Comparaison NL / FR

| Word Word (citation)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titre
8 MEI 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 oktober 2000 tot uitvoering van artikelen 2, §§ 2 en 3, tweede lid, 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, wat de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 1, van dezelfde wet betreft
Titre
8 MAI 2018. - Arrêté royal portant modification de l'arrêté royal du 5 octobre 2000 portant exécution des articles 2, §§ 2 et 3, alinéa 2, 14, § 3, et 19, alinéas 3 et 4, de la loi du 6 août 1990 relative aux mutualités et aux unions nationales de mutualités, en ce qui concerne les sociétés mutualistes visées à l'article 43bis, § 1er, de cette même loi
Informations sur le document
Info du document
Tekst (6)
Texte (6)
Artikel 1. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 oktober 2000 tot uitvoering van artikelen 2, §§ 2 en 3, tweede lid, 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, wat de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 1, van dezelfde wet betreft, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 augustus 2010, wordt vervangen als volgt:
  "Artikel 1. Er bestaan drie types van leden van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 1, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen wat betreft de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990, namelijk:
  1° het lid dat een voordeel van deze diensten kan genieten;
  2° het lid van wie de mogelijkheid om een voordeel van deze diensten te genieten, is geschorst;
  3° het lid van wie de mogelijkheid om een voordeel van deze diensten te genieten, is opgeheven.".
Article 1er. L'article 1er de l'arrêté royal du 5 octobre 2000 portant exécution des articles 2, §§ 2 et 3, alinéa 2, 14, § 3, et 19, alinéas 3 et 4, de la loi du 6 août 1990 relative aux mutualités et aux unions nationales de mutualités, en ce qui concerne les sociétés mutualistes visées à l'article 43bis, § 1er, de cette même loi, remplacé par l'arrêté royal du 26 août 2010, est remplacé par la disposition suivante:
  "Article 1er. Il y a trois types de membres d'une société mutualiste visée à l'article 43bis, § 1er, de la loi du 6 août 1990 relative aux mutualités et aux unions nationales de mutualités en ce qui concerne les services visés à l'article 3, alinéa 1er, b) et c), de la loi du 6 août 1990, à savoir:
  1° le membre qui peut bénéficier d'un avantage de ces services;
  2° le membre dont la possibilité de bénéficier d'un avantage de ces services est suspendue;
  3° le membre dont la possibilité de bénéficier d'un avantage de ces services est supprimée.".
Art.2. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidend als volgt:
  "Art. 1bis. § 1. Onder "lid van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 1, van de wet van 6 augustus 1990 dat een voordeel van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 kan genieten,", moet verstaan worden de persoon die :
  1° lid is van een aangesloten ziekenfonds in de zin van artikel 2bis, §§ 1 of 2, van het koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, en die, met inachtneming van de van toepassing zijnde wettelijke, reglementaire en statutaire bepalingen, aangesloten is bij deze maatschappij van onderlinge bijstand voor alle diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990, die deze maatschappij van onderlinge bijstand organiseert voor de personen aangesloten bij dit ziekenfonds;
  2° in functie van de beschikbare middelen, een voordeel kan genieten van deze diensten en van dergelijke diensten georganiseerd door het ziekenfonds bedoeld in 1° of door de landsbond waarbij dit ziekenfonds is aangesloten, en dit, gelet op het feit dat hij in regel is met de bijdragen voor de periode van 23 maanden die voorafgaat aan de maand waarin de gebeurtenis die krachtens de statuten aanleiding kan geven tot uitkering van het voordeel heeft plaatsgevonden en voor de maand waarin deze gebeurtenis plaatsvindt.
  § 2. In de berekening van de periode van 23 maanden bedoeld in § 1, 2°, worden de bijdragen die het lid, omdat hij zich in een toestand van collectieve schuldregeling of van faillissement bevindt, door de wet verhinderd is te betalen, als betaald beschouwd.
  § 3. De persoon die ten laste was van een gerechtigde die niet in regel was met de bijdragen voor de periode van 23 maanden die voorafgaat aan de maand waarin de gebeurtenis die krachtens de statuten aanleiding kan geven tot uitkering van het voordeel heeft plaatsgevonden en die in regel is met de bijdragen sedert hij zelf gedurende voormelde periode voor de eerste maal gerechtigde geworden is in de zin van artikel 2, k), van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt, voor de toepassing van dit besluit, tot bewijs van het tegendeel, verondersteld in regel te zijn met de bijdragen voor de betrokken diensten voor de voornoemde periode van 23 maanden en voor de 3 maanden die onmiddellijk op deze periode volgen. Dit geldt a fortiori eveneens wanneer de persoon ten laste was van een gerechtigde die in regel was met de bijdragen voor de voornoemde periode.
  § 4. De persoon, bedoeld door dit artikel, die in regel is met zijn bijdragen sedert meer dan 24 maanden wordt, voor de toepassing van dit koninklijk besluit, tot bewijs van het tegendeel, verondersteld in regel te zijn met zijn bijdragen voor de betrokken diensten voor de 3 maanden die onmiddellijk op deze periode volgen.
  § 5. De regels voorzien in § 1, 2° en in §§ 2, 3 en 4, zijn ook van toepassing wanneer de persoon in de loop van de periode van 23 of 24 maanden die erin bedoeld wordt, in de hoedanigheid van titularis aangesloten was bij verschillende Belgische ziekenfondsen of bij verschillende voornoemde maatschappijen van onderlinge bijstand wat betreft de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 of gedurende een of meerdere maanden niet aangesloten was bij een Belgisch ziekenfonds of bij een Belgische maatschappij van onderlinge bijstand voor dergelijke diensten. De berekeningsmodaliteiten, in deze twee hypotheses, van de periode gedurende dewelke men in regel met de bijdragen moest zijn om de voornoemde voordelen te kunnen genieten zullen bepaald worden door de Minister bevoegd voor Sociale Zaken op voorstel van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, hierna "de Controledienst" genoemd.".
Art.2. Dans le même arrêté, il est inséré un article 1erbis, libellé comme suit:
  "Art. 1erbis. § 1er. Par "membre d'une société mutualiste visée à l'article 43bis, § 1er, de la loi du 6 août 1990 qui peut bénéficier d'un avantage des services visés à l'article 3, alinéa 1er, b) et c), de la loi du 6 août 1990", il faut entendre la personne qui :
  1° est membre d'une mutualité affiliée au sens de l'article 2bis, §§ 1er ou 2, de l'arrêté royal du 7 mars 1991 portant exécution de l'article 2, §§ 2 et 3, article 14, § 3, et article 19, alinéas 3 et 4, de la loi du 6 août 1990 relative aux mutualités et aux unions nationales de mutualités et qui, dans le respect des dispositions légales, réglementaires et statutaires applicables, est affiliée auprès de cette société mutualiste pour l'ensemble des services visés à l'article 3, alinéa 1er, b) et c), de la loi du 6 août 1990, que cette société mutualiste organise au bénéfice des personnes affiliées auprès de cette mutualité ;
  2° peut, dans la mesure des moyens disponibles, bénéficier d'un avantage de ces services et de tels services organisés par la mutualité visée au 1° ou par l'union nationale auprès de laquelle ladite mutualité est affiliée et ce, étant donné qu'elle est en ordre de cotisations pour la période de 23 mois qui précède le mois au cours duquel l'événement qui, en vertu des statuts, peut donner lieu à l'octroi de l'avantage s'est produit et pour le mois de la survenance de cet événement.
  § 2. Dans le calcul de la période de 23 mois visée au § 1er, 2°, les cotisations que le membre est légalement empêché de payer en raison d'un règlement collectif de dettes ou d'une faillite sont considérées comme payées
  § 3. La personne qui était à charge d'un titulaire qui n'était pas en ordre de cotisations pour la période de 23 mois qui précède le mois au cours duquel l'événement qui, en vertu des statuts, peut donner lieu à l'octroi de l'avantage s'est produit et qui, depuis qu'elle est, durant la période précitée, devenue elle-même pour la première fois titulaire au sens de l'article 2, k), de la loi relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, est en ordre de cotisations pour lesdits services est présumée, pour l'application du présent arrêté, jusqu'à la preuve du contraire, être en ordre de cotisations pour les services concernés, pour la période précitée de 23 mois et pour les trois mois qui suivent immédiatement ladite période. Il en va a fortiori de même lorsque la personne était à charge d'un titulaire qui était en ordre de cotisations pour la période précitée.
  § 4. La personne, visée par le présent article, qui est en ordre de cotisations depuis plus de 24 mois est présumée, pour l'application du présent arrêté, jusqu'à la preuve du contraire, être en ordre de cotisations pour les services concernés, pour les trois mois qui suivent immédiatement ladite période.
  § 5. Les règles visées au § 1er, 2°, et aux §§ 2, 3 et 4, sont également applicables lorsqu'au cours de la période de 23 ou 24 mois qui y est visée, la personne a été affiliée en qualité de titulaire auprès de différentes mutualités belges ou différentes sociétés mutualistes susvisées en ce qui concerne des services visés à l'article 3, alinéa 1er, b) et c), de la loi du 6 août 1990 ou n'a, pendant un ou plusieurs mois, pas été affiliée auprès d'une mutualité belge ou auprès d'une société mutualiste belge en ce qui concerne de tels services. Les modalités de calcul, dans ces deux hypothèses, de la période durant laquelle il faut avoir été en ordre de cotisations pour pouvoir bénéficier des avantages précités seront déterminées par le Ministre qui a les Affaires sociales dans ses attributions sur la proposition de l'Office de contrôle des mutualités et des unions nationales de mutualités, ci-après appelé "l'Office de contrôle".".
Art.3. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 1ter ingevoegd, luidend als volgt:
  " Art. 1ter. § 1. Onder "lid van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 1, van de wet van 6 augustus 1990 van wie de mogelijkheid om een voordeel van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 te genieten, is geschorst", moet verstaan worden de persoon die lid is van een aangesloten ziekenfonds in de zin van artikel 2ter, van het voornoemde koninklijk besluit van 7 maart 1991 en die niet in regel is met de bijdragen voor dergelijke diensten voor een periode die niet verder teruggaat dan de 23e maand die voorafgaat aan de maand waarin de gebeurtenis die krachtens de statuten aanleiding kan geven tot uitkering van het voordeel plaatsgevonden heeft.
  § 2. Deze persoon zal slechts kunnen beschouwd worden als "lid van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 1, van de wet van 6 augustus 1990" in de zin van artikel 1, 1°, na betaling van alle verschuldigde bijdragen voor de betreffende periode en voor de maand waarin de gebeurtenis die krachtens de statuten aanleiding kan geven tot uitkering van het voordeel plaatsgevonden heeft.
  In afwijking van het vorige lid, worden de maanden van de voornoemde periode tijdens dewelke deze persoon de hoedanigheid van gerechtigde in voornoemde zin verliest en persoon ten laste van een gerechtigde wordt, gelijkgeschakeld met maanden voor dewelke de bijdragen betaald werden.
  De regels bedoeld in de twee vorige leden zijn ook van toepassing wanneer de persoon in de loop van de erin bedoelde periode, in de hoedanigheid van titularis aangesloten was bij verschillende Belgische ziekenfondsen of bij verschillende voornoemde maatschappijen van onderlinge bijstand wat betreft de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 of gedurende een of meerdere maanden niet aangesloten was bij een Belgisch ziekenfonds of bij een Belgische maatschappij van onderlinge bijstand voor dergelijke diensten. De berekeningsmodaliteiten, in deze twee hypotheses, van de periode gedurende dewelke men in regel met de bijdragen moest zijn om de voornoemde voordelen te kunnen genieten zullen bepaald worden door de Minister bevoegd voor Sociale Zaken op voorstel van de Controledienst.".
Art.3. Dans le même arrêté, il est inséré un article 1erter, libellé comme suit:
  " Art. 1erter. § 1er. Par "membre d'une société mutualiste visée à l'article 43bis, § 1er, de la loi du 6 août 1990 dont la possibilité de bénéficier d'un avantage des services visés à l'article 3, alinéa 1er, b) et c), de la loi du 6 août 1990 est suspendue, il faut entendre la personne qui est membre d'une mutualité affiliée au sens de l'article 2ter, de l'arrêté royal précité du 7 mars 1991 et qui n'est pas en ordre de cotisations, pour de tels services, pour une période qui ne remonte pas au-delà du 23ème mois qui précède le mois au cours duquel l'événement qui, en vertu des statuts, peut donner lieu à l'octroi de l'avantage s'est produit.
  § 2. Cette personne ne pourra être considérée comme un "membre d'une société mutualiste visée à l'article 43bis, § 1er, de la loi du 6 août 1990" au sens de l'article 1er, 1° , qu'après paiement de l'entièreté des cotisations dues pour la période concernée et pour le mois au cours duquel l'événement qui, en vertu des statuts, peut donner lieu à l'octroi de l'avantage s'est produit.
  Par dérogation à l'alinéa précédent, les mois de la période susvisée durant lesquels ladite personne perd sa qualité de titulaire au sens précité et devient personne à charge d'un titulaire sont assimilés à des mois pour lesquels les cotisations ont été payées.
  Les règles visées dans les deux alinéas qui précèdent sont également applicables lorsqu'au cours de la période qui y est visée, la personne a été affiliée en qualité de titulaire auprès de différentes mutualités belges ou différentes sociétés mutualistes susvisées en ce qui concerne des services visés à l'article 3, alinéa 1er, b) et c), de la loi du 6 août 1990 ou n'a, pendant un ou plusieurs mois, pas été affiliée auprès d'une mutualité belge ou auprès d'une société mutualiste belge en ce qui concerne de tels services. Les modalités de calcul, dans ces deux hypothèses, de la période durant laquelle il faut avoir été en ordre de cotisations pour pouvoir bénéficier des avantages précités seront déterminées par le Ministre qui a les Affaires sociales dans ses attributions sur la proposition de l'Office de contrôle.".
Art.4. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 1quater ingevoegd, luidend als volgt:
  "Art. 1erquater. § 1. Onder "lid van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 1, van de wet van 6 augustus 1990 waarvan de mogelijkheid om een voordeel van deze diensten te genieten, is opgeheven", moet verstaan worden de persoon die lid is van een aangesloten ziekenfonds in de zin van artikel 2quater, van het voornoemde koninklijk besluit van 7 maart 1991 en die niet in regel is met de bijdragen voor de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 voor een periode die 24 maanden overstijgt.
  Voor de toepassing van het vorige lid, worden de maanden van de voornoemde periode tijdens dewelke deze persoon de hoedanigheid van gerechtigde in voornoemde zin verliest en persoon ten laste van een gerechtigde wordt, gelijkgeschakeld met maanden voor dewelke de bijdragen betaald werden.
  § 2. Deze persoon kan, onverminderd de toepassing van artikel 48bis van de wet van 6 augustus 1990, slechts beschouwd worden als "lid van een maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 43bis, § 1, van de wet van 6 augustus 1990 dat een voordeel van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 kan genieten" in de zin van artikel 1, 1°, na een opeenvolgende periode van 24 maanden waarvoor de bijdragen moeten betaald worden zonder enig voordeel van deze diensten te kunnen genieten." .
  Deze periode van 24 maanden wordt opgeschort :
  1° gedurende de periode tijdens dewelke het lid, van wie de mogelijkheid om een voordeel van deze diensten te genieten, is opgeheven en dat begonnen is met de betaling van de bijdragen voor een daaropvolgende periode, door de wet verhinderd is te betalen omdat hij zich in een toestand van collectieve schuldregeling of van faillissement bevindt;
  2° gedurende de periode tijdens dewelke het lid, van wie de mogelijkheid om een voordeel van deze diensten te genieten, is opgeheven en dat begonnen is met de betaling van de bijdragen voor een daaropvolgende periode, de hoedanigheid van gerechtigde in voornoemde zin heeft verloren en persoon ten laste is van een gerechtigde die niet in regel is met de betaling van de bijdragen voor de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990. ".
  § 3. De regels bedoeld in §§ 1, tweede lid, en 2, zijn ook van toepassing wanneer de persoon in de loop van de periode bedoeld in § 1, eerste lid, aangesloten was bij verschillende Belgische ziekenfondsen of bij verschillende voornoemde maatschappijen van onderlinge bijstand wat betreft de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 of gedurende een of meerdere maanden niet aangesloten was bij een Belgisch ziekenfonds of bij een Belgische maatschappij van onderlinge bijstand voor dergelijke diensten. De berekeningsmodaliteiten, in deze twee hypotheses, van de periode gedurende dewelke men in regel met de bijdragen moest zijn om de voornoemde voordelen te kunnen genieten zullen bepaald worden door de Minister bevoegd voor Sociale Zaken op voorstel van de Controledienst.".
Art.4. Dans le même arrêté, il est inséré un article 1erquater, libellé comme suit:
  "Art. 1erquater. § 1er. Par "membre d'une société mutualiste visée à l'article 43bis, § 1er, de la loi du 6 août 1990 dont la possibilité de bénéficier des avantages de ces services est supprimée", il faut entendre la personne qui est membre d'une mutualité affiliée au sens de l'article 2quater, de l'arrêté royal précité du 7 mars 1991 et qui n'est pas en ordre de cotisations, pour les services visés à l'article 3, alinéa 1er, b) et c), de la loi du 6 août 1990, pour une période qui dépasse 24 mois.
  Pour l'application de l'alinéa précédent, les mois de la période susvisée durant lesquels ladite personne perd sa qualité de titulaire au sens précité et devient personne à charge d'un titulaire sont assimilés à des mois pour lesquels les cotisations ont été payées.
  § 2. Cette personne ne pourra, sans préjudice de l'application de l'article 48bis de la loi du 6 août 1990, être considérée comme "membre d'une société mutualiste visée à l'article 43bis, § 1er, de la loi du 6 août 1990 qui peut bénéficier d'un avantage des services visés à l'article 3, alinéa 1er, b) et c), de la loi du 6 août 1990" au sens de l'article 1er, 1° , qu'après une période subséquente de 24 mois pour laquelle les cotisations doivent être payées sans pouvoir bénéficier d'un quelconque avantage de ces services.
  Cette période de 24 mois est suspendue :
  1° pendant la période durant laquelle le membre, dont la possibilité de bénéficier d'un avantage de ces services est supprimée et qui a entamé le paiement des cotisations pour une période subséquente, est légalement empêché de payer en raison d'un règlement collectif de dettes ou d'une faillite ;
  2° pendant la période durant laquelle le membre, dont la possibilité de bénéficier d'un avantage de ces services est supprimée et qui a entamé le paiement des cotisations pour une période subséquente, a perdu la qualité de titulaire au sens susvisé et a la qualité de personne à charge d'un titulaire qui n'est pas en ordre de paiement des cotisations pour les services visés à l'article 3, alinéa 1er, b) et c), de la loi du 6 août 1990. ".
  § 3. Les règles visées aux §§ 1er, alinéa 2, et 2, sont également applicables lorsqu'au cours de la période visée au § 1er, alinéa 1er, la personne a été affiliée auprès de différentes mutualités belges ou différentes sociétés mutualistes susvisées en ce qui concerne des services visés à l'article 3, alinéa 1er, b) et c), de la loi du 6 août 1990 ou n'a, pendant un ou plusieurs mois, pas été affiliée auprès d'une mutualité belge ou auprès d'une société mutualiste belge en ce qui concerne de tels services. Les modalités de calcul, dans ces deux hypothèses, de la période durant laquelle il faut avoir été en ordre de cotisations pour pouvoir bénéficier des avantages précités seront déterminées par le Ministre qui a les Affaires sociales dans ses attributions sur la proposition de l'Office de contrôle.".
Art.5. Dit besluit treedt in werking op de datum vastgesteld door de Minister bevoegd voor Sociale Zaken op voorstel van de Controledienst en uiterlijk op 1 januari 2019.
  Dit besluit is van toepassing voor de beoordeling van de hoedanigheid van lid van een bedoelde maatschappij van onderlinge bijstand wat de toekenning betreft van de voordelen van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van de wet van 6 augustus 1990 wegens een gebeurtenis die zich heeft voorgedaan op een datum waarop dit besluit reeds in werking getreden was en rekening houdend met de betaling van de bijdragen voor deze diensten vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.
  De definitie van de notie lid van een bedoelde maatschappij van onderlinge bijstand voor de voornoemde diensten, die bedoeld was door artikel 1 van het voornoemde koninklijk besluit van 5 oktober 2000 en die opgeheven wordt door dit besluit, blijft van toepassing voor de gevolgen van de niet betaling van de bijdragen voor deze diensten die betrekking hebben op maanden die de inwerkingtreding van dit besluit voorafgaan.
Art.5. Le présent arrêté entre en vigueur à la date fixée par le Ministre qui a les Affaires sociales dans ses attributions sur la proposition de l'Office de contrôle et au plus tard le 1er janvier 2019.
  Le présent arrêté est applicable à l'appréciation de la qualité de membre d'une société mutualiste concernée en ce qui concerne l'octroi des avantages des services visés à l'article 3, alinéa 1er, b) et c) de la loi du 6 août 1990 en raison d'un événement qui s'est produit à une date à laquelle le présent arrêté était déjà en vigueur et en prenant en considération le paiement des cotisations pour lesdits services à partir de l'entrée en vigueur du présent arrêté.
  La définition de la notion de membre d'une société mutualiste concernée pour les services précités, qui était prévue par l'article 1er, de l'arrêté royal précité du 5 octobre 2000 et qui est abrogée par le présent arrêté, reste d'application en ce qui concerne les conséquences du non-paiement des cotisations pour lesdits services relatives à des mois qui précèdent l'entrée en vigueur du présent arrêté.
Art. 6. De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 6. Le ministre qui a les Affaires sociales dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.