Nederlands (NL)
Français (FR)
Titre
5 DECEMBER 2017. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van afdeling 1 van hoofdstuk 2 van de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk
Titre
5 DECEMBRE 2017. - Arrêté royal portant exécution de la section 1re du chapitre 2, de la loi du 5 mars 2017 concernant le travail faisable et maniable
Informations sur le document
Numac: 2017206212
Datum: 2017-12-05
Info du document
Numac: 2017206212
Date: 2017-12-05
Tekst (8)
Texte (8)
Artikel 1. - Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder de wet, de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk.
Article 1er. - Pour l'application du présent arrêté, on entend par la loi, la loi du 5 mars 2017 concernant le travail faisable et maniable.
Art.2. - § 1. In uitvoering van artikel 9, eerste lid, c), van de wet wordt de individuele opleidingsrekening geconcretiseerd door middel van een formulier dat de volgende minimumvermeldingen bevat :
1° de identiteit van de werknemer, te weten : naam, voornaam, datum en plaats van geboorte, adres, rijksregisternummer;
2° het arbeidsregime waarin de werknemer wordt tewerkgesteld;
3° het of de bevoegde paritaire comité(s) of paritaire subcomité(s);
4° het opleidingskrediet, te weten het aantal opleidingsdagen waarover de werknemer gedurende het kalenderjaar beschikt;
5° het aantal gevolgde opleidingsdagen en het aantal overblijvende dagen of het aantal over te dragen dagen naar het volgende jaar;
6° het groeipad, zoals bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de wet.
§ 2. Het formulier wordt bewaard in het persoonlijk dossier van de werknemer, bijgehouden door de personeelsdienst van de werkgever, en maakt er integraal deel van uit.
Het kan bijgehouden worden, hetzij onder papieren vorm, hetzij onder elektronische vorm.
Wanneer de individuele opleidingsrekening, voor de eerste keer, wordt ingevoerd, stelt de werkgever alle betrokken werknemers daarvan in kennis.
De werkgever stelt elke nieuwe betrokken werknemer in kennis van het bestaan van een individuele opleidingsrekening binnen het bedrijf.
§ 3. Telkenmale de werknemer een opleiding volgt, wordt het aantal gevolgde opleidingsdagen zo snel mogelijk in de individuele opleidingsrekening vermeld.
§ 4. De werknemer heeft het recht om, op eenvoudige aanvraag, zijn opleidingsrekening op elk ogenblik te raadplegen en daarin wijzigingen aan te brengen, mits het akkoord van zijn werkgever.
Minstens één keer per jaar brengt de werkgever de betrokken werknemer op de hoogte van het saldo van het opleidingskrediet en herinnert hem aan zijn recht tot raadpleging van zijn individuele opleidingsrekening en zijn recht tot correctie van fouten.
1° de identiteit van de werknemer, te weten : naam, voornaam, datum en plaats van geboorte, adres, rijksregisternummer;
2° het arbeidsregime waarin de werknemer wordt tewerkgesteld;
3° het of de bevoegde paritaire comité(s) of paritaire subcomité(s);
4° het opleidingskrediet, te weten het aantal opleidingsdagen waarover de werknemer gedurende het kalenderjaar beschikt;
5° het aantal gevolgde opleidingsdagen en het aantal overblijvende dagen of het aantal over te dragen dagen naar het volgende jaar;
6° het groeipad, zoals bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de wet.
§ 2. Het formulier wordt bewaard in het persoonlijk dossier van de werknemer, bijgehouden door de personeelsdienst van de werkgever, en maakt er integraal deel van uit.
Het kan bijgehouden worden, hetzij onder papieren vorm, hetzij onder elektronische vorm.
Wanneer de individuele opleidingsrekening, voor de eerste keer, wordt ingevoerd, stelt de werkgever alle betrokken werknemers daarvan in kennis.
De werkgever stelt elke nieuwe betrokken werknemer in kennis van het bestaan van een individuele opleidingsrekening binnen het bedrijf.
§ 3. Telkenmale de werknemer een opleiding volgt, wordt het aantal gevolgde opleidingsdagen zo snel mogelijk in de individuele opleidingsrekening vermeld.
§ 4. De werknemer heeft het recht om, op eenvoudige aanvraag, zijn opleidingsrekening op elk ogenblik te raadplegen en daarin wijzigingen aan te brengen, mits het akkoord van zijn werkgever.
Minstens één keer per jaar brengt de werkgever de betrokken werknemer op de hoogte van het saldo van het opleidingskrediet en herinnert hem aan zijn recht tot raadpleging van zijn individuele opleidingsrekening en zijn recht tot correctie van fouten.
Art.2. - § 1. En exécution de l'article 9, alinéa premier, c), de la loi, le compte formation individuel est concrétisé au moyen d'un formulaire contenant au minimum les mentions suivantes :
1° l'identité complète du travailleur à savoir: nom, prénoms, date et lieu de naissance, domicile, numéro de registre national;
2° le régime de travail dans lequel le travailleur est occupé;
3° la ou les commission(s) paritaire(s) ou la ou les sous-commissions paritaires compétentes;
4° le crédit formation, à savoir le nombre de jours de formation dont le travailleur dispose durant l'année civile;
5° le nombre de jours de formation suivis et ceux restant à utiliser ou à reporter à l'année suivante;
6° la trajectoire de croissance, visée à l'article 14 alinéa 4, de la loi.
§ 2. Le formulaire est conservé dans le dossier personnel du travailleur géré par le service du personnel de l'employeur et en fait partie intégrante.
Il peut être tenu soit sous forme papier soit sous forme électronique.
Lorsque le compte formation individuel est, pour la première fois, mis en place, l'employeur en informe tous les travailleurs concernés.
L'employeur informe également chaque nouveau travailleur concerné de l'existence d'un compte formation individuel au sein de l'entreprise.
§ 3. Chaque fois que le travailleur suit une formation, le nombre de jours de formation suivis est mentionné, aussi rapidement que possible, dans le compte formation individuel.
§ 4. Le travailleur a le droit de consulter son compte formation individuel à tout moment sur simple demande et d'y apporter des modifications avec l'accord de son employeur.
Au moins une fois par an, l'employeur informe le travailleur concerné du solde du crédit formation et lui rappelle son droit à la consultation de son compte formation individuel et son droit à la correction des erreurs.
1° l'identité complète du travailleur à savoir: nom, prénoms, date et lieu de naissance, domicile, numéro de registre national;
2° le régime de travail dans lequel le travailleur est occupé;
3° la ou les commission(s) paritaire(s) ou la ou les sous-commissions paritaires compétentes;
4° le crédit formation, à savoir le nombre de jours de formation dont le travailleur dispose durant l'année civile;
5° le nombre de jours de formation suivis et ceux restant à utiliser ou à reporter à l'année suivante;
6° la trajectoire de croissance, visée à l'article 14 alinéa 4, de la loi.
§ 2. Le formulaire est conservé dans le dossier personnel du travailleur géré par le service du personnel de l'employeur et en fait partie intégrante.
Il peut être tenu soit sous forme papier soit sous forme électronique.
Lorsque le compte formation individuel est, pour la première fois, mis en place, l'employeur en informe tous les travailleurs concernés.
L'employeur informe également chaque nouveau travailleur concerné de l'existence d'un compte formation individuel au sein de l'entreprise.
§ 3. Chaque fois que le travailleur suit une formation, le nombre de jours de formation suivis est mentionné, aussi rapidement que possible, dans le compte formation individuel.
§ 4. Le travailleur a le droit de consulter son compte formation individuel à tout moment sur simple demande et d'y apporter des modifications avec l'accord de son employeur.
Au moins une fois par an, l'employeur informe le travailleur concerné du solde du crédit formation et lui rappelle son droit à la consultation de son compte formation individuel et son droit à la correction des erreurs.
Art.3. - § 1. In uitvoering van artikel 9, tweede lid, van de wet wordt het aandeel van de loonmassa dat in 2015 - 2016 besteed werd aan opleiding, bepaald door het bevoegd paritair comité of paritair subcomité in een door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
§ 2. De in § 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst bepaalt tevens minimaal de volgende elementen:
1° het gemiddeld aantal dagen besteed aan opleiding per voltijds equivalent, vastgesteld door het paritair comité of paritair subcomité, op basis van instrumenten die ze als relevant beschouwd. Dit aantal zal gebruikt worden als basis voor het groeipad;
2° de opleidingen die in aanmerking worden genomen om opleidingsinspanningen te bepalen waarbij minstens de formele en informele opleidingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, a) en b), van de wet alsook de opleidingen op de werkplek in de mate dat deze nog niet in de informele opleidingen zijn opgenomen.
§ 3. Het gemiddeld aantal opleidingsdagen mag niet lager zijn dan het aantal, voorzien in de periode 2015 - 2016.
§ 2. De in § 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst bepaalt tevens minimaal de volgende elementen:
1° het gemiddeld aantal dagen besteed aan opleiding per voltijds equivalent, vastgesteld door het paritair comité of paritair subcomité, op basis van instrumenten die ze als relevant beschouwd. Dit aantal zal gebruikt worden als basis voor het groeipad;
2° de opleidingen die in aanmerking worden genomen om opleidingsinspanningen te bepalen waarbij minstens de formele en informele opleidingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, a) en b), van de wet alsook de opleidingen op de werkplek in de mate dat deze nog niet in de informele opleidingen zijn opgenomen.
§ 3. Het gemiddeld aantal opleidingsdagen mag niet lager zijn dan het aantal, voorzien in de periode 2015 - 2016.
Art.3. - § 1. En exécution de l'article 9, alinéa 2 de la loi, la quotité de la masse salariale qui a été consacrée à la formation en 2015 - 2016 est déterminée par la commission paritaire ou la sous - commission paritaire compétente dans une convention collective de travail rendue obligatoire par le Roi conformément à la loi du 5 décembre 1968 relative aux conventions collectives de travail et aux commissions paritaires.
§ 2. La convention collective de travail, visée au § 1er, détermine au minimum les éléments suivants :
1° le nombre de jours consacrés en moyenne à la formation par équivalent temps plein est déterminé par la commission paritaire ou la sous - commission paritaire sur base des instruments qu'elle juge pertinents. Ce nombre servira pour la détermination de la trajectoire de croissance;
2° les formations qui sont prises en compte pour déterminer l'effort de formation, dont au moins les formations formelles et informelles visées à l'article 9, alinéa 1er, a) et b), de la loi ainsi que les formations sur le lieu de travail dans la mesure où elles n'ont pas été reprises dans les formations informelles.
§ 3. Le nombre de jours de formation, ne peut être inférieur au nombre prévu durant la période 2015 - 2016.
§ 2. La convention collective de travail, visée au § 1er, détermine au minimum les éléments suivants :
1° le nombre de jours consacrés en moyenne à la formation par équivalent temps plein est déterminé par la commission paritaire ou la sous - commission paritaire sur base des instruments qu'elle juge pertinents. Ce nombre servira pour la détermination de la trajectoire de croissance;
2° les formations qui sont prises en compte pour déterminer l'effort de formation, dont au moins les formations formelles et informelles visées à l'article 9, alinéa 1er, a) et b), de la loi ainsi que les formations sur le lieu de travail dans la mesure où elles n'ont pas été reprises dans les formations informelles.
§ 3. Le nombre de jours de formation, ne peut être inférieur au nombre prévu durant la période 2015 - 2016.
Art.4. - § 1. In uitvoering van artikel 10, tweede en derde lid, van de wet genieten de werkgevers die minimum tien en minder dan twintig werknemers tewerkstellen, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, van het hierna beschreven afwijkend regime.
§ 2. De werkgever bepaalt, vóór 31 december van het eerste jaar van de tweejaarlijkse periode startend op 1 januari 2017, en vóór 30 september van het eerste jaar van elke daaropvolgende tweejaarlijkse periode, op basis van de loonmassa van zijn onderneming, het gemiddeld aantal dagen waarover de werknemers beschikken, zonder dat het resultaat van de omzetting lager mag zijn dan het aantal opleidingsdagen, voorzien op het niveau van zijn onderneming in de periode 2015- 2016, met, gemiddeld, minimum één dag, per jaar, per voltijds equivalent.
Het aantal door de werkgever vastgestelde dagen zal van toepassing zijn voor de periode 2017 - 2018, alsook voor alle daaropvolgende periodes van twee jaar zonder afbreuk te doen aan het recht van de werkgever om een nieuw aantal opleidingsdagen te kunnen bepalen.
In geen geval mag het nieuwe aantal opleidingsdagen waarvan sprake in het voorgaande lid lager zijn dan het aantal toegekend voor de voorgaande tweejaarlijkse periode startend op 1 januari 2017.
§ 3. De werkgever bepaalt eveneens het groeipad, met het oog op het bereiken, op interprofessioneel niveau, van de doelstelling van een gemiddelde van 5 dagen opleiding per voltijds equivalent per jaar.
§ 4. Bij gebrek aan vaststelling van het aantal opleidingsdagen door de werkgever, voor de in § 2 voorziene datum, beschikken de werknemers gemiddeld over minimum één dag opleiding per jaar per voltijds equivalent.
§ 5. De opvolging en de mededeling aan de werknemer betreffende de individuele opleidingsrekening gebeuren overeenkomstig artikel 2, §§ 2, 3 en 4.
§ 2. De werkgever bepaalt, vóór 31 december van het eerste jaar van de tweejaarlijkse periode startend op 1 januari 2017, en vóór 30 september van het eerste jaar van elke daaropvolgende tweejaarlijkse periode, op basis van de loonmassa van zijn onderneming, het gemiddeld aantal dagen waarover de werknemers beschikken, zonder dat het resultaat van de omzetting lager mag zijn dan het aantal opleidingsdagen, voorzien op het niveau van zijn onderneming in de periode 2015- 2016, met, gemiddeld, minimum één dag, per jaar, per voltijds equivalent.
Het aantal door de werkgever vastgestelde dagen zal van toepassing zijn voor de periode 2017 - 2018, alsook voor alle daaropvolgende periodes van twee jaar zonder afbreuk te doen aan het recht van de werkgever om een nieuw aantal opleidingsdagen te kunnen bepalen.
In geen geval mag het nieuwe aantal opleidingsdagen waarvan sprake in het voorgaande lid lager zijn dan het aantal toegekend voor de voorgaande tweejaarlijkse periode startend op 1 januari 2017.
§ 3. De werkgever bepaalt eveneens het groeipad, met het oog op het bereiken, op interprofessioneel niveau, van de doelstelling van een gemiddelde van 5 dagen opleiding per voltijds equivalent per jaar.
§ 4. Bij gebrek aan vaststelling van het aantal opleidingsdagen door de werkgever, voor de in § 2 voorziene datum, beschikken de werknemers gemiddeld over minimum één dag opleiding per jaar per voltijds equivalent.
§ 5. De opvolging en de mededeling aan de werknemer betreffende de individuele opleidingsrekening gebeuren overeenkomstig artikel 2, §§ 2, 3 en 4.
Art.4. - § 1. En exécution de l'article 10 alinéa 2 et 3 de la loi, les employeurs occupant au minimum dix et moins de vingt travailleurs, exprimés en équivalent temps plein, bénéficient du régime dérogatoire ci-dessous.
§ 2. L'employeur détermine, avant le 31 décembre de la première année de la période de deux ans commençant le 1er janvier 2017 et avant le 30 septembre de la première année de chaque période consécutive de deux ans, sur base de la masse salariale de son entreprise, le nombre de jours en moyenne auxquels les travailleurs ont droit sans que le résultat de la conversion ne puisse être inférieur au nombre de jours de formation prévus au niveau de son entreprise durant la période 2015 -2016 avec, en moyenne, un 1 jour minimum, par an, par équivalent temps plein.
Le nombre de jours fixés par l'employeur sera d'application pour la période 2017 - 2018 ainsi que pour toutes les périodes consécutives de deux ans sans préjudice du droit de l'employeur de pouvoir déterminer un nouveau nombre de jours de formation.
En aucun cas, le nouveau nombre de jours de formation dont question à l'alinéa précédent ne pourra être inférieur à celui octroyé pour la période de deux ans précédente commençant le 1er janvier 2017.
§ 3. L'employeur détermine également la trajectoire de croissance en vue d'atteindre au niveau interprofessionnel, l'objectif de cinq jours de formation en moyenne par an par équivalent temps plein.
§ 4. A défaut de détermination du nombre de jours de formation par l'employeur pour la date prévue au § 2, les travailleurs ont droit en moyenne à un jour minimum de formation par an par équivalent temps plein.
§ 5. Le suivi et l'information du travailleur relatifs au compte formation individuel se font conformément à l'article 2, §§ 2, 3 et 4.
§ 2. L'employeur détermine, avant le 31 décembre de la première année de la période de deux ans commençant le 1er janvier 2017 et avant le 30 septembre de la première année de chaque période consécutive de deux ans, sur base de la masse salariale de son entreprise, le nombre de jours en moyenne auxquels les travailleurs ont droit sans que le résultat de la conversion ne puisse être inférieur au nombre de jours de formation prévus au niveau de son entreprise durant la période 2015 -2016 avec, en moyenne, un 1 jour minimum, par an, par équivalent temps plein.
Le nombre de jours fixés par l'employeur sera d'application pour la période 2017 - 2018 ainsi que pour toutes les périodes consécutives de deux ans sans préjudice du droit de l'employeur de pouvoir déterminer un nouveau nombre de jours de formation.
En aucun cas, le nouveau nombre de jours de formation dont question à l'alinéa précédent ne pourra être inférieur à celui octroyé pour la période de deux ans précédente commençant le 1er janvier 2017.
§ 3. L'employeur détermine également la trajectoire de croissance en vue d'atteindre au niveau interprofessionnel, l'objectif de cinq jours de formation en moyenne par an par équivalent temps plein.
§ 4. A défaut de détermination du nombre de jours de formation par l'employeur pour la date prévue au § 2, les travailleurs ont droit en moyenne à un jour minimum de formation par an par équivalent temps plein.
§ 5. Le suivi et l'information du travailleur relatifs au compte formation individuel se font conformément à l'article 2, §§ 2, 3 et 4.
Art.5. - In uitvoering van artikel 14, tweede lid, van de wet wordt de werknemer over zijn opleidingskrediet in kennis gesteld overeenkomstig artikel 2, § 4.
Art.5. - En exécution de l'article 14 alinéa 2 de la loi, le travailleur est informé de son crédit formation conformément à l'article 2 § 4.
Art.6. - § 1. In uitvoering van de artikelen 14, zevende lid, en 15, tweede lid, van de wet wordt het aantal opleidingsdagen voor de werknemer die niet voltijds werkt en/of wiens arbeidsovereenkomst niet het volledige kalenderjaar dekt, rekening houdende met de arbeidsovereenkomst van de werknemer, bepaald op basis van de volgende formule : A x B x C waarbij :
"A" staat voor het aantal opleidingsdagen toegekend op het niveau van de onderneming voor een voltijds tewerkgestelde werknemer;
"B" staat voor het arbeidsregime van de werknemer, in vergelijking met een voltijds regime;
"C" staat voor het aantal maanden gedeeld door twaalf gedurende dewelke de werknemer werd tewerkgesteld in de schoot van de onderneming.
§ 2. Elke begonnen maand wordt beschouwd als een volledig gepresteerde maand.
"A" staat voor het aantal opleidingsdagen toegekend op het niveau van de onderneming voor een voltijds tewerkgestelde werknemer;
"B" staat voor het arbeidsregime van de werknemer, in vergelijking met een voltijds regime;
"C" staat voor het aantal maanden gedeeld door twaalf gedurende dewelke de werknemer werd tewerkgesteld in de schoot van de onderneming.
§ 2. Elke begonnen maand wordt beschouwd als een volledig gepresteerde maand.
Art.6. - § 1er. En exécution des articles 14, alinéa 7 et 15, alinéa 2 de la loi, le nombre de jours de formation pour le travailleur qui n'est pas occupé à temps plein et/ou qui n'est pas couvert par un contrat de travail toute l'année calendrier, compte tenu de son contrat de travail est déterminé sur base de la formule suivante : A x B x C où :
" A " correspond au nombre de jours de formation octroyés au sein de l'entreprise pour un travailleur occupé à temps plein;
" B " correspond au régime de travail du travailleur par rapport à un régime temps plein;
" C " correspond au nombre de mois divisé par douze pendant lesquels le travailleur a été occupé au sein de l'entreprise.
§ 2. Tout mois entamé est considéré comme un mois presté complètement.
" A " correspond au nombre de jours de formation octroyés au sein de l'entreprise pour un travailleur occupé à temps plein;
" B " correspond au régime de travail du travailleur par rapport à un régime temps plein;
" C " correspond au nombre de mois divisé par douze pendant lesquels le travailleur a été occupé au sein de l'entreprise.
§ 2. Tout mois entamé est considéré comme un mois presté complètement.
Art.7. - Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 februari 2017.
Art.7. - Le présent arrêté produit ses effets le 1er févier 2017.
Art. 8. - De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 8. - Le ministre qui a l'Emploi dans ses attributions est chargé de l'exécution du présent arrêté.