alinéa deux, les mots " et le nombre de réclamations introduites contre les décisions relatives aux dossiers de primes " sont ajoutés ;
7° au paragraphe 3, il est ajouté un troisième alinéa, qui s'énonce comme suit :
" Le ministre peut imposer aux gestionnaires de réseau de distribution d'électricité et au gestionnaire de réseau de transport local des obligations supplémentaires en matière de rapports, en plus du rapport de synthèse sur l'exécution des obligations d'action par les gestionnaires de réseau de distribution d'électricité et le gestionnaire de réseau de transport local pendant l'année civile précédente, visé aux paragraphes 1er et 2. Le ministre fixe les modalités d'exécution de ces obligations en matière de rapports. " ;
8° il est ajouté un paragraphe 4, qui s'énonce comme suit :
" Chaque gestionnaire de réseau de distribution d'électricité et le gestionnaire de réseau de transport local d'électricité mettent à la disposition de la Vlaams Energieagentschap, par catégorie de primes mentionnée au titre VI, chapitre IV, section Ire, sur simple demande de la Vlaams Energieagentschap ou de leur propre initiative, toutes les informations dont ils disposent sur les règles relatives à l'interprétation et à la décision d'octroi de ces primes, ainsi que sur toute modification de ces règles. ".
1° au paragraphe 1er, alinéa premier, la date du " 1er mai " est remplacée par la date du " 1er février " ;
2° au paragraphe 1er, il est ajouté un troisième alinéa, qui s'énonce comme suit :
" Le ministre peut imposer aux gestionnaires de réseau de distribution d'électricité et au gestionnaire de réseau de transport local des obligations supplémentaires en matière de rapports, en plus du rapport de synthèse sur l'exécution des obligations d'action par les gestionnaires de réseau de distribution d'électricité et le gestionnaire de réseau de transport local pendant l'année civile précédente, visé aux paragraphes 1er et 2. Le ministre fixe les modalités d'exécution de ces obligations en matière de rapports. " ;
3° au paragraphe 2, alinéa premier, la date du " 1er octobre " est remplacée par la date du " 1er avril " ;
4° au paragraphe 3, l'alinéa premier est remplacé par ce qui suit :
" Chaque gestionnaire du réseau de distribution d'électricité ou le gestionnaire du réseau de transport local d'électricité soumet mensuellement à la Vlaams Energieagentschap un rapport concernant l'exécution des obligations, visées aux articles 6.4.1/1 à 6.4.1/5, et aux articles 6.4.1/8 à 6.4.1/9/2, du mois précédent. Le ministre arrête les données à reprendre dans ce rapport. " ;
5° au paragraphe 3, alinéa deux, le mot " trimestre " est remplacé par le mot " mois " ;
6° au paragraphe 3, alinéa deux, les mots " et le nombre de réclamations introduites contre les décisions relatives aux dossiers de primes " sont ajoutés ;
7° au paragraphe 3, il est ajouté un troisième alinéa, qui s'énonce comme suit :
" Le ministre peut imposer aux gestionnaires de réseau de distribution d'électricité et au gestionnaire de réseau de transport local des obligations supplémentaires en matière de rapports, en plus du rapport de synthèse sur l'exécution des obligations d'action par les gestionnaires de réseau de distribution d'électricité et le gestionnaire de réseau de transport local pendant l'année civile précédente, visé aux paragraphes 1er et 2. Le ministre fixe les modalités d'exécution de ces obligations en matière de rapports. " ;
8° il est ajouté un paragraphe 4, qui s'énonce comme suit :
" Chaque gestionnaire de réseau de distribution d'électricité et le gestionnaire de réseau de transport local d'électricité mettent à la disposition de la Vlaams Energieagentschap, par catégorie de primes mentionnée au titre VI, chapitre IV, section Ire, sur simple demande de la Vlaams Energieagentschap ou de leur propre initiative, toutes les informations dont ils disposent sur les règles relatives à l'interprétation et à la décision d'octroi de ces primes, ainsi que sur toute modification de ces règles. ".
Art.27. In artikel 6.5.3 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "vergunningsaanvraag overeenkomstig titel I, hoofdstuk III, artikel 5 van het VLAREM" vervangen door de zinsnede "vergunningsaanvraag overeenkomstig artikel 15 van het Omgevingsvergunningenbesluit".
Art.27. Dans l'article 6.5.3 du même arrêté, le membre de phrase " à la demande d'autorisation conformément au titre Ier, chapitre III, article 5 du VLAREM " est remplacé par le membre de phrase " à la demande d'autorisation conformément à l'article 15 de l'Arrêté relatif au permis d'environnement ".
Art.28. Aan artikel 6.5.5, § 7, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de zinsnede "vermeld in titel I, hoofdstuk VII, artikel 26, van het VLAREM" wordt vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 40 van het Omgevingsvergunningenbesluit";
2° de zinsnede "vermeld in titel I, hoofdstuk VII, van het VLAREM" wordt vervangen door de zinsnede "vermeld in titel III, hoofdstuk 7, afdeling 2 van het Omgevingsvergunningenbesluit".
1° de zinsnede "vermeld in titel I, hoofdstuk VII, artikel 26, van het VLAREM" wordt vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 40 van het Omgevingsvergunningenbesluit";
2° de zinsnede "vermeld in titel I, hoofdstuk VII, van het VLAREM" wordt vervangen door de zinsnede "vermeld in titel III, hoofdstuk 7, afdeling 2 van het Omgevingsvergunningenbesluit".
Art.28. A l'article 6.5.5, § 7, alinéa premier du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 novembre 2015, sont apportées les modifications suivantes :
1° le membre de phrase " visée au titre Ier, chapitre VII, article 26 du VLAREM " est remplacé par le membre de phrase " visée à l'article 40 de l'Arrêté relatif au permis d'environnement " ;
2° le membre de phrase " visée au titre Ier, chapitre VII du VLAREM " est remplacé par le membre de phrase " visée au titre III, chapitre 7, section 2 de l'Arrêté relatif au permis d'environnement ".
1° le membre de phrase " visée au titre Ier, chapitre VII, article 26 du VLAREM " est remplacé par le membre de phrase " visée à l'article 40 de l'Arrêté relatif au permis d'environnement " ;
2° le membre de phrase " visée au titre Ier, chapitre VII du VLAREM " est remplacé par le membre de phrase " visée au titre III, chapitre 7, section 2 de l'Arrêté relatif au permis d'environnement ".
Art.29. In artikel 7.4.1, § 2, derde lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, wordt de zin "De call wordt voorafgaandelijk als mededeling aan de Vlaamse Regering voorgelegd." opgeheven.
Art.29. Dans l'article 7.4.1, § 2, troisième alinéa, du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 13 septembre 2013, la phrase " L'appel est préalablement présenté au Gouvernement flamand sous forme de communication. " est abrogée.
Art.30. In artikel 7.5.1, § 2, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, wordt de zin "De call wordt voorafgaandelijk als mededeling aan de Vlaamse Regering voorgelegd." opgeheven.
Art.30. Dans l'article 7.5.1, § 2, troisième alinéa, du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 13 septembre 2013, la phrase " L'appel est préalablement présenté au Gouvernement flamand sous forme de communication. " est abrogée.
Art.31. In artikel 7.6.1, § 2, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, wordt de zin "De call wordt voorafgaandelijk als mededeling aan de Vlaamse Regering voorgelegd." opgeheven.
Art.31. Dans l'article 7.6.1, § 2, troisième alinéa, du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 13 septembre 2013, la phrase " L'appel est préalablement présenté au Gouvernement flamand sous forme de communication. " est abrogée.
Art.32. In artikel 7.7.1, § 2, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2015, wordt de zin "De call wordt voorafgaandelijk als mededeling aan de Vlaamse Regering voorgelegd." opgeheven.
Art.32. Dans l'article 7.7.1, § 2, troisième alinéa, du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 17 juillet 2015, la phrase " L'appel est au préalable soumis au Gouvernement flamand comme communication. " est abrogée.
Art.33. In artikel 7.8.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2016 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, 13 januari 2017, 9 juni 2017 en 9 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het woord "autodelen" wordt telkens vervangen door het woord "voertuigdelen";
2° in paragraaf 2, tweede lid wordt de zin "Het ministerieel besluit hiertoe wordt medegedeeld aan de Vlaamse Regering." opgeheven.
1° het woord "autodelen" wordt telkens vervangen door het woord "voertuigdelen";
2° in paragraaf 2, tweede lid wordt de zin "Het ministerieel besluit hiertoe wordt medegedeeld aan de Vlaamse Regering." opgeheven.
Art.33. Dans l'article 7.8.1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 janvier 2016 et modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 15 juillet 2016, 13 janvier 2017, 9 juin 2017 et 9 mars 2018, sont apportées les modifications suivantes :
1° les mots " de l'autopartage " sont chaque fois remplacés par les mots " du partage de véhicules " ;
2° au paragraphe 2, deuxième alinéa, la phrase " L'arrêté ministériel à cet effet est communiqué au Gouvernement flamand. " est abrogée.
1° les mots " de l'autopartage " sont chaque fois remplacés par les mots " du partage de véhicules " ;
2° au paragraphe 2, deuxième alinéa, la phrase " L'arrêté ministériel à cet effet est communiqué au Gouvernement flamand. " est abrogée.
Art.34. In artikel 7.9.1, § 2, 1°, b) van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2017, worden de woorden "een bankwaarborg aan te gaan ter dekking van een derde van het ontleende bedrag" vervangen door de woorden "hun schuld af te lossen via een domiciliëring".
Art.34. Dans l'article 7.9.1, § 2, 1°, b), du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 mai 2017, les mots " à constituer une garantie bancaire couvrant un tiers du montant emprunté " sont remplacés par les mots " à rembourser leur dette par domiciliation bancaire ".
Art.35. Aan artikel 7.9.2, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2017, wordt de zinsnede ", en de voorwaarden waaraan die investeringen moeten voldoen" toegevoegd.
Art.35. A l'article 7.9.2, § 4 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 mai 2017, est ajouté le membre de phrase " , ainsi que les conditions auxquelles ces investissements doivent répondre ".
Art.36. Aan artikel 7.9.4, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan het zesde lid wordt de volgende zin toegevoegd:
"Daarbij kunnen eventuele met de verdere invordering gepaard gaande gerechtskosten in mindering worden gebracht.";
2° in het zevende lid worden de woorden "onmiddellijk en in zijn geheel opeisbaar worden ten laste van het energiehuis" vervangen door de woorden "door het energiehuis verder worden afgelost op basis van het resterende aflossingsgedeelte van de mensualiteiten, vermeld in artikel 7.9.2, § 1, zoals oorspronkelijk vastgelegd".
1° aan het zesde lid wordt de volgende zin toegevoegd:
"Daarbij kunnen eventuele met de verdere invordering gepaard gaande gerechtskosten in mindering worden gebracht.";
2° in het zevende lid worden de woorden "onmiddellijk en in zijn geheel opeisbaar worden ten laste van het energiehuis" vervangen door de woorden "door het energiehuis verder worden afgelost op basis van het resterende aflossingsgedeelte van de mensualiteiten, vermeld in artikel 7.9.2, § 1, zoals oorspronkelijk vastgelegd".
Art.36. A l'article 7.9.4, § 1er du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 mai 2017, sont apportées les modifications suivantes :
1° l'alinéa six est complété par la phrase suivante :
" Les frais de justice éventuels liés au recouvrement peuvent être déduits de ces montants. " ;
2° au septième alinéa, les mots " sera exigible immédiatement et dans son intégralité à charge de la maison de l'énergie " sont remplacés par les mots " sera remboursée par la maison de l'énergie sur la base de la partie amortissement des mensualités, visée à l'article 7.9.2, § 1er, comme prévu initialement ".
1° l'alinéa six est complété par la phrase suivante :
" Les frais de justice éventuels liés au recouvrement peuvent être déduits de ces montants. " ;
2° au septième alinéa, les mots " sera exigible immédiatement et dans son intégralité à charge de la maison de l'énergie " sont remplacés par les mots " sera remboursée par la maison de l'énergie sur la base de la partie amortissement des mensualités, visée à l'article 7.9.2, § 1er, comme prévu initialement ".
Art.37. In artikel 7.10.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid worden de woorden "Algemene groepsvrijstellingsverordening" vervangen door de woorden "verordening nr. 1407/2013/EU";
2° in paragraaf 1 wordt tussen het tweede lid en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"De premie kan niet worden gecumuleerd met andere investeringssteun of groenestroomcertificaten, warmtekrachtcertificaten of groenewarmtecertificaten van de Vlaamse overheid voor dezelfde investering. Cumulatie met waarborgen verleend door de Vlaamse overheid of ecologiesteun voor dezelfde investering is wel toegestaan mits het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan de betrokken onderneming wordt verleend niet hoger ligt dan 200.000 euro over een periode van drie belastingjaren.";
3° in paragraaf 2 worden na de zinsnede "bedraagt 65 % van de in aanmerking komende kosten voor kleine ondernemingen" de zinsnede "en voor aanvragers die geen ondernemingen zijn," ingevoegd".
1° in paragraaf 1, eerste lid worden de woorden "Algemene groepsvrijstellingsverordening" vervangen door de woorden "verordening nr. 1407/2013/EU";
2° in paragraaf 1 wordt tussen het tweede lid en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"De premie kan niet worden gecumuleerd met andere investeringssteun of groenestroomcertificaten, warmtekrachtcertificaten of groenewarmtecertificaten van de Vlaamse overheid voor dezelfde investering. Cumulatie met waarborgen verleend door de Vlaamse overheid of ecologiesteun voor dezelfde investering is wel toegestaan mits het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan de betrokken onderneming wordt verleend niet hoger ligt dan 200.000 euro over een periode van drie belastingjaren.";
3° in paragraaf 2 worden na de zinsnede "bedraagt 65 % van de in aanmerking komende kosten voor kleine ondernemingen" de zinsnede "en voor aanvragers die geen ondernemingen zijn," ingevoegd".
Art.37. A l'article 7.10.1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2017, les modifications suivantes sont apportées :
1° au paragraphe 1er, alinéa premier, les mots " Règlement général d'exemption par catégorie " sont remplacés par les mots " règlement no. 1407/2013/EU " ;
2° dans le paragraphe 1er, il est inséré entre les deuxième et troisième alinéas un alinéa ainsi rédigé :
" La prime ne peut pas être cumulée avec d'autres aides aux investissements ou certificats verts, certificats de cogénération ou certificats de chaleur écologique de l'Autorité flamande pour le même investissement. Le cumul avec des garanties accordées par l'Autorité flamande ou des aides écologiques pour le même investissement est autorisé à condition que le montant total des aides de minimis accordées à l'entreprise concernée ne dépasse pas 200.000 euros sur une période de trois exercices fiscaux. " ;
3° au paragraphe 2, le membre de phrase " et pour les demandeurs autres que les entreprises, " est inséré après le membre de phrase " s'élève à 65 % des frais éligibles pour les petites entreprises " .
1° au paragraphe 1er, alinéa premier, les mots " Règlement général d'exemption par catégorie " sont remplacés par les mots " règlement no. 1407/2013/EU " ;
2° dans le paragraphe 1er, il est inséré entre les deuxième et troisième alinéas un alinéa ainsi rédigé :
" La prime ne peut pas être cumulée avec d'autres aides aux investissements ou certificats verts, certificats de cogénération ou certificats de chaleur écologique de l'Autorité flamande pour le même investissement. Le cumul avec des garanties accordées par l'Autorité flamande ou des aides écologiques pour le même investissement est autorisé à condition que le montant total des aides de minimis accordées à l'entreprise concernée ne dépasse pas 200.000 euros sur une période de trois exercices fiscaux. " ;
3° au paragraphe 2, le membre de phrase " et pour les demandeurs autres que les entreprises, " est inséré après le membre de phrase " s'élève à 65 % des frais éligibles pour les petites entreprises " .
Art.38. In artikel 8.1.1, vijfde lid van hetzelfde besluit worden de woorden "het beschikken over burgerrechten en politieke rechten" opgeheven.
Art.38. Dans l'article 8.1.1, alinéa cinq du même arrêté le membre de phrase " au fait de disposer des droits civils et des droits politiques, " est abrogé.
Art.39. In artikel 8.5.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaams Regering van 19 juli 2013 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015 en 15 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "en een certificaat van bekwaamheid als aspirant" opgeheven;
2° in paragraaf 2, eerste lid wordt de zinsnede "en het certificaat van bekwaamheid als aspirant" opgeheven;
3° in paragraaf 3, eerste lid, 3° worden de woorden "drie jaar" vervangen door de woorden "één maand";
4° in paragraaf 3, eerste lid wordt 4° opgeheven;
5° in paragraaf 3, eerste lid, 5° wordt de zinsnede "voor de categorieën waar het koninklijk besluit, vermeld in 4°, geen voorwaarden stelt," opgeheven;
6° paragraaf 4 wordt opgeheven;
7° in paragraaf 7 worden de woorden "vijf jaar" telkens vervangen door de woorden "zeven jaar".
1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "en een certificaat van bekwaamheid als aspirant" opgeheven;
2° in paragraaf 2, eerste lid wordt de zinsnede "en het certificaat van bekwaamheid als aspirant" opgeheven;
3° in paragraaf 3, eerste lid, 3° worden de woorden "drie jaar" vervangen door de woorden "één maand";
4° in paragraaf 3, eerste lid wordt 4° opgeheven;
5° in paragraaf 3, eerste lid, 5° wordt de zinsnede "voor de categorieën waar het koninklijk besluit, vermeld in 4°, geen voorwaarden stelt," opgeheven;
6° paragraaf 4 wordt opgeheven;
7° in paragraaf 7 worden de woorden "vijf jaar" telkens vervangen door de woorden "zeven jaar".
Art.39. A l'article 8.5.1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2013 et modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 10 juillet 2015 et 15 juillet 2016, les modifications suivantes sont apportées :
1° au paragraphe 1er le membre de phrase " et un certificat d'aptitude en tant qu'aspirant " est abrogé ;
2° au paragraphe 2, alinéa premier le membre de phrase " et le certificat d'aptitude en tant qu'aspirant " est abrogé ;
3° au paragraphe 3, alinéa premier, 3° les mots " trois années " sont remplacés par les mots " un mois " ;
4° au paragraphe 3, alinéa premier le point 4° est abrogé ;
5° au paragraphe 3, alinéa premier, 5° le membre de phrase " pour les catégories où l'arrêté royal, visé au point 4°, ne fixe pas de conditions, " est abrogé ;
6° le paragraphe 4 est abrogé ;
7° au paragraphe 7 les mots " cinq ans " sont chaque fois remplacés par les mots " sept ans ".
1° au paragraphe 1er le membre de phrase " et un certificat d'aptitude en tant qu'aspirant " est abrogé ;
2° au paragraphe 2, alinéa premier le membre de phrase " et le certificat d'aptitude en tant qu'aspirant " est abrogé ;
3° au paragraphe 3, alinéa premier, 3° les mots " trois années " sont remplacés par les mots " un mois " ;
4° au paragraphe 3, alinéa premier le point 4° est abrogé ;
5° au paragraphe 3, alinéa premier, 5° le membre de phrase " pour les catégories où l'arrêté royal, visé au point 4°, ne fixe pas de conditions, " est abrogé ;
6° le paragraphe 4 est abrogé ;
7° au paragraphe 7 les mots " cinq ans " sont chaque fois remplacés par les mots " sept ans ".
Art.40. In artikel 8.6.1, § 4 van hetzelfde besluit worden de woorden "het beschikken over burgerrechten en politieke rechten" opgeheven.
Art.40. Dans l'article 8.6.1, § 4 du même arrêté le membre de phrase " au fait de disposer des droits civils et des droits politiques, " est abrogé.
Art.41. In artikel 9.1.12/3, § 1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2012 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, 27 november 2015, 18 december 2015, 13 januari 2017 en 15 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° tussen het derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"In afwijking van het tweede lid, behalen nieuw op te richten EPN-eenheden, waarvoor de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2019 minimaal 20 kWh/jaar energie per m2 bruikbare vloeroppervlakte van de EPN-eenheid uit hernieuwbare energiebronnen door middel van een of meerdere van de systemen, vermeld in het eerste lid of wordt de volledige bruto energiebehoefte voor ruimteverwarming gedekt door middel van een of meerdere van de systemen, vermeld in 9.1.12/2, eerste lid, 3° en 4° of vermeld in het eerste lid, 5°, waarvan de warmte voor 100 % uit hernieuwbare energiebronnen wordt geproduceerd. Systemen, geïnstalleerd in dergelijke gebouwen, moeten niet voldoen aan de voorwaarden vermeld in 9.1.12/2, eerste lid, 2°, b, 3°, a en 4°, a. Wat betreft EPN-eenheden, is artikel 9.1.12/2, vijfde lid, 2° bij participatie echter van overeenkomstige toepassing.";
2° in het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden "en derde lid" vervangen door de woorden "tot en met het vierde lid".
1° tussen het derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"In afwijking van het tweede lid, behalen nieuw op te richten EPN-eenheden, waarvoor de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2019 minimaal 20 kWh/jaar energie per m2 bruikbare vloeroppervlakte van de EPN-eenheid uit hernieuwbare energiebronnen door middel van een of meerdere van de systemen, vermeld in het eerste lid of wordt de volledige bruto energiebehoefte voor ruimteverwarming gedekt door middel van een of meerdere van de systemen, vermeld in 9.1.12/2, eerste lid, 3° en 4° of vermeld in het eerste lid, 5°, waarvan de warmte voor 100 % uit hernieuwbare energiebronnen wordt geproduceerd. Systemen, geïnstalleerd in dergelijke gebouwen, moeten niet voldoen aan de voorwaarden vermeld in 9.1.12/2, eerste lid, 2°, b, 3°, a en 4°, a. Wat betreft EPN-eenheden, is artikel 9.1.12/2, vijfde lid, 2° bij participatie echter van overeenkomstige toepassing.";
2° in het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden "en derde lid" vervangen door de woorden "tot en met het vierde lid".
Art.41. A l'article 9.1.12/3, § 1er du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 28 septembre 2012 et modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 29 novembre 2013, 27 novembre 2015, 18 décembre 2015, 13 janvier 2017 et 15 décembre 2017, sont apportées les modifications suivantes :
1° il est inséré entre les troisième et quatrième alinéas un alinéa, rédigé comme suit :
" Par dérogation à l'alinéa deux, les nouvelles unités EPN à construire pour lesquelles la notification ou la demande de permis d'urbanisme ou de permis d'environnement pour des actes urbanistiques est faite à partir du 1er janvier 2019, obtiennent au moins 20 kWh/an d'énergie par m2 de superficie au sol utile de l'unité EPN de sources d'énergie renouvelables au moyen d'un ou plusieurs systèmes visés à l'alinéa premier, ou le besoin total brut en énergie pour le chauffage des locaux est couvert par un ou plusieurs des systèmes visés à l'article 9.1.12/2, alinéa premier, 3° et 4° ou visés à l'alinéa premier, 5°, dont la chaleur provient pour au moins 100 % de sources d'énergie renouvelables. Les systèmes installés dans de tels bâtiments ne doivent pas répondre aux conditions visées à l'article 9.1.12/2, alinéa premier, 2°, b, 3°, a et 4°, a. Toutefois, en ce qui concerne les unités EPN, l'article 9.1.12/2, alinéa cinq, 2°, s'applique par analogie en cas de participation. " ;
2° dans le quatrième alinéa, qui devient le cinquième alinéa, les mots " et trois " sont remplacés par les mots " à quatre ".
1° il est inséré entre les troisième et quatrième alinéas un alinéa, rédigé comme suit :
" Par dérogation à l'alinéa deux, les nouvelles unités EPN à construire pour lesquelles la notification ou la demande de permis d'urbanisme ou de permis d'environnement pour des actes urbanistiques est faite à partir du 1er janvier 2019, obtiennent au moins 20 kWh/an d'énergie par m2 de superficie au sol utile de l'unité EPN de sources d'énergie renouvelables au moyen d'un ou plusieurs systèmes visés à l'alinéa premier, ou le besoin total brut en énergie pour le chauffage des locaux est couvert par un ou plusieurs des systèmes visés à l'article 9.1.12/2, alinéa premier, 3° et 4° ou visés à l'alinéa premier, 5°, dont la chaleur provient pour au moins 100 % de sources d'énergie renouvelables. Les systèmes installés dans de tels bâtiments ne doivent pas répondre aux conditions visées à l'article 9.1.12/2, alinéa premier, 2°, b, 3°, a et 4°, a. Toutefois, en ce qui concerne les unités EPN, l'article 9.1.12/2, alinéa cinq, 2°, s'applique par analogie en cas de participation. " ;
2° dans le quatrième alinéa, qui devient le cinquième alinéa, les mots " et trois " sont remplacés par les mots " à quatre ".
Art.42. In artikel 9.1.17 van hetzelfde besluit, vervangen bij besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt:
" § 1. Bij de ingrijpende energetische renovatie van een EPW-eenheid gelden in afwijking van artikel 9.1.15 de volgende EPB-eisen:
1° als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2015:
a) het E-peil is niet hoger dan E90;
b) de ventilatie-eisen voor nieuwe EPW-eenheden, vermeld in artikel 9.1.6, worden nageleefd;
c) de nieuwe, vernieuwde, na-geïsoleerde constructieonderdelen voldoen aan de maximale warmtedoorgangscoëfficiënt, vermeld in bijlage VII;
2° als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2020:
a) het E-peil is niet hoger dan E70;
b) de ventilatie-eisen voor nieuwe EPW-eenheden, vermeld in artikel 9.1.6, worden nageleefd;
c) de nieuwe, vernieuwde, na-geïsoleerde constructieonderdelen voldoen aan de maximale warmtedoorgangscoëfficiënt, vermeld in bijlage VII.".
" § 1. Bij de ingrijpende energetische renovatie van een EPW-eenheid gelden in afwijking van artikel 9.1.15 de volgende EPB-eisen:
1° als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2015:
a) het E-peil is niet hoger dan E90;
b) de ventilatie-eisen voor nieuwe EPW-eenheden, vermeld in artikel 9.1.6, worden nageleefd;
c) de nieuwe, vernieuwde, na-geïsoleerde constructieonderdelen voldoen aan de maximale warmtedoorgangscoëfficiënt, vermeld in bijlage VII;
2° als de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2020:
a) het E-peil is niet hoger dan E70;
b) de ventilatie-eisen voor nieuwe EPW-eenheden, vermeld in artikel 9.1.6, worden nageleefd;
c) de nieuwe, vernieuwde, na-geïsoleerde constructieonderdelen voldoen aan de maximale warmtedoorgangscoëfficiënt, vermeld in bijlage VII.".
Art.42. Dans l'article 9.1.17 du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 29 novembre 2013, le paragraphe 1er est remplacé par ce qui suit :
" § 1er. En cas de rénovation énergétique majeure d'une unité PER, les suivantes exigences PEB s'appliquent par dérogation à l'article 9.1.15 :
1° si la notification est faite ou la demande de permis d'urbanisme ou de permis d'environnement pour des actes urbanistiques est introduite à partir du 1er janvier 2015 :
a) le niveau E n'est pas supérieur à E90 ;
b) les exigences de ventilation pour les nouvelles unités PER, visées à l'article 9.1.6, sont respectées ;
c) les parties nouvelles, rénovées ou post-isolées de la construction répondent au coefficient maximal de transmission thermique visé à l'annexe VII ;
2° si la notification est faite ou la demande de permis d'urbanisme ou de permis d'environnement pour des actes urbanistiques est introduite à partir du 1er janvier 2020 :
a) le niveau E n'est pas supérieur à E70 ;
b) les exigences de ventilation pour les nouvelles unités PER, visées à l'article 9.1.6, sont respectées ;
c) les parties nouvelles, rénovées ou post-isolées de la construction répondent au coefficient maximal de transmission thermique visé à l'annexe VII. ".
" § 1er. En cas de rénovation énergétique majeure d'une unité PER, les suivantes exigences PEB s'appliquent par dérogation à l'article 9.1.15 :
1° si la notification est faite ou la demande de permis d'urbanisme ou de permis d'environnement pour des actes urbanistiques est introduite à partir du 1er janvier 2015 :
a) le niveau E n'est pas supérieur à E90 ;
b) les exigences de ventilation pour les nouvelles unités PER, visées à l'article 9.1.6, sont respectées ;
c) les parties nouvelles, rénovées ou post-isolées de la construction répondent au coefficient maximal de transmission thermique visé à l'annexe VII ;
2° si la notification est faite ou la demande de permis d'urbanisme ou de permis d'environnement pour des actes urbanistiques est introduite à partir du 1er janvier 2020 :
a) le niveau E n'est pas supérieur à E70 ;
b) les exigences de ventilation pour les nouvelles unités PER, visées à l'article 9.1.6, sont respectées ;
c) les parties nouvelles, rénovées ou post-isolées de la construction répondent au coefficient maximal de transmission thermique visé à l'annexe VII. ".
Art.43. In artikel 9.1.30, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013 en laatst gewijzigd bij het besluit van 13 januari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "en de afwijking, vermeld in artikel 9.1.25" opgeheven;
2° in paragraaf 2, eerste lid wordt de zinsnede "of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen" opgeheven;
3° in paragraaf 2, tweede lid wordt de zinsnede "tot op het moment van de indiening van de startverklaring worden ingediend en voor zover de werken nog niet zijn gestart" wordt vervangen door de woorden "worden aangevraagd zolang een van de volgende voorwaarden niet is vervuld:
1° het gebouw is in gebruik genomen, waarbij bij nieuwbouw dit moment steeds ten laatste de eerste domiciliering van een natuurlijke persoon is;
2° de termijn van vijf jaar, vermeld in artikel 11.1.8, § 1, tweede lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009, is verstreken zonder dat een EPB-aangifte is ingediend.".
1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "en de afwijking, vermeld in artikel 9.1.25" opgeheven;
2° in paragraaf 2, eerste lid wordt de zinsnede "of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen" opgeheven;
3° in paragraaf 2, tweede lid wordt de zinsnede "tot op het moment van de indiening van de startverklaring worden ingediend en voor zover de werken nog niet zijn gestart" wordt vervangen door de woorden "worden aangevraagd zolang een van de volgende voorwaarden niet is vervuld:
1° het gebouw is in gebruik genomen, waarbij bij nieuwbouw dit moment steeds ten laatste de eerste domiciliering van een natuurlijke persoon is;
2° de termijn van vijf jaar, vermeld in artikel 11.1.8, § 1, tweede lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009, is verstreken zonder dat een EPB-aangifte is ingediend.".
Art.43. A l'article 9.1.30 du même arrêté, remplacé par l'arrêté du Gouvernement flamand du 29 novembre 2013 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 13 janvier 2017, les modifications suivantes sont apportées :
1° au paragraphe 1er le membre de phrase " et la dérogation visée à l'article 9.1.25, " est abrogé ;
2° au paragraphe 2, alinéa premier le membre de phrase " ou du permis d'environnement pour des actes urbanistiques " est abrogé ;
3° au paragraphe 2, deuxième alinéa le membre de phrase " est remplacé par les mots " introduite que jusqu'au moment de l'introduction de la déclaration de commencement, et pour autant que les travaux n'aient pas encore débuté " est remplacé par les mots " demandée tant qu'une des conditions suivantes n'est pas remplie :
1° le bâtiment a été mis en service, ce moment étant toujours, dans le cas d'une construction neuve, au plus tard le premier domicile d'une personne physique ;
2° la période de cinq ans visée à l'article 11.1.8, § 1er, deuxième alinéa du Décret sur l'Energie du 8 mai 2009 a expiré sans qu'une déclaration PEB ait été déposée ".
1° au paragraphe 1er le membre de phrase " et la dérogation visée à l'article 9.1.25, " est abrogé ;
2° au paragraphe 2, alinéa premier le membre de phrase " ou du permis d'environnement pour des actes urbanistiques " est abrogé ;
3° au paragraphe 2, deuxième alinéa le membre de phrase " est remplacé par les mots " introduite que jusqu'au moment de l'introduction de la déclaration de commencement, et pour autant que les travaux n'aient pas encore débuté " est remplacé par les mots " demandée tant qu'une des conditions suivantes n'est pas remplie :
1° le bâtiment a été mis en service, ce moment étant toujours, dans le cas d'une construction neuve, au plus tard le premier domicile d'une personne physique ;
2° la période de cinq ans visée à l'article 11.1.8, § 1er, deuxième alinéa du Décret sur l'Energie du 8 mai 2009 a expiré sans qu'une déclaration PEB ait été déposée ".
Art.44. In artikel 9.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 3 wordt de zin "Het ministerieel besluit wordt vooraf aan de Vlaamse Regering meegedeeld." opgeheven;
2° aan paragraaf 4, tweede lid wordt de volgende zin toegevoegd:
"Als voor een gebouw een geldig energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen beschikbaar is, maakt de energiedeskundige type A verplicht gebruik van de gegevens uit dat certificaat voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen.".
1° in paragraaf 3 wordt de zin "Het ministerieel besluit wordt vooraf aan de Vlaamse Regering meegedeeld." opgeheven;
2° aan paragraaf 4, tweede lid wordt de volgende zin toegevoegd:
"Als voor een gebouw een geldig energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen beschikbaar is, maakt de energiedeskundige type A verplicht gebruik van de gegevens uit dat certificaat voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen.".
Art.44. A l'article 9.2.1 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juillet 2016, les modifications suivantes sont apportées :
1° au paragraphe 3 la phrase " L'arrêté ministériel est communiqué au préalable au Gouvernement flamand. " est abrogée ;
2° au paragraphe 4, alinéa deux la phrase suivante est ajoutée :
" Si un certificat de performance énergétique parties communes valide est disponible pour un bâtiment, l'expert en matière d'énergie type A est obligé d'utiliser les données de ce certificat pour l'établissement du certificat de performance énergétique bâtiments résidentiels. ".
1° au paragraphe 3 la phrase " L'arrêté ministériel est communiqué au préalable au Gouvernement flamand. " est abrogée ;
2° au paragraphe 4, alinéa deux la phrase suivante est ajoutée :
" Si un certificat de performance énergétique parties communes valide est disponible pour un bâtiment, l'expert en matière d'énergie type A est obligé d'utiliser les données de ce certificat pour l'établissement du certificat de performance énergétique bâtiments résidentiels. ".
Art.45. Aan artikel 9.2.2, § 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"In afwijking van het eerste lid heeft elke energiedeskundige type A toegang tot de energieprestatiecertificatendatabank voor de gegevens van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen, vermeld in artikel 9.2.5/1.".
"In afwijking van het eerste lid heeft elke energiedeskundige type A toegang tot de energieprestatiecertificatendatabank voor de gegevens van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen, vermeld in artikel 9.2.5/1.".
Art.45. L'article 9.2.2, § 1er du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 20 mai 2011, est complété par un alinéa deux, rédigé comme suit :
" Par dérogation au premier alinéa, tout expert en matière d'énergie type A a accès à la banque des certificats de performance énergétique pour les données du certificat de performance énergétique parties communes visées à l'article 9.2.5/1. ".
" Par dérogation au premier alinéa, tout expert en matière d'énergie type A a accès à la banque des certificats de performance énergétique pour les données du certificat de performance énergétique parties communes visées à l'article 9.2.5/1. ".
Art.46. In titel IX, hoofdstuk II van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, wordt een afdeling I/1, die bestaat uit artikel 9.2.5/1, ingevoegd, die luidt als volgt:
"Afdeling I/1. Het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen
Art. 9.2.5/1. § 1. De eigenaar van een appartementsgebouw dat bestaat uit minstens twee gebouweenheden die zelf geen gemeenschappelijke delen zijn, beschikt vanaf 1 januari 2022 voor haar gemeenschappelijke delen over een energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen. Als het gebouw onder het toepassingsgebied van artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek valt, dan rust de verplichting om over het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen te beschikken op de vereniging van mede-eigenaars.
In afwijking van het eerste lid is de verplichting voor een nieuwbouw appartementsgebouw pas van toepassing tien jaar na het verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen.
§ 2. Het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen wordt opgemaakt door een energiedeskundige type A en bevat minstens de volgende gegevens:
1° de datum van opmaak van het energieprestatiecertificaat;
2° de identificatie van de energiedeskundige;
3° de gebouwspecifieke gegevens, zoals het adres;
4° de uitdrukking van de energieprestatie van het gebouw aan de hand van een beoordeling van de karakteristieken van de schildelen en de installaties;
5° de unieke code;
6° de aanbevelingen voor de kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van het gebouw.
De minister bepaalt nadere regels voor de vorm en de inhoud van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen.
§ 3. Een energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen heeft betrekking op de gemeenschappelijke delen van een appartementsgebouw.
Een gebouw, als vermeld in het eerste lid, wordt altijd beschouwd als geklimatiseerd.
§ 4. Voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen gebruikt de energiedeskundige type A de certificatiesoftware residentieel. De energiedeskundige type A drukt het energieprestatiecertificaat af, ondertekent het en bezorgt het aan respectievelijk de eigenaar of aan de vereniging van mede-eigenaars van het appartementsgebouw.
Bij de verzameling van de nodige gegevens en de invoering van die gegevens in de certificatiesoftware residentieel volgt de energiedeskundige het inspectieprotocol residentieel.
De eigenaar van het appartementsgebouw of de vereniging van mede-eigenaars van het appartementsgebouw stellen alle gegevens die nodig zijn om het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen op te stellen, ter beschikking van de energiedeskundige.
§ 5. Het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen heeft een geldigheidsduur van tien jaar. Die periode vangt aan op de datum van de opmaak van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen.
In afwijking van het eerste lid vervalt het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen als een appartementsgebouw waarvoor een nog geldig energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen bestaat een van de hierna volgende ingrepen ondergaat:
1° minstens 15 procent van de schildelen van het gebouw worden vervangen, bij- of nageïsoleerd;
2° de technische installaties van het gebouw worden vervangen.
De minister kan nadere regels bepalen en kan technische vereisten vastleggen waaraan de werkzaamheden, vermeld in het tweede lid, moeten voldoen om aanleiding te geven tot het vervallen van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen.
Als de geldigheidsduur van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen vervalt, zorgt de eigenaar of de vereniging van mede-eigenaars van het appartementsgebouw ervoor dat een nieuw energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen door een energiedeskundige type A is opgemaakt:
1° binnen zes maanden na het einde van de werken of de ingebruikname van een installatie, als vermeld in het tweede lid;
2° binnen één maand na het verstrijken van de geldigheidsduur, vermeld in het eerste lid;
3° bij nieuwbouw binnen één maand na het verstrijken van een periode tien jaar die volgt op het verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen.
§ 6. Het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen, dat uit de energieprestatiecertificatendatabank kan worden afgedrukt, wordt door de energiedeskundige type A ter beschikking gesteld van de aanvrager van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen.".
"Afdeling I/1. Het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen
Art. 9.2.5/1. § 1. De eigenaar van een appartementsgebouw dat bestaat uit minstens twee gebouweenheden die zelf geen gemeenschappelijke delen zijn, beschikt vanaf 1 januari 2022 voor haar gemeenschappelijke delen over een energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen. Als het gebouw onder het toepassingsgebied van artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek valt, dan rust de verplichting om over het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen te beschikken op de vereniging van mede-eigenaars.
In afwijking van het eerste lid is de verplichting voor een nieuwbouw appartementsgebouw pas van toepassing tien jaar na het verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen.
§ 2. Het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen wordt opgemaakt door een energiedeskundige type A en bevat minstens de volgende gegevens:
1° de datum van opmaak van het energieprestatiecertificaat;
2° de identificatie van de energiedeskundige;
3° de gebouwspecifieke gegevens, zoals het adres;
4° de uitdrukking van de energieprestatie van het gebouw aan de hand van een beoordeling van de karakteristieken van de schildelen en de installaties;
5° de unieke code;
6° de aanbevelingen voor de kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van het gebouw.
De minister bepaalt nadere regels voor de vorm en de inhoud van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen.
§ 3. Een energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen heeft betrekking op de gemeenschappelijke delen van een appartementsgebouw.
Een gebouw, als vermeld in het eerste lid, wordt altijd beschouwd als geklimatiseerd.
§ 4. Voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen gebruikt de energiedeskundige type A de certificatiesoftware residentieel. De energiedeskundige type A drukt het energieprestatiecertificaat af, ondertekent het en bezorgt het aan respectievelijk de eigenaar of aan de vereniging van mede-eigenaars van het appartementsgebouw.
Bij de verzameling van de nodige gegevens en de invoering van die gegevens in de certificatiesoftware residentieel volgt de energiedeskundige het inspectieprotocol residentieel.
De eigenaar van het appartementsgebouw of de vereniging van mede-eigenaars van het appartementsgebouw stellen alle gegevens die nodig zijn om het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen op te stellen, ter beschikking van de energiedeskundige.
§ 5. Het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen heeft een geldigheidsduur van tien jaar. Die periode vangt aan op de datum van de opmaak van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen.
In afwijking van het eerste lid vervalt het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen als een appartementsgebouw waarvoor een nog geldig energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen bestaat een van de hierna volgende ingrepen ondergaat:
1° minstens 15 procent van de schildelen van het gebouw worden vervangen, bij- of nageïsoleerd;
2° de technische installaties van het gebouw worden vervangen.
De minister kan nadere regels bepalen en kan technische vereisten vastleggen waaraan de werkzaamheden, vermeld in het tweede lid, moeten voldoen om aanleiding te geven tot het vervallen van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen.
Als de geldigheidsduur van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen vervalt, zorgt de eigenaar of de vereniging van mede-eigenaars van het appartementsgebouw ervoor dat een nieuw energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen door een energiedeskundige type A is opgemaakt:
1° binnen zes maanden na het einde van de werken of de ingebruikname van een installatie, als vermeld in het tweede lid;
2° binnen één maand na het verstrijken van de geldigheidsduur, vermeld in het eerste lid;
3° bij nieuwbouw binnen één maand na het verstrijken van een periode tien jaar die volgt op het verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen.
§ 6. Het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen, dat uit de energieprestatiecertificatendatabank kan worden afgedrukt, wordt door de energiedeskundige type A ter beschikking gesteld van de aanvrager van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen.".
Art.46. Dans le titre IX, chapitre II du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juillet 2016, il est inséré une section I/1, comprenant l'article 9.2.5/1, libellée comme suit :
" Section I/1. Le certificat de performance énergétique parties communes
Art. 9.2.5/1. § 1er. A partir du 1er janvier 2022, le propriétaire d'un immeuble d'appartements composé d'au moins deux unités de construction qui ne sont pas elles-mêmes des parties communes est titulaire d'un certificat de performance énergétique parties communes pour les parties communes de l'immeuble. Si l'immeuble relève de l'article 577-3 du Code civil, l'obligation de disposer du certificat de performance énergétique parties communes incombe à l'association des copropriétaires.
Par dérogation au premier alinéa, l'obligation pour un immeuble d'appartements neuf n'est applicable que dix ans après l'obtention du permis d'urbanisme ou du permis d'environnement pour des actes urbanistiques.
§ 2. Le certificat de performance énergétique parties communes est établi par un expert en matière d'énergie type A et comprend au moins les données suivantes :
1° la date à laquelle le certificat de performance énergétique a été établi ;
2° l'identification de l'expert en matière d'énergie ;
3° les données spécifiques du bâtiment, telles que l'adresse ;
4° l'expression de la performance énergétique du bâtiment au moyen d'une évaluation des caractéristiques des parties de l'enveloppe et des installations ;
5° le code unique ;
6° les recommandations en vue de l'amélioration du rapport coût/efficience de la performance énergétique du bâtiment.
Le Ministre arrête les modalités de la forme et du contenu du certificat de performance énergétique parties communes.
§ 3. Le certificat de performance énergétique parties communes se rapporte aux parties communes d'un immeuble d'appartements.
Un immeuble tel que visé à l'alinéa premier est toujours supposé être climatisé.
§ 4. L'expert en matière d'énergie type A se sert du logiciel de certification résidentielle pour l'établissement du certificat de prestation énergétique parties communes. L'expert énergétique type A imprime le certificat de performance énergétique, le signe et le remet au propriétaire ou à l'association des copropriétaires de l'immeuble d'appartements.
Lors du recueil des données nécessaires et l'introduction de ces données dans le logiciel de certification résidentielle, l'expert en matière d'énergie suit le protocole d'inspection résidentielle.
Le propriétaire de l'immeuble d'appartements ou l'association des copropriétaires de l'immeuble d'appartements met à la disposition de l'expert en matière d'énergie toutes les données nécessaires pour établir le certificat de performance énergétique parties communes.
§ 5. Le certificat de performance énergétique parties communes a une durée de validité de dix ans. Cette période commence à courir à compter de la date d'établissement du certificat de performance énergétique parties communes.
Par dérogation au premier alinéa, le certificat de performance énergétique parties communes expire si un immeuble d'appartements pour lequel il existe un certificat de performance énergétique parties communes valide subit une des interventions suivantes :
1° au moins 15 pour cent des parties de l'enveloppe de l'immeuble sont remplacées, pourvues d'isolation supplémentaire ou post-isolées ;
2° les installations techniques du bâtiment sont remplacées.
Le ministre peut fixer d'autres règles ainsi que les exigences techniques auxquelles les activités visées à l'alinéa deux doivent répondre pour que le certificat de performance énergétique parties communes devienne caduc.
Si la durée de validité du certificat de performance énergétique parties communes expire, le propriétaire ou l'association des copropriétaires de l'immeuble d'appartements veille à ce qu'un nouveau certificat de performance énergétique parties communes soit établi par un expert en matière d'énergie type A :
1° dans un délai de six mois à compter de la fin des travaux ou de la mise en service d'une installation au sens du deuxième alinéa ;
2° dans le mois qui suit l'expiration de la période de validité visée au premier alinéa ;
3° pour les constructions neuves, dans un délai d'un mois après l'expiration d'une période de dix ans suivant l'obtention du permis d'urbanisme ou du permis d'environnement pour des actes urbanistiques.
§ 6. Le certificat de performance énergétique parties communes, qui peut être imprimé à partir de la banque des certificats de performance énergétique, est mis à la disposition du demandeur du certificat de performance énergétique parties communes par l'expert en matière d'énergie type A. ".
" Section I/1. Le certificat de performance énergétique parties communes
Art. 9.2.5/1. § 1er. A partir du 1er janvier 2022, le propriétaire d'un immeuble d'appartements composé d'au moins deux unités de construction qui ne sont pas elles-mêmes des parties communes est titulaire d'un certificat de performance énergétique parties communes pour les parties communes de l'immeuble. Si l'immeuble relève de l'article 577-3 du Code civil, l'obligation de disposer du certificat de performance énergétique parties communes incombe à l'association des copropriétaires.
Par dérogation au premier alinéa, l'obligation pour un immeuble d'appartements neuf n'est applicable que dix ans après l'obtention du permis d'urbanisme ou du permis d'environnement pour des actes urbanistiques.
§ 2. Le certificat de performance énergétique parties communes est établi par un expert en matière d'énergie type A et comprend au moins les données suivantes :
1° la date à laquelle le certificat de performance énergétique a été établi ;
2° l'identification de l'expert en matière d'énergie ;
3° les données spécifiques du bâtiment, telles que l'adresse ;
4° l'expression de la performance énergétique du bâtiment au moyen d'une évaluation des caractéristiques des parties de l'enveloppe et des installations ;
5° le code unique ;
6° les recommandations en vue de l'amélioration du rapport coût/efficience de la performance énergétique du bâtiment.
Le Ministre arrête les modalités de la forme et du contenu du certificat de performance énergétique parties communes.
§ 3. Le certificat de performance énergétique parties communes se rapporte aux parties communes d'un immeuble d'appartements.
Un immeuble tel que visé à l'alinéa premier est toujours supposé être climatisé.
§ 4. L'expert en matière d'énergie type A se sert du logiciel de certification résidentielle pour l'établissement du certificat de prestation énergétique parties communes. L'expert énergétique type A imprime le certificat de performance énergétique, le signe et le remet au propriétaire ou à l'association des copropriétaires de l'immeuble d'appartements.
Lors du recueil des données nécessaires et l'introduction de ces données dans le logiciel de certification résidentielle, l'expert en matière d'énergie suit le protocole d'inspection résidentielle.
Le propriétaire de l'immeuble d'appartements ou l'association des copropriétaires de l'immeuble d'appartements met à la disposition de l'expert en matière d'énergie toutes les données nécessaires pour établir le certificat de performance énergétique parties communes.
§ 5. Le certificat de performance énergétique parties communes a une durée de validité de dix ans. Cette période commence à courir à compter de la date d'établissement du certificat de performance énergétique parties communes.
Par dérogation au premier alinéa, le certificat de performance énergétique parties communes expire si un immeuble d'appartements pour lequel il existe un certificat de performance énergétique parties communes valide subit une des interventions suivantes :
1° au moins 15 pour cent des parties de l'enveloppe de l'immeuble sont remplacées, pourvues d'isolation supplémentaire ou post-isolées ;
2° les installations techniques du bâtiment sont remplacées.
Le ministre peut fixer d'autres règles ainsi que les exigences techniques auxquelles les activités visées à l'alinéa deux doivent répondre pour que le certificat de performance énergétique parties communes devienne caduc.
Si la durée de validité du certificat de performance énergétique parties communes expire, le propriétaire ou l'association des copropriétaires de l'immeuble d'appartements veille à ce qu'un nouveau certificat de performance énergétique parties communes soit établi par un expert en matière d'énergie type A :
1° dans un délai de six mois à compter de la fin des travaux ou de la mise en service d'une installation au sens du deuxième alinéa ;
2° dans le mois qui suit l'expiration de la période de validité visée au premier alinéa ;
3° pour les constructions neuves, dans un délai d'un mois après l'expiration d'une période de dix ans suivant l'obtention du permis d'urbanisme ou du permis d'environnement pour des actes urbanistiques.
§ 6. Le certificat de performance énergétique parties communes, qui peut être imprimé à partir de la banque des certificats de performance énergétique, est mis à la disposition du demandeur du certificat de performance énergétique parties communes par l'expert en matière d'énergie type A. ".
Art.47. In titel IX, afdeling II, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, wordt in het opschrift van onderafdeling I tussen het woord "energieprestatiecertificaat" en het woord "niet-residentiële" het woord "grote" ingevoegd.
Art.47. Au titre IX, section II du même arrêté, modifiée en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juillet 2016, dans l'intitulé de la sous-section Ire, les mots " certificat de prestation énergétique bâtiments non-résidentiels " sont remplacés par les mots " certificat de performance énergétique grands bâtiments non résidentiels ".
Art.48. In artikel 9.2.6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, worden de volgende wijzingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, paragraaf 2, eerste lid, paragraaf 3, eerste lid, en paragraaf 4 wordt tussen het woord "energieprestatiecertificaat" en het woord "niet-residentiële" wordt telkens het woord "grote" ingevoegd;
2° in paragraaf 2 wordt tussen het woord "elk" en het woord "niet-residentieel" telkens het woord "groot" ingevoegd;
3° in paragraaf 3, derde lid wordt tussen het woord "van" en het woord "niet-residentieel" het woord "grote" ingevoegd.
1° in paragraaf 1, paragraaf 2, eerste lid, paragraaf 3, eerste lid, en paragraaf 4 wordt tussen het woord "energieprestatiecertificaat" en het woord "niet-residentiële" wordt telkens het woord "grote" ingevoegd;
2° in paragraaf 2 wordt tussen het woord "elk" en het woord "niet-residentieel" telkens het woord "groot" ingevoegd;
3° in paragraaf 3, derde lid wordt tussen het woord "van" en het woord "niet-residentieel" het woord "grote" ingevoegd.
Art.48. A l'article 9.2.6. du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juillet 2016, les modifications suivantes sont apportées :
1° aux paragraphes 1er, 2, premier alinéa, 3, premier alinéa, et 4, le mot " grands " est chaque fois inséré entre les mots " certificat de performance énergétique pour " et les mots " bâtiments non résidentiels " ;
2° au paragraphe 2, le mot " grand " est inséré entre le mot " chaque " et le mot " bâtiment " ;
3° au paragraphe 3, troisième alinéa, le mot " grands " est inséré entre les mots " type de " et le mot " bâtiments ".
1° aux paragraphes 1er, 2, premier alinéa, 3, premier alinéa, et 4, le mot " grands " est chaque fois inséré entre les mots " certificat de performance énergétique pour " et les mots " bâtiments non résidentiels " ;
2° au paragraphe 2, le mot " grand " est inséré entre le mot " chaque " et le mot " bâtiment " ;
3° au paragraphe 3, troisième alinéa, le mot " grands " est inséré entre les mots " type de " et le mot " bâtiments ".
Art.49. In artikel 9.2.7, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011, wordt tussen het woord "energieprestatiecertificaat" en het woord "niet-residentiële" telkens het woord "grote" ingevoegd.
Art.49. Dans l'article 9.2.7, alinéa deux du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 20 mai 2011, le mot " grands " est chaque fois inséré entre les mots " performance énergétique " et le mot " bâtiments ".
Art.50. In titel IX, hoofdstuk II, afdeling II, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, wordt een onderafdeling I/1, bestaande uit artikel 9.2.7/1 en 9.2.7/2, ingevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling I/1. Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen
Art. 9.2.7/1. § 1. Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen wordt opgemaakt door een energiedeskundige type A en bevat minstens de volgende gegevens:
1° de datum van opmaak van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen;
2° de identificatie van de energiedeskundige;
3° de gebouwspecifieke gegevens, zoals het adres en de bestemming;
4° de uitdrukking van de energieprestatie van het gebouw aan de hand van een of meer kengetallen niet-residentieel met vermelding van referentiewaarden;
5° een of meer unieke codes;
6° de aanbevelingen voor de kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van het gebouw.
De minister bepaalt nadere regels voor de vorm en de inhoud van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen.
§ 2. Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen heeft betrekking op één kleine niet-residentiële eenheid. Voor elke kleine niet-residentiële eenheid mogen gebouwdelen met een residentiële bestemming waarvan het beschermde volume 800 m3 of kleiner is, worden opgenomen in het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen, als het aandeel niet-residentiële gebouwdelen van het gebouw groter is dan of gelijk is aan het aandeel residentiële gebouwdelen.
Als bij een gebouweenheid de oppervlakte van de aanliggende niet-residentiële eenheden niet bekend is, wordt het niet-residentiële gebouw altijd beschouwd als een kleine niet-residentiële eenheid.
Elke kleine niet-residentiële eenheid wordt altijd beschouwd als geklimatiseerd.
§ 3. De energiedeskundige type A maakt het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen op met de certificatiesoftware residentieel. Voor energiedeskundigen die niet kunnen beschikken over een elektronische identiteitskaart of een federaal token, kan de minister een alternatieve procedure vaststellen.
Om de nodige gegevens te verzamelen per type klein residentieel gebouw en om die gegevens in te voeren in de certificatiesoftware residentieel, volgt de energiedeskundige type A het inspectieprotocol residentieel. Als voor een gebouw een geldig energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen beschikbaar is, maakt de energiedeskundige type A verplicht gebruik van de gegevens uit dat certificaat voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen.
De minister bepaalt voor welk type van kleine niet-residentiële gebouwen de certificatiesoftware residentieel kan worden gebruikt.
§ 4. Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen heeft een geldigheidsduur van tien jaar. Die periode vangt aan op de datum van de opmaak van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen.
Art. 9.2.7/2. Een energiedeskundige type A heeft alleen toegang tot de energieprestatiecertificatendatabank voor de gebouwen die hij zelf heeft gecertificeerd. Als de energiedeskundige type A een werknemer is van een rechtspersoon, heeft hij toegang tot alle gebouwen waarvoor de rechtspersoon als energiedeskundige optreedt. De minister kan nadere regels vaststellen voor die toegang.
In afwijking van het eerste lid heeft elke energiedeskundige type A toegang tot de energieprestatiecertificatendatabank voor de gegevens van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen, vermeld in artikel 9.2.5/1.
Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen, dat uit de energieprestatiecertificatendatabank kan worden afgedrukt, wordt door de energiedeskundige type A ter beschikking gesteld van de aanvrager van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen.".
"Onderafdeling I/1. Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen
Art. 9.2.7/1. § 1. Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen wordt opgemaakt door een energiedeskundige type A en bevat minstens de volgende gegevens:
1° de datum van opmaak van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen;
2° de identificatie van de energiedeskundige;
3° de gebouwspecifieke gegevens, zoals het adres en de bestemming;
4° de uitdrukking van de energieprestatie van het gebouw aan de hand van een of meer kengetallen niet-residentieel met vermelding van referentiewaarden;
5° een of meer unieke codes;
6° de aanbevelingen voor de kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie van het gebouw.
De minister bepaalt nadere regels voor de vorm en de inhoud van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen.
§ 2. Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen heeft betrekking op één kleine niet-residentiële eenheid. Voor elke kleine niet-residentiële eenheid mogen gebouwdelen met een residentiële bestemming waarvan het beschermde volume 800 m3 of kleiner is, worden opgenomen in het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen, als het aandeel niet-residentiële gebouwdelen van het gebouw groter is dan of gelijk is aan het aandeel residentiële gebouwdelen.
Als bij een gebouweenheid de oppervlakte van de aanliggende niet-residentiële eenheden niet bekend is, wordt het niet-residentiële gebouw altijd beschouwd als een kleine niet-residentiële eenheid.
Elke kleine niet-residentiële eenheid wordt altijd beschouwd als geklimatiseerd.
§ 3. De energiedeskundige type A maakt het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen op met de certificatiesoftware residentieel. Voor energiedeskundigen die niet kunnen beschikken over een elektronische identiteitskaart of een federaal token, kan de minister een alternatieve procedure vaststellen.
Om de nodige gegevens te verzamelen per type klein residentieel gebouw en om die gegevens in te voeren in de certificatiesoftware residentieel, volgt de energiedeskundige type A het inspectieprotocol residentieel. Als voor een gebouw een geldig energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen beschikbaar is, maakt de energiedeskundige type A verplicht gebruik van de gegevens uit dat certificaat voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen.
De minister bepaalt voor welk type van kleine niet-residentiële gebouwen de certificatiesoftware residentieel kan worden gebruikt.
§ 4. Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen heeft een geldigheidsduur van tien jaar. Die periode vangt aan op de datum van de opmaak van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen.
Art. 9.2.7/2. Een energiedeskundige type A heeft alleen toegang tot de energieprestatiecertificatendatabank voor de gebouwen die hij zelf heeft gecertificeerd. Als de energiedeskundige type A een werknemer is van een rechtspersoon, heeft hij toegang tot alle gebouwen waarvoor de rechtspersoon als energiedeskundige optreedt. De minister kan nadere regels vaststellen voor die toegang.
In afwijking van het eerste lid heeft elke energiedeskundige type A toegang tot de energieprestatiecertificatendatabank voor de gegevens van het energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen, vermeld in artikel 9.2.5/1.
Het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen, dat uit de energieprestatiecertificatendatabank kan worden afgedrukt, wordt door de energiedeskundige type A ter beschikking gesteld van de aanvrager van het energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen.".
Art.50. Au titre IX, chapitre II, section II du même arrêté, modifiée en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juillet 2016, il est ajouté une sous-section I/1, comprenant les articles 9.2.7/1 et 9.2.7/2, libellée comme suit :
" Sous-section I.1 Le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels
Art. 9.2.7/1. § 1er. Le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels est établi par un expert en matière d'énergie type A et comprend au moins les données suivantes :
1° la date de l'établissement du certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels ;
2° (non traduit)
3° les données spécifiques du bâtiment, telles que l'adresse et l'affectation ;
4° l'expression de la performance énergétique du bâtiment au moyen d'un ou plusieurs préfixes non résidentiels avec indication des valeurs de référence ;
5° un ou plusieurs codes uniques ;
6° les recommandations en vue de l'amélioration du rapport coût/efficience de la performance énergétique du bâtiment.
Le Ministre arrête les modalités de la forme et du contenu du certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels.
§ 2. Le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels porte sur une seule petite unité non résidentielle. Pour chaque petite unité non résidentielle, des parties du bâtiment avec une affectation résidentielle dont le volume protégé est égal ou inférieur à 800 mü, peuvent être reprises dans le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels, pour autant que la quote-part des parties non résidentielles du bâtiment est égale ou supérieure à la quote-part des parties résidentielles du bâtiment.
Si la superficie des unités non résidentielles adjacentes n'est pas connue pour une unité de bâtiment, le bâtiment non résidentiel est toujours considéré comme une petite unité non résidentielle.
Les petites unités non résidentielles sont supposées être climatisées.
§ 3. L'expert en matière d'énergie type A établit le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels à l'aide du logiciel de certification résidentielle. Le ministre peut arrêter une procédure alternative pour les experts en matière d'énergie qui n'ont pas accès à la carte d'identité électronique ou au token fédéral.
Dans le but de recueillir les données nécessaires par type de petit bâtiment résidentiel et de les introduire dans le logiciel de certification résidentielle, l'expert en matière d'énergie type A suit le protocole d'inspection résidentielle. Si un certificat de performance énergétique parties communes valide est disponible pour un bâtiment, l'expert en matière d'énergie type A est obligé d'utiliser les données de ce certificat pour l'établissement du certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels.
Le ministre décide du type de petits bâtiments non résidentiels pour lequel le logiciel de certification résidentielle peut être utilisé.
§ 4. Le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels a une durée de validité de dix ans. Cette période commence à courir à compter de la date d'établissement du certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels.
Art. 9.2.7/2. L'expert en matière d'énergie type A n'a accès à la banque des certificats de performance énergétique qu'en ce qui concerne les bâtiments qu'il a lui-même certifiés. Si l'expert en matière d'énergie type A est un employé d'une personne morale, il a accès à tous les bâtiments pour lesquels la personne morale agit en tant qu'expert en matière d'énergie. Le ministre peut arrêter les modalités dudit accès.
Par dérogation au premier alinéa, tout expert en matière d'énergie type A a accès à la banque des certificats de performance énergétique pour les données du certificat de performance énergétique parties communes visées à l'article 9.2.5/1.
Le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels, qui peut être imprimé à partir de la banque des certificats de performance énergétique, est mis à la disposition du demandeur du certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels par l'expert en matière d'énergie type A. ".
" Sous-section I.1 Le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels
Art. 9.2.7/1. § 1er. Le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels est établi par un expert en matière d'énergie type A et comprend au moins les données suivantes :
1° la date de l'établissement du certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels ;
2° (non traduit)
3° les données spécifiques du bâtiment, telles que l'adresse et l'affectation ;
4° l'expression de la performance énergétique du bâtiment au moyen d'un ou plusieurs préfixes non résidentiels avec indication des valeurs de référence ;
5° un ou plusieurs codes uniques ;
6° les recommandations en vue de l'amélioration du rapport coût/efficience de la performance énergétique du bâtiment.
Le Ministre arrête les modalités de la forme et du contenu du certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels.
§ 2. Le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels porte sur une seule petite unité non résidentielle. Pour chaque petite unité non résidentielle, des parties du bâtiment avec une affectation résidentielle dont le volume protégé est égal ou inférieur à 800 mü, peuvent être reprises dans le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels, pour autant que la quote-part des parties non résidentielles du bâtiment est égale ou supérieure à la quote-part des parties résidentielles du bâtiment.
Si la superficie des unités non résidentielles adjacentes n'est pas connue pour une unité de bâtiment, le bâtiment non résidentiel est toujours considéré comme une petite unité non résidentielle.
Les petites unités non résidentielles sont supposées être climatisées.
§ 3. L'expert en matière d'énergie type A établit le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels à l'aide du logiciel de certification résidentielle. Le ministre peut arrêter une procédure alternative pour les experts en matière d'énergie qui n'ont pas accès à la carte d'identité électronique ou au token fédéral.
Dans le but de recueillir les données nécessaires par type de petit bâtiment résidentiel et de les introduire dans le logiciel de certification résidentielle, l'expert en matière d'énergie type A suit le protocole d'inspection résidentielle. Si un certificat de performance énergétique parties communes valide est disponible pour un bâtiment, l'expert en matière d'énergie type A est obligé d'utiliser les données de ce certificat pour l'établissement du certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels.
Le ministre décide du type de petits bâtiments non résidentiels pour lequel le logiciel de certification résidentielle peut être utilisé.
§ 4. Le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels a une durée de validité de dix ans. Cette période commence à courir à compter de la date d'établissement du certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels.
Art. 9.2.7/2. L'expert en matière d'énergie type A n'a accès à la banque des certificats de performance énergétique qu'en ce qui concerne les bâtiments qu'il a lui-même certifiés. Si l'expert en matière d'énergie type A est un employé d'une personne morale, il a accès à tous les bâtiments pour lesquels la personne morale agit en tant qu'expert en matière d'énergie. Le ministre peut arrêter les modalités dudit accès.
Par dérogation au premier alinéa, tout expert en matière d'énergie type A a accès à la banque des certificats de performance énergétique pour les données du certificat de performance énergétique parties communes visées à l'article 9.2.5/1.
Le certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels, qui peut être imprimé à partir de la banque des certificats de performance énergétique, est mis à la disposition du demandeur du certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels par l'expert en matière d'énergie type A. ".
Art.51. In artikel 9.2.10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de zinsnede "artikel 9.2.3, § 1, eerste lid, en artikel 9.2.4, eerste lid" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 9.2.8, § 1, eerste lid, en artikel 9.2.9, eerste lid";
2° de zinsnede "artikel 9.2.3, § 1, tweede lid, § 2 en § 3, en in artikel 9.2.4, tweede lid" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 9.2.8, § 1, tweede lid, § 2 en § 3, en in artikel 9.2.9, tweede lid".
1° de zinsnede "artikel 9.2.3, § 1, eerste lid, en artikel 9.2.4, eerste lid" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 9.2.8, § 1, eerste lid, en artikel 9.2.9, eerste lid";
2° de zinsnede "artikel 9.2.3, § 1, tweede lid, § 2 en § 3, en in artikel 9.2.4, tweede lid" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 9.2.8, § 1, tweede lid, § 2 en § 3, en in artikel 9.2.9, tweede lid".
Art.51. A l'article 9.2.10 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes :
1° le membre de phrase " aux articles 9.2.3, § 1er, alinéa premier, et 9.2.4, alinéa premier " est remplacé par le membre de phrase " aux articles 9.2.8, § 1er, alinéa premier, et 9.2.9, alinéa premier " ;
2° le membre de phrase " à l'article 9.2.3, § 1er, alinéa deux, §§ 2 et 3, et à l'article 9.2.4, alinéa deux " est remplacé par le membre de phrase " à l'article 9.2.8, § 1er, alinéa deux, §§ 2 et 3, et à l'article 9.2.9, alinéa deux ".
1° le membre de phrase " aux articles 9.2.3, § 1er, alinéa premier, et 9.2.4, alinéa premier " est remplacé par le membre de phrase " aux articles 9.2.8, § 1er, alinéa premier, et 9.2.9, alinéa premier " ;
2° le membre de phrase " à l'article 9.2.3, § 1er, alinéa deux, §§ 2 et 3, et à l'article 9.2.4, alinéa deux " est remplacé par le membre de phrase " à l'article 9.2.8, § 1er, alinéa deux, §§ 2 et 3, et à l'article 9.2.9, alinéa deux ".
Art.52. Aan artikel 9.2.12/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"In afwijking van artikel 9.2.12 kan de minister beslissen om een lijst van door onafhankelijke energiedeskundigen opgemaakte en gelijkwaardige documenten op te stellen, die ook gebruikt kunnen worden om te voldoen aan de verplichtingen, vermeld in artikel 9.2.12, § 1.".
"In afwijking van artikel 9.2.12 kan de minister beslissen om een lijst van door onafhankelijke energiedeskundigen opgemaakte en gelijkwaardige documenten op te stellen, die ook gebruikt kunnen worden om te voldoen aan de verplichtingen, vermeld in artikel 9.2.12, § 1.".
Art.52. A l'article 9.2.12/1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 juillet 2016, il est ajouté un alinéa deux ainsi rédigé :
" Par dérogation à l'article 9.2.12, le ministre peut décider d'établir une liste de documents équivalents établis par des experts indépendants en matière d'énergie, qui peuvent également être utilisés pour remplir les obligations visées à l'article 9.2.12, § 1er. ".
" Par dérogation à l'article 9.2.12, le ministre peut décider d'établir une liste de documents équivalents établis par des experts indépendants en matière d'énergie, qui peuvent également être utilisés pour remplir les obligations visées à l'article 9.2.12, § 1er. ".
Art.53. Aan artikel 11.1.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan het eerste lid wordt de volgende zin toegevoegd:
"Zij kunnen zich daarbij laten bijstaan door organisaties en personen die zij daartoe hebben aangewezen op grond van hun deskundigheid.";
2° aan het tweede lid wordt de zin "De elektriciteitsdistributienetbeheerders bezorgen het Vlaams Energieagentschap op eenvoudig verzoek alle gevraagde informatie." toegevoegd;
3° er wordt een vijfde en zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Als het Vlaams Energieagentschap vaststelt dat voor een elektriciteitsdistributienetbeheerder de op grond van artikel 6.4.1/12, § 2 tot en met § 4/1 uitgekeerde bedragen hoger zijn dan hetgeen nodig is ter dekking van de kosten voor de uitvoering van die openbaredienstverplichtingen, dan worden de eventueel onterecht uitgekeerde vergoedingen teruggevorderd.
Het Vlaams Energieagentschap houdt tot tien jaar na afloop van de verplichting, vermeld in deze afdeling, alle gegevens bij die noodzakelijk zijn om vast te stellen of de verleende vergoeding verenigbaar is met het besluit 2012/21/EU verenigbaar is en houdt die gegevens ter beschikking van de Europese Commissie.".
1° aan het eerste lid wordt de volgende zin toegevoegd:
"Zij kunnen zich daarbij laten bijstaan door organisaties en personen die zij daartoe hebben aangewezen op grond van hun deskundigheid.";
2° aan het tweede lid wordt de zin "De elektriciteitsdistributienetbeheerders bezorgen het Vlaams Energieagentschap op eenvoudig verzoek alle gevraagde informatie." toegevoegd;
3° er wordt een vijfde en zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Als het Vlaams Energieagentschap vaststelt dat voor een elektriciteitsdistributienetbeheerder de op grond van artikel 6.4.1/12, § 2 tot en met § 4/1 uitgekeerde bedragen hoger zijn dan hetgeen nodig is ter dekking van de kosten voor de uitvoering van die openbaredienstverplichtingen, dan worden de eventueel onterecht uitgekeerde vergoedingen teruggevorderd.
Het Vlaams Energieagentschap houdt tot tien jaar na afloop van de verplichting, vermeld in deze afdeling, alle gegevens bij die noodzakelijk zijn om vast te stellen of de verleende vergoeding verenigbaar is met het besluit 2012/21/EU verenigbaar is en houdt die gegevens ter beschikking van de Europese Commissie.".
Art.53. A l'article 11.1.4 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 29 novembre 2013, sont apportées les modifications suivantes :
1° le premier alinéa est complété par la phrase suivante :
" A cette fin ils peuvent se faire assister par des organisations et des personnes qu'ils ont désignées sur la base de leur expertise. " ;
2° l'alinéa deux est complété par la phrase " Les gestionnaires de réseau de distribution d'électricité fournissent sur simple demande de la " Vlaams Energieagentschap " toutes les informations demandées. " ;
3° il est ajouté les alinéas cinq et six, libellés comme suit :
" Lorsque la " Vlaams Energieagentschap " constate que, pour un gestionnaire de réseau de distribution d'électricité, les montants versés au titre de l'article 6.4.1/12, §§ 2 à 4/1, dépassent ce qui est nécessaire pour couvrir les coûts supportés pour exécuter ces obligations de service public, toute indemnité indûment versée est récupérée.
La " Vlaams Energieagentschap " conserve, jusqu'à dix ans après l'expiration de l'obligation visée dans la présente section, toutes les données nécessaires permettant d'établir que l'indemnité octroyée est compatible avec la décision 2012/21/UE et les tient à la disposition de la Commission européenne. ".
1° le premier alinéa est complété par la phrase suivante :
" A cette fin ils peuvent se faire assister par des organisations et des personnes qu'ils ont désignées sur la base de leur expertise. " ;
2° l'alinéa deux est complété par la phrase " Les gestionnaires de réseau de distribution d'électricité fournissent sur simple demande de la " Vlaams Energieagentschap " toutes les informations demandées. " ;
3° il est ajouté les alinéas cinq et six, libellés comme suit :
" Lorsque la " Vlaams Energieagentschap " constate que, pour un gestionnaire de réseau de distribution d'électricité, les montants versés au titre de l'article 6.4.1/12, §§ 2 à 4/1, dépassent ce qui est nécessaire pour couvrir les coûts supportés pour exécuter ces obligations de service public, toute indemnité indûment versée est récupérée.
La " Vlaams Energieagentschap " conserve, jusqu'à dix ans après l'expiration de l'obligation visée dans la présente section, toutes les données nécessaires permettant d'établir que l'indemnité octroyée est compatible avec la décision 2012/21/UE et les tient à la disposition de la Commission européenne. ".
Art.54. In artikel 11.1/2.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
"Onverminderd artikel 11.1.3 zijn personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor de milieu-inspectie, die daartoe worden aangesteld door het hoofd van het departement waaronder de afdeling valt, met toepassing van artikel 16.3.10 tot en met 16.3.21 van het DABM en haar uitvoeringsbepalingen, bevoegd om de nodige controles uit te oefenen in de inrichtingen vermeld in artikel 5, 1°, c en 2°, b van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning betreffende de naleving van de bepalingen van titel VII, hoofdstuk I van het Energiedecreet van 8 mei 2009 en de uitvoeringsbesluiten ervan.".
"Onverminderd artikel 11.1.3 zijn personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor de milieu-inspectie, die daartoe worden aangesteld door het hoofd van het departement waaronder de afdeling valt, met toepassing van artikel 16.3.10 tot en met 16.3.21 van het DABM en haar uitvoeringsbepalingen, bevoegd om de nodige controles uit te oefenen in de inrichtingen vermeld in artikel 5, 1°, c en 2°, b van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning betreffende de naleving van de bepalingen van titel VII, hoofdstuk I van het Energiedecreet van 8 mei 2009 en de uitvoeringsbesluiten ervan.".
Art.54. Dans l'article 11.1/2.1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2014 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 juillet 2015, le premier alinéa est remplacé par ce qui suit :
" Sans préjudice de l'article 11.1.3, les membres du personnel de la division chargée de l'inspection environnementale, désignés à cet effet par le chef du département dont relève la division, sont compétents, en application des articles 16.3.10 à 16.3.21 du DABM et de ses dispositions d'exécution, pour effectuer les contrôles nécessaires dans les établissements visés à l'article 5, 1°, c et 2°, b du décret du 25 avril 2014 relatif au permis d'environnement en ce qui concerne le respect des dispositions du titre VII, chapitre Ier du Décret sur l'Energie du 8 mai 2009 et de ses arrêtés d'exécution. ".
" Sans préjudice de l'article 11.1.3, les membres du personnel de la division chargée de l'inspection environnementale, désignés à cet effet par le chef du département dont relève la division, sont compétents, en application des articles 16.3.10 à 16.3.21 du DABM et de ses dispositions d'exécution, pour effectuer les contrôles nécessaires dans les établissements visés à l'article 5, 1°, c et 2°, b du décret du 25 avril 2014 relatif au permis d'environnement en ce qui concerne le respect des dispositions du titre VII, chapitre Ier du Décret sur l'Energie du 8 mai 2009 et de ses arrêtés d'exécution. ".
Art.55. Aan artikel 11.2.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 april 2012, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Indien blijkt dat een energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen niet correct is, en het Vlaams Energieagentschap heeft conform artikel 13.4.10, § 1, tweede lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009 de energiedeskundige die het voormelde energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen heeft opgemaakt verplicht om een nieuw energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen op te maken, dan kan het Vlaams Energieagentschap de energiedeskundigen die conform artikel 9.2.1, § 4, tweede lid of artikel 9.2.7/2, § 3, tweede lid gebruik hebben gemaakt van de foutieve gegevens van het voormelde energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen bij de opmaak van energieprestatiecertificaten residentiële gebouwen of energieprestatiecertificaten kleine niet-residentiële gebouwen verplichten om gebaseerd op het gecorrigeerde energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen kosteloos een nieuw energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen of een nieuw energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen op te maken en aan de eigenaars van de betrokken gebouweenheden te bezorgen.".
"Indien blijkt dat een energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen niet correct is, en het Vlaams Energieagentschap heeft conform artikel 13.4.10, § 1, tweede lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009 de energiedeskundige die het voormelde energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen heeft opgemaakt verplicht om een nieuw energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen op te maken, dan kan het Vlaams Energieagentschap de energiedeskundigen die conform artikel 9.2.1, § 4, tweede lid of artikel 9.2.7/2, § 3, tweede lid gebruik hebben gemaakt van de foutieve gegevens van het voormelde energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen bij de opmaak van energieprestatiecertificaten residentiële gebouwen of energieprestatiecertificaten kleine niet-residentiële gebouwen verplichten om gebaseerd op het gecorrigeerde energieprestatiecertificaat gemeenschappelijke delen kosteloos een nieuw energieprestatiecertificaat residentiële gebouwen of een nieuw energieprestatiecertificaat kleine niet-residentiële gebouwen op te maken en aan de eigenaars van de betrokken gebouweenheden te bezorgen.".
Art.55. L'article 11.2.2 du même arrêté, modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 27 avril 2012, est complété par un alinéa trois, rédigé comme suit :
" S'il apparaît qu'un certificat de performance énergétique parties communes n'est pas correct et si la " Vlaams Energieagentschap ", conformément à l'article 13.4.10, § 1er, deuxième alinéa du Décret sur l'Energie du 8 mai 2009, a obligé l'expert en matière d'énergie qui a établi ledit certificat de performance énergétique parties communes à établir un nouveau certificat de performance énergétique parties communes, la " Vlaams Energieagentschap " peut obliger les experts en matière d'énergie qui, conformément à l'article 9.2.1, § 4, deuxième alinéa ou à l'article 9.2.7/2, § 3, deuxième alinéa, ont utilisé les données fautives du certificat de performance énergétique parties communes précité lors de l'établissement de certificats de performance énergétique bâtiments résidentiels ou de certificats de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels, à établir à titre gratuit, sur la base du certificat de performance énergétique parties communes corrigé, un nouveau certificat de performance énergétique bâtiments résidentiels ou un nouveau certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels et de le fournir aux propriétaires des unités de bâtiment concernés. ".
" S'il apparaît qu'un certificat de performance énergétique parties communes n'est pas correct et si la " Vlaams Energieagentschap ", conformément à l'article 13.4.10, § 1er, deuxième alinéa du Décret sur l'Energie du 8 mai 2009, a obligé l'expert en matière d'énergie qui a établi ledit certificat de performance énergétique parties communes à établir un nouveau certificat de performance énergétique parties communes, la " Vlaams Energieagentschap " peut obliger les experts en matière d'énergie qui, conformément à l'article 9.2.1, § 4, deuxième alinéa ou à l'article 9.2.7/2, § 3, deuxième alinéa, ont utilisé les données fautives du certificat de performance énergétique parties communes précité lors de l'établissement de certificats de performance énergétique bâtiments résidentiels ou de certificats de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels, à établir à titre gratuit, sur la base du certificat de performance énergétique parties communes corrigé, un nouveau certificat de performance énergétique bâtiments résidentiels ou un nouveau certificat de performance énergétique petits bâtiments non résidentiels et de le fournir aux propriétaires des unités de bâtiment concernés. ".
Art.56. In artikel 11.2.7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zinsnede "en § 4" opgeheven;
2° in het eerste lid wordt de zinsnede "of certificaat van bekwaamheid als aspirant" opgeheven;
3° in het tweede lid wordt de zinsnede "of het certificaat van bekwaamheid als aspirant" opgeheven;
4° in het tweede lid wordt de zinsnede "of certificaat van bekwaamheid als aspirant" opgeheven;
5° in het tweede lid wordt de zinsnede "of § 4, eerste lid, 1, 1° " opgeheven;
1° in het eerste lid wordt de zinsnede "en § 4" opgeheven;
2° in het eerste lid wordt de zinsnede "of certificaat van bekwaamheid als aspirant" opgeheven;
3° in het tweede lid wordt de zinsnede "of het certificaat van bekwaamheid als aspirant" opgeheven;
4° in het tweede lid wordt de zinsnede "of certificaat van bekwaamheid als aspirant" opgeheven;
5° in het tweede lid wordt de zinsnede "of § 4, eerste lid, 1, 1° " opgeheven;
Art.56. A l'article 11.2.7 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2013 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 12 mai 2017, les modifications suivantes sont apportées :
1° dans l'alinéa premier le membre de phrase " et § 4 " est abrogé ;
2° dans le premier alinéa le membre de phrase " ou le certificat d'aptitude en tant qu'aspirant " est abrogé ;
3° dans le deuxième alinéa le membre de phrase " ou le certificat d'aptitude en tant qu'aspirant " est abrogé ;
4° dans le deuxième alinéa le membre de phrase " ou certificat d'aptitude en tant qu'aspirant " est abrogé ;
5° dans le deuxième alinéa le membre de phrase " ou § 4, alinéa premier, 1°, " est abrogé.
1° dans l'alinéa premier le membre de phrase " et § 4 " est abrogé ;
2° dans le premier alinéa le membre de phrase " ou le certificat d'aptitude en tant qu'aspirant " est abrogé ;
3° dans le deuxième alinéa le membre de phrase " ou le certificat d'aptitude en tant qu'aspirant " est abrogé ;
4° dans le deuxième alinéa le membre de phrase " ou certificat d'aptitude en tant qu'aspirant " est abrogé ;
5° dans le deuxième alinéa le membre de phrase " ou § 4, alinéa premier, 1°, " est abrogé.
Art.57. Artikel 12.3.5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 12.3.5. In afwijking van artikel 8.5.1, § 3, eerste lid 3°, krijgen personen die op 1 januari 2019 reeds houder zijn van een certificaat van bekwaamheid als aspirant automatisch het overeenkomstige certificaat van bekwaamheid, vermeld in artikel 8.5.1.".
"Art. 12.3.5. In afwijking van artikel 8.5.1, § 3, eerste lid 3°, krijgen personen die op 1 januari 2019 reeds houder zijn van een certificaat van bekwaamheid als aspirant automatisch het overeenkomstige certificaat van bekwaamheid, vermeld in artikel 8.5.1.".
Art.57. L'article 12.3.5 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2013 et modifié par l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 juillet 2015, est remplacé par ce qui suit :
" Art. 12.3.5. Par dérogation à l'article 8.5.1, § 3, premier alinéa, 3°, les personnes qui sont déjà titulaires d'un certificat d'aptitude en tant qu'aspirant au 1er janvier 2019 reçoivent automatiquement le certificat d'aptitude correspondant visé à l'article 8.5.1. ".
" Art. 12.3.5. Par dérogation à l'article 8.5.1, § 3, premier alinéa, 3°, les personnes qui sont déjà titulaires d'un certificat d'aptitude en tant qu'aspirant au 1er janvier 2019 reçoivent automatiquement le certificat d'aptitude correspondant visé à l'article 8.5.1. ".
Art.58. Artikel 12.3.9 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, wordt opgeheven.
Art.58. L'article 12.3.9 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 10 juillet 2015, est abrogé.
Art.59. Artikel 12.3.11 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2015, wordt opgeheven.
Art.59. L'article 12.3.11/1 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 décembre 2015, est abrogé.
Art.60. In bijlage III/1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1 wordt in punt 1.2 de zin "De beleidsperiode is de termijn gedurende dewelke de vergoeding voor de OT aan producenten wordt uitgekeerd en wordt, net als de termijn van de banklening, gelijkgesteld aan de afschrijvingstermijn:
Tb = Tr = Ta"
Vervangen door: "De beleidsperiode is de termijn gedurende dewelke de vergoeding voor de OT aan producenten wordt uitgekeerd.".
2° in punt 3 wordt tussen de zin "In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de vastgestelde parameterwaarden of de methodologie volgens dewelke ze worden vastgelegd voor de categorieën, vermeld in artikel 6.2/1.2." en de zinsnede "Daarbij worden de volgende afkortingen gehanteerd" de zin "Productie-installaties die aangesloten zijn op een directe lijn die de eigen site overschrijdt en daarin injecteren, zijn uitgesloten van de categorieën, vermeld in punt 3." ingevoegd
3° aan punt 3.5 wordt de zin "Parameter b wordt voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar geactualiseerd." toegevoegd.
1° in punt 1 wordt in punt 1.2 de zin "De beleidsperiode is de termijn gedurende dewelke de vergoeding voor de OT aan producenten wordt uitgekeerd en wordt, net als de termijn van de banklening, gelijkgesteld aan de afschrijvingstermijn:
Tb = Tr = Ta"
Vervangen door: "De beleidsperiode is de termijn gedurende dewelke de vergoeding voor de OT aan producenten wordt uitgekeerd.".
2° in punt 3 wordt tussen de zin "In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de vastgestelde parameterwaarden of de methodologie volgens dewelke ze worden vastgelegd voor de categorieën, vermeld in artikel 6.2/1.2." en de zinsnede "Daarbij worden de volgende afkortingen gehanteerd" de zin "Productie-installaties die aangesloten zijn op een directe lijn die de eigen site overschrijdt en daarin injecteren, zijn uitgesloten van de categorieën, vermeld in punt 3." ingevoegd
3° aan punt 3.5 wordt de zin "Parameter b wordt voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar geactualiseerd." toegevoegd.
Art.60. A l'annexe III/1 du même arrêté, insérée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012 et modifiée en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2017, les modifications suivantes sont apportées :
1° au point 1°, point 1.2 la phrase " La période de gestion est le délai au cours duquel l'indemnité de la PNR est octroyé aux producteurs et est assimilée au délai d'amortissement, à l'instar de la durée du prêt bancaire:
Tb = Tr = Ta "
est remplacée par : " La période de gestion est le délai au cours duquel l'indemnité de la PNR est octroyée aux producteurs. ".
2° au point 3, la phrase " Les installations de production raccordées à, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site sont exclues des catégories visées au point 3. " est insérée entre la phrase " Le tableau ci-dessous dresse un aperçu des valeurs de paramètre fixées ou de la méthode utilisée afin de les fixer pour les catégories visées à l'article 6.2/1.2. " et le membre de phrase " Les abréviations suivantes s'appliquent dans ce cadre " ;
3° au point 3.5, la phrase " Le paramètre b est mis à jour pour les projets en cours ayant une date de démarrage à compter du 1er janvier 2013 et les nouveaux projets ayant une date de démarrage à compter du 1er août au 31 décembre de l'année civile en cours " est ajoutée.
1° au point 1°, point 1.2 la phrase " La période de gestion est le délai au cours duquel l'indemnité de la PNR est octroyé aux producteurs et est assimilée au délai d'amortissement, à l'instar de la durée du prêt bancaire:
Tb = Tr = Ta "
est remplacée par : " La période de gestion est le délai au cours duquel l'indemnité de la PNR est octroyée aux producteurs. ".
2° au point 3, la phrase " Les installations de production raccordées à, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site sont exclues des catégories visées au point 3. " est insérée entre la phrase " Le tableau ci-dessous dresse un aperçu des valeurs de paramètre fixées ou de la méthode utilisée afin de les fixer pour les catégories visées à l'article 6.2/1.2. " et le membre de phrase " Les abréviations suivantes s'appliquent dans ce cadre " ;
3° au point 3.5, la phrase " Le paramètre b est mis à jour pour les projets en cours ayant une date de démarrage à compter du 1er janvier 2013 et les nouveaux projets ayant une date de démarrage à compter du 1er août au 31 décembre de l'année civile en cours " est ajoutée.
Art.61. In bijlage III/2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:
1° aan punt 3, eerste lid wordt de zin "Productie-installaties die aangesloten zijn op een directe lijn die de eigen site overschrijdt en daarin injecteren, zijn uitgesloten van de categorieën, vermeld in punt 3." toegevoegd;
2° aan punt 3.5 wordt de zin "Parameter b wordt voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar geactualiseerd." toegevoegd.
1° aan punt 3, eerste lid wordt de zin "Productie-installaties die aangesloten zijn op een directe lijn die de eigen site overschrijdt en daarin injecteren, zijn uitgesloten van de categorieën, vermeld in punt 3." toegevoegd;
2° aan punt 3.5 wordt de zin "Parameter b wordt voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar geactualiseerd." toegevoegd.
Art.61. A l'annexe III/2 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes :
1° au point 3, premier alinéa la phrase " Les installations de production raccordées à, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site sont exclues des catégories visées au point 3. " est ajoutée ;
2° au point 3.5, la phrase " Le paramètre b est mis à jour pour les projets en cours ayant une date de démarrage à compter du 1er janvier 2013 et les nouveaux projets ayant une date de démarrage à compter du 1er août au 31 décembre de l'année civile en cours " est ajoutée.
1° au point 3, premier alinéa la phrase " Les installations de production raccordées à, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site sont exclues des catégories visées au point 3. " est ajoutée ;
2° au point 3.5, la phrase " Le paramètre b est mis à jour pour les projets en cours ayant une date de démarrage à compter du 1er janvier 2013 et les nouveaux projets ayant une date de démarrage à compter du 1er août au 31 décembre de l'année civile en cours " est ajoutée.
Art. 62. In punt 3 van bijlage III/3 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan punt 3, eerste lid, 1° wordt de zinsnede ", voor zover ze niet behoren tot 6° " toegevoegd;
2° aan punt 3, eerste lid wordt een punt 6° tot en met 12° toegevoegd, die luiden als volgt:
"6° nieuwe installaties op zonne-energie met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: cat. 6;
7° nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land, met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 300 kWe tot en met 4,5 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: cat. 7;
8° nieuwe biogasinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt:
a) voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van biogasinstallaties op stortgas, biogasinstallaties met vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib en biogasinstallaties voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie: cat. 8.a;
b) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie: cat. 8.b;
9° nieuwe installaties voor de verbranding van vaste biomassa met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: cat. 9;
10° nieuwe installaties voor de verbranding van vloeibare biomassa met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: cat. 10;
11° nieuwe installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: cat. 11;
12° kwalitatieve warmte-krachtinstallaties die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt, en met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 50 MWe: cat. 12.";
3° in punt 3 wordt de tabel vervangen door:
1° aan punt 3, eerste lid, 1° wordt de zinsnede ", voor zover ze niet behoren tot 6° " toegevoegd;
2° aan punt 3, eerste lid wordt een punt 6° tot en met 12° toegevoegd, die luiden als volgt:
"6° nieuwe installaties op zonne-energie met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: cat. 6;
7° nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land, met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 300 kWe tot en met 4,5 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: cat. 7;
8° nieuwe biogasinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt:
a) voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van biogasinstallaties op stortgas, biogasinstallaties met vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib en biogasinstallaties voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie: cat. 8.a;
b) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie: cat. 8.b;
9° nieuwe installaties voor de verbranding van vaste biomassa met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: cat. 9;
10° nieuwe installaties voor de verbranding van vloeibare biomassa met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: cat. 10;
11° nieuwe installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, en die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt: cat. 11;
12° kwalitatieve warmte-krachtinstallaties die injecteren in een directe lijn die de eigen site overschrijdt, en met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 50 MWe: cat. 12.";
3° in punt 3 wordt de tabel vervangen door:
Art. 62. Au point 3 de l'annexe III/3 du même arrêté, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012 et modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2017, les modifications suivantes sont apportées :
1° le point 3, alinéa premier, 1°, est complété par le membre de phrase " , pour autant qu'elles ne relèvent pas de 6° " ;
2° au point 3, alinéa premier sont ajoutés les points 6° à 12°, rédigés comme suit :
" 6° nouvelles installations solaires d'une puissance AC maximale du ou des transformateurs supérieure à 10 kW, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site : cat. 6 ;
7° nouvelles installations terrestres productrices d'énergie éolienne d'une puissance nominale brute par turbine entre 300 kWe et 4,5 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site : cat. 7 ;
8° nouvelles installations de biogaz d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site :
a) pour la fermentation de flux de lisier et/ou de flux liés à l'agriculture et à l'horticulture ou d'autres substances ou déchets organo-biologiques, à l'exception des installations de biogaz au gaz de décharge, des installations de biogaz avec fermentation des eaux usées, des boues d'épuration d'eaux usées, des eaux d'égouts ou des boues d'épuration d'eaux d'égouts, et des installations de biogaz pour la fermentation des déchets LFJ dans une installation de compostage existante : cat. 8.a ;
b) pour la fermentation de déchets LFJ auprès d'une installation de compostage existante : cat. 8.b ;
9° nouvelles installations pour l'incinération de biomasse solide, d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site : cat. 9 ;
10° nouvelles installations pour l'incinération de biomasse liquide, d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site : cat. 10 ;
11° nouvelles installations pour l'incinération de déchets de biomasse d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site : cat. 11 ;
12° installations de cogénération qualitatives injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site, d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 50 MWe : cat. 12. " ;
3° au point 3, le tableau est remplacé par le tableau suivant :
1° le point 3, alinéa premier, 1°, est complété par le membre de phrase " , pour autant qu'elles ne relèvent pas de 6° " ;
2° au point 3, alinéa premier sont ajoutés les points 6° à 12°, rédigés comme suit :
" 6° nouvelles installations solaires d'une puissance AC maximale du ou des transformateurs supérieure à 10 kW, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site : cat. 6 ;
7° nouvelles installations terrestres productrices d'énergie éolienne d'une puissance nominale brute par turbine entre 300 kWe et 4,5 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site : cat. 7 ;
8° nouvelles installations de biogaz d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site :
a) pour la fermentation de flux de lisier et/ou de flux liés à l'agriculture et à l'horticulture ou d'autres substances ou déchets organo-biologiques, à l'exception des installations de biogaz au gaz de décharge, des installations de biogaz avec fermentation des eaux usées, des boues d'épuration d'eaux usées, des eaux d'égouts ou des boues d'épuration d'eaux d'égouts, et des installations de biogaz pour la fermentation des déchets LFJ dans une installation de compostage existante : cat. 8.a ;
b) pour la fermentation de déchets LFJ auprès d'une installation de compostage existante : cat. 8.b ;
9° nouvelles installations pour l'incinération de biomasse solide, d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site : cat. 9 ;
10° nouvelles installations pour l'incinération de biomasse liquide, d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site : cat. 10 ;
11° nouvelles installations pour l'incinération de déchets de biomasse d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 20 MWe, et injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site : cat. 11 ;
12° installations de cogénération qualitatives injectant dans une ligne directe qui dépasse le propre site, d'une puissance nominale brute entre 10 kWe et 50 MWe : cat. 12. " ;
3° au point 3, le tableau est remplacé par le tableau suivant :
| parameter | cat. 1 | cat. 2 | cat. 4 | cat. 5 | cat. 6 | cat. 7 | cat. 8 | cat. 9 | cat. 10 | cat. 11 | cat. 12 |
| U | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| ηel | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| ηth,WKK | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| ηth,ref | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| ηel,ref | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| EVEL | n.v.t. | n.v.t. | M 3.2* | M 3.2* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.2* | M 3.2* | M 3.2* | M 3.2* | M 3.2* |
| EVGSC | n.v.t. | n.v.t. | M 3.2* | M 3.2* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.2* | M 3.2* | M 3.2* | M 3.2* | M 3.2* |
| Ki | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| R | 5 | 7,5 | 12 | 12 | 7,5 | 7,5 | 12 | 12 | 12 | 12 | 12 |
| E | M 3.5* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.5* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| rd | M 3.5* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.5* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| Tb | 10 | 20 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | 10 | 20 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 |
| Tr | 10 | 20 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | 10 | 20 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 |
| Ta | 10 | 20 | 15 | 15 | 10 | 20 | 15 | 15 | 15 | 15 | 15 |
| Tc | 0 | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | 0 | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| I | 100 % | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | 100 % | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| IAP | 13,50 % | M 3.3* | M 3.3* | M 3.3* | 13,50 % | M 3.3* | M 3.3* | M 3.3* | M 3.3* | M 3.3* | M 3.3* |
| VU | M.3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M.3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| ZAEL | M 3.6* | M 3.4* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.6* | M 3.4* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| PEL,ZA | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* |
| PEL,ZA,t | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* |
| PEL,V | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* |
| PEL,V,t | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* |
| PIN | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| PIN,t | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| iEL | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| PTVB | n.v.t. | n.v.t. | M 3.5* | M 3.5* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| iTVB | n.v.t. | n.v.t. | M 3.5* | M 3.5* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| PPBW | n.v.t. | n.v.t. | M 3.5* | M 3.5* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| iPBW | n.v.t. | n.v.t. | M 3.5* | M 3.5* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| BSeff | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| BFGSC | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | M3.1* |
| PGSC | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | M3.1* |
| BFWKC | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| PWKC | n.v.t. | n.v.t. | 0,035** | 0,035** | n.v.t. | n.v.t. | 0,035** | 0,035** | 0,035** | 0,035** | 0,035** |
| lV | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| KV | 10,5 | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| KVar | 0 | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | 0 | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| iOK | 2 % | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | 2 % | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| PB | n.v.t. | n.v.t. | M 3.5* | M 3.5* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| iB | n.v.t. | n.v.t. | M 3.5* | M 3.5* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| MIS | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| POIS | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| iIS | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| MUS | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| POUS | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| iUS | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | n.v.t. | n.v.t. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| B | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
4° aan punt 3.5 wordt de zin "Parameter b wordt voor alle lopende projecten met startdatum vanaf 1 januari 2013 en nieuwe projecten met een startdatum vanaf 1 augustus tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar geactualiseerd." toegevoegd.
| paramètre | cat. 1 | cat. 2 | cat. 4 | cat. 5 | cat. 6 | cat. 7 | cat. 8 | cat. 9 | cat. 10 | cat. 11 | cat. 12 |
| U | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| ηel | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| ηth,WKK | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| ηth,ref | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| ηel,ref | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| EVEL | p.a. | p.a. | M 3.2* | M 3.2* | p.a. | p.a. | M 3.2* | M 3.2* | M 3.2* | M 3.2* | M 3.2* |
| EVGSC | p.a. | p.a. | M 3.2* | M 3.2* | p.a. | p.a. | M 3.2* | M 3.2* | M 3.2* | M 3.2* | M 3.2* |
| Ki | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| R | 5 | 7,5 | 12 | 12 | 7,5 | 7,5 | 12 | 12 | 12 | 12 | 12 |
| E | M 3.5* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.5* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| rd | M 3.5* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.5* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| Tb | 10 | 20 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | 10 | 20 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 |
| Tr | 10 | 20 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | 10 | 20 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 | M 3.1*, max. 15 |
| Ta | 10 | 20 | 15 | 15 | 10 | 20 | 15 | 15 | 15 | 15 | 15 |
| Tc | 0 | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | 0 | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| I | 100 % | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | 100 % | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| IAP | 13,50 % | M 3.3* | M 3.3* | M 3.3* | 13,50 % | M 3.3* | M 3.3* | M 3.3* | M 3.3* | M 3.3* | M 3.3* |
| VU | M.3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M.3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| ZAEL | M 3.6* | M 3.4* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.6* | M 3.4* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| PEL,ZA | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* |
| PEL,ZA,t | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* |
| PEL,V | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* |
| PEL,V,t | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* | M 3.4* |
| PIN | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| PIN,t | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| iEL | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| PTVB | p.a. | p.a. | M 3.5* | M 3.5* | p.a. | p.a. | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| iTVB | p.a. | p.a. | M 3.5* | M 3.5* | p.a. | p.a. | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| PPBW | p.a. | p.a. | M 3.5* | M 3.5* | p.a. | p.a. | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| iPBW | p.a. | p.a. | M 3.5* | M 3.5* | p.a. | p.a. | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| BSeff | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| BFGSC | p.a. | p.a. | p.a. | M 3.1* | p.a. | p.a. | p.a. | p.a. | p.a. | p.a. | M3.1* |
| PGSC | p.a. | p.a. | p.a. | M 3.1* | p.a. | p.a. | p.a. | p.a. | p.a. | p.a. | M3.1* |
| BFWKC | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| PWKC | p.a. | p.a. | 0,035** | 0,035** | p.a. | p.a. | 0,035** | 0,035** | 0,035** | 0,035** | 0,035** |
| lV | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| KV | 10,5 | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| KVar | 0 | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | 0 | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| iOK | 2 % | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | 2 % | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| PB | p.a. | p.a. | M 3.5* | M 3.5* | p.a. | p.a. | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| iB | p.a. | p.a. | M 3.5* | M 3.5* | p.a. | p.a. | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
| MIS | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| POIS | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| iIS | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| MUS | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| POUS | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| iUS | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | p.a. | p.a. | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* | M 3.1* |
| B | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* | M 3.5* |
4° au point 3.5, la phrase " Le paramètre b est mis à jour pour les projets en cours ayant une date de démarrage à compter du 1er janvier 2013 et les nouveaux projets ayant une date de démarrage à compter du 1er août au 31 décembre de l'année civile en cours " est ajoutée.
Art.63. Aan punt 3.5 van bijlage III/4 wordt de zin "Parameter b wordt voor alle lopende projecten met startdatum voor 1 januari 2013 geactualiseerd." toegevoegd.
Art.63. Au point 3.5 de l'annexe III/4, la phrase " Le paramètre b est mis à jour pour les projets en cours ayant une date de démarrage à compter du 1er janvier 2013 " est ajoutée.
Art.64. Bijlage IV van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.64. L'annexe IV du même arrêté est abrogée.
Art.65. Bijlage V bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, wordt vervangen door de bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd.
Art.65. L'annexe V du même arrêté, remplacée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2017, est remplacée par l'annexe 1re, jointe au présent arrêté.
Art.66. Bijlage VI bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, wordt vervangen door de bijlage 2 die bij dit besluit is gevoegd.
Art.66. L'annexe VI du même arrêté, remplacée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2017, est remplacée par l'annexe 2, jointe au présent arrêté.
Art.67. Aan bijlage VII bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° voor de voetnoten wordt de volgende zin en tabel ingevoegd:
"Voor gebouwen waarvan de melding gedaan wordt of de vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2019, gelden de volgende maximaal toelaatbare U-waarden:
1° voor de voetnoten wordt de volgende zin en tabel ingevoegd:
"Voor gebouwen waarvan de melding gedaan wordt of de vergunning aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2019, gelden de volgende maximaal toelaatbare U-waarden:
Art.67. A l'annexe VII du même arrêté, remplacée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 13 janvier 2017, sont apportées les modifications suivantes :
1° la phrase et le tableau suivants sont insérés avant les notes de bas de page :
" Pour les bâtiments dont la notification est faite ou le permis est demandé à partir du 1er janvier 2019, les valeurs U maximales admissibles suivantes s'appliquent :
1° la phrase et le tableau suivants sont insérés avant les notes de bas de page :
" Pour les bâtiments dont la notification est faite ou le permis est demandé à partir du 1er janvier 2019, les valeurs U maximales admissibles suivantes s'appliquent :
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 27-12-2018, p. 103390)
".
2° aan de lijst van voetnoten wordt een voetnoot 13 toegevoegd, die luidt als volgt:
"(13) Met uitzondering van bestaande muren bij het optrekken van een groot nieuw deel aan een bestaand gebouw met een beschermd volume dat groter is dan 800 m3, of met minstens een wooneenheid of een gedeeltelijke herbouw.".
".
2° aan de lijst van voetnoten wordt een voetnoot 13 toegevoegd, die luidt als volgt:
"(13) Met uitzondering van bestaande muren bij het optrekken van een groot nieuw deel aan een bestaand gebouw met een beschermd volume dat groter is dan 800 m3, of met minstens een wooneenheid of een gedeeltelijke herbouw.".
(Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 27-12-2018, p. 103835)
" ;
2° à la liste des notes de bas de page il est ajouté une note de bas de page ainsi rédigée :
" (13) A l'exception des murs existants lors de la construction d'une nouvelle partie importante d'un bâtiment existant d'un volume protégé supérieur à 800 m3, ou avec au moins une unité d'habitation ou une reconstruction partielle. ".
" ;
2° à la liste des notes de bas de page il est ajouté une note de bas de page ainsi rédigée :
" (13) A l'exception des murs existants lors de la construction d'une nouvelle partie importante d'un bâtiment existant d'un volume protégé supérieur à 800 m3, ou avec au moins une unité d'habitation ou une reconstruction partielle. ".
Art.68. In punt 2 van bijlage IX van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° de inleidende zin "De ventilatievoorzieningen in woongebouwen moeten bovendien voldoen aan de hiernavolgende aanvullende eisen:" wordt vervangen door de volgende inleidende zin: "Voor de ventilatievoorzieningen in woongebouwen gelden tevens de hierna volgende aanbevelingen:";
2° er wordt een punt 2 c) ingevoerd:
"C. Om comfortproblemen in de mate van het mogelijke te voorkomen, moet de onderzijde van toevoeropeningen van een natuurlijk ventilatiesysteem en van toevoeropeningen van een mechanisch afvoerventilatiesysteem geplaatst worden op een hoogte van minstens 1.80m boven het niveau van de afgewerkte vloer.".
1° de inleidende zin "De ventilatievoorzieningen in woongebouwen moeten bovendien voldoen aan de hiernavolgende aanvullende eisen:" wordt vervangen door de volgende inleidende zin: "Voor de ventilatievoorzieningen in woongebouwen gelden tevens de hierna volgende aanbevelingen:";
2° er wordt een punt 2 c) ingevoerd:
"C. Om comfortproblemen in de mate van het mogelijke te voorkomen, moet de onderzijde van toevoeropeningen van een natuurlijk ventilatiesysteem en van toevoeropeningen van een mechanisch afvoerventilatiesysteem geplaatst worden op een hoogte van minstens 1.80m boven het niveau van de afgewerkte vloer.".
Art.68. Au point 2 de l'annexe IX du même arrêté, modifié en dernier lieu par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 décembre 2017, les modifications suivantes sont apportées :
1° la phrase introductive " Les systèmes de ventilation des bâtiments résidentiels doivent en outre répondre aux exigences supplémentaires suivantes : " est remplacée par la phrase introductive suivante : " Les recommandations suivantes s'appliquent également aux systèmes de ventilation dans les bâtiments résidentiels : " ;
2° un point 2 c) est inséré :
" C. Pour éviter dans la mesure du possible des problèmes de confort, il est recommandé que la partie inférieure des bouches d'alimentation d'un système de ventilation naturelle et des bouches d'alimentation d'un système de ventilation mécanique d'évacuation soit placée à une hauteur d'au moins 1,80 m au-dessus du niveau du plancher fini. ".
1° la phrase introductive " Les systèmes de ventilation des bâtiments résidentiels doivent en outre répondre aux exigences supplémentaires suivantes : " est remplacée par la phrase introductive suivante : " Les recommandations suivantes s'appliquent également aux systèmes de ventilation dans les bâtiments résidentiels : " ;
2° un point 2 c) est inséré :
" C. Pour éviter dans la mesure du possible des problèmes de confort, il est recommandé que la partie inférieure des bouches d'alimentation d'un système de ventilation naturelle et des bouches d'alimentation d'un système de ventilation mécanique d'évacuation soit placée à une hauteur d'au moins 1,80 m au-dessus du niveau du plancher fini. ".
Art. 69. In bijlage X van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° tabel 1 wordt vervangen door wat volgt:
"Tabel 1 : Te hanteren waarden bij de bepaling van de bezetting nodig voor de berekening van het minimum ontwerpdebiet in ruimten bestemd voor menselijke bezetting (zie tekst)
1° tabel 1 wordt vervangen door wat volgt:
"Tabel 1 : Te hanteren waarden bij de bepaling van de bezetting nodig voor de berekening van het minimum ontwerpdebiet in ruimten bestemd voor menselijke bezetting (zie tekst)
Art. 69. A l'annexe X du même arrêté, remplacée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 4 avril 2014 et modifiée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 18 décembre 2015, les modifications suivantes sont apportées :
1° le tableau 1 est remplacé par le tableau suivant :
"Tableau 1 : Valeurs à appliquer pour la détermination de l'occupation nécessaire au calcul du débit de conception minimal dans des espaces destinés à l'occupation humaine (voir texte)
1° le tableau 1 est remplacé par le tableau suivant :
"Tableau 1 : Valeurs à appliquer pour la détermination de l'occupation nécessaire au calcul du débit de conception minimal dans des espaces destinés à l'occupation humaine (voir texte)
| Vloeroppervlakte per persoon (m2/pers) | ||
| Horeca | ||
| restaurants, cafetaria, snelbuffet, kantine, bars, cocktailbars | 1.5 | |
| keukens, kitchenettes | 10 | |
| Hotels, motels, vakantiecentra | ||
| slaapkamers in hotel, motel, vakantiecentra, ... | 10 | |
| slaapzalen in vakantiecentra | 5 | |
| lobby, inkomhal | 2 | |
| vergaderzaal, ontmoetingsruimte, polyvalente zaal | 2 | |
| Kantoorgebouwen | ||
| kantoor | 15 | |
| ontvangstruimten, receptie, vergaderzalen | 3.5 | |
| hoofdingang | 10 | |
| Publieke ruimten | ||
| vertrekhal, wachtzaal | 1 | |
| bibliotheek, mediatheek | 10 | |
| Publieke verzamelplaatsen | ||
| kerken en andere religieuze gebouwen, regeringsgebouwen, gerechtszalen, musea en galerijen | 2.5 | |
| Detailhandel | ||
| verkoopruimte, winkel (behalve winkelcentra) | 7 | |
| winkelcentrum | 2.5 | |
| kapsalon, schoonheidssalon | 4 | |
| winkels voor meubilair, tapijten, textiel, ... | 20 | |
| supermarkt, grootwarenhuis, dierenspeciaalzaak | 10 | |
| wasserettes, wassalon | 5 | |
| Sport en ontspanning | ||
| sporthal, sportterrein/speelterrein, turnzaal | 3.5 | |
| toeschouwerruimte, tribunes | 1 | |
| discotheek / dansgelegenheden | 1 | |
| sportclub : aerobicruimten, fitnessruimte, bowlingclub | 3.5 | |
| zwembad, sauna, wellness | 2 | |
| cinemazaal, concertzaal | 1 | |
| Werkruimten | ||
| fotostudio, donkere kamer, ... | 10 | |
| apotheek (bereidingsruimte) | 10 | |
| lokettenzaal in banken / kluizenzaal voor publiek | 20 | |
| kopieerruimte / ruimte voor printers | 10 | |
| computerruimte (zonder ruimte voor printers) | 25 | |
| Onderwijsinstellingen | ||
| leslokalen | 4 | |
| lesateliers, leslaboratoria | 4 | |
| auditorium | 2 | |
| leraarskamer | 4 | |
| kinderopvangruimten, speelkamers | 4 | |
| polyvalente zaal | 1 | |
| Gezondheidszorg | ||
| Ziekenzaal | 10 | |
| behandeling- en onderzoekskamers | 5 | |
| operatie- en verloskamers, ontwaakzaal en intensieve zorgen, kinesitherapiezaal, fysiotherapie | 5 | |
| Correctionele instellingen | ||
| cellen, dagverblijf | 4 | |
| bewakingsposten | 7 | |
| inschrijving / registratie / wachtruimte | 2 | |
| Overige ruimten | ||
| Overige ruimten | 15 | |
| Opslagmagazijn | 100 | |
| Casco ruimten (onbekend) | 10 |
2° tabel 1 wordt vervangen door wat volgt:
"Tabel 1 : Te hanteren waarden bij de bepaling van de bezetting nodig voor de berekening van het minimum ontwerpdebiet in ruimten bestemd voor menselijke bezetting (zie tekst)
| Surface au sol par personne (m2/pers) | ||
| Horeca | ||
| restaurants, cafétéria, buffet rapide, cantine, bars, bars à cocktail | 1.5 | |
| cuisines, kitchenettes | 10 | |
| Hôtels, motels, centres de vacances | ||
| chambres à coucher d'hôtel, de motel, de centre de vacances, ... | 10 | |
| dortoirs de centres de vacances | 5 | |
| lobby, hall d'entrée | 2 | |
| salle de réunions, espace de rencontre, salle polyvalente | 2 | |
| Immeubles de bureaux | ||
| bureaux | 15 | |
| locaux de réception, réception, salles de réunions | 3.5 | |
| entrée principale | 10 | |
| Lieux publics | ||
| hall des départs, salle d'attente | 1 | |
| bibliothèque, médiathèque | 10 | |
| Lieux de rassemblement publics | ||
| églises et autres bâtiments religieux, bâtiments gouvernementaux, salles d'audience, musées et galeries | 2.5 | |
| Commerce de détail | ||
| local de vente, magasin (sauf centres commerciaux) | 7 | |
| centre commercial | 2.5 | |
| salon de coiffure, institut de beauté | 4 | |
| magasins de meubles, tapis, textiles, ... | 20 | |
| supermarché, grand magasin, magasin spécialisé pour animaux | 10 | |
| laveries automatiques | 5 | |
| Sport et loisirs | ||
| hall de sports, terrain de sports/terrain de jeux, salle de gymnastique | 3.5 | |
| espace des spectateurs, tribunes | 1 | |
| discothèque / dancing | 1 | |
| clubs sportifs : salle d'aérobic, salle de fitness, club de bowling | 3.5 | |
| piscine, sauna, wellness | 2 | |
| salle de cinéma, salle de concert | 1 | |
| Locaux de travail | ||
| studio de photographie, chambre noire, ... | 10 | |
| pharmacie (local de préparation) | 10 | |
| salle des guichets dans les banques / salle des coffres destinée au public | 20 | |
| local de photocopie / local des imprimantes | 10 | |
| local informatique (sans local des imprimantes) | 25 | |
| Etablissements d'enseignement | ||
| classes | 4 | |
| ateliers didactiques, laboratoires didactiques | 4 | |
| auditoire | 2 | |
| salle des professeurs | 4 | |
| espaces de garderie, salles de jeux | 4 | |
| salle polyvalentes | 1 | |
| Soins de santé | ||
| salle commune | 10 | |
| salles de traitement et d'examen | 5 | |
| salles d'opération et d'accouchement, salle de réveil et soins intensifs, salle de kinésithérapie, de physiothérapie | 5 | |
| Etablissements pénitentiaires | ||
| cellules, salle commune | 4 | |
| postes de surveillance | 7 | |
| inscription / enregistrement / salle d'attente | 2 | |
| Autres espaces | ||
| Autres espaces | 15 | |
| Entrepôt | 100 | |
| Espaces Casco (inconnu) | 10 |
2° le tableau 1 est remplacé par le tableau suivant :
" Tableau 1 : Valeurs à appliquer pour la détermination de l'occupation nécessaire au calcul du débit de conception minimal dans des espaces destinés à l'occupation humaine (voir texte)
| Vloeroppervlakte per persoon (m2/pers) | ||
| Horeca | ||
| restaurants, cafetaria, snelbuffet, kantine, bars, cocktailbars | 1.5 | |
| keukens, kitchenettes | 10 | |
| Hotels, motels, vakantiecentra | ||
| slaapkamers in hotel, motel, vakantiecentra, ... | 10 | |
| slaapzalen in vakantiecentra | 5 | |
| lobby, inkomhal | 2 | |
| vergaderzaal | 3,5 | |
| ontmoetingsruimte, polyvalente zaal | 2 | |
| Kantoorgebouwen | ||
| kantoor | 15 | |
| ontvangstruimten, receptie, vergaderzalen | 3.5 | |
| hoofdingang | 10 | |
| Publieke ruimten | ||
| vertrekhal, wachtzaal | 2 | |
| bibliotheek, mediatheek | 10 | |
| Publieke verzamelplaatsen | ||
| kerken en andere religieuze gebouwen, regeringsgebouwen, gerechtszalen, musea en galerijen | 2.5 | |
| Detailhandel | ||
| verkoopruimte, winkel (behalve winkelcentra) | 7 | |
| winkelcentrum | 5 | |
| kapsalon, schoonheidssalon | 4 | |
| winkels voor meubilair, tapijten, textiel, ... | 20 | |
| supermarkt, grootwarenhuis, dierenspeciaalzaak | 10 | |
| wasserettes, wassalon | 5 | |
| Sport en ontspanning | ||
| turnzaal | 10 | |
| sporthal, sportterrein/speelterrein | 3.5 | |
| toeschouwerruimte, tribunes | 1 | |
| discotheek / dansgelegenheden | 1 | |
| sportclub : aerobicruimten, fitnessruimte, bowlingclub | 3.5 | |
| zwembad, sauna, wellness | 2 | |
| cinemazaal, concertzaal | 1 | |
| Werkruimten | ||
| fotostudio, donkere kamer, ... | 10 | |
| apotheek (bereidingsruimte) | 10 | |
| lokettenzaal in banken / kluizenzaal voor publiek | 20 | |
| kopieerruimte / ruimte voor printers | 10 | |
| computerruimte (zonder ruimte voor printers) | 25 | |
| Onderwijsinstellingen | ||
| leslokalen | 4 | |
| lesateliers, leslaboratoria | 4 | |
| auditorium | 2 | |
| leraarskamer | 4 | |
| kinderopvangruimten, speelkamers | 4 | |
| polyvalente zaal | 2 | |
| Gezondheidszorg | ||
| Ziekenzaal | 10 | |
| behandeling- en onderzoekskamers | 5 | |
| operatie- en verloskamers, ontwaakzaal en intensieve zorgen, kinesitherapiezaal, fysiotherapie | 5 | |
| Correctionele instellingen | ||
| cellen, dagverblijf | 4 | |
| bewakingsposten | 7 | |
| inschrijving / registratie / wachtruimte | 2 | |
| Overige ruimten | ||
| Overige ruimten | 15 | |
| Opslagmagazijn | 100 | |
| Casco ruimten (onbekend) | 10 |
";
3° punt 7.11, 7.12 en 7.13 worden vervangen door:
"7.11 Het binnendringen van hinderlijk gedierte via toevoeropeningen van natuurlijke ventilatiesystemen of mechanische afvoerventilatiesystemen
Om het binnendringen van hinderlijk gedierte via een toevoeropening van een natuurlijk ventilatiesysteem of via een toevoeropening van een mechanisch afvoerventilatiesysteem in de mate van het mogelijke tegen te gaan, is het aanbevolen ervoor te zorgen dat volgende voorwerpen niet doorheen de toevoeropening kunnen passeren, hetzij van binnen naar buiten, hetzij omgekeerd:
- een metalen bolletje met een diameter van 4 mm
- een metalen schijfje met een diameter van 10 mm en een dikte van 3 mm
Deze aanbeveling geldt voor elke open stand.
7.12 Waterpenetratie via toevoeropeningen van natuurlijke ventilatiesystemen of mechanisch afvoerventilatiesystemen
Om regendoorslag via een toevoeropening van een natuurlijk ventilatiesysteem of via een toevoeropening van een mechanisch afvoerventilatiesysteem in de mate van het mogelijke tegen te gaan, is het aanbevolen dat er geen waterpenetratie mogelijk is tot en met een drukverschil van 150 Pa in de stand " Gesloten " en tot en met een drukverschil van 20 Pa in de stand " Volledig open ".
Voor vensters die specifiek als toevoeropening ontworpen zijn, wordt met de stand " Volledig open " de maximale openingspositie voor ventilatie bedoeld (en niet de maximale openingspositie van het venster). Indien specifieke normen ontbreken, gebeurt de bepaling van de waterdichtheid van de toevoeropeningen volgens de norm NBN EN 13141-1.
Daarbij zijn de volgende voorschriften van toepassing:
- De toevoeropening moet overeenkomstig de leveranciersvoorschriften in een plaat geïnstalleerd worden die de dikte heeft van de drager waarop de toevoeropening bij toepassing geplaatst zal worden, bijvoorbeeld:
- plaat met een dikte van 20mm in geval van beglazing;
- plaat met een dikte van 60mm in geval van een kader van een venster;
- plaat met een dikte van 300mm in geval van een muur.
- De dikte van de plaat zal in het verslag vermeld worden.
- Conform aan de norm NBN EN 13141-1 worden de proeven uitgevoerd volgens de norm NBN EN 1027. De weerhouden proefmethode is de methode 1A.
- Voor toevoeropeningen met variabele afmetingen moet de test op een proefstuk uitgevoerd worden waarvan de dagmaat van de (elke) variabele afmeting 1m bedraagt. Indien de maximaal voorkomende afmeting kleiner is dan 1 meter, dient de test op een proefstuk met de maximale afmeting uitgevoerd te worden.
7.13 Luchtverspreiding in de gebruiksruimte
Om comfortproblemen in de mate van het mogelijke te voorkomen, is het aanbevolen dat de onderzijde van toevoeropeningen van een natuurlijk ventilatiesysteem en van toevoeropeningen van een mechanisch afvoerventilatiesysteem geplaatst worden op een hoogte van minstens 1.80m boven het niveau van de afgewerkte vloer.".
| Surface au sol par personne (m2/pers) | ||
| Horeca | ||
| restaurants, cafétéria, buffet rapide, cantine, bars, bars à cocktail | 1.5 | |
| cuisines, kitchenettes | 10 | |
| Hôtels, motels, centres de vacances | ||
| chambres à coucher d'hôtel, de motel, de centre de vacances, ... | 10 | |
| dortoirs de centres de vacances | 5 | |
| lobby, hall d'entrée | 2 | |
| salle de réunion | 3,5 | |
| espace de rencontre, salle polyvalente | 2 | |
| Immeubles de bureaux | ||
| bureaux | 15 | |
| locaux de réception, réception, salles de réunions | 3.5 | |
| entrée principale | 10 | |
| Lieux publics | ||
| hall des départs, salle d'attente | 2 | |
| bibliothèque, médiathèque | 10 | |
| Lieux de rassemblement publics | ||
| églises et autres bâtiments religieux, bâtiments gouvernementaux, salles d'audience, musées et galeries | 2.5 | |
| Commerce de détail | ||
| local de vente, magasin (sauf centres commerciaux) | 7 | |
| centre commercial | 5 | |
| salon de coiffure, institut de beauté | 4 | |
| magasins de meubles, tapis, textiles, ... | 20 | |
| supermarché, grand magasin, magasin spécialisé pour animaux | 10 | |
| laveries automatiques | 5 | |
| Sport et loisirs | ||
| salle de gymnastique | 10 | |
| hall de sports, terrain de sports/terrain de jeux | 3.5 | |
| espace des spectateurs, tribunes | 1 | |
| discothèque / dancing | 1 | |
| clubs sportifs : salle d'aérobic, salle de fitness, club de bowling | 3.5 | |
| piscine, sauna, wellness | 2 | |
| salle de cinéma, salle de concert | 1 | |
| Locaux de travail | ||
| studio de photographie, chambre noire, ... | 10 | |
| pharmacie (local de préparation) | 10 | |
| salle des guichets dans les banques / salle des coffres destinée au public | 20 | |
| local de photocopie / local des imprimantes | 10 | |
| local informatique (sans local des imprimantes) | 25 | |
| Etablissements d'enseignement | ||
| classes | 4 | |
| ateliers didactiques, laboratoires didactiques | 4 | |
| auditoire | 2 | |
| salle des professeurs | 4 | |
| espaces de garderie, salles de jeux | 4 | |
| salle polyvalentes | 2 | |
| Soins de santé | ||
| salle commune | 10 | |
| salles de traitement et d'examen | 5 | |
| salles d'opération et d'accouchement, salle de réveil et soins intensifs, salle de kinésithérapie, de physiothérapie | 5 | |
| Etablissements pénitentiaires | ||
| cellules, salle commune | 4 | |
| postes de surveillance | 7 | |
| inscription / enregistrement / salle d'attente | 2 | |
| Autres espaces | ||
| Autres espaces | 15 | |
| Entrepôt | 100 | |
| Espaces Casco (inconnu) | 10 |
" ;
3° les points 7.11, 7.12 et 7.13 sont remplacés par ce qui suit :
" 7.11 Pénétration d'animaux indésirables par les bouches d'alimentation d'un système de ventilation naturelle ou de ventilation mécanique d'évacuation
Pour empêcher dans la mesure du possible la pénétration d'animaux indésirables par une bouche d'alimentation d'un système de ventilation naturelle ou par une bouche d'alimentation d'un système de ventilation mécanique d'évacuation, il est recommandé de faire en sorte que que les objets suivants ne puissent passer à travers la bouche d'alimentation, soit depuis l'intérieur vers l'extérieur, soit dans l'autre sens :
- une petite boule en métal avec un diamètre de 4 mm
- un petit disque en métal avec un diamètre de 10 mm et une épaisseur de 3 mm
Cette recommandation est valable pour chaque position d'ouverture.
7.12 Pénétration d'eau par les bouches d'alimentation des systèmes de ventilation naturelle ou de ventilation mécanique d'évacuation
Pour empêcher dans la mesure du possible l'infiltration d'eau par une bouche d'alimentation d'un système de ventilation naturelle ou par une bouche d'alimentation d'un système de ventilation mécanique d'évacuation, il est recommandé de ne pas avoir de pénétration d'eau possible pour une différence de pression inférieure ou égale à 150 Pa en position " Fermée " et pour une différence de pression inférieure ou égale à 20 Pa en position " Complètement ouverte ".
Pour les fenêtres qui sont spécifiquement conçues comme bouche d'alimentation, la position " complètement ouverte " doit être comprise comme la position d'ouverture maximale pour la ventilation (et non la position d'ouverture maximale de la fenêtre). En l'absence de normes spécifiques, la détermination de l'étanchéité à l'eau des bouches d'alimentation s'effectue selon la norme NBN EN 13141-1.
Les prescriptions suivantes s'appliquent :
- La bouche d'alimentation doit être installée conformément aux instructions du fournisseur dans un panneau qui présente l'épaisseur du support sur lequel la bouche d'alimentation sera placée en conditions réelles, par exemple :
- panneau d'une épaisseur de 20 mm dans le cas d'un vitrage ;
- panneau d'une épaisseur de 60 mm dans le cas d'un châssis de fenêtre ;
- panneau d'une épaisseur de 300 mm dans le cas d'un mur.
- L'épaisseur du panneau sera mentionnée dans le rapport.
- Conformément à la norme NBN EN 13141-1, les tests sont effectués selon la norme NBN EN 1027. La méthode d'essai retenue est la méthode 1A.
- Pour les bouches d'alimentation qui ont des dimensions variables, les tests doivent être effectués sur un échantillon dont la mesure-jour de la ou de chaque dimension variable est de 1 mètre. Si la dimension maximale disponible est plus petite que 1 mètre, le test doit être effectué sur un échantillon de la dimension maximale.
7.13 Diffusion d'air dans l'espace d'occupation
Pour éviter dans la mesure du possible des problèmes de confort, il est recommandé que la partie inférieure des bouches d'alimentation d'un système de ventilation naturelle et des bouches d'alimentation d'un système de ventilation mécanique d'évacuation soit placée à une hauteur d'au moins 1,80 m au-dessus du niveau du plancher fini. ".
Art.70. In bijlage XII van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 5 wordt de zin "Het opwekkingsrendement ηgen,heat wordt bepaald volgens de methode beschreven in bijlage V van het Energiebesluit." vervangen door de zin "Het opwekkingsrendement ηgen,heat wordt bepaald volgens de methode beschreven in bijlage V en bijlage VI van het Energiebesluit.";
2° in punt 6 worden de woorden "maximaal toegestaan elektrisch vermogen" vervangen door de woorden "maximaal toegestaan afgiftevermogen van de elektrische verwarmingstoestellen";
3° in punt 6 wordt de zin "Bij de plaatsing van een installatie met directe elektrische verwarming mag het totale afgiftevermogen van de elektrische verwarmingstoestellen in het te renoveren gebouw of nieuwe gebouwdeel maximaal 15 W/m2 bedragen." wordt vervangen door de zin "Bij de plaatsing van een installatie met directe elektrische verwarming mag dat in het te renoveren gebouw of nieuwe gebouwdeel maximaal 15 W/m2 bedragen.".
1° in punt 5 wordt de zin "Het opwekkingsrendement ηgen,heat wordt bepaald volgens de methode beschreven in bijlage V van het Energiebesluit." vervangen door de zin "Het opwekkingsrendement ηgen,heat wordt bepaald volgens de methode beschreven in bijlage V en bijlage VI van het Energiebesluit.";
2° in punt 6 worden de woorden "maximaal toegestaan elektrisch vermogen" vervangen door de woorden "maximaal toegestaan afgiftevermogen van de elektrische verwarmingstoestellen";
3° in punt 6 wordt de zin "Bij de plaatsing van een installatie met directe elektrische verwarming mag het totale afgiftevermogen van de elektrische verwarmingstoestellen in het te renoveren gebouw of nieuwe gebouwdeel maximaal 15 W/m2 bedragen." wordt vervangen door de zin "Bij de plaatsing van een installatie met directe elektrische verwarming mag dat in het te renoveren gebouw of nieuwe gebouwdeel maximaal 15 W/m2 bedragen.".
Art.70. A l'annexe XII du même arrêté sont apportées les modifications suivantes :
1° au point 5 la phrase " Le rendement de production ηgen,heat est déterminé selon la méthode décrite à l'annexe V de l'arrêté relatif à l'Energie. " est remplacée par la phrase " Le rendement de production ηgen,heat est déterminé selon la méthode décrite aux annexes V et VI de l'arrêté relatif à l'énergie. " ;
2° au point 6 les mots " puissance électrique maximale autorisée " sont remplacés par les termes " puissance d'émission maximale autorisée des appareils de chauffage électrique " ;
3° au point 6 la phrase " Lors du placement de l'installation de chauffage électrique direct, la puissance d'émission totale des appareils de chauffage électriques dans le bâtiment à rénover ou le nouveau bâtiment ne peut être supérieure à 15 W/m2. " est remplacée par la phrase " Lors du placement de l'installation de chauffage électrique direct, celle-ci ne peut être supérieure à 15 W/m2 dans le bâtiment ou la nouvelle partie de bâtiment à rénover. ".
1° au point 5 la phrase " Le rendement de production ηgen,heat est déterminé selon la méthode décrite à l'annexe V de l'arrêté relatif à l'Energie. " est remplacée par la phrase " Le rendement de production ηgen,heat est déterminé selon la méthode décrite aux annexes V et VI de l'arrêté relatif à l'énergie. " ;
2° au point 6 les mots " puissance électrique maximale autorisée " sont remplacés par les termes " puissance d'émission maximale autorisée des appareils de chauffage électrique " ;
3° au point 6 la phrase " Lors du placement de l'installation de chauffage électrique direct, la puissance d'émission totale des appareils de chauffage électriques dans le bâtiment à rénover ou le nouveau bâtiment ne peut être supérieure à 15 W/m2. " est remplacée par la phrase " Lors du placement de l'installation de chauffage électrique direct, celle-ci ne peut être supérieure à 15 W/m2 dans le bâtiment ou la nouvelle partie de bâtiment à rénover. ".
Art.71. Artikel 25, 3°, 5°, 8° en 9° van het decreet van 16 november 2018 houdende diverse bepalingen inzake energie treedt in werking.
Art.71. L'article 25, 3°, 5°, 8° et 9° du décret du 16 novembre 2018 contenant diverses dispositions en matière d'énergie entre en vigueur.
Art.72. Artikel 6, artikel 13, artikel 14, artikel 15, artikel 16, artikel 17, 1°, 2° en 9°, artikel 18, artikel 19 tot en met 24, artikel 39, artikel 56, artikel 57, artikel 60 tot en met artikel 63, artikel 65 tot en met 68, artikel 69, 1° en 2°, artikel 70 en 71 treden in werking op 1 januari 2019.
Artikel 10, artikel 25, 2° en artikel 64 treden in werking op een door de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, vast te stellen datum.
Artikel 25, 1°, 3°, 4°, 5°, 6°, 7° en 8° treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 69, 2° treedt in werking op 1 juli 2019.
Artikel 6.2/1.1, artikel 6.2/1.2, artikel 6.2/1.7, § 1, eerste en tweede lid, bijlage III/1, bijlage III/2, en bijlage III/3 van het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals gewijzigd door respectievelijk de artikelen 13, 14, 17, 1° en 2°, 60, 1° en 2°, 61, 1° en 62, 1°, 2° en 3° van dit besluit, zijn van toepassing op projecten met startdatum vanaf 1 januari 2019.
De bijlagen V, VI, VII, IX, X en XII bij het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals vervangen of gewijzigd bij de artikelen 64 tot en met 68, artikel 69, 1° en 3°, en artikel 70 van dit besluit, zijn voor het eerst van toepassing op dossiers waarbij de melding of de aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt ingediend vanaf 1 januari 2019.
Bijlage X bij het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals vervangen artikel 69, 2° is voor het eerst van toepassing op dossiers waarbij de melding of de aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt ingediend vanaf 1 juli 2019.
Artikel 10, artikel 25, 2° en artikel 64 treden in werking op een door de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, vast te stellen datum.
Artikel 25, 1°, 3°, 4°, 5°, 6°, 7° en 8° treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 69, 2° treedt in werking op 1 juli 2019.
Artikel 6.2/1.1, artikel 6.2/1.2, artikel 6.2/1.7, § 1, eerste en tweede lid, bijlage III/1, bijlage III/2, en bijlage III/3 van het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals gewijzigd door respectievelijk de artikelen 13, 14, 17, 1° en 2°, 60, 1° en 2°, 61, 1° en 62, 1°, 2° en 3° van dit besluit, zijn van toepassing op projecten met startdatum vanaf 1 januari 2019.
De bijlagen V, VI, VII, IX, X en XII bij het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals vervangen of gewijzigd bij de artikelen 64 tot en met 68, artikel 69, 1° en 3°, en artikel 70 van dit besluit, zijn voor het eerst van toepassing op dossiers waarbij de melding of de aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt ingediend vanaf 1 januari 2019.
Bijlage X bij het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals vervangen artikel 69, 2° is voor het eerst van toepassing op dossiers waarbij de melding of de aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt ingediend vanaf 1 juli 2019.
Art.72. Les articles 6, 13, 14, 15, 16, 17, 1°, 2° et 9°, 18, 19 à 24, 39, 56, 57, 60 à 63, 65 à 68, 69, 1° et 2°, 70 et 71 entrent en vigueur le 1er janvier 2019.
Les articles 10, 25, 2° et 64 entrent en vigueur à une date à fixer par le ministre flamand ayant la politique de l'énergie dans ses attributions.
L'article 25, 1°, 3°, 4°, 5°, 6°, 7° et 8° entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
L'article 69, 2° entre en vigueur le 1er juillet 2019.
Les articles 6.2/1.1, 6.2/1.2, 6.2/1.7, § 1er, premier et deuxième alinéas, et les annexes III/1, III/2 et III/3 de l'Arrêté relatif à l'énergie du 19 novembre 2010, modifiés respectivement par les articles 13, 14, 17, 1° et 2°, 60, 1° et 2°, 61, 1° et 62, 1°, 2° et 3° du présent arrêté, sont d'application aux projets ayant une date de démarrage à compter du 1er janvier 2019.
Les annexes V, VI, VII, IX, X et XII de l'Arrêté relatif à l'énergie du 19 novembre 2010, remplacées ou modifiées par les articles 64 à 68, 69, 1° et 3°, et 70 du présent arrêté s'appliquent pour la première fois aux dossiers dont la notification ou la demande d'un permis d'environnement pour des actes urbanistiques sont introduites à partir du 1er janvier 2019.
L'annexe X de l'Arrêté relatif à l'énergie du 19 novembre 2010, modifiée par l'article 69, 2° du présent arrêté s'applique pour la première fois aux dossiers dont la notification ou la demande d'un permis d'environnement pour des actes urbanistiques sont introduites à partir du 1 juillet 2019.
Les articles 10, 25, 2° et 64 entrent en vigueur à une date à fixer par le ministre flamand ayant la politique de l'énergie dans ses attributions.
L'article 25, 1°, 3°, 4°, 5°, 6°, 7° et 8° entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
L'article 69, 2° entre en vigueur le 1er juillet 2019.
Les articles 6.2/1.1, 6.2/1.2, 6.2/1.7, § 1er, premier et deuxième alinéas, et les annexes III/1, III/2 et III/3 de l'Arrêté relatif à l'énergie du 19 novembre 2010, modifiés respectivement par les articles 13, 14, 17, 1° et 2°, 60, 1° et 2°, 61, 1° et 62, 1°, 2° et 3° du présent arrêté, sont d'application aux projets ayant une date de démarrage à compter du 1er janvier 2019.
Les annexes V, VI, VII, IX, X et XII de l'Arrêté relatif à l'énergie du 19 novembre 2010, remplacées ou modifiées par les articles 64 à 68, 69, 1° et 3°, et 70 du présent arrêté s'appliquent pour la première fois aux dossiers dont la notification ou la demande d'un permis d'environnement pour des actes urbanistiques sont introduites à partir du 1er janvier 2019.
L'annexe X de l'Arrêté relatif à l'énergie du 19 novembre 2010, modifiée par l'article 69, 2° du présent arrêté s'applique pour la première fois aux dossiers dont la notification ou la demande d'un permis d'environnement pour des actes urbanistiques sont introduites à partir du 1 juillet 2019.
(NOTE : Entrée en vigueur de l'article 10 fixée au 22-07-2019 par AM 2019-04-05/49, art. 29)
(NOTE : Entrée en vigueur des articles 25,2° et 64 fixée au 12-12-2019 par AM 2019-11-25/05, art. 6)Art.73. Le ministre flamand, ayant la politique de l'énergie dans ses attributions, est chargé de l'exécution du présent arrêté.
(NOTE : Entrée en vigueur des articles 25,2° et 64 fixée au 12-12-2019 par AM 2019-11-25/05, art. 6)Art.73. Le ministre flamand, ayant la politique de l'énergie dans ses attributions, est chargé de l'exécution du présent arrêté.
Art.73. De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 73. Le ministre flamand, ayant la politique de l'énergie dans ses attributions, est chargé de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGEN.
Art. N.
Art. N. (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 27-12-2018, p. 103395)
Art. N. (NOTE : pas de version française, voir version néerlandaise)
(Une version française a été publiée sous forme d'image au moniteur du 08-02-2019, p. 12227)
(Une version française a été publiée sous forme d'image au moniteur du 08-02-2019, p. 12227)