Artikel 1. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 september 1991 betreffende de vuurwapens met historische, folkloristische of decoratieve waarde en de vuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt, gewijzigd door het koninklijk besluit van 29 december 2006, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende:
" § 4. De proefbank voor vuurwapens gaat pas over tot de operaties bedoeld in paragraaf 1 op vertoon van een attest, waarvan het model is opgenomen in bijlage 3 van dit besluit, afgeleverd door de lokale politie bevoegd voor de verblijfplaats van de verzoeker. Dit attest vermeldt dat het wapen niet staat geseind of dat de reden voor de seining niet langer actueel is en dat het wapen door verzoeker rechtmatig voorhanden werd gehouden zodat tot neutralisering mag worden overgegaan.
In geval de verzoeker in België geen verblijfplaats heeft, wordt het in het eerste lid bedoelde attest afgeleverd door een bevoegde politiedienst van het land van de verblijfplaats. In zulks geval gaat de proefbank voor vuurwapens pas over tot de operaties bedoeld in paragraaf 1 op vertoon van dit buitenlands attest en na controle dat het wapen niet staat geseind in het centraal wapenregister.
De proefbank voor vuurwapens brengt naargelang het geval de bevoegde lokale politiedienst of de bevoegde politiedienst van het land van de verblijfplaats op de hoogte van de neutralisering van het wapen. De proefbank registreert dit vervolgens in het centraal wapenregister.".
Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
26 FEBRUARI 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse koninklijke besluiten ter uitvoering van de wapenwet, betreffende de uitlening, de neutralisering en de vernietiging van vuurwapens en tot bepaling van de procedure bedoeld in artikel 45/1 van de wapenwet(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-02-2018 en tekstbijwerking tot 14-12-2018)
Titre
26 FEVRIER 2018. - Arrêté royal modifiant divers arrêtés royaux portant exécution de la loi sur les armes, concernant le prêt, la neutralisation et la destruction d'armes et fixant la procédure visée à l'article 45/1 de la loi sur les armes(NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 28-02-2018 et mise à jour au 14-12-2018)
Informations sur le document
Numac: 2018011030
Datum: 2018-02-26
Info du document
Numac: 2018011030
Date: 2018-02-26
Table des matières
Tekst (22)
Texte (22)
HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 20 september 1991 betreffende de vuurwapens met historische, folkloristische of decoratieve waarde en de vuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt
CHAPITRE 1er. - Modifications de l'arrêté royal du 20 septembre 1991 relatif aux armes à feu d'intérêt historique, folklorique ou décoratif et aux armes à feu rendues inaptes au tir
Article 1er. L'article 2 de l'arrêté royal du 20 septembre 1991 relatif aux armes à feu d'intérêt historique, folklorique ou décoratif et aux armes à feu rendues inaptes au tir, modifié par l'arrêté royal du 29 décembre 2006, est complété par un paragraphe 4 rédigé comme suit :
" § 4. Le banc d'épreuves des armes à feu ne procède aux opérations visées au paragraphe 1er que sur présentation d'une attestation, dont le modèle est repris à l'annexe 3 de cet arrêté, délivrée par la police locale compétente pour la résidence du requérant. Cette attestation indique que l'arme n'est pas signalée ou que le motif du signalement n'est plus d'actualité et que l'arme était détenue légitimement par le requérant, de sorte qu'il peut être procédé à la neutralisation.
Dans le cas où le requérant n'a pas de résidence en Belgique, l'attestation mentionnée à l'alinéa 1er est délivrée par un service de police compétent du pays de résidence. Dans ce cas, le Banc d'épreuve des armes à feu procède uniquement aux opérations visées au paragraphe 1 sur présentation de cette attestation étrangère et après vérification que l'arme n'est pas signalée dans le registre central des armes.
Le banc d'épreuves des armes à feu informe selon le cas le service de police locale compétent ou le service de police compétent du pays de résidence de la neutralisation de l'arme. Le banc d'épreuves l'enregistre ensuite dans le registre central des armes à feu. ".
" § 4. Le banc d'épreuves des armes à feu ne procède aux opérations visées au paragraphe 1er que sur présentation d'une attestation, dont le modèle est repris à l'annexe 3 de cet arrêté, délivrée par la police locale compétente pour la résidence du requérant. Cette attestation indique que l'arme n'est pas signalée ou que le motif du signalement n'est plus d'actualité et que l'arme était détenue légitimement par le requérant, de sorte qu'il peut être procédé à la neutralisation.
Dans le cas où le requérant n'a pas de résidence en Belgique, l'attestation mentionnée à l'alinéa 1er est délivrée par un service de police compétent du pays de résidence. Dans ce cas, le Banc d'épreuve des armes à feu procède uniquement aux opérations visées au paragraphe 1 sur présentation de cette attestation étrangère et après vérification que l'arme n'est pas signalée dans le registre central des armes.
Le banc d'épreuves des armes à feu informe selon le cas le service de police locale compétent ou le service de police compétent du pays de résidence de la neutralisation de l'arme. Le banc d'épreuves l'enregistre ensuite dans le registre central des armes à feu. ".
Art.2. In hetzelfde besluit wordt als bijlage 3 ingevoegd de bijlage 1 die is gevoegd bij voorliggend besluit.
Art.2. Dans le même arrêté, est ajoutée comme annexe 3, l'annexe 1requi est ajoutée au présent arrêté.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 29 december 2006 tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens
CHAPITRE 2. - Modifications de l'arrêté royal du 29 décembre 2006 exécutant certaines dispositions de la loi du 8 juin 2006 réglant des activités économiques et individuelles avec des armes
Art.3. In artikel 4 van het koninklijk besluit van 29 december 2006 tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het tweede lid wordt opgeheven;
2° het artikel wordt aangevuld als volgt:
"De proefbank voor vuurwapens gaat pas over tot het vernietigen van wapens op vertoon van een formulier model nr. 10 of van een attest, waarvan het model wordt opgenomen in bijlage 1 van dit besluit, afgeleverd door de lokale politie bevoegd voor de verblijfplaats van de verzoeker. Dit attest vermeldt dat het wapen niet staat geseind of dat de reden voor de seining niet langer actueel is en dat het wapen of de lader door de verzoeker rechtmatig voorhanden werd gehouden zodat tot vernietiging mag worden overgegaan.
In geval de verzoeker in België geen verblijfplaats heeft, wordt het in het vierde lid bedoelde attest afgeleverd door een bevoegde politiedienst van het land van de verblijfplaats. In zulks geval gaat de proefbank voor vuurwapens pas over tot de operaties bedoeld in het eerste en tweede lid op vertoon van dit buitenlands attest en na controle dat het wapen niet staat geseind in het centraal wapenregister.
De proefbank voor vuurwapens registreert de vernietiging in het centraal wapenregister.
De directeur van de proefbank voor vuurwapens kan met toestemming van de Minister van Justitie beslissen om zeldzame en interessante exemplaren op grond van wetenschappelijke, didactische of historische redenen niet te vernietigen. Deze worden bezorgd aan politiescholen, wetenschappelijke instellingen of openbare musea die hierom verzoeken.".
1° het tweede lid wordt opgeheven;
2° het artikel wordt aangevuld als volgt:
"De proefbank voor vuurwapens gaat pas over tot het vernietigen van wapens op vertoon van een formulier model nr. 10 of van een attest, waarvan het model wordt opgenomen in bijlage 1 van dit besluit, afgeleverd door de lokale politie bevoegd voor de verblijfplaats van de verzoeker. Dit attest vermeldt dat het wapen niet staat geseind of dat de reden voor de seining niet langer actueel is en dat het wapen of de lader door de verzoeker rechtmatig voorhanden werd gehouden zodat tot vernietiging mag worden overgegaan.
In geval de verzoeker in België geen verblijfplaats heeft, wordt het in het vierde lid bedoelde attest afgeleverd door een bevoegde politiedienst van het land van de verblijfplaats. In zulks geval gaat de proefbank voor vuurwapens pas over tot de operaties bedoeld in het eerste en tweede lid op vertoon van dit buitenlands attest en na controle dat het wapen niet staat geseind in het centraal wapenregister.
De proefbank voor vuurwapens registreert de vernietiging in het centraal wapenregister.
De directeur van de proefbank voor vuurwapens kan met toestemming van de Minister van Justitie beslissen om zeldzame en interessante exemplaren op grond van wetenschappelijke, didactische of historische redenen niet te vernietigen. Deze worden bezorgd aan politiescholen, wetenschappelijke instellingen of openbare musea die hierom verzoeken.".
Art.3. Dans l'article 4 de l'arrêté royal du 29 décembre 2006 exécutant certaines dispositions de la loi du 8 juin 2006 réglant des activités économiques et individuelles avec des armes, les modifications suivantes sont apportées :
1° le deuxième alinéa est abrogé ;
2° l'article est complété comme suit :
" Le banc d'épreuves des armes à feu ne procède à la destruction d'armes que sur présentation d'un formulaire modèle n° 10 ou d'une attestation, dont le modèle est repris en annexe 1rede cet arrêté, délivrée par la police locale compétente pour la résidence du requérant. Cette attestation indique que l'arme n'est pas signalée ou que le motif du signalement n'est plus d'actualité et que l'arme était détenue légitimement par le requérant, de sorte qu'il peut être procédé à la destruction.
Dans le cas où le requérant n'a pas de résidence en Belgique, l'attestation mentionnée à l'alinéa 4 est délivrée par un service de police compétent du pays de résidence. Dans ce cas, le Banc d'épreuve des armes à feu procède uniquement aux opérations visées aux alinéas 1er et 2 sur présentation de cette attestation étrangère et après vérification que l'arme n'est pas signalé dans le registre central des armes.
Le banc d'épreuves des armes à feu enregistre la destruction dans le registre central des armes.
Le directeur du banc d'épreuves des armes à feu peut, avec l'autorisation du ministre de la Justice, décider de ne pas détruire des exemplaires rares et intéressants pour des motifs scientifiques, didactiques ou historiques. Ceux-ci sont remis à des écoles de police, à des établissements scientifiques ou à des musées publics qui en font la demande. ".
1° le deuxième alinéa est abrogé ;
2° l'article est complété comme suit :
" Le banc d'épreuves des armes à feu ne procède à la destruction d'armes que sur présentation d'un formulaire modèle n° 10 ou d'une attestation, dont le modèle est repris en annexe 1rede cet arrêté, délivrée par la police locale compétente pour la résidence du requérant. Cette attestation indique que l'arme n'est pas signalée ou que le motif du signalement n'est plus d'actualité et que l'arme était détenue légitimement par le requérant, de sorte qu'il peut être procédé à la destruction.
Dans le cas où le requérant n'a pas de résidence en Belgique, l'attestation mentionnée à l'alinéa 4 est délivrée par un service de police compétent du pays de résidence. Dans ce cas, le Banc d'épreuve des armes à feu procède uniquement aux opérations visées aux alinéas 1er et 2 sur présentation de cette attestation étrangère et après vérification que l'arme n'est pas signalé dans le registre central des armes.
Le banc d'épreuves des armes à feu enregistre la destruction dans le registre central des armes.
Le directeur du banc d'épreuves des armes à feu peut, avec l'autorisation du ministre de la Justice, décider de ne pas détruire des exemplaires rares et intéressants pour des motifs scientifiques, didactiques ou historiques. Ceux-ci sont remis à des écoles de police, à des établissements scientifiques ou à des musées publics qui en font la demande. ".
Art.4. In hoofdstuk 6 van hetzelfde besluit wordt een artikel 16/1 ingevoegd, luidende:
"Art. 16/1. De procedure bedoeld in artikel 45/1 van de Wapenwet verloopt zoals hierna bepaald.
§ 1. De aangifte van vergunningsplichtige wapens, munitie of laders vindt plaats bij de lokale politie bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever.
De aangever begeeft zich met het ongeladen, gedemonteerde en verpakte wapen of de lege en verpakte lader of de afzonderlijk van het wapen verpakte munitie naar de lokale politie bevoegd voor zijn verblijfplaats, na voorafgaande kennisgeving.
§ 2. Indien tijdens de aangifteperiode bepaald in paragraaf 9 een vergunningsplichtig wapen, munitie of een lader wordt aangegeven, overhandigt de lokale politie bevoegd voor de verblijfplaats aan de betrokkene een aangiftebewijs dat wordt gedateerd en ondertekend door beide partijen of hun gemachtigden. Het aangiftebewijs wordt, naargelang het geval, omschreven in de volgende paragrafen, opgemaakt volgens het formulier model nr. 6A, waarvan het model wordt opgenomen in bijlage 2 van dit besluit, of het formulier nr. 10A, waarvan het model wordt opgenomen in bijlage 3 bij dit besluit.
§ 3. De lokale politie van de verblijfplaats kan het wapen in beslag nemen indien uit de controle, uitgevoerd naar aanleiding van de aangifte, blijkt dat het wapen staat geseind, tenzij de reden van de seining niet langer actueel is. De lokale politie levert in zulks geval bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 10A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. Op het aangiftebewijs wordt aangeduid dat het wapen in beslag wordt genomen omdat het staat geseind.
§ 4. De lokale politie van de verblijfplaats kan het wapen, de munitie of de lader in beslag nemen indien uit de controle, uitgevoerd naar aanleiding van de aangifte, blijkt dat de aangever niet voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 45/1, § 4 van de Wapenwet. In zulks geval levert de lokale politie bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 10A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. Op het aangiftebewijs wordt aangeduid dat het wapen, de munitie of de lader in beslag wordt genomen omdat de aangever niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 45/1, § 4 van de Wapenwet.
§ 5. De aangifte met het oog op de aanvraag van een erkenning, een vergunning of een registratie verloopt als volgt:
Indien de aangever een erkend persoon is bedoeld in artikel 5 van de Wapenwet die zijn erkenning formulier model nr. 2 wenst uit te breiden naar laders of indien de aangever een erkenning formulier model nr. 2 overeenkomstig artikel 5 van de Wapenwet wenst te verkrijgen die geldig is voor laders, dient hij hiertoe een aanvraag in bij de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats.
Indien het vorige lid niet van toepassing is, wordt het wapen door de lokale politie van de verblijfplaats op naam van de aangever geregistreerd in het centraal wapenregister. De lokale politie levert bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 6A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever.
De aangever die niet onder het tweede lid valt en die houder is van een jachtverlof of een sportschutterslicentie en het wapen naargelang het geval wordt bedoeld in artikel 12, eerste lid, 1° of 2° van de Wapenwet, ontvangt een aangiftebewijs waarop wordt aangeduid dat een registratie op basis van een formulier model nr. 9 wordt gevraagd. Hij mag het wapen voorhanden houden in afwachting van de ontvangst van het formulier model nr. 9.
De aangever die niet onder het tweede lid valt en die geen houder is van een jachtverlof of een sportschutterslicentie, waarvan het wapen naargelang het geval niet overeenstemt met deze bedoeld in artikel 12, eerste lid, 1° of 2° van de Wapenwet, ontvangt een aangiftebewijs waarop wordt aangeduid dat een erkenning formulier model nr. 3 of een vergunning formulier model nr. 4 wordt aangevraagd. De lokale politie stuurt het aangiftebewijs, dat geldt als aanvraag van een erkenning of een vergunning, door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever of - in geval een erkenning wordt gevraagd - de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats. Het aangiftebewijs vermeldt het resultaat van het controleonderzoek dat de lokale politie in zulks geval uitvoert alsook de plaats waar het wapen zal worden bewaard in afwachting van de beslissing van de gouverneur. Tijdens dit controleonderzoek gaat de lokale politie na of de aangever meerderjarig is, geen veroordelingen heeft opgelopen zoals bedoeld in artikel 5, § 4 van de Wapenwet en of er geen redenen van openbare orde bestaan, die zouden leiden tot de intrekking van de erkenning of de vergunning.
In geval het controleonderzoek van de lokale politie gunstig is, mag de aangever het wapen, de munitie of de lader voorhanden houden in afwachting van de beslissing van de gouverneur inzake zijn aanvraag van een erkenning of een vergunning. Het aangiftebewijs geldt als voorlopige erkenning of vergunning.
In geval het controleonderzoek ongunstig is, wordt het wapen, de lader of de munitie in bewaring gegeven bij de lokale politie of bij een persoon die gerechtigd is het voorhanden te hebben of daarvoor is erkend, vanaf de dag van de aangifte tot het verkrijgen van de gevraagde erkenning of vergunning of tot de weigering ervan door de gouverneur.
De weigering van de aanvraag van de erkenning of vergunning wordt per aangetekend schrijven door de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever aan hem meegedeeld. De beslissing is met redenen omkleed en vermeldt dat de aangever het wapen, de lader of de munitie binnen drie maanden te rekenen vanaf de dag waarop hij kennisnam van de weigeringsbeslissing één van volgende bestemmingen moet geven:
- het wapen of de lader op eigen kosten laten neutraliseren door de proefbank voor vuurwapens;
- het wapen, de lader of de munitie overdragen aan een persoon die gerechtigd is het voorhanden te hebben;
- het wapen, de lader of de munitie afstaan bij de lokale politie van zijn verblijfplaats.
Binnen acht dagen te rekenen vanaf de neutralisering, de overdracht of de afstand stelt de aangever de gouverneur bevoegd voor zijn verblijfplaats hiervan schriftelijk in kennis. Zulks geschiedt door middel van een formulier dat bij de kennisgeving van de weigeringsbeslissing werd gevoegd.
Indien blijkt dat de aangever het wapen, de lader of de munitie binnen de periode van drie maanden niet één van deze drie bestemmingen heeft gegeven of indien hij hiervan geen tijdige schriftelijke kennisgeving heeft gedaan, kan de lokale politie van zijn verblijfplaats het wapen, de munitie of de lader in beslag nemen.
§ 6. De aangifte met het oog op de neutralisering van het wapen of de lader verloopt als volgt:
Het wapen wordt door de lokale politie van de verblijfplaats op naam van de aangever geregistreerd in het centraal wapenregister. De lokale politie levert bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 6A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. Op het aangiftebewijs wordt aangeduid dat het wapen of de lader zal worden geneutraliseerd door de proefbank voor vuurwapens.
De aangever mag het wapen of de lader voorhanden houden in afwachting van de neutralisering ervan.
Het aangiftebewijs vermeldt dat het wapen of de lader binnen drie maanden na aangifte ervan moet geneutraliseerd worden door de proefbank voor vuurwapens. In afwijking van artikel 2, § 4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 september 1991 betreffende de vuurwapens met historische, folkloristische of decoratieve waarde en de vuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt, gaat de proefbank voor vuurwapens over tot de neutralisering op vertoon van dit aangiftebewijs, informeert zij de lokale politie van de verblijfplaats dat het wapen of de lader werd geneutraliseerd en registreert zij de neutralisering van het wapen in het centraal wapenregister.
Indien het wapen of de lader binnen de termijn bedoeld in het vierde lid niet werd geneutraliseerd door de proefbank voor vuurwapens, kan de lokale politie van de verblijfplaats het in beslag nemen.
§ 7. De aangifte met het oog op de overdracht van het wapen, de lader of de munitie aan een daartoe gemachtigd of erkend persoon verloopt als volgt:
Het wapen wordt door de lokale politie van de verblijfplaats op naam van de aangever geregistreerd in het centraal wapenregister. De lokale politie levert bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 6A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. Op het aangiftebewijs wordt aangeduid dat de overdracht van het wapen, de munitie of de lader wordt gevraagd.
De aangever mag het wapen, de munitie of de lader voorhanden houden in afwachting van de overdracht ervan.
Het aangiftebewijs vermeldt dat ofwel het wapen, de lader of de munitie binnen drie maanden na de aangifte ervan moet worden overgedragen aan een persoon die gemachtigd is het voorhanden te hebben of daarvoor is erkend, ofwel binnen die termijn de overnemer de aanvraag tot het verkrijgen van de nodige erkenning of vergunning moet indienen.
Indien de voorwaarden bedoeld in het vierde lid niet werden nageleefd, kan het wapen, de munitie of de lader door de lokale politie van de verblijfplaats in beslag worden genomen.
§ 8. De aangifte met het oog op de afstand van het wapen, de lader of de munitie verloopt als volgt:
Het wapen wordt door de lokale politie van de verblijfplaats op naam van de aangever geregistreerd in het centraal wapenregister. De lokale politie levert bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 10A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. Het aangiftebewijs vermeldt dat het wapen, de lader of de munitie vrijwillig werd afgestaan. In afwijking van artikel 4, vierde lid, van het koninklijk besluit van 29 december 2006 tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, gaat de proefbank voor vuurwapens over tot de vernietiging op vertoon van dit aangiftebewijs.
§ 9. De aangifte is mogelijk vanaf 1 maart 2018 en moet ten laatste geschieden op 31 december 2018.
Elke aanvraag van een erkenning bedoeld in artikel 6 van de Wapenwet, van een vergunning bedoeld in artikel 11 van de Wapenwet of van een registratie bedoeld in artikel 12, derde lid van de Wapenwet, gedaan naar aanleiding van een aangifte die plaatsvond na 31 december 2018, is onontvankelijk. Het bewijs van de tijdigheid en bijgevolg ontvankelijkheid van de aangifte wordt uitsluitend geleverd door een gedateerd en door beide partijen of hun gemachtigden ondertekend aangiftebewijs bedoeld in paragraaf 2.
De lokale politie van de verblijfplaats kan het wapen, de lader of de munitie dat het voorwerp uitmaakt van een onontvankelijke aanvraag ten gevolge van een te laat ingediende aangifte in beslag nemen.
§ 10. De directeur van de proefbank voor vuurwapens kan of de politiediensten kunnen met toestemming van de Minister van Justitie beslissen om zeldzame en interessante exemplaren op grond van wetenschappelijke, didactische of historische redenen niet te vernietigen. Deze worden bezorgd aan politiescholen, wetenschappelijke instellingen of openbare musea die hierom verzoeken.
§ 11. De gouverneurs bezorgen op het einde van de aangifteperiode aan de Minister van Justitie een verslag met gegevens over de in de periode omschreven in paragraaf 9 ingeleverde wapens, munitie en laders op basis van de modellen 6A en 10A die zij hebben ontvangen.".
"Art. 16/1. De procedure bedoeld in artikel 45/1 van de Wapenwet verloopt zoals hierna bepaald.
§ 1. De aangifte van vergunningsplichtige wapens, munitie of laders vindt plaats bij de lokale politie bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever.
De aangever begeeft zich met het ongeladen, gedemonteerde en verpakte wapen of de lege en verpakte lader of de afzonderlijk van het wapen verpakte munitie naar de lokale politie bevoegd voor zijn verblijfplaats, na voorafgaande kennisgeving.
§ 2. Indien tijdens de aangifteperiode bepaald in paragraaf 9 een vergunningsplichtig wapen, munitie of een lader wordt aangegeven, overhandigt de lokale politie bevoegd voor de verblijfplaats aan de betrokkene een aangiftebewijs dat wordt gedateerd en ondertekend door beide partijen of hun gemachtigden. Het aangiftebewijs wordt, naargelang het geval, omschreven in de volgende paragrafen, opgemaakt volgens het formulier model nr. 6A, waarvan het model wordt opgenomen in bijlage 2 van dit besluit, of het formulier nr. 10A, waarvan het model wordt opgenomen in bijlage 3 bij dit besluit.
§ 3. De lokale politie van de verblijfplaats kan het wapen in beslag nemen indien uit de controle, uitgevoerd naar aanleiding van de aangifte, blijkt dat het wapen staat geseind, tenzij de reden van de seining niet langer actueel is. De lokale politie levert in zulks geval bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 10A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. Op het aangiftebewijs wordt aangeduid dat het wapen in beslag wordt genomen omdat het staat geseind.
§ 4. De lokale politie van de verblijfplaats kan het wapen, de munitie of de lader in beslag nemen indien uit de controle, uitgevoerd naar aanleiding van de aangifte, blijkt dat de aangever niet voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 45/1, § 4 van de Wapenwet. In zulks geval levert de lokale politie bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 10A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. Op het aangiftebewijs wordt aangeduid dat het wapen, de munitie of de lader in beslag wordt genomen omdat de aangever niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 45/1, § 4 van de Wapenwet.
§ 5. De aangifte met het oog op de aanvraag van een erkenning, een vergunning of een registratie verloopt als volgt:
Indien de aangever een erkend persoon is bedoeld in artikel 5 van de Wapenwet die zijn erkenning formulier model nr. 2 wenst uit te breiden naar laders of indien de aangever een erkenning formulier model nr. 2 overeenkomstig artikel 5 van de Wapenwet wenst te verkrijgen die geldig is voor laders, dient hij hiertoe een aanvraag in bij de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats.
Indien het vorige lid niet van toepassing is, wordt het wapen door de lokale politie van de verblijfplaats op naam van de aangever geregistreerd in het centraal wapenregister. De lokale politie levert bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 6A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever.
De aangever die niet onder het tweede lid valt en die houder is van een jachtverlof of een sportschutterslicentie en het wapen naargelang het geval wordt bedoeld in artikel 12, eerste lid, 1° of 2° van de Wapenwet, ontvangt een aangiftebewijs waarop wordt aangeduid dat een registratie op basis van een formulier model nr. 9 wordt gevraagd. Hij mag het wapen voorhanden houden in afwachting van de ontvangst van het formulier model nr. 9.
De aangever die niet onder het tweede lid valt en die geen houder is van een jachtverlof of een sportschutterslicentie, waarvan het wapen naargelang het geval niet overeenstemt met deze bedoeld in artikel 12, eerste lid, 1° of 2° van de Wapenwet, ontvangt een aangiftebewijs waarop wordt aangeduid dat een erkenning formulier model nr. 3 of een vergunning formulier model nr. 4 wordt aangevraagd. De lokale politie stuurt het aangiftebewijs, dat geldt als aanvraag van een erkenning of een vergunning, door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever of - in geval een erkenning wordt gevraagd - de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats. Het aangiftebewijs vermeldt het resultaat van het controleonderzoek dat de lokale politie in zulks geval uitvoert alsook de plaats waar het wapen zal worden bewaard in afwachting van de beslissing van de gouverneur. Tijdens dit controleonderzoek gaat de lokale politie na of de aangever meerderjarig is, geen veroordelingen heeft opgelopen zoals bedoeld in artikel 5, § 4 van de Wapenwet en of er geen redenen van openbare orde bestaan, die zouden leiden tot de intrekking van de erkenning of de vergunning.
In geval het controleonderzoek van de lokale politie gunstig is, mag de aangever het wapen, de munitie of de lader voorhanden houden in afwachting van de beslissing van de gouverneur inzake zijn aanvraag van een erkenning of een vergunning. Het aangiftebewijs geldt als voorlopige erkenning of vergunning.
In geval het controleonderzoek ongunstig is, wordt het wapen, de lader of de munitie in bewaring gegeven bij de lokale politie of bij een persoon die gerechtigd is het voorhanden te hebben of daarvoor is erkend, vanaf de dag van de aangifte tot het verkrijgen van de gevraagde erkenning of vergunning of tot de weigering ervan door de gouverneur.
De weigering van de aanvraag van de erkenning of vergunning wordt per aangetekend schrijven door de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever aan hem meegedeeld. De beslissing is met redenen omkleed en vermeldt dat de aangever het wapen, de lader of de munitie binnen drie maanden te rekenen vanaf de dag waarop hij kennisnam van de weigeringsbeslissing één van volgende bestemmingen moet geven:
- het wapen of de lader op eigen kosten laten neutraliseren door de proefbank voor vuurwapens;
- het wapen, de lader of de munitie overdragen aan een persoon die gerechtigd is het voorhanden te hebben;
- het wapen, de lader of de munitie afstaan bij de lokale politie van zijn verblijfplaats.
Binnen acht dagen te rekenen vanaf de neutralisering, de overdracht of de afstand stelt de aangever de gouverneur bevoegd voor zijn verblijfplaats hiervan schriftelijk in kennis. Zulks geschiedt door middel van een formulier dat bij de kennisgeving van de weigeringsbeslissing werd gevoegd.
Indien blijkt dat de aangever het wapen, de lader of de munitie binnen de periode van drie maanden niet één van deze drie bestemmingen heeft gegeven of indien hij hiervan geen tijdige schriftelijke kennisgeving heeft gedaan, kan de lokale politie van zijn verblijfplaats het wapen, de munitie of de lader in beslag nemen.
§ 6. De aangifte met het oog op de neutralisering van het wapen of de lader verloopt als volgt:
Het wapen wordt door de lokale politie van de verblijfplaats op naam van de aangever geregistreerd in het centraal wapenregister. De lokale politie levert bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 6A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. Op het aangiftebewijs wordt aangeduid dat het wapen of de lader zal worden geneutraliseerd door de proefbank voor vuurwapens.
De aangever mag het wapen of de lader voorhanden houden in afwachting van de neutralisering ervan.
Het aangiftebewijs vermeldt dat het wapen of de lader binnen drie maanden na aangifte ervan moet geneutraliseerd worden door de proefbank voor vuurwapens. In afwijking van artikel 2, § 4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 september 1991 betreffende de vuurwapens met historische, folkloristische of decoratieve waarde en de vuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt, gaat de proefbank voor vuurwapens over tot de neutralisering op vertoon van dit aangiftebewijs, informeert zij de lokale politie van de verblijfplaats dat het wapen of de lader werd geneutraliseerd en registreert zij de neutralisering van het wapen in het centraal wapenregister.
Indien het wapen of de lader binnen de termijn bedoeld in het vierde lid niet werd geneutraliseerd door de proefbank voor vuurwapens, kan de lokale politie van de verblijfplaats het in beslag nemen.
§ 7. De aangifte met het oog op de overdracht van het wapen, de lader of de munitie aan een daartoe gemachtigd of erkend persoon verloopt als volgt:
Het wapen wordt door de lokale politie van de verblijfplaats op naam van de aangever geregistreerd in het centraal wapenregister. De lokale politie levert bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 6A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. Op het aangiftebewijs wordt aangeduid dat de overdracht van het wapen, de munitie of de lader wordt gevraagd.
De aangever mag het wapen, de munitie of de lader voorhanden houden in afwachting van de overdracht ervan.
Het aangiftebewijs vermeldt dat ofwel het wapen, de lader of de munitie binnen drie maanden na de aangifte ervan moet worden overgedragen aan een persoon die gemachtigd is het voorhanden te hebben of daarvoor is erkend, ofwel binnen die termijn de overnemer de aanvraag tot het verkrijgen van de nodige erkenning of vergunning moet indienen.
Indien de voorwaarden bedoeld in het vierde lid niet werden nageleefd, kan het wapen, de munitie of de lader door de lokale politie van de verblijfplaats in beslag worden genomen.
§ 8. De aangifte met het oog op de afstand van het wapen, de lader of de munitie verloopt als volgt:
Het wapen wordt door de lokale politie van de verblijfplaats op naam van de aangever geregistreerd in het centraal wapenregister. De lokale politie levert bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 10A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. Het aangiftebewijs vermeldt dat het wapen, de lader of de munitie vrijwillig werd afgestaan. In afwijking van artikel 4, vierde lid, van het koninklijk besluit van 29 december 2006 tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, gaat de proefbank voor vuurwapens over tot de vernietiging op vertoon van dit aangiftebewijs.
§ 9. De aangifte is mogelijk vanaf 1 maart 2018 en moet ten laatste geschieden op 31 december 2018.
Elke aanvraag van een erkenning bedoeld in artikel 6 van de Wapenwet, van een vergunning bedoeld in artikel 11 van de Wapenwet of van een registratie bedoeld in artikel 12, derde lid van de Wapenwet, gedaan naar aanleiding van een aangifte die plaatsvond na 31 december 2018, is onontvankelijk. Het bewijs van de tijdigheid en bijgevolg ontvankelijkheid van de aangifte wordt uitsluitend geleverd door een gedateerd en door beide partijen of hun gemachtigden ondertekend aangiftebewijs bedoeld in paragraaf 2.
De lokale politie van de verblijfplaats kan het wapen, de lader of de munitie dat het voorwerp uitmaakt van een onontvankelijke aanvraag ten gevolge van een te laat ingediende aangifte in beslag nemen.
§ 10. De directeur van de proefbank voor vuurwapens kan of de politiediensten kunnen met toestemming van de Minister van Justitie beslissen om zeldzame en interessante exemplaren op grond van wetenschappelijke, didactische of historische redenen niet te vernietigen. Deze worden bezorgd aan politiescholen, wetenschappelijke instellingen of openbare musea die hierom verzoeken.
§ 11. De gouverneurs bezorgen op het einde van de aangifteperiode aan de Minister van Justitie een verslag met gegevens over de in de periode omschreven in paragraaf 9 ingeleverde wapens, munitie en laders op basis van de modellen 6A en 10A die zij hebben ontvangen.".
Art.4. Dans le chapitre 6 du même arrêté, il est inséré un article 16/1 rédigé comme suit :
" Art. 16/1. La procédure visée à l'article 45/1 de la loi sur les armes se déroule comme indiqué ci-après.
§ 1er. La déclaration d'armes, munitions ou chargeurs soumis à autorisation est faite auprès de la police locale compétente pour la résidence du déclarant.
Le déclarant se rend avec l'arme déchargée, démontée et emballée ou le chargeur vide et emballé ou les munitions emballées séparément de l'arme à la police locale compétente pour sa résidence, après notification préalable.
§ 2. Si durant la période de déclaration prévue au paragraphe 9 une arme, des munitions ou un chargeur soumis à autorisation sont déclarés, la police locale compétente pour la résidence de l'intéressé lui remet un récépissé de déclaration daté et signé par les deux parties ou leurs délégués. Le récépissé de déclaration est établi, selon le cas défini dans les paragraphes suivants, conformément (au formulaire modèle n° 6A, dont le modèle est repris en annexe 2 de cet arrêté ou au formulaire modèle n° 10A, dont le modèle est repris en annexe 3 de cet arrêté.
§ 3. La police locale de la résidence peut saisir l'arme s'il ressort du contrôle effectué à la suite de la déclaration que l'arme est signalée, sauf si le motif du signalement n'est plus actuel. En pareil cas, la police locale remet à titre de récépissé de déclaration un formulaire n° 10A et en expédie une copie au gouverneur compétent pour la résidence du déclarant. Sur le récépissé de déclaration, il est indiqué que l'arme est saisie parce qu'elle est signalée.
§ 4. La police locale de la résidence peut saisir l'arme, les munitions ou le chargeur. s'il ressort du contrôle, effectué à la suite de la déclaration, que le déclarant ne satisfait pas aux conditions prévues à l'article 45/1, § 4 de la loi sur les armes. Dans ce cas, la police locale remet à titre de récépissé de déclaration un formulaire n° 10A et en expédie une copie au gouverneur compétent pour la résidence du déclarant. Sur le récépissé de déclaration, il est indiqué que l'arme, les munitions ou le chargeur sont saisis parce que le déclarant ne satisfait pas aux conditions prévues à l'article 45/1, § 4, de la loi sur les armes.
§ 5. La déclaration en vue d'une demande d'agrément, d'autorisation ou d'enregistrement s'effectue comme suit :
Si le déclarant est une personne agréée conformément à l'article 5 de la Loi sur les armes et qu'il souhaite étendre son certificat d'agrément modèle n° 2 aux chargeurs ou si le déclarant souhaite recevoir un certificat d'agrément modèle 2 conformément à l'article 5 de la Loi sur les armes qui vaut pour les chargeurs, il doit, à cette fin, introduire une demande auprès du gouverneur compétent pour le lieu de résidence.
Si l'alinéa précédent n'est pas d'application, l'arme est enregistrée dans le registre central des armes au nom du déclarant par la police locale de la résidence. La police locale remet à titre de récépissé de déclaration un formulaire n° 6A et en expédie une copie au gouverneur compétent pour la résidence du déclarant.
Le déclarant qui ne tombe pas sous le deuxième alinéa et qui est titulaire d'un permis de chasse ou d'une licence de tireur sportif et que l'arme est visée selon le cas à l'article 12, alinéa 1er, 1° ou 2°, de la loi sur les armes, reçoit un récépissé de déclaration sur lequel il est indiqué qu'un enregistrement est demandé sur la base d'un formulaire modèle n° 9. Il peut détenir l'arme dans l'attente de la réception du formulaire n° 9.
Le déclarant qui ne tombe pas sous le deuxième alinéa et qui n'est pas titulaire d'un permis de chasse ou d'une licence de tireur sportif et dont l'arme ne correspond pas à celles visées selon le cas à l'article 12, alinéa 1er, 1° ou 2°, de la loi sur les armes, reçoit un récépissé de déclaration sur lequel il est indiqué qu'un agrément est demandé sur la base d'un formulaire modèle n° 3 ou une autorisation sur la base d'un formulaire n° 4. La police locale transmet le récépissé de déclaration, qui a valeur de demande d'agrément ou d'autorisation, au gouverneur compétent pour la résidence du déclarant ou - en cas de demande d'agrément - au gouverneur compétent pour le lieu d'établissement. Le récépissé de déclaration mentionne le résultat de l'enquête de contrôle que la police locale effectue en pareil cas ainsi que le lieu où l'arme sera déposée dans l'attente de la décision du gouverneur. Durant cette enquête de contrôle, la police locale vérifie si le déclarant est majeur, s'il pas encouru de condamnation visée à l'article 5, § 4, de la loi sur les armes et s'il n'existe aucun motif d'ordre public donnant lieu au retrait de l'agrément ou de l'autorisation.
Dans le cas où l'enquête de contrôle de la police locale est favorable, le déclarant peut détenir l'arme, les munitions ou le chargeur dans l'attente de la décision du gouverneur relative à sa demande d'agrément ou d'autorisation. Le récépissé de déclaration a valeur d'agrément ou d'autorisation provisoire.
Dans le cas où l'enquête de contrôle est défavorable l'arme, le chargeur ou les munitions sont déposés à la police locale ou chez une personne autorisée à les détenir ou agréée à cet effet, dès le jour de la déclaration jusqu'à l'obtention de l'agrément ou de l'autorisation demandés ou jusqu'à leur refus par le gouverneur.
Le refus de la demande d'agrément ou d'autorisation est communiqué au déclarant par lettre recommandée par le gouverneur compétent pour sa résidence. La décision est motivée et indique que dans les trois mois à compter du jour où il a pris connaissance de la décision de refus, le déclarant doit donner une des destinations suivantes à l'arme, au chargeur ou aux munitions :
- faire neutraliser l'arme ou le chargeur à ses frais par le banc d'épreuves des armes à feu ;
- céder l'arme, le chargeur ou les munitions à une personne autorisée à les détenir ;
- faire abandon de l'arme, du chargeur ou des munitions auprès de la police locale de sa résidence.
Dans les huit jours à compter de la neutralisation, de la cession ou de l'abandon, le déclarant en informe par écrit le gouverneur compétent pour sa résidence. Cette information est faite par un formulaire joint à la notification de la décision de refus.
Si à l'issue de cette période de trois mois le déclarant n'a pas donné une de ces destinations à l'arme, aux munitions ou au chargeur ou n'en a pas fait la notification par écrit à temps, la police locale du lieu de résidence peut saisir l'arme, les munitions ou le chargeur.
§ 6. La déclaration en vue de la neutralisation de l'arme ou du chargeur s'effectue comme suit :
L'arme est enregistrée dans le registre central des armes au nom du déclarant par la police locale de la résidence. La police locale remet à titre de récépissé de déclaration un formulaire n° 6A et en expédie une copie au gouverneur compétent pour la résidence du déclarant. Sur le récépissé de déclaration, il est indiqué que l'arme ou le chargeur va être neutralisé (e) par le banc d'épreuves des armes à feu.
Le déclarant peut détenir l'arme ou le chargeur dans l'attente de sa neutralisation.
Le récépissé de déclaration mentionne que le banc d'épreuves des armes à feu doit neutraliser l'arme ou le chargeur dans les trois mois de leur déclaration. Par dérogation à l'article 2, § 4, alinéa 1er, de l'arrêté royal du 20 septembre 1991 relatif aux armes à feu d'intérêt historique, folklorique ou décoratif et aux armes à feu rendues inaptes au tir, le banc d'épreuves des armes à feu procède à la neutralisation sur présentation de ce récépissé de déclaration, informe la police locale de la résidence que l'arme ou le chargeur a été neutralisé et enregistre la neutralisation de l'arme dans le registre central des armes à feu.
Si l'arme ou le chargeur n'a pas été neutralisé par le banc d'épreuves des armes à feu dans le délai visé à l'alinéa quatre, la police locale du lieu de résidence peut saisir l'arme, les munitions ou le chargeur.
§ 7. La déclaration en vue de la cession de l'arme, du chargeur ou des munitions au banc d'épreuves des armes à feu s'effectue comme suit :
L'arme est enregistrée dans le registre central des armes au nom du déclarant par la police locale de la résidence. La police locale remet à titre de récépissé de déclaration un formulaire n° 6A et en expédie une copie au gouverneur compétent pour la résidence du déclarant. Sur le récépissé de déclaration, il est indiqué que la cession de l'arme, des munitions ou du chargeur est demandée.
Le déclarant peut détenir l'arme, les munitions ou le chargeur dans l'attente de leur cession.
Le récépissé de déclaration mentionne que soit l'arme, le chargeur ou les munitions doivent être cédés dans les trois mois de leur déclaration à une personne autorisée à les détenir ou agréée à cet effet, soit le cessionnaire doit soumettre dans ce délai la demande d'obtenir l'agrément ou l'autorisation nécessaire.
Si les conditions visées à l'alinéa quatre n'ont pas été respectées, la police locale du lieu de résidence peut saisir l'arme, les munitions ou le chargeur.
§ 8. La déclaration en vue de l'abandon de l'arme, du chargeur ou des munitions s'effectue comme suit :
L'arme est enregistrée dans le registre central des armes au nom du déclarant par la police locale de la résidence. La police locale remet à titre de récépissé de déclaration un formulaire n° 10A et en expédie une copie au gouverneur compétent pour la résidence du déclarant. Le récépissé de déclaration mentionne que l'arme, le chargeur ou les munitions ont fait l'objet d'un abandon volontaire. Par dérogation à l'article 4, alinéa 4, de l'arrêté royal du 29 décembre 2006 exécutant certaines dispositions de la loi du 8 juin 2006 réglant des activités économiques et individuelles avec des armes, le Banc d'épreuves des armes à feu procèdera à la destruction sur présentation de ce récépissé de déclaration.
§ 9. La déclaration est possible à partir du 1er mars 2018 et doit intervenir au plus tard le 31 décembre 2018.
Toute demande d'agrément visée à l'article 6 de la loi sur les armes, d'autorisation visée à l'article 11 de la loi sur les armes ou d'enregistrement visé à l'article 12, alinéa 3, de la loi sur les armes, faite à la suite d'une déclaration intervenue après le 31 décembre 2018 est irrecevable. La preuve du respect des délais et par conséquent de la recevabilité de la déclaration est uniquement apportée par un récépissé de déclaration daté et signé par les deux parties ou leurs délégués visé au paragraphe 2.
La police locale du lieu de résidence peut saisir l'arme, le chargeur ou les munitions qui font l'objet d'une demande irrecevable à la suite d'une déclaration introduite trop tard.
§ 10. Le directeur du banc d'épreuves des armes à feu ou les services de police peuvent, avec l'autorisation du ministre de la Justice, décider de ne pas détruire des exemplaires rares et intéressants pour des motifs scientifiques, didactiques ou historiques. Ceux-ci sont remis à des écoles de police, à des établissements scientifiques ou à des musées publics qui en font la demande.
§ 11. A l'issue de la période de déclaration, les gouverneurs remettent au ministre de la Justice un rapport contenant des informations sur les armes, munitions et chargeurs remis durant la période définie au paragraphe 9 sur la base des modèles 6A et 10A qu'ils ont reçus.
" Art. 16/1. La procédure visée à l'article 45/1 de la loi sur les armes se déroule comme indiqué ci-après.
§ 1er. La déclaration d'armes, munitions ou chargeurs soumis à autorisation est faite auprès de la police locale compétente pour la résidence du déclarant.
Le déclarant se rend avec l'arme déchargée, démontée et emballée ou le chargeur vide et emballé ou les munitions emballées séparément de l'arme à la police locale compétente pour sa résidence, après notification préalable.
§ 2. Si durant la période de déclaration prévue au paragraphe 9 une arme, des munitions ou un chargeur soumis à autorisation sont déclarés, la police locale compétente pour la résidence de l'intéressé lui remet un récépissé de déclaration daté et signé par les deux parties ou leurs délégués. Le récépissé de déclaration est établi, selon le cas défini dans les paragraphes suivants, conformément (au formulaire modèle n° 6A, dont le modèle est repris en annexe 2 de cet arrêté ou au formulaire modèle n° 10A, dont le modèle est repris en annexe 3 de cet arrêté.
§ 3. La police locale de la résidence peut saisir l'arme s'il ressort du contrôle effectué à la suite de la déclaration que l'arme est signalée, sauf si le motif du signalement n'est plus actuel. En pareil cas, la police locale remet à titre de récépissé de déclaration un formulaire n° 10A et en expédie une copie au gouverneur compétent pour la résidence du déclarant. Sur le récépissé de déclaration, il est indiqué que l'arme est saisie parce qu'elle est signalée.
§ 4. La police locale de la résidence peut saisir l'arme, les munitions ou le chargeur. s'il ressort du contrôle, effectué à la suite de la déclaration, que le déclarant ne satisfait pas aux conditions prévues à l'article 45/1, § 4 de la loi sur les armes. Dans ce cas, la police locale remet à titre de récépissé de déclaration un formulaire n° 10A et en expédie une copie au gouverneur compétent pour la résidence du déclarant. Sur le récépissé de déclaration, il est indiqué que l'arme, les munitions ou le chargeur sont saisis parce que le déclarant ne satisfait pas aux conditions prévues à l'article 45/1, § 4, de la loi sur les armes.
§ 5. La déclaration en vue d'une demande d'agrément, d'autorisation ou d'enregistrement s'effectue comme suit :
Si le déclarant est une personne agréée conformément à l'article 5 de la Loi sur les armes et qu'il souhaite étendre son certificat d'agrément modèle n° 2 aux chargeurs ou si le déclarant souhaite recevoir un certificat d'agrément modèle 2 conformément à l'article 5 de la Loi sur les armes qui vaut pour les chargeurs, il doit, à cette fin, introduire une demande auprès du gouverneur compétent pour le lieu de résidence.
Si l'alinéa précédent n'est pas d'application, l'arme est enregistrée dans le registre central des armes au nom du déclarant par la police locale de la résidence. La police locale remet à titre de récépissé de déclaration un formulaire n° 6A et en expédie une copie au gouverneur compétent pour la résidence du déclarant.
Le déclarant qui ne tombe pas sous le deuxième alinéa et qui est titulaire d'un permis de chasse ou d'une licence de tireur sportif et que l'arme est visée selon le cas à l'article 12, alinéa 1er, 1° ou 2°, de la loi sur les armes, reçoit un récépissé de déclaration sur lequel il est indiqué qu'un enregistrement est demandé sur la base d'un formulaire modèle n° 9. Il peut détenir l'arme dans l'attente de la réception du formulaire n° 9.
Le déclarant qui ne tombe pas sous le deuxième alinéa et qui n'est pas titulaire d'un permis de chasse ou d'une licence de tireur sportif et dont l'arme ne correspond pas à celles visées selon le cas à l'article 12, alinéa 1er, 1° ou 2°, de la loi sur les armes, reçoit un récépissé de déclaration sur lequel il est indiqué qu'un agrément est demandé sur la base d'un formulaire modèle n° 3 ou une autorisation sur la base d'un formulaire n° 4. La police locale transmet le récépissé de déclaration, qui a valeur de demande d'agrément ou d'autorisation, au gouverneur compétent pour la résidence du déclarant ou - en cas de demande d'agrément - au gouverneur compétent pour le lieu d'établissement. Le récépissé de déclaration mentionne le résultat de l'enquête de contrôle que la police locale effectue en pareil cas ainsi que le lieu où l'arme sera déposée dans l'attente de la décision du gouverneur. Durant cette enquête de contrôle, la police locale vérifie si le déclarant est majeur, s'il pas encouru de condamnation visée à l'article 5, § 4, de la loi sur les armes et s'il n'existe aucun motif d'ordre public donnant lieu au retrait de l'agrément ou de l'autorisation.
Dans le cas où l'enquête de contrôle de la police locale est favorable, le déclarant peut détenir l'arme, les munitions ou le chargeur dans l'attente de la décision du gouverneur relative à sa demande d'agrément ou d'autorisation. Le récépissé de déclaration a valeur d'agrément ou d'autorisation provisoire.
Dans le cas où l'enquête de contrôle est défavorable l'arme, le chargeur ou les munitions sont déposés à la police locale ou chez une personne autorisée à les détenir ou agréée à cet effet, dès le jour de la déclaration jusqu'à l'obtention de l'agrément ou de l'autorisation demandés ou jusqu'à leur refus par le gouverneur.
Le refus de la demande d'agrément ou d'autorisation est communiqué au déclarant par lettre recommandée par le gouverneur compétent pour sa résidence. La décision est motivée et indique que dans les trois mois à compter du jour où il a pris connaissance de la décision de refus, le déclarant doit donner une des destinations suivantes à l'arme, au chargeur ou aux munitions :
- faire neutraliser l'arme ou le chargeur à ses frais par le banc d'épreuves des armes à feu ;
- céder l'arme, le chargeur ou les munitions à une personne autorisée à les détenir ;
- faire abandon de l'arme, du chargeur ou des munitions auprès de la police locale de sa résidence.
Dans les huit jours à compter de la neutralisation, de la cession ou de l'abandon, le déclarant en informe par écrit le gouverneur compétent pour sa résidence. Cette information est faite par un formulaire joint à la notification de la décision de refus.
Si à l'issue de cette période de trois mois le déclarant n'a pas donné une de ces destinations à l'arme, aux munitions ou au chargeur ou n'en a pas fait la notification par écrit à temps, la police locale du lieu de résidence peut saisir l'arme, les munitions ou le chargeur.
§ 6. La déclaration en vue de la neutralisation de l'arme ou du chargeur s'effectue comme suit :
L'arme est enregistrée dans le registre central des armes au nom du déclarant par la police locale de la résidence. La police locale remet à titre de récépissé de déclaration un formulaire n° 6A et en expédie une copie au gouverneur compétent pour la résidence du déclarant. Sur le récépissé de déclaration, il est indiqué que l'arme ou le chargeur va être neutralisé (e) par le banc d'épreuves des armes à feu.
Le déclarant peut détenir l'arme ou le chargeur dans l'attente de sa neutralisation.
Le récépissé de déclaration mentionne que le banc d'épreuves des armes à feu doit neutraliser l'arme ou le chargeur dans les trois mois de leur déclaration. Par dérogation à l'article 2, § 4, alinéa 1er, de l'arrêté royal du 20 septembre 1991 relatif aux armes à feu d'intérêt historique, folklorique ou décoratif et aux armes à feu rendues inaptes au tir, le banc d'épreuves des armes à feu procède à la neutralisation sur présentation de ce récépissé de déclaration, informe la police locale de la résidence que l'arme ou le chargeur a été neutralisé et enregistre la neutralisation de l'arme dans le registre central des armes à feu.
Si l'arme ou le chargeur n'a pas été neutralisé par le banc d'épreuves des armes à feu dans le délai visé à l'alinéa quatre, la police locale du lieu de résidence peut saisir l'arme, les munitions ou le chargeur.
§ 7. La déclaration en vue de la cession de l'arme, du chargeur ou des munitions au banc d'épreuves des armes à feu s'effectue comme suit :
L'arme est enregistrée dans le registre central des armes au nom du déclarant par la police locale de la résidence. La police locale remet à titre de récépissé de déclaration un formulaire n° 6A et en expédie une copie au gouverneur compétent pour la résidence du déclarant. Sur le récépissé de déclaration, il est indiqué que la cession de l'arme, des munitions ou du chargeur est demandée.
Le déclarant peut détenir l'arme, les munitions ou le chargeur dans l'attente de leur cession.
Le récépissé de déclaration mentionne que soit l'arme, le chargeur ou les munitions doivent être cédés dans les trois mois de leur déclaration à une personne autorisée à les détenir ou agréée à cet effet, soit le cessionnaire doit soumettre dans ce délai la demande d'obtenir l'agrément ou l'autorisation nécessaire.
Si les conditions visées à l'alinéa quatre n'ont pas été respectées, la police locale du lieu de résidence peut saisir l'arme, les munitions ou le chargeur.
§ 8. La déclaration en vue de l'abandon de l'arme, du chargeur ou des munitions s'effectue comme suit :
L'arme est enregistrée dans le registre central des armes au nom du déclarant par la police locale de la résidence. La police locale remet à titre de récépissé de déclaration un formulaire n° 10A et en expédie une copie au gouverneur compétent pour la résidence du déclarant. Le récépissé de déclaration mentionne que l'arme, le chargeur ou les munitions ont fait l'objet d'un abandon volontaire. Par dérogation à l'article 4, alinéa 4, de l'arrêté royal du 29 décembre 2006 exécutant certaines dispositions de la loi du 8 juin 2006 réglant des activités économiques et individuelles avec des armes, le Banc d'épreuves des armes à feu procèdera à la destruction sur présentation de ce récépissé de déclaration.
§ 9. La déclaration est possible à partir du 1er mars 2018 et doit intervenir au plus tard le 31 décembre 2018.
Toute demande d'agrément visée à l'article 6 de la loi sur les armes, d'autorisation visée à l'article 11 de la loi sur les armes ou d'enregistrement visé à l'article 12, alinéa 3, de la loi sur les armes, faite à la suite d'une déclaration intervenue après le 31 décembre 2018 est irrecevable. La preuve du respect des délais et par conséquent de la recevabilité de la déclaration est uniquement apportée par un récépissé de déclaration daté et signé par les deux parties ou leurs délégués visé au paragraphe 2.
La police locale du lieu de résidence peut saisir l'arme, le chargeur ou les munitions qui font l'objet d'une demande irrecevable à la suite d'une déclaration introduite trop tard.
§ 10. Le directeur du banc d'épreuves des armes à feu ou les services de police peuvent, avec l'autorisation du ministre de la Justice, décider de ne pas détruire des exemplaires rares et intéressants pour des motifs scientifiques, didactiques ou historiques. Ceux-ci sont remis à des écoles de police, à des établissements scientifiques ou à des musées publics qui en font la demande.
§ 11. A l'issue de la période de déclaration, les gouverneurs remettent au ministre de la Justice un rapport contenant des informations sur les armes, munitions et chargeurs remis durant la période définie au paragraphe 9 sur la base des modèles 6A et 10A qu'ils ont reçus.
Art.5. De procedure van artikel 4 dient niet te worden toegepast voor de lader die wordt vastgelast aan het voor 8 april 2016 onbruikbaar gemaakte vuurwapen. In dat geval wordt de lader beschouwd als definitief onbruikbaar in de zin van artikel 3, § 2, 3° /1 van de wapenwet.
Art.5. La procédure de l'article 4 ne doit pas être appliquée pour le chargeur qui est soudé à l'arme à feu neutralisée avant le 8 avril 2016. Dans ce cas, le chargeur est considéré comme étant définitivement inutilisable dans le sens de l'article 3, § 2, 3° /1 de la loi sur les armes.
Art.6. In hoofdstuk 6 van het koninklijk besluit van 29 december 2006 tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens wordt een artikel 18/1 ingevoegd, luidende:
"Art. 18/1. § 1. De gouverneur kan vanaf 1 maart 2018 erkenningen bedoeld in artikelen 5 en 6 van de Wapenwet uitreiken die al dan niet uitsluitend betrekking hebben op activiteiten met laders.
§ 2. De getuigschriften van erkenning die ten laatste op 28 februari 2018 werden uitgereikt, laten tevens toe om de in het getuigschrift van erkenning omschreven activiteiten uit te oefenen ten aanzien van laders voor die vuurwapens waarvoor de erkenning werd verleend.
§ 3. De erkende personen verzoeken de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats ten vroegste op 1 maart 2018 en ten laatste op 31 december 2018 om de erkenning uit te breiden naar laders die niet horen bij de vuurwapens waarvoor de erkenning werd verleend.
§ 4. De aanvraag van erkenningen waarvan de aanvraag ten vroegste op 1 maart 2018 en ten laatste op 31 december 2018 werd ingediend, is gratis voor zover de erkenning of de uitbreiding ervan uitsluitend betrekking heeft op laders".
"Art. 18/1. § 1. De gouverneur kan vanaf 1 maart 2018 erkenningen bedoeld in artikelen 5 en 6 van de Wapenwet uitreiken die al dan niet uitsluitend betrekking hebben op activiteiten met laders.
§ 2. De getuigschriften van erkenning die ten laatste op 28 februari 2018 werden uitgereikt, laten tevens toe om de in het getuigschrift van erkenning omschreven activiteiten uit te oefenen ten aanzien van laders voor die vuurwapens waarvoor de erkenning werd verleend.
§ 3. De erkende personen verzoeken de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats ten vroegste op 1 maart 2018 en ten laatste op 31 december 2018 om de erkenning uit te breiden naar laders die niet horen bij de vuurwapens waarvoor de erkenning werd verleend.
§ 4. De aanvraag van erkenningen waarvan de aanvraag ten vroegste op 1 maart 2018 en ten laatste op 31 december 2018 werd ingediend, is gratis voor zover de erkenning of de uitbreiding ervan uitsluitend betrekking heeft op laders".
Art.6. Dans le chapitre 6 de l'arrêté royal du 29 décembre 2006 exécutant certaines dispositions de la loi du 8 juin 2006 réglant des activités économiques et individuelles avec des armes, il est inséré un article 18/1 rédigé comme suit :
" Art. 18/1. § 1er. A partir du 1er mars 2018, le gouverneur peut émettre les agréments visés aux articles 5 et 6 de la Loi sur les armes qui portent exclusivement ou non sur des activités avec chargeurs.
§ 2. Les certificats d'agrément émis au plus tard le 28 février 2018 permettent également d'exercer les activités définies dans le certificat d'agrément pour les chargeurs des armes à feu pour lesquelles le certificat a été accordé.
§ 3. Les personnes agréées demandent au gouverneur compétent pour le lieu d'établissement, au plus tôt le 1er mars 2018 et au plus tard le 31 décembre 2018, d'étendre l'agrément aux chargeurs qui ne correspondent pas aux armes pour lesquelles un agrément a été délivré.
§ 4. La demande des agréments pour lesquels la demande a été introduite au plus tôt le 1er mars 2018, et au plus tard le 31 décembre 2018, est gratuite pour autant que l'agrément ou son extension concerne exclusivement les chargeurs. "
" Art. 18/1. § 1er. A partir du 1er mars 2018, le gouverneur peut émettre les agréments visés aux articles 5 et 6 de la Loi sur les armes qui portent exclusivement ou non sur des activités avec chargeurs.
§ 2. Les certificats d'agrément émis au plus tard le 28 février 2018 permettent également d'exercer les activités définies dans le certificat d'agrément pour les chargeurs des armes à feu pour lesquelles le certificat a été accordé.
§ 3. Les personnes agréées demandent au gouverneur compétent pour le lieu d'établissement, au plus tôt le 1er mars 2018 et au plus tard le 31 décembre 2018, d'étendre l'agrément aux chargeurs qui ne correspondent pas aux armes pour lesquelles un agrément a été délivré.
§ 4. La demande des agréments pour lesquels la demande a été introduite au plus tôt le 1er mars 2018, et au plus tard le 31 décembre 2018, est gratuite pour autant que l'agrément ou son extension concerne exclusivement les chargeurs. "
Art.7. In hetzelfde besluit worden als bijlagen 1, 2 en 3 ingevoegd de bijlagen 1, 2 en 3 die zijn gevoegd bij het voorliggende besluit.
Art.7. Dans le même arrêté, sont ajoutées comme annexes 1, 2 et 3, les annexes 1, 2 et 3 qui sont ajoutées au présent arrêté.
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 20 september 1991 tot uitvoering van de wapenwet
CHAPITRE 3. - Modifications de l'arrêté royal du 20 septembre 1991 exécutant la loi sur les armes
Art.8. In de bijlage model nr. 2 bij het koninklijk besluit van 20 september 1991 tot uitvoering van de wapenwet, gewijzigd door het koninklijk besluit van 16 oktober 2008, worden de woorden "Types van de bedoelde wapens en/of munitie" vervangen door de woorden "Types van de bedoelde wapens en/of munitie en/of laders".
Art.8. A l'annexe modèle n° 2 de l'arrêté royal du 20 septembre 1991 exécutant la loi sur les armes, modifié par l'arrêté royal du 16 octobre 2008, les mots "Types d'armes et/ou de munitions visés" sont remplacés par les mots "Types d'armes et/ou de munitions et/ou de chargeurs visés".
HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding
CHAPITRE 4. - Entrée en vigueur
Art.11. § 1. De artikelen 5, 6, 9, 1°, 12, 16, 1° en 18, 2°, van de wet van 7 januari 2018 tot wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens en van het Burgerlijk Wetboek treden in werking op 1 januari 2019. Desalniettemin kan de gouverneur reeds erkenningen afleveren voor activiteiten met laders in de in artikel 6 bedoelde gevallen.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. Artikel 27 van dezelfde wet alsook artikelen 4, 5 en 8 van dit besluit treden in werking op 1 maart 2018.
§ 4. Artikelen 1, 2 en 3 van dit besluit treden in werking twee weken na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
§ 5. Artikelen 6, 7, 11 en 12 van dit besluit treden in werking op de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. Artikel 27 van dezelfde wet alsook artikelen 4, 5 en 8 van dit besluit treden in werking op 1 maart 2018.
§ 4. Artikelen 1, 2 en 3 van dit besluit treden in werking twee weken na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
§ 5. Artikelen 6, 7, 11 en 12 van dit besluit treden in werking op de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.
Modifications
Art.11. § 1er. Les articles 5, 6, 9, 1°, 12, 16, 1° et 18, 2°, de la loi du 7 janvier 2018 modifiant la loi du 8 juin 2006 réglant des activités économiques et individuelles avec des armes et le Code civil entrent en vigueur le 1er janvier 2019. Le gouverneur peut néanmoins déjà délivrer des agréments pour des activités avec chargeurs dans les cas visés à l'article 6.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. L'article 27 de la même loi ainsi que les articles 4, 5 et 8 du présent arrêté entrent en vigueur le 1er mars 2018.
§ 4. Les articles 1er, 2 et 3 du présent arrêté entrent en vigueur deux semaines après sa publication au Moniteur belge.
§ 5. Les articles 6, 7, 11 et 12 du présent arrêté entrent en vigueur le jour de leur publication au Moniteur belge.
§ 2. [1 ...]1
§ 3. L'article 27 de la même loi ainsi que les articles 4, 5 et 8 du présent arrêté entrent en vigueur le 1er mars 2018.
§ 4. Les articles 1er, 2 et 3 du présent arrêté entrent en vigueur deux semaines après sa publication au Moniteur belge.
§ 5. Les articles 6, 7, 11 et 12 du présent arrêté entrent en vigueur le jour de leur publication au Moniteur belge.
Modifications
HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling
CHAPITRE 5. - Disposition finale
Art.12. De minister bevoegd voor Justitie en de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.12. Le ministre qui a la Justice dans ses attributions et le ministre qui a l'Intérieur dans ses attributions sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l'exécution du présent arrêté.
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1. Bijlage 1. Controleattest met het oog op neutralisering of vernietiging van een vuurwapen of lader
Art. N1. Annexe 1. - Attestation de contrôle en vue de la neutralisation ou de la destruction d'une arme à feu ou d'un chargeur
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 28-02-2018, p. 17775)
(Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 28-02-2018, p. 17779)
Art. N2. Bijlage 2. - MODEL NR. 6A - ANGIFTEBEWIJS voor vergunningsplichtige wapens, laders of munitie (art. 45/1, § 1, eerste lid Wapenwet)
Art. N2. Annexe 2. - MODELE N° 6A - RECEPISSE DE DECLARATION pour les armes, chargeurs ou munitions soumis à autorisation (art. 45/1, § 1er, alinéa 1er, de la loi sur les armes)
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 28-02-2018, p. 17776)
(Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 28-02-2018, p. 17780)
Art. N3. Bijlage 3. - MODEL NR. 10A - AANGIFTEBEWIJS voor vergunningsplichtige wapens, laders of munitie in geval van vrijwillige afstand (art. 45/1, § 1, eerste lid Wapenwet) of inbeslagname (art. 45/1 Wapenwet)
Art. N3. Annexe 3. - MODELE N° 10A - RECEPISSE DE DECLARATION pour armes, chargeurs ou munitions soumis à autorisation en cas d'abandon volontaire (art. 45/1, § 1er, alinéa 1er, de la loi sur les armes) ou de saisie (art. 45/1 de la loi sur les armes)
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 28-02-2018, p. 17777)
(Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 28-02-2018, p. 17781)
Art. N4. Bijlage 4. - MODEL NR. 9bis
Art. N4. Annexe 4. - MODELE N° 9bis
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 28-02-2018, p. 17778)
(Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 28-02-2018, p. 17782)